3. NOMENCLATUUR ALGEMEEN GEDEELTE Onder nomenclatuur verstaat men de wetenschap, die zich bezig houdt met het geven van een juiste naam aan planten. Deze wetenschap is al zeer oud. Reeds in de oudheid werden de planten benoemd met een geslachtsnaam. men maakte daarbij gebruik van het latijn en het Grieks, die toen nog levende talen waren. Langzamerhand zagen we het Grieks verdwijnen en geheel plaats maken voor het Latijn. Het Latijn is van omgangstaal een dode taal geworden. Het Latijn verandert niet meer, vandaar de naam “dode taal”. Deze eigenschap maakt het Latijn uitermate geschikt als wereldtaal voor de wetenschapsmensen. Binaire nomenclatuur De eerste wetenschappelijke namen van de planten werden gegeven door kloosterlingen in het Latijn. Over het algemeen waren dit zeer lange beschrijvende namen. Gelukkig is er een Zweeds geleerde geweest die hierin verandering bracht; hij heette Linnaeus. (1707-1798). Linnaeus is de grondlegger geworden van de z.g. moderne nomenclatuur, die we de binaire nomenclatuur noemen. Elke plant kreeg hierbij twee namen, een geslachtsnaam en een soortaanduiding, samen de soortnaam vormend. Synoniemen Na Linnaeus bleven de verwarringen in de nomenclatuur bestaan door gebrek aan kontakt van de plantkundigen onderling en het verschil in zienswijze. Hierdoor ontstonden veel synoniemen en homoniemen. Synoniemen zijn twee of meer wetenschappelijke namen voor één en dezelfde plant. Voorbeeld: Cleome (syn. Gynandropsis) Lobularia (syn. Alyssum) Homoniem is: één naam voor verschillende plantesoorten. Prioriteitsregel Aan deze toestand van synoniemen en homoniemen moest wat gedaan worden. Teneinde meer eenheid te krijgen in de benoeming werden internationale botanische kongressen gehouden. Op de kongressen werden regels opgesteld omtrent de benaming en schrijfwijze van de bekende en nieuw te beschrijven planten. Bij het opstellen van deze regels heeft men het beginsel der prioriteit (voorrang geven) gevolgd, d.w.z. de eerste wettige naam na 1753 gaat voor. Alle andere namen zijn dus synoniemen. In 1753 verscheen de eerste druk van Linnaeus’ boek “Species Plantarum” = de plantensoorten. 1 Achter een plantenaam staat in de Flora steeds (een) letter(s) of een naam. Deze is (zijn) afkomstig van de personen, die de plantenaam bedacht hebben. b.v. Salix alba L. De L. is van Linnaeus, die de naam heeft gepubliceerd. Soms wordt een soort naar een ander geslacht overgebracht, waarbij de naamsverandering plaats vindt b.v. Linnaeus noemde in zijn tijd de struikheide met de naam Erica vulgaris L. Later werd deze soort afgesplitst en benaamd door Hull. De naam werd Calluna vulgaris (L). Hull. De soortaanduiding vulgaris van Linnaeus bleef bekend en behouden, maar de nieuwe geslachtsnaam werd Calluna en was afkomstig van Hull. De wetenschappelijke namen, vastgesteld op de botanische kongressen, hebben de volgende voordelen: a. ze zijn volledig.Eén juiste naam voor één plant, alle andere planten dan de bedoelde zijn uitgesloten. b. ze zijn duidelijk.Eenzelfde plant waar ook ter wereld heeft dezelfde naam. c. ze zijn algemeen. Over de gehele wereld een bruikbare taal nl. Latijn. d. uit wetenschappelijke namen blijkt eventuele verwantschap. b.v. Spiraea arguta Spiraea bumalda Spiraea vanhouttei maar met de z.g. volksnamen is vaak het tegendeel het geval. b.v. Klaproos -- Papaver Stokroos -- Althaea Alpenroos -- Rhododendron Kerstroos -- Helleborus Gelderse roos -- Viburnum Pioenroos -- Paeonia e. wetenschappelijke namen duiden vaak één eigenschap van de plant aan. b.v. Digitalis, van digitale = vingerhoed (naar de vorm der bloemen) Rhododendron praecox; praecox = vroeg (bloeit vroeg) Zoals de medici, de technici, de chemici enz. behoren ook de hoveniers, de boomtelers, de bloementelers en de bloemist-winkeliers hun eigen vaktaal te beheersen. Daarom is een gedegen ondergrond van de belangrijkste nomenclatuurregels zeer belangrijk. Enkele van de belangrijkste nomenclatuurregels zijn: a. De naam van een plantesoort (botanische soort) bestaat uit 2 namen. b.v. Geslachtsnaam -soortaanduiding Fagus -sylvatica De naam van een botanische variatie bestaat uit 3 namen. Geslachtsnaam -soortaanduiding Berberis gagnepainii Pinus mugo De naam van een cultuurgewas bestaat uit 3 namen. Geslachtsnaam -- soortaanduiding -- botanische variëteitsnaam lanceifolia mughus -- cultivarnaam 2 Phlox paniculata Soms laat men de soortaanduiding weg ‘Rembrandt’ ‘Nova Zembla’ Rhododendron Gewassen met een derde naam die: met (een) Hoofdletter(s) geschreven tussen enkelvoudige komma’s staan zijn cultuurvariëteiten (= cultivars). Cultuurvariëteiten zijn variaties ontstaan in de cultuur (d.m.v. kruisingen) of door de cultuur in stand gehouden (selecties). Men kan aan de 3de naam niet steeds zien of een cultivar een kruisingsproduct is of een selectie uit de soort. b.v. Rhododendron ‘Concorde’ is een hybride Acer pseudoplatanus ‘Negenia’ is een selectie uit de soort Acer pseudoplatanus. Wanneer men 2 planten kruist mag men de gehele nakomelingschap aanduiden met 2 namen. maar dan moet er wel een X tussen staan. b.v. Rhododendron X praecox. In de praktijk werd de mooiste plant uit de nakomelingschap aangehouden onder vermelding van de 2 woorden bevattende plantenaam Omdat de plant geen soort is maar een hybride noemt men een dergelijke naam een hybride soortnaam. Wanneer men een plant uit de nakomelingschap van een kruising aanhoudt, dan is het wenselijk er een derde naam aan toe te voegen b.v. Berberis X frikartii ‘Amstelveen’. b. Op eenmaal gegeven rasnamen of cultivarnamen komt men niet terug. De oude rasnamen blijven dus in het Latijn staan. Van 1 jan. 1959 af krijgen alle cultuurvariëteiten (rassen), die nog benoemd worden een fantasienaam in een gangbare levende taal. c. Om wettig te zijn moeten alle nieuwe rasnamen geldig gepubliceerd of op de juiste wijze geregistreerd worden door een herkenbare, gedateerde beschrijving met of zonder afbeelding. UITSPRAAK DER PLANTENAMEN De Latijnse namen worden gevormd door klinkers, medeklinkers en tweeklanken. a. i i y Klinkers. als ie (nooit als j) b.v. Ilex, Saintpaulia, gypsóphila, Vitis als i b.v. Hibíscus als i of ie Gypsóphila, Syringa, Cýclamen, monophýlla Let op: A / bi / es, va / ri / e / gatus, o / ri / en / talis, A / me / lan / chi / er, Pi / e / ris. 3 De klinkers worden gescheiden uitgesproken, evenals bij a / nnu / us, speci / osus. De twee klinkers zijn nu geen tweeklanken. y u e o als j in macleaya, Yucca. als u in Ulmus als w in gu + klinker sangúineus = bloedrood qu + klinker Quercus = eik su + klinker suecicus = zweeds afzonderlijk in a / nnu / us, de / cidu / us afzonderlijk in (Tagetes) te / nu / i / fo / li / us als ee in neem en e il lek en u in put b.v. Népènthes Astilbe Ilex als o in pot en o in poten Oxalis Osmanthus odoratus aizoon (= altijd levend) a / i / zo / on b c Medeklinkers als k vóór a, o u Callicarpa Colutea cuspidatus = spits Schutellaria voor medeklinker (geen h) Cryptomeria, Clématis eind van een lettergreep Vaccinium als ts in Acer Picea Cercis gracilis ( = sierlijk) Vicia cracca ( = vogelwikke) species als s in caesius ( = blauwgrijs) coeruleus ( = hemelsblauw) caeruleus Cytisus arborescens Glaucium flavum ( = gele hornpapaver) als g in Chrysanthemum pulchellus ( = fraai) Chlorophytum Scilla ook wel c = k dus uitspraak = skilla 4 ph q t x c. ae oe eu als f b.v. Sphagnum ( = veenmos) Delphinium maar: Kniphofia als k, qu als kw b.v. Quercus Liquidambar quinquefoius ( = vijfbladig) in ti als tsi, als er nóg een klinker volgt. b.v. Gentiána, Impátiens, Tradescantia, Nicotiána elátior Maar aurantiaca = als ti, omdat ti de klemtoon heeft. als ti in Caltha. als ks b.v. in Taxodium Buxus laxa ( = los, slap) Ilex, Vitex Tweeklanken als ee in eet. Crataegus Paeonia Aesculus julianae ( = 2e naamval van Juliana) danfordiae ( = 2e naamval van danfordia) reginae ( = 2e naamval van regina = koningin) europaeus spreek uit ui / ro / pe / us als eu in keuken Alstroemeria amoenus ( = bekoorlijk) Daboecia coeruleus ( = hemelsblauw) Oenothéra Koelreuteria (spreek uit Keulruiteria!!) maar: Aloe met 3 lettergrepen A / lo / e Kalanchoe eucothoe als ui in huis Deutzia Euphorbia Koelreuteria Leucothoe europaeus ( = uit Europa) Maar: eu gescheiden uitspreken in arboréus ( = struikachtig) gigantéus ( = reusachtig) Cóleus 5 Klemtoon van de plantenaam. Voor een juiste uitspraak van een Latijnse of gelatiniseerde naam is kennis van Grieks en Latijn vereist. De uitspraak is ook te leren van hen die de plantenamen goed uitspreken? Er zijn een aantal regels, die aan de hand van een voorbeeld besproken worden. 1. Ácer, Álnus, práecox, órnus. tweelettergrepige woorden hebben de klemtoon op de eerste lettergreep. 2a. argénteus, Sálvia, Robinia, Hierácium, lúteus, Geránium. Drielettergrepige woord, met klemtoon op derde lettergreep van achteren: de voorlaatste lettergreep eindigt op een klinker en de laatste lettergreep begint met een klinker. maar Achilléa naar Achilles Centauréa naar Centaur gigantéus (Deze namen zijn van Griekse oorsprong) b. amóenus, Chamáerops, Linnáeus, Phytéuma Drielettergrepig woord met klemtoon op voorlaatste lettergreep: Deze lettergreep heeft tweeklank. Geslacht van de plantennamen Om de uitgang vn de soortaanduiding en soms van de cultivarnaam en botanische variëteitsnaam te kunnen bepalen is het nodig het taalkundig geslacht van de plantenaam te kennen. De belangrijkste regels voor het bepalen van het geslacht zijn: 1. Mannelijke geslachtsnamen zijn: a. alle kruidachtige gewassen met een geslachtsnaam eindigend op us, os en as. b.v. Helianthus annuuus Lathyrus odoratus uitzondering Asclepias tuberosa Let op: Onderstaande geslachtsnamen van houtige gewassen zijn ook mannelijk Calycanthus Euonymus Physocarpus Ceanothus Hibiscus Rosmarinus Cephalanthus Holodiscus Rubus Cytisus Philadelphus Ruscus Enkianthus Paliurus Symphoricarpos Ook mannelijk zijn: Penstemon Callisthemon Echinops Adonis Aster Senecio Coteneaster b. Geslachtsnamen eindigend op: pogon b.v. Tragopógon porrifolius (= Haverwortel) geron b.v. Erigeron speciosus geton b.v. Aponogéton distachyus Potamogeton natans 6 2. Onzijdige geslachtsnamen zijn: a. Alle geslachtsnamen die eindigen op un b.v. Lilium argrinum Ligustrum vulgáre b. Geslachtsnamen eidigend op: i b.v. Muscari armeníacum er b.v. Papaver nudicaule on b.v. Rhododendron ponticum Let op: Aster, Cotoneaster, Pénstemon, Callístemon zijn mannelijk c. Ook onzijdig zijn Cýclamen pérsicum Núphar lúteum ( = gele plomp) Ríbes sanguineum ( = bloedrode bes) Secále cereále ( = rogge) 3. Alle andere geslachtsnamen zijn vrouwelijk. Let op: De geslachtsnamen, die op a eindigen zijn meestal vrouwelijk. Uitgang van de soortaanduiding De taalkundige verbuiging van de soortaanduiding, cultivarnaam en botanische variëteitsnaam richt zich meestal naar het geslacht van de geslachtsnaam. De uitgang kan dus verschillend zijn al naar de geslachtsnaam mannelijk, vrouwelijk op onzijdig is. Bij soortaanduidingen komen de volgende uitgangen voor: 1. 2. steeds dezelfde uitgang. mannelijk vrouwelijk fragrans fragrans pungens pungens praecox praecox bicolor bicolor deltoides deltoides princeps princeps planipes planipes Zie ook na de trappen van vergelijking twee uitgangen vulgaris mollis viridis major minor macrocarpos triacanthos vulgaris mollis viridis major minor macrocarpos triacanthos onzijdig pungens praecox bicolor deltoides princeps planipes uitgangen op ans uitgangen op ens uitgangen op x uitgangen op or uitgangen op oides uitgangen op eps uitgangen op es vulgare molle viride majus (groter) minus (kleiner) macrocarpon triacanthon 7 3. drie uitgangen albus sanguineus asper niger alba sanguinea aspera nigra album sanguineum asperum (uitgang us wordt weggelaten) nigrum (uitgang us wordt weggelaten de e vervalt.) Trappen van vergelijking stellende trap vergrotende trap overtreffende trap mannelijk magnus major maximus vrouwelijk magna major maxima onzijdig magnum majus maximum groot groter grootst parvus minor minimus parva minor minima parvum minus minimum klein kleiner kleinst elatus elatior elata elatior elatum elatius verheven verhevenen excelsus excelsior excelsa excelsior excelsum excelsias hoog hoger elegans elegans --elegantissimuselegantissima elegans -elegantissimum sierlijk zeer sierlijk Soortaanduiding afgeleid van persoonsnamen Soms eindigt een soortaanduiding in alle 3 geslachten op i, ii, of e. De soortaanduiding is dan de tweede naamvalsvorm van een persoonsnaam. Men schrijft één i als de persoonsnaam eindigt op: 1. er b.v. Asparagus sprengeri 2. e b.v. Crataegus lavallei Mahonia bealei 3. y b.v. Incarvillea delavayi 4. als 2de naamval van woorden op us b.v. Arctostaphylos uva-ursi (ursus = beer) Lychnis flos-cuculi (cuculus = koekoek) Men schrijft 2 i’s bij andere persoonsnamen b.v. Lonicera ledebourii Arabis arendsii hybriden behalve als de persoonsnaam eindigt op er 8 b.v. Aconitum fischeri Eindigt een persoonsnaam op a dan wordt deze uitgang bij gebruik als soortaanduiding (in de 2de naamval) ae. b.v. Berberis julianae Strelitzia reginae Aster novae-angliae Soortaanduidingen die vroeger als geslachtsnaam werden gebruikt blijven ongewijzigd b.v. Viburnum opulus ‘Roseum’ Carpinus betulus ‘Fastigiata’ Cotinus Coggygria ‘Rubrifloius’ Ilex aquifolium ‘Pyramidalis’ Benaming van hybriden tussen 2 geslachten (kruisje vóór de naam) x Cupressocyparis leylandii Dit is een kruising tussen een Cupressus en een Chamaecyparis. x Mahoberberis neubertii Dit is een kruising tussen een Mahonia en een Berberis. x Laburnocytisus adamii. Deze plant is ontstaan na enting van een Cytisus purpureus op een Laburnum anaggyoides. Uit een adventiefknop op de vergrotingsplaats ontstond een scheut van de Laburnum met een aantal cellagen er omheen van de Cytisus purpureus. 4. DE NEDERLANDSE BETEKENIS VAN DE SOORTAANDUIDINGEN EN CULTIVARNAMEN. De namen die van een * zijn voorzien, zijn bestemd voor de opleiding ‘Aankomend hovenier’. acer *acerifolius aconitifolius acuminatus adenophýllus adpressus aesculifolius aestivum affinis *aggregatus scherp, bijtend (van smaak) esdoornbladig monnikskapbladig toegespitst met klierdragende bladeren aangedrukt paardekastanjebladig ‘s zomers bloeiend (groeiend) verwant opeengehoopt Sedum acre Platanus acerifolia Acer jap. ‘Aconitifolium’ Magnolia acuminata Oxalis adenophylla Taxus bac. ‘Adpressa’ Rodgersia aesculifolia Leucojum aestivum Plygonum affinne Berberis aggregata 9 ajacis alatus albiflorus *albus alnifolius *alpinus *alternifolius altissimus amabilis amarus americanus 2de naamval van Ajax gevleugeld witbloemig wit elsbladig uit de Alpen verspreidbladig zeer hoog beminnelijk bitter uit Amerika *angustifolius anisum *anuus *antarcticus *aquifolius smalbladig anijsgeurig éénjarig zuidelijk met scherp gepunte bladeren akeleibladig aquilegifolius aquatilis aquaticus arborens *arborescens arcuatus arenarius argenteus argenteomarginatus argenteostriatus *argutus ariaefolius ascendens asper asplenifolius *atlanticus atropurpureus atrosanguineus atrovirens *aucuparia aurantiacus aureomarginatus aureus auritus autumnalis avellanus avium in of aan water groeiend boomachtig boomachtig boogvormig op zand groeiend zilverwit zilverwit zilverwit gestreept scherp gezaagd Sorbus aria-bladig opstijgend ruw aspleniumbladig uit het Atlasgebergte donkerpurperrood donkerbloedrood donkergroen vogellokkend oranjekleurig goudgeel gevlekt goudgeel geoord herfstbloeiend uit het Oosten van Napels door vogels gegeten wordend Delphinium ajacis Euonymus alatus Spiraea albiflora Cornus alba Clethra alnifolia Ribes alpinum Buddleia alternifolia Ailanthus altissima Kolkwitzia amabilis Iberis amara Phytolacca americana Hypericum androsaemum Kalmia angustifolia Pimpinella anisum Helianthus anuus Nothofagus antarctica Ilex aquifolium Thalictrum aquilegifolium Ranunculus aquatilis Orontium aquaticum Sorbaria arborea Caragana arborescens Spiraea arcuata Elymus arenarius Celosia argentea Cornus alba ‘Argenteomarginata’ Cyperus argenteostriatus Spiraea arguta Holodiscus ariaefolius Taxodium ascendens nutans Hydrangea aspera ‘Macrophýlla’ Fagus sylv. ‘Asplenifolia’ Cedrus atlantica Sedum sp. ‘Atropurpureum’ Potentilla atrosanguinea Thuja plicata ‘Atrovirens’ Sorbus aucuparia Alstroemeria aurantiaca Aralia e. ‘Aureovariegata’ Ribes aureum Salix aurita Helenium autumnale Corylus avellana Prunus avium 10 *baccatus balsameus *barbatus barbinervis bellidiflorus bellis bicolor biennis bilobus bipartitus bipinnatus blandus *botryoides bracteatus brizoides bulbosus *bullatus caeruleus calamus californicus calocarpus calycinus campanulatus *campester canadensis cancellatus candicans candidulus cantabricus capensis caperatus capreus cardinalis carinatus carneus carnosus carpaticus carpinifolius catharticus caucasicus caudatus cavus cespitosus chalcedonicus besachtig balsemachtig geurend gebaard gebaardnervig madeliefbloemig fraai tweekleurig tweejarig tweelobbig tweedelig dubbel geveerd bekoorlijk trosvormig met (duidelijke) schutbladeren trilgrasachtig bol- of knolvormig gebobbeld (donker) blauw kalmoes uit Californië met fraaie vruchten met kalk klokvormig veldbewonend uit Canada getralied: knollen met netvormige vezels witachtig witachtig uit weten van Spanje uit Kaap de Goede Hoop gerimpeld door geiten gegeten wordend scharlakenrood gekield vleeskleurig vlezig uit de Karpaten haagbeukbladig darmreinigend uit de Kaukasus gestaart hol, gewelfd zodevormend uit Chalcedon (ten Taxus baccata Abies balsamea ‘Nana” Dianthus barbatus Clethra barbinervis Dorotheanthus bellidiflorus Hoya bella Picea bicolor Oenothera biennis Ginkgo biloba Linaria bipartita Cosmos bipinnatus Anemone blanda Muscaria botryoides Helichrysum bracteatum Heuchera brizoides Arrhenatherum bulbosum ‘Variegatum’ Cotoneaster bullatus Polemonium caeruleum Acorus calamus Eschscholtzia Cot. multiflorus calocarpus Hypericum calycinum Enkianthus campanulatus Acer campestre Sambucus canadensis Crocus cancellatus Galtonia candicans Berberis candidula Daboecia cantabrica Anchusa capensis Peperomia caperata Salix caprea Rechsteineria cardinalis Chrysanthemum carinatum Erica carnea Hoya carnosa Campanula carpatica Ostrya carpinifolia Rhamnus catharticus Scabiosa caucasica Amaranthus caudatus Corydalis cava Pentaglottis cespitosa Lychnis chalcedonica 11 *chinensis chrysanthus cilicicus cinereus cneorum *coccineus colchicus columnaris colurnus *communis comosus compactus concolor conicus contortus controversus convexus *cordatus cornutus coronarius corymbosus *crenatus crispus cristatus crus-galli *cuspidatus cyanus cyclamineus damscenus dasyclados dealbatus deciduus decurrens deliciosus deltoides dens-canis dentatus denticulatus deodare Oosten van Constantinopel) chinees goudgeelbloemig uit Z.O. Kl. Azië asgrauw bijtend op de tong karmozijnrood karmijnrood uit Colchis, Oostkust van de Zwarte zuilvormig hazelnootachtig gewoon gekuifd gedrongen gelijkkleurig kegelvormig ineengedraaid een punt van oneenigheid zijnde gewelfd, bol hartvormig gehoornd kroonvormig tuilen dragend, trosvormig gekarteld gekroesd hanekamvormig hanepoot spits blauw cyclamenachtig uit Damaskus met dicht behaarde twijgen wit gepleisterd, (bestoven) afvallend (blad) aflopend verfijnd deltavormig hondetand getand fijn getand hout der goden Syringa chinensis Crocus chrysanthus Eranthis cilicica Salix cinerea Daphne cneorum Chrysanthemum coccineum Staphylea colchica Chamaecyparis laws ‘Columnaris’ Corylus colurna Pyrus communis Muscari comosum Polygonum compactum Abies concolor Picea glauca ‘Conica’ Corylus avellana ‘Contorta’ Cornus controversa Ilex crenata ‘Convexa’ Tilia cordata Arum cornutum Anemone coronaria Vaccinium corymbosum Ilex crenata Petroselinum crispum ‘Crispum’ Celosia argentea ‘Cuspidata’ Crastaegus crus-galli Taxus bacc. ‘Cuspidata’ Centaurea cyanus Narcissus cyclamineus Nigella damascena Salix dasyclados Centaurea dealbata Larix decidua Libocedrus decurrens Monstera deliciosa Dianthus deltoides Erythronium dens-canis Ligularia dentata ‘Othello’ Primula denticulata Cedrus deodara 12 didymus diffusus dioicus discolor dissectus *distichus *divaricatus diversifolia *dolabratus durior elatus elasticus elegans ensifolius erubescens erythro-flexuosus euchlorus *europaeus exaltatus *excelsior excelsus farinaceus fasciatus fastigiatus ferrugineus filicoides filiferus filix-femina filix-mas fistulosus flaccidus flavus *floccosus *floribundus floridus foetidus formosus formosissimus frangulus fraxinifolius frutescens *fruticosus fulgens dubbel uitgespreid tweehuizig tweekleurig sterk ingesneden tweerijig uitgespreid ongelijkbladig houweelvormig harder Monarda didyma Lithospermum diffusum Aruncus dioicus Deutzia discolor Acer palmatum ‘Dissectum’ Taxodium distichum Cotoneaster divaricatus Fraxinus exc. ‘Diversifolia’ Thujopsis dolabrata Aristolochia durior hoog veerkrachtig sierlijk zwaardvormig blad roodachtig (met) rode, bochtige fraai (geel) groen gekleurd europees opgeheven hoger hoog Hypericum elatum Ficus elastica Clarkia elegans Inula ensifolia Philodendron erubescens Salix erythro-flexuosa meelachtig (behaard) bandvormig taktoppen even hoog (ijzer) roestbruin draadachtig draden dragend wijfjesvaren mannetjesvaren buisvormig slap lichtgeel Salvia farinacea Aechmea fasciata Taxus bacc. ‘Fastigiata’ Rhododendron ferrugineum Chamaecyparis abt. ‘Filicoides’ Chameacyparis pis. ‘Filifera’ Athyrium filix-femina Dryopteris filix-mas Monarda fistulosa Yucca flaccida Rhododendron flavum (Azalea pontica) Coton. sa. floccosus Pieris floribunda Calycanthus floridus Rosa foetida ‘Bicolor’ Dicentra formosa Sprekelia formossisima Rhamnus frangula Pterocarya fraxinifolia vlokkig (behaard) rijkbloeiend bloemrijk stinkend fraai zeer fraai breekbaar esbladig heesterachtig kruisingsproduct heesterachtig glanzend Tilia euchlora Tilia europaea Nephrolepis exaltata Fraxinus excelsior Doronicum plantagineum ‘Excelsum’ Calceolaria fruticohybrida Potentilla fruticosa Anemone fulgens 13 germanicus gibbus giganteus glaber glanduliferus *glaucus glaucophyllus globosus *glutinosus *gracilis graecus *grandiflorus *grandis graveolens groenlandicus guttatus duits gewelfd, bol reusachtig kaal klierdragend grijsachtig groen blauwbladig bol kleverig sierlijk grieks grootbloemig groot sterk riekend groenlands gevlekt Iris germanica Lemna gibba Squoiadendron giganteum Rhus glabra Impatiens glandulifera Festuca glauca Andromeda glaucaphylla Thuja occ. ‘Globosa’ Alnus glutinosa Deutzia gracilis Periploca graeca Platycodon grandiflorum Abies grandis Apium graveolens Ledum groenlandicum Beloperone guttata hastatus helix helveticus *heterophyllus hiemalis Salix hastata Hedera helix Salix helvetica Tsuga heterophylla hortensis *horizontalis spiesvormig gedraaid zwitsers ongelijkbladig in de winter bloeiend (groeiend) spaans behaard stijf, kort behaard stijf, lang behaard gelijkmatig beschubd; met gelijke schubben in tuinen voorkomend horizontaal igneus impeditus imperialis *incanus incisus indicus inermis *intermedius intertextus ionanthus isophyllus italicus vuurrood laag gebleven keizelijk grijs ingesneden indisch ongestekeld tussen in dooreengevlochten vioolbloemig gelijkbladig italiaans Cuphea ignea Rhododendron impeditum Fritillaria imperialis Matthiola incana Stephanandra incisa Duchesnea indica Gleditsia triacanthos ‘Inermis’ Forsythia intermedia ‘Spectabilis’ Cham. laws. ‘Intertexta’ Saintpaulia ionantha Campanula isophylla ‘Alba’ Arum italicum *japonicus jonquilla japans biesachtig Acer japonicum Narcissus jonquilla hispanicus hirsutus *hirtus hispidus homolepis Eranthis hiemalis Scilla hispanica Rhododendron hirsutum Rudbeckia hirta Robinia hispida Abies homolepis Majorana hortensis Cotoneaster horizontalis 14 kalmiaeflorus karataviensis kalmiabloemig afkomstig van Kara Tau (gebergte in O. Rusland) koreaans Deutzia kalmiaeflora smal gesneden melkwitbloemig kaal kaal lancetvormig blad lancetvormig blad breedbladig laurierbladig, vrucht als een kers slap wetbloemig met witte huid wetgenerfd libanees lijnvormig langbloemig langbladig geel Rhus glabra ‘Laciniata’ Campanula lactiflora ‘Loddon Anna’ Symphoricarpus albus laevigatus Photinia villosa laevis Berberis lanceifolia Hosta lancifolia Kalmia latifolia macranthus macrocarpus *macrophyllus maculatus magnificus majalis *major grootbloemig met grote vruchten met grote bladeren gevlekt prachtig in mei bloeiend groter maritimus *mas matronalis *maximus aan of in zee bloeiend manlijk statig zeer groot Camianula latifolia ‘Macrantha’ Vaccinium macrocarpon Hydrangea macrophylla ‘Bouquet Rose’ Elaeagnus pungens ‘Maculata’ Deutzia magnifica Convallaria majalis Vinca major, Antirrhinum majus Lonularia maritima Cornus mas Hesperis matronalis Chrysanthemum maximum Briza maxima *medius in het midden staand er tussen staand in het midden bont met zwarte vruchten kleinbladig duizendbladig menierood zeer klein kleiner koreanus laciniatus lactiflorus *laevigatus *laevis *lanceifolius lancifolius *latifolius laurocerasus laxus leucanthemus leucodermis leuconeurus libanoticus linearifolius longiflorus longifolius luteus mediovariegatus melanocarpus microphyllus millefolius miniatus minimus minor, minus Allium karataviense Abies koreana Prunus laurocerasus ‘Zabeliana’ Rosa corymbifera ‘Laxa’ Chrysanthemum leucanthemum Pinus leucodermis Maranta leuconeura Puschkinia scilloides libanotica Berberis linearifolia ‘Orange King’ Achimenes longiflora Veronica longifolia subsessilis Corydalis lutea Taxus media ‘Hicksii’ Hosta undulata ‘Mediovariegata’ Aronia melanocarpa Cotoneaster microphyllus cochleatus Achillea millefolium Clivia miniata Chamaecyparis laws. ‘Minima Glauca’ Vinca minor 15 *mollis *monogynus montanus morifolius morus-ranae mucronatus mugo zacht éénstijlig bergbewonend moerbeibladig kikkerbeet toegespitst italiaanse volksnaam voor den veelstengelig veelkleurig veeljukkig Hamamelis mollis Crataegus monogyna Centaurea montana Chrysanthemum morifolium Hydrocharis morus-ranae Pernettya mucronata dwergachtig napolitaans nevelig in open bos groeiend nestvormig nest (vormig) zwart glanzend sneeuwwit, in de sneeuw groeiend of bloeiend sneeuwwit edel naaktstengelig naaktbloemig: op het kale hout bloeiend knikkend Cham. obt. ‘Nana Gracilis’ Cyclamen neapolitanum Agrostis nebulosa Anemone nemorosa Picea abies ‘Nidiformis’ Asplenium nidus Empetrum nigrum Rosa nitida obliguus oblongus *obtusus obtusifolius *occidentalis odoratus *officinalis oleraceus olympicus opulifolius orbiculatus *orientalis *ovalifolius ovatus ovinus oxycarpus scheef langwerpig stomp stompbladig westers welriekend geneeskrachtig als groente gebruikt olympisch gelderse roos-bladig cirkelvormig oosters ovaalbladig eirond door geiten gegeten wordend `met spitse vruchten Chelone obliqua Cydonia oblonga Chamaecyparis obtusa Peperomia obtusifolia Thuja occidentalis Asperula odorata Rosmarinus officinalis Brassica oleracea ‘Plumosa’ Stachys olympica Physocarpus opulifolius Symphoricarpus orbiculatus Picea orientalis Ligustrum ovalifolium Lagurus ovatus Festuca ovina Fraxinus oxycarpa ‘Wollastonii’ *palustris moeras bewonend Caltha palustris multicaulis multicolor multijugus nanus neapolitanus nebulosus nemorosus nidiformis nidus *niger nitides nivalis niveus nobilis nudicaulis *nudiflorus nutans Pinus mugo Chrysanthemum multicaule Ajuga reptans ‘Multicolor’ Hedysarum multijugum apiculatum Galanthus nivalis Dictamnus albus ‘Niveus’ Laurus nobilis Papaver nudicaule Jasminum nudiflorum Ornithogalum nutans 16 *palmatus *paniculatus parthenius handvormig pluimvormig maagdelijk, zuiver wit parviflorus *patulus *pauciflorus pavonius peltatus *pendulus pensylvanicus pentandrus *perennis persicus persicifolius persistens petiolaris met kleine bloemen wijd vertakt armbloemig met fraai gevlekte bloem schildvormig hangend uit Pennsylvanië met 5 meeldraden overblijvend perzisch perzikbladig blijvend met goed ontwikkelde bladstelen gevlekt met dikvlezige bladeren geveerd geveerd erwtvormige vruchten dragend weegbree-achtig met brede kroonbladeren gevuld geplooid veerachtig veerachtig vertakt veelkleurig uit Pontië (land aan de Zwarte Zee) vroeg bloeiend vooraanstaand hoog, slank vaar voren uitgestrekt liggen liggend pruimbladig schijnkalmoes bedrieglijk op plataan gelijkend met vleugelachtig verbrede stekels zachtharig fraai zeer fraai met stof bedekt dwerg *pictus pinguifolius pinnatus pinnatifidus *pisifer plantagineus platypetalus *plenus *plicatus plumarius plumarius polychromus ponticus *praecox praestans procerus procumbens prostratus prunifolius pseudacorus *pseudoplatanus pteracanthus *pubescens pulchellus pulcherrimus pulverulentus pumilio Acer palmatum Koelreuteria paniculata Chrysanthemum parthenium ‘Ball’s White’ Pinus parviflora ‘Glauca’ Tagetes patula Corylopsis pauciflora Tigridia pavonia Nymphoides peltata Cham. nootk. ‘Pendula’ Myrica pensylvaniva Salix pentandra Bellis perennis Parrotia persica Campanula persicifolia Hypericum persistens ‘Elatum’ Hydrangea petiolaris Pulmonaria picta ‘Mrs. Moon’ Hebe pinquifolia Manonia wagneri ‘Pinnacle’ Sorbus pinnatifida ‘Major’ Chamaecyparis pisifera Doronicum plantagineum Geranium platypetalum Viscaria vulgaris ‘Plena’ Viburnum plicatum tomentosum Dianthus plumarius Cham. pisifera ‘Plumosa’ Euphorbia polychroma Rhododendron ponticum Rhododendron praecox Tulipa praestans ‘Fuselier’ Abies procera ‘Glauca’ Juniperus procumbens Juniperus horizontalis ‘Prostrata’ Spiraea prunifolia Iris pseudacorus Acer pseudoplatanus Rosa omeiensis ‘Pteracantha’ Betula pubescens Allium pulchellum Euphorbia pulcherrima Zenobia pulverulenta Pinus mugo pumilio 17 pumilus punctatus *pungens *purpureus pygmaeus pyramydalis quinatus quiquefolius *racemosus radicans regalis repandens repens reptans reticulatus rex *rhamnoides rhombifolius rhytidophyllus robur robustus *roseus rotundifolius rubellus *ruber rubiginosus rugosus saccharinus sachalinensis sagittifolius salicaria salicifolius *sanguineus sativus saxatilis *scaber scandens schoenoprasum scilloides *scoparius segetum semperaureus *semperflorens dwergachtig gestippeld stekend purperkleurig dwergachtig pyramidaal Pinus pumila ‘Glauca’ Lysimachia punctata Picea pungens ‘Koster’ Eupatorium purpureum Cham. obt. ‘Pygmaea’ Aconitum pyramidale 5-tallig 5-bladig Akebia quinata Parthenocissus quinquefolia ‘Engelmannnii’ trosvormig wortelend koninklijk gebogen kruipend kruipend netvormig (geaderde bolschub) koning vuilboomachtig ruitvormig blad met gerimpeld blad krachtig krachtig rozerood rondbladig roodachtig rood roestbruin gerimpeld Sambucus racemosa Campsis radicans Lilium regale Taxus bacc. ‘Repandens’ Gypsophila repens Ajuga reptans Iris reticulata Begonia rex Hippophae rhamnoides Rhoicissus rhombifolia Viburnum rhytidophyllum Quercus robur robustus Deutzia rosea Buxus sempervirens ‘Rotundifolia’ Chrysanthemum rubellum ‘Clara Curtis’ Centranthus ruber Rosa rubiginosa Rosa rugosa suikerzoet uit Sachalin (eiland ten N. van Japan) pijlvormig blad wilgachtig wilgbladig bloedrood gekweekt rotsbewonend ruw klimmend bieslook scilla-achtig bezemachtig graanveldbewonend altijd goudgeel gekleurd altijd bloeiend Acer saccharinum Euonymus sachalinensis Sagittaria sagittifolia Lythrum salicaria Buphthalmum salicifolium Ribes sanguineum Castanea sativa Alyssum saxatile Heliopsis scabra Celastrus scandens Allium schoenoprasum Puschkinia scilloides libanotica Cytisus scoparius Chrysanthemum segetum Taxus bacc. ‘Semperaurea’ Begonia semperflorens 18 *sempervirens sericeus serotinus altijd groen zijde-achtig laat (bloeiend) laat (uitlopend) serpyllum wilde tijm serrulatus fijn gezaagd sessilifolius met zittend blad sibiricus siberisch siliquastrum peuldragend sinensis chinees *simplex eenvoudig (enkelvoudig) blad sinuatus bochtig sitchensis uit Sitka (eil. bij Alaska) sorbifolius lijsterbesbladig speciosus zeer fraai spectabilis bezienswaardig spicatus aarvormig spinosa gedoornd, gestekeld spiralis spiraalvormig *splendens stralend, zeer fraai squalidus stijf squamatus geschubd squarrosus als een spar *stellatus stervormig *stenophyllus smalbladig stenopterus smal-gevleugeld strictus stijf strumosus gezwel dragend styracifluus hars leverend subsesillis nagenoeg zittend subulatus priemvormig suecicus zweeds superbus prachtig *suspensus hangend sylvaticus silvaticus bosbewonend *sylvestris bosbewonend syriacus uit Syrië tamariscifolius tamariksbladig tataricus ta (r) taars tectorum op daken groeiend tenuifolius dunbladig terminalis eindstandig testaceus steenrood tetragonus vierhoekig thyoides thuja-achtig thyrsoides pluimvormig tigrinus gevlekt (als een tijger) Buxus sempervirens Salix alba ‘Sericea’ Lonicera periclymenum ‘Serotina’ Thymus serpyllum Prunus serrulata ‘Amanogawa’ Diervilla sessilifolia Draba sibirica Cercis siliquastrum Neillia sinensis Cimicifuga simplex Salpiglossis sinuata Picea sitchensis Sorbaria sorbifolia Erigeron speciosus Sedum spectabile ‘Atropurpureum’ Liatris spicata cleome spinosa Thuja occ. ‘Spiralis’ Salvia splendens Cotula squalida Juniperus squamata ‘Meyeri’ Cham. pis. ‘Squarrosa’ Mabnolia stellata Berberis stenophylla Pterocarya stenoptera Juniperus chinensis ‘Stricta’ Nemesia strumosa Liquidambar styraciflua Veronica longifolia subsessilis Phlox subulata Juniperus comm. ‘Suecica’ Salvia superba ‘Ost Friesland’ Forsythia suspensa Fagus sylvatica Pinus sylvestris Hibiscus syriacus Juniperus sabina ‘Tamariscifolia’ Lonicera tatarica Sempervivum tectorum Tagetes tenuifolia Pachysandra terminalis Lilium testaceum Cham. obt. ‘Tetragona Aurea’ Cham. thyoides ‘Andelyensis’ Ornithogalum thyrsoides Lilium tigrinum 19 tinctorius tomentellus tomentosus tortuosus tremulus *triacanthos triandrus trichotomus *tricolor tricuspidatus *trilobus triplinervis tristis truncatus tuberosus tulipiferus *typhinus verfstof leverend viltig behaard viltig bochtig bevend 3-doornig, 3-stekelig met 3 meeldraden Salix triandra in drieën gedeeld 3-kleurig met 3 blaadjes drielobbig drienervig treurend afgeknot met knollen tulpachtige bloemen dragend typha-achtig Anthemis tinctoria Syringa tomentella Viburnum plic. tomentosum Salix matsudana ‘Tortuosa’ Populus tremula Gleditsia triacan hos ‘Sunburst’ umbellatus undulatus uniflorus uva-ursi schermvormig gegolfd éénbloemig beredruif Iberis umbellata Hosta undulata ‘Mediovariegata’ Ipheion uniflorum Arctostaphylos uva-ursi variegatus vegetus veris vernus gevlekt opgewekt van de lente in de lente bloeiend *verrucosus *verruculosus verticillatus *villosus viminalis virginianus virginicus viridis viridissimus vitellinus vitis-idaea wrattig met kleine wratten kransstandig zacht langharig buigzaam uit Virginia Aralia elata ‘Variegata’ Euonymus fortunei ‘Vegetus’ Primula veris Omphalodes verna Leucojum vernum Betula verrucosa Berberis verruculosa Sciadopitys verticillata Pennisetum villosum Salix viminalis Physostegia virginiana Itea virginica Cham. laws. ‘Erecta Viridis’ Forsythia viridissima Salix alba ‘Vitellina’ Clerodendrum trichotomum Convolvulus tricolor Akebia trifoliata Prunus triloba Anaphalis triplinervis Salix alba ‘Tristis’ Zygocactus truncatus Asclepias tuberosa Liriodendron tulipiferum Rhus typhina ‘Dissecta’ vulgaris groen zeer groen dooiergeel druif van de berg Ida (op Kreta) algemeen, gewoon xiphioides zwaardachtig Iris xiphioides zebrinus gestreept Thuja plicata ‘Zebrina’ Vaccinium vitis-idaea Ligustrum vulgare 20 21