3. geraamde financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

advertisement
EUROPESE
COMMISSIE
Brussel, 24.8.2016
COM(2016) 551 final
2016/0264 (COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor Europese statistieken betreffende
personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden
verzameld door middel van steekproeven
(Voor de EER relevante tekst)
{SWD(2016) 282 final}
{SWD(2016) 283 final}
NL
NL
TOELICHTING
1.
ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•
Motivering en doel van het voorstel
Het toenemend belang van de sociale dimensie van de EU
De doelstelling van een uitermate concurrerende sociale markteconomie die voor groei, betere
banen, sociale vooruitgang en sociale rechtvaardigheid voor alle burgers zorgt, staat centraal
in de beleidsagenda van de Europese Unie. In juni 2015 werd in het verslag van de vijf
voorzitters over de voltooiing van Europa's Economische en Monetaire Unie 1 onderstreept
hoe belangrijk het is om te bouwen aan een sterk, sociaal Europa. Voorzitter Juncker sprak
deze ambitie uit in zijn Staat van de Unie-toespraak in september 2015 door te benadrukken
dat er behoefte is aan "een nieuw convergentieproces, zowel tussen lidstaten als binnen
samenlevingen, waarbij productiviteit, werkgelegenheid en sociale rechtvaardigheid de
kernbegrippen zijn."
Deze doelstelling wordt daadkrachtig nagestreefd door het vernieuwde Europees semester, de
jaarlijkse cyclus voor de onderlinge afstemming van economisch beleid op EU-niveau, in
overeenstemming met de mededeling van oktober 2015 over de stappen voorwaarts om de
EMU te voltooien. Een goed evenwicht tussen economische en sociale doelstellingen in het
Europees semester is met name belangrijk voor de duurzaamheid en de legitimiteit van de
economische en monetaire unie. Daarom zijn de sociale en werkgelegenheidsdoelstellingen
een prominentere rol gaan spelen in het Europees semester en worden in zowel de
landenverslagen als de landspecifieke aanbevelingen uitdagingen op sociaal en
werkgelegenheidsgebied beoordeeld en beleidshervormingen bevorderd op basis van de beste
werkwijzen.
De Commissie heeft ook voorgesteld om een Europese pijler van sociale rechten 2 te
ontwikkelen om de opwaartse convergentie van werkgelegenheids- en sociale
omstandigheden te bevorderen, evenals meer weerbaarheid tegen economische schokken. De
pijler moet het Europees sociaal acquis aanvullen en erop voortbouwen om richting te geven
aan beleidslijnen op een aantal gebieden die essentieel zijn voor goed werkende en billijke
arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels. De pijler zou het referentiekader moeten worden
om de prestaties op het vlak van werkgelegenheid en de sociale prestaties van de
deelnemende lidstaten te monitoren, hervormingen op nationaal niveau te stimuleren en, meer
in het bijzonder, als kompas te dienen voor het hernieuwde proces van convergentie in de
eurozone. Dit moet ertoe bijdragen dat de economische ontwikkeling leidt tot grotere sociale
vooruitgang en samenhang, in lijn met de Europa 2020-strategie en de doelstelling ervan
betreffende inclusieve groei.
Deze sterke inzet op de sociale doelstellingen van de EU moet worden onderbouwd door een
solide empirische basis. Aangezien de uitgaven voor het sociaal beleid in de ruime zin (met
inbegrip van gezondheidszorg, onderwijs en sociale bescherming) in de meeste lidstaten
bovendien meer dan een kwart van het bbp en meer dan de helft van de overheidsuitgaven
vertegenwoordigen, moet worden gezorgd voor een sterke nadruk op de beleidsresultaten,
1
2
NL
https://ec.europa.eu/priorities/sites/beta-political/files/5-presidents-report_nl.pdf
COM/2016/0127 van 8 maart 2016.
2
NL
kosteneffectiviteit en het streven naar betere resultaten door middel van internationale
vergelijkingen, benchmarking en wederzijds leren.
De EU heeft betrouwbare en actuele sociale statistieken nodig om de sociale omstandigheden
en de effecten van economische ontwikkelingen en beleid op de sociale omstandigheden in de
lidstaten en hun regio's en op de situatie van verschillende bevolkingsgroepen nauwgezet te
kunnen volgen. Daarom moeten onderwerpen als armoede en sociale uitsluiting,
ongelijkheden, vaardigheden, toegang tot werkgelegenheid voor iedereen en
socialezekerheidsuitgaven beter worden beschreven met degelijke en actuele statistieken.
Europese sociale en werkgelegenheidsstatistieken
Het Europees statistisch systeem (ESS)3 stelt de statistische gegevens op die worden gebruikt
voor de beoordeling van de prestaties van lidstaten in de context van het Europees semester,
om de belangrijkste streefwaarden van Europa 2020 te volgen, verschillende evaluatiekaders
van de Commissie inzake werkgelegenheid en sociale ontwikkeling in te voeren en de basis te
leggen voor een toekomstige statistische visie voor Europa na Europa 2020. Door de jaren
heen heeft het ESS geavanceerde hulpmiddelen ontwikkeld om betere en vergelijkbare
statistieken te verschaffen voor het ontwikkelen van beter beleid op Europees niveau en in de
lidstaten.
Het ESS krijgt te maken met een steeds verder toenemende behoefte aan statistische
informatie voor analyse, onderzoek en beleidsontwikkeling. Daarnaast moeten de statistische
gegevens blijven voldoen aan de hoge kwaliteitsnormen voor officiële statistieken, waaronder
die omtrent tijdigheid.
Sociale statistieken die worden gebruikt op EU-niveau, komen uit verschillende bronnen:
volkstellingen, geaggregeerde administratieve gegevens, gegevens van bedrijven en gegevens
over personen en huishoudens die op individueel niveau worden verzameld door middel van
steekproeven. Dit voorstel heeft betrekking op deze laatste bron van sociale statistische
gegevens.
Het huidige systeem voor het produceren van Europese statistieken over personen en
huishoudens op basis van de gegevens die op individueel niveau worden verzameld door
middel van steekproeven (hierna "Europese sociale statistieken die worden verzameld door
middel van steekproeven" genoemd) bestaat uit een aantal afzonderlijke, domeinspecifieke
verordeningen, die precies aangeven welke onderwerpen moeten worden behandeld en wat de
technische vereisten zijn voor het verzamelen van de gegevens (zoals de omvang van de
steekproef, kwaliteitscriteria en vereisten met betrekking tot overdracht). Er zijn momenteel
vijf rechtsgrondslagen voor het uitvoeren van Europese sociale enquêtes, die betrekking
hebben op, respectievelijk, de steekproefenquête naar de arbeidskrachten (LFS)4,
communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC)5, de enquête
3
4
5
NL
Het ESS is het partnerschap tussen de Europese statistische instantie, ofwel Europese Commissie
(Eurostat), en de nationale bureaus voor de statistiek en andere nationale instanties die in de lidstaten
verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken.
Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad van 9 maart 1998 betreffende de organisatie van een
steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap (PB L 77 van 14.3.1998, blz. 3).
Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 inzake de
communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) (PB L 165 van 3.7.2003,
blz. 1).
3
NL
volwasseneneducatie (AES)6, het Europees gezondheidsonderzoek door middel van
interviews (EHIS)7 en de enquête over het gebruik van informatie- en
communicatietechnologieën (ICT) in huishoudens (ICT-HH)8. Twee Europese enquêtes
worden alleen uitgevoerd op grond van een informele overeenkomst: het budgetonderzoek
(HBS) en de geharmoniseerde Europese tijdbestedingsenquête (HETUS).
Dit initiatief maakt onderdeel uit van het programma voor gezonde en resultaatgerichte
regelgeving (Refit) en heeft als doel de Europese sociale statistieken die worden verzameld
door middel van steekproeven te stroomlijnen, het proces van gegevensverzameling
efficiënter te maken en de statistische output relevanter. De voorgestelde verordening moet
garanderen dat gegevens op de lange termijn vergelijkbaar en samenhangend zijn. Het
systeem van Europese sociale enquêtes moet robuust en efficiënt genoeg zijn en garanderen
dat de statistieken van hoge kwaliteit blijven — iets dat nogal een uitdaging kan zijn gezien
de constante veranderingen op het gebied van de statistiek: snelle innovatie in
methodologieën en het gebruik van IT, de beschikbaarheid van nieuwe gegevensbronnen,
veranderende behoeften en verwachtingen van gegevensgebruikers en de constante druk op
beschikbare middelen.
•
Samenhang met bestaand beleid op het betrokken gebied
Het is steeds noodzakelijker dat statistieken betrouwbaar, actueel en van hoge kwaliteit zijn,
zodat beleidsmakers, bedrijven en het algemene publiek de juiste beslissingen kunnen nemen
op basis van feiten. Het is voor het ESS echter een uitdaging om statistieken met dit
kwaliteitsniveau te verschaffen: de steeds groter wordende vraag naar gegevens en de roep
van respondenten van statistische enquêtes om een vermindering van de last, oefenen samen
druk uit op de productie van statistieken. Recentelijke statistische initiatieven waren er
daarom op gericht de coördinatie en samenwerking met het ESS te vereenvoudigen en
verbeteren, om de productie van Europese statistieken efficiënter te maken en de
respondenten minder te belasten. Een voorbeeld is Verordening (EG) nr. 223/2009
betreffende de Europese statistiek9, die in 2015 werd gewijzigd om het bestuur van het ESS te
verduidelijken en de coördinatie en samenwerking op zowel EU- als nationaal niveau te
intensiveren. Andere initiatieven, zoals de kaderverordening voor de integratie van zakelijke
statistieken (FRIBS), zijn opgenomen in het Refit-initiatief van de Commissie en zijn erop
gericht de productie van Europese statistiek op specifieke gebieden te vereenvoudigen en
stroomlijnen.
6
7
8
9
NL
Verordening (EG) nr. 452/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 betreffende
de productie en ontwikkeling van statistieken over onderwijs en een leven lang leren (PB L 145 van
4.6.2008, blz. 227).
Verordening (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008
betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het
werk (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 70).
Verordening (EG) nr. 808/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende
communautaire statistieken over de informatiemaatschappij (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 49).
Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende
de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de
toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de
Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de
communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité
statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
4
NL
Het Europees statistisch programma 2013-201710 identificeert statistieken over "het Europa
van de burgers" (ofwel sociale statistieken) als een van de drie pijlers van het statistische
informatiesysteem: economie, sociaal en milieu. Elke pijler dekt een reeks primaire
statistieken die de nodige input zullen leveren voor beleidsindicatoren en boekhoudsystemen.
Om de doelstellingen van het Europese statistische programma op de meest efficiënte en
consequente manier te behalen, wordt in deze verordening een overkoepelend juridisch kader
vastgesteld voor de productie van Europese sociale statistieken die worden verzameld door
middel van steekproeven.
De ESS-visie 202011 richt zich op het moderniseren van de productie van Europese
statistieken en het hierbij verder verbeteren van het evenwicht tussen de voordelen en het
belang van Europese statistieken van hoge kwaliteit en de kosten en lasten die gepaard gaan
met de productie ervan. Op deze manier zal het ESS eraan bijdragen dat er snel kan worden
ingesprongen op de behoefte aan informatie van Europese instellingen voor hun
beleidsontwikkeling en de statistische behoefte van de maatschappij in bredere zin, en wordt
er daarnaast ook aandacht besteed aan de noodzaak om de administratieve lasten voor
huishoudens en bedrijven te verminderen.
•
Samenhang met ander beleid van de EU
Voor het ontwikkelen en evalueren van beleid met het oog op de politieke prioriteiten van de
Unie, met name het beleid dat verband houdt met werkgelegenheid, groei en investeringen, de
digitale eengemaakte markt, een diepere en eerlijkere Europese monetaire unie (EMU),
migratie, interne markt, energie-unie en klimaat, zijn goede analytische en controlemiddelen
nodig. Daarnaast houden de politieke prioriteiten verband met een aantal verschillende
domeinen binnen de sociale en economische statistiek, waardoor het nodig is om te zorgen
voor meer samenhang tussen gegevensbronnen en om een intensiever gebruik van nieuwe,
innovatieve bronnen en benaderingen te faciliteren. De Europa 2020-strategie maakt gebruikt
van indicatoren om centrale doelstellingen op de voet te volgen, bijvoorbeeld de bevordering
van werkgelegenheid, verbetering van het onderwijsniveau en bevordering van sociale
inclusie door middel van armoedebestrijding. Om deze indicatoren te berekenen, is actuele
statistische informatie nodig. Deze statistische informatie moet zo efficiënt mogelijk worden
geproduceerd, met behulp van moderne statistische methoden voor de verzameling en
productie van gegevens. Het huidige gebrek aan integratie tussen domeinen maakt het nog
moeilijker om gegevens te analyseren als deze uit verschillende bestaande
gegevensverzamelingen komen. Ook voor de statistische vereisten die gekoppeld zijn aan de
Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, waarin wordt ingegaan op zowel de bestrijding
van armoede als de economische, sociale en milieudimensies van duurzame ontwikkeling,
zouden de integralere en actuelere indicatoren die voortvloeien uit dit voorstel gunstig zijn.
De beleidsprioriteiten kunnen veranderen en naar verwachting zal er in de toekomst steeds
meer behoefte komen aan kwalitatief hoogwaardige Europese sociale statistieken,
bijvoorbeeld wanneer de werkzaamheden aan de doelstellingen van de geplande Europese
pijler van sociale rechten van start gaan. Daarnaast zijn er kwalitatief hoogwaardige
statistieken nodig om beleidsmakers in staat te stellen verder te kijken dan de huidige context
en om nieuwe beleidskaders en streefwaarden te identificeren en ontwikkelen. Het belang van
Europese statistieken is niet beperkt tot het tijdsbestek van de huidige strategieën. Dit wordt
10
11
NL
Verordening (EU) nr. 99/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende
het Europees statistisch programma 2013-2017 (PB L 39 van 9.2.2013, blz. 12).
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de productiemethode voor
EU-statistieken: een visie voor de komende tien jaar, COM(2009) 404 van 10.8.2009.
5
NL
duidelijk uit een voorbeeld uit het recente verleden: het was alleen mogelijk om streefwaarden
op basis van indicatoren voor de Europa 2020-strategie in te stellen, omdat de basis van
Europese statistieken rijk genoeg was om deze streefwaarden te meten en te volgen. In dit
geval werd het, toen de bestaande gegevens voor een nieuw doeleinde werden gebruikt,
duidelijk hoe belangrijk het is om basisstatistieken te ontwikkelen en bij te houden die
flexibel genoeg zijn om snel te kunnen worden aangepast aan de vereisten van nieuw beleid.
Voor het verbeteren van sociale statistieken in overeenstemming met de prioriteiten van de
Unie en de sterkere sociale dimensie van de EU, is tijdens alle fases een sterke inzet van de
lidstaten nodig en nauwe onderlinge afstemming tussen beleidsmakers en statistici. Het is
cruciaal dat lidstaten voldoende blijven investeren in sociale statistieken en de nodige
politieke steun leveren, met name voor de toegang tot administratieve gegevens.
2.
RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•
Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor de Europese statistiek is artikel 338 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie (VWEU). Het Europees Parlement en de Raad moeten volgens
de gewone wetgevingsprocedure maatregelen aannemen voor de productie van statistieken
wanneer dit voor de vervulling van de taken van de Unie nodig is. In artikel 338 wordt
bepaald aan welke eisen de productie van Europese statistieken moet voldoen, namelijk
onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid,
kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding.
•
Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheden)
Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt
die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.
Het ESS biedt een infrastructuur voor statistische informatie. Het systeem is ontworpen om te
voldoen aan de behoeften van verschillende gebruikers, ter ondersteuning van de
besluitvorming in democratische samenlevingen.
Het voorstel voor deze verordening is opgesteld met de bescherming van de belangrijkste
activiteiten van ESS-partners voor ogen en is tegelijkertijd gericht op het verbeteren van de
efficiëntie en om te garanderen dat onnodige wijzigingen in de werkzaamheden zo veel
mogelijk worden vermeden.
De verzameling van statistieken waar het voorstel over gaat, vindt momenteel plaats
overeenkomstig de verschillende regels op EU-niveau. Met het voorstel wordt beoogd de
verzameling van statistieken te stroomlijnen en moderniseren in één kader. Het is alleen
mogelijk om EU-brede, vergelijkbare statistieken voor beleidsdoeleinden te verschaffen door
op EU-niveau te handelen.
Een van de hoofdcriteria is dat de statistische gegevens samenhangend en vergelijkbaar
moeten zijn. De lidstaten kunnen de nodige samenhang en vergelijkbaarheid niet in voldoende
mate garanderen zonder een duidelijk Europees kader, d.w.z. EU-wetgeving waarin
gemeenschappelijke statistische begrippen, rapportageformaten en kwaliteitsvoorschriften
worden vastgelegd.
De doelstelling van de voorgestelde actie, namelijk het stroomlijnen van de Europese sociale
statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven, kan niet volledig worden
bereikt wanneer de lidstaten afzonderlijk handelen. Op EU-niveau kan effectiever actie
worden ondernomen, op basis van een rechtshandeling van de Unie die garandeert dat de
NL
6
NL
statistische informatie op EU-niveau op de gebieden die worden genoemd in het voorgestelde
instrument samenhangend en vergelijkbaar zijn. In de tussentijd kan de gegevensverzameling
door de lidstaten zelf worden uitgevoerd.
De Unie kan derhalve maatregelen op dit gebied vaststellen overeenkomstig het in artikel 5
van het Verdrag vervatte subsidiariteitsbeginsel.
•
Evenredigheid
Dit voorstel voldoet aan het beginsel van evenredigheid, en wel om de volgende redenen:
Het zal de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de Europese sociale statistieken die worden
verzameld door middel van steekproeven garanderen, door dezelfde beginselen toe te passen
in de verschillende lidstaten. Het zal ook garanderen dat de Europese sociale statistieken die
worden verzameld door middel van steekproeven relevant blijven en worden aangepast aan de
behoeften van de gebruikers. De verordening zal de productie van statistieken
kosteneffectiever maken en tegelijkertijd de specifieke eigenschappen van de systemen van de
lidstaten eerbiedigen.
De huidige EU-wetgeving inzake statistieken over personen en huishoudens is in de afgelopen
jaren constant herzien. Het is duidelijk geworden dat een verordening voor het vaststellen van
een gemeenschappelijk kader voor het verzamelen, verwerken en verspreiden van statistische
gegevens in deze specifieke sociale domeinen dit proces efficiënter (lagere kosten ten
opzichte van de baten) en effectiever zou kunnen maken.
Naar verwachting zal deze verordening de financiële en administratieve last voor
respondenten, nationale, regionale en lokale autoriteiten, bedrijven en het algemene publiek
verminderen. Dit zal met name worden gerealiseerd door: het standaardiseren van begrippen
en methoden, het verwijderen van dubbele informatie, het verminderen van de regelmaat van
gegevensoverdrachten op bepaalde gebieden en door meer gebruik te maken van een
combinatie van andere bronnen in aanvulling op enquêtes.
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel beperkt de verordening zich tot het minimum dat
nodig is om haar doel te verwezenlijken en gaat zij niet verder.
•
Keuze van het instrument
Voorgesteld instrument: een verordening.
Gezien de doelstellingen en de inhoud van het voorstel is een verordening het meest geschikte
instrument.
De selectie van het geschikte instrument hangt af van het doel dat moet worden bereikt met de
wetgeving. Gezien de behoefte aan vergelijkbare statistische informatie op Europees niveau,
zijn er op het gebied van Europese statistiek met name verordeningen en geen richtlijnen
gebruikt als basisbesluiten. Een verordening heeft de voorkeur, omdat hiermee dezelfde wet
in de gehele Unie wordt vastgesteld. Een verordening garandeert de vergelijkbaarheid van
gegevens in de EU, zodat er kwalitatief hoogwaardige Europese statistieken kunnen worden
geproduceerd. Een verordening is rechtstreeks toepasselijk, wat betekent dat zij niet in
nationaal recht hoeft te worden omgezet.
3.
RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN
BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
•
Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving
Aangezien dit initiatief werd gelanceerd vóór de goedkeuring van de nieuwe richtlijnen voor
betere regelgeving (COM (2015)215), is er geen volledige evaluatie uitgevoerd van het
NL
7
NL
huidige systeem voor de productie van Europese sociale statistieken die worden verzameld
door middel van steekproeven. Op basis van de normen van de Commissie, werd het systeem
van Eurostat voor de evaluatie van bestaande wetgeving, waaronder de evaluatie van het
Europees statistisch programma12, gevolgd en vormde het de centrale component van het
gehele proces. Daarnaast worden er elk jaar gebruikersenquêtes uitgevoerd om meer inzicht te
krijgen in de gebruikers, hun behoeften en om te weten te komen hoe tevreden zij zijn met de
diensten die worden geleverd door Eurostat. De evaluatieresultaten worden door Eurostat
gebruikt om het proces van de productie van statistische informatie en de statistische output te
verbeteren. Ze worden gebruikt als input voor verschillende strategische plannen, zoals het
werkprogramma en het beheerplan.
•
Raadpleging van belanghebbenden
Voor de raadpleging werden drie belangrijke groepen belanghebbenden benaderd:

Gegevensproducenten: deze categorie bestaat uit de autoriteiten die verantwoordelijk
zijn voor de verzameling en compilatie van sociale statistieken. Hier maken met
name de nationale instituten voor de statistiek, op nationaal niveau, en Eurostat, op
EU-niveau, deel van uit. In deze context zijn de gegevensproducenten ook de
belangrijkste vertegenwoordigers van de verstrekkers van primaire gegevens, d.w.z.
de huishoudens.

Gegevensleveranciers: in deze categorie vallen zowel respondenten als nationale
instanties
die
administratieve
gegevensbestanden
bijhouden,
zoals
socialezekerheidsinstanties en belastingdiensten. De nationale instituten voor de
statistiek worden, in bredere zin, ook gezien als vertegenwoordigers van de
verstrekkers van primaire gegevens (ofwel de huishoudens), aangezien het voor deze
raadpleging moeilijk is individuele gesprekken met huishoudens te voeren.

Gebruikers van de gegevens: in deze groep kan onderscheid worden gemaakt tussen
institutionele gebruikers (de Commissie zelf, nationale ministeries, andere
internationale organisaties en professioneel personeel dat bij andere EU-instellingen
werkt) en andere externe gebruikers, zoals het algemene publiek, de media en
academici.
In dit opzicht is het belangrijk om met name één specifiek orgaan te noemen dat is
geraadpleegd als gegevensgebruiker: het Europees Raadgevend Comité voor de statistiek
(ESAC), dat in 2008 werd opgericht bij Besluit nr. 234/2008/EG van het Europees Parlement
en de Raad13. Dit comité heeft 24 leden die gebruikers, respondenten en andere
belanghebbenden vertegenwoordigen voor wie Europese statistieken relevant zijn (waaronder
de wetenschappelijke gemeenschap, sociale partners en het maatschappelijk middenveld), en
ook institutionele gebruikers (zoals de Raad en het Europees Parlement). Krachtens artikel 8
van Verordening (EG) nr. 223/2009, kan het ESAC worden geraadpleegd tijdens de
voorbereiding van potentiële nieuwe wetgeving.
De raadpleging vond plaats in de periode tussen juli en december 2015. De resultaten zijn
opgenomen in drie specifieke verslagen14.
12
13
14
NL
Zie http://ec.europa.eu/eurostat/web/quality/evaluation
Besluit nr. 234/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van
een Europees Raadgevend Comité voor de statistiek en tot intrekking van Besluit 91/116/EEG van de
Raad (PB L 73 van 15.3.2008, blz. 13).
Openbare website over raadplegingen van Eurostat:
http://ec.europa.eu/eurostat/about/opportunities/consultations/iess
8
NL
De problemen die door de geraadpleegde belanghebbenden werden aangekaart, kunnen als
volgt worden samengevat:
1.
Gegevensgebruikers maken zich zorgen over het risico dat Europese officiële
statistieken niet voldoen aan hun behoeften, d.w.z. dat ze niet relevant zijn. Deze
bezorgdheid is het gevolg van een aantal kwesties die verband houden met de
kwaliteit van de gegevens, zoals een gebrek aan gegevens over nieuwe sociale
kwesties, beperkte actualiteit en de beperkte vergelijkbaarheid van en samenhang
tussen statistische gegevensreeksen.
2.
Gegevensproducenten (nationale instituten voor de statistiek) maken zich zorgen om
de hoge productiekosten en de druk die op hen wordt uitgeoefend door de korte
deadlines voor het leveren van de statistische informatie die nodig is in de context
van nieuwe sociale crises. De responslast is ook een kwestie (want als de last te hoog
wordt, daalt de respons en gaat de kwaliteit van de gegevens dus achteruit). De
nationale instituten voor de statistiek zouden ook graag meer steun krijgen voor hun
moderniseringsprocessen (bv. innovatie in technologie, methodologieën, het gebruik
van nieuwe gegevensbronnen en beheer), die tot doel hebben de productiekosten
terug te dringen.
De oplossingen die door de belanghebbenden worden aangedragen kunnen worden ingedeeld
in drie belangrijke actiegebieden:

ervoor zorgen dat officiële Europese statistieken beter kunnen worden aangepast aan
nieuwe informatiebehoeften (bv. door hun relevantie te vergroten);

de samenhang en vergelijkbaarheid van Europese sociale statistieken vergroten, om
een hogere kwaliteit te kunnen garanderen;

innovatieve benaderingen om de productiekosten terug te dringen en de responslast
te verminderen.
•
Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Eurostat heeft het voorstel uitvoerig besproken met de nationale instituten voor de statistiek.
Er zijn werkgroepen (voor alle statistische gegevensverzamelingen), taakgroepen en groepen
van directeurs ingesteld die regelmatig samen zijn gekomen om over het voorstel te praten.
Het voorstel is ook gepresenteerd aan het bij Verordening (EG) nr. 223/2009 opgerichte
Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité). Het ESS-comité biedt het ESS
professionele begeleiding bij de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese
statistieken. Het wordt voorgezeten door de Commissie (Eurostat) en bestaat uit
vertegenwoordigers van de nationale instituten voor de statistiek. De landen van de Europese
Economisch Ruimte (EER) en de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) nemen deel als
waarnemers. Waarnemers van de Europese Centrale Bank (ECB), de Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en andere internationale organisaties
kunnen de bijeenkomsten van het ESS-comité ook bijwonen.
Openbaar verslag over de raadpleging:
http://ec.europa.eu/eurostat/documents/10186/7237349/Open-public-consultation-report.pdf
Raadpleging van de gegevensgebruikers:
http://ec.europa.eu/eurostat/documents/10186/7237349/Data-users-consultation-report.pdf
Raadpleging van de gegevensproducenten:
http://ec.europa.eu/eurostat/documents/10186/7237349/Data-producers-consultation-report.pdf
NL
9
NL
Ook werd een aantal aanvullende bronnen gebruikt om de meningen en expertise van derden
te benutten:
1.
In de raadpleging van belanghebbenden die hierboven wordt beschreven, gaven
gegevensgebruikers en -leveranciers hun mening.
2.
Ook werd het advies van het Europees Raadgevend Comité voor de statistiek
ingewonnen, als externe bron van expertise. Het Europees Raadgevend Comité voor
de statistiek schaarde zich achter het voorstel voor een kaderverordening voor
Europese statistieken over personen en huishoudens. Het comité is van mening dat
een kaderverordening essentieel is ter ondersteuning van de huidige, uitgebreidere
agenda van de Commissie op het gebied van sociaal beleid en het verbeteren van de
integratie en samenhang van sociale gegevens in Europa15.
•
Effectbeoordeling
Dit voorstel wordt aangevuld door een effectbeoordeling. In deze beoordeling worden de
problemen geïdentificeerd waar men momenteel tegenaan loopt, een aantal beleidsopties
aangedragen die kunnen worden gebruikt om deze problemen aan te pakken en de sociale en
economische effecten van alle opties beoordeeld.
De Raad voor regelgevingstoetsing gaf in maart 2016 een positief advies over de
effectbeoordeling.
In de effectbeoordeling worden twee belangrijke factoren geïdentificeerd die de oorzaak
vormen voor de problemen op het gebied van Europese sociale statistieken die worden
verzameld door middel van steekproeven:
1.
de fragmentatie van de Europese sociale statistieken die worden verzameld door
middel van steekproeven in de verschillende domeinen; en
2.
het gebrek aan flexibiliteit in de methoden die worden gebruikt voor het verzamelen
van gegevens over personen en huishoudens.
De volgende opties om de fragmentatie aan te pakken van de Europese sociale statistieken die
worden verzameld door middel van steekproeven werden beoordeeld.
Optie
Omschrijving
1.0 Basislijn: gefragmenteerde De huidige juridische structuur aanhouden met
productieprocessen,
geen domeinspecifieke
EU-verordeningen
en
juridische integratie
gefragmenteerde
processen
(verschillende
richtlijnen, procedures en productieprocessen)
1.1
Defragmentatie
van
productieprocessen,
geen
integratie
van
bestaande
wetgeving
Domeinspecifieke EU-verordeningen aanhouden,
maar streven naar meer standaardisering van de
verschillende productieprocessen, definities en
variabelen ("defragmentatie") bij verschillende
gegevensverzamelingen
1.2
Gefragmenteerde Wetgeving inzake Europese sociale statistieken die
productieprocessen
worden verzameld door middel van steekproeven
15
NL
Zie:
http://ec.europa.eu/eurostat/documents/42577/4167614/ESAC+opinion+3+Dec+2015/421abf9c4300-445f-a840-f13cadeee306
10
NL
("stovepipes"), maar integratie integreren, zonder op actieve wijze de
van de bestaande wetgeving
"defragmentatie" van de productieprocessen na te
streven
1.3 Defragmentatie van de Juridische
integratie
combineren
met
productieprocessen en juridische defragmentatie van de productieprocessen. Deze
integratie
optie heeft subopties die worden gekenmerkt door
verschillen in bereik en aansturing van het gehele
systeem
1.3a
Defragmentatie
van Hieronder vallen alleen de vijf huidige
productieprocessen, integratie van verordeningen (LFS, SILC, AES, EHIS en ICTbestaande wetgeving
HH)
1.3b
Defragmentatie
van
productieprocessen, integratie van
de coördinatie van de Europese
sociale statistieken die worden
verzameld door middel van
steekproeven
HBS/HETUS-gegevensverzamelingen vallen ook
onder de verordening. De huidige verschillen tussen
lidstaten tonen aan dat substantiële harmonisering
nodig is
De drie opties hieronder werden geanalyseerd als mogelijke manieren om de
gegevensverzameling flexibeler te maken.
Optie
Omschrijving
2.0 Basislijn: programma en Voor veranderingen in het programma of de
technische details bepaald door technische onderdelen zijn wijzigingen in de
wetgeving
verordening van het Europees Parlement en de
Raad nodig
2.1 Programmering bepaald door Statistische programmering bepaald door het
wetgeving/flexibele
technische Parlement en de Raad, meer flexibiliteit in de
specificaties
technische onderdelen
2.2
Flexibele Flexibiliteit in de statistische programmering en
programmering/flexibele
technische onderdelen
technische specificaties
Op basis van de resultaten van de effectbeoordeling, werden beleidsopties 1.3a (bestaande
verordeningen consolideren, productieprocessen "defragmenteren") en 1.3b voor de langere
termijn (geïntegreerd beheer van Europese sociale statistieken die worden verzameld door
middel van steekproeven, defragmentatie van de productieprocessen die worden gebruikt voor
de verschillende gegevensverzamelingen) geselecteerd om de fragmentatie van de Europese
sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven aan te pakken. Onder
deze beleidsopties vallen onder andere de integratie van EU-verordeningen die momenteel
gelden voor de verschillende specifieke domeinen en maatregelen om de samenhang in de
productie en verwerking van gegevens te vergroten. Deze benadering zou de beste kansen
bieden om: ervoor te zorgen dat sociale statistieken die worden verzameld door middel van
steekproeven kunnen worden aangepast aan de veranderende behoeften van gebruikers, de
kwaliteit ervan te verhogen, het gebruik van innovatieve methoden uit te breiden en de kosten
NL
11
NL
te verlagen of beperken die het gevolg zijn van het huidige gefragmenteerde ontwerp van de
Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven.
Beleidsoptie 2.1 (Statistische programmering bepaald door Parlement en de Raad, flexibiliteit
in technische onderdelen) is voorgedragen als mogelijke aanpak om iets te doen aan de
rigiditeit van het huidige systeem van gegevensverzameling. Deze beleidsoptie is gebaseerd
op het beginsel van het loskoppelen van de algemene vereisten met betrekking tot
programmering en de technische vereisten, en volgt de geest van Verordening (EG)
nr. 223/2009. Deze aanpak zou helpen de kwaliteit van de besluitvorming te verbeteren en
daardoor de kwaliteit van de statistische informatie verbeteren, de capaciteit om gebruik te
maken van innovatieve methoden vergroten en ook meer vermogen bieden om de statistische
informatie aan te passen aan de behoeften van de gebruikers.
De tenuitvoerlegging van beleidsopties 1.3a en b zou tot eenmalige kosten leiden voor de
nationale instituten voor de statistiek. Naar verwachting zullen de algehele kosten van de
uitvoering echter dalen, met name dankzij een vermindering van de redundantie en overlap
tussen de verschillende gegevensverzamelingen en het hergebruik van productiesystemen.
Afhankelijk van hoe de productiemethoden op nationaal niveau worden geïmplementeerd (bv.
of er technologische en methodologische innovaties worden toegepast, of de toegang tot
administratieve registers wordt verbeterd), kunnen de hogere kosten in de initiële ontwerpfase
van de sociale enquêtes grotendeels worden gecompenseerd door een daling in de kosten in de
fase van gegevensverzameling, goed voor twee derde van de totale kosten van statistische
productie.
•
Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Het doel van Refit is om zo goed mogelijk gebruik te maken van de door huishoudens en
personen verstrekte gegevens, teneinde in de huidige en toekomstige behoefte aan Europese
statistieken te voorzien en tegelijkertijd de last voor respondenten te beperken. Deze
vereenvoudiging zou kunnen worden gerealiseerd door de verschillende Europese
verzamelingen van statistische gegevens, waarop momenteel afzonderlijke verordeningen van
toepassing zijn, in één kader onder te brengen. Gedetailleerde informatie over de
kostenreducties voor gegevensproducenten en -leveranciers, berekend op basis van
modelscenario's, kan worden gevonden in de effectbeoordeling (deel 7.4 Gevolgen voor de
efficiëntie en bijlage 4 Analytische hulpmiddelen die zijn gebruikt bij het voorbereiden van de
effectbeoordeling). De basishypothese luidt dat een geschatte toename van de kosten van
10,3 miljoen EUR kan worden verwacht voor de ontwerpfase (op EU-niveau), maar dat dit zal
leiden tot een afname met 20,8 miljoen EUR in de fase van gegevensverzameling (netto
contante waarden van – 10,4 miljoen EUR). De kostenramingen varieerden echter tussen een
netto contante waarde van – 3,1 miljoen EUR onder de voorzichtigere hypothese
en - 34 miljoen EUR onder de minder restrictieve optie.
Aangezien het voorstel verband houdt met gegevens die worden verzameld bij particuliere
huishoudens en personen, zijn er geen gevolgen voor bedrijven, waaronder micro-, kleine en
middelgrote ondernemingen (kmo's).
Het voorstel is verenigbaar met de Digitale controle, aangezien het leidt tot interoperabiliteit
en hergebruik, door gebruik te maken van:

NL
dezelfde technische specificaties voor gegevensreeksen. Deze specificaties bevatten
onder andere: het aantal en de beschrijving van variabelen; de statistische indelingen;
de eigenschappen van de statistische populaties, de eenheden van waarneming en de
respondenten; de referentieperiodes en -datums; en de eisen die verband houden met
geografische dekking, kenmerken van de steekproef, technische aspecten van het
12
NL
veldwerk, bewerking en verrekening, wegingsfactoren, schattingen en schatting van
de afwijking;

dezelfde normen voor het overdragen, uitwisselen en delen van informatie tussen
Eurostat en de lidstaten. De normen zullen begrippen, processen en producten,
waaronder gegevens en metagegevens, bestrijken.
Indien de kwaliteit van de gegevens voldoet aan de kwaliteitscriteria die worden gedefinieerd
in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009, is het lidstaten toegestaan gegevens te
verstrekken uit verschillende bronnen, en hierbij gebruik te maken van verschillende
methoden of innovatieve benaderingen, mits deze de productie garanderen van gegevens die
vergelijkbaar zijn en voldoen aan de specifieke eisen die zijn vastgesteld in de verordening.
•
Grondrechten
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten. De meest
relevante overwegingen voor dit voorstel zijn de mogelijke gevolgen voor de bescherming
van persoonsgegevens (waarvoor de rechten zijn vastgelegd in artikel 8 van het EUGrondrechtenhandvest, artikel 16 VWEU en in secundaire wetgeving16). Geen van de
geselecteerde beleidsopties beoogt echter een wijziging in de bepalingen inzake de
bescherming van persoonsgegevens. In nationale en EU-wetgeving op het gebied van
statistiek zijn de nationale instituten voor de statistiek verantwoordelijk voor de bescherming
van gegevens. Ze hebben streng beleid ingevoerd voor onder andere het garanderen van de
anonimiteit van respondenten, het anonimiseren van records en het beschermen van de
antwoorden op enquêtes.
4.
GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Er is een periode van gefaseerde invoering van zeven jaar voor de tenuitvoerlegging van het
voorstel, van 2019 tot 2025, maar het programma moet hierna worden voortgezet. In het
financieel memorandum wordt echter alleen rekening gehouden met de jaren van het huidige
meerjarig financieel kader (MFK). Verlenging van de financiering zal afhankelijk zijn van het
akkoord dat wordt bereikt voor het volgende MFK en van de voortzetting van de specifieke
programma's waarvoor de financiering wordt voorzien.
Voor de jaren 2019 en 2020 zal de financiering uit de bestaande toewijzingen voor de
programma's komen en is er geen aanvullende financiering nodig.
De totale kredieten voor 2019 en 2020 worden geschat op 28,814 miljoen EUR. De
gedetailleerde gevolgen voor de begroting worden uiteengezet in het financieel memorandum.
5.
OVERIGE ELEMENTEN
•
Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
De voorgestelde verordening zal naar verwachting in 2017 of 2018 door het Europees
Parlement en de Raad worden goedgekeurd, en kort daarna zal de Commissie de
uitvoeringsmaatregelen goedkeuren.
Lidstaten zullen naar verwachting in 2019 beginnen met de overdracht van gegevens aan de
Commissie krachtens de nieuwe verordening.
16
NL
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het
Europees Parlement en de Raad.
13
NL
Het voorgestelde wetgevingsinstrument zal aan een volledige evaluatie worden onderworpen,
onder meer om na te gaan in hoeverre het effectief en efficiënt is geweest bij de
verwezenlijking van de doelstellingen en om te beslissen of nieuwe maatregelen of
wijzigingen noodzakelijk zijn.
Het is belangrijk om eerst de bestaande controle- en evaluatiehulpmiddelen te overwegen
waar momenteel gebruik van wordt gemaakt, en deze toe te passen op alle gebieden van de
statistische productie van Eurostat. Deze hulpmiddelen bieden al mogelijkheden om
veranderingen in de effectiviteit en efficiëntie van de nieuwe statistische initiatieven en de
kwaliteit van de geproduceerde gegevens te analyseren. De belangrijkste hulpmiddelen zijn de
volgende:

In het huidige Europees statistisch programma worden systematisch tussentijdse en
slotevaluaties van het programma uitgevoerd. Sociale statistieken vormen een
integraal onderdeel van deze rapportagemechanismen17.

Het beheerplan van Eurostat geeft aan dat er maatregelen moeten worden genomen
in reactie op belangrijke prestatie-indicatoren die van toepassing zijn op
verschillende gebieden, waaronder sociale statistieken18.

Enquêtes over de tevredenheid van gebruikers worden regelmatig uitgevoerd19.
Elk statistisch domein wordt ook gevolgd aan de hand van kwaliteitsverslagen, die regelmatig
door de lidstaten worden opgesteld en worden geanalyseerd door Eurostat als onderdeel van
het kader voor statistische kwaliteitsborging. Deze verslagen gaan in op de kwaliteit van de
statistische resultaten wat betreft hun relevantie, nauwkeurigheid en betrouwbaarheid,
tijdigheid en punctualiteit, toegang en duidelijkheid, samenhang en vergelijkbaarheid, zoals
wordt uiteengezet in Verordening (EG) nr. 223/2009.
De kosten van het produceren van de statistieken zullen ook worden gevolgd als onderdeel
van de gewone gegevensverzameling. De volgende aspecten zullen met name nauw worden
gevolgd (zowel op individueel niveau als op niveau van de variabele): ontwikkelingen in het
gebruik van administratieve gegevens, de manier waarop de gegevens worden verzameld (bv.
interviews via internet, persoonlijk interview), de omvang van de steekproef, de lengte van de
vragenlijsten, de duur van de interviews en de regelmaat waarmee gegevens worden
verzameld. Zo kunnen de vorderingen worden gemeten die worden gemaakt in het gebruik
van specifieke technieken en de gevolgen van deze veranderingen voor de last voor
respondenten. Daarnaast zal de afwijking in de kosten voor het verzamelen van geaggregeerde
sociale gegevens op EU-niveau ook worden gebruikt als een algehele indicator om toezicht te
houden op de tenuitvoerlegging van de voorgestelde wetgeving. Deze indicator zal
onderscheid maken tussen de kosten van ontwerp, verzameling en overdracht van gegevens
voor de nationale instituten voor de statistiek. Deze cijfers van de verschillende lidstaten
kunnen niet direct worden vergeleken, wegens de duidelijke verschillen in hun omvang, de
17
18
19
NL
Zie http://ec.europa.eu/eurostat/web/quality/general-evaluation-results
De vijf belangrijkste prestatie-indicatoren zijn de volgende: het aantal gegevensextracties door externe
gebruikers uit de referentiedatabases van Eurostat (EuroBase en Comext) via de website van Eurostat;
het percentage gebruikers dat de algehele kwaliteit van de Europese statistieken als "zeer goed" of
"goed" kwalificeert; het percentage gebruikers dat de actualiteit van de Europese statistieken voor hun
doeleinden als "zeer goed" of "goed" kwalificeert; het percentage gebruikers dat de vergelijkbaarheid
van de Europese statistieken uit verschillende regio's en landen als "zeer goed" of "goed" kwalificeert;
en het resterende foutenpercentage.
Zie http://ec.europa.eu/eurostat/web/quality/general-evaluation-results
14
NL
benadering die zij kiezen voor statistiek en andere ontwikkelingen. Deze indicatoren zullen in
de loop van tijd echter kunnen worden gebruikt om de ontwikkeling te volgen van de kosten
van het produceren van Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van
steekproeven, op EU-niveau en voor elke individuele lidstaat. Deze kosten kunnen worden
uitgedrukt in betrokken personeel (bijvoorbeeld fte's van de ingezette gespreksleiders) of
financiële middelen (bv. het budget dat is toegewezen voor een bepaalde
gegevensverzameling). Als zodanig bieden deze indicatoren cruciale informatie om de kosten
van de productie van sociale statistieken door middel van steekproeven te volgen, een van de
belangrijkste kwesties die deze voorgestelde nieuwe wetgeving aanpakt. Er moet een
verbeterd en geharmoniseerd kader worden ontwikkeld voor het rapporteren van kosten, dat
voor het gehele ESS geldt en onderscheid maakt tussen de verschillende statistische
productiefasen.
•
Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel
De voorgestelde verordening bestaat uit 19 artikelen en vijf bijlagen.
Zoals uiteengezet in artikel 1 ("Onderwerp"), is het doel van de verordening om een
gemeenschappelijk kader te verschaffen voor Europese statistieken over personen en
huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden verkregen door middel
van steekproeven. Artikel 2 bevat de definities van specifieke termen die in de verordening
worden gebruikt.
De statistieken die onder de verordening vallen, zijn ingedeeld in de domeinen en
onderwerpen die in artikel 3 worden genoemd en in bijlage I bij de voorgestelde verordening
verder worden toegelicht. Er wordt voorgesteld om de Commissie de bevoegdheid te verlenen
om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter wijziging van de gedetailleerde lijst met
onderwerpen in bijlage I, om de verzamelde gegevens af te stemmen op de behoeften van
toekomstige gebruikers. Daarnaast wordt voorgesteld om de Commissie de bevoegdheid te
geven gedelegeerde handelingen vast te stellen voor het vaststellen of aanpassen van een
meerjarige, doorlopende planning (artikel 4) om te voldoen aan de eisen van specifieke
gebruikers die voortvloeien uit technologische, sociale en economische veranderingen.
De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen om uitvoeringsmaatregelen goed te keuren
inzake de technische specificaties van de gegevensreeksen (artikel 6), de normen voor de
overdracht en uitwisseling van informatie (artikel 7), de kenmerken van de steekproefkaders
(artikel 11) en kwaliteitsrapportage (artikel 12). Deze eisen met betrekking tot
kwaliteitsrapportages zijn in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 223/2009, die een
referentiekader biedt en lidstaten verplicht te voldoen aan de statistische beginselen en
kwaliteitscriteria die in die verordening worden uiteengezet.
Het voorstel maakt het gebruik van nieuwe vormen van gegevensverzameling en alternatieve
gegevensbronnen, waaronder administratieve gegevens en schattingen die worden verkregen
door modellering en uit big data, mogelijk en bevordert het gebruik hiervan (artikel 8). Het
verplicht lidstaten ook steekproefkaders van goede kwaliteit te gebruiken (artikel 11).
Het voorstel gaat in op een aantal van de belangrijke aspecten van de modernisering van de
Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven:
– Er worden representatieve haalbaarheidsonderzoeken en pilotstudies voorgesteld,
om de kwaliteit van de statistieken te verbeteren en de ontwikkeling en invoering
van nieuwe methoden te ondersteunen (artikel 13).
– In het voorstel zijn ook bepalingen opgenomen inzake financiële ondersteuning
die op bepaalde voorwaarden aan de lidstaten kan worden aangeboden
(artikel 14).
NL
15
NL
– Ook zijn er bepalingen opgenomen voor afwijkingen die worden toegestaan om i)
lidstaten meer tijd te geven om zich aan te passen aan de nieuwe eisen indien dat
nodig is en ii) enige variatie mogelijk te maken in de toepassing van de
gemeenschappelijke methoden, waarbij de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de
geproduceerde statistieken wel blijft gegarandeerd (artikel 17).
Daarnaast bevat de verordening de vereiste bepalingen over de uitoefening van de
bevoegdheidsdelegatie (artikel 15), waarin wordt aangegeven dat dit in overeenstemming is
met het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 201620.
De laatste artikelen verwijzen naar de comitéprocedure (artikel 16) en de intrekking van de
twee bestaande verordeningen die volledig zullen worden vervangen door de nieuwe
verordening (artikel 18).
De vijf bijlagen geven gedetailleerde informatie over de te bestrijken onderwerpen, de eisen
ten aanzien van de nauwkeurigheid, de kenmerken van de steekproef, de regelmaat en de
deadlines voor de overdracht van gegevens.
20
NL
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
16
NL
2016/0264 (COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor Europese statistieken betreffende
personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden
verzameld door middel van steekproeven
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 338,
lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
NL
(1)
In het kader van de Europa 2020-strategie21 en de versterking van de economische
governance spelen sociale indicatoren een essentiële rol bij de voorlichting over en
ondersteuning van de belangrijkste prioriteiten van de Unie voor groei en
werkgelegenheid, de vermindering van de armoede en de sociale uitsluiting,
vaardigheden, mobiliteit en de digitale economie. Met name sociale indicatoren
moeten een solide statistische basis bieden voor de ontwikkeling van en het toezicht
op het beleid dat door de Unie wordt geïntroduceerd om die prioriteiten aan te pakken.
(2)
Met het oog hierop moeten de sociale indicatoren van voldoende kwaliteit zijn, met
name op het gebied van robuustheid, tijdigheid, relevantie en aanpassingsvermogen
aan de nieuwe behoeften van gebruikers, alsmede vergelijkbaarheid en efficiëntie.
(3)
De Europese statistieken betreffende personen en huishoudens worden momenteel
verzameld op basis van een aantal wetgevingshandelingen die betrekking hebben op
enquêtes over personen en huishoudens, demografische statistieken, volks- en
woningtellingen en statistieken die voornamelijk worden verzameld uit
administratieve bronnen. Sommige gegevens worden ook verzameld uit
bedrijfsenquêtes. Ondanks significante verbeteringen in de voorbije jaren is er
behoefte aan verdere integratie van de verzameling van statistieken op basis van
enquêtes over personen en huishoudens.
(4)
De mogelijkheid gebruik te maken van administratieve bronnen voor statistische
doeleinden is aanzienlijk uitgebreid dankzij de technologische vooruitgang. Het
gebruik van administratieve bronnen moet actief worden bevorderd op het gebied van
21
Mededeling van de Commissie "EUROPA 2020 Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve
groei" (COM(2010) 2020 definitief van 3 maart 2010).
17
NL
sociale statistieken, waarbij de kwaliteit, nauwkeurigheid, tijdigheid
vergelijkbaarheid van de statistieken altijd moeten worden gewaarborgd.
NL
en
(5)
De Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de
productiemethode voor EU-statistieken: een visie voor de komende tien jaar22
benadrukt het toenemende gebruik van meerdere gegevensbronnen en innovatieve
methoden voor het verzamelen van de gegevens en het groeiende belang van de
harmonisatie van statistische concepten en methoden op alle gebieden. In de
mededeling wordt gepleit voor een nieuwe generatie statistische wetgeving waarin
bredere gebieden worden behandeld.
(6)
In 2011 heeft het Europees statistisch systeem (ESS) in Wiesbaden zijn Memorandum
over een nieuw conceptueel ontwerp voor huishoudelijke en sociale statistieken
goedgekeurd. Het ESS is van mening dat de Europese enquêtes die gegevens over
personen en huishoudens bieden, moeten worden gestroomlijnd en dat er aanvullende,
minder frequente microgegevensverzamelingen moeten worden gebruikt ter aanvulling
van die essentiële sociale enquêtes. Daarnaast is er behoefte aan een betere toegang tot
administratieve gegevens en het hergebruik van bestaande gegevensbronnen en moet
toegang tot nieuwe gegevensbronnen worden ontwikkeld op nationaal en EU-niveau.
(7)
De hierboven beschreven ontwikkelingen moeten geleidelijk worden gestroomlijnd en
de statistische wetgeving op het gebied van sociale statistieken moet worden
gemoderniseerd, om ervoor te zorgen dat hoogwaardige sociale indicatoren op een
beter geïntegreerde, flexibele en efficiënte wijze worden geproduceerd. Tegelijkertijd
moet terdege aandacht worden geschonken aan de behoeften van gebruikers, de last
voor de respondenten, de middelen van de lidstaten, de betrouwbaarheid en
nauwkeurigheid van de gebruikte methoden, de technische haalbaarheid van het
opstellen van de statistieken, de termijn waarbinnen deze beschikbaar kunnen zijn en
de betrouwbaarheid van de resultaten.
(8)
Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor Europese
statistieken betreffende personen en huishoudens, op basis van gegevens die op
individueel niveau worden verzameld door middel van steekproeven. De verordening
stelt vast welke gegevens en informatie moeten worden verzameld en ingediend door
de lidstaten en omvat de fundamentele kwaliteitseisen waaraan de gegevens moeten
voldoen. Zij voorziet in meer gedetailleerde technische specificaties die moeten
worden bepaald in gedelegeerde handelingen en uitvoeringsmaatregelen. Hierdoor
kunnen de verschillende gegevensverzamelingen onderling en met het gebruik van
administratieve gegevens worden geïntegreerd, terwijl de bestaande wetgeving wordt
geconsolideerd en vereenvoudigd.
(9)
Met het oog op een betere stroomlijning en rationalisering van het referentiekader voor
door middel van steekproeven verzamelde Europese sociale statistieken, moeten de
bestaande Europese statistieken betreffende personen en huishoudens op basis van
gegevens op individueel niveau in één kader worden gebundeld. Dit zou garanderen
dat door middel van steekproeven verzamelde Europese sociale statistieken, met
inbegrip van de deelgebieden arbeidsmarkt, inkomen en levensomstandigheden,
gezondheid, onderwijs en opleiding en het gebruik van informatie- en
communicatietechnologieën op een consistente, coherente en gecoördineerde manier
worden verzameld.
22
COM(2009) 404 definitief van 10.8.2009.
18
NL
(10)
Gegevensverzamelingen voor de deelgebieden tijdsbesteding en verbruik worden
momenteel door veel lidstaten vrijwillig uitgevoerd, op basis van de overeengekomen
algemene richtsnoeren. Deze twee deelgebieden moeten worden gemoderniseerd, om
volledig gebruik te maken van nieuwe technologische ontwikkelingen.
Gegevensverzamelingen in deze twee deelgebieden moeten worden uitgevoerd in
overeenstemming met deze verordening om mogelijkheden te scheppen en kansen te
creëren voor verdere ontwikkelingen in de toekomst, zodat wordt gewaarborgd dat
gegevens tijdiger en relevanter zijn en op efficiëntere wijze worden geproduceerd.
Ondertussen moeten de bestaande benaderingen van de lidstaten niet worden
gewijzigd.
(11)
Vanwege de specifieke kenmerken vallen demografische statistieken 23, volks- en
woningtellingen24, bedrijfsenquêtes en statistieken die voornamelijk worden
verzameld uit administratieve bronnen niet onder deze verordening en moeten zij
afzonderlijk worden geregeld door specifieke kaders die aangepast zijn aan de
kenmerken ervan.
(12)
Statistieken worden niet langer beschouwd als slechts één van de vele
informatiebronnen voor beleidsontwikkeling, maar spelen in plaats daarvan een
centrale rol in het besluitvormingsproces. Voor empirisch onderbouwde
besluitvorming zijn statistieken nodig die voldoen aan strenge kwaliteitscriteria, zoals
uiteengezet in Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de
Raad25, overeenkomstig de doeleinden waarvoor zij bedoeld zijn.
(13)
Sociale gegevens van hoge kwaliteit zijn niet alleen noodzakelijk voor
beleidsdoeleinden, maar ook voor onderzoek en als onderdeel van een betrouwbare
informatie-infrastructuur. Onderzoekers die voor wetenschappelijke doeleinden
toegang verkrijgen tot microgegevens op grond van Verordening (EU) nr. 557/2013
van de Commissie betreffende de Europese statistiek, wat de toegang tot
vertrouwelijke gegevens voor wetenschappelijke doeleinden betreft26, zouden veel
baat hebben bij beter verbonden statistische gegevensreeksen, hetgeen dan weer zou
leiden tot verbeterde effectbeoordelingsstudies voor beleid.
(14)
Verordening (EG) nr. 223/2009 biedt een referentiekader voor Europese statistieken en
verplicht de lidstaten te voldoen aan de statistische beginselen en kwaliteitscriteria die
in die verordening worden uiteengezet. Kwaliteitsverslagen zijn essentieel voor het
beoordelen en verbeteren van en het communiceren over de kwaliteit van de Europese
statistieken. Het Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité) heeft zijn
goedkeuring gehecht aan een ESS-norm inzake de structuur van kwaliteitsverslagen, in
23
Verordening (EU) nr. 1260/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013
betreffende de Europese bevolkingsstatistieken (PB L 330 van 10.12.2013, blz. 39).
Verordening (EG) nr. 763/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende
volks- en woningtellingen (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 14).
Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende
de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de
toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de
Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de
communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité
statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
Verordening (EU) nr. 557/2013 van de Commissie van 17 juni 2013 tot uitvoering van Verordening
(EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de Europese statistiek, wat de
toegang tot vertrouwelijke gegevens voor wetenschappelijke doeleinden betreft, en tot intrekking van
Verordening (EG) nr. 831/2002.
24
25
26
NL
19
NL
overeenstemming met artikel 12 van Verordening (EG) nr. 223/2009. Dit moet
bijdragen aan de harmonisatie van de kwaliteitsverslagen uit hoofde van deze
verordening.
(15)
Verordening (EG) nr. 223/2009 voorziet in voorschriften voor de verzending van
gegevens door de lidstaten, met inbegrip van de verzending van vertrouwelijke
gegevens. Maatregelen die overeenkomstig deze verordening worden genomen moeten
ervoor zorgen dat vertrouwelijke gegevens worden beschermd en dat er geen sprake is
van onwettige vrijgave of niet-statistisch gebruik van gegevens tijdens de productie en
de verspreiding van Europese statistieken.
(16)
Er zijn ook statistieken nodig op nationaal en op regionaal niveau. Overeenkomstig
Verordening (EG) nr. 1059/200327 moet voor alle statistieken van de lidstaten die aan
de Commissie worden toegezonden en die naar territoriale eenheden moeten worden
ingedeeld, de NUTS-nomenclatuur worden gebruikt. Met het oog op de opstelling van
vergelijkbare regionale statistieken moeten de territoriale eenheden daarom worden
verstrekt overeenkomstig de NUTS-nomenclatuur.
(17)
Om rekening te houden met economische, sociale en technische ontwikkelingen moet
aan de Commissie de bevoegdheid worden toegekend om overeenkomstig artikel 290
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te
stellen ten aanzien van de in bijlage I uiteengezette gedetailleerde onderwerpen. De
Commissie moet ook de bevoegdheid hebben om de achtjarige meerjarige,
voortschrijdende planning voor de verzameling van de gegevens waarop deze
verordening betrekking heeft vast te stellen of aan te passen, overeenkomstig de in
bijlage IV gespecificeerde frequentie. Het is van bijzonder belang dat de Commissie
bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder
meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die zijn
vastgelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.
Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde
handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op
hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen
systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de
Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde
handelingen.
(18)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening,
moeten uitvoeringsbevoegdheden worden verleend aan de Commissie met betrekking
tot de technische specificaties voor de specifieke gegevensreeksen, de technische
gegevens die gemeenschappelijk zijn voor meerdere gegevensreeksen, de technische
normen die nodig zijn voor het vergemakkelijken van de uitwisseling van informatie
tussen de Commissie (Eurostat) en de lidstaten, de steekproefkaders, met name met de
minimumeisen, de modaliteiten en de inhoud van de kwaliteitsverslagen, alsmede ten
aanzien van eventuele afwijkingen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend
overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/201128.
27
Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende
de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek
(NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot
vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de
lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van
28.2.2011, blz. 13).
28
NL
20
NL
(19)
Voor de uitvoering van deze verordening zijn mogelijk grote aanpassingen van de
nationale statistische systemen vereist en daarom kan de Commissie aan de lidstaten
afwijkingen toestaan.
(20)
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad29 en Verordening (EG)
nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad30 zijn van toepassing op de
statistische gegevens die worden bestreken door deze verordening. Met name
statistische gegevens die vereist zijn met het oog op het ontwikkelen en monitoren van
nationale en EU-acties en -strategieën op het gebied van de volksgezondheid en de
gezondheid en veiligheid op het werk, moeten worden beschouwd als gegevens die
worden verwerkt om redenen van zwaarwegend algemeen belang.
(21)
De doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van een
gemeenschappelijk kader voor Europese statistieken betreffende personen en
huishoudens op basis van gegevens die op individueel niveau worden verzameld door
middel van steekproeven, kan niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt
maar kan in plaats daarvan, omwille van de harmonisatie en de vergelijkbaarheid,
beter worden verwezenlijkt op EU-niveau. Daarom kan de EU, overeenkomstig het in
artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde
subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel
neergelegde evenredigheidsbeginsel blijft deze verordening beperkt tot het minimum
dat vereist is om dit doel te verwezenlijken, en gaat niet verder dan wat daartoe nodig
is.
(22)
De door middel van steekproeven verzamelde Europese sociale statistieken en het
gegevensverzamelingsproces moeten efficiënter en relevanter worden. De
vergelijkbaarheid en samenhang van de gegevens moet worden gewaarborgd op de
lange termijn. De regelgeving voor Europese statistieken betreffende personen en
huishoudens op basis van gegevens die op individueel niveau worden verzameld door
middel van steekproeven, is momenteel vervat in een aantal afzonderlijke
wetgevingsbesluiten die moeten worden vervangen door deze verordening. Daarom
moeten Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad31 en Verordening (EG)
nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad32 worden ingetrokken.
(23)
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd.
(24)
Het Comité voor het Europees statistisch systeem is geraadpleegd,
29
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de
bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en
betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van
persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van
die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad van 9 maart 1998 betreffende de organisatie van een
steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap (PB L 77 van 14.3.1998, blz. 3).
Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 inzake de
communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) (PB L 165 van 3.7.2003,
blz. 1).
30
31
32
NL
21
NL
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
1.
In deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor Europese
statistieken betreffende personen en huishoudens, op basis van gegevens die op
individueel niveau worden verzameld door middel van steekproeven bij die personen
en huishoudens.
2.
Deze verordening is niet van toepassing op volks- en woningtellingen zoals bedoeld
in Verordening (EG) nr. 763/200833.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:
33
NL
a)
"vooraf gecontroleerde gegevens of microgegevens": gegevens of
microgegevens die zijn gecontroleerd door de lidstaten, aan de hand van
overeengekomen gemeenschappelijke validatievoorschriften;
b)
"deelgebied": een of meer datareeksen die zijn georganiseerd om specifieke
onderwerpen te bestrijken;
c)
"waarnemingseenheid": een identificeerbare entiteit waarover gegevens kunnen
worden verkregen;
d)
"onderwerp": de inhoud van de te verzamelen informatie over de
waarnemingseenheden, waarbij elk onderwerp betrekking heeft op meerdere
gedetailleerde onderwerpen;
e)
"administratieve gegevens": gegevens die door een niet-statistische bron
zonder functie voor de levering van statistieken, gewoonlijk een
publiekrechtelijk orgaan, voor eigen doeleinden zijn gegenereerd;
f)
"ad-hoconderwerp": onderwerpen die van bijzonder belang zijn voor
gebruikers op een bepaald tijdstip, maar die niet zijn opgenomen in de gewone
gegevensreeksen ;
g)
"kernindicator": informatie die op grote schaal wordt gebruikt voor het
monitoren van een centrale doelstelling van het EU-beleid.
Verordening (EG) nr. 763/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende
volks- en woningtellingen (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 14).
22
NL
Artikel 3
Gegevensreeksen
1.
2.
De in artikel 1 bedoelde gegevensverzameling wordt onderverdeeld in de volgende
deelgebieden:
a)
arbeidsmarkt;
b)
inkomen en levensomstandigheden;
c)
gezondheid,
d)
onderwijs en opleiding;
e)
gebruik van informatie- en communicatietechnologie;
f)
tijdsbesteding;
g)
verbruik.
De gegevens hebben betrekking op onderwerpen die gemeenschappelijk zijn voor
alle deelgebieden, en op de volgende specifieke onderwerpen, zoals nader bepaald in
bijlage I:
a)
kenmerken van de persoon en het huishouden;
b)
arbeidsmarktparticipatie;
c)
duur van het dienstverband en eerdere werkervaring;
d)
arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen;
e)
opleidingsniveau en achtergrond;
f)
deelname aan onderwijs en opleiding;
g)
gezondheid: status en arbeidsongeschiktheid, zorg en determinanten;
h)
inkomen, verbruik en vermogen, met inbegrip van schulden;
i)
levensomstandigheden, met inbegrip van materiële deprivatie, huisvesting,
leefomgeving en toegang tot diensten;
j)
kwaliteit van het bestaan, inclusief sociale en culturele participatie en welzijn;
k)
tijdsverdeling, en
l)
deelname aan de informatiemaatschappij.
3.
De nauwkeurigheidseisen en de kenmerken van de voor de verschillende
deelgebieden gebruikte steekproeven zijn zoals in respectievelijk de bijlagen II en III
is vastgelegd.
4.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 15 gedelegeerde handelingen
vast te stellen tot wijziging van de in bijlage I opgenomen gedetailleerde
onderwerpen, zodat rekening kan worden gehouden met relevante technische, sociale
en economische ontwikkelingen en kan worden ingespeeld op de nieuwe behoeften
van de gebruikers. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid ziet de Commissie erop
toe dat:
a)
NL
dergelijke gedelegeerde handelingen geen aanzienlijke extra lasten of kosten
veroorzaken voor de lidstaten en de respondenten;
23
NL
b)
per deelgebied niet meer dan 20 procent van de in bijlage I genoemde
gedetailleerde onderwerpen wordt gewijzigd door middel van gedelegeerde
handelingen. Voor de deelgebieden waarvoor jaarlijks of meerdere keren per
jaar gegevens worden verzameld, bedragen deze wijzigingen maximaal
10 procent van de gedetailleerde lijst van onderwerpen. Deze
maximumpercentages gelden voor vier opeenvolgende jaren. Het aantal
gedetailleerde onderwerpen dat mag worden veranderd, wordt naar boven
afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal.
Artikel 4
Meerjarige, voortschrijdende planning
1.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 gedelegeerde handelingen vast
te stellen voor het vaststellen of aanpassen van een achtjarige meerjarige,
doorlopende planning voor de verzameling van de gegevens waarop deze
verordening betrekking heeft, overeenkomstig de in bijlage IV gespecificeerde
frequentie. De Commissie zorgt ervoor dat dergelijke gedelegeerde handelingen voor
de lidstaten of de respondenten geen aanzienlijke extra lasten of kosten opleveren.
2.
In deze meerjarige voortschrijdende planning is de periode bepaald gedurende welke
gegevens worden verzameld voor:
3.
a)
de aan de deelgebieden verbonden gedetailleerde onderwerpen;
b)
ad hoc door de gebruikers gevraagde onderwerpen voor de deelgebieden
arbeidsmarkt, inkomen en levensomstandigheden, zoals bepaald in bijlage IV.
In uitzonderlijke en gerechtvaardigde gevallen, mogen deze gegevens
betrekking hebben op andere gedetailleerde onderwerpen dan zijn vermeld in
bijlage I.
De aanpassingen van de planning als bedoeld in lid 1 vinden uiterlijk 24 maanden
voor de aanvang van elke verzamelperiode plaats, zoals bepaald in de planning. Met
deze aanpassingen wordt ernaar gestreefd de doeltreffendheid en de samenhang van
de planning met de behoeften van de gebruikers te waarborgen.
Artikel 5
Statistische populaties en waarnemingseenheden
NL
1.
De statistische populatie bestaat uit alle personen die gewoonlijk in particuliere
huishoudens in elke lidstaat verblijven.
2.
De gegevensverzameling vindt in elke lidstaat plaats voor een steekproef van
waarnemingseenheden die worden gevormd door particuliere huishoudens of
personen die onderdeel uitmaken van particuliere huishoudens, die gewoonlijk
verblijven in die lidstaat.
24
NL
Artikel 6
Technische specificaties van de gegevensreeksen
1.
2.
De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen voor de vaststelling
van de volgende technische punten van de individuele gegevensreeksen:
a)
het aantal en de beschrijving van variabelen;
b)
de statistische classificaties;
c)
de precieze eigenschappen van de
waarnemingseenheden en de respondenten;
d)
de referentieperiodes en -datums;
e)
de eisen die verband houden met geografische dekking, kenmerken van de
steekproef, met inbegrip van substeekproeven, technische aspecten van het
veldwerk, bewerking en verrekening, wegingsfactoren, schattingen en schatting
van de afwijking;
f)
voor zover dat nodig is om een hoog niveau van vergelijkbaarheid van de
werkgelegenheids- en werkloosheidsgegevens in het deelgebied arbeidsmarkt
te bereiken, de methodologie die moet worden gebruikt om de gegevens te
verzamelen. Dit kan, waar nodig, de volgorde en de plaatsing van de vragen in
de vragenlijst omvatten. Deze noodzaak moet naar behoren worden
gemotiveerd.
statistische
populaties,
de
Wanneer punten gemeenschappelijk zijn voor verschillende gegevensreeksen, wordt
de Commissie gemachtigd uitvoeringshandelingen vast te stellen voor de vaststelling
van de volgende technische kenmerken van de gegevensreeksen:
a)
de lijst en de beschrijving van variabelen;
b)
de statistische classificaties;
c)
de precieze eigenschappen
waarnemingseenheden.
van
de
statistische
populaties
en
de
3.
Voor de gegevensreeksen over maandelijkse werkloosheid in het deelgebied
arbeidsmarkt, wordt de Commissie gemachtigd uitvoeringshandelingen vast te stellen
voor het beschrijven van de variabelen, de duur, de kwaliteitseisen en de mate van
gedetailleerdheid van de tijdreeksen die moeten worden ingediend.
4.
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 16,
lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 7
Normen voor de verzending en uitwisseling van informatie
NL
1.
Technische normen worden ingevoerd ter vergemakkelijking van de uitwisseling van
gegevens tussen de Commissie (Eurostat) en de lidstaten, met name ter
ondersteuning van het kwaliteitsbeheer en de procesdocumentatie die betrekking
hebben op de onder deze verordening vallende statistieken.
2.
De technische normen zullen statistische begrippen, processen en producten,
waaronder gegevens en metagegevens, bestrijken.
25
NL
3.
De Commissie is bevoegd om uitvoeringshandelingen aan te nemen teneinde de in
lid 1 genoemde technische normen vast te stellen. Deze uitvoeringshandelingen
worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 16, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure.
Artikel 8
Gegevensbronnen en methoden
1.
2.
De lidstaten verstrekken de in artikel 1 bedoelde gegevens met behulp van een of
meer van de volgende bronnen, mits deze voldoen aan de kwaliteitseisen van
artikel 12:
a)
informatie die rechtstreeks door de respondenten wordt geleverd;
b)
administratieve gegevens en andere bronnen, methoden of innovatieve
benaderingen, mits deze de productie garanderen van gegevens die
vergelijkbaar zijn en voldoen aan de specifieke eisen die zijn vastgesteld in
deze verordening.
De lidstaten verschaffen de Commissie (Eurostat) gedetailleerde informatie over de
gebruikte bronnen en methoden.
Artikel 9
Periodiciteit van de gegevensreeksen
De periodiciteit van de gegevensreeksen is zoals bepaald in bijlage IV.
Artikel 10
Indiening van gegevens en termijnen
1.
De indieningstermijnen zijn zoals bepaald in bijlage V.
2.
Voor elke gegevensreeks verstrekken de lidstaten de Commissie (Eurostat) vooraf
gecontroleerde microgegevens die niet rechtstreeks tot de betrokken statistische
eenheden herleidbaar zijn.
3.
In afwijking van lid 2 worden vooraf gecontroleerde geaggregeerde gegevens
verstrekt voor de opstelling van maandelijkse werkloosheidsstatistieken.
4.
Vanaf 2019 moeten de lidstaten gegevens verzamelen en indienen overeenkomstig
deze verordening.
Artikel 11
Steekproefkaders
1.
NL
De gegevens worden gebaseerd op representatieve steekproeven die afkomstig zijn
uit de steekproefkaders op nationaal niveau waarbij personen of huishoudens
willekeurig worden gekozen, met een bekende waarschijnlijkheid van selectie. De
steekproefkaders zijn ontworpen om de relevante populatie volledig en uitsluitend te
bestrijken en worden regelmatig bijgewerkt. Zij bevatten alle gegevens die nodig zijn
26
NL
voor het steekproefontwerp, zoals informatie die nodig is voor stratificatiedoeleinden
en om contact op te nemen met de personen of huishoudens. Het steekproefkader
omvat tevens de informatie die nodig is om personen aan andere administratieve
bestanden te koppelen, voor zover toegestaan volgens de regels inzake
gegevensbescherming.
2.
3.
Wanneer een dergelijk steekproefkader niet beschikbaar is in de lidstaat, worden
andere steekproefkaders gebruikt die voldoen aan de volgende criteria. Deze
steekproefkaders:
a)
identificeren de steekproefeenheden en dit kunnen personen, huishoudens of
woningen zijn;
b)
zijn in staat zijn om de waarschijnlijkheid van selectie weer te geven;
c)
worden regelmatig bijgewerkt.
De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen tot vaststelling van
uniforme voorwaarden voor de steekproefkaders, waarbij met name minimumeisen
worden
uiteengezet.
Deze
uitvoeringshandelingen
worden
vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 12
Kwaliteit
NL
1.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat gegevens en
metagegevens van goede kwaliteit worden toegezonden.
2.
Voor de toepassing van deze verordening gelden de kwaliteitscriteria van artikel 12,
lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009.
3.
De Commissie (Eurostat) beoordeelt de kwaliteit van de metagegevens over de
specificaties, van de toegezonden gegevens en van de steekproefkaders.
4.
Daartoe dienen de lidstaten ten aanzien van de in artikel 10 bedoelde gegevens en
microgegevens het volgende in:
a)
metagegevens waarin wordt beschreven welke methodologie is gebruikt en hoe
de technische specificaties zijn verwezenlijkt aan de hand van de eisen van
deze verordening;
b)
informatie over de naleving van de minimumeisen voor de gebruikte
steekproefkaders, met inbegrip van de ontwikkeling en de actualisering ervan,
als neergelegd in deze verordening.
5.
De lidstaten dienen de in lid 4 bedoelde metagegevens en informatie uiterlijk drie
maanden na afloop van de termijn voor de indiening van de gegevens en
microgegevens in. Deze aanvullende informatie wordt verstrekt in de vorm van
kwaliteitsverslagen die met name aantonen hoe de ingediende gegevens en
microgegevens en de metagegevens en informatie voldoen aan de kwaliteitseisen.
6.
De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen om de modaliteiten
en de inhoud van de kwaliteitsverslagen vast te stellen. Deze uitvoeringshandelingen
worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 16, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure.
27
NL
7.
De lidstaten stellen de Commissie (Eurostat) onverwijld in kennis van elke relevante
informatie of wijziging in verband met de uitvoering van deze verordening die van
invloed kan zijn op de kwaliteit van de ingediende gegevens.
8.
De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) desgevraagd de aanvullende
informatie die nodig is om de kwaliteit van de statistische informatie te beoordelen.
Artikel 13
Haalbaarheids- en proefstudies
Ter verbetering van de gegevensreeksen voert de Commissie (Eurostat), waar nodig, een
aantal haalbaarheids- en proefstudies uit waaraan de lidstaten hun medewerking verlenen, met
name om de kwaliteit te verbeteren, met inbegrip van de vergelijkbaarheid, om bij te dragen
aan de modernisering van de deelgebieden verbruik en tijdsbesteding, om nieuwe manieren te
verkennen en uit te voeren om het aanpassingsvermogen aan de behoeften van de gebruikers
te verbeteren, om de gegevensverzameling en het gebruik van andere gegevensbronnen beter
te integreren en om de gegevensverzameling in de lidstaten efficiënter te maken, rekening
houdend met de technologische ontwikkelingen.
Artikel 14
Financiering
1.
Voor de uitvoering van deze verordening kan de Unie financiële steun toekennen aan
de nationale instituten voor de statistiek en andere nationale instanties zoals bedoeld in
artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad,
voor:
a)
de ontwikkeling en/of uitvoering van gegevensverzamelingen of
gegevensverzamelingsmethoden voor sociale statistieken, met inbegrip van
steekproefkaders, tijdens de eerste vier jaar van de verzameling van de
gegevensreeksen;
b)
het ontwikkelen van methodologieën, met inbegrip van de in artikel 13
bedoelde haalbaarheids- en proefstudies;
c)
het verzamelen van statistieken over een ad-hoconderwerp dat wordt vereist
door de gebruikers zoals bepaald in bijlage IV of door nieuwe of herziene reeksen
variabelen en kenmerken die voor het eerst worden uitgevoerd;
2. De financiële bijdrage van de Unie wordt verstrekt in overeenstemming met artikel 7 van
Verordening (EU) nr. 99/2013 van het Europees Parlement en de Raad34, artikel 16, lid 1,
onder a) van Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad35,
34
35
NL
Verordening (EU) nr. 99/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende
het Europees statistisch programma 2013-2017 (PB L 39 van 9.2.2013, blz. 12).
Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013
betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("EaSI")
en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-
28
NL
artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad36,
artikel 58 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad37, of
artikel 5 van Verordening (EU) nr. 282/2014 van het Europees Parlement en de Raad38.
3.
Het bedrag van de financiële bijdrage van de Unie mag niet hoger zijn dan 90 % van
de subsidiabele kosten.
Artikel 15
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1.
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de
Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.
De in artikel 3, lid 4, en artikel 4, lid 1, bedoelde bevoegdheid tot vaststelling van
gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd
vanaf [Publications Office: please insert exact date of entry into force of the
Regulation].
3.
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 4, en artikel 4, lid 1,
bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking
beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van
kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van
de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.
Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de
door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn
neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over betere wetgeving van 13 april
201639.
5.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan
gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 347 van 20.12.2013,
blz. 238).
36
Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot
vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot
intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).
37
Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013
houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees
Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees
Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale
ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en
visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013,
blz. 320).
38
Verordening (EU) nr. 282/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot
vaststelling van een derde meerjarig actieprogramma van de Unie op het gebied van gezondheid voor de periode
2014-2020 en tot intrekking van Besluit nr. 1350/2007/EG (PB L 86 van 21.3.2014, blz. 1).
39
NL
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
29
NL
6.
Een overeenkomstig artikel 3, lid 4, en artikel 4, lid 1, vastgestelde gedelegeerde
handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad
daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de
handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien
zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van
twee maanden de Commissie hebben laten weten daartegen geen bezwaar te zullen
maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met
twee maanden verlengd.
Artikel 16
Comitéprocedure
1.
De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 223/2009
ingestelde Comité voor het Europees statistisch systeem. Dat comité is een comité in
de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011
van toepassing.
Artikel 17
Afwijkingen
NL
1.
Indien voor de toepassing van deze verordening of de uitvoeringsvoorschriften en de
op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen, grote aanpassingen van het
nationale statistische systeem van een lidstaat nodig zijn, kan de Commissie, door
middel van uitvoeringshandelingen, een afwijking van maximaal drie jaar verlenen.
Een afwijking kan alleen worden verleend indien deze geen afbreuk doet aan de
vergelijkbaarheid van de gegevens van de lidstaten over sleutelindicatoren of de
berekening van de vereiste tijdige en representatieve Europese aggregaten niet
belemmert.
2.
Wanneer een afwijking nog altijd gerechtvaardigd is aan het einde van de periode
waarvoor zij was verleend, kan de Commissie nog een afwijking toestaan voor een
periode van maximaal drie jaar, door middel van uitvoeringshandelingen.
3.
Wanneer een lidstaat de vereiste gegevens alleen kan verstrekken met behulp van
andere methoden dan vastgelegd in deze verordening of in de
uitvoeringsvoorschriften en gedelegeerde handelingen die krachtens deze
verordening worden vastgesteld, kan de Commissie bij wijze van uitzondering
toestemming geven voor het gebruik van dergelijke methoden voor een maximale
duur van vijf jaar, door middel van uitvoeringshandelingen.
4.
Wanneer de vergunning nog steeds gerechtvaardigd is aan het einde van de periode
waarvoor zij was verleend, kan de Commissie nog een vergunning verlenen voor een
periode van maximaal vijf jaar, door middel van uitvoeringshandelingen.
5.
Voor de toepassing van de leden 1 tot en met 4 dient de lidstaat een met redenen
omkleed verzoek in bij de Commissie binnen drie maanden na de datum van
inwerkingtreding van de desbetreffende handeling, of zes maanden vóór het einde
van de periode waarvoor de huidige afwijking of vergunning is verleend. Bij het
aanvragen van de vergunning als bedoeld in de leden 3 en 4 stelt de betrokken
30
NL
lidstaat een gedetailleerde beschrijving op van de gehanteerde methoden en toont aan
dat deze tot vergelijkbare resultaten leiden.
6.
De Commissie stelt die uitvoeringshandelingen vast volgens de in artikel 16, lid 2,
bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 18
Intrekking
1.
De Verordeningen (EG) nr. 577/98 en (EG) nr. 1177/2003 worden met ingang van
31 december 2018 ingetrokken. De in deze verordeningen vastgestelde eisen
betreffende de indiening van gegevens en metagegevens, waaronder
kwaliteitsverslagen, blijven van toepassing voor de referentieperioden vóór de
intrekking ervan.
2.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar
onderhavige verordening.
Artikel 19
Inwerkingtreding
1.
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2025 met betrekking tot de deelgebieden die
worden uiteengezet in artikel 3, lid 1, onder f) en g).
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke
lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
NL
Voor de Raad
De voorzitter
31
NL
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.
KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1. Benaming van het voorstel/initiatief
1.2. Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur
1.3. Aard van het voorstel/initiatief
1.4. Doelstelling(en)
1.5. Motivering van het voorstel/initiatief
1.6. Duur en financiële gevolgen
1.7. Beheersvorm(en)
2.
BEHEERSMAATREGELEN
2.1. Regels inzake het toezicht en de verslagen
2.2. Beheers- en controlesysteem
2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
3.
GERAAMDE
FINANCIËLE
VOORSTEL/INITIATIEF
GEVOLGEN
3.1. Rubriek(en) van het meerjarig
begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
financieel
kader
VAN
HET
en
betrokken
3.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader
3.2.5. Bijdragen van derden
3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
NL
32
NL
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.
KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.
Benaming van het voorstel/initiatief
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD ter
vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor Europese statistieken over
personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden
verkregen door middel van steekproeven.
1.2.
Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur40
3403 – Productie van statistische informatie.
1.3.
Aard van het voorstel/initiatief
 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie
 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie41
 Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie
 Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe
actie
1.4.
Doelstelling(en)
1.4.1.
De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de
Commissie
Voor het ontwikkelen en evalueren van beleid met het oog op de politieke
prioriteiten van de Commissie, met name degene die verband houden met banen en
groei, de digitale eengemaakte markt, een diepere en eerlijkere Europese monetaire
unie (EMU), migratie en mobiliteit, zijn goede analytische en controlemiddelen
nodig. Daarnaast houden de politieke prioriteiten verband met een aantal
verschillende domeinen binnen de sociale en economische statistiek, waardoor
gezorgd moet worden voor meer samenhang tussen gegevensbronnen. De
Europa 2020-strategie maakt gebruikt van indicatoren om centrale doelstellingen op
de voet te volgen, bijvoorbeeld de bevordering van werkgelegenheid, verbetering van
het onderwijsniveau en bevordering van sociale inclusie, met name door middel van
armoedebestrijding. Om deze indicatoren te berekenen, is actuele statistische
informatie nodig. Deze statistische informatie moet zo efficiënt mogelijk worden
geproduceerd, met behulp van moderne statistische methoden voor de verzameling
en productie van gegevens.
Het voorstel zal ook de flexibiliteit vergroten waarmee kan worden gereageerd op
verzoeken van strategische initiatieven van hoog niveau om indicatoren.
40
41
NL
ABM: activity-based management; ABB: activity-based budgeting.
In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
33
NL
1.4.2.
Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)
Specifieke doelstelling nr. 1
Voor het aanpakken van: i) de huidige fragmentatie in de productie van Europese
sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven; en ii) de
rigiditeit van het huidige systeem van gegevensverzameling voor Europese sociale
statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven.
Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)
3403 – Productie van statistische informatie.
1.4.3.
Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.
Het voorstel zal ervoor zorgen dat Europese sociale statistieken die worden
verzameld door middel van steekproeven beter kunnen worden aangepast aan de
behoeften van de maatschappij. Daarnaast zal het voorstel, door manieren aan te
dragen om de samenhang tussen verschillende domeinen te bevorderen, Eurostat
helpen de kwaliteit te garanderen van Europese sociale statistieken die worden
verzameld door middel van steekproeven. Het zal ook het gebruik van innovatieve
statistische hulpmiddelen en methoden faciliteren en meer efficiënte samenwerking
en coördinatie mogelijk maken tussen nationale instituten voor de statistiek en andere
nationale autoriteiten, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 223/2009 betreffende
de Europese statistiek.
Het voorstel zal tot eenmalige kosten leiden voor de nationale instituten voor de
statistiek. Naar verwachting zullen de algehele kosten van de uitvoering echter dalen,
met name dankzij een vermindering van de redundantie en overlap tussen de
verzameling van verschillende gegevens en het hergebruik van statistische
productiesystemen. Afhankelijk van hoe de productiemethoden op nationaal niveau
worden geïmplementeerd (bv. of er technologische en methodologische innovaties
worden toegepast, of de toegang tot administratieve registers wordt verbeterd),
kunnen de hogere kosten in de initiële ontwerpfase van de sociale enquêtes
grotendeels worden gecompenseerd door een daling in de kosten in de fase van
gegevensverzameling, goed voor twee derde van de totale kosten van statistische
productie. De potentiële stijging van de kosten als gevolg van de toegenomen
flexibiliteit in de gegevensverzameling kan onder controle worden gehouden als de
centrale componenten van de enquêtes, die de kosten voor de nationale instituten
voor de statistiek in grote mate bepalen, zoals beoogd, worden gespecificeerd in de
kaderwetgeving.
Het voorstel voldoet aan de doelstellingen van het Refit-programma op het gebied
van vereenvoudiging, met name omdat het de vijf verordeningen in één regelgevend
kader stroomlijnt.
1.4.4.
Resultaat- en effectindicatoren
Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief
is uitgevoerd.
De Commissie (Eurostat) stelt gemeenschappelijke Europese statistische richtlijnen
op en stelt de eisen vast voor kwaliteitsrapportage met betrekking tot de
ontwikkeling, productie en verspreiding van sociale statistieken. De
kwaliteitsverslagen die de lidstaten moeten opstellen voor elke gegevensverzameling,
NL
34
NL
moeten specifieke controles bevatten die relevant zijn voor de gegevensverzameling.
Zo kan de kwaliteit van statistische gegevens worden gegarandeerd.
1.5.
Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.
Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien
Op de korte en middellange termijn: de bestaande verordeningen op het gebied van
Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven
integreren; de productieprocessen voor Europese sociale statistieken die worden
verzameld door middel van steekproeven defragmenteren en de flexibiliteit van de
gegevensverzameling verbeteren door meerlagige wetgeving in te voeren.
Op de lange termijn: ervoor zorgen dat Europese sociale statistieken die worden
verzameld door middel van steekproeven een waardevolle input blijven leveren voor
beleidsontwikkeling op EU en nationaal niveau; en de efficiëntie verbeteren van de
methoden die worden gebruikt om sociale statistieken te verzamelen.
1.5.2.
Toegevoegde waarde van de deelname van de EU
De productie van statistieken die 1) geharmoniseerd zijn en vergelijkbaar tussen
verschillende lidstaten en 2) afgestemd zijn op de behoeften van de EU, kan niet op
nationaal niveau alleen worden gerealiseerd. Het is alleen mogelijk EU-statistieken te
produceren als de lidstaten een geharmoniseerde methodologie toepassen en
statistieken produceren in overeenstemming met een bepaalde gemeenschappelijke
output en gemeenschappelijke kenmerken. Dit kan alleen volledig worden
gerealiseerd door actie op EU-niveau.
1.5.3.
Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
Er zijn verschillende verordeningen van toepassing op verschillende domeinen van
de sociale statistiek, wat heeft geleid tot inconsistenties en inefficiëntie bij de
verzameling van gegevens. Dit is de eerste keer dat er een kaderverordening wordt
voorgesteld voor de zeven domeinen van de sociale statistiek. Dit initiatief zal de vijf
huidige rechtsgrondslagen stroomlijnen voor, respectievelijk, de steekproefenquête
naar de arbeidskrachten (LFS), communautaire statistiek van inkomens en
levensomstandigheden (EU-SILC), de enquête volwasseneneducatie (AES), het
Europees gezondheidsonderzoek door middel van interviews (EHIS) en de enquête
over het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in
huishoudens (ICT-HH). Het zal ook de rechtsgrondslag vormen voor de twee
Europese sociale enquêtes die momenteel worden uitgevoerd op grond van een
informele overeenkomst: het budgetonderzoek (HBS) en de geharmoniseerde
Europese tijdbestedingsenquête (HETUS).
1.5.4.
Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten
Dit voorstel sluit aan op Verordening (EG) nr. 223/2009 betreffende de Europese
statistiek.
NL
35
NL
1.6.
Duur en financiële gevolgen
 Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur
–  Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
–  Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ
 Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur42:
– Er is een periode van gefaseerde invoering van zeven jaar voor de
tenuitvoerlegging van het voorstel, van 2019 tot 2025.
– Het programma moet hierna echter worden voortgezet.
– In het financieel memorandum wordt echter alleen rekening gehouden met de
jaren van het huidig meerjarig financieel kader (MFK) (2019-2020).
Verlenging van de financiering zal afhankelijk zijn van het akkoord dat wordt bereikt
voor het volgende MFK en van de voortzetting van de specifieke programma's
waarvoor de financiering wordt voorzien.
1.7.
Beheersvorm(en)43
 Direct beheer door de Commissie
–  door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;
–  door de uitvoerende agentschappen
 Gedeeld beheer met lidstaten
 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
–  derde landen of de door hen aangewezen organen;
–  internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
–  de EIB en het Europees Investeringsfonds;
–  de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;
–  publiekrechtelijke lichamen;
–  privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover
zij voldoende financiële garanties bieden;
–  privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een
publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële
garanties bieden;
–  personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van
het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden
genoemd in de betrokken basishandeling.
–
42
43
NL
Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".
Er is overeenstemming bereikt tussen DG ESTAT en de andere betrokken DG's over de financiering
van de activiteiten die onder dit voorstel vallen in de vorm van gekruiste subdelegatie die aan
DG ESTAT moet worden gegeven.
Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn
beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
36
NL
Opmerkingen
[…]
[…]
NL
37
NL
2.
BEHEERSMAATREGELEN
2.1.
Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
Er worden al regelmatig diepgaande kwaliteitsrapportages over de uitvoering van
elke statistische gegevensverzameling verstrekt, overeenkomstig de specifieke
geldende regels. In het kader van het voorstel zal deze rapportage worden voortgezet
en verder verbeterd.
Subsidieontvangers moeten de verzamelde gegevens en het desbetreffende
kwaliteitsverslag indienen.
2.2.
Beheers- en controlesysteem
2.2.1.
Mogelijk(e) risico('s)
Aangezien de Commissie heeft gekozen voor direct beheer als beheersvorm, houden
de belangrijkste inherente risico's verband met het beheer van
aanbestedingsprocedures en subsidies.
2.2.2.
Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle
De Commissie (Eurostat) heeft voor de periode 2013-2017 een controlestrategie
ontwikkeld. De maatregelen en hulpmiddelen die in deze strategie zijn opgenomen,
zijn volledig van toepassing op de verzameling van statistieken in het kader van de
voorgestelde verordening. De soorten veranderingen die door de strategie worden
ingevoerd, kunnen de kans op fraude verkleinen en bijdragen aan de bestrijding
ervan. Zij omvatten: het verminderen van complexiteit, door het toepassen van
kosteneffectieve controleprocedures en het uitvoeren van op risico's gebaseerde ex
ante- en ex post-controles. In de strategie zijn ook maatregelen opgenomen om
bewustzijn te creëren evenals training op het gebied van fraudepreventie.
2.2.3.
Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte
foutenrisico
De Commissie (Eurostat) heeft een controlestrategie ingevoerd die er over het
algemeen op gericht is het risico van niet-naleving te beperken tot onder het
materialiteitscriterium van 2 %, in overeenstemming met de doelstellingen voor
interne controle en risicobeheer die worden uiteengezet in haar strategische plan voor
2016-2020. Op 100 % van de financiële transacties (en dus 100 % van de begroting)
zullen verplichte ex ante-controles worden uitgevoerd overeenkomstig het Financieel
Reglement. Daarnaast zullen er controles worden uitgevoerd op basis van een
diepgaande analyse van de onderliggende documentatie op basis van een jaarlijkse
risicoanalyse. Hiervoor kan 4-6 % van de totale begroting die door Eurostat wordt
beheerd, worden gebruikt.
2.3.
Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.
Op 30 oktober 2013, heeft Eurostat een fraudebestrijdingsstrategie aangenomen voor
2014-2017, in overeenstemming met de fraudebestrijdingsstrategie van de
Commissie van 24 juni 2011 (CAFS). In de fraudebestrijdingsstrategie worden drie
operationele doelstellingen gespecificeerd: i) het versterken van de bestaande
maatregelen voor fraudebestrijding;
ii) een betere integratie van
NL
38
NL
fraudebestrijdingsprocedures in de risicobeoordeling en het risicobeheer van Eurostat
en bij inspecties, planning, rapportage en controle; en iii) het versterken van de
fraudebestrijdingscapaciteiten en het bewustzijn in het kader van de
fraudebestrijdingscultuur van de Commissie. De fraudebestrijdingsstrategie wordt
vergezeld van een actieplan voor fraudebestrijding. Tijdens de periode van
toepassing wordt de tenuitvoerlegging van de fraudebestrijdingsstrategie twee keer
per jaar gecontroleerd aan de hand van verslagen die aan het management worden
verstrekt.
Eurostat zal de effecten van de strategie in 2017 evalueren en de strategie
overeenkomstig bijwerken. In 2016 zal ook een tussentijdse evaluatie van het
actieplan voor fraudebestrijding worden uitgevoerd.
De evaluatie van zowel de strategie van Eurostat als van het actieplan zal worden
uitgevoerd op basis van de geactualiseerde methodologie en richtlijnen die het
Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) in februari 2016 heeft gepubliceerd.
Alle potentiële ontvangers van subsidies zijn overheidsinstanties (nationale instituten
voor de statistiek en andere nationale autoriteiten, zoals bepaald in Verordening (EG)
nr. 223/2009). Daarnaast worden de subsidies toegekend zonder oproepen tot het
indienen van voorstellen. Er zijn maatregelen ingevoerd om toezicht te houden op het
beheer van de subsidies. Deze houden rekening met de specifieke subsidieprocedure
en hebben betrekking op ex ante- en ex post-analyses van het subsidiebeheer.
Het gebruik van eenheidskosten en vaste bedragen overeenkomstig artikel 124, lid 1,
van het Financieel Reglement vermindert de kans op fouten bij het beheer van
subsidies aanzienlijk en vereenvoudigt het beheer aanzienlijk.
NL
39
NL
3.
GERAAMDE
FINANCIËLE
VOORSTEL/INITIATIEF
GEVOLGEN
3.1.
Rubriek(en) van het meerjarig financieel
begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
VAN
kader
en
HET
betrokken
 Bestaande begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de
begrotingsonderdelen.
Rubriek
van het
meerjarig
financieel
kader
Bijdrage
Nummer
[Omschrijving………………………...……
………]
GK/NGK
44
.
van EVAlanden45
van
kandidaatlidstaten46
van derde
landen
in de zin van
artikel 21, lid 2,
onder b), van het
Financieel
Reglement
1a
04.030201 — Gek. prog.: EASI —
Programma van de Europese Unie
voor werkgelegenheid en sociale
innovatie (EaSI)
GK
JA
NEE
NEE
NEE
1a
09.040201 — Leiderschap op het
gebied
van
informatieen
communicatietechnologie
(Gek.
prog.: HORIZON 2020 — het
kaderprogramma voor onderzoek en
innovatie (Horizon 2020)
GK
JA
NEE
NEE
NEE
1a
29.020100
—
Gekoppelde
programma's: ESP — Europees
statistisch
programma 2013-2017;
ESP18_20 — Europees statistisch
programma (ESP) 2018-2020
GK
JA
NEE
NEE
NEE
1
13.036501 — Gek. prog.: EFRO —
Europees Fonds voor regionale
ontwikkeling (EFRO)
GK
NEE
NEE
NEE
NEE
1
13.046101 — Gek. prog.: CF —
Cohesiefonds (CF)
GK
NEE
NEE
NEE
NEE
3
17.030100 — Gek. prog.: HEALTH —
Actieprogramma voor de Unie op het
gebied
van
gezondheid
(Gezondheidsprogramma)
GK
JA
JA
JA
NEE
44
45
46
NL
Soort
krediet
Begrotingsonderdeel
GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
40
NL
3.2.
Geraamde gevolgen voor de uitgaven
[Dit deel moet worden ingevuld op de spreadsheet met administratieve begrotingsgegevens (tweede document in de bijlage bij dit
financieel memorandum), te uploaden in CISNET met het oog op overleg tussen de diensten.]
3.2.1.
Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarig financieel
kader
Nummer
DG: ESTAT
1a. Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid
Jaar
Jaar
2019
2020
TOTAAL
 Beleidskredieten
Nummer begrotingsonderdeel 29.020100
Nummer begrotingsonderdeel
Uit het budget van specifieke
administratieve kredieten47
Vastleggingen
(1)
Betalingen
Vastleggingen
Betalingen
(2)
programma's
TOTAAL kredieten
NL
9,946
7,093
5,298
4,648
9,946
2,649
4,444
7,093
(1a)
(2a)
(3)
Vastleggingen
47
4,648
4,444
gefinancierde
Nummer begrotingsonderdeel
voor DG ESTAT
5,298
2,649
=1+1a
+3
=2+2a
Betalingen
+3
Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen),
onderzoek door derden, eigen onderzoek.
41
NL
DG: EMPL
Jaar
Jaar
2019
2020
TOTAAL
 Beleidskredieten
Nummer begrotingsonderdeel 04.030201
Nummer begrotingsonderdeel
Uit het budget van specifieke
administratieve kredieten48
Vastleggingen
(1)
Betalingen
Vastleggingen
Betalingen
(2)
programma's
2,695
2,625
5,889
4,222
3,194
2,695
5,889
1,597
2,625
4,222
(1a)
(2a)
gefinancierde
Nummer begrotingsonderdeel
(3)
Vastleggingen
TOTAAL kredieten
voor DG EMPL
3,194
1,597
=1+1a
+3
=2+2a
Betalingen
+3
DG: CONNECT
Jaar
Jaar
2019
2020
TOTAAL
 Beleidskredieten
Nummer begrotingsonderdeel 09.040201
48
NL
Vastleggingen
(1)
Betalingen
(2)
2,000
1,000
0,000
0,800
2,000
1,800
Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen),
onderzoek door derden, eigen onderzoek.
42
NL
Nummer begrotingsonderdeel
Uit het budget van specifieke
administratieve kredieten49
Vastleggingen
Betalingen
programma's
(2a)
gefinancierde
Nummer begrotingsonderdeel
(3)
Vastleggingen
TOTAAL kredieten
voor DG CONNECT
(1a)
=1+1a
+3
=2+2a
Betalingen
+3
2,000
0,000
2,000
1,000
0,800
1,800
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarig financieel
kader
Nummer
DG: REGIO
1. Slimme en inclusieve groei
Jaar
Jaar
2019
2020
TOTAAL
 Beleidskredieten
Nummer begrotingsonderdeel 13.036501
Nummer begrotingsonderdeel 13.046101
Uit het budget van specifieke
administratieve kredieten50
49
NL
Vastleggingen
(1)
Betalingen
(2)
Vastleggingen
(1a)
Betalingen
(2a)
programma's
0,466
0,233
0,200
0,100
0,466
0,419
0,200
0,180
0,932
0,652
0,400
0,280
gefinancierde
Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen),
onderzoek door derden, eigen onderzoek.
43
NL
Nummer begrotingsonderdeel
(3)
Vastleggingen
TOTAAL kredieten
voor DG REGIO
 TOTAAL beleidskredieten
=2+2a
Betalingen
0,666
1,332
0,333
0,599
0,932
(4)
11,159
8,008
19,167
Betalingen
(5)
5,579
8,468
14,047
TOTAAL uit het budget voor specifieke
programma's gefinancierde administratieve kredieten
onder RUBRIEK 1
van het meerjarig financieel kader
+3
0,666
Vastleggingen

TOTAAL kredieten
=1+1a
+3
(6)
Vastleggingen
=4+6
11,159
8,008
19,167
Betalingen
=5+6
5,579
8,468
14,047
Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken:
Rubriek van het meerjarig financieel
kader
DG: SANTE
50
NL
Nummer
3. Veiligheid en burgerschap
Jaar
2019
Jaar
2020
TOTAAL
Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen),
onderzoek door derden, eigen onderzoek.
44
NL
 Beleidskredieten
Nummer begrotingsonderdeel 17.030100
Nummer begrotingsonderdeel
Uit het budget van specifieke
administratieve kredieten51
Vastleggingen
(1)
Betalingen
Vastleggingen
Betalingen
(1a)
programma's
TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 3
van het meerjarig financieel kader
0,000
0,500
0,500
0,000
0,250
0,250
(2a)
=1+1a
+3
=2+2a
Betalingen
+3
Vastleggingen
(4)
0,000
0,500
0,500
Betalingen
(5)
0,000
0,250
0,250
 TOTAAL uit het budget voor specifieke programma's
gefinancierde administratieve kredieten
TOTAAL kredieten
0,500
0,250
(3)
Vastleggingen
 TOTAAL beleidskredieten
0,500
0,250
gefinancierde
Nummer begrotingsonderdeel
voor DG SANTE
(2)
0,000
0,000
(6)
Vastleggingen
=4+6
0,000
0,500
0,500
Betalingen
=5+6
0,000
0,250
0,250
Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken:
 TOTAAL beleidskredieten
51
NL
Vastleggingen
(4)
11,159
8,508
19,667
Betalingen
(5)
5,579
8,718
14,297
Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen),
onderzoek door derden, eigen onderzoek.
45
NL

TOTAAL uit het budget voor specifieke
programma's gefinancierde administratieve kredieten
TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4
van het meerjarig financieel kader
(referentiebedrag)
NL
(6)
Vastleggingen
=4+6
11,159
8,508
19,667
Betalingen
=5+6
5,579
8,718
14,297
46
NL
Rubriek van het meerjarig financieel
kader
5
"Administratieve uitgaven"
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Jaar
Jaar
2019
2020
TOTAAL
DG: ESTAT
 Personele middelen
4,164
4,164
8,328
 Andere administratieve uitgaven
0,404
0,414
0,818
Kredieten
4,568
4,578
9,146
(totaal vastleggingen =
totaal betalingen)
4,568
4,578
9,146
TOTAAL DG ESTAT
TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 5
van het meerjarig financieel kader
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarig financieel kader
NL
Jaar
Jaar
2019
2020
Vastleggingen
15,727
13,087
28,814
Betalingen
10,147
13,296
23,443
47
TOTAAL
NL
3.2.2.
Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
–  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
–  Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Vermeld
doelstellingen
en outputs
- Output
52
53
NL
2020
Special
e
modul
e LFS
Special
e
modul
e EUSILC
Koste
n
Aantal
Gem.
kosten
Aantal
52
SPECIFIEKE DOELSTELLING
NR. 153…
- Output
Jaar
2019
TOTAAL
OUTPUTS
Soort

Jaar
Tota
al
aant
al
Koste
n
Totale
kosten
Iets doen aan de huidige fragmentatie in de productie van Europese sociale statistieken die worden verzameld
door middel van steekproeven in de EU en aan de rigiditeit van het huidige systeem van gegevensverzameling
0,067
30
2,000
30
2,000
60
4,000
0,017
30
0,500
0
0,000
30
0,500
Outputs zijn producten en diensten die moeten worden geleverd (bv.: aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aan aangelegde wegen enz.).
Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…"
48
NL
- Output
- Output
Verza
melen
van de
gegeve
ns
0,096
60
5,650
30
3,000
90
8,650
Metho
dologis
che en
pilotst
udies
0,080
37
3,009
44
3,509
81
6,517
157
11,159
104
8,509
261
19,667
157
11,159
104
8,509
261
19,667
Subtotaal voor specifieke
doelstelling nr. 1
SPECIFIEKE DOELSTELLING
NR. 2
- Output
Subtotaal voor specifieke
doelstelling nr. 2
TOTALE KOSTEN
NL
49
NL
3.2.3.
Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1. Samenvatting
–  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–  Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Jaar
Jaar
2019
2020
TOTAAL
RUBRIEK 5
van het meerjarig
financieel kader
Personele middelen
4,164
4,164
8,328
Andere administratieve
uitgaven
0,404
0,414
0,818
Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarig
financieel kader
4,568
4,578
9,146
4,568
4,578
9,146
54
Buiten RUBRIEK 5
van het meerjarig
financieel kader
Personele middelen
Andere uitgaven
van administratieve aard
Subtotaal
buiten RUBRIEK 5
van het meerjarig
financieel kader
TOTAAL
De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van
het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld
met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan
het beherende DG kunnen worden toegewezen.
54
NL
Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van
programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen
onderzoek.
50
NL
3.2.3.2. Geraamde personeelsbehoeften
–  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.
–  Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder
nader wordt beschreven:
Raming in voltijdequivalenten
29 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de
Commissie)
Jaar
2019
Jaar
2020
24,45
24,45
12
12
36,45
36,45
XX 01 01 02 (delegaties)
XX 01 05 01 (onderzoek door derden)
10 01 05 01 (eigen onderzoek)
29 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële
middelen")
XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de
delegaties)
XX 01 04 jj 55
- zetel
- delegaties
XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door
derden)
10 01 05 02 (AC, END, SNE – eigen onderzoek)
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)
TOTAAL
XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.
Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor
het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen
die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het
beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel
Methodologische werkzaamheden voor een degelijke definitie van de enquêtes,
inclusief de speciale modules
IT-werkzaamheden om de gegevens te ontvangen, te valideren en te verwerken
Gegevensanalyse, bekendmaking van gegevens en gebruikersondersteuning
Extern personeel
Methodologische werkzaamheden voor een degelijke definitie van de enquêtes,
inclusief de speciale modules
IT-werkzaamheden om de gegevens te ontvangen, te valideren en te verwerken
55
NL
Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
51
NL
3.2.4.
Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader
–  Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarig financieel
kader.
–  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van
het meerjarig financieel kader.
Zet uiteen welke herprogrammering nodig is,
begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
onder
vermelding
van
de
betrokken
–  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of
herziening van het meerjarig financieel kader.
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de
desbetreffende bedragen.
3.2.5.
Bijdragen van derden
– Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.
– Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt
geraamd:
Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Jaar
Jaar
Jaar
Jaar
N
N+1
N+2
N+3
Vul zoveel jaren in als nodig om
de duur van de gevolgen weer te
geven (zie punt 1.6)
Totaal
Medefinancieringsbron
TOTAAL
medegefinancierde
kredieten
NL
52
NL
3.3.
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–  Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.
–  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
–

voor de eigen middelen
–

voor de diverse ontvangsten
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor
ontvangsten:
Voor het
lopende
begrotingsjaar
beschikbare
kredieten
Gevolgen van het voorstel/initiatief56
Jaar
Jaar
Jaar
Jaar
N
N+1
N+2
N+3
Vul zoveel jaren in als nodig om de duur
van de gevolgen weer te geven (zie
punt 1.6)
Artikel ………….
Voor
de
diverse
ontvangsten
die
worden
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.
"toegewezen",
vermeld
het
(de)
Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.
56
NL
Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden
vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.
53
NL
Download