RESPONS Thema ‘Heeft u een keukentrap om mijn woning in te komen?’ 07 Slappe veenbodem is sluipmoordenaar RESPONS is een uitgave van RPS 52.125143 I 4.892554 15 Mei 2017 I Jaargang 6 Stevige ambities op slappe bodem Beste relatie, De economie van ons land groeit weer. We zijn uit de crisis gekropen en kunnen weer vooruit kijken. Al heel snel wordt dan duidelijk dat Nederland nog niet áf is. Verdere ontwikkeling van onze economie en bevolking vergt grote investeringen en leidt tot stevige ambities. Reden om ons in dit nummer van Respons af te vragen hoe dat moet op een slappe bodem. Dat is ook het thema van ons klantevenement op woensdag 17 mei in Amsterdam: Amsterdams Peil 2017. Een bijzondere bijeenkomst met een prachtig eigen programma op een inspirerende locatie. De uitnodiging treft u hierbij aan. In deze editie van Respons leest u over de ervaringen van deskundigen en beleidsmakers op het gebied van de geotechniek. Of het nu de natuur is van de Oostelijke Vechtplassen, de zware infrastructuur van Rijkswaterstaat, de dijken, of uw en mijn straat en de aansluitingen op onze huizen. Het is allemaal gevoelig voor bewegingen in de bodem. Dat vergt de nodige hoofdbrekens én investeringen om alles in orde te brengen, of te houden. De wethouders van Krimpenerwaard en Woerden, Ria Boere en Ivo ten Hagen, weten als geen ander hoe het is om alle belangen op één lijn te krijgen: nutsbedrijven, bewoners, gemeenten, waterschappen en natuurlijk de financiën om in te grijpen. 52.123984 I 4.893619 Een duurzame stad vergt aandacht voor de onderbouw bij elke ingreep. Dat geldt zeker ook in Amsterdam, waar RPS onlangs een nieuw kantoor heeft geopend. Een stap die past bij onze groeiambities in deze regio en de wens om dichter bij de klant te opereren. Kades en bruggen zijn belangrijke objecten in de hoofdstad waar we ons op richten, naast de vernieuwing van Zuidoost en van het railnet rondom het Centraal Station. RPS 5 locaties: Breda Delft Leerdam Ouderkerk a/d Amstel Zwolle RPS is een onafhanke­lijk advies- en inge­nieurs­ bureau. Met een team van 400 specialisten werken we dagelijks, vanuit verschillende disciplines, aan een veilige leef-, woon- en werkomgeving. We zijn actief in de werkvelden ‘Gebieden, Gebouwen en Infrastructuur’ en ‘Milieu & Veiligheid en Laboratoria’. Langdurige relaties Onze dienstverlening typeert zich door het bouwen aan langdurige relaties met onze opdrachtgevers. Onze persoonlijke en daadkrachtige aanpak resulteert in pragmatisch advies, dat niet alleen klopt op papier maar vooral toepasbaar is in de praktijk. Geen dikke rapporten maar werkende oplossingen. Allemaal projecten waar we naar uitkijken met mensen die we de komende tijd beter willen leren kennen. Een eerste gelegenheid daarvoor is op 17 mei in de Hangar in AmsterdamNoord. Onderhoudend en altijd erg gezellig. Graag tot ziens bij Amsterdams Peil! Frank Vrolijks Algemeen directeur Een scheef huis als gevolg van bodemdaling in het kerkdorp Kanis in Woerden. 02 | 03 03 Voorwoord Inhoudsopgave 07 SLAPPE VEENBODEM IS SLUIPMOORDENAAR Gert Jan van den Born 12 Nieuwe Driemanspolder combineert piekberging, natuur én recreatie 15 ‘HEEFT U EEN KEUKENTRAP OM MIJN WONING IN TE KOMEN?’ Ria Boere en Ivo ten Hagen 21 Paalmatras onder tramremise Zichtenburg 22 HET ROER OM DOOR NIEUWE DIJKNORMEN Mieke Huisman en Jaap Stoop 26 BRUGGENBOUWER BIJ BODEMPROBLEMATIEK Tommy Bolleboom en Niels Kinneging 30 NIEUW LEVEN IN HET VEEN Linda Groot 52.110088 I 4.760090 25 Schiedam werkt aan veilige kades en muren 29 Rijkswaterstaat werkt aan betere doorstroming in Randstad 32 Nieuwe natuur in Bilwijk Achter het peilscheidingsdam in het Groene Hart moet het waterpeil laag worden gehouden om landbouw mogelijk te maken. 04 | 05 SLAPPE VEENBODEM IS SLUIPMOORDENAAR WAT MOETEN WE DOEN AAN DE DALENDE BODEM IN NEDERLAND? De bodem in de Nederlandse laagveengebieden daalt sneller dan de zeespiegel stijgt. Maar niet veel mensen kennen de gevolgen van dit verschijnsel dat voor een groot deel onze eigen schuld is. Onderzoeker Gert Jan van den Born van het Planbureau voor de Leefomgeving spreekt over de gevolgen en maatregelen. 52.402786 I 4.959766 Gert Jan van den Born bij de ‘Veenpaal’ aan de rand van Amsterdam-Noord. Pittoreske dorpjes omringt door sloten en uitgestrekte weilanden waarop zomers koeien grazen. Het Nederland zoals wij dat nu kennen, bestond duizend jaar geleden nog niet. Dat hebben we in het afgelopen millennium zelf zo gemaakt. Vooral de veengebieden waren populaire ontginningsgebieden vanwege de gunstige ligging nabij de steden en vruchtbare grond. Maar veengrond is drassig en slap. Om er voedsel op te verbouwen was ontwateren van de veengronden noodzakelijk. Om er op te wonen moest met houten palen eerst een fundament worden gemaakt. Dat ging lang goed, totdat Moeder Natuur zich roerde. Omdat drooggelegd veen reageert met zuurstof, een proces dat we oxidatie noemen, klinkt het veen in en daalt de bodem. De ‘Veenpaal’ aan de rand van Amsterdam-Noord maakt duidelijk hoe ver de grond in de laagveengebieden onder onze voeten aan het wegzakken is. De paal steekt nu vijf meter boven het maaiveld uit en symboliseert daarmee de afstand die we in de afgelopen duizend jaar ‘gezakt zijn’. “Met een gemiddelde veenbodemdaling van bijna één centimeter per jaar zet dat proces zich gestaag door in de ontwaterde veengebieden”, waarschuwt Gert Jan van den Born van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Scheuren en breuken Ontwatering en bodemdaling kan bij oudere huizen met een houten fundament paalrot veroorzaken. Er ontstaan dan scheuren en breuken door de ongelijke zetting. Bij goed gefundeerde huizen is het probleem vooral dat de grond eromheen daalt. Dat brengt sluipenderwijs schade toe aan gebouwen, wegen, stoepen en hekken. Ook rioleringen, ondergrondse elektriciteitsverbindingen en gasleidingen kunnen ervan breken. Voor het extra onderhoud aan infrastructuur en het bodemdalingsbestendig maken van de huizen in veengebieden is meer dan twintig miljard euro nodig, blijkt uit berekeningen van het PBL. De berekeningen zijn onderdeel van de onlangs verschenen studie ‘Dalende bodems, stijgende kosten’. In dat onderzoek geeft het PBL inzicht in de gevolgen van bodemdaling en brengt het effect van mogelijke maatregelen in het Nederlandse landelijk en stedelijk laagveengebied in beeld. 06 | 07 SLAPPE VEENBODEM IS SLUIPMOORDENAAR De bodemdaling kan in de komende eeuw op sommige plekken in Nederland wel tot twee meter reiken (ten opzichte van het niveau van 2002) als we er niet in slagen dit proces te stoppen. Dat becijferden onderzoeken van kennisinstituut Deltares. Vooral het Groene Hart, de IJsselmeerpolders, de plassengebieden in de Randstad en de regio Groningen krijgen het zwaar te verduren. In het oosten, zuiden en in de Veluwe verwacht Deltares geen problemen. Gert Jan schetst dat de veenbodem in het landelijk gebied blijft zakken, doordat waterschappen het waterpeil iedere tien jaar verlagen. Dat zorgt ervoor dat de boeren in het veenweidegebied hun perceel goed kunnen berijden en de koeien het gras niet vertrappen. In het stedelijk gebied wordt de grondwaterstand juist zoveel mogelijk constant gehouden. Veenbodemdaling ontstaat hier vooral door het samendrukken van de bodem door het gewicht en de belasting van bijvoorbeeld huizen en wegen. Gert Jan: “De mate van zetting hangt sterk af van de lokale omstandigheden en de fysieke belasting. Bij de Turfmarkt in de historische binnenstad van Gouda is de bodem soms tot meer dan een meter gezakt. Het waterpeil in de gracht verlagen lijkt een optie, maar is dat niet omdat de houten palen onder de gebouwen droog komen te staan. Daardoor gaan de palen rotten en scheuren gebouwen.” De negatieve gevolgen van de bodemdaling blijven niet beperkt tot de landbouw, bebouwde omgeving en infrastructuur. Er zijn ook nadelige effecten op het klimaat, landschap en de biodiversiteit. Zo zijgt het grondwater vanuit de natuurgebieden bijvoorbeeld weg naar de lager gelegen landbouwgebieden waardoor verdroging optreedt. Daarnaast komt door oxidatie stikstof vrij wat in het oppervlaktewater terechtkomt. Verder zorgt de afbraak van het veen voor broeikasgassen. “Als één hectare één centimeter daalt, komt er twintig ton CO2 vrij”, weet Gert Jan. Bodemdaling kost in Nederland zo’n 250 euro extra per bewoner per jaar aan onderhoud van woningen en infrastructuur (bron: Deltares). Cranberries De studie van het PBL geeft aan dat gericht beleid, investeringen in onderzoek en innovatieve maatregelen noodzakelijk zijn om de kosten van bodemdaling op lange termijn (2050) beheersbaar te houden. Zo is het volgens Gert Jan belangrijk de functie van de gebieden kritisch onder de loep te nemen. Beperk je de ontwatering tot een minimum, dan worden de weilanden natter, daalt de grasopbrengst en zijn de percelen moeilijker toegankelijk. “Je kunt een deel van die landbouwgrond op een andere wijze invullen. Denk aan natte landbouw met een ander gewas, zoals cranberries, lisdodde of riet. Op een aantal plekken in Nederland wordt daar al mee geëxperimenteerd”, zegt Gert Jan. Ook geleidelijke vernatting biedt volgens de onderzoeker mogelijkheden. “Dat vergroot de soortenrijkdom van het gras en biedt kansen voor weidevogels. Agrariërs hebben daardoor wel een hogere kostprijs. Je zou een deel van die kosten kunnen compenseren door een iets hogere verkoopprijs voor melk of kaas en het creëren van een lokale afzetmarkt.” 52.407734 I 4.964583 In gebieden waar de op productiegerichte landbouw toekomst heeft, werpt Gert Jan technische oplossingen op. “Met onderwaterdrainage voorkom je uitdroging van de veenbodem. Zo blijft de grondwaterstand in het gehele perceel tijdens de warme zomerperiode op peil. Dat leidt tot een halvering van de bodemdaling en dus ook van de CO2-emissie.” 08 | 09 Veenweidegebied met lage drooglegging in het Amsterdamse Zunderdorp. SLAPPE VEENBODEM IS SLUIPMOORDENAAR En voor gebieden die op termijn hun landbouwfunctie gaan verliezen, door bijvoorbeeld te veel kwel of verzilting? “Daar hebben we geen andere keuze dan er bijvoorbeeld een natuurgebied van te maken”, aldus de bodemexpert. 52.009420 I 4.692681 Innovatie Om tot de juiste keuzes te komen zijn heldere doelen gewenst. Je vraagt van een agrariër immers nogal wat als hij mogelijk onderdeel wordt van een andere bedrijfsketen, met zijn financiële onzekerheden. Gert Jan stelt dat ondernemers dat proces samen met waterschappen en provincies van onderaf kunnen opbouwen. “Dat levert knelpunten op, maar ook kansen. Je krijgt meer diversiteit in landgebruik met een positieve impact op het klimaat, landschap, de natuur en biodiversiteit. De beheerkosten dalen en je zorgt indirect dat stedelijke gebieden minder snel hoogwaterzones nodig hebben.” Bij maatregelen in die stedelijke laagveengebieden is het volgens Gert Jan belangrijk onderscheid te maken tussen nieuwbouw en bestaande bouw. “Bij nieuwbouw kun je lichter of drijvend bouwen. Een weg op betonnen palen vraagt extra investeringen, maar dat verdient zich terug door met langere afschrijfperiodes te rekenen. Zo ben je uiteindelijk goedkoper uit en voorkom je schade en overlast.” In de bestaande stedelijke gebieden gaat het om het herstel van de geleden schade. “Bij de grachtenpanden van Amsterdam wordt een batterij aan innovaties toegepast om de panden stabiel te krijgen. Er is speciale technologie ontwikkeld om met kleine heipaalmachines onder het pand te funderen.” Als het gaat om het herstel van funderingen is een grachtenpand van miljoenen een ander verhaal dan een rijtjeshuis op de Turfmarkt? “Dan moet je creatief zijn in het zoeken naar een betaalbare oplossing. Neem bijvoorbeeld schaalvoordelen mee door samen te zoeken naar innovatieve financieringssystemen. Koppel versterking van het fundament aan het energiezuiniger maken van je huis. In het met elkaar delen van kennis over de bodem en ervaring met herstel en slimme oplossingen is nog veel te winnen.” Welvaart De bodemdaling is kortom een sluipend proces. Veel mensen in Nederland weten niet eens dat ze op veen wonen en dat dit extra kosten aan hun huis met zich meebrengt. Mede daardoor was het onderwerp voor de decentrale overheden ook lastig om op de politieke agenda te krijgen. Waar voorheen alleen serieuze aandacht is geweest voor de zeespiegelstijging, begint de stemming in Nederland te veranderen. Provincies, waterschappen en gemeenten komen in actie. Welke lessen moeten zij trekken uit het verleden? Bij het Goudse Uiverplein, notabene een nieuwbouwwijk, zijn de gevolgen van de bodemdaling nu al merkbaar. “Vaak is dan onvoldoende Bewoners van het Uiverplein in Gouda hebben moeite hun huis in te komen nu de bodem voor de voordeur is ingezakt. 10 | 11 SLAPPE VEENBODEM IS SLUIPMOORDENAAR geïnventariseerd dat de bodem ter plekke zo snel daalt”, merkt Gert Jan op. “Er zijn allerlei partijen bij betrokken, voor de huizen, wegen en rioleringen. Maar is er onderling ook afstemming gezocht hoe daarop in te spelen? Pak projecten integraal op en maak bij nieuwbouw zeker niet de fout door te kiezen voor de goedkoopste oplossing.” Er moet volgens Gert Jan een omslag komen in het denken van de korte termijn, reactief en gericht op schadeherstel, naar de lange termijn, proactief en gericht op het vermijden van toekomstige schade en het beperken van overlast. Nieuwe Driemanspolder combineert waterberging, natuur én recreatie Heeft dat tot slot gevolgen voor onze welvaart? “Bij de landelijke gebieden hoeven andere bedrijfskeuzes geen grote verschuivingen in welvaartseffecten op te leveren als je het beter verwaarden van de producten combineert met meer waarden voor het klimaat en de natuur. Door in steden de juiste investeringen te doen, verdwijnt geleidelijk de extra kostenpost die samenhangt met bodemdaling. Bovendien krijg je energiezuinige huizen en een lagere rekening voor het onderhoud, maar dat vergt tijd. Zeker een generatie.” 52.012247 I 4.708163 In Zuid-Holland gaan ze zuinig om met de beschikbare ruimte. Dat blijkt wel bij de complete herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder, een 350 hectare groot gebied tussen Zoetermeer, Den Haag Leidschenveen en Leidschendam-Voorburg. De komende jaren gaat het voormalig agrarisch gebied op de schop. In opdracht van Hoogheemraadschap van Rijnland verrijst hier een schitterend natuur- en recreatiegebied met water, wandel-, fiets-, ruiter- en menpaden. Daarnaast krijgt het gebied een belangrijke waterbergende functie bij het bestrijden van wateroverlast. “Het boezemstelstel van het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt bij extreme regenval dusdanig belast dat de gemalen de grote waterhoeveelheden niet meer in korte tijd kunnen wegpompen”, zegt projectmanager Dennis Hordijk van RPS. “In dergelijke situaties biedt de waterberging uitkomst om tijdelijk maximaal twee miljoen kubieke meter water op te vangen. Daarmee blijven de waterpeilen in de Rijnlandse boezem op het gewenste niveau.” RPS verzorgt voor de aannemer de engineering van de bijna twaalf kilometer aan te leggen kades, het oplossen van geohydrologische vraagstukken en de volledige inrichting van het gebied. Daarnaast voert RPS diverse overige ondersteunende werkzaamheden uit, zoals landmeetkundige opnames en de verzorging van het vergunningenmanagement. De werkzaamheden zijn in maart gestart. “In de eerste maanden gaat het met name om het analyseren van beschikbare gegevens en het inwinnen van aanvullende informatie. Daarnaast starten we de ontwerpactiviteiten op en richten we proefvakken in om het gedrag van de ondergrond, grondophogingen en het grondwater realtime te testen”, aldus Dennis. 12 | 13 Bij de Turfmarkt in Gouda zijn de bodem en huizen gemiddeld al bijna één meter gezakt. Verder ontwateren zou ervoor zorgen dat de houten fundering van de huizen wordt aangetast. ‘HEEFT U EEN KEUKENTRAP OM MIJN WONING IN TE KOMEN?’ KRIMPENERWAARD EN WOERDEN NEMEN GEEN GENOEGEN MET TRADITIONELE OPLOSSINGEN 51.984362 I 4.679130 Als de gevolgen van de wegzakkende veenbodem ergens merkbaar zijn, is het wel in de woonwijken in het Groene Hart. Tijd voor drastische maatregelen vinden ze in Krimpenerwaard en Woerden. In gesprek met de verantwoordelijke wethouders die durven investeren in duurzame, innovatieve toepassingen om de komende eeuw gevrijwaard te blijven van overlast en onderhoud. “Mogen wij uw voortuin even gebruiken voor een fotoshoot met de wethouders?” De vrouw des huizes in Gouderak stemt direct toe. Ze is inmiddels wel wat gewend. De straat voor haar huis ligt alweer een tijdje open. Werklui zijn onder een aangenaam lentezonnetje bezig de weg op te hogen. Hiervoor gebruiken ze puimsteen (Yali-BIMS). Materiaal uit vulkanisch gebied dat ervoor zorgt dat de wegconstructie lichter wordt en minder snel verzakt. Wethouder Ria Boere van Krimpenerwaard manoeuvreert op haar hakken behendig door het grijswitte goedje. Ze trok een paar jaar geleden haar stoute schoenen aan om de bodemdalingsproblematiek in deze woonwijk nu eens grondig aan te pakken. Er moest iets gebeuren om te voorkomen dat de bodem de komende decennia nog eens met zeventig centimeter daalt en toekomstige generaties het gebied zien veranderen in een moeras. Wethouder Ria Boere en wethouder Ivo ten Hagen, respectievelijk van de gemeente Krimpenerwaard en Woerden. Onderheide constructie Even verderop aan de noordoostkant van Gouderak moest grover geschut worden ingezet. In dit deel van de wijk is de zetting extremer. “Ik werd gebeld door inwoners met de vraag naar keukentrapjes om de woning in te komen”, herinnert Ria zich de ernst van de situatie. Elke zes jaar was een forse ophoogslag vereist voor het bereikbaar houden van de woningen en het herstellen van verzakkingen en beschadigingen aan de riolering. “Soms was een waterleiding meer dan twee meter weggezakt en bleek het riool al een aantal jaren afgebroken te zijn.” Dat moest anders vond de wethouder. Uit onderzoek naar drie varianten koos Krimpenerwaard voor een fundering die bestaat uit trillingvrij aangebrachte heipalen om de woonstraten op te hogen naar het oorspronkelijke aanlegniveau. Net zoals er ook palen onder woningen staan. Op die palen werd een betonconstructie gestort als basis voor de rijbaan. De kabels en leidingen liggen in een gefundeerde goot. “Zo krijg je één stabiele constructie die niet zakt”, spreekt Ria met passie over het project dat eind vorig jaar is opgeleverd. 14 | 15 ‘HEEFT U EEN KEUKENTRAP OM MIJN WONING IN TE KOMEN?’ Ze vervolgt: “Zo’n toepassing kun je met minder zorgen aanleggen in een weiland. In woongebied is dat in de praktijk erg lastig. Dit komt vanwege de dikte van de constructie die je moet aanleggen en daarmee de duur en diepte van de ontgraving en de bijbehorende wateronttrekking in de wijk. Voorheen hebben we hier een minder zware zandsoort en EPS (piepschuim) gebruikt. Dat bood geen soelaas. Op sommige plekken was het piepschuim na zes jaar helemaal volgezogen met water. Dan zoek je naar duurzame oplossingen waarmee je de komende honderd jaar een grootschalige reconstructie van de buitenruimte voorkomt.” Durf Wethouder Ivo ten Hagen van de gemeente Woerden knikt instemmend. Hij ervaart dezelfde problematiek in zijn gemeente, waar de ondergrond voor tachtig procent uit veen bestaat. Het kerkdorp Kanis beeldt treffend uit hoe urgent de problemen zijn (zie foto voorpagina en op pagina 2). Wegen en tuinen verzakken. Er is schade aan rioleringen, kabels en leidingen. Reden voor Kanis om een pilotproject op te starten. RPS voerde in opdracht van de gemeente een variantenstudie uit. Ook hier bleek een zettingsvrije betonconstructie de economisch meest voordelige oplossing om de komende eeuw gevrijwaard te blijven van overlast en onderhoud. PLATFORM SLAPPE BODEM De gemeenten Woerden en Krimpenerwaard zijn actief in het Platform Slappe Bodem (PSB). Dit is een samenwerkingsverband van gemeenten, waterschappen en provincies die met dezelfde zettingsproblematiek te maken hebben: veel overlast voor inwoners en hoge beheerkosten. Het PSB heeft met andere organisaties een plan opgesteld voor een nationaal kennisprogramma bodemdaling. De kern van dit kennisprogramma zijn drie leeromgevingen: ‘stedelijk gebied’ (Gouda), ‘landelijk gebied met kleine kernen’ (Woerden) en ‘landelijk gebied met (voornamelijk) landbouw’ (restveengebieden Zuid Holland). Doel is kennisontwikkeling en kennisuitwisse- 51.984362 I 4.679130 De Iependaal in Gouderak is 30 tot 40 centimeter verzakt. Bij de renovatie van de openbare ruimte vindt de aanleg van een nieuw gescheiden rioolstelsel plaats en wordt de straat opgehoogd met lichte materialen, zoals flugzand en BIMS. ling over de aanpak van bodemdaling te verbeteren. 16 | 17 ‘HEEFT U EEN KEUKENTRAP OM MIJN WONING IN TE KOMEN?’ Dat klinkt veelbelovend, maar kent ook zijn prijs. In Gouderak moet voor de totale oppervlakte van het onderheide gedeelte (6.950 m²), exclusief de voortuinen die particulier eigendom zijn, ruim vier miljoen euro afgerekend worden. Dat is een viervoud van wat een traditionele ophoging voor kosten met zich meebrengt. In Kanis gaat het om een oppervlakte van circa 12.000 m² met een kostenplaatje van ruim tien miljoen euro. “Als je dit soort investeringen traditioneel in de begroting doorrekent, kun je pas over zestig jaar het eerste plusje noteren”, verwacht Ria. “Je moet durven over meerdere ambtstermijnen heen te denken in de keuzes die je maakt.” Ivo vindt zo’n investering verantwoord. “Heb jij het ooit meegemaakt dat een compleet dorp wordt opgeheven? Woningen en wegen blijven altijd bestaan. Uiteraard kan er over pakweg twintig jaar een betere techniek zijn. Zo’n nieuwe techniek moet zich eerst maar eens bewijzen. Je moet op een gegeven moment de gok nemen”, concludeert de voormalig wethouder van Boskoop. Life Cycle Costs Woerden berekent de kosten van de aanleg, het onderhoud en de vervanging van de betonconstructie over een periode van honderd jaar om de investering te verantwoorden. De gemeente hoopt met een Life Cycle Costs benadering een betere balans te krijgen tussen de kwaliteit van de openbare ruimte op lange termijn en de financiering. “Je kijkt niet alleen naar de kosten, ook naar andere factoren. Denk aan de overlast nu en op de langere termijn en de duurzaamheid van de materialen. Vroeger hadden we daar geen systeem voor. Soms had een projectleider ervaring met een bepaald materiaal, of koos men wat handig is in de uitvoering. Door nu varianten voor de constructie af te wegen, maak je beter gefundeerde keuzes.” Hij vervolgt: “Voor wegen hebben we een vaste afschrijvingstermijn van 18 | 19 vijfentwintig jaar en voor rioleringen veertig jaar. De techniek die we in de grond stoppen is daar niet aan gekoppeld. Als je investeert in een techniek die langer meegaat, schrijf je dus veel te snel af. Een betonvloer gaat wel honderd jaar mee. Daarom hebben we het aangedurfd de afschrijving over vijfenzeventig jaar te spreiden. Zo ben je per saldo maandelijks even veel geld kwijt als voor EPS. Als je bovendien investeert in een meer robuuste en duurzame prefab goot, gaan ondergrondse netwerken ook de helft langer mee. Dat was voor ons aanleiding met Stedin in gesprek te gaan om te kijken naar gezamenlijke financieringsvormen. Door aan meerdere knoppen te draaien, maak je meer mogelijk met technieken die aanvankelijk duurder leken.” Leergeld Het Kanisproject vormt een opstap naar een bredere aanpak voor de gemeente Woerden. De problematiek speelt naast Kanis ook in Zegveld, Kamerik en in mindere mate in Woerden en Harmelen. Maatwerk is volgens Ivo essentieel om ook hier tot een goed besluit voor de juiste fundering te komen. “Naast het zoeken naar de juiste techniek wil je meer weten over het resultaat. Welke materialen zijn er gebruikt op de verschillende ondergronden? Waarom heeft dat bij de ene weg wel effect en bij de ander niet? Als je dat onderling vergelijkt, kun je er lering uittrekken.” Over leren gesproken. Woerden kijkt nauwgezet mee naar het leergeld wat in Gouderak is betaald. Welke lessen kan Ria meegeven? “Begin nooit met de uitvoering voordat een project helemaal uitgeëngineerd is”, antwoordt de wethouder stellig. “Achteraf gezien zijn we te vroeg begonnen met heien. De constructieve doorrekening was nog niet helemaal dichtgetimmerd. Daardoor liepen we vertraging op. Maak daarnaast duidelijke afspraken met de aannemer. 51.984845 I 4.680057 Tussen de stalen buispalen wordt de grond ontgraven om de palen vervolgens op hoogte af te branden voor het plaatsen van de verdiepte prefab betonnen bak, waarin de nutvoorzieningen komen. ‘HEEFT U EEN KEUKENTRAP OM MIJN WONING IN TE KOMEN?’ Bij ons doet de aannemer de engineering en kijken wij als gemeente over zijn schouder mee om ervaring op te doen.” “Wij hebben ervoor gekozen samen met de aannemer de hele engineering te doen”, vult Ivo aan. “Om er zelf van te leren en de verantwoordelijkheden te delen met de aannemer. Als er wat gebeurt, wijzen inwoners toch altijd als eerste naar de gemeente.” Plantje Bewoners krijgen het uiteindelijk voor de kiezen. Zij kampen dagelijks met de gevolgen van de overlast. Hoe houdt Krimpenerwaard hen ‘tevreden’? “Door met de bewoners het gesprek aan te gaan”, antwoordt Ria stellig. “Niet met een inloop om de tekeningen te bespreken, maar echt plenair voor de groepen staan. En vertel het eerlijke verhaal. Dat het een puinhoop wordt en dat je de auto niet kwijt kunt. Maar ook dat de investering zich uitbetaalt, want daarna hoeft het nooit meer.” Een belangrijke rol in de dialoog met bewoners vormt de omgevingsmanager van RPS, die ook de directievoering en het toezicht voor zijn rekening neemt. Ria: “Hij loopt rond en is bereikbaar. Uiteraard moet hij een stevige huid hebben. Ik heb zelf tijdens een bijeenkomst ook wel eens gedacht dat ik elk moment tomaten naar mijn hoofd zou krijgen. Later bedaren de gemoederen. Als ik nu terugkom bij het noordoostelijk deel dat klaar is, vervult me dat met trots. Waar het er in 2015 nog een beetje verpauperd uitzag, zijn de inwoners weer gemotiveerd een plantje in de tuin te zetten. Een prettige en leefbare woonomgeving is toch waar we het allemaal voor doen.” 51.984845 I 4.680057 Paalmatras onder tramremise Zichtenburg Een zettingsvrije fundering voor een tramremise realiseren? Dan ben je al snel een jaar verder. Die tijd was er niet bij de Haagse locatie Zichtenburg in de zomer van 2015. Door de aankoop van nieuwe trams moest het nieuwe opstelterrein snel gereed zijn. Een paalmatras bood uitkomst om het project in drie maanden uit te voeren. Vervoersmaatschappij HTM gaf opdracht voor het creëren van een zettingsvrij opstelterrein voor trams. Qua omvang iets groter dan een voetbalveld. Vanwege de slecht draagkrachtige ondergrond en de beperkte tijd ontwierp RPS een constructie met een paalmatras. Een paalmatras ondersteunt de spoorconstructie in gebieden met een slappe, samendrukbare ondergrond. Daarmee voorkomt het zettingen of schade aan naastliggende constructies en wel voor een levensduur van honderd jaar. En belangrijk, biedt het tijdwinst. “Bij een traditionele aanpak ga je voorbelasten met een zandpakket. Dan hadden we voor dit project zeker negen maanden nodig om het grondlichaam te laten inklinken. Ook is met regelmaat onderhoud nodig. Nu was de bouwtijd ruim tweederde korter en is het onderhoudsvrij”, zegt ontwerpleider Herman-Jaap Lodder van RPS. De paalmatras rust op palen die de belasting afdragen naar de draagkrachtige ondergrond. Op de palen is het matras geplaatst wat bestaat uit een geokunststof en granulaat. Tussen de paalkoppen en het matras zijn paaldeksels toegepast om te voorkomen dat de palen door het matras gaan. “Op het matras kon de normale funderingsopbouw worden gerealiseerd die nodig is voor de overdracht van de trambelastingen”, aldus Herman-Jaap. Prefab betonnen elementen vormen een verdiepte bak waarin de nutsvoorzieningen komen. 20 | 21 HET ROER OM DOOR NIEUWE DIJKNORMEN HOOGHEEMRAADSCHAP VAN SCHIELAND EN DE KRIMPENERWAARD WIL INZICHT IN BODEMDETAILS Met de nieuwe waterveiligheidsnormen voor dammen en dijken voegt Nederland in 2017 een nieuw hoofdstuk toe aan onze eeuwenoude relatie met het water. Mieke Huisman en Jaap Stoop van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard vertellen hoe zij daarmee omgaan binnen een laagveengebied. Eén blik naar de Hollandse IJsseldijken zegt genoeg om de gevolgen van het zakken van de veenweidegebieden te illustreren. In dit westelijk deel van Nederland zijn de contouren van de primaire waterkeringen door de slappe veenbodem grillig, hobbelig, soms uitgezakt. Hier werkt het hoogheemraadschap aan een langdurend en ingrijpend dijkversterkingsproject, voert het grondonderzoek uit en beoordeelt het de keringen. Strengere eisen Ruim zeventig kilometer aan kering wordt de komende zes jaar opnieuw beoordeeld. Dit gebeurt op basis van het nieuwe Wettelijk Beoordelingsinstrumentarium (WBI) dat op 1 januari 2017 is vastgesteld door de Rijksoverheid. Waar een dijk voorheen een APK-toets onderging, staan bij de nieuwe benadering de overstromingsrisico’s van het achterland centraal. Uit de eerdere landelijke toetsronde bleek dat de stabiliteit van de dijken langs de Hollandsche IJssel over grote lengte niet voldoet aan de nieuwe en veelal strengere eisen. Voor het tien kilometer lange dijktraject tussen Gouderak, Ouderkerk aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel zijn de versterkingen zelfs al in voorbereiding. “Deze kering was in de tweede toetsronde al afgekeurd op binnenwaartse 22 | 23 macrostabiliteit. Daarbij bestaat de kans dat de grond aan de binnenzijde van de dijk afschuift”, legt Jaap Stoop, beleidsadviseur waterkeringen bij het hoogheemraadschap uit. “Binnen deze voorbereiding is, vooruitlopend op het nieuwe WBI, een herbeoordeling van dit dijktraject uitgevoerd. Daarbij hielden we al rekening met de nieuwe inzichten van de normen. Dat was spannend. Heel Nederland keek mee.” 51.964547 I 4.634201 Grondonderzoek Naast de nieuwe veiligheidsnorm is de overgang naar een ander sterktemodel voor de beoordeling van de macrostabiliteit één van de ingrijpendste veranderingen binnen het nieuwe WBI. Met gedetailleerde grondonderzoeken wil het hoogheemraadschap een nauwkeurig en gedetailleerder beeld van de gesteldheid van de IJsseldijk krijgen. De combinatie RPS en Lankelma-Zuid die de onderzoeken uitvoert, stelde hiervoor een plan op. Mieke Huisman, beleidsmedewerker waterkeringen bij het hoogheemraadschap: “Voorheen namen we monsters en kreeg je na analyse een indicatie hoe sterk bijvoorbeeld een kleiof veenlaag is. Met de nieuwe normen en rekenregels willen we preciezer weten hoe de grond bezwijkt en welke sterkte je daaraan kunt toekennen. Dat betekent dat we onze belangrijkste sterkteparameters Jaap Stoop en Mieke Huisman op de Hollandsche IJsseldijk waar het grondonderzoek voor de eerste beoordelingsronde wordt uitgevoerd. HET ROER OM DOOR NIEUWE DIJKNORMEN In de afgelopen duizend jaar daalde de bodem in de Nederlandse kustregio’s met gemiddeld 2,5 meter, zodat die nu gemiddeld 1,3 meter onder zeeniveau ligt. Dat becijferde fysisch geograaf Gilles Erkens (kennisinstituut Deltares en Universiteit Utrecht) in 2016 met een aantal collega’s. Meer dan een kwart van het land ligt inmiddels onder zeeniveau. 51.977449 I 4.657872 Schiedam werkt aan veilige kades en muren Geotechnisch adviesbureau Lankelma is bezig met een sondering op de Hollandsche IJsseldijk. veen en klei opnieuw moeten bepalen.” Mede door de nieuwe beoordelingssystematiek kiest het hoogheemraadschap voor een verfijndere onderzoeksopzet. “In het verleden voerde je bij een dijktraject van tien kilometer op vier plekken stabiliteitsberekeningen uit. Nu willen we om de honderd meter gegevens over de ondergrond hebben. De uitkomsten kunnen we zowel voor het berekenen van de binnen- als buitenwaartse stabiliteit gebruiken”, aldus Mieke. Black box Het hoogheemraadschap voerde met RPS in 2016 een generale repetitie uit om het nieuwe conceptinstrumentarium in de praktijk te oefenen. Waterkeringbeheerders kunnen bijvoorbeeld gebruikmaken van speciale (reken)software om de uitkomsten van het grondonderzoek volgens de nieuwe maatstaven te interpreteren. Hiervoor is bestaande, realistische data van een projectgebied in de Hollandse IJssel toegepast. Hoewel de generale repetitie het hoogheemraadschap de nodige inzichten heeft gegeven in de nieuwe systematiek, blijft het voor Mieke nog een black box. “De nieuwe waardes zijn lastig te interpreteren, omdat je nog niet precies weet waar de nieuwe getallen op zijn gebaseerd. Als we er straks in het echt mee werken, hebben we ook aanvullende bodemgegevens en sterkteparameters nodig om tot de hogere dichtheid te komen. Belangrijke meerwaarde is dat je straks op elke plek in de kering een actueel inzicht hebt in de sterkte in plaats van alleen op de spannende plekken waar je voorheen mee rekende.” Klimaatverandering Consequentie is wel dat van waterschappen meer verlangd wordt om de data op orde te krijgen én te houden. Bestaande grondgegevens zitten vaak nog in archieven, of ze zijn nog niet in het juiste format gedigitaliseerd om met het nieuwe instrumentarium te kunnen werken. Bovendien vereist het verdichten van het grondonderzoek de nodige arbeid. Uiterlijk in 2023 moet alle data verzameld zijn. Jaap verwacht dat deze inspanning zich terugbetaald. “Verandert bijvoorbeeld de buitenwaterstand, of wil je kijken wat er gebeurt als je een hogere belasting opvoert? Dan is het een fluitje van een cent dit op elke plek door te rekenen.” Volgens de beleidsadviseur een interessante ontwikkeling bij het doorrekenen van verschillende klimaatsveranderingsscenario’s en wat voor invloed deze dan hebben op de beoordelingsresultaten. “Vergelijk een luchtfoto uit de jaren zestig met die van nu en je merkt dat de beschermende waarde van dijken fors is toegenomen. De normering die we hadden was gedateerd. De kerngedachte achter het nieuwe beoordelingsinstrumentarium komt daarom als geroepen.” Als historische stad aan de Maas kent Schiedam een uitgebreid areaal aan kaden. Variërend van relatief nieuwe kademuren tot constructies van honderd jaar. Om Schiedam inzicht te geven in hoe de kades en bruggen zich gedragen, voert RPS deformatiemetingen uit. De objecten die de meeste zetting vertonen komen voor onderhoud in aanmerking. In de eerste helft van 2017 zijn 28 kademuren en 24 bruggen aan een nulmeting onderworpen. Later dit jaar volgen de herhalingsmetingen. Waar RPS voor de buurgemeenten Maassluis en Rotterdam al deformatiemetingen uitvoerde, beleeft Schiedam een vuurdoop. Hoewel het veilig gebruik en efficiënt beheer van kunstwerken van belang zijn voor het goed functioneren van de stad en haar inwoners, ervaart projectmanager Eric Buishand van RPS dat deformatiemetingen vaak een ondergeschoven kindje vormen bij de kleinere gemeenten. “Het resultaat van de investering is niet direct zichtbaar is, zoals bij de aanleg van een nieuwe straat. Een wethouder die de knoop doorhakt moet daarom sterk in zijn schoenen staan. Maar de investering verdient zich terug, doordat de renovatie op basis van de resultaten op het juiste moment en de juiste plek wordt uitgevoerd.” 24 | 25 BRUGGENBOUWER BIJ BODEMPROBLEMATIEK RIJKSWATERSTAAT ALS KENNISMAKELAAR TUSSEN ONDERZOEK EN PRAKTIJK Bij Rijkswaterstaat staan de negatieve effecten van bodemdaling op zijn assets al langer op het netvlies. Ingegeven door de klimaatopgave vertellen twee bodemexperts van Rijkswaterstaat hoe de bakens verzet worden. “De tijd is rijp om met andere partijen te werken aan een visie en structurele oplossingen.” Bruggen als culturele symbolen vormen vaak het meest in het oog springend onderdeel van onze infrastructuur. Ze brengen het wegennet en de vaarwegen bij elkaar. Rijd je er als automobilist overheen, dan heb je echter geen notie wat er zich ondergronds afspeelt. Waar civiele kunstwerken veelal onderheid zijn, liggen de aansluitende wegen op een zakkende zandbedding. Overgangsconstructies worden kwetsbaar waardoor knikken in het asfalt ontstaan. Dat bodemdaling de functionaliteit van onze netwerken dus nadelig kan beïnvloeden, weten ze bij het uitvoerende agentschap van het ministerie van Infrastructuur en Milieu wel. “Maar het bodemdalingsvraagstuk is intussen zo veel breder geworden. Het raakt het leven in onze Delta als geheel”, stelt Tommy Bolleboom, senior adviseur bij Rijkswaterstaat. 71 miljard Bij de aanleg van infrastructuur houdt Rijkswaterstaat rekening met de gevolgen van klimaatverandering op de lange termijn. Het beschermen van ons achterland tegen de stijgende zeespiegel heeft daarbij vanzelfsprekend prioriteit. Maar ook bodemdaling krijgt steeds meer aandacht. “Het Planbureau voor de Leefomgeving becijferde dat bodemdaling in veengebieden miljarden kost. Vanuit het Deltaprogramma is de potentiële schade voor wateroverlast en droogte tot 2050 26 | 27 bij elkaar al 71 miljard euro. Meer dan de helft daarvan is gerelateerd aan droogte en die is weer verantwoordelijk voor de bodemdaling”, legt Niels Kinneging, specialist monitoring en informatie bij Rijkswaterstaat, uit. Volgens Kinneging spitsen we ons erg toe op de droge infrastructuur, terwijl het hele watermanagement- en waterveiligheidssysteem minstens zo belangrijk is bij het oplossen van de bodemproblematiek. “Benader het daarom als één ketensysteem. Zo zie je dat de bodem daalt terwijl de zeespiegel stijgt. Dit heeft gevolgen voor de veiligheid, maar ook voor onze drinkwatervoorziening. Ook zijn er voorspellingen dat er steeds meer pieken zijn in de afvoer van grote rivieren. Hoe ga je daarmee om? Daar heeft de bodem alles mee te maken.” 52.060882 I 5.099002 Living lab Rijkswaterstaat is mede-initiator van het vorig jaar gepresenteerde landelijke kennisprogramma Klimaat, Water en Bodemdaling. Een gegroeid netwerk van het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en kennisinstellingen. In de basis ontstaan om kennis en ervaring rondom de aanpak van bodemdaling met elkaar te delen door lopende projecten met elkaar te verbinden. Tommy geeft aan dat het voor met name kleinere gemeenten, maar ook voor waterschappen en provincies niet zo vanzelfsprekend is contacten te leggen met kennisinstellingen, zoals universiteiten. Bodemexperts Niels Kinneging (links) en Tommy Bolleboom van Rijkswaterstaat RIJKSWATERSTAAT BRUGGENBOUWER BIJ BODEMPROBLEMATIEK Bij een Design, Build, Finance and Maintain-contract (DBFM) is de opdrachtnemer zowel verantwoordelijk voor het ontwerp en de bouw van het project, als voor de financiering en het totale onderhoud. Het is dus een geïntegreerde contractvorm. Zo krijgt de opdrachtnemer maximale ruimte om zijn kennis en creativiteit toe te passen. “We hebben elkaar nodig. Een kennisinstituut heeft bijvoorbeeld veel (internationale) kennis van bodemsystemen en -modellen. Gemeenten en waterschappen weten veel van de lokale problematiek en zoeken naar de praktische vertaalslag. Met het platform willen we nadrukkelijker een makelaarsfunctie vervullen.” Verder vormt het creëren van zogenoemde leeromgevingen (Living Labs) volgens Tommy een belangrijk onderdeel binnen het kennisplatform. “Door onderzoek en experimenten in gebieden waar de bodemproblematiek speelt, zoals in Gouda en Woerden, doen we met alle stakeholders kennis op over bodemdaling, grondwater(peil)beheer, oppervlaktewaterbeheer en riolering. We willen zo veel mogelijk kennis en data vergaren over wat er in die bodem speelt. Dat geeft je bijvoorbeeld de mogelijkheid scenario’s door te rekenen wat er gebeurt als je water in een gebied inbrengt of onttrekt.” Creatieve ideeën De resultaten moeten op termijn beschikbaar komen voor iedereen. Toewerken naar een landelijke database vormt een belangrijk einddoel. De uiteindelijke uitvoerders spinnen daar garen bij. Zeker als het gaat om geïntegreerde contractvormen (*DBFM). De aannemer is dan zowel verantwoordelijk voor Rijkswaterstaat werkt aan betere doorstroming in Randstad De bodemdaling heeft invloed op onze rijkswegen. het ontwerp en de bouw, als het onderhoud van het project. Niels: “Toen wij bij Rijkswaterstaat in dienst kwamen, schreven we nog elk boutje en moertje voor aan de aannemer. Met de wetenschap van nu is dat de dood voor innovatie. De rollen zijn helemaal omgedraaid in onze aanbestedingstrajecten. We werken steeds meer op basis van DBFM. De kans is dan groter dat de opdrachtnemer met creatievere ideeën komt voor een meer robuuste en lange termijnoplossing waarmee onderhoud in de toekomst beperkt blijft.” Niels vindt dat er op dit moment nog te veel oplossingen in de techniek worden gezocht. “Het hoeft niet alleen in de fundering te zitten, maar ook in beter waterbeheer. Een aannemer moet dus bij alles wat hij doet rekening houden met de gevolgen voor bodemdaling. Dat neem je mee in je afweging.” Een aanpak die past in de lange termijnstrategie van Rijkswaterstaat die vaak gepaard gaat met hoge investeringen aan de voorzijde en minder kosten voor onderhoud op lange termijn. “Lifecycle-kostenbenadering is een verplicht instrument geworden in onze werkwijze. Dat vraagt om kennis over bodemdaling en hoe daarmee om te gaan. Die kennis gaan wij beschikbaar stellen, zodat wij samen met de markt in de toekomst beter kunnen anticiperen op de bodemdaling”, besluit Tommy. Rijkswaterstaat verbreedt de drukke snelwegen tussen Schiphol, Amsterdam en Almere. De A1, A6, A9 en A10 krijgen er in beide richtingen één of meerdere rijstroken bij. Dat geeft het verkeer de mogelijkheid sneller door te rijden bij het noordelijke deel van de Randstad. Behalve de capaciteitsuitbreiding, verbetert Rijkswaterstaat ook de leefbaarheid langs de snelwegen door onder meer de aanleg van geluidsreducerend asfalt, geluidschermen en tunnels. Het uitwerken van zo’n groot infrastructuurproject vraagt volgens Sake Essink om een multidisciplinaire kijk op het project. De geotechnisch adviseur is vanuit RPS gedetacheerd in het projectteam voor de verbreding van de A6 en A9. Zo houdt hij zich voor de A9 van Badhoevedorp naar Holendrecht bezig met de inkoop van een grondonderzoek. Daarnaast werkt hij op integraal niveau met geotechnische vraagstukken die voor het contract van belang kunnen zijn. “Je moet binnen zo’n project voldoende uitwerkingsruimte bieden aan de potentiële aannemers, maar toch waken voor de kwaliteit van het eindproduct”, bestempelt hij als voorname doelstelling. “Bij de A9 is de grootste uitdaging het bouwen in een stedelijke omgeving. Op sommige plaatsen is de afstand van de hoog of juist laag gelegen weg tot aan de bebouwing minder dan tien meter.” Bij de A6 Almere is er met Parkway 6 inmiddels een aannemer gevonden. Sake ondersteunt de aannemer met het ontwerp en wijst hem op zijn verantwoordelijkheden voor het contract op het gebied van zettingen, damwanden en paalfunderingen. “Bij de A6 is de grootste uitdaging dat er gebouwd wordt op de oude zeebodem. De rijping van de polder zorgt voor de grootste achtergrondzetting in Nederland.” 28 | 29 NIEUW LEVEN IN HET VEEN OOSTELIJKE VECHTPLASSEN BIEDEN PLANTEN EN DIEREN WEER TOEKOMST Onder de rook van Amsterdam en Utrecht vormen de Oostelijke Vechtplassen één van de opmerkelijkste en tegelijk kwetsbaarste natuurgebieden van Europa. Projectleider Linda Groot van Programmabureau Utrecht-West vertelt hoe het gebied gered moet worden door herstel van de laagveenontwikkeling. “We hebben hier één van de best bewaarde geheimen van de Randstad, omdat veel mensen dit gebied niet kennen. Het is de eredivisie van de natuur.” Met een trotse glimlach wandelt Linda Groot over een grijs, halfverhard pad door de Oostelijke Vechtplassen. Hier op de grens van NoordHolland en Utrecht, tussen de Vecht en de Heuvelrug, overheerst de stilte, het groen en getjilp van de vogels. Omlijst door een reeks laagveengebieden met een afwisseling van petgaten, plassen, bos, open landschap en het zeldzame trilveen. Hier waan je je voor even in een andere wereld en vormt het zicht op de Domtoren het enige bewijs dat de stad Utrecht dichtbij ligt. Het landschap is het gevolg van de dynamische wisselwerking tussen het afgraven van de veenbodem (vervening) en het dichtgroeien van open water (verlanding). Om in en rond dat water een schoon en evenwichtig systeem te creëren, zijn de Oostelijke Vechtplassen aangewezen als Natura 2000-gebied. Ondanks deze beschermde status gaat het niet goed met de natuur in het gebied. Volgens Linda heeft dat vooral te maken met het huidig onnatuurlijk watersysteem. “Het waterpeil is laag in de winter en hoog in de zomer. Handig bij agrarisch gebruik, maar niet voor de natuur. Die gedijt beter bij een natuurlijk waterpeil van hoog in de winter en laag in de zomer”, stipt zij, naast vermesting door de landbouw en het uitblijven van adequaat beheer, de 30 | 31 52.180745 I 5.121759 belangrijkste oorzaak aan. Het voortbestaan van de beschermde plant- en diersoorten, die alleen in dit soort laagveengebieden kunnen leven, staat onder druk. Reden voor de provincie Utrecht om het Utrechtse deel van Oostelijke Vechtplassen alvast onder handen te nemen en niet te wachten op het definitieve beheerplan voor dit Natura 2000-gebied, waar de provincie Noord-Holland de trekker van is. Onder auspiciën van Programmabureau UtrechtWest gaat bijna achthonderd hectare projectgebied op de schop. Zo krijgen de Westbroekse Zodden, Molenpolder en Oostelijke Binnenpolder weer nieuw elan. Kansen Linda vertelt over het bijzondere karakter van de Oostelijke Vechtplassen. Er is nog precies te zien hoe dit natuurgebied in de loop van eeuwen heeft kunnen ontstaan, met opeenvolgende verlandingsstadia: van open water tot trilveen en bos. De projectleider wijst op de Oostelijke Binnenpolder waar het eerste stadium van de verlanding deels zichtbaar is. In de loop van duizenden jaren hoopten onverteerde plantenresten zich op tot een dikke laag veen. Door het uitsteken van het veen als belangrijke brandstof ontstonden petgaten in allerlei dieptes. RPS voert hier landmeetkundig en milieukundig bodemonderzoek uit en werkt voor de provincie het definitief ontwerp uit naar een contractdocument. Linda Groot zittend in de Oostelijke Binnenpolder waar op de voorgrond de petgaten al deels in ontwikkeling zijn met daaromheen rietland en natte schraallanden. NIEUW LEVEN IN HET VEEN Natura 2000 is de overkoepelende naam voor natuurgebieden in Europa die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dat moet ervoor zorgen dat het er meer ruimte komt voor petgaten, rietland en natte schraallanden. Het volgende stadium van de verlanding is uiterst zeldzaam. Afgestorven planten vormen een dikke, drijvende laag op het water, het trilveen. Laat je de natuur zijn gang gaan, dan wordt het trilveen steeds vaster en droger en verandert het in rietland. In de laatste stap van de verlanding gaan er uiteindelijk ook bomen groeien. Zo verandert het open water weer in moerassig bos: het landschap zoals dat was voor de landontginning zo’n zestienhonderd jaar geleden begon. “Daar zit maar een klein deel van de waarden in die zo’n gebied kan hebben. Het samenspel tussen de ondergrond en de kwel die omhoog komt vanuit de Utrechtse Heuvelrug geeft kansen om alle stadia van de verlanding weer naast elkaar zichtbaar te maken”, weet Linda. Driehonderdduizend kuub Voor het realiseren van die doelstelling wordt zo’n driehonderdduizend kuub grond verzet. Dichtgegroeide petgaten en sloten worden open gegraven. Zo groeien kranswieren, fonteinkruiden en krabbenscheer weer in het open water. Door te plaggen en bomen en struiken te verwijderen krijgen zeldzame Nieuwe natuur in Bilwijk vegetaties kans zich te herstellen en uit te breiden, zoals trilveen, veenmosrietland, galigaanmoeras en blauwgrasland. Een belangrijk aspect van Natura2000 vormt het harmonisch in elkaar passen van de eisen voor het behoud van een uniek natuurgebied en de belangen van agrariërs, bewoners en bezoekers. De agrariërs en bewoners behouden de vaste zomer- en winterpeilen en de natuur krijgt flexibele waterpeilen. Zo profiteert iedereen van de meest optimale waterstand. Het natuurgebied blijft toegankelijk voor recreatie en ontspanning. Zo voert het Bert Bospad van vijf kilometer door alle stadia van laagveenverlanding. Ook zijn er excursies naar ontoegankelijker en ongerepter delen van het gebied die alleen over het water te bereiken zijn. Het programmabureau trekt binnen het project nadrukkelijk op met Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. “Als beheerder kennen zij het gebied en weten ze hoe je de natuur het beste op gang krijgt. Het is tot op de centimeter nauwkeurig aangewezen wat waar moet gebeuren en welke soorten er terug moeten komen. Zo geven we de karakteristieke planten en dieren van het laagveen weer een toekomst”, besluit Linda. 52.179607 I 5.140781 De Krimpenerwaard staat de komende jaren in het teken van nieuwe natuurontwikkeling als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland. De provincie Zuid-Holland wil er 2.250 hectare zelfstandig functionerende leefgebieden realiseren voor (weide)vogels, waternatuur en kwetsbare natuurbeheertypen. Binnen deze robuuste keten van veenweidenatuurgebieden vormt het plangebied Bilwijk een belangrijke schakel tussen de natuur van de Reeuwijkse Plassen, de Krimpenerwaard en de Lopikerwaard. Projectleider Arnold Osté van RPS zoekt met het programmabureau Veenweiden Krimpenerwaard en bewoners naar de meest optimale inrichting van het gebied door het slim combineren van nieuwe inzichten over flora, fauna, water en techniek. “Het vernieuwende is dat we de functie gaan aanpassen aan het waterpeil. Vanuit de Kaderrichtlijn Water creëren we hiervoor een robuust en duurzaam watersysteem. Het natuurgebied wordt hydrologisch geïsoleerd van het landbouwgebied. Hierdoor kan het peil omhoog.” De inrichtingsmaatregelen zorgen voor een open natuur- en cultuurlandschap dat op het eerste gezicht bijna hetzelfde is als nu. Een complex van vochtige en natte, voedselarme graslanden. Gecombineerd met een eigen watersysteem, goede waterkwaliteit, hoge biodiversiteit, verbinding met omringende natuurgebieden en een verminderde bodemdaling. Met veel oog voor weidevogels, kruidenrijk grasland, gevarieerde waternatuur, traditionele eendenkooien, houtwallen en -singels. 32 | 33 In een deel van de Westbroekse Zodden is dertig centimeter grond afgeplagd om er schraalland en blauwgrasland aan te kunnen leggen. COLOFON RPS Elektronicaweg 2 2628 XG Delft T +31 88 02 35 777 [email protected] TEKST www.rps.nl Jeroen Wolbers REDACTIE Stef van Remmen FOTOGRAFIE Paulien de Gaaij Jeroen Wolbers Liza Bakker VORMGEVING Grafisch Ontwerpbureau Onze Jongens DRUK Crezée Grafische Oplossingen Oplage 5.000 exemplaren