De werking van het magneetveld Door M. Kruglanski De invloed van het magneetveld van de Aarde op een kompasnaald, op reisduiven en op geladen deeltjes afkomstig van de Zon gebeurt door de magnetische kracht of de Lorentz-kracht. Deze kracht laat zich alleen voelen op bewegende, elektrische ladingen, dus elektrisch geladen deeltjes en voorwerpen. In 't algemeen, zijn voorwerpen elektrisch neutraal en zijn ze dus niet gevoelig voor de magnetische kracht. Nochtans weten we dat een magneet een voorwerp zoals een ijzeren nagel aantrekt . In zo'n geval echter, ageert de magnetische kracht op de nagel op atoomniveau. Elk atoom bestaat uit een kern (positief geladen) en een elektronenwolk (negatief geladen). Het is de eigen beweging van deze twee ladingen (positief en negatief) die aan de basis ligt van de gevoeligheid van de nagel voor de magnetische kracht. Over 't algemeen heffen de magnetische krachten uitgeoefend op de verschillende atomen van een voorwerp elkaar op en het voorwerp schijnt ongevoelig te zijn voor een magneetveld. Nochtans, voor bepaalde materialen, zoals ijzer, heffen deze krachten elkaar onderling niet op en ijzeren voorwerpen zoals nagels bijvoorbeeld, ondergaan de werking van het magneetveld wel. Het kan ook gebeuren, dat (een gedeelte van) de elektronen van een atoom niet meer verbonden zijn met dit atoom. Van dan af, worden deze "vrije" elektronen gevoelig voor de invloed van een magneetveld evenals de rest van het atoom dat dan "geïoniseerd" is als gevolg van het verlies van (een gedeelte van) zijn elektronen. Dit is het geval bijvoorbeeld, voor een koperdraad waarin 3% van de elektronen, vrije elektronen zijn (geleidingselektronen). Wanneer de draad beweegt ten opzichte van een magneet, zal de magnetische kracht de vrije elektronen proberen te verplaatsen en dus een elektrische stroom creëren in die draad; dit is het principe van een dynamo. Een vergelijkbare situatie doet zich voor in de bovenste lagen van de atmosfeer (de ionosfeer) waar, onder invloed van de UV- en de X-stralen van de Zon, het grootste gedeelte van de atomen en moleculen gedeeltelijk geïoniseerd zijn en waar het magneetveld van de Aarde elektrische stromen doet ontstaan. Deze elektrische stromen genereren op hun beurt een magnetisch veld (zoals de elektrische stroom in de spoel van een luidspreker) dat het magneetveld van de Aarde verstoort. Om heel precies te zijn, moet men zeggen dat de magnetische kracht die op een geladen deeltje uitgeoefend wordt, evenredig is met de lading en met de snelheid van dit deeltje, en uitgeoefend wordt in de richting loodrecht op de richting van het veld en van de snelheid. De inwerking van deze magnetische kracht wordt geïllustreerd in de bijgevoegde figuur voor het eenvoudig geval dat het magneetveld statisch is, eenvormig en loodrecht op het scherm. De streepjeslijn stelt het traject voor van een elektron in afwezigheid van het veld. In de aanwezigheid van een magneetveld, krult de baan op en volgt het elektron de cirkel in volle lijn. De straal van de cirkel hangt af van de aanvankelijke snelheid van het elektron en van de veldsterkte. De curve in stippellijn stelt het traject voor van een proton dat dezelfde beginsnelheid zou hebben. Zoals het elektron, volgt ook het proton een cirkel maar met een grotere straal en in tegengestelde richting, als gevolg van : •de lading van het proton die tegengesteld is aan de lading van een elektron ; •de massa van het proton die 2000 keer groter is dan de massa van een elektron. Dit effect van een magneetveld op geladen deeltjes wordt onder andere gebruikt in het laboratorium om protonen en ionen te isoleren in een cyclotron waarin ze versneld worden. Enkele grootteorden : De massa van een proton is 1,7 x 10-21 mg (t.t.z. nul, komma, 21 nullen en dan een 1 en een 7 milligram !). In een cyclotron met een extractiestraal van één meter en een magneetveld van 1,5 T, kan men een proton versnellen tot een energie van 110 MeV, wat overeenkomt met een snelheid van 145.000 km/s. In het magneetveld te Brussel waarvan de benaderde waarde 48.000 nT is, heeft een proton dat zich verplaatst aan een snelheid van 100 km/s (t.t.z. met een energie van 52 eV), een draaistraal van 22 m. In een magneetveld met een veldsterkte die tweemaal kleiner is, zoals op een hoogte van 800 km, heeft datzelfde proton een draaistraal van 43 m. Een elektron met dezelfde snelheid zou een energie hebben van 0,03 eV en een draaistraal van 2,5 cm. Op een hoogte van 800 km, bestaan er protonen die evenveel energie bezitten als de protonen voortgebracht in een cyclotron; een proton van 110 MeV zou er een draaistraal hebben van 60 km !