De militaire problemen tijdens het Directoire Een onderzoek naar de verhouding tussen het Directoire en het leger tussen 1795 en 1799 Alexandra Pouwels 4012828 Bachelor eindwerkstuk Guido de Bruin 08-06-2015 Inhoudsopgave INLEIDING 3 DE REVOLUTIONAIRE OORLOGEN VAN 1792-1799 4 DE FRANSE LEGERHERVORMINGEN VAN 1793 11 HET LEGER TIJDENS HET BEWIND VAN THERMIDOR 14 HET LEGER TIJDENS DE EERSTE JAREN VAN HET DIRECTOIRE 17 DE MILITAIRE PROBLEMEN VAN 1798-1799 22 CONCLUSIE 28 BIBLIOGRAFIE 31 2 Inleiding De Franse Revolutie bracht vele veranderingen met zich mee. Een van die veranderingen had betrekking op het leger. In 1793 werd de levée en masse ingevoerd. Hiermee werd oorlogvoering een onderdeel van de natie en alle burgers. Iedereen werd geacht om mee te werken aan de productie van wapens, uniformen en voedsel of werd naar het front gestuurd. De introductie van de levée en masse zorgde ervoor dat het leger zich uitbreidde van 130.000 soldaten in 1792 naar 800.000 in 1794. Op papier waren er echter 1,5 miljoen soldaten in 1794. Met de val van Maximiliaan Robespierre in 1794 kwam er een einde aan de mobilisatie door middel van de levée en masse. Dit is opmerkelijk aangezien Frankrijk nog steeds in oorlog was met Pruisen, Oostenrijk, Engeland, de Republiek en Spanje. Tot 1797 werd het leger niet of nauwelijks aangevuld. Het Directoire trad in 1795 aan en besteedde minder aandacht aan het leger. Het beeld bestaat dat het Directoire zich alleen met zaken in Frankrijk bezighield. Klopt dat beeld? De periode na de Terreur (1793-1794) wordt vaak beschreven als relatief rustig. De verschillende oorlogen verliepen goed en Frankrijk probeerde intern te herstellen van de bloedige periode. Toch was het leger nog steeds belangrijk, aangezien Frankrijk in verschillende oorlogen betrokken was en van alle kanten werd bedreigd. Gingen de Franse oorlogen in die periode zo goed dat het Directoire zich volledig kon richten op zaken binnen Frankrijk? Of was het regime nog steeds doordrongen van het idee van de volledige natie in oorlog? Dit onderzoek gaat over de opstelling van het Directoire ten opzichte van het leger. De hoofdvraag van het onderzoek is: Waarom besteedde het Directoire lange tijd zo weinig aandacht aan het Franse leger? De vraag zal aan de hand van deelvragen worden beantwoord. De eerste deelvraag is: welke vijanden had Frankrijk in de jaren 1792-1799 en hoe verliep de oorlogvoering? Deze vraag analyseert hoe de oorlogen verliepen gedurende de hele revolutie. Er wordt een overzicht gegeven van alle tegenstanders waar Frankrijk mee te maken had. Ook wordt er kort beschreven welke veldslagen er plaatsvonden en of het Franse revolutionaire leger die won of verloor. De tweede deelvraag is: welke veranderingen werden in 1793 in het Franse leger doorgevoerd en welke uitwerking hadden die? Deze vraag zal duidelijk maken welke veranderingen het leger al ondergaan had in 1793. Hier wordt ook de term levée en masse geïntroduceerd. Ook wordt er kort beschreven wat de grootste veranderingen waren ten opzichte van het leger van het Ancien Regime. 3 De derde deelvraag is: welke uitwerking had het einde van het schrikbewind op de levée en masse? Het Directoire maakte niet langer gebruik van massamobilisatie door middel van de levée en masse. Met deze deelvraag moet een antwoord komen op de vraag waarom het Directoire daarmee stopte en hoe soldaten daarna werden gerekruteerd. Er wordt ook beschreven welke invloed dat had op de oorlogvoering van het Franse leger. De vierde deelvraag is: Hoe functioneerde het Franse leger gedurende de eerste jaren van het Directoire? Bij deze vraag wordt ingezoomd op het leger en op de wijze waarop de oorlog verliep tijdens het Directoire. Hierbij wordt gekeken naar de verliezen van het Franse leger en de manier waarop deze werden opgevangen. Ook de invloed van het leger op het nieuwe regime in Parijs komt aan bod. In deze deelvraag zal de invloed van het Directoire op de oorlogvoering worden beschreven; had het een positieve uitwerking of niet? De vijfde deelvraag is: waarom raakte het Franse leger in zulke grote moeilijkheden in de jaren 1798-1799? In deze vraag wordt nader onderzocht met welke moeilijkheden het Franse leger te maken had tussen 1798 en 1799. Ook wordt beschreven hoe die problemen waren ontstaan en hoe het Directoire reageerde. In de conclusie wordt antwoord gegeven op de vraag hoe het Directoire omging met alle militaire problemen. Dit onderzoek is gericht op het rekruteren van soldaten door het Directoire en de opstelling van het Directoire ten aanzien van het leger. Dit is een verschuiving ten opzichte van de bestaande historiografie waar de nadruk lag op het verloop van de oorlogen en de rol van het leger. Dit onderzoek legt de nadruk op de organisatie van het leger en geeft daardoor nieuwe inzichten in de positie van het leger in de maatschappij. Bemoeide de regering in Parijs zich met de oorlogen of hield zij zich afzijdig? Daarnaar is niet eerder onderzoek gedaan. Dit onderzoek draagt bij aan inzicht in de positie van het leger tijdens het Directoire. Het draagt ook bij aan inzicht in de vraag of het Directoire het leger beschouwde als een middel om aan de macht te blijven. De Revolutionaire oorlogen van 1792-1799 In dit hoofdstuk word een beschrijving gegeven van de Revolutionaire Oorlogen tussen 1792 en 1799. Dat is belangrijk voor het onderzoek omdat de coalities tegen Frankrijk steeds veranderden. Die veranderingen hadden directe invloed op het leger en de grootte daarvan. Achtergrond informatie over de oorlogen is nodig om een goed overzicht te 4 kunnen geven van de samenstelling van het leger. De oorlog kende zes verschillende stadia. Oorlog met Oostenrijk en Pruisen (april 1792 tot januari 1793) Tijdens de eerste fase verliep de oorlogvoering in eerste instantie slecht; daarna kwam er langzaam verbetering in. Op 20 april 1792 verklaarde de Legislatieve de oorlog aan Oostenrijk. Aanvankelijk leek het erop dat de strijd alleen tussen Frankrijk en Oostenrijk zou gaan, tot Oostenrijk een alliantie aanging met Pruisen.1 Dat kwam voor Frankrijk als een grote verrassing. Frankrijk beschouwde Pruisen weliswaar als vijand omdat het de émigrés verwelkomde en steunde.2 Maar de Fransen hadden niet verwacht dat het zich in de strijd zou mengen. Dit conflict was het begin van een hele reeks revolutionaire oorlogen in Europa, waarbij steeds weer nieuwe coalities werden gevormd. De Legislatieve hoopte met de eerste oorlog interne problemen met de contrarevolutionairen op te lossen en de revolutionaire idealen te verspreiden. Bovendien koesterden de Fransen een diep wantrouwen tegen de Oostenrijkers vanwege de Zevenjarige oorlog (1756-1763). Tijdens die rampzalig verlopen oorlog vochten Frankrijk en Oostenrijk aan dezelfde kant.3 Omdat het Franse leger nog niet goed functioneerde en bovendien de vijand over een veel groter leger beschikte dan verwacht, verliep de oorlog in de zomer van 1792 dramatisch voor Frankrijk. Het gecombineerde leger van Pruisen en Oostenrijk onder leiding van de Hertog van Brunswijk viel Frankrijk binnen op 16 augustus 1792.4 Het Franse leger was niet opgewassen tegen deze overmacht. Er brak grote paniek uit in Frankrijk en binnen het leger; en soldaten waren bang dat generaals zouden overlopen.5 Nadat Verdun gevallen was, ontstond de chaos die leidde tot de September moorden.6 Het keerpunt kwam met de slag bij Valmy op 20 september 1792. De Fransen waren met 80.000 soldaten in de meerderheid ten opzichte van het Pruisische leger dat maar 50.000 soldaten had en dus wonnen de Fransen de slag.7 Na dat succes ging het Franse leger in de aanval. Op 23 oktober 1792 waren alle vijanden van het Franse grondgebied verdreven. Toen kon Charles-François Dumouriez, generaal van het Franse 1 T.C.W. Blanning, The French Revolutionary Wars 1787-1802 (New York 1996), 62. Blanning, The French Revolutionairy Wars, 60. 3 Ibidem, 60. 4 S.F. Scott,The Response of the Royal Army to the French Revolution; The Role and Development of the Line Army 1787-93 (Oxford 1978), 170. 5 Scott, The Response of the Royal Army to the French Revolution,171. 6 Blanning, The French Revolutionairy Wars, 72. 7 Scott, The Response of the Royal Army to the French Revolution,171-172. 2 5 leger, België binnenvallen om Frankrijk uit te breiden naar zijn natuurlijke grenzen.8 In België vond bij Jemappes de grote veldslag plaats tussen het Franse en het Oostenrijkse leger. De Fransen wonnen en konden vervolgens heel België innemen.9 Intussen nam het leger van de Midi onder leiding van generaal Montesquiou eerst Savoie en daarna het koninkrijk Sardinië-Piedmont in. Ook werd er een aanval gedaan op het Rijnland. Generaal Custine wist door te dringen tot Frankfurt am Main.10 In de winter van 1792 ontstonden nieuwe problemen voor het Franse leger. De vrijwilligers die zich aangemeld hadden voor één veldtocht gingen in december 1792 weer naar huis.11 Ook de bevoorrading werd een probleem. Omdat de Franse legers zich nu buiten de landsgrenzen bevonden, waren zij voor bevoorrading afhankelijk van de gebieden waar zij gelegerd waren.12 Grootschalige coalitie (februari 1793 tot augustus 1793) De vijanden van Frankrijk vormden een coalitie om gezamenlijk tegen Frankrijk op te kunnen trekken. De angst voor al die vijanden in binnen- en buitenland leidde tot de repressieve maatregelen die bekend staan als de Terreur. Dit was het begin van de tweede fase. In februari 1793 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Groot-Brittannië en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en een maand later - op 7 maart 1793 aan Spanje.13 Dus begin 1793 raakte Frankrijk in oorlog met bijna alle grote mogendheden van Europa. De omvang van dit conflict betekende dat er veel meer soldaten nodig waren. In 1793 werden verschillende hervormingen doorgevoerd om meer soldaten te rekruteren en het leger goed te laten functioneren. In het volgende hoofdstuk volgt een uitgebreide analyse van die hervormingen. Bovendien waren het niet langer alleen buitenlandse mogendheden waartegen het leger moest vechten; er waren ook interne vijanden zoals federalisten en contrarevolutionairen. De contrarevolutionairen kwamen in opstand tegen het gezag omdat zij het niet eens waren met de invoering van de levée en masse. Voornamelijk de Vendée kwam openlijk in opstand tegen de regering van Parijs, niet alleen tegen de rekrutering maar ook omdat zij grote economische tegenslagen hadden gekend, de katholieke kerk werd aangevallen 8 Scott, The Response of the Royal Army to the French Revolution, 173. Ibidem, 174. 10 Blanning, The French Revolutionairy Wars,88-89. 11 S. Wilkinson, The French Army before Napoleon; lectures delivered before the University of Oxford in Michaelmas term, 1914 (Oxford 1915), 135. 12 Scott, The Response of the Royal Army to the French Revolution,175. 13 Blanning, The French Revolutionairy Wars,93-94. 9 6 en burgers uit de steden veel meer zeggenschap hadden.14 Deze opstand zou voor een regelrechte burgeroorlog zorgen tussen 1793 en 1796. Niet alleen de Vendée kwam in opstand, ook andere gebieden in Frankrijk verzetten zich tegen de algehele mobilisering. Verder waren er nog de ‘Witte’ revolutionairen, de mensen die het koninklijk huis weer aan de macht wilden helpen.15 Algehele mobilisatie (september 1793 tot juli 1794) De derde fase begon na de legerhervormingen in de zomer van 1793 en duurde tot de zomer van 1794. De oorlog verliep beter nadat de algehele mobilisatie was afgekondigd. Hierdoor ontstond er ook een oorlogseconomie. Jonge mannen werden naar het front gestuurd, oudere mannen moesten de bevoorrading verzorgen en vrouwen maakten de uniformen en tenten voor de soldaten.16Al in maart 1793 leed het leger van generaal Dumouriez een zware nederlaag tegen de Oostenrijkers en moesten de Oostenrijkse Nederlanden worden ontruimd. De Spanjaarden wonnen de slag bij Truilla, de Pruisische legers veroverden Mainz, de Oostenrijkers wonnen Valenciennes terug, de Hertog van York landde in Duinkerken, de steden Châtillon, Vihiers en Toulon gaven zich over aan de Engelsen en een deel van de Franse vloot ging verloren.17 Toch wist het Franse leger te winnen bij Duinkerken waardoor het Engelse leger zich moest terugtrekken van het Europese vasteland. (Dat nam enige tijd in beslag. Pas halverwege 1794 waren de Engelsen helemaal verdwenen.)18 Uiteindelijk wonnen de Fransen ook van de Oostenrijkers die ondanks zware verliezen hun campagne in 1794 voortzetten met een nieuw offensief in België. Zonder succes overigens: het Franse leger won bij Fleuris en veroverde Brussel op 10 juli 1794.19 Ondanks de successen van het Franse leger werd het schrikbewind verder opgevoerd. Dit gebeurde onder leiding van Robespierre die binnen de landsgrenzen veel vijanden meende te zien. Mensen werden zonder enige vorm van proces naar de guillotine gestuurd; op het ‘hoogtepunt’ werden er 30 karren met mensen per dag vermoord. Aan de Terreur kwam met de val van Robespierre op 27 juli 1794 een einde. 14 S. Neely, A concise History of the French Revolution (Lanham 2008), 177-178. Neely, The French Revolution, 178. 16 Blanning, The French Revolutionairy Wars, 56. 17 Ibidem,107. 18 Ibidem, 110. 19 Ibidem, 112, 115. 15 7 Nederland, Spanje en Pruisen uit de oorlog (augustus 1794 tot najaar 1795) Pruisen, Spanje en de Republiek trokken zich terug uit de oorlog, waardoor de oorlog veel kleinschaliger werd. Dit was het begin van de vierde fase. Voor de Franse legers was het in eerste instantie lastig om de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in te nemen. De Nederlanders hadden de Hollandse Waterlinie en lieten het grondgebied rond hun steden onderlopen. Maar door de strenge winter van 1794 bevroor het water en kon het Franse leger op 23 januari 1795 oversteken. Zo kreeg Frankrijk de Nederlandse vloot in handen.20 De Republiek werd op 16 mei 1795 een zusterrepubliek van Frankrijk. Frankrijk was op dat moment nog steeds in oorlog met Groot-Brittannië, Oostenrijk en Sardinië, maar had vrede gesloten met Pruisen op 28 december 1794.21 Uiteindelijk sloot ook Spanje op 22 juli 1795 een vredesverdrag met Frankrijk.22 Door de vredesverdragen met Pruisen, de Republiek en Spanje kon Frankrijk zich concentreren op de oorlog met Italië en Oostenrijk. Terwijl de oorlog goed verliep, bleven binnenlandse problemen voor instabiliteit zorgen. De revolutionairen hadden zoveel veranderd in het dagelijks leven van de Franse bevolking dat zij geen houvast meer hadden. Bijvoorbeeld: de maanden en dagen kregen nieuwe specifieke namen, de jaartelling begon opnieuw, de katholieke kerk werd afgeschaft, overheidsinstellingen werden aangepast aan het revolutionaire gedachtegoed, er kwam een tiendaagse werkweek, heiligendagen werden afgeschaft… Dit leidde tot contrarevolutionaire gevoelens onder de Franse bevolking. Successen Franse oorlogvoering (begin 1796 tot einde 1797) In de vijfde fase behaalde het Franse leger veel successen, met name in Italië. Napoleon Bonaparte stuurde aan op een aanval in het noorden van Italië en werd generaal van het Franse leger in Italië. Napoleon wist binnen twintig dagen het leger van Sardinië bij Montenotte te verslaan en kon daarna een wapenstilstand afdwingen.23 Het doel was om in 1796 Wenen te veroveren en zo een voordelige vrede te sluiten met Oostenrijk. Zowel de twee legers die in het noorden gelegerd waren als het leger van Italië moesten doorstoten naar Wenen.24 In minder dan twee maanden wist Napoleon met het Franse leger in Italië Piedmont en Lombardije te veroveren, terwijl de legers van de Sambre-et20 Blanning, The French Revolutionairy Wars, 115. S.J. Watson, Carnot; “Magistratintègre, citoyenzélé, ingéneur habile.” (Londen 1954), 118-119. 22 Blanning, The French Revolutionairy Wars, 135. 23 Watson, Carnot, 119-121. 24 Blanning, The French Revolutionairy Wars, 149. 21 8 Meuse en Rhin-et-Moselle nog niet eens begonnen waren met de invasie van de Duitse gebieden. Napoleon kreeg daarna de opdracht om midden-Italië binnen te vallen, omdat daar veel rijkdommen en geld te halen waren. Ook wilde het Directoire de invloed van de Britten in de Middellandse Zee verkleinen. Uiteindelijk leidde de campagne in Italië in 1795 tot Franse overheersing, maar er ging nog steeds dreiging uit van de Oostenrijkse troepen.25 De oorlog in het Duitse Rijk verliep niet zo voorspoedig als die in Italië. Het noordelijke leger had weinig voorraden en veel soldaten waren op verzoek van Napoleon overgeplaatst naar het leger in Italië. De Oostenrijkers wilden voorkomen dat de beide legers in het noorden zich zouden samenvoegen. Op 20 september 1796 werd het leger van de Sambre-et-Meuse verslagen door de Oostenrijkers. Daarmee kwam de campagne van 1796 ten einde, omdat het leger van de Rhine-et-Moselle niet alleen kon vechten tegen de Oostenrijkers. De Fransen trokken zich terug tot aan de Rijn.26 Ondertussen verliep de oorlog in Italië nog altijd wél voorspoedig. Het Directoire zag Italië niet als een zusterrepubliek, maar als veroverd gebied.27 Veel geld en kunstwerken uit Italië werden overgebracht naar Parijs. Maar de landen die veroverd waren door de Fransen kwamen in opstand tegen het gezag. Vooral de legers waren gehaat omdat zij zo groot waren en al die soldaten eten en onderdak nodig hadden.28 Nadat de Oostenrijkers waren verslagen bij Arcole in 1796 werd het rustiger aan het Italiaanse front, omdat de Oostenrijkers zaten te wachten op de versterking uit Rusland die tsarina Catherina de Grote had toegezegd. Intussen wilden de Britten praten over vrede met Frankrijk. Toen de tsarina overleed, trok haar zoon Paul I het aanbod van de Russische troepen in en stond Oostenrijk er weer alleen voor. Uiteindelijk zou op 2 februari 1797 Mantua vallen en toen gaf Oostenrijk de strijd om Italië te heroveren op. Napoleon wist een verdrag te sluiten met de paus, waardoor Frankrijk gebieden en waardevolle kunstschatten in handen kreeg.29 Hiermee was de oorlog in Italië in praktische zin ten einde. Ook in Duitsland werd niet langer gevochten. Het Directoire probeerde intussen om vrede te sluiten met alle partijen, maar dit mocht niet baten. 25 Blanning, The French Revolutionairy Wars, 151-153. Ibidem, 153-158. 27 H. Dupre, Lazare Carnot; Republican Patriot (Philadelphia 1975), 221. 28 Blanning, The French Revolutionairy Wars,164. 29 Ibidem,174-175. 26 9 Tweede Coalitieoorlog (begin 1798 tot november 1799) De zesde fase begon met de expeditie van Napoleon naar Egypte die uiteindelijk tot de Tweede Coalitieoorlog leidde. In 1798 trok Napoleon met een leger richting Egypte. Het is onduidelijk of dit was omdat het Directoire van Napoleon af wilde of andersom.30 In 1797 waren er plannen gemaakt om Groot-Brittannië aan te vallen, maar omdat Napoleon zich realiseerde dat hij nooit in één keer met voldoende troepen het Kanaal kon oversteken, raadde hij het Directoire af om naar Engeland op te trekken. Napoleon stelde zelf voor om naar Egypte te gaan, omdat dit een Engelse kolonie was.31Hij zei hier letterlijk over: ‘Het is noodzakelijk om naar het Oosten te gaan, het is de bron van alle roem.’32 Napoleon wilde zélf graag naar Egypte vanwege alle rijkdommen. In eerste instantie verliep de oorlog in Egypte voorspoedig. Napoleon wilde zelfs verder optrekken naar Syrië. De legers werden echter steeds zwakker omdat voorraden en versterking hen niet konden bereiken in het binnenland. De soldaten hadden daardoor het idee dat ze werden gedeporteerd in plaats van dat ze op expeditie gingen.33 Napoleon keerde uiteindelijk terug van de expeditie in Egypte omdat de oorlog niet wilde vlotten en er steeds meer opstanden uitbraken in het Franse rijk. Toen ook in Italië revoluties uitbraken, keerde Napoleon terug naar zijn leger in dat land. De paus werd verdreven uit Rome en een republikeinse regering werd geïnstalleerd in Italië.34 Frankrijk wilde graag vrede sluiten met Oostenrijk, maar Oostenrijk had geen behoefte aan vrede. Het Directoire wilde tijdens de vredesonderhandelingen alle gebieden behouden die het had veroverd en maakte op die manier meer vijanden dan vrienden. Hierdoor kon Oostenrijk rekenen op de steun van Rusland en Turkije in een nieuwe coalitie. Op 12 maart 1799 brak er een nieuwe oorlog uit tussen Frankrijk en Oostenrijk, met de steun van de tweede coalitie.35 Uiteindelijk bestond de tweede coalitie uit Oostenrijk, Groot-Brittannië, Rusland, Turkije, Portugal en Napels. Deze oorlog had desastreuze gevolgen voor de Fransen. Frankrijk leed grote verliezen en de onvrede die als gevolg daarvan ontstond over het bestuur van het Directoire, maakte het mogelijk dat Napoleon in de nacht van 9 op 10 november 1799 een succesvolle greep naar de 30 M. Lyons, France under the Directory (Cambridge 1975), 203. D. Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory 1794-1799 (Cambridge 1984), 146. 32 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory, 146. 33 Ibidem, 148-151. 34 Ibidem, 152-154. 35 Ibidem, 161-163. 31 10 macht deed.36 Zo kwam er een einde aan het bestuur van het Directoire. Maar intussen ging de oorlog gewoon door. De Franse legerhervormingen van 1793 Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de legerhervormingen van 1793. Deze hervormingen hadden grote invloed op de grootte van het leger. De hele natie werd in de oorlog betrokken. In 1793 en 1794 werd een groot aantal soldaten opgeroepen; na de val van Robespierre kromp het leger. Het is goed om een overzicht te hebben van die hervormingen, omdat daarna geanalyseerd kan worden waarom deze in latere jaren niet of in mindere mate werden doorgevoerd. In 1791 heerste er in Frankrijk grote angst voor een inval vanuit het buitenland. Nadat Lodewijk XVI in juni 1791 had getracht te vluchten, werd die angst alleen maar groter. In 1792 bestond het leger voornamelijk uit soldaten van het Ancien Regime. Veel ervaren officieren in het leger waren van adel; zij vertrouwden de revolutionairen niet en vertrokken naar het buitenland. In Frankrijk bestond het vermoeden dat de émigrés en de koning samenspanden om van Frankrijk weer een absolute monarchie te maken.37 Dit was niet het geval. Een ander probleem was dat de soldaten veel mondiger waren geworden, een direct resultaat van de revolutie. Soldaten waren zich bewust van hun positie in de maatschappij en beseften dat zij als actief burger mochten participeren. Ook werden soldaten lid van politieke clubs, waardoor hun politieke betrokkenheid toenam. Het zelfbewustzijn van de soldaten leidde ertoe dat zij vaker gingen muiten. Bovendien verslechterde de relatie tussen officieren en soldaten, omdat orders niet langer zomaar werden opgevolgd.38 De hiërarchische verhoudingen in het leger stonden danig onder druk toen op 20 april 1792 de oorlog uitbrak. In januari 1791 bestond het leger nog uit 120.000 soldaten. De Nationale Vergadering riep op tot het vormen van reserve-eenheden. Deze reservetroepen moesten bestaan uit 300.000 tot 400.000 soldaten, gerekruteerd uit de Nationale Garde. In augustus 1791 werden 101.000 vrijwilligers opgeroepen.39 De vrijwilligers hadden een betere positie in het leger: zij mochten hun eigen officieren kiezen, kregen beter betaald en konden elk moment uit het leger treden als ze dit twee maanden van te voren lieten 36 Blanning, The French Revolutionairy Wars, 230, 256. Scott, The Response of the Royal Army to the French Revolution,109. 38 Ibidem, 97-100. 39 J.A. Lynn, The Bayonets of the Republic; Motivation and Tactics in the Army of Revolutionairy France, 1791-1794 (Oxford 1996), 50. 37 11 weten.40 Er ontstonden veel spanningen tussen de vrijwilligers en de soldaten van het Ancien Regime. De reden hiervoor was dat de soldaten van het Ancien Regime geen vertrouwen hadden in de vechtkunst van de vrijwilligers en de vrijwilligers het oude koninklijke leger wantrouwden.41 Toen de oorlog uitbrak in april 1792 riep de regering meer vrijwilligers op. Op papier ging hun aantal van 101.000 naar 171.000. Het aantal soldaten kon zo sterk groeien, omdat er vanaf februari geen eisen meer werden gesteld aan de lengte van soldaten. Wel moesten zij zich vrijwillig melden en actieve burgers zijn.42 Jean-Paul Bertaud schrijft in zijn boek dat de vrijwilligers van 1791 afkomstig waren uit de bourgeoisie en die van 1792 uit het gewone volk, dus de sans-cullottes.43 Hieruit kan worden opgemaakt dat de nationale gardes steeds meer werden gerekruteerd uit de lagere middengroepen in de steden. Tijdens de eerste maanden van de oorlog vielen buitenlandse troepen Frankrijk binnen. De Legislatieve deed een oproep voor nieuwe soldaten. De verwachting was dat 50.000 soldaten zich zouden melden voor het leger. Ook werd verwacht dat zich genoeg vrijwilligers zouden aanmelden voor 42 bataljons. Uiteindelijk meldden zich maar liefst 220.000 vrijwilligers aan en konden er 275 bataljons worden gevormd.44 In februari 1793 bleek dat het leger was gekrompen van 450.000 tot 290.000 soldaten. De Conventie dacht dat het leger bestond uit 500.000 of misschien zelfs 800.000 soldaten.45 Dit bleek in werkelijkheid niet zo te zijn. Het leger was niet alleen kleiner geworden door grote verliezen, maar ook doordat veel vrijwilligers in december 1792 weer naar huis waren gegaan. Dit bleken er begin 1793 60.000 te zijn.46 Als gevolg hiervan werd op 24 februari 1793 besloten tot een nieuwe lichting van 300.000 soldaten.47 Alle mannen tussen de 18 en 40 jaar die vrijgezel of weduwnaar waren zonder kinderen kwamen in aanmerking voor rekrutering. Er was geen sprake van dwang; er mochten vervangers worden gezocht.48 De departementen waren verantwoordelijk voor de rekrutering. Het aantal soldaten dat moest worden geleverd verschilde per departement.49 Uiteindelijk werden er maar 150.000 soldaten gerekruteerd.50 40 Lynn, The Bayonets of the Republic, 51. Scott, The Response of the Royal Army to the French Revolution, 177. 42 Lynn, The Bayonets of the Republic, 51. 43 J.P. Bertaud, The Army of the French Revolution; from citizen-soldiers to instrument of Power (Princeton 1988), 66. 44 Lynn, The Bayonets of the Republic, 51-52. 45 Ibidem, 53. 46 Scott, The Response of the Royal Army to the French Revolution, 175. 47 Lynn, The Bayonets of the Republic, 53. 48 Scott, The Response of the Royal Army to the French Revolution, 178. 49 Bertaud, The Army of the French Revolution, 90. 41 12 De rekrutering van soldaten liep parallel aan de ontwikkeling van de oorlog. In februari 1793 werd er een grotere coalitie gevormd tegen Frankrijk. Frankrijk was in oorlog met Groot-Brittannië, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Oostenrijk, Pruisen, Spanje, Portugal, Piedmont-Sardinië, Napels en Rusland. Door de omvang van het conflict moest Frankrijk meer en beter getrainde soldaten inzetten.51 Met de rekrutering van nieuwe soldaten in februari 1793 werd ook de amalgame ingevoerd. Amalgame hield in dat de vrijwilligers werden ingedeeld bij de bataljons van het staande leger. Dit zorgde voor een combinatie van ervaren en onervaren soldaten, zodat de ervaren soldaten de nieuwe rekruten konden bijstaan. Eerst waren het staande leger en de vrijwilligers volledig gescheiden; nu werden die bataljons samengevoegd.52 Amalgame werd in de praktijk al langer gebruikt, maar nu werd die voor het eerst door de Conventie opgelegd.53 John Lynn zegt in zijn boek dat iedere nieuwe lichting soldaten een stap richting de levée en masse was.54 De levée en masse werd in augustus 1793 ingevoerd. De schaal waarop Frankrijk oorlog voerde, maakte deze noodzakelijk. Niet alleen de buitenlandse vijanden waren een bedreiging voor het leger, ook de contrarevolutionairen binnen Frankrijk zelf. Met de invoering van de levée en masse werd er een totale oorlog afgekondigd. Jonge mannen werden naar het front gestuurd, oudere mannen moesten de bevoorrading verzorgen en vrouwen maakten de uniformen en tenten voor de soldaten.55 Alle mannen tussen de 18 en 25 jaar - ongehuwden of weduwnaars zonder kinderen moesten naar het front. Een vervanger sturen was niet mogelijk en de leeftijdsgrens van 25 jaar kon worden opgevoerd naar 40 jaar, mocht dit nodig zijn.56 Deze nieuwe eisen maakten het mogelijk tussen de 300.000 en 750.000 soldaten op te roepen. De amalgame werd nu ook belangrijker, omdat er zoveel nieuwe soldaten zonder ervaring werden ingezet.57 In de zomer van 1794 had het leger het grootste aantal soldaten ooit: 750.000. Op papier waren dit er 1,5 miljoen maar dat aantal werd in werkelijkheid nooit gehaald.58 50 Scott, The Response of the Royal Army to the French Revolution, 178. Bertaud, The Army of the French Revolution, 80-81. 52 Scott, The Response of the Royal Army to the French Revolution, 169. 53 Ibidem, 179. 54 Lynn,The Bayonets of the Republic,49. 55 Ibidem, 56. 56 Ibidem, 56. 57 Ibidem, 56, 59. 58 Ibidem, 60. 51 13 Terwijl de oorlog steeds voorspoediger begon te lopen, verslechterde situatie met deTerreur. De Terreur had een eigen dynamiek die niet meer te stoppen was toen deze eenmaal was begonnen.Het schrikbewind duurde voort tot de val van Robespierre op 27 juli 1794. Na zijn val begon het leger te krimpen. Hoe het leger functioneerde onder Thermidor en het Directoire wordt in de volgende hoofdstukken beschreven. Het leger tijdens het bewind van Thermidor Dit hoofdstuk beschrijft hoe het leger functioneerde tijdens het bewind van Thermidor. Ten tijde van Thermidor was het dagelijks bestuur in handen van het Comité van Publieke Veiligheid. Het Comité had wel een andere samenstelling gekregen dan tijdens de Terreur. Louis Legendre, Antoine-Christophe Merlin, Bertand Barère en Jean-Marie Collotd’ Herbois waren de nieuwe leden.59 Zij bleven een jaar aan de macht, tot ze werden afgezet door het Directoire. In de periode van Thermidor werden alle overheidsinstellingen die waren opgebouwd tijdens het Revolutionaire bewind weer afgebroken.60 Ook het leger onderging veranderingen. Vooral de omvang van het leger liep terug. De oorlogvoering verliep voorspoedig. Tegen het einde van Thermidor werd er vrede gesloten met Spanje, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Toscane en Pruisen. De enige vijanden die overbleven waren Groot-Brittannië en Oostenrijk.61 De Thermidoriens hadden niet de intentie een einde te maken aan het Revolutionaire bewind, alleen aan die elementen die de Terreur veroorzaakten. Het Comité van Publieke Veiligheid bleef verantwoordelijk voor alle diplomatieke regelingen, het militaire apparaat, de marine en de economie. Wetten interpreteren was niet langer een taak van het Comité van Publieke Veiligheid maar van de Conventie. De vertegenwoordigers op missie – de mensen die naar de legers gezonden werden om de orders van de regering uit te voeren – kregen nu meer vrijheid dan tijdens de Terreur.62 Doordat de vertegenwoordigers op missie zich bij het leger voegden, waren zij verantwoordelijk voor de organisatie van de militaire bureaucratie. Er ontstond veel onduidelijkheid omdat de vertegenwoordigers niet goed wisten wat nu precies hun taak was en in hoeverre zij moesten wachten op orders van het centrale gezag. Het Comité van Publieke Veiligheid liet weten dat de vertegenwoordigers als taak hadden om voor 59 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory,1-2. Bertaud, The Army of the French Revolution, 269. 61 Ibidem, 269. 62 H.G. Brown, War, Revolution, and the Bureaucratic State; politics and army administration in France, 1791-1799 (Oxford 1995),150-153. 60 14 orde te zorgen. De vertegenwoordigers kregen toestemming om hervormingen door te voeren wanneer zij deze nodig achten.63 Naarmate de vertegenwoordigers meer macht kregen, konden zij meer invloed uitoefenen op de bevoorrading. Maar omdat de bevoorrading de taak was van de commissie van handel en voorraad, ontstonden er conflicten tussen de commissie en de vertegenwoordigers. Uiteindelijk greep het Comité van Publieke Veiligheid in door de vertegenwoordigers te verbieden contracten af te sluiten. De vertegenwoordigers waren het daar niet mee eens; ze verwachtten dat dit een verlammend effect zou hebben op de bevoorrading van het leger. Dit was precies wat het Comité wilde: een centraal gezag zonder de Terreur en veel invloed voor één specifieke instelling.64 Het grootste probleem tijdens Thermidor was de ingewikkelde bureaucratie: de wetgevende, uitvoerende en bestuurlijke macht zaten elkaar danig in de weg.65 Het bewind tijdens Thermidor wilde veranderingen doorvoeren omdat het een nieuw economisch beleid voor ogen had. Dat ging ten koste van het leger. Het Comité van Publieke Veiligheid had tijdens de Terreur een systeem van bestellen via bureaus ingevoerd. Deze waren ook verantwoordelijk voor de bevoorrading van het leger. Dankzij het nieuwe beleid tijdens Thermidor werd de bevoorrading voortaan uitbesteed aan individuele ondernemers. Maar omdat het nieuwe systeem nog niet was geïmplementeerd en het oude nog niet was afgeschaft werd de situatie voor het leger al snel penibel .66 Het probleem met de ondernemers was dat zij met hun handel winst wilden maken, wat een regelmatige bevoorrading niet ten goede kwam. Alleen het leger in Italië wist zich goed staande te houden, omdat het veel geld en rijkdommen had vergaard tijdens de veldtochten en de ondernemers kon betalen. Ook was het systeem erg gevoelig voor corruptie. Het centrale gezag deed niets om deze problemen tegen te gaan.67 Dit kwam omdat het Comité van Publieke Veiligheid niet de middelen had om corruptie te bestrijden; tijdens de Terreur waren deze middelen er wel. Het gevolg was dat het systeem werd ondermijnd door corruptie en eigenbelang. Ten tijde van Thermidor braken in Frankrijk opstanden uit, vooral vanwege het tekort aan voedsel maar ook omdat sommige groepen de monarchie terug wilden (Witte Terreur). Om deze opstanden neer te slaan werd het leger ingezet. Zo werd in en om 63 Brown, War, Revolution, and the Bureaucratic State, 159. Ibidem, 160. 65 Ibidem, 161. 66 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory, 65. 67 Ibidem, 66. 64 15 Parijs de Nationale Garde gestationeerd. Het bewind tijdens Thermidor wilde de Nationale Garde en de politie toevoegen aan de gewone troepen. Dat plan stuitte op veel weerstand omdat dit indruiste tegen de revolutionaire traditie. De Conventie trad voornamelijk in Parijs hard op. Zij benoemde Jean-Charles Pichegru tot generaal van het leger rondom de stad. Niet alleen in Parijs kwamen de burgers in opstand; ook de bevolking in de omgeving van Parijs protesteerden omdat de boeren graan moesten leveren aan de hoofdstad terwijl ze zelf verhongerden. Hier werd de roep om het bewind van Thermidor te vervangen en om de constitutie van 1793 te handhaven steeds luider. In Parijs brak een opstand uit; maar die werd neergeslagen door bataljons uit het westen, die op bevel van de Conventie naar de hoofdstad waren gekomen. Verschillende mensen werden ter dood veroordeeld.68 Het bewind van Thermidor kon dus niet zonder de steun van het leger en de Nationale Garde regeren. Het leger moest goed in vorm en op sterkte blijven om het bewind te kunnen steunen. Tijdens het bewind van Thermidor nam het aantal soldaten af. Waar in augustus 1794 nog 750.000 soldaten onder de wapenen waren, waren dat er in augustus 1795 nog maar 484.363. Deze daling is in de geschiedschrijving toegeschreven aan het teruglopende aantal rekruten.69 Volgens Bertaud is dit onjuist; hij zegt dat er in augustus 1794 tenminste 29.210 soldaten werden gerekruteerd en in augustus 1795 30.550.70 Er moet dus een andere verklaring zijn voor de krimp van het leger. Bertaud zocht de oorzaak in het grote aantal deserteurs. Desertie was een groot probleem gedurende alle revolutionaire oorlogen. Reden voor desertie was vaak dat soldaten weinig kleding hadden, geen eten kregen en niet betaald werden.71 Het was moeilijk om effectief op te treden tegen deserteurs omdat de legerleiding bang was de loyaliteit van de soldaten te verliezen.72 Ondanks de verliezen en desertie bleef het leger functioneren. Vanaf begin 1794 was het motto van het Comité van Publieke Veiligheid: de aanval is de beste verdediging.73 Carnot was nog steeds verantwoordelijk voor de militaire activiteiten van het Franse leger. Het noordelijke leger hield zijn positie terwijl de andere legers optrokken en successen boekten. Het bewind tijdens Thermidor besteedde veel aandacht 68 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory,15-19, 23. Bertaud, The Army of the French Revolution,272. 70 Ibidem, 272. 71 Ibidem, 275. 72 A. Forrest, Conscripts and Deserters; The Army and French Society During the Revolution and Empire (New York 1989), 177. 73 Bertaud, The Army of the French Revolution,231. 69 16 aan die successen omdat het zo de aandacht naar buiten kon richten, weg van de binnenlandse problemen. Doordat de legers verschillende slagen wonnen werd de positie van de Thermidorianen versterkt.74 De invloed van het bewind van Thermidor op het leger is van belang geweest in die zin dat het de bevoorrading uitbesteedde aan ondernemers. Dit werd later door het Directoire overgenomen. Het bewind van Thermidor had nog steeds te maken met problemen in het binnen- en buitenland en zette het leger in om die problemen het hoofd te bieden. Het Directoire nam op 26 oktober 1795 het gezag over van de Thermidorianen en erfde daarmee ook alle financiële problemen en militaire campagnes. In het volgende hoofdstuk wordt geanalyseerd hoe het leger functioneerde tijdens de beginjaren van het Directoire. Het leger tijdens de eerste jaren van het Directoire Dit hoofdstuk beschrijft de rol van het leger onder het bewind van het Directoire, in de periode 1795-1797. Aan de orde komen de positie van het Directoire ten opzichte van het leger, mate waarin het leger werd ingezet om opstanden te onderdrukken, de manier waarop de conscriptie plaatsvond, de wijze waarop het leger functioneerde en de invloed van generaals. Het Directoire bestond uit vijf mannen die de dagelijkse leiding hadden over Frankrijk. Ieder van hen had zijn eigen verantwoordelijkheden. JeanFrançois Reubell was verantwoordelijk voor buitenlandse zaken en financiën, Paul Barras ging over politiezaken, Louis-Marie La Révellière-Lépeaux was verantwoordelijk voor binnenlandse zaken, Etienne-François Letourneur ging over de marine en koloniën en Lazare Carnot leidde het departement van oorlog. Alle directeuren waren ook verantwoordelijk voor een geografisch gebied binnen Frankrijk75. De vijf leden van het Directoire hadden ieder een eigen mening over de oorlogvoering. Denis Woronoff schrijft in zijn boek The Thermidorean Regime and the Directory 1794-1799 dat er twee kampen waren. Het kamp rondom Reubell wilde het Rijnland annexeren, terwijl het kamp rondom Carnot een snelle vrede wilde.76 Martyn Lyons schrijft in zijn boek France under the Directory dat er niet twee maar drie kampen ontstonden. Het kamp rondom Reubell wilde Frankrijk uitbreiden naar zijn natuurlijke grenzen, het kamp rondom La Révellière-Lépeaux wilde Europa bevrijden 74 Watson, Carnot, 107-112. Ibidem,117. 76 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory,62. 75 17 en republikeins maken en het kamp rondom Barras en Carnot had geen eenduidig beleid.77 Beide historici schrijven dat er geen consistent beleid was binnen het Directoire ten aanzien van de oorlog. Het is echter opmerkelijk dat de rol van Carnot door beide schrijvers verschillend wordt geïnterpreteerd. De biografen van Carnot, Huntley Dupre en S.J. Watson, schrijven beiden dat Carnot vrede wilde. Maar terwijl Dupre zegt dat Carnot dit al vanaf zijn aantreden in het Directoire wilde78, oordeelt Watson dat Carnot pas vrede wilde na de campagne in Beieren in 1796.79 Het lijkt erop dat Carnot ondanks zijn gebrek aan evenwichtig beleid toch meer naar vrede neigde. De tweeslachtige houding van het Directoire ten aanzien van de oorlog had ook te maken met het feit dat er in Frankrijk zelf nog steeds veel problemen waren. Bij het aantreden van het Directoire in oktober 1795 verkeerde Frankrijk in financiële chaos. Ook was er nog steeds grote instabiliteit, oproerigheid, criminele activiteit en zelfs regelrechte burgeroorlog in delen van Frankrijk.80 De eigengereidheid en oncontroleerbaarheid van departementen en lokale instituties en de omkoopbaarheid van ambtenaren vormden een groot probleem.81 Door de hoge mate van inwendige onveiligheid begon het Directoire het leger systematisch in te zetten om onrustigheden en banditisme te bedwingen.82 Zij hadden meer controle over de generaals die binnen de landsgrenzen waren gelegeerd dan over de verschillende regeringsinstituties en ambtenaren.83 Dit had mede te maken met het feit dat het Directoire vanaf het begin een zwakke regering was geweest. Het probleem voor het Directoire was dat het uitvoerende gezag niet meer zoveel vrijheid had als ten tijde van de Terreur. Carnot kreeg bovendien te maken met de vaak tegenstrijdige belangen van militaire operaties, diplomatieke betrekkingen en vredesonderhandelingen. Het leger kreeg tijdens het Directoire een uiterst belangrijke politieke functie84: het moest de interne veiligheid bevorderen, de veroverde gebieden zien te behouden en de legers van de coalitie pogen te verslaan.85 77 Lyons, France under the Directory, 191. Dupre, Lazare Carnot, 201. 79 Watson, Carnot,130. 80 Dupre, Lazare Carnot, 205. 81 Lyons, France under the Directory, 191. 82 H.G. Brown, Ending the French Revolution; violence, justice, and repression.From the terror to Napoleon (Charlottesville 2006), 128-141. 83 Brown, Ending the French Revolution, 128. 84 Dupre, Lazare Carnot, 203. 85 Watson, Carnot,118. 78 18 Met het tekenen van het verdrag van 1795 waren Nederland en Spanje zusterrepublieken van Frankrijk geworden. Pruisen had zich na vredesonderhandelingen neutraal verklaard. Het doel was nu Oostenrijk verder te verzwakken, maar Engeland werd als de grote vijand beschouwd. De Franse bevolking wilde vrede, maar was zich er ook van bewust dat het gecompenseerd moest worden voor de gebieden die Frankrijk had veroverd.86 Dus ook al verlangde de bevolking naar vrede, het Directoire bleef vechten om een gunstige vrede te kunnen sluiten. Oostenrijk wilde geen vrede sluiten, omdat het de toezegging had van Catharina de Grote dat een Russisch leger Oostenrijk zou steunen in Italië. Toen dit aanbod na haar dood door haar zoon Paul I weer werd ingetrokken, stond Oostenrijk er alleen voor. In 1796 was Frankrijk alleen nog in oorlog met Oostenrijk en Groot-Brittannië. GrootBrittannië had geen leger op het Europese vasteland87 en had al eerder aangegeven over vrede te willen onderhandelen. Op 16 oktober 1796 kwam Lord Malmesbury naar Frankrijk voor vredesoverleg met het Directoire. Na 17 november 1796 gingen ook Frankrijk en Oostenrijk onderhandelen over vrede. De onderhandelingen vonden plaats in Leobon (Oostenrijk). Ook wat betreft vrede was het Directoire verdeeld. Carnot wilde vrede omdat dit de revolutionaire erfenis zou waarborgen. Andere Directeuren waren bang voor vrede omdat de legers dan zouden terugkeren naar Frankrijk en daar voor grote problemen zouden zorgen.88 Tevens bestond angst dat vrede het gevaar van een contrarevolutie zou vergroten; een groot deel van de heersende elite had deelgenomen aan de Terreur en het bloed van Lodewijk XVI aan zijn handen. Dus in plaats van vrede te sluiten met Groot-Brittannië eiste ambassadeur Delacroix dat Engeland de Franse koloniën zou teruggeven. Op deze eis ging Engeland niet in, waarna het Directoire een expeditieleger naar Ierland stuurde in de hoop een opstand te ontketenen en zo de Britse eilanden te veroveren. Maar de expeditie mislukte door slecht weer.89 Ondanks de vredesonderhandelingen tussen Frankrijk en Oostenrijk waren er nog steeds gevechten gaande in Italië. Beide landen streefden naar een zo sterk mogelijke positie tijdens de onderhandelingen. Na de slag bij Mantua gaven de Oostenrijkers de strijd om Italië op. Uiteindelijk werd op 17 oktober 1797 de vrede van Campo Formio gesloten. Napoleon ondertekende deze eigengereid overeengekomen 86 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory, 63. Watson, Carnot,131. 88 Ibidem, 131-134. 89 Ibidem, 131-132. 87 19 vrede namens Frankrijk en hiermee was de overwinning behaald.90 De vrede zou twee jaar standhouden. Tijdens de oorlog kon Frankrijk het leger niet langer zelf onderhouden; de bezette gebieden werden verantwoordelijk voor de bevoorrading van het Franse leger. Europa werd bevrijd van tirannieke regimes, maar wel tegen een zeer hoge prijs.91 Het leger was geprofessionaliseerd en trok zich weinig aan van binnenlandse problemen. Soldaten hielden zich voornamelijk bezig met soldaat zijn, geld verdienen en carrière maken.92 Tegelijkertijd was het leger niet politiek neutraal, maar verplicht republikeins. Dat maakte de positie van het leger tweeslachtig: aan de ene kant werd het steeds onafhankelijker van de natie, aan de andere kant had het nog steeds een grote politieke, ideologische en een steeds grotere militaire rol binnen Frankrijk. Lyons beklemtoont dat het Directoire ervan werd beschuldigd een pion te zijn van het leger.93 Dit had voornamelijk te maken met de invloed van de generaals. Ondanks alle problemen lukte het nog steeds om soldaten te rekruteren, ook al nam het aantal soldaten in de loop der jaren steeds meer af. In augustus 1794 waren er 732.474 soldaten, in augustus 1795 484.363, in augustus 1796 nog 396.016 en in augustus 1797 nog maar 381.90994. Volgens Bertaud was deze afname een combinatie van het aantal gesneuvelden te velde en grootschalige desertie. Zoals eerder vermeld kan de rekrutering alleen volgens Bertaud niet het probleem zijn geweest, omdat er nog steeds een minimum van 30.550 soldaten werd gerekruteerd in de jaren 1795-1797. Het aantal nieuwe rekruten liep wel terug, want in de jaren 1796 en 1797 werden nog maar 22.800 soldaten aangenomen.95 Die daling is opmerkelijk, want Frankrijk was nog steeds in oorlog. Maar Frankrijk was niet langer in oorlog met heel Europa, alleen nog met Oostenrijk en Engeland. Dat betekende ook dat de vijandelijke legers minder groot waren dan in de jaren daarvoor. In 1794 – toen het Franse leger met 732.474 soldaten zijn grootste omvang had – had de coalitie 144.000 Oostenrijkse soldaten in het Rijnland en 160.000 soldaten van diverse landen in Vlaanderen en Luxemburg in het veld staan96, 304.000 soldaten in totaal. Het Franse leger kromp, in dezelfde tijd dat het Oostenrijkse leger in omvang 90 Dupre, Lazare Carnot, 227-228. Lyons, France under the Directory, 191. 92 Ibidem, 155. 93 Ibidem, 165. 94 Bertaud, The Army of the French Revolution, 272. 95 Ibidem, 272. 96 M. Hochedlinger, Austria’s wars of emergence 1683-1797 (Londen 2003), 412-413. 91 20 afnam. Omdat Pruisen, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en Spanje zich terugtrokken uit de oorlog werd het leger van de coalitie al kleiner. Maar ook het Oostenrijkse leger kromp in de volgende jaren. Tijdens de veldtocht van 1795 zette Oostenrijk nog 180.000 soldaten in97, tegenover een Frans leger dat 484.363 soldaten telde. In 1796 had Oostenrijk nog maar 60.000 soldaten in Italië en 140.000 soldaten in het Rijnland98 in het veld staan, in totaal 200.000 soldaten, terwijl Frankrijk er op dat moment 396.016 had. In 1797 werd de vrede van Campo Formio gesloten. De Tweede Coalitieoorlog brak uit in 1799. Uit deze cijfers is op te maken dat er na 1794 op minder grote schaal oorlog werd gevoerd. Daar zijn verschillende verklaringen voor. Zoals eerder gezegd speelde desertie een rol, maar daarnaast weigerden veel mannen om het leger in te gaan.99 De desertiecijfers stegen gestaag tussen 1794 en 1797. Terwijl in 1794 maar 4% van de soldaten deserteerde, was dit in 1797 opgelopen tot 8%.100 Dit is zeker een aannemelijke verklaring voor de sterke reductie van het Franse leger. Daarnaast waren er natuurlijk de verliezen op het slagveld. Een andere verklaring kan zijn dat het aantal manschappen in het Franse leger niet meer aangevuld hoefde te worden. De oorlogvoering verliep goed, vooral in Italië waar Napoleon grote overwinningen behaalde. Het leger in het noorden hield goed stand; er was dus geen directe aanleiding om meer manschappen daarheen te sturen. Daar kwam bij dat het Oostenrijkse leger ook kromp en het Franse leger desondanks de overhand bleef houden wat het aantal soldaten betreft. Het is goed mogelijk dat het Directoire de binnenlandse problemen niet wilde vergroten door onder dwang soldaten te rekruteren voor een oorlog die toch al goed liep. Het Directoire hield zich voornamelijk bezig met de financiële problemen in Frankrijk. De oorlog verliep zo voorspoedig omdat de legers goed georganiseerd waren. De generaals profiteerden daarvan. Een goed voorbeeld is Napoleon. Zijn leger in Italië behaalde de meeste overwinningen, waardoor er veel geld en rijkdommen naar Frankrijk konden worden gestuurd. De Franse legers niet langer van de gehele natie, waren in toenemende mate een werktuig van de zegevierende generaals. Er ontstond een nieuw esprit de corps.101 Ten tijde van het Directoire waren vijf legers actief.102 Napoleon werd benoemd door Carnot tot generaal van het leger in Italië, niet vanwege 97 Hochedlinger, wars of emergence 1683-1797, 426. Ibidem, 431-433, Blanning, The French Revolutionairy Wars, 150, 155-156. 99 Bertaud, The Army of the French Revolution 274. 100 Ibidem, 275. 101 Lyons, France under the Directory, 147. 102 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory, 64. 98 21 zijn grote ervaring, maar vanwege zijn goede connecties.103 Hij was niet de enige. Tussen politiek en het leger bestond een goede relatie. Carnot zorgde er ook voor dat de generaals steeds meer invloed kregen. Hij nodigde bijvoorbeeld Lazare Hoche en Napoleon uit om in Parijs te helpen met het plannen van nieuwe campagnes. Nadat Napoleon benoemd was tot generaal en succes begon te behalen, gingen ook andere directeuren zich met hem bemoeien.104 Er ontstond steeds meer strijd om invloed op het Directoire.105 Napoleon won die strijd uiteindelijk, omdat hij de meeste overwinningen behaalde. Maar ondanks hun machtige positie voelden de leden van het Directoire zich bedreigd door Napoleon, omdat het Italiaanse leger steeds meer zijn privéleger leek te worden. Tevens groeide zijn populariteit in Frankrijk, omdat hij de enige was die grote overwinningen behaalde.106 Ook binnen het leger was Napoleon zeer geliefd. Hij zorgde ervoor dat de soldaten op tijd en in cash werden betaald; op die manier werd desertie voorkomen. Tegelijk zorgde hij voor meer afstand tussen het leger en de natie, zodat hij promoties in het Italiaanse leger kon onttrekken aan het Directoire en dat steeds meer buitenspel kon zetten.107 Generaals hadden steeds meer invloed op het beleid van het Directoire ten aanzien van de oorlog. Toen Napoleon eiste dat er nieuwe soldaten werden gestuurd naar het leger in Italië, werden die vanuit het noordelijke leger daarnaar overgeplaatst.108 Het Franse volk wilde graag vrede en Napoleon gaf hier gehoor aan door voor te stellen om met Oostenrijk om de tafel te gaan zitten. Het Directoire moest dit wel accepteren omdat Napoleon zo populair was.109 Uiteindelijk was Napoleon de enige ondertekenaar van de vrede van Campo Formio. De Tweede Coalitieoorlog brak uit in 1799. Het volgende hoofdstuk gaat in op de militaire problemen in de jaren 17981799. De militaire problemen van 1798-1799 Dit hoofdstuk analyseert de problemen van het Directoire in de jaren 1798 en 1799, die uiteindelijk leidden tot de coup van Napoleon. Tijdens de laatste twee jaren van het Directoire kregen de militaire problemen de overhand. De vrede van Campo Formio 103 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory, 68. Watson, Carnot,119-121. 105 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory, 88. 106 Lyons, France under the Directory, 196, 200. 107 Ibidem,154-156. 108 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory, 80. 109 Lyons, France under the Directory, 192. 104 22 hield niet lang stand en toen de oorlog opnieuw uitbrak, stond Frankrijk tegenover een grote coalitie. Bovendien bracht zijn expeditie naar Egypte Napoleon niet de roem en rijkdom die hij eerder in Italië had vergaard. Na zijn terugkeer in Europa stond hij weer aan het hoofd van de Franse troepen in Italië, maar toen waren er zo veel problemen ontstaan voor het Directoire dat hij op 9 november 1799 een staatsgreep kon doen. Dat was het einde van het Directoire. Ondanks het feit dat de vrede van Campo Formio was getekend, ging Frankrijk door met het versterken van zijn positie in Europa. Zo werd Genève een Frans departement, werd de Bataafse Republiek na staatsgrepen naar Frans voorbeeld gemodelleerd en, werd de Helvetische Republiek omgevormd tot de Zwitserse Federatie.110 Ook wilde Frankrijk op zee de strijd aangaan met Groot-Brittannië, dat zich meester had gemaakt van alle Franse koloniën.111 Lyons concludeert dat het Directoire vrede predikte maar oorlog nodig had, omdat deze financiële voordelen opleverde.112 Dus werd de oorlog na 1797 voortgezet, niet tegen Oostenrijk maar wel tegen Groot-Brittannië. Napoleon leidde het leger dat opdracht had de Britse eilanden aan te vallen. Nadat hij de troepen had geïnspecteerd, concludeerde hij dat een aanval vanaf het vasteland op de Britse eilanden onmogelijk was. Hij stelde daarom voor om een aanval te doen op Egypte of Hannover. Uiteindelijk werd het Egypte, omdat volgens Napoleon daar de ‘bron van alle roem lag’.113 Volgens Lyons is het onduidelijk of Napoleon naar Egypte wilde om van het Directoire af te komen of dat het Directoire van Napoleon af wilde.114 Volgens Woronoff wilde Napoleon weg uit Frankrijk omdat hij bang was dat zijn populariteit en politieke invloed zouden afnemen. In Egypte kon hij zelf de baas zijn, omdat dat ver weg lag van Frankrijk. Het Directoire ging ervan uit dat Egypte als kolonie steeds meer verwaarloosd werd door Groot-Brittannië en daardoor gemakkelijk in te nemen zou zijn. Het Directoire was te zwak om tegenstand te bieden aan Napoleon en Charles-Maurice de Talleyrand. Tegelijkertijd kon het Directoire op die manier van de populaire Napoleon afkomen.115 Zowel Napoleon als het Directoire zag voordelen in de expeditie naar Egypte. 110 Bertaud, The Army of the French Revolution 343. Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory,144-145. 112 Lyons, France under the Directory, 204. 113 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory,146. 114 Lyons, France under the Directory, 203. 115 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory,146-147. 111 23 Op 19 mei 1798 vertrok het expeditieleger van 55.000 soldaten naar Egypte. In eerste instantie verliep de expeditie goed; Napoleon kon doorstoten van Alexandrië naar Cairo en daarna verder de woestijn in. Egypte kon worden ingenomen, maar de Engelsen vernietigden de Franse vloot bij Aboukir, blokkeerden Alexandrië en maakten bevoorrading vanuit Frankrijk onmogelijk. Zonder bevoorrading hadden de soldaten het zwaar in het Egyptische binnenland; ze hadden meer het idee dat ze gedeporteerd werden dan dat ze op expeditie waren.116 Uiteindelijk bleek de expeditie een zelfmoordmissie en stond het leger op het punt om in opstand te komen. In Europa werd intussen duidelijk dat de vrede niet lang stand zou houden. Daarom kwam er in Frankrijk een nieuwe wet tot stand om de rekrutering van soldaten op peil te houden. Generaal Jean-Baptiste Jourdan stelde de dienstplicht voor, die ook in vredestijd zou gelden, voor jongeren van 18 tot 21 jaar. In tijden van oorlog kon de leeftijd worden bijgesteld naar 18 tot en met 24 jaar. In vredestijd moest het leger een omvang hebben van 100.000 soldaten.117 De nieuwe wet moest ervoor zorgen dat de dienstplichtigen van 1793 naar huis konden en nieuwe rekruten werden opgesteld.118 Uiteindelijk bleek dat de dienstplichtigen van 1793 opnieuw nodig zouden zijn. De lichting van 1793 is nooit naar huis toegegaan. Dit kwam omdat Frankrijk door bleef gaan met het veroveren van gebieden. Begin 1798 veroverden het Zwitserland, de Pauselijke Staten en de Helvetische Republiek.119 Hier waren soldaten voor nodig, dus bleef het Franse leger in Italië intact. Het noordelijke leger bleef ook bestaan omdat er officieel wel vrede was met Pruisen, maar het Heilige Roomse Rijk was nog steeds in oorlog met Frankrijk.120 Het Franse leger kon tijdens de vrede van Campo Formio dus niet terugkeren naar huis. Dit was ook beter voor het Directoire omdat zij bang waren voor de terugkeer van soldaten op Frans grondgebied. Het Directoire wilde Lombardije als compensatie teruggeven aan Oostenrijk maar Napoleon – die de vrede gesloten had – weigerde dit te doen. Het Directoire stond machteloos tegenover een populaire generaal als Napoleon.121 Frankrijk weigerde dus om Oostenrijk te compenseren voor de verloren gebieden en dreef het daarmee in de armen van Groot-Brittannië. Een andere reden waarom de Tweede Coalitieoorlog uitbrak was dat Frankrijk ondanks de vrede doorging met het veroveren van nieuwe 116 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory, 147-148. J. Godechot, Les Institutions de la France; sous la revolution etl’empire (Parijs 1968), 499-500. 118 Ibidem, 501. 119 J. Dalmas, Histoire Militaire de la France; 2 – de 1715 à 1871 (Parijs 1992), 276. 120 Blanning, The French Revolutionairy Wars,228. 121 Bertaud, The Army of the French Revolution, 350. 117 24 gebieden. De tweede coalitie kwam tussen april en december 1798 tot stand. Deze coalitie zou bestaan uit Groot-Brittannië, Oostenrijk, Turkije, het Koninkrijk Napels en Rusland.122 Op 12 maart 1799 brak oorlog met Oostenrijk en daardoor met de gehele coalitie uit. In het voorjaar van 1797 was er een coup d’etat gepleegd door de Raad van 500; daardoor was een nieuw Directoire aan de macht gekomen. Dit was vanaf het begin zwak en miste volkssteun.123 Het tweede Directoire bestond uit Barras, Reubell en La Revéllière-Lépeaux, Douai en François de Neufchâteau. Barras, Reubell en La Revéllière-Lépeaux hadden het voor het zeggen; zij werden ook het Triumviraat genoemd binnen het Directoire.124 De coup d’etat was gepleegd omdat er veel verschillende fracties waren ontstaan binnen Frankrijk. Oppositiemachten waar het Directoire mee te maken had, waren de Jacobijnen, aanhangers van het Directoire die meer invloed probeerden te krijgen en linkse generaals.125 Ook werden mensen beschuldigd van royalisme. Carnot moest bijvoorbeeld om die reden vluchten, want sommige royalisten werden ter dood veroordeeld. Na de coup werden harde maatregelen ingesteld om de orde te handhaven: de pers werd onder controle gebracht, politieke clubs kwamen onder toezicht te staan en er werd steeds meer geweld gebruikt.126 Op 18 juni 1799 werd er een tweede coup d’etat gepleegd; daardoor veranderde de samenstelling van het Directoire. Zo trad bijvoorbeeld Emanuel Joseph Sieyès toe. Hij plande de coup van Napoleon in november 1799.127 Ook het tweede Directoire besefte dat er meer manschappen nodig waren, omdat een nieuwe oorlog snel kon uitbreken. Op 5 september 1798 werd de wet van Jourdan aangenomen. De verwachting was dat er 203.000 soldaten gerekruteerd zouden worden. Uiteindelijk bleken maar 143.000 soldaten geschikt, waarvan 97.000 daadwerkelijk naar het front vertrokken. Uiteindelijk bereikten slechts 74.000 soldaten, de helft van de lichting, het front. Daarna volgde nog een rekruteringsronde voor vrijwilligers; die leverde 57.000 extra soldaten op.128 De Vendée werd vrijgesteld van de dienstplicht omdat het zich daartegen in voorgaande jaren zo fel had verzet.129 Op 27 juni 1799 werd er een nieuwe levée en masse ingesteld, ook werd er 100 miljoen franc vrijgemaakt voor 122 Bertaud, The Army of the French Revolution, 343-344. Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory, 178-179. 124 M.J. Sydenham, The First French Republic 1792-1804 (Londen 1974), 144. 125 Brown,War, Revolution, and the Bureaucratic State,248. 126 Sydenham, The First French Republic 1792-1804, 151. 127 Bertaud, The Army of the French Revolution, 344-345. 128 Ibidem, 344. 129 Sydenham, The First French Republic 1792-1804, 187. 123 25 het leger. Al deze maatregelen maakten de regering bepaald niet geliefd. Er moesten met deze tweede levée en masse 223.000 soldaten gerekruteerd worden, maar dit werden er uiteindelijk maar 116.000.130 De problemen van het leger waren nog steeds niet opgelost. Er waren te weinig soldaten, de leiding was zwak en de bevoorrading beroerd. De rekrutering ging te langzaam en strategieën en veldtochten werden slecht uitgevoerd.131 De macht over het leger was nog steeds stevig in handen van de generaals. Het Directoire had veel moeite om invloed uit te oefenen en kreeg steeds minder te zeggen over het leger.132 Het leger werd een autonome instelling, die zich steeds verder losmaakte van de natie. Om de macht van de generaals te breken stelde het Directoire civiele commissies in die het leger moesten controleren. Ook werden er commissarissen naar de bezette gebieden gestuurd om het beleid van het Directoire door te voeren. Deze maatregelen zorgde voor veel spanningen tussen de commissarissen en het leger waardoor uiteindelijk het leger de commissarissen onderdrukte.133 Ook probeerde het Directoire meer grip te krijgen op de aanstelling van officieren. Hiermee ondermijnde zij het patronagesysteem van generaals.134 De totale omvang van het Franse leger was in 1799 434.235 soldaten, waaronder 56.000 soldaten van bondgenoten, 100.000 soldaten die de kustbeschermden en 43.000 in Egypte. In feite waren er dus maar 235.000 soldaten paraat.135 Het tweede coalitieleger was een stuk groter: 300.000 Oostenrijkse soldaten, 60.000 Russen, 40.000 Napolitanen en 30.000 Britten136, 430.000 soldaten in totaal. De tweede coalitie was dus Frankrijk in omvang de baas. Daar komt bij dat binnen Frankrijk nog steeds contrarevolutionaire opstanden gaande waren en dat daartegen ook Franse soldaten moesten worden ingezet. Het zag er dus niet al te best uit voor de Fransen. Napoleon keerde door de blokkade van de Engelsen zonder leger terug uit Egypte om de manschappen in Italië bij te staan. Oostenrijk en Rusland vielen samen Italië binnen, terwijl Groot-Brittannië en Rusland de Bataafse Republiek binnenvielen.137 Frankrijk moest wederom op verschillende fronten slag leveren. Het doel was voor alles Italië redden. Het Directoire wilde aanvallen, maar werd in de 130 Sydenham, The First French Republic 1792-1804, 200-201. Brown, War, Revolution, and the Bureaucratic State,237. 132 Bertaud, The Army of the French Revolution, 345. 133 Ibidem, 345. 134 Brown, War, Revolution, and the Bureaucratic State, 244. 135 Blanning, The French Revolutionairy Wars,231. 136 Ibidem, 232. 137 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory,164. 131 26 verdediging gedwongen; in het noorden kwam het al snel manschappen tekort om goed slag te kunnen leveren.138 Het Directoire probeerde zich keer op keer aan te passen aan de strategie van de coalitie. Zo wilde het Italië heroveren en de Middellandse Zee beheersen om Egypte te bevoorraden. Maar de problemen werden steeds groter, niet alleen door de besluiteloosheid van het Directoire, maar ook door de eigengereidheid van de generaals, die vaak niet doortastten na een gewonnen slag. Dat gaf de tegenstander de tijd zich te herstellen.139 Ook wilde het leger samenwerken met lokale revolutionairen, maar dit mocht niet van het Directoire. Maar het leger ging de samenwerking toch aan en dat werkte corruptie in de hand.140 Het Directoire was besluiteloos omdat het besefte dat het militaire overwinningen nodig had om aan de macht te blijven. Maar had over het leger weinig zeggenschap, dus ging het zelf de campagnes plannen. Ook durfde het geen maatregelen te nemen omdat dit politieke gevolgen kon hebben. Er was dus geen militaire staf die beslissingen nam, omdat het Directoire bang was voor ondermijning van hun eigen macht.141 Jarenlang was het Franse leger het grootste en sterkste leger van Europa geweest. Nu was het tweede coalitieleger oppermachtig. Na de vrede van Campo Formio was het Franse leger in verval geraakt, omdat er geen grote continentale oorlog meer gevoerd hoefde te worden. Het Directoire was niet voorbereid op een nieuwe oorlog en kampte met dezelfde problemen als in voorgaande jaren, namelijk: een vijand met een groter en sterker leger, de noodzaak om op meerdere fronten tegelijk te vechten, een verwaarloosd eigen leger met te weinig manschappen, besluiteloosheid in het Directoire en generaals die eigenmachtig opereerden. Uiteindelijk zou de campagne van 1799 mede dankzij Napoleon worden gered. Volgens Woronoff speelden drie belangrijke factoren een rol bij de redding van de campagne van 1799: onenigheid tussen de coalitiepartners, een goed plan en een perfecte uitvoering.142 Door de overwinningen die de coalitie had behaald, ontstond er onenigheid en meer aandacht voor eigen voordeel. Toen de Oostenrijkers Zwitserland hadden verlaten om hun positie in te nemen bij de Rijn en de Russen nog niet aangekomen waren in Zwitserland, konden de Fransen Zwitserland innemen en van 138 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory,164. Ibidem, 164-165. 140 Sydenham, The First French Republic 1792-1804, 189. 141 Brown, War, Revolution, and the Bureaucratic State,246. 142 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory,165. 139 27 daaruit de coalitietroepen verder aanvallen. Hierdoor werd op 18 oktober 1799 de republiek gered143, al waren de problemen voor het Directoire daarmee nog niet voorbij. Interne problemen zorgden ervoor dat de regering steeds meer onder druk kwam te staan. Zo waren de economische problemen enorm, was de dienstplicht impopulair onder de bevolking waardoor nieuwe opstanden ontstonden, en was er veel verzet het gezag van het Directoire.144 De oorlog hielp niet om die problemen op te lossen, maar maakte deze eerder groter doordat de onzekerheid om zich heen greep. Uiteindelijk pleegde Napoleon een staatsgreep en maakte daarmee een einde aan het Directoire. Dit was dus niet een coup d’etat politique, zoals de keren daarvoor, maar een coup d’etat militaire. Hoewel de generaals onderling vijanden waren, werkten ze nu samen om van het Directoire af te komen. Daarna ontdeed Napoleon zich van al zijn vijanden.145 Het Directoire ging ten onder aan zijn eigen problemen. Bovendien had het een tweeslachtige houding ten aanzien van de oorlog. Aan de ene kant wilde het Directoire vrede, maar aan de andere kant had het oorlog nodig om aan de macht te blijven, contrarevolutie te voorkomen en om de financiële problemen op te lossen. De militaire problemen waar het Directoire tegenaan liep, had het zelf gecreëerd door niet meer soldaten te rekruteren toen het vrede was en door niet in te gaan op de compensatieeisen van Oostenrijk. Het ambivalente beleid ten aanzien van de oorlog is het best samen te vatten in de woorden van Napoleon: ‘Het Directoire was overweldigd door zijn eigen zwakte; om te bestaan had het een staat van oorlog nodig waar andere regeringen een staat van vrede nodig hebben.’146 Door de oorlog was het Directoire echter overgeleverd aan de grillen van het leger en de generaals. Conclusie Bovenstaand onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat het Directoire grote invloed had op het functioneren van het leger. Gedurende de oorlog had Frankrijk te maken met meerdere tegenstanders die verschillende coalities vormden. Daardoor verliep de oorlog in eerste instantie dramatisch voor Frankrijk. Maar nadat verschillende hervormingen zoals, de levée en masse, amalgame en de demi-brigade werden ingevoerd kon Frankrijk een groot leger van 750.000 soldaten op de been brengen, waardoor het leger 143 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory, 165-167. Sydenham, The First French Republic 1792-1804, 183-186. 145 Bertaud, The Army of the French Revolution, 346, 351. 146 Woronoff, The Thermidorean regime and the Directory, 167. 144 28 steeds professioneler werd. Hierdoor ontwikkelde het verloop van de oorlog zich in het voordeel van Frankrijk. In 1795 werd de oorlogvoering kleinschaliger doordat verschillende landen – onder meer de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Spanje en Pruisen – vrede hadden gesloten met Frankrijk. De enig overgebleven vijand op het Europese continent was Oostenrijk. Het leger van Oostenrijk was altijd kleiner in omvang geweest dan dat van Frankrijk; daardoor kon Napoleon grote overwinningen boeken, voornamelijk in Italië. Uiteindelijk was het Napoleon die de vrede van Campo Formio sloot met de Oostenrijkers; deze vrede zou tot 1799 duren. De enige vijand die nu overbleef, was Groot-Brittannië dat alleen aangevallen kon worden in Egypte. Napoleon ging op expeditie naar dit land, maar keerde terug nadat de Franse vloot was vernietigd door de Britten. Op het Europese vasteland was intussen opnieuw oorlog uitgebroken, omdat het Directoire weigerde Oostenrijk te compenseren voor verloren gebieden en steeds meer vijanden maakte binnen Europa. Het tweede coalitieleger was vele malen groter dan het Franse leger, omdat het Directoire jarenlang in aanzienlijk minder soldaten had gerekruteerd. Daardoor verliep de oorlog in eerste instantie slecht. Maar het tij kon gekeerd worden door onderlinge problemen bij de coalitie. Het doel van dit onderzoek was antwoord te geven op de vraag waarom het Directoire weinig aandacht besteedde aan het leger tussen 1795 en 1799. Er zijn verschillende verklaringen te geven voor de houding van het Directoire. Ten eerste was de oorlogvoering veel kleinschaliger dan tijdens de Terreur, waardoor er minder soldaten nodig waren. Het Directoire richtte zich op binnenlandse problemen, in plaats van meer jonge mannen naar het front te sturen. Waarom zouden zij extra soldaten dwingen te vechten in een oorlog die toch al goed liep?Dat zou alleen maar leiden tot meer opstanden en de binnenlandse problemen verergeren. Dit brengt ons bij de binnenlandse problemen, want het Directoire had het leger nodig om aan de macht te blijven. Er waren verschillende opstanden in Frankrijk ontstaan, die alleen met hulp van het leger onderdrukt konden worden. De financiële situatie van Frankrijk was dramatisch. De overwinningen van Napoleon in Italië waren erg belangrijk omdat deze de schatkist aanvulden. Het regime zat echter met een dilemma, omdat zij met hun voortdurende veroveringen in vredestijd steeds meer vijanden in het binnen- en buitenland maakten. Ook de verschillende fracties die waren ontstaan binnen de regering zorgden voor veel spanningen en leidden uiteindelijk tot twee coups binnen het Directoire. 29 Doordat de tweede coalitie een overmacht aan soldaten had, kwam Frankrijk militair gezien in gevaar. Het Directoire had niet meer op grote schaal soldaten gerekruteerd, omdat dit niet nodig was geweest vanwege de overwinningen en het feit dat er vrede was gesloten. Het leger was daardoor veel kleiner geworden. Daar kwam bij dat de generaals steeds meer hun eigen plan trokken, waardoor het Directoire weinig directe invloed kon uitoefenen op het leger. Het is dus duidelijk dat het Directoire zijn eigen problemen had gecreëerd door binnenlandse problemen belangrijker te achten dan de dreiging van de oorlog. De besluiteloosheid binnen het Directoire zorgde er bovendien voordat er geen eenduidig beleid werd gevoerd; daardoor kon het leger steeds onafhankelijker worden. Dit betekent niet dat de houding van het Directoire ten opzichte van het leger ongunstig was, want tussen 1795 en 1798 was de oorlog goed verlopen voor Frankrijk. Pas in een later stadium, toen de regering werd ondermijnd door binnenlandse oppositie maar ook door generaals en het leger zelf, werden de problemen onoverkomelijk. Als conclusie mag worden gesteld dat het Directoire ten onder ging aan zijn eigen besluiteloosheid. Aan de ene kant had het Directoire het leger nodig om aan de macht te blijven, aan de andere wilde het niet teveel aandacht en macht geven aan het leger. Dit onderzoek is voornamelijk gebaseerd op secundaire Engelstalige literatuur. Voor vervolgonderzoek is het aan te raden om ook Franstalige bronnen over het leger te bestuderen. Om meer inzicht te krijgen in de denkwijze binnen het Directoire over de oorlog is het belangrijk om primaire bronnen te raadplegen. De memoires van Carnot zouden daarvoor bijvoorbeeld van grote waarde zijn. Dit onderzoek is van belang geweest omdat het zich richt op een klein en specifiek onderdeel van de oorlog. Het is nieuw omdat het aandacht besteedt aan de relatie tussen de regering en het leger. Eerder onderzoek over die relatie betrof de Terreur maar niet het Directoire. Vervolgonderzoek naar de relatie tussen het leger en het Directoire zou wenselijk zijn omdat het meer inzicht zou geven in de chaos die heerste in Frankrijk in de jaren 1795-1799. 30 Bibliografie Bertaud, J.P., The Army of the French Revolution; from citizen-soldiers to instrument of power (Princeton 1988). Blanning, T.C.W., The French Revolutionary Wars 1787-1802 (New York 1996). Brown, H.G., War, Revolution, and the Bureaucratic State; politics and army administration in France, 1791-1799 (Oxford 1995). Brown, H.G., Ending the French Revolution; violence, justice, and repression. From the terror toNapoleon (Charlottesville 2006). Dalmas, J., Histoire Militaire de la France; 2 – de 1715 à 1871 (Parijs 1992). Dupre, H., Lazare Carnot; Republican Patriot (Philadelphia 1975). Forrest, A., Conscripts and Deserters; The Army and French Society During the Revolution and Empire (New York 1989). Godechot, J., Les Institutions de la France; sous la revolution et l’empire(Parijs 1968). Hochedlinger, M., Austria’s wars of emergence 1683-1797 (Londen 2003). Lynn, J.A., The Bayonets of the Republic; Motivation and Tactics in the Army of Revolutionairy France, 1791-1794 (Oxford 1996). Lyons, M., France under the Directory (Cambridge 1975). Neely, S., A Concise History of the French Revolution (Lanham 2008). Scott, S.F., The Response of the Royal Army to the French Revolution; The Role and Development of the Line Army 1787-93 (Oxford 1978). Sydenham, M.J., The First French Republic 1792-1804 (Londen 1974). Watson, S.J., Carnot; “Magistrat Intègre, citoyenzélé, ingéneur habile.” (Londen 1954). Wilkinson, S., The French Army before Napoleon; lectures delivered before the University of Oxford in Michaelmas term, 1914 (Oxford 1915). Woronoff, D., The Thermidorean regime and the Directory 1794-1799 (Cambridge 1984). 31