Pacioli 419_NL_PMS.indd

advertisement
BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten
INHOUD
p. 1/ De grootte van de vennootschap in een
nieuw vennootschapsrechtelijk jasje
p. 4/ De taxshift & de verlaagde sociale
lasten voor werkgevers en
zelfstandigen
p. 7/ Het indienen van een verzoekschrift in
fiscale zaken door de boekhouder
De grootte van de vennootschap in een
nieuw vennootschapsrechtelijk jasje
Op 30 december 2015 werd de langverwachte wettekst gepubliceerd
– balanstotaal : 4 500 000 euro.
aangaande de omzetting van de Europese richtlijn 2013/34/EU. We
gaan dieper in op de wijzigingen aan de kleine vennootschappen
Deze nieuwe regels zijn van toepassing op alle boekjaren die aan-
en de invoering van de microvennootschap.
vangen na 31 december 2015. Elk boekjaar dat start in 2016 of
later zal dus met deze nieuwe regels rekening moeten houden.
Oud artikel 15 W.Venn.
Eerste verschillen
(W.Venn.) definieert kleine vennootschappen als vennootschap-
Zoals u allicht onmiddellijk zal opvallen, zijn de grensbedragen
pen met rechtspersoonlijkheid die tijdens het laatst en voor-
gestegen. Op basis van voormelde richtlijn moesten de criteria
laatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van volgende cri-
stijgen tot ten minste 8 miljoen euro voor de netto-omzet en 4
teria overschrijden :
miljoen euro voor het balanstotaal. De richtlijn liet de lidsta-
– jaargemiddelde van het personeelsbestand : 50 ;
ten echter de mogelijkheid deze grensbedragen zelf (naar boven
– jaaromzet (excl. btw) : 7 300 000 euro ;
toe) aan te passen, zonder dat deze groter mochten zijn dan 12
– balanstotaal : 3 650 000 euro.
miljoen euro voor de netto-omzet en 6 miljoen euro voor het
balanstotaal.
Tenzij het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan
100 bedraagt.
Het zal de meeste lezers tevens opgevallen zijn dat er geen sprake meer is van vennootschappen met een gemiddeld personeels-
Bovendien bepaalde paragraaf 5 van het oude artikel 15 W.Venn.
bestand van meer dan 100. Vennootschappen met een perso-
dat voormelde grensbedragen op geconsolideerde wijze moeten
neelsbestand van meer dan 100 voltijdse equivalenten (VTE’s),
bekeken worden indien de vennootschap verbonden is met an-
kunnen in theorie dus ook klein zijn. Het lijkt ons echter weinig
dere vennootschappen.
waarschijnlijk dat een vennootschap met meer dan 100 VTE’s
zowel qua omzet als qua balanstotaal voormelde grenzen niet
Nieuw artikel 15 W.Venn.
zou overschrijden. Maar in theorie is het dus mogelijk.
Onder druk van Europa heeft België artikel 15 W.Venn. aange-
De aandachtige lezers zullen ook hebben opgemerkt dat er en-
past conform richtlijn 2013/34/EU. De nieuwe definitie van een
kel nog wordt verwezen naar het laatst afgesloten boekjaar, en
kleine vennootschap luidt als volgt :
niet meer naar het laatst en het voorlaatst afgesloten boekjaar.
Kleine vennootschappen zijn vennootschappen met rechtsper-
Overgang van klein naar groot en
omgekeerd
soonlijkheid die op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van volgende criteria overschrijden :
– jaargemiddelde van het personeelsbestand : 50 ;
Er wordt in de wettekst inderdaad enkel verwezen naar het
– jaaromzet (excl. btw) : 9 000 000 euro ;
laatst afgesloten boekjaar, maar verder in het artikel, namelijk
1
P a c i ol i N r . 419 B I B F - I P C F / 15- 28 f eb r u a r i 2016
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-36
Het oude artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen
in paragraaf 2, worden nieuwe overgangsregels ingevoerd. Er
moeten worden, zal de overgang van klein naar groot slechts
wordt enkel gekeken naar het laatst afgesloten boekjaar, maar
effectief worden doorgevoerd indien de cijfers ook het volgende
indien het al dan niet overschrijden van de criteria zou ver-
jaar aangeven dat de vennootschap de grenzen met meer dan
schillen van het jaar daarvoor, mag deze «overgang» van de ene
één overschrijdt.
naar de andere categorie slechts worden doorgevoerd indien de
wijziging zich gedurende twee achtereenvolgende boekjaren
Een ingewikkelde uitleg, maar in principe is het vrij eenvoudig.
voordoet. Indien een vennootschap klein is, en op basis van de
Een tabel verduidelijkt veel :
cijfers van vorig jaar (het laatst afgesloten boekjaar) groot zou
Jaar
1
2
3
4
5
6
7
8
9
> 1 criterium overschreden ?
NEEN
JA
JA
JA
NEEN
NEEN
JA
NEEN
NEEN
Oude regels
KLEIN
KLEIN
GROOT
GROOT
GROOT
GROOT
KLEIN
GROOT
GROOT
Nieuwe regels
KLEIN
KLEIN
KLEIN
GROOT
GROOT
GROOT
KLEIN
KLEIN
KLEIN
Zo ziet u opmerkelijke verschillen. Een vennootschap zal dus
worden bekeken. De titel van deze sectie is dus een beetje mis-
twee jaar aan een stuk de grenzen wel of niet met meer dan één
leidend, want het gaat hier niet om een algemene consolidatie-
moeten overschrijden om over te gaan op een andere categorie.
plicht. Enkel de omzet en het balanstotaal moeten geconsoli-
Dit geldt zowel bij de overgang van klein naar groot, als bij de
deerd worden bekeken.
overgang van groot naar klein.
In de oude regelgeving dienden de grensbedragen te worden
Onder de oude regeling vond de overgang van klein naar groot
getoetst op basis van geconsolideerde cijfers indien meerdere
veel sneller toepassing dan de overgang van groot naar klein.
vennootschappen met elkaar verbonden waren. In de nieuwe
Indien namelijk in één van de twee voorgaande boekjaren de
regelgeving staat deze bepaling nog steeds opgenomen, name-
grenzen met meer dan één werden overschreden, was de ven-
lijk in paragraaf 6, maar zoals door Europa gevraagd, bepaalt
nootschap steeds groot. Van zodra u dus het laatst afgesloten
paragraaf 7 dat deze berekening op geconsolideerde basis enkel
boekjaar meer dan één van de gestelde grenzen overschreed,
van toepassing is op moedervennootschappen volgens artikel 6
was u onmiddellijk voor minimaal twee jaar groot. Omgekeerd,
W.Venn. Moedervennootschappen worden gedefinieerd als ven-
om van groot naar klein te gaan in de oude regeling, mocht in
nootschappen die een controlebevoegdheid uitoefenen over an-
beide van de twee voorgaande jaren maximaal één grens wor-
dere vennootschappen. Een vennootschap moet voor toepassing
den overschreden, vooraleer u terug klein kon worden.
van dit artikel dus de criteria toetsen op geconsolideerde basis,
rekening houdende met alle vennootschappen waarover zij een
Door de wijziging in overgangsregels verandert er voor de
controlebevoegdheid heeft.
overgang van groot naar klein niets, maar de overgang van
klein naar groot wordt nu op dezelfde manier bekeken, waar-
Dochtervennootschappen die zelf geen moedervennootschap
door de overgang iets trager verloopt. Het eenmalig (toevallig)
zijn, hoeven de criteria dus enkel op individuele basis te bekij-
overschrijden van meer dan één criterium is niet langer vol-
ken.
doende om over te gaan van een kleine naar een grote vennootschap. Omgekeerd geldt hetzelfde, maar dit was reeds zo in de
Onze Belgische wetgever laat zich echter weer van haar beste
oude regeling.
kant zien, en neemt nog een kleine bepaling mee op waarin
wordt gesteld dat voor toepassing van artikel 15 W.Venn., ven-
Hoewel de nieuwe regels van toepassing zijn op alle boekjaren
nootschappen die een consortium vormen eveneens als moeder-
die aanvangen in 2016 of later, zijn deze nieuwe overgangsre-
vennootschappen moeten bekeken worden.
gels per uitzondering voor één keer niet van toepassing op het
De meeste Belgische groepen van vennootschappen vormen
eerste boekjaar dat aanvangt na 31 december 2015.
echter zeer vaak een consortium, waardoor de criteria van artiVennootschappen zullen voor het eerste boekjaar dat start in
kel 15 W.Venn. toch nog steeds op geconsolideerde basis moeten
2016 enkel naar de cijfers van het laatst afgesloten boekjaar
worden bekeken.
moeten kijken om te bepalen of de vennootschap onder de categorie van de grote of de kleine vennootschappen valt. Hierbij
moet geen rekening worden gehouden met het feit of de ven-
Eerste aanpassing Wetboek
Inkomstenbelasting
nootschap al dan niet als groot werd aanzien in het voorgaande
boekjaar.
Los van de verhoging van de criteria, die er uiteraard voor zullen zorgen dat meer vennootschappen opnieuw onder de cate-
Consolidatieplicht
gorie klein zullen vallen, kan de vraag gesteld worden of de
wijzigingen aan de vereiste om de cijfers op geconsolideerde
Om na te gaan of de grenzen van artikel 15 W.Venn. al dan niet
basis te bekijken een groot effect zullen hebben ? Voor fiscale
zijn overschreden, moeten de cijfers op geconsolideerde basis
doeleinden is de wijziging op het vlak van consolidatie op dit
2
P a c i ol i N r . 419 B I B F - I P C F / 15- 28 f eb r u a r i 2016
ogenblik volledig irrelevant. Het Wetboek Inkomstenbelasting
Zoals hierboven reeds vermeld is een moedervennootschap een
wordt namelijk aangepast waarbij de verwijzingen naar arti-
vennootschap die controle uitoefent op ten minste één andere
kel 15 W.Venn. (in zijn geheel, zie hiervoor de discussie hierom-
vennootschap (meestal de meerderheidsaandeelhouder, maar
trent enkele jaren geleden) wordt aangepast. Vanaf 1 januari
controle kan ook op andere manieren worden verkregen). Een
2016 wordt er verwezen naar artikel 15, §§ 1 t.e.m. 6 W.Venn.
dochteronderneming wordt gedefinieerd als een vennootschap
Dit wil zeggen dat paragraaf 7, die stelt dat het bekijken van
die onder controle staat van een andere vennootschap.
de cijfers op geconsolideerde basis enkel geldt voor moedervennootschappen en vennootschappen die een consortium vormen,
Volgens bepaalde bronnen zouden meer dan 80 % van de Bel-
buiten spel wordt gelaten. Voor fiscale doeleinden moeten de
gische vennootschappen als microvennootschap gekwalificeerd
cijfers dus nog steeds op geconsolideerde basis worden beke-
kunnen worden. De impact hiervan zal dus zeer groot zijn.
ken indien twee vennootschappen met elkaar verbonden zijn,
nootschappen die een consortium vormen.
Fiscale voordelen
microvennootschappen
Afwijking op consolidatie
Op fiscaal vlak kunnen microvennootschappen genieten van fis-
en niet enkel in geval van moedervennootschappen en/of ven-
cale gunstmaatregelen die hoger liggen dan voor de (gewone)
Hoewel het geen volledige consolidatieplicht inhoudt, is het be-
kleine vennootschappen, hoewel dat op dit moment nog redelijk
rekenen van de cijfers op geconsolideerde basis vaak een zware
beperkt is. De tax shelter voor investeringen in startende on-
en arbeidsintensieve oefening. Alle intragroepstransacties die-
dernemingen ligt namelijk op 45 % in plaats van 30 % indien
nen namelijk geëlimineerd te worden. Indien een vennootschap
het gaat om een investering in een microvennootschap. Ook de
de consolidatie van omzet en balanstotaal niet wenst te doen,
vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing voor startende on-
mag zij gebruik maken van een vereenvoudigde methode. Deze
dernemingen stijgt van 10 % naar 20 % indien het gaat om een
methode, zoals voorzien in § 6 van artikel 15 W.Venn., laat toe
microvennootschap (of onderneming die aan dezelfde criteria
om de omzetcijfers en balanstotalen gewoon mathematisch op
voldoet). Tot slot zullen microvennootschappen ook van een ho-
te tellen. Deze bedragen mogen dan getoetst worden aan de cri-
ger tarief investeringsaftrek kunnen genieten.
teria vermeld in artikel 15 W.Venn., verhoogd met 20 %, namelijk een balanstotaal van 5,4 miljoen euro en een omzet exclusief
Alle andere criteria die specifiek voor kleine vennootschappen
btw van 10,8 miljoen euro.
gelden, zijn uiteraard ook van toepassing op de microvennootschappen. Een microvennootschap voldoent namelijk eveneens
In sommige gevallen is het dus perfect mogelijk dat, wanneer
aan de vereisten van kleine vennootschappen.
twee vennootschappen de criteria op geconsolideerde basis berekenen, beide vennootschappen groot zijn en dat, wanneer deze
vennootschappen hun criteria op basis van de vereenvoudigde
Tweede aanpassing Wetboek
Inkomstenbelasting
methode optellen (en toetsen aan de met 20 % verhoogde criteDe hierboven vermelde fiscale gunstmaatregelen voor mi-
ria), deze vennootschappen klein zijn.
crovennootschappen zijn reeds in de zomer van 2015 ingevoerd.
Microvennootschappen
Aangezien het Wetboek van Vennootschappen toen nog geen
definitie van microvennootschap kende, werden de criteria van
Dezelfde wet voert in het Wetboek van Vennootschappen een
de microvennootschap rechtstreeks in het Wetboek Inkomsten-
nieuwe categorie van vennootschappen in, namelijk de mi-
belasting ingeschreven. Aangezien dit nu niet meer hoeft, wor-
crovennootschappen. Er wordt hiervoor in het Wetboek van
den deze bepalingen geschrapt en vervangen door de verwij-
Vennootschappen een nieuw artikel 15/1 ingevoerd.
zing naar artikel 15/1 W.Venn.
Dit artikel bepaalt dat microvennootschappen kleine vennoot-
Wijziging inzake
rapporteringsverplichting
schappen met rechtspersoonlijkheid zijn die op datum van de
jaarafsluiting geen dochtervennootschap of moedervennootschap zijn en die niet meer dan één der volgende criteria over-
De regering heeft door de introductie van het begrip microven-
schrijden :
nootschappen in de Belgische wetgeving en door de eerdere
– jaargemiddelde van het personeelsbestand : 10 ;
invoering van kleine vennootschappen getracht de administra-
– jaaromzet excl. btw : 700.000 euro ;
tieve lasten voor deze vennootschapsvormen te verminderen. De
– balanstotaal : 350.000 euro.
toelichtingsvereisten worden voor deze vennootschappen als gevolg van de omzetting van de boekhoudrichtlijn vereenvoudigd.
Verder zijn de meeste bepalingen uit artikel 15/1 W.Venn. gelijk
Deze vennootschappen kunnen hun jaarrekening daarenboven
aan die van artikel 15, met uitzondering van de bepalingen over
opstellen volgens een door de Koning vastgesteld microschema
verbonden vennootschappen. Op het eerste zicht is dat vrij lo-
(nieuw artikel 93/1 W.Venn.).
gisch, want een moeder of dochtervennootschap komen niet in
aanmerking als microvennootschap.
3
P a c i ol i N r . 419 B I B F - I P C F / 15- 28 f eb r u a r i 2016
De waarderingsregels blijven evenwel onverkort gelden voor
Besluit
microvennootschappen, alsook zullen zij nog steeds verplicht
zijn om de jaarrekening te publiceren.
Door de verhoging van de grenzen van artikel 15 W.Venn zullen meer vennootschappen klein worden. Bovendien zorgen de
Middelgrote vennootschappen
nieuwe overgangsregels ervoor dat een eenmalige overschrijding niet automatisch resulteert in een kwalificatie van grote
Hoewel de voormelde Europese richtlijn de lidstaten tevens de
onderneming voor minimum twee jaar. De invoering van de
mogelijkheid geeft om een kwalificatie van middelgrote ven-
microvennootschap verleent enkele belangrijke administratieve
nootschap in te voeren, wordt dit door de Belgische wetgever
verplichtingen, maar in de fiscale wetgeving zullen de komende
niet gevolgd. Vooralsnog zal er in België dus geen middelgrote
jaren allicht nog wat meer specifieke bepalingen voor dergelijke
vennootschapsvorm worden erkend.
vennootschappen worden ingevoerd.
Roel VAN HEMELEN
Senior Manager Tax & Legal – Moore Stephens
De taxshift & de verlaagde sociale lasten
voor werkgevers en zelfstandigen
Eind vorig jaar nam de federale regering een aantal maatregelen
II.
Vermindering van de loonkost
in het kader van de geplande lastenverlaging op werk, de veelbesproken «taxshift».1 De regering wil zo op een duurzame wijze
Met de bedoeling de competitiviteit in de privésector te verster-
meer jobs creëren, het concurrentievermogen van de Belgische
ken, verlaagt de regering de lasten op arbeid. De daling van
ondernemingen aanzwengelen en het zelfstandigenstatuut aan-
de loonkost wordt op twee manieren bereikt : een vermindering
trekkelijker maken. Deze bijdrage spitst zich toe op een aantal
van de werkgeversbijdragen en een daling van de sociale zeker-
van deze maatregelen.
heidsbijdragen voor eerste aanwerving(en).
I.
1. Daling werkgeversbijdragen sociale
zekerheid
Inleiding
In juli 2015 stelde de regering-Michel I de taxshift voor. Dit is
een fiscale en parafiscale belastingverschuiving, die tegelijker-
De in het regeerakkoord voorziene verlaging van het basistarief
tijd een verlichting van de werkgeverskosten en een verlaging
van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid wordt
van de socialezekerheidskosten verbonden aan de uitoefening
door de taxshift bevestigd. Er is voorzien dat het huidige basis-
van een zelfstandige activiteit moet opleveren.
tarief van 32,40% progressief zal evolueren naar maximaal 25%
De taxshift bestaat uit een reeks van maatregelen en gaat uit
in 2019. Voor de lage en gemiddelde loonniveaus worden nog
van drie overkoepelende doelstellingen : het aantrekkelijker ma-
bijkomende verminderingen ingelast, evenals voor de bouwsec-
ken van werken ten overstaan van niet-werken door een verla-
tor3. De eerste bijdragevermindering (tot 30 %) zal al plaatsvin-
ging van de personenbelasting, het opstarten en het uitoefenen
den vanaf 1 april dit jaar.
van een zelfstandige activiteit financieel draaglijker maken en
het verbeteren van het concurrentievermogen van de Belgische
Opgelet, de vermindering betreft alleen het basistarief van de
ondernemingen door een verlaging van de loonkost.
werkgeversbijdragen. Afhankelijk van de sector (paritair comi-
Een bespreking van de gehele taxshift behoort niet tot het opzet
té) waartoe de werkgever behoort en het statuut van de werkne-
van deze uiteenzetting2. We focussen in hoofdorde op datgene
mer (arbeider of bediende), komen hier bovenop nog bijzondere
wat van rechtstreeks belang is voor werkgevers en zelfstandi-
werkgeversbijdragen, bijdragen voor de financiering van de
gen, meer bepaald de wijze waarop een daling van de loonkost
jaarlijkse vakantie voor arbeiders, bijdragen aan het sectoraal
wordt bewerkstelligd en de vermindering van socialezeker-
Fonds voor Bestaanszekerheid, ...
heidsbijdragen voor zelfstandigen.
2. Eerste aanwervingen opmerkelijk
goedkoper
De aanwerving van eerste personeel wordt door de taxshiftwet
1
Wet 26 december 2015 houdende maatregelen inzake de versterking
van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015 (hierna verkort
«taxshiftwet»).
2
Voor een overzicht van de fiscale maatregelen verwijzen we naar het
vorige nummer van Pacioli (nr. 418).
4
sterk goedkoper gemaakt. De programmawet van eind decem-
3
Art. 27 taxshiftwet.
P a c i ol i N r . 419 B I B F - I P C F / 15- 28 f eb r u a r i 2016
ber 2002 introduceerde reeds een «doelgroepvermindering»
loop van de vier kwartalen voorafgaand aan het kwartaal van
waarbij werd voorzien in een verminderd tarief van socialeze-
indienstneming in dezelfde TBE werkzaam geweest is. Om na
kerheidsbijdragen voor «nieuwe» werkgevers.4 Dit mechanisme
te gaan of er geen vervanging is in dezelfde TBE gaat de RSZ
wordt nu uitgebreid. Vooral de drempel om over te gaan tot een
mathematisch als volgt te werk :
eerste aanwerving wordt volledig weggenomen.
– Eerst wordt het maximum aantal werknemers bepaald dat
In principe kan elke werkgever uit de privésector5 die werkne-
gelijktijdig in dezelfde TBE tewerkgesteld was in de loop van
mers tewerkstelt zich beroepen op de doelgroepvermindering,
de vier kwartalen die de aanwerving voorafgaan (A).
op voorwaarde dat hij nog geen zes werknemers in dienst heeft.
– Vervolgens wordt het totaal aantal werknemers dat op de
Deze vermindering richt zich door zijn aard (aanwervingen
eerste dag door de nieuwe werkgever aangeworven wordt,
t.e.m. een zesde werknemer) in hoofdorde tot de zelfstandigen
verhoogd met het aantal werknemers dat eventueel nog te-
en de kmo’s.
werkgesteld is door andere werkgevers in dezelfde TBE (B).
Opgelet, de werkgever kan niet genieten van de doelgroepvermindering wanneer de nieuw in dienst genomen werknemer
Indien (B) ten minste één meer bedraagt dan (A), wordt het recht
een werknemer vervangt die in de loop van de vier kwartalen
op de vermindering voor de aanwerving van de eerste werk-
voorafgaand aan de indienstneming in dezelfde technische be-
nemer geopend. Indien de verhoging van het aantal werkne-
6
mers evenwel kunstmatig wordt veroorzaakt (door bijvoorbeeld
drijfseenheid werkzaam geweest is.
de aanwerving van enkele werknemers met een overeenkomst
2.1. Aanwerving van een eerste werknemer
volledig vrijgesteld
voor één dag), dan zal de RSZ het recht op de vermindering op-
Een nieuwe werkgever kon reeds vanaf 1 januari van dit jaar
2.2. Aanwerving van een tweede tot zesde
werknemer
voor een eerste aanwerving een volledige vrijstelling van de
nieuw ter discussie stellen.
basiswerkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid genieten.
Alleen de bijzondere bijdragen die nog bovenop het basistarief
De eerder al bestaande doelgroepvermindering voor de eerste
komen, zullen verschuldigd zijn. Deze maatregel is van toepas-
tot de vijfde werknemer is sinds 1 januari van toepassing op
sing op arbeidsovereenkomsten die een aanvang nemen tussen
de tweede tot de zesde aanwerving. Ook de aanwerving van een
1 januari 2016 en 31 december 2020.
zesde werknemer is dus voordeliger geworden.9
Opmerkelijk is dat deze vrijstelling geldt voor onbepaalde tijd
De «korting» op de socialezekerheidsbijdragen voor deze eerste
en dus voor de volledige periode van tewerkstelling van deze
aanwervingen is forfaitair vastgesteld, beperkt in de tijd en ziet
eerste werknemer.
er (maximaal, voor een voltijdse werknemer met volledige pres-
Onder de notie «nieuwe werkgever van een eerste werknemer»
taties tijdens het kwartaal10) als volgt uit :
wordt verstaan : de werkgever die nooit onderworpen is geweest
2de aanwerving
1 550 x 5 kwartalen ; 1 050 euro x 4 kwartalen ;
450 euro x 4 kwartalen
bij leerlingen, dienstboden, deeltijds leerplichtigen, gelegen-
3de aanwerving
1 050 euro x 5 kwartalen ; 450 euro x 8 kwartalen
heidsarbeiders en jobstudenten niet worden meegeteld) of die
4de aanwerving
1 050 euro x 5 kwartalen ; 450 euro x 4 kwartalen
sedert ten minste vier opeenvolgende kwartalen die het kwar-
5de aanwerving
1 000 euro x 5 kwartalen ; 400 euro x 4 kwartalen
taal van indienstneming voorafgaan, hieraan niet meer onder-
6de aanwerving
1 000 euro x 5 kwartalen ; 400 euro x 4 kwartalen
aan de RSZ-wet voor de tewerkstelling van werknemers (waar-
worpen was.7
Is deze eerste voorwaarde vervuld, moet worden nagekeken of
De werkgever kan elk kwartaal vrij bepalen voor welke
de werkgever samen met andere werkgevers geen zelfde tech-
werknemer(s) hij de doelgroepvermindering toepast. Hij kan de
nische bedrijfseenheid (TBE) uitmaakt.8 Zoals gezegd mag de
vermindering gedurende 13 of 9 kwartalen opnemen binnen
eerste werknemer immers geen werknemer vervangen die in de
een periode van 20 kwartalen (5 jaar) na de indiensttreding van
de werknemer.
4
Art. 335-338/1 programmawet van 24 december 2012, BS 31 december 2012.
5
Hiermee worden de werkgevers bedoeld die onderworpen zijn aan de
wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders,
BS 25 juli 1969 (hierna verkort «RSZ-wet»).
6
Art. 344 programmawet van 24 december 2012, BS 31 december
2012. Met het begrip «technische bedrijfseenheid» («TBE») wordt
verwezen naar de wetgeving inzake de sociale verkiezingen. De TBE
wordt bepaald op basis van economische criteria en sociale criteria.
Verschillende juridische entiteiten kunnen één TBE uitmaken of één
juridische entiteit kan uit verschillende TBE’s bestaan.
7
Art. 343, § 1 programmawet van 24 december 2012, BS 31 december
2012.
8
Zie hierover de administratieve instructies van de RSZ: https://www.
socialsecurity.be/employer/instructions/dmfa/nl/latest/instructions/
deductions/structuralreduction_targetgroupreductions/firstengagments.html.
5
Er geldt een overgangsperiode voor werkgevers die reeds vóór
2016 al van een vermindering voor eerste aanwerving(en)
genoten. Zij kunnen de nieuwe forfaitaire verminderingen toepassen voor werknemers die in dienst kwamen in 2015, zij het
beperkt tot het resterend aantal kwartalen waarop zij nog recht
hadden voor 1 januari 2016.
9
Art. 14-15 taxshiftwet.
10 Pro rata voor deeltijdse werknemers of in geval van onvolledige
prestaties tijdens het betrokken kwartaal (art. 337 programmawet
van 24 december 2012, BS 31 december 2012).
P a c i ol i N r . 419 B I B F - I P C F / 15- 28 f eb r u a r i 2016
Voorbeeld : wanneer de werkgever een tweede werknemer in
tietaks13, de verhoging van de roerende voorheffing14, de duurder
dienst heeft genomen in de loop van 2015 en hij reeds gedu-
wordende diesel15 en de verhoging van accijnzen op alcoholvrije
rende twee kwartalen genoten heeft van de op dat ogenblik
dranken16 en tabak17. De facto wordt dus «geshift» van een belas-
bestaande doelgroepvermindering, zal hij voor het reste-
ting op arbeid naar meer belastingen op consumptie, milieu en
rend aantal kwartalen (dus nog maximaal 11 kwartalen, op
vermogensinkomsten.
te nemen in een periode van 20 kwartalen te rekenen vanaf
de indiensttreding) recht hebben op de nieuwe, verhoogde
V.
Besluit
doelgroepverminderingen voor een tweede aanwerving.
De taxshift zorgt op het vlak van de sociale zekerheid voor verDeze overgangsmaatregel geldt alleen voor werknemers die in
minderde bijdragen en een extra stimulatie om eerste personeel
dienst zijn getreden in de loop van 2015. Voor aanwervingen
aan te werven. De vraag die rijst, is of de brede waaier aan maat-
die gebeurden vóór 1 januari 2015 blijven de voorheen bestaan-
regelen voldoende zal zijn om de doelstellingen van de taxshift
de doelgroepverminderingen en het aantal toepasselijke kwar-
te realiseren, met name de lasten op arbeid op een drastische
talen ongewijzigd. De overgangsmaatregel geldt evenmin voor
wijze te doen dalen en zelfstandigen meer ademruimte te geven.
de aanwerving van een zesde werknemer. Zesde werknemers
Voorliggende vraag op een eenduidige wijze beantwoorden, is
die in dienst zijn getreden vóór 1 januari 2016 geven bijgevolg
niet evident en vereist een volledige impactanalyse van alle ele-
geen recht op enige doelgroepvermindering.
menten. Met betrekking tot de besproken sociale maatregelen
– doelgroepvermindering, daling werkgeversbijdrage, verlaag-
III. Verlaging sociale bijdragen voor
zelfstandigen
de sociale bijdragen voor zelfstandigen – kunnen we alvast wel
stellen dat zij een positieve invloed zullen genereren op economisch vlak. Zo wordt door de algemene daling van de werk-
De socialezekerheidsbijdragen voor zelfstandigen zullen pro-
geversbijdrage op korte termijn al een eerste zet gedaan om
gressief dalen van 22 % naar 20,50 %.11 Het tarief van de bij-
de loonkost te doen dalen. Zeker voor de lagere lonen is deze
dragen op de eerste schijf van het inkomen, zijnde het gedeelte
vermindering toch niet verwaarloosbaar.
der beroepsinkomsten dat 15 831,12 euro niet te boven gaat12,
Verder maken de in het kader van de taxshift genomen maat-
wordt voor de zelfstandigen in hoofd- en bijberoep verlaagd als
regelen duidelijk dat de ondersteuning van de zelfstandige en
volgt :
de kleine kmo het primordiaal doel van de wetgever was. De
2015
2016
2017
2018
22 %
21,5 %
21 %
20,5 %
uitgebreide doelgroepvermindering is een belangrijk stap om
zelfstandigen en kmo’s ertoe aan te zetten om werkgever te
worden of hun personeelsbestand uit te breiden. De volledige
vrijstelling van (basis)socialezekerheidsbijdragen voor een
Deze percentages gelden ook voor de zelfstandigen die de wet-
eerste werknemer neemt immers een serieuze barrière weg.
telijke pensioenleeftijd hebben bereikt of die een vervroegd pen-
Ook de algemene verlaging van sociale bijdragen en de bij-
sioen als zelfstandige of als werknemer verkrijgen.
komende verlagingen voor startende zelfstandigen kan ertoe
leiden dat sneller de stap wordt gezet naar een zelfstandige
Om de opstart van een zelfstandige activiteit aantrekkelijker te
activiteit.
maken, voorziet de taxshift in een bijzonder tarief van sociale-
De positieve invloed van de besproken maatregelen is wel te
zekerheidsbijdragen voor de eerste schijf van het inkomen van
temperen doordat er onder meer is «geshift» naar meer belas-
starters :
tingen op consumptie en inkomsten uit vermogen : wat aan de
2016
2017
2018
Eerste jaar
20,5 %
20,5 %
20,5 %
Tweede jaar
21 %
21 %
20,5 %
21,5 %
21 %
20,5 %
Derde jaar
ene kant wordt toegekend, wordt aan de andere kant terug afgenomen. Het wordt afwachten of het globale plaatje voor de
ondernemer en zelfstandige werkelijk kan zorgen voor de vooropgestelde economische groei.
Sara COCKX en Sébastien VAN DAMME
Advocaten Schoups
IV. Compensaties
De aandachtige lezer maakt zich intussen wellicht de bedenking hoe de regering al deze steunmaatregelen financieel zal
ondervangen. De taxshift heeft uiteraard ook een negatieve
weerslag. De afnemende inkomsten uit socialezekerheidsbijdragen worden gecompenseerd door de opbrengsten uit de specula-
13 Art. 43-85 taxshiftwet.
14 Art. 91-94 taxshiftwet.
11 Art. 2-12 taxshiftwet.
15 Art. 122-133 taxshiftwet.
12 Art. 12, § 1 KB nr. 38 27 juli 1967 houdende inrichting van het
statuut der zelfstandigen, BS 2 december 1967.
16 Art. 113-115 taxshiftwet.
17 Art. 116-121 taxshiftwet.
6
P a c i ol i N r . 419 B I B F - I P C F / 15- 28 f eb r u a r i 2016
Het indienen van een verzoekschrift in
fiscale zaken door de boekhouder
Vorderingen inzake belastinggeschillen moeten worden ingesteld
Bijzonder en uitdrukkelijk mandaat
bij verzoekschrift op tegenspraak. Zulk verzoekschrift moet «op
straffe van nietigheid» de handtekening dragen «van de verzoeker
Op 6 mei 2015 bevestigde het hof van beroep te Bergen voormel-
of van zijn advocaat». Op het eerste gezicht lijkt het dan ook niet
de rechtspraak van het Hof van Cassatie3 : een persoon die geen
mogelijk om een verzoekschrift inzake een belastinggeschil te la-
advocaat is kan een tegensprekelijk verzoekschrift ondertekenen
ten ondertekenen door een andere persoon dan een advocaat (bv.
indien hij in het bijzonder is gemandateerd door de verzoeker om
een boekhouder). In de praktijk gebeurt het echter wel degelijk
de vordering in te leiden en deze persoon preciseert dat hij han-
dat ook andere volmachthebbers een fiscaal verzoekschrift indie-
delt in zijn hoedanigheid van lasthebber van de verzoeker en hij
nen. Een kort overzicht.
diens identiteit vermeldt. Het hof van Bergen voegde er echter
ook aan toe dat het niet enkel om een bijzonder mandaat moet
Wettekst
gaan, maar dat het mandaat bovendien uitdrukkelijk moet zijn.
Volgens de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek moeten
Een uitdrukkelijk mandaat is een mandaat waarin de lastheb-
vorderingen inzake belastinggeschillen ingesteld worden bij
ber onbetwistbaar de bevoegdheid verleend wordt om (bepaalde)
verzoekschrift op tegenspraak (art. 1385decies, lid 1 Ger.W.).
daden van beschikking te stellen. Er mag geen enkele twijfel
Overeenkomstig art. 1034ter, 6° Ger.W. moet zulk verzoek-
bestaan omtrent de intentie van de lastgever. De term uitdruk-
schrift «op straffe van nietigheid» de handtekening dragen «van
kelijk mandaat staat tegenover de term mandaat in algemene
de verzoeker of van zijn advocaat». Op het eerste gezicht is het
bewoordingen waarbij de aard van de handelingen waarvoor de
dan ook niet mogelijk om een verzoekschrift inzake een belas-
lasthebber bevoegd is, niet gespecifieerd worden4.
tinggeschil te laten ondertekenen door een andere volmachthebber dan een advocaat (bv. een boekhouder of een accountant).
Volgens het hof van beroep te Bergen was aan deze voorwaarde
niet voldaan in het geval van een belastingplichtige die via on-
Bijzonder mandaat
derhandse machtiging aan zijn boekhouders de bevoegdheid
had verleend om «in zijn naam te handelen ten aanzien van de
Het hof van beroep te Brussel paste het bovenstaande principe op
10 september 2009 nog zeer streng toe : het ingediende verzoekschrift werd onontvankelijk verklaard, omdat het niet ondertekend was door de belastingplichtige zelf of door zijn advocaat,
FOD Financiën en alle noodzakelijke beslissingen te nemen»5.
A posteriori bekrachtiging van een
ontoereikend mandaat
maar door een boekhoudkantoor. De belastingplichtige legde
zich echter niet neer bij het arrest en tekende cassatieberoep aan.
Op basis van de voormelde rechtspraak weten we dus al dat bv.
Op 21 oktober 2010 stelde het Hof van Cassatie de belasting-
ook een boekhouder of accountant (onder bepaalde voorwaar-
plichtige in het gelijk en werd het arrest van het hof van Brussel
den) een tegensprekelijk verzoekschrift inzake een belasting-
vernietigd1. Het Hof van Cassatie was zeer duidelijk in zijn ar-
geschil mag ondertekenen. Maar wat gebeurt er indien deze
rest en stelde uitdrukkelijk dat de bepaling van art. 1034ter, 6°
persoon op het moment van de indiening van het verzoekschrift
Ger.W. niet belet «dat het geding regelmatig kan worden ingeleid
niet over een (toereikend) mandaat beschikt ? Leidt dit onher-
bij een verzoekschrift op tegenspraak, dat is ondertekend door een
roepelijk tot de onontvankelijkheid van de vordering ? Of kan
andere persoon dan de advocaat die van de verzoeker daartoe een
zulk gebrek achteraf nog worden rechtgezet ?
bijzondere machtiging heeft verkregen, op voorwaarde evenwel
dat die persoon preciseert dat hij handelt in de hoedanigheid van
Met zijn voormeld arrest van 21 oktober 2010 had het Hof van
lasthebber van de verzoeker en diens identiteit vermeldt».
Cassatie, na vernietiging van het arrest van het hof van beroep
te Brussel, de zaak doorverwezen naar het hof van beroep te
Het is bijgevolg perfect mogelijk om als boekhouder een ver-
Luik. Vanzelfsprekend bevestigde dit hof dat het verzoekschrift
zoekschrift inzake een belastinggeschil te ondertekenen voor
niet noodzakelijk ondertekend hoeft te zijn door de belasting-
een belastingplichtige. Hij zal echter over een bijzonder man-
plichtige of zijn advocaat6. In casu was, zoals reeds aangege-
daat2 moeten beschikken en dient te preciseren dat hij handelt
ven, het verzoekschrift ondertekend door de boekhouder van de
in zijn hoedanigheid van lasthebber van de belastingplichtige
en dient diens identiteit te vermelden.
1
Cass. 21 oktober 2010, F.09.0159.F/1, www.cass.be.
2
Een algemeen mandaat is een mandaat voor de behartiging van
alle zaken van de lastgever. Een bijzonder mandaat beperkt zich tot
bepaalde rechtshandelingen of een categorie van rechtshandelingen.
Elk mandaat dat niet op alle zaken slaat is een bijzonder mandaat.
7
3
Bergen 6 mei 2015, rolnr. 2013/RG/620, www.monKEY.be.
4
B. Tilleman, E. Dursin, E. Terryn, C. Heeb en P. Naeyaert, «Overzicht
van rechtspraak. Bijzondere overeenkomsten: Tussenpersonen 19992009», TPR 2010, p. 678.
5
Vrije vertaling van: «… afin qu’ils agissent en mon nom auprès du SFP
(lire SPF) Finances et prennent toutes décisions nécessaires».
6
Luik 6 februari 2013, rolnr. 2011/RG/531, www.monKEY.be.
P a c i ol i N r . 419 B I B F - I P C F / 15- 28 f eb r u a r i 2016
belastingplichtige. Dit vormde op zich geen reden om het ver-
Het Hof herhaalde vooreerst zijn gevestigde rechtspraak in ver-
zoekschrift onontvankelijk te verklaren. Het hof stelde echter
band met de mogelijkheid om een geding regelmatig aanhangig
vast dat het schriftelijk mandaat dat de belastingplichtige aan
te maken via een tegensprekelijk verzoekschrift ondertekend
zijn boekhouder had verleend deze laatste enkel de bevoegdheid
door een bijzonder gemachtigde, mits deze laatste verduide-
gaf om op te treden ten aanzien van de administratie van de
lijkt dat hij optreedt als lasthebber van de belastingplichtige en
btw, Registratie en Domeinen. In casu betrof het geschil echter
diens identiteit vermeldt.
de inkomstenbelastingen. Het verzoekschrift werd volgens het
hof dan ook ingediend door de boekhouder op basis van een
Vervolgens gaat het Hof in op art. 1998, lid 2 BW. Op basis
mandaat dat hem niet toeliet een vordering in rechte in te stel-
van deze bepaling kan de belastingplichtige, bij gebrek aan re-
len inzake inkomstenbelastingen. Zo kwam het hof alsnog tot
gelmatig mandaat, het initiatief tot handelen vanwege de on-
de beslissing dat het verzoekschrift onontvankelijk was.
bevoegde lasthebber bekrachtigen vóór het verstrijken van de
vastgestelde termijn of van de verjaringstermijn waaraan de
De belastingplichtige voerde nog aan dat hij de door zijn boek-
handeling onderworpen is. Mits hierdoor geen afbreuk wordt
houder gestelde handeling (met name het indienen van het ver-
gedaan aan rechten verworven door derden, zal deze bekrachti-
zoekschrift) had bevestigd, aangezien hij zich er niet had tegen
ging terugwerken tot op het moment van indiening van de vor-
verzet. Het hof van beroep te Luik ging hier echter niet in mee :
dering, waardoor deze ontvankelijk wordt. De beslissing van
een bevestiging a posteriori herstelt het gebrek aan hoedanig-
het hof van Luik was dan ook niet naar recht verantwoord, aan-
heid op het moment van de indiening van het verzoekschrift niet.
gezien daarin werd voorgehouden dat het bijzonder mandaat
Het bewijs van het bijzonder mandaat van de boekhouder om het
moest bestaan op het moment van de indiening van het verzoek-
verzoekschrift in te dienen mag dan wel achteraf geleverd wor-
schrift, zonder enige mogelijkheid tot latere bekrachtiging.
den, maar het mandaat moet wel degelijk bestaan hebben op het
moment van de indiening. In casu was dat niet het geval.
Het is nu wachten op het arrest van het hof van beroep te Bergen. Met name het antwoord op de vraag wat precies bedoeld
7
Het beroep van de belastingplichtige op art. 1998 BW , hetgeen
wordt met ‘het verstrijken van de vastgestelde termijn of van
onderdeel uitmaakt van het gemeen recht inzake lastgeving,
de verjaringstermijn waaraan de handeling onderworpen is’, is
werd afgewezen. Op basis van deze bepaling oordeelde de belas-
van groot belang9. Dat vormt immers het eindpunt om de han-
tingplichtige dat hij wel degelijk de mogelijkheid had om han-
deling van een onbevoegde lasthebber alsnog te bekrachtigen.
delingen te bekrachtigen die een lasthebber onbevoegd heeft
gesteld. Volgens het hof doet deze bepaling echter geen afbreuk
Conclusie
aan de regel van art. 1034ter, 6° Ger.W., zoals geïnterpreteerd
door het Hof van Cassatie in zijn arrest van 21 oktober 2010,
Het staat al langer vast dat, ondanks de duidelijke bewoordin-
nl. dat de boekhouder over een bijzonder mandaat moet beschik-
gen van het Gerechtelijk Wetboek, ook een andere persoon dan
ken, hetgeen impliceert dat dit mandaat de indiening van het
de belastingplichtige zelf of zijn advocaat een fiscaal verzoek-
verzoekschrift moet voorafgaan, zelfs indien het bewijs pas ach-
schrift kan indienen indien bepaalde voorwaarden vervuld zijn.
teraf geleverd wordt.
Nieuw is echter dat het Hof van Cassatie recent uitdrukkelijk
Cassatie casseert opnieuw
bevestigd heeft dat de belastingplichtige een gebrek in het bijzonder mandaat aan zijn boekhouder om zulk verzoekschrift in
Opnieuw legde de belastingplichtige zich niet neer bij het nade-
te dienen achteraf nog kan rechtzetten. Helaas biedt het arrest
lig arrest van het hof van beroep en werd de zaak voorgelegd
van het Hof geen duidelijkheid over de vraag tot wanneer dit nu
aan het Hof van Cassatie. Opnieuw was de uitkomst hetzelfde :
kan. Daarvoor is het wachten op bijkomende rechtspraak en in
het arrest werd verbroken (met ditmaal doorverwijzing naar
het bijzonder het arrest van het hof van beroep te Bergen waar-
het hof van beroep te Bergen)8.
naar het Hof van Cassatie de zaak heeft doorverwezen.
Michail PEREZ VAN GAEVEREN
Advocaat Tax Controversy Solutions Team Laga
7
«De lastgever is gehouden de verbintenissen na te komen, die de lasthebber overeenkomstig de hem verleende macht heeft aangegaan.
Hij is niet gehouden tot hetgeen daarbuiten mocht zijn gedaan, dan
voor zover hij zulks uitdrukkelijk of stilzwijgend bekrachtigd heeft.»
8
Cass. 4 september 2015, F.13.0149.F/1, www.cass.be.
9
Zie hierover CB, «Ontoereikende volmacht aan boekhouder achteraf
nog rechtzetten?», Fiscoloog 2015, afl. 1449, p. 4.
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen
in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Mirjam VERMAUT, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : [email protected], URL : http: //www.bibf.
be. Redactie : Mirjam VERMAUT, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Frédéric DELRUE, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus,
Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven.
Gerealiseerd in samenwerking met Wolters Kluwer – www.wolterskluwer.be
8
P a c i ol i N r . 419 B I B F - I P C F / 15- 28 f eb r u a r i 2016
Download