- Scholieren.com

advertisement
Hoofdstuk 11 - Koude oorlog en dekolonisatie
Kenmerkende aspecten:
 De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een
wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog
 De dekolonisatie die een einde maakte aan de westerse hegemonie in de wereld
 De eenwording van Europa
11.1 De koudste jaren
11.1.1 Bevrijding en nieuwe onderdrukking
Nog voordat de Tweede Wereldoorlog was beëindigd, namen de spanningen tussen de VS
en de Sovjet-Unie toe. De verschillen waren te groot:
Communisme
Kapitalisme
waar:
SU & Oostbloklanden
VS & West - Europa
bedenker:
Karl Marx
Adam Smith
politiek:
dictatuur
democratie
economie:
planeconomie
vrije markt
bondgenootschap:
Warschaupact (1955)
NAVO (1949)
Stalin geloofde dat de VS en Engeland de nazi's gebruikte om de SU te verzwakken, en
Engeland en de VS vreesden dat Stalin de oorlog gebruikte om zijn invloed in Oost-Europa
te versterken.
Conferentie van Jalta (februari 1945): de Sovjet-Unie wilde zich niet uit Oost-Europa
terugtrekken. Stalin wilde Polen, maar Churchill protesteerde (had Polen altijd
beschermd). Stalin kreeg zijn zin en beloofde (als tegemoetkoming) overal democratische
verkiezingen te houden. Duitsland werd onder de SU, VS, Engeland en Frankrijk verdeeld.
Augustus 1945: bondgenoten kwamen bijeen in Potsdam, besloten:
 Het nazisme uit te roeien
 Oorlogsmisdadigers te berechten
 Berlijn in vier zones te verdelen
Stalin hield zich niet aan de belofte om democratische verkiezingen te houden, en kreeg
meer macht. In 1946 hield Churchill een speech waarin hij de VS en Engeland opriep
verdere verspreiding van het communisme te voorkomen. Maar in 1948 waren bijna alle
Oost-Europese landen Russische satellietstaten geworden (stonden onder bewind van de
SU).
Marshallplan
Truman kondigte in 1947 de Trumandoctrine af, waardoor ieder land dat door het
communisme bedreigd werd, militaire en economische steun van Amerika kreeg. De VS
deed aan containmentpolitiek. Europa leek echter bijna niet te redden. In 1948 kwam
George Marshall met het Marshallplan: van 1948 tot 1952 stroomden ruim 12 miljard
dollar vanuit Amerika naar West-Europa. Zo is West-Europa economisch weer hersteld.
Stalin weigerde deze hulp.
11.1.2 Tussen Havanna en Berlijn
Duitsland moest een economische eenheid blijven, al was het in vieren verdeeld. Maar er
waren verschillende meningen:
VS en Engeland: Duitsland moet snel worden opgebouwd, daarom geen hoge betalingen
vanuit Duitsland, dit belemmert de opbouw.
Frankrijk en SU: de voormalige vijand moet economisch zwak worden gehouden.
In 1948 voerden de VS, Engeland en Frankrijk in hun delen van Duitsland de D-mark in.
Stalin pikte dit niet en zorgde voor de blokkade van Berlijn: West-Berlijn afsluiten van de
buitenwereld. Dit werkte niet door een Amerikaanse 'luchtbrug'.
In mei 1949 voegden de VS, Engeland en Frankrijk hun Duitse delen samen tot één staat:
de Bondsrepubliek Duitsland (BRD). Stalin noemde zijn zone 'Duitse Democratische
Republiek' (DDR). In 1949 werd de NAVO opgericht door West-Europa, de VS en Canada:
een militair bondgenootschap. Reactie SU: militair verdrag tussen Oost-Europese
satellietstaten in 1955: het Warschaupact.
De Hongaarse opstand
Op 6 maart 1953 overleed Stalin, Chroesjtsjov volgde hem op, wat zorgde voor een
periode van vrede en rust tussen de twee machtsblokken. Vanaf 1956, toen Chroesjtsjov
Stalin publiekelijk bekritiseerde, begon de destalinisatie.
Oktober 1956: In Hongarije breekt een volksopstand (de Hongaarse opstand) uit, waarin
vrije verkiezingen en een einde aan de Russische overheersing werd geëist. De
stalinistische regering werd afgezet en Imre Nagy kwam aan de macht, die veel verandert.
Maar Chroesjtsjov grijpt op 4 november 1956 in met het Rode Leger en Nagy werd
geëxecuteerd.
De Berlijnse Muur
Na de blokkade van Berlijn (1948-1949) brak in de jaren ’60 een tweede Berlijnse crisis
uit. Vanuit Oost Berlijn vluchten veel Oost- Duitsers naar het kapitalistische westen.
Om deze vluchtelingenstroom van meestal jonge en hoogopgeleide Oost- Duitsers tegen
te houden werd in 1961 de Berlijnse muur gebouwd.
Cuba-crisis
In 1959 was Cuba onder leiding van Fidel Castro communistisch geworden.
In 1962 wilde de Chroesjtsjov (Sovjet Unie) kernraketten plaatsen op Cuba. Kennedy
reageerde door een blokkade om het eiland te leggen.
Het kwam niet tot een atoomoorlog maar de spanningen liepen hoog op. Cuba-crisis was
een hoogtepunt in de Koude oorlog. De VS haalde zijn raketten uit Turkije weg.
11.2 Wapengekletter
11.2.1 Europa klampt zich aan zijn koloniën vast
In de Tweede Wereldoorlog was het nationalisme in de kolonies (in Azië) sterk
toegenomen. Door de nederlaag tegen de Japanners (1942) hadden de Europese landen
veel gezag verloren. De Japanners wakkerden het nationalisme aan ('Azië voor de
Aziaten').
Na de oorlog wilden de Europese landen hun macht in de kolonies herstellen.
Dit werd hun moeilijk gemaakt door de VS en de Sovjet Unie. De VS was ooit zelf een
kolonie geweest en de Sovjet Unie vond dat kolonies hoorden bij kapitalisme.
Uiteindelijk verlieten de Europeanen met of zonder geweld hun kolonies. Dit heet
dekolonisatie. Nederland deed dat in Indonesië met geweld, er waren twee oorlogen
“politionele acties” voor nodig. In december 1949 werd Indonesië onafhankelijk.
11.2.2 Als de bom barst
Tussen de VS en Noord-Korea waren veel spanningen. Kim Jong Il dreigde met een
atoombom, zoals de Sovjet-Unie al eerder (in 1949) had gedaan. Dit zorgde voor meer
rust, omdat de VS en de SU beide begrepen dat als ze aanvielen, dit kon worden
beantwoord door een atoomaanval (wordt ook 'massive retaliation': massale vergelding
genoemd).
Burgeroorlog in China
Van 1945 tot 1949 is er in China een hevige burgeroorlog tussen communisten en
nationalisten.
 Communisten: willen communistisch China
leider: Mao Zedong
 Nationalisten: willen kapitalistisch China
leider: Tjiang K’ai-sjek
Tjiang K’ai-sjek wordt in 1949 verslagen. Hij vlucht naar Taiwan. China wordt
communistisch en Taiwan blijft kapitalistisch.
Mao Zedong (1893- 1976):
 Na burgeroorlog leider van communistische China 1949
 schrijver van het Rode boekje
 grote plannen met China voor industrie en landbouw
Korea-oorlog
Niet alleen in China was er na de Tweede Wereldoorlog een strijd ontstaan tussen
kapitalisten en communisten. Ook in Korea gebeurde dit.
Na de oorlog (Japanse bezetting) was Korea opgesplitst:
Noord Korea: communistisch
Zuid Korea: kapitalistisch
In 1950 viel Noord- Korea met een leger Zuid- Korea aan. Truman verklaarde dat de
Trumandoctrine ook gold voor Azie en hielp Zuid- Korea. De Verenigde Naties stuurden
een internationale troepenmacht. Mac Arthur en de internationale troepenmacht dreven de
Noord Koreanen terug. China voelde zich bedreigd en steunde nu Noord- Korea. In 1953
werd vrede gesloten, de grens tussen Noord en Zuid van voor de Korea-oorlog bleef
bestaan.
11.2.3 De ongelijkheid blijft
Met de dekolonisatie was een eind gekomen aan de westerse overheersing of hegemonie.
Maar economisch gezien had het westen nog veel invloed. Het lukte de derdewereldlanden
niet om economisch te groeien. Oorzaken voor het gebrek aan welvaart:
 westerse handelsbarrières
 hoge bevolkingsgroei
 vele oorlogen
 corrupte, dictatoriale regimes
Dekolonisatie en Vietnam-oorlog
Vietnam was aan het begin van de WO2 bezit van Frankrijk. Na de Japanse nederlaag
verklaarde Vietnam zichzelf onafhankelijk, waarna Ho Thji Min de macht kreeg (1945 1969). Frankrijk raakte in oorlog met Vietnamese guerillastrijders (de Viet Minh). Na een
Franse nederlaag in 1954 accepteerden ze de Vietnamese onafhankelijkheid.
Vietnam werd opgedeeld:
Noord Vietnam
Zuid Vietnam
- communistisch
- kapitalistisch
- leider Ho Chi Minh
- leider Ngo Dinh Diem
- voert oorlog d.m.v
- voert oorlog met steun van de VS
guerrillaleger Viet Cong
(bombardementen, ontbladeringsmiddel)
(ondergrondse gangen)
In 1973 wordt er een akkoord gesloten en verlaten de Amerikanen Vietnam.
In 1975 wordt Zuid- Vietnam veroverd door Noord- Vietnam.
In 1976 worden Noord- en Zuid- Vietnam herenigd.
11.3 Naar een nieuw evenwicht?
11.3.1 Ontspanning na de Cuba-crisis
Kennedy en Chroesjtsjov gingen na de Cuba-crisis beter samenwerken: er werd een
'hotline' aangelegd waardoor de wereldleiders elkaar konden spreken voor beslissingen te
nemen. Zo ontstond er na de Cuba-crisis een periode van ontspanning: detente.
Minder eenheid in het westen (tussen Europa en VS) door:
 anti-Amerikaanse sfeer na Vietnam-oorlog
 lage defensiebijdragen door Europa aan VS, irritatie bij VS
 Europa vond de VS te overheersend
 Frankrijk wilde weer een grootmacht worden (onder president Charles de Gaulle
vanaf 1964)
 West-Duitsland werd belangrijkste handelspartner van de Sovjet-Unie
Verloop van de Europese eenwording:
1951 -EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal)
1957- EEG (Europese Economische Gemeenschap)
1992- EU (Europese Unie)
Uitbreiding:
1957- Nederland, België, Luxemburg (Benelux), West-Duitsland, Italië en Frankrijk
1973- Denemarken, Ierland en Groot- Brittannië
1981- Griekenland
1986- Spanje en Portugal
1990- Oost- Duitsland
1995- Oostenrijk, Zweden en Finland
2004- Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Estland, Letland en Litouwen
2007- Roemenie en Bulgarije
11.3.2 Het einde van de Koude Oorlog
In 1979 werd de detente verstoord doordat de Sovjet-Unie Afghanistan binnenviel, waarna
de islamitische vrijheidsstrijders (moedjahedien) de Sovjet-Unie terugdrong. In 1980 werd
Ronald Reagan Amerikaanse president en was fel tegenstander van het communisme en
de Sovjet-Unie.
Reagan kondigde in 1983 een apparaat aan dat vijandige wapens uit de ruimte kon
vernietigen, wat voor veel onrust in de Sovjet-Unie zorgde. In de Sovjet-Unie kwam in
1985 Gorbatsjov aan de macht, die streefde naar een nieuwe detente. Hij riep op tot
perestrojka (meer economische vrijheid) en glasnost (meer politieke openheid). Toen hij
in 1989 aankondigde dat de SU zich niet meer met binnenlandse zaken van Oost-Europese
landen mocht bemoeien, kwam er overal opstand, maar het Rode Leger greep niet in. Zo
moest de DDR-regering op 9 november 1989 wel toestaan dat de Berlijnse muur neer
werd gehaald.
De Oost-Europese landen veranderden in kapitalistische parlementaire democratieën.
1990: Oost- en West-Duitsland werden herenigd. 1991: de Sovjet-Unie viel uit elkaar.
Nog steeds zijn er veel spanningen tussen arme en rijke landen, en is er veel kritiek tegen
de overheersende VS (Coca-Cola-imperialisme).
Hoofdstuk 13 - Vrijheid en democratie
Kenmerkende aspecten:
 Het ontstaan van vrijheidsrechten en politieke rechten in verschillende historische
tijdvakken
 Belangrijke denkers en hun ideeën over staat en onderdaan
 De ontwikkeling van de parlementaire democratie en de rechtsstaat in Nederland
na 1795
 Het ontstaan van politieke stromingen en partijen sinds 1848
13.2 De opmars van het parlement (tot 1848)
13.2.1 De Patriotten en de representatieve democratie
Aan het einde van de 18e eeuw was Nederland een republiek. Er was ontevredenheid over
de economie en de macht van de rijken. Ook drongen de ideeën van de Verlichting door
tot de Republiek. Zo ontstond het idee dat meer mensen invloed zouden moeten hebben
op het bestuur (ideaal: een representatieve democratie). De aanhangers hiervan waren
patriotten, met als voorman Johan van der Capellen tot den Pol.
In 1787 mislukte een patriottische revolutiepoging en vluchtten veel patriotten naar
Frankrijk.
In 1795 kwamen de Fransen naar de Republiek en werd Nederland een eenheidsstaat.
Veranderingen:
 Rechten van de Mens afgekondigd (iedereen is gelijk)
 Kerk en staat gescheiden
 Alle godsdiensten zijn gelijk voor de wet
1796: eerste volksvergadering, waarin werd besloten:
 een grondwet werd opgesteld
 algemeen kiesrecht voor mannen (vanaf 1798)
In 1806 werd de broer van Napoleon koning, maar werd al snel opgevolgd door Napoleon
zelf en zo werd Nederland een Franse provincie.
13.2.2 Van Willem I tot Thorbecke
Willem I werd in 1813 koning.
Nederland had een parlement met twee kamers:
Eerste kamer:
benoemd door de koning
Tweede kamer:
via verkiezingen met censuskiesrecht
en districtenstelsel
Koning Willem I had veel macht en probeerde de economie van Nederland te ontwikkelen.
door het aanleggen van kanalen en bevordering van de industrie.
Zijn bijnaam luidde dan ook de koning- koopman.
Willem II
1792-1849
Zoon van Willem I en Wilhelmina van Pruisen
In 1815 versloeg hij Napoleon bij Waterloo (held van Waterloo). In 1840 werd hij koning
van Nederland. In een nacht van conservatief tot liberaal.
Willem III
1817-1890
Zoon van Willem II en Anna Paulowna van Rusland. In 1849 werd hij koning van
Nederland. Regelmatig aanvaringen met het parlement. In 1880 werd uit zijn tweede
huwelijk Wilhelmina geboren.
De onschendbaarheid van de koning
Willem I had veel macht. Na de scheiding van Nederland en België trad hij af.
De liberalen was een groep (rijkere) burgers die in het parlement op kwamen voor meer
inspraak van de burgers en minder inspraak van de conservatieven (kring van mensen
rond de koning zoals de adel). De liberalen wilden meer (economische) vrijheid en
democratie.
Na de revoluties in 1848 kreeg de liberaal Thorbecke koning Willem II de opdracht om een
nieuwe grondwet te schrijven. Hierbij veranderde er een aantal zaken:
1. Scheiding der machten (Montesqueue):
◦ Parlement beslist over wetten
◦ Kabinet voert wetten uit
◦ Rechters spreken onafhankelijk recht
2. Koning is onschendbaar de minister is verantwoordelijk
3. Het parlement krijgt meer bevoegdheden en rechten zoals recht van amendement
en recht van initiatief
4. Vrijheden vastgelegd in de grondwet zoals bijv. vrijheid van vereniging
5. Tweede kamer wordt gekozen door het volk
Eerste kamer wordt gekozen door de provinciale staten.
13.3 De democratisering van Nederland (1848 - 1939)
13.3.1 Opkomst van confessionele partijen
Nadat de grondwet van Thorbecke in 1848 was ingevoerd werd het niet rustiger in de
politiek. Drie grote kwesties zouden de politiek de hele 2e helft van de 19e eeuw bezig
houden:
1. De schoolstrijd
2. De sociale kwestie
3. De strijd om het algemeen kiesrecht
De schoolstrijd
In de grondwet was vrijheid van onderwijs geregeld. Het onderwijs was openbaar en
algemeen christelijk. Veel protestanten en katholieken vonden dit te slap. Ze richtten
eigen scholen op maar moesten die wel zelf betalen. De schoolstrijd ging om financiële
gelijkheid voor openbaar en bijzonder onderwijs.
De sociale kwestie
Door de groeiende industrialisatie in de 19e eeuw waren er grotere groepen arbeiders
bijgekomen. De sociale kwestie ging over de verbeteringen voor die arbeiders. Zoals
bijvoorbeeld werkdagen van acht uur.
De strijd om het algemeen kiesrecht
Steeds meer mensen wilden het censuskiesrecht afschaffen en algemeen kiesrecht voor
mannen.
13.3.2 Pacificatie en democratie
De drie grote politieke kwesties van de 19e eeuw werden in 1917 opgelost. De liberale
minister-president Cort van der Linden bedacht een compromis: Een systeem van
evenredige vertegenwoordiging. Als de confessionelen zouden stemmen op het algemeen
kiesrecht, zouden de socialisten stemmen op het bijzonder onderwijs en zo waren beide
opgelost. Hiermee zorgde hij voor pacificatie: saamhorigheid.
Het bijzonder onderwijs. Hier zouden de socialisten mee instemmen voor een meerderheid
in het parlement.
De verzuiling
Indeling van het maatschappelijke en politieke leven in Nederland op basis van geloof en/
of politieke overtuiging.
Katholiek
Protestant
Socialistisch
Liberaal
Onderwijs
eigen scholen
(katholiek)
School met den
Bijbel; Vrije
Universiteit
Openbaar onderwijs
Krant
De Tijd,
Volkskrant
Trouw, De
Standaard
Het (Vrije) Volk
Algemeen
Handelsblad, de
Telegraaf
Omroep
KRO
NCRV; VPRO
VARA
AVRO
Politieke partij
RKSP; KVP
CHU; ARP; SGP
SDAP; PvdA
VDB; LU; VVD
Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog hielden de mensen vast aan hun zuil, waardoor de
NSB mogelijk minder aanhang had.
13.4 Van achterkamertje tot de straat
13.4.1 Doorbraak of niet?
Na de oorlog was er een poging van verschillende partijen om de verzuiling te doorbreken:
'de doorbraak'. Er kwam een nieuwe politieke beweging , de Nederlandse Volksbeweging
(NVB), die hiervoor moest zorgen.
Het idee achter de doorbraak was dat men na de oorlog eensgezind samen wilde werken
aan de opbouw van Nederland.
SDAP werd PVDA, RKSP werd KVP en de VVD ontstond (1948). De VVD en ARP moesten
samen voor wederopbouw zorgen. Nederland werd een verzorgingsstaat, maar hiermee
kwam er geen einde aan de verzuiling.
In Nederlands-Indië wilden de nationalisten onafhankelijkheid, d.m.v. het Akkoord van
Linggadjati (1946). De Nederlandse regering wees dit af, met als gevolg de twee
politionele acties in 1947 en 1948. In 1949 werd Nederlands-Indië onafhankelijk.
13.4.2 Polarisatie en ontzuiling
Halverwege jaren zestig begint de ontzuiling, oorzaken:
 Toegenomen welvaart -> zondagsrecreatie
 Verzorgingsstaat
 Nieuwe media zoals tv laten mensen over de muur van de zuil kijken
 Hogere opleidingsniveau maakt mensen mondiger
In de politiek komt polarisatie; er worden nieuwe partijen opgericht (D66).
Confessionele partijen brokkelen af -> oprichting CDA
Er zijn meer buitenparlementaire acties, bijvoorbeeld de Provo's en Dolle Mina.
Ook is er een groter verschil tussen links en rechts (jaren 70 en 80).
In de jaren 90 komen de partijen weer bij elkaar en vormen een paars kabinet
(poldermodel). Er heerste een ideologie die populisme wordt genoemd: de ideeën van het
gewone volk onder woorden brengen.
Nieuwe reuzen, China en Japan
1. China, Confucianisme en conservatisme
Het keizerrijk
Eeuwenlang was China een keizerrijk. Verschillende beschavingen volgden elkaar op.
De Chinese beschaving is ontwikkeld maar er is weinig verandering. Ook is het land op
zichzelf gericht, grotendeels door het confucianisme. Door oorlogen met Engeland
('opiumoorlogen' tussen 1839 en 1860) en Japan is het land verzwakt.
In 1911 werd, na een revolutie, de laatste keizer Pu Yi afgezet. Er werden twee moderne
partijen opgericht: de Kwo-min-tang en de Nationale Volkspartij, die dit voor China
wilden:
 nationale zelfstandigheid
 democratie
 gematigd socialisme
De CCP (communistisch) wilde een communistische staat, in deze partij werd Mao Zedong
steeds belangrijker. Hij wilde het communisme realiseren met boeren.
Vanaf 1925 vervolgde de leider van de Kwo-min-tang de communisten, die in 1934 in 'de
Lange Mars' naar het binnenland vluchtten onder leiding van Mao.
Ondertussen vocht China met Japan (vanaf 1937), maar Japan gaf zich in 1945 over. Mao
kreeg de macht en riep in 1949 de Chinese Volksrepubliek uit.
Communistisch
Mao probeerde af te rekenen met het confucianisme en voerde een vijfjarenplan in
(1953). Boerenbedrijven werden gecollectiviseerd en het land werd een totalitaire staat.
In 'de Grote Sprong Voorwaarts' probeerde Mao het land in één keer tot een ideale
samenleving te maken, en door middel van staalproductie tot de top door te dringen. Maar
hierdoor kwam er hongersnood en ontregeling van de economie.
1966: 'de Grote Proletarische Culturele Revolutie', waarin Mao met behulp van jongeren
die de Rode Gardisten werden genoemd, de overige machthebbers afzette.
Na Mao
Na het overlijden van Mao in 1976 komt er een machtsstrijd in de communistische partij.
Deng Xiaoping krijgt de macht. Onder zijn bewind ingrijpende veranderingen:
- De boeren mochten zelf boerderijen beginnen (collectieve boerderijen
werden opgeheven)
- Aan de kust kwamen speciale economische zones waarin Chinezen eigen
bedrijven mochten oprichten (productie consumptiegoederen)
- Investeerders uit het buitenland brachten hun technologie naar China.
De economie groeide snel en buitenlandse contacten werden verbeterd; China werd lid
van de VN en lid van de veiligheidsraad. Toch zijn er ook problemen:
 grote verschillen tussen rijk en arm
 staatsbedrijven functioneren slecht
 er is veel corruptie
Ook op politiek gebied is er geen vrijheid. Het is geen communistisch land, maar wordt
wel geregeerd door een communistische partij.
2. Japan, imperialisme en industrie
Gelijkenis
Japan is al eeuwen een keizerrijk. De keizer had vooral een ceremoniële functie. Vanaf de
6e eeuw n. Chr leek Japan sterk op China:
 confucianisme werd geaccepteerd
 men nam schrift, wetenschap en kunst over
 men keerde zich (nog sterker dan China) af van het Westen
Anders dan China had Japan een zelfbewuste middenklasse, die handel dreef en rijk was.
Modernisering
Nederland was lange tijd het enige land dat handel dreef met het gesloten Japan.
In de 19e eeuw wilden de industriële grootmachten handel drijven met Japan. In Japan
zelf was een machtsstrijd gaande die gewonnen werd door feodale heren die van het
Westen wilden leren. De keizer had niet veel macht.
Japan werd in de jaren die daarna volgden ontwikkeld tot een modern land:
 Naar Engels voorbeeld werd de industrie opgebouwd
 Lager onderwijs werd verplicht
 In 1898 kreeg het land een parlement
 Met behulp van Duitse officieren werd een modern leger opgebouwd
In 1895 werd Taiwan veroverd en in 1905 werd de Russische vloot verslagen.
In de loop van de 20e eeuw kwam er een einde aan de economische groei, vooral door
invoerrechten. Japan begon China te veroveren vanaf 1937 en viel Pearl Harbour aan in
1941. Na de atoomaanvallen door de VS, gaf Japan zich in 1945 over.
Na de oorlog
Door invloed van de VS veranderde er dit in Japan:
 Leger en vloot werden afgeschaft
 Militaire oorlogsleiders werden berecht
 Partijen en een vrije gekozen parlement
 Verdrag met Amerika -> veiligheid t.o.v. andere landen
De economie kwam langzaam weer op gang, en begon te groeien op het gebied van
techniek.
Download