Antonio Gramsci recensie Rob Gerretsen Antonio A. Santucci (2010). Antonio Gramsci. New York: Monthly Review Press. (201 pagina’s). Antonio Gramsci (1891-1937) hoort thuis in het rijtje belangrijkste marxistische revolutionairen van de twintigste eeuw. In de afgelopen twee decennia beleeft zijn denken een renaissance in de academische wereld, vooral in de cultuur- en mediastudies, en binnen de Internatonale Betrekkingen. Wie echter via deze studies met Gramsci kennis maakt, leert een kritisch denker kennen die los staat van de praktijk van politieke strijd. Ook buiten de academische wereld wordt vaak het revolutionaire socialisme van Gramsci genegeerd. In de jaren zeventig en tachtig misbruikten Eurocommunistische partijen zijn ideeën om hun reformistische politiek te rechtvaardigen. Meer recentelijk wordt binnen nieuwe sociale bewegingen Gramsci’s culturele kritiek losgekoppeld van zijn marxistische analyse en strategie. Deze politieke biografie door een van de meest gerenommeerde Gramsci-kenners en – vertalers doet een belangrijke bijdrage om de link tussen de revolutionaire theorie en praktijk die bij Gramsci centraal stond te herstellen. Het boek – met voorwoorden van Eric Hobsbawn en Joseph Buttigieg – is niet een volledige biografie van Gramsci, maar het is een synthetische bespreking van de belangrijkste thema’s uit de Politieke Geschriften, de Brieven uit de Gevangenis en de Gevangenisgeschriften. Santucci vertelt veel over de politieke, socio-economische en culturele context waarin deze werken zijn geschreven en ook over Gramsci’s levensgeschiedenis. Dat is niet overbodig omdat de Politieke Geschriften grotendeels bestaan uit journalistiek werk dat geschreven werd ‘voor de dag’ en dat een tijd lang Gramsci’s belangrijkste werk was. Bovendien zijn de Gevangenisgeschriften om allerlei redenen niet makkelijk toegankelijk en zijn de Brieven persoonlijk en privé. De belangrijkste reden is echter dat het denken van Gramsci alleen in de context van zijn politieke praktijk begrepen kan worden. Zijn intellectuele inspanningen zijn niet los te zien van zijn dagelijkse politieke strijd voor het socialisme en van de opbouw van een revolutionaire partij. Zoals Edward Said schreef: ‘In alles wat hij schrijft breekt Gramsci door het vulgaire onderscheid van theorie en praktijk heen, in het belang van een nieuwe eenheid van die twee (…).’ De Politieke Geschriften bestrijken de periode van 1913, toen Gramsci al twee jaar in de industriestad Turijn verbleef, tot 1926, het jaar waarin hij door de fascisten werd gearresteerd. De brieven en geschriften uit de gevangenis dateren vanaf die tijd tot aan Gramsci’s dood in 1937. 1 Gramsci werd in 1891 geboren in het arme Sardinië en daar ontwikkelde hij al een ‘opstandig instinct’ tegen de grote verschillen tussen arm en rijk op het eiland, schreef hij later aan zijn vrouw Julia. Pas op twintigjarige leeftijd kwam hij in Turijn in aanraking met de industriële arbeidersklasse en toen begon hij het werk van Marx, dat hij al eerder gelezen had, beter te begrijpen. In Turijn studeerde Gramsci in grote armoede aan de universiteit en werd hij iets later politiek actief. Hij bleef tot april 1915 aan de universiteit. Zijn Sardijnse achtergrond is altijd in meerdere opzichten zeer belangrijk gebleven voor Gramsci. Op Sardinië kreeg hij zijn eerste perskaart en schreef hij zijn eerste artikel. Zijn eigen kennis van Sardinië hielp Gramsci later met zijn werk over de ‘Zuidelijke Kwestie’, de verschillen tussen het industriële Noorden en het agrarische Zuiden van Italië en wat dat betekende voor een revolutionaire strategie en een eenheid van arbeiders en arme boeren. In 1921 schreef Gramsci: ‘De emancipatie van de arbeiders kan alleen slagen in een bondgenootschap van de industriële arbeiders uit het Noorden en de arme boeren van het Zuiden om de burgerlijke staat omver te werpen en een arbeiders- en boerenstaat te vestigen.’ Gramsci schreef als journalist ondermeer voor Avanti!. In december 1917 werd de Turijnse Avanti! een socialistisch dagblad en onder leiding van Gramsci en Togliatti steeg de oplage binnen enkele maanden van 16.000 naar 50.000. Op 1 mei 1919 verscheen het eerste nummer van het ‘Weekblad voor socialistische cultuur’ Ordine Nuovo, dat ‘de krant van de Fabrieksraden’ werd in de tijd van de Turijnse fabrieksstakingen en -bezettingen (1919-20). Mede door de nederlaag van deze stakingen trok Gramsci de conclusie dat de opbouw van een leninistische partij nodig is om de lokale strijd te koppelen aan de nationale en internationale strijd, en de strijd op de werkvloer te koppelen aan de strijd in de politieke, culturele en ideologische sfeer. Gramsci gebruikte Ordine Nuovo om binnen de Italiaanse Socialistische Partij voor deze ideeën te pleiten. Geïnspireerd door de Russische Revolutie sloot de Socialistische Partij zich in 1919 aan bij de Derde Internationale, maar ze bleef intern verdeeld tussen reformisten en revolutionairen. Toen Ordine Nuovo onder leiding van Gramsci vanaf begin 1921 een dagblad werd, groeide de reikwijdte van zijn ideeën. De verdeeldheid binnen de Italiaanse Socialistische Partij leidde in 1921 tot een splitsing en de oprichting van de Communistische Partij van Italië (PCI). De PCI, waarin Amadeo Bordiga een leidende rol speelde, werd lid van de Derde Internationale. Gramsci beschreef deze jaren als een ‘bijzonder moeilijke periode.’ In die tijd begon het fascisme aan zijn opmars. Gramsci legde zich toe op het analyseren van het ontstaan en de vooruitzichten van het fascisme, en het ontwikkelen van een strategie om het te bestrijden. Uitgeput door zijn activiteiten en zijn slechte gezondheid vertrok Gramsci in mei 1922 in een delegatie van de PCI naar de Sovjet-Unie, waar hij een tijdje in een sanatorium werd opgenomen. Daar ontmoette hij Julia Schucht, met wie hij twee kinderen zou krijgen. Eind 1923 ging Gramsci, inmiddels lid van de leiding van de Derde Internationale, naar Wenen om contacten te onderhouden met Europese communistische partijen. Vanuit Wenen probeerde hij de PCI nieuw leven in te blazen nadat de partij verzwakt was door de aanvallen van fascisten en door interne strubbelingen. Hij hielp de PCI met het lanceren van een officieel dagblad – L’Unità. In april 1924 werd hij gekozen in het parlement en keerde hij beschermd door zijn parlementaire onschendbaarheid terug naar Italië om een eenheidsfront te helpen 2 vormen tegen de fascisten. In mei 1924 hield de PCI haar eerste landelijke congres en werd Gramsci in de partijleiding gekozen. Op 8 november 1926 werd Gramsci in Rome door de fascisten gearresteerd, ondanks zijn parlementaire onschendbaarheid. Daarmee begon volgens Santucci ´voor de communistische denker een tiental jaren van verschrikkelijke ontberingen en een ongehoord fysiek en moreel lijden.´ Gramsci verbleef tot aan zijn dood in 1937 in verschillende gevangenissen. Van daaruit schreef hij onder uiterst moeilijke omstandigheden en in zeer slechte gezondheid brieven en de Gevangenisgeschriften. In de loop van de tijd werden er in totaal 434 brieven van Gramsci gepubliceerd. Van groot belang is zijn correspondentie met zijn schoonzuster Tatiana, die les gaf in Rome en die Gramsci tot aan zijn dood bleef opzoeken in de gevangenis. Een andere belangrijke persoon in Gramsci’s correspondentie was de bekende econoom Piero Sraffa. Hij was sinds 1927 hoogleraar politieke economie in Cambridge, was verbonden geweest aan de socialistische groep in Turijn en had bijdragen geleverd aan het weekblad Ordine Nuovo. Sraffa heeft direct na het overlijden van Gramsci de Gevangenisgeschriften in veiligheid gebracht. Vanuit de gevangenis schreef Gramsci ook aan zijn familie op Sardinië en aan zijn vrouw Julia in de Sovjet-Unie. De Gevangenisgeschriften bestonden uit 33 aantekeningenboeken. Gramsci wilde dat zijn Geschriften naar Julia gestuurd zouden worden. Op advies van Sraffa stuurde Tatiana de Geschriften naar de Sovjet-Unie, waar ze pas in juli 1938 aankwamen. De eerste uitgave van de Gevangenisgeschriften verscheen tussen 1948 en 1951 en in 1975 verscheen een kritische editie van de Geschriften, in de chronologische volgorde waarin Gramsci ze geschreven had. Vooral in de Gevangenisgeschriften ontwikkelde Gramsci zijn ideeën over cultuur, ideologie, de rol van intellectuelen in de maatschappij en in de klassenstrijd. Hij heeft veel andere politieke concepten geïntroduceerd of nader uitgewerkt, zoals hegemonie, de civiele maatschappij, filosofie van de praxis, historisch blok, common sense, bureaucratie, etc. Santucci geeft in zijn boek een heldere beschrijving van deze concepten en de context waarin Gramsci ze ontwikkelde en streed voor een socialistische revolutie. Het biografisch overzicht van het leven van Gramsci en de korte biografietjes van de belangrijke personen uit de cultuur, wetenschap en politiek, die in Gramsci’s leven en werk een rol speelden maken het boek uiterst toegankelijk. * * 3 *