Bijbelse Fundamenten Efeze De brief aan de gemeente in Efeze 2 Ligging en betekenis De stad Efeze was in de tijd van de eerste gemeenten één van de vijf belangrijkste steden, samen met onder andere Rome, Athene en Korinthe. Hij was gelegen aan de kust van west-Turkije en een belangrijk handels- en verkeersknooppunt. Het aantal inwoners was rond de 300.000. Efeze was de zetel van de Proconsul (een soort gouverneur) van de provincie Asia (zie kaartje). Geestelijk klimaat Efeze was de stad van de Griekse godin Artemis (of Diana). Zij werd gezien als de maagdelijke moedergodin, de godin van de vruchtbaarheid en van de jacht. In Efeze stond een grote tempel van Artemis, die behoorde tot de zeven wereldwonderen. De tempel had afmetingen van 130 x 80 x 20 meter, en het complex had een totale oppervlakte van 8.000 m2. Naast een religieuze functie vervulde de Artemistempel ook een rol als financieel centrum; ze fungeerde als bank. Deze tempel van Artemis is later verwoest, maar de geest er achter is blijven bestaan. De Efeziërs verlangden naar de terugkeer van Artemis, de maagdelijke moedergodin. In 431 tijdens het concilie van Efeze heeft de kerk Maria officieel de status van 'Moeder Gods' gegeven met zelf ook een goddelijke natuur. In 432 werd daarom nieuwe kerk gewijd aan de ‘moeder Gods’, daarna nam de Mariaverering een grote vlucht. Een onderdeel van de verering van Artemis was tempelprostitutie, zowel door mannen als vrouwen. Mannen uit de stad dachten dat ze door seks met een priesteres van Artemis contact hadden met de goden. Voor de tempel van Artemis was het ook een bron van inkomsten. Tegen deze achtergrond is het duidelijk waarom Paulus zo uitdrukkelijk spreekt over het huwelijk en seksuele reinheid. In Efeze speelden magie en tovenarij een belangrijke rol. Er was een levendige handel in amuletten en afgodsbeelden. Later zien we dat in Efeze mensen die tot geloof komen spontaan hun toverboeken komen verbranden. Ten slotte had Efeze een theater voor 24.000 personen. Daarin werden drama–voorstellingen en blijspelen gegeven (denk aan wat Paulus zegt over ‘vuile en lichtzinnige taal’), en er werden gladiatorengevechten gehouden. De apostel Paulus en de gemeente in Efeze De apostel Paulus heeft de stad Efeze twee maal bezocht. De eerste maal doet hij dat kort, maar laat hij er Priscilla en Aquilla achter (Handelingen 18). De tweede maal bezoekt hij Efeze voor twee jaar en drie maanden (Handelingen 19-20). Bij aankomst vindt hij er twaalf discipelen. Zij weten niets van de De brief aan de gemeente in Efeze 3 Heilige Geest en zijn alleen gedoopt in de doop van Johannes. Paulus doopt hen nogmaals in de naam van Jezus. Daarop ontvangen ze de Heilige Geest, spreken in tongen en profeteren. Paulus geeft daarna drie maanden onderwijs in de synagoge. Sommige bezoekers van de synagoge verharden zich en spreken kwaad van ‘de weg’, waarop Paulus zijn discipelen afzondert. Hierna geeft Paulus twee jaar lang dagelijks onderwijs in de school van Tyrannus. Hij doet dat tussen 11:00 en 16:00, als iedereen siësta houdt vanwege de hitte. Paulus had hiernaast gewoon zijn beroep als tentenmaker. Het onderwijs van Paulus was een soort alpha-cursus die in die twee jaar de hele provincie Asia bereikte: “…en hij zonderde de discipelen af en sprak dagelijks in de school van een zekere Tyrannus. En dit gebeurde twee jaar lang, zodat allen die in Asia woonden, het Woord van de Heere Jezus hoorden, zowel Joden als Grieken.” (Handelingen 19:9-10) Uiteindelijk komt Paulus in grote moeilijkheden door het afwijzen van de afgoderij. Een extra god er bij naast Artemis als hoofd god was geen probleem in Efeze. Maar Paulus predikt Jezus als enige Heer, en dat levert problemen op. Er komt een opstand onder leiding van Demetrius (Handelingen 19:2140), die zijn handel in Artemis beeldjes heeft zien instorten. Dit leidt tot een urenlange massa hysterie in het theater, waar 24.000 man urenlang roepen “groot is de Artemis der Efeziërs”. Paulus moet daarop Efeze verlaten en reist naar Macedonië (omstreeks 57 na Christus). Op zijn derde reis komt Paulus niet in Efeze zelf, maar ontmoet Paulus de oudsten uit Efeze op het strand bij Milete (58 NC). Paulus waarschuwt de oudsten voor valse leraars uit hun eigen midden. Hij draagt hen op aan God en bidt met hen allen. De brief aan de Efeziërs schrijft Paulus rond 62 NC, als Paulus gevangen zit in Rome, een paar jaar voor zijn dood onder keizer Nero. Tijdens Paulus tweede gevangenschap in Rome neemt Timotheüs de leiding over van de gemeente in Efeze (1 Timotheüs 1:3 ‘blijf nog te Efeze’). De apostel Johannes en Maria, de moeder van Jezus, hebben zich dan ook in Efeze gevestigd. Bijna dertig jaar later ontvangt de Apostel Johannes nog een brief voor de gemeente in Efeze, dit keer van de Here Jezus zelf (Openbaring 2). Hieruit blijkt dat de gemeente inderdaad op hun hoede is geweest voor de valse leraren. Ze hebben zich ingespannen en zijn niet moe geworden, maar ondertussen is het vuur van de eerste liefde verdwenen. 2 Ik ken uw werken, uw inspanning en uw volharding, en weet dat u slechte mensen niet kunt verdragen, en dat u hen op de proef hebt gesteld die van zichzelf zeggen dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat u hebt ontdekt dat zij leugenaars zijn. 3 En u hebt moeilijkheden verdragen, en volharding getoond. Om Mijn Naam hebt u zich ingespannen en u bent niet moe geworden. 4 Maar Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten. 5 Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert. (Openbaring 2) Structuur van de brief De brief aan de Efeziërs verschilt van alle andere brieven die Paulus geschreven heeft omdat Paulus nergens verwijst naar specifieke misstanden in de gemeente, of ingaat op vragen die binnen de gemeente leefden. De brief aan de Efeziers is vooral een bemoedigende brief waarin Paulus de rijkdom van de gemeente beschrijft. Hij daagt de gelovigen uit om als het lichaam van Christus op aarde te leven. Paulus groet aan het einde van de brief ook geen specifieke personen, terwijl Paulus na twee jaar in Efeze gewoond te hebben daar velen gekend heeft. Het is een algemene brief, met de een zeer systematische uitleg van het geloof in Christus. Rijkdom, genade, heerlijkheid en volheid zijn De brief aan de gemeente in Efeze 4 sleutelwoorden in deze brief. Maar vooral ook de woorden “in Christus”. Hij is de bron van ALLE geestelijke zegeningen. De structuur van de brief is in de onderstaande figuur weergegeven. Er zijn drie hoofddelen: onze positie in Christus, ons leven in de wereld en onze houding tegenover de vijand. Hoofdstuk Onze positie in Christus Ons leven in de wereld Onze houding tegenover de vijand • • • • • De geestelijke zegen van Gods kinderen Gebed om openbaring in het kennen van Hem Uit genade zijn wij zalig geworden Eerst veraf, nu dichtbij; eenheid van Joden en heidenen Het mysterie van de gemeente 1 : 1-14 1 : 15-23 2 : 1-10 2 : 11-22 3 : 1-21 • Het leven in de gemeente: o Nederigheid, liefde en eenheid in de gemeente o Groei naar volwassenheid in de gemeente • Het principe van de oude mens en de nieuwe mens o Eerlijkheid en integriteit o Vriendelijkheid en vergevingsgezindheid o Reinheid en puurheid o Nauwgezet wandelen en de tijd uitbuiten o Lofprijzing en dankzegging o Gehoorzaamheid en verantwoordelijkheid 4 : 1-10 4 : 11-16 4 : 17-24 4 : 25-28 4 : 29-32 5 : 1-9 5 : 10-18 5 : 19-20 5 : 21 – 6 : 9 • De geestelijke wapenrusting • Zegenbede 6 : 10-20 6 : 21-24 Geestelijke principes: Zitten, Wandelen, Standhouden De Chinese prediker Watchman Nee heeft die drie delen van de brief aan de Efeziërs samengevat in drie geestelijke principes: Onze positie in Christus Zitten Efeze 1:1 – 3:31 Ons leven in de wereld Wandelen Efeze 4:1 – 6:0 Onze houding tegenover de vijand Standhouden Efeze 6:10 – 6:24 Het geestelijke principe van ‘zitten’ houdt in dat christen zijn niet begint met ‘doen’ maar met ‘gedaan’. Christus heeft aan het kruis de volledige prijs betaald, onze redding is 100% genade. Wie tot Jezus komt hoeft dat niet vooraf te verdienen, maar mag rusten in het volbrachte werk van Christus. God de Vader heeft ons ‘in Christus’ alle geestelijke zegeningen gegeven. “Maar God … heeft ons … met Christus levend gemaakt … en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus”. (Efeze 2:4-6) Het geestelijke principe van ‘wandelen’ houdt in dat onze positie in Christus gevolgen moet hebben voor onze wandel in deze wereld. Niet om onze redding te verdienen, maar als logisch gevolg van die redding. “Want u was voorheen duisternis, maar nu bent u licht in de Heere; wandel als kinderen van het licht”. (Efeze 5:8) Het geestelijke principe van ‘standhouden’ houdt in dat we de positie waarin we door Christus geplaatst zijn niet opgeven bij aanvallen van de vijand. “Bekleed u met de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen van de duivel” (Efeze 6:11) De brief aan de gemeente in Efeze 5 Alle drie elementen (zitten, wandelen, standhouden) zijn belangrijk en kunnen niet gemist worden. Je kunt niet zeggen ‘ik ben gered’ en daar niet de consequenties uit trekken voor je levenswandel. Omgekeerd heeft het geen zin om goed te leven als je niet gered bent. Je zult ook nooit kunnen standhouden als je wandelt in de duisternis. Maar er zit wel een volgorde in. Het begint met onze positie in Christus, uit pure genade. Vandaaruit kunnen we het nieuwe leven beginnen, en als we dat doen dan kunnen we ook standhouden. Efeze 1:1-14 - Geestelijke zegen van Gods kinderen 3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus, 4 omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde. 5 Hij heeft ons voorbestemd om als Zijn kinderen aangenomen te worden, door Jezus Christus, in Zichzelf, overeenkomstig het welbehagen van Zijn wil, 6 tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde. 7 In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van Zijn genade, 8 die Hij ons overvloedig geschonken heeft, in alle wijsheid en bedachtzaamheid, 9 toen Hij ons, overeenkomstig Zijn welbehagen, dat Hij in Zichzelf voorgenomen had, het geheimenis van Zijn wil bekendmaakte, 10 om in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is. 11 In Hem zijn wij ook een erfdeel geworden, wij, die daartoe voorbestemd waren, naar het voornemen van Hem Die alle dingen werkt overeenkomstig de raad van Zijn wil, 12 opdat wij tot lof van Zijn heerlijkheid zouden zijn, wij, die al eerder onze hoop op Christus gevestigd hadden. 13 In Hem bent ook u, nadat u het Woord van de waarheid, namelijk het Evangelie van uw zaligheid, gehoord hebt; in Hem bent u ook, toen u tot geloof kwam, verzegeld met de Heilige Geest van de belofte, 14 Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verlossing die ons ten deel viel, tot lof van Zijn heerlijkheid. (Efeze 1) Dit is een gedeelte vol rijkdom, waarin ook een weldoordachte structuur zit. Allereerst kunnen we drie achtereenvolgende delen onderscheiden die betrekking hebben op het werk van God de Vader (vers 4-6), God de Zoon (vers 7-12) en God de Heilige Geest (vers 13-14). Ieder deel eindigt met het doel waarvoor God ons die geestelijke rijkdommen gegeven heeft: “tot lof van Zijn heerlijkheid”. Een ander terugkerend element dat we in dit gedeelte, en eigenlijk in de hele brief, terugvinden zijn de woorden ‘in Hem’. Met deze woorden drukt Paulus het belangrijkste principe van het Christen zijn uit. Wij ontvangen de geestelijke zegening niet door goed ons best te doen, of door iets te presteren, maar juist door te stoppen met zelf te ploeteren en ons leven volledig in handen van Christus te geven. God wil ons alles geven, maar wij kunnen het pas ontvangen wanneer wij rusten in het volbrachte werk van Christus. Samengevat kunnen we de geestelijke zegeningen als volgt weergeven. We zijn: Uitverkoren door God de Vader Verlost door God de Zoon Verzegeld door God de Heilige Geest De brief aan de gemeente in Efeze 6 Uitverkoren door de Vader Het begrip 'uitverkoren' heeft in de kerkgeschiedenis, en ook nog vandaag de dag, tot veel misverstanden geleid. De leer van de uitverkiezing is ook één van de moeilijkste stukken van de Bijbel. Dat komt omdat het lijkt alsof er teksten in de Bijbel staan die elkaar tegenspreken. Aan de ene kant maakt de Bijbel heel duidelijk dat God degene is die het initiatief moet nemen voor de redding van de mens, bijvoorbeeld in: Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekt; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. (Johannes 6: 44) En er geloofden er zovelen als er bestemd waren voor het eeuwige leven. (Hand. 13:48) Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders. En hen die Hij er van tevoren toe bestemd heeft, die heeft Hij ook geroepen, en hen die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd, en hen die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt. (Romeinen 8:29-30) Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Volstrekt niet! Want Hij zegt tegen Mozes: Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij ontferm en zal barmhartig zijn voor wie Ik barmhartig ben. Zo hangt het dan niet af van hem die wil, ook niet van hem die hardloopt, maar van God Die Zich ontfermt. (…) Dus Hij ontfermt Zich over wie Hij wil, en Hij verhardt wie Hij wil. (Romeinen 9:14-18) Hij heeft ons zalig gemaakt en geroepen met een heilige roeping, niet overeenkomstig onze werken, maar overeenkomstig Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus vóór de tijden der eeuwen. (2 Timotheüs 1:9) Daarom, mijn geliefden (…) werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven, want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen. (Filippenzen 2:12-13) Daar tegenover lezen we in de Bijbel steeds weer de oproep om je te bekeren tot God. Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. (Mattheus 4:17) Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven. (Matth. 11: 28) Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. (Handelingen 2:38) Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen. (2 Corinthiërs 5: 20) Wie werkelijk bijbelgetrouw wil zijn laat beide aspecten naast elkaar staan. Ontsporingen ontstaan altijd wanneer één van deze twee aspecten benadrukt wordt en de andere wordt 'vergeten'. De twee valkuilen waarin we dan kunnen vallen zijn de volgende: Valkuil 1: voor iedereen ligt bij zijn geboorte al vast of hij is uitverkoren (en dus gered wordt) of niet. Wat je verder ook doet, je kunt daar niets meer aan veranderen. Valkuil 2: de mens heeft een volledig vrije wil, afhankelijk van zijn keuze voor of tegen God wordt hij al of niet behouden. God heeft daar geen rol in. De brief aan de gemeente in Efeze 7 Beide opvattingen zijn NIET Bijbels. De Bijbelse lijn is om beide aspecten van de verkiezing naast elkaar te laten staan, en niet tegen elkaar uit te spelen. Een beeld dat het makkelijker kan maken voor ons om te begrijpen is gegeven door Maarten Luther, die zei: het geloof is een poort waarop aan de buitenkant staat “komt allen tot Mij” en waarop aan de binnenkant staat “uitverkoren van voor de grondlegging der wereld”. God heeft ons iets van de uitverkiezing laten zien, niet om ons fatalistisch te maken, maar om ons te laten beseffen hoe groot Hij is. Verlost door de Zoon De verlossing die wij in Christus hebben is een volledige juridische vrijspraak van een schuld die ons tot een slaaf van de satan maakte. De verlossing is eigenlijk een ‘vrijkoping’ waarvoor het bloed van Christus de prijs was die betaald werd. De diepte van die verlossing wordt duidelijk in bijvoorbeeld Colossenzen 2: 13-14 waarin het beeld gebruikt wordt van een bewijsstuk, dat onze schuld door onze overtredingen beschrijft. Normaal gesproken werd bij aflossing van een schuld iets als ‘voldaan’ over het document gezet. Op die manier blijft zichtbaar dat de schuld er ooit geweest is. Paulus schrijft in Colossenzen echter dat Christus aan het kruis het bewijsstuk dat tegen ons getuigde uitgewist heeft. Voor God bestaat het niet meer. Het is een volkomen verlossing. Een andere geestelijke zegen die wij ontvangen hebben is de openbaring van een ‘geheimenis’ (vers 9). Met dit woord (‘mysterie’), beschrijft Paulus iets wat tot op dat moment nog niet eerder bekend was, maar dat nu bekend gemaakt is. Gods plan is om de volledige schepping, die na de zondeval vervallen is tot gebrokenheid en chaos, opnieuw tot volledige harmonie te brengen door alles onder het gezag van Christus te stellen. God openbaart ons dit geheimenis tot onze troost: de hele geschiedenis loopt uit op de absolute heerschappij van Christus! In één van de vorige verzen lazen we dat we in Christus volledige kwijtschelding van onze schuld hebben. Maar het gaat nog verder: God verlost ons niet alleen van onze schuld, Hij geeft ons nog een erfdeel voor die schuld in de plaats (vers 11 en 14). Daar waar we eerst een enorme schuld hadden, zijn we niet alleen van die schuld verlost, maar hebben we nu zelfs een enorme rijkdom ontvangen. Wat moeten we ons nu voorstellen bij dat ‘erfdeel’? Een erfdeel is iets dat we nog moeten ontvangen, maar dat al voor ons klaarligt en voor ons bestemd is. Het erfdeel dat God voor ons heeft klaarliggen omvat niet alleen eeuwig leven, een nieuw verheerlijkt lichaam en een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Het gaat nog veel verder. Wij zijn “mede-erfgenamen van Christus” (Rom 8:17). Alles wat van Hem is, is ook van ons. In Johannes 17:22 zegt Jezus zelf “En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, zoals Wij Eén zijn”. De rijkdom daarvan is niet te beseffen. Verzegeld door de Heilige Geest Ten slotte mogen we als christen de zekerheid hebben dat we ‘verzegeld zijn’ met de Heilige Geest. Dat betekent dat God Zijn zegel (stempel) op ons gezet heeft. Een zegel is een eigendomskenmerk, een waarmerk van de betrouwbaarheid van iets en een middel om bederf tegen te gaan. De Bijbel zegt duidelijk dat we de Heilige Geest ontvangen als we tot geloof komen. Tot geloof komen èn de Heilige Geest ontvangen is dus èèn en dezelfde stap. Daarom zegt Paulus in Romeinen 8:9 ook “als iemand de Geest van Christus niet heeft, die is niet van Hem”. De Heilige Geest zorgt er voor dat wij in ons hart De brief aan de gemeente in Efeze 8 volkomen zekerheid krijgen van de betrouwbaarheid van het Evangelie en van Gods beloften. De Heilige Geest die in ons werkt is als het ware een ‘voorschot’ op de erfenis die ons nog wacht, met de zekerheid dat de rest ook zal volgen. Efeze 1:15-22 – Gebed om openbaring in het kennen van Hem De geestelijke rijkdom die wij in Christus hebben gekregen is zo groot dat we de omvang daarvan uit onszelf niet kunnen zien. Paulus bidt daarom ook om een Geest van wijsheid en openbaring waardoor dat we die zegeningen meer en meer zullen gaan beseffen. Dit betekent niet dat het allemaal buiten ons om gaat. Er ligt ook een grote verantwoordelijkheid bij elke gelovige om zelf en/of met anderen de Schrift te onderzoeken. Het lijkt wel alsof Paulus geen woorden kan vinden om te beschrijven hoe groot de rijkdom is die God voor Zijn kinderen heeft weggelegd (de “rijkdom van de heerlijkheid”, de “allesovertreffende grootheid van Zijn kracht”). Paulus eindigt met Christus in het middelpunt. Aan Hem is alles onderworpen, en Hij is gegeven als hoofd van de gemeente. Hij is onze grootste rijkdom! 15 Daarom, omdat ook ik gehoord heb van het geloof in de Heere Jezus onder u, en van de liefde voor alle heiligen, 16 houd ik niet op voor u te danken, als ik in mijn gebeden aan u denk, 17 opdat de God van onze Heere Jezus Christus, de Vader van de heerlijkheid, u de Geest van wijsheid en van openbaring geeft in het kennen van Hem, 18 namelijk verlichte ogen van uw verstand, om te weten wat de hoop van Zijn roeping is, en wat de rijkdom is van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen, 19 en wat de alles overtreffende grootheid van Zijn kracht is aan ons die geloven, overeenkomstig de werking van de sterkte van Zijn macht, 20 die Hij gewerkt heeft in Christus, toen Hij Hem uit de doden opwekte en aan Zijn rechterhand zette in de hemelse gewesten, 21 ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de komende. 22 En Hij heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen en heeft Hem als hoofd over alle dingen gegeven aan de gemeente, 23 die Zijn lichaam is en de vervulling van Hem Die alles in allen vervult. De brief aan de gemeente in Efeze 9 Efeze 2:1-10 - Uit genade zijn wij zalig geworden 1 Ook u heeft Hij met Hem levend gemaakt, u die dood was door de overtredingen en de zonden, 2 waarin u voorheen gewandeld hebt, overeenkomstig het tijdperk van deze wereld, overeenkomstig de wil van de aanvoerder van de macht in de lucht, van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid, 3 onder wie ook wij allen voorheen verkeerden, in de begeerten van ons vlees, door de wil van het vlees en de gedachten te doen; en wij waren van nature kinderen des toorns, evenals de anderen. 4 Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, 5 ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt – uit genade bent u zalig geworden – 6 en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus, 7 opdat Hij in de komende eeuwen de allesovertreffende rijkdom van Zijn genade zou bewijzen, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus. 8 Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; 9 niet uit werken, opdat niemand zou roemen. 10 Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen. Na de rijkdom beschreven te hebben die God aan Zijn kinderen geeft, maakt Paulus een draai van 180 graden en richt zijn aandacht op de gelovigen van Efeze. Hij beschrijft hoe ze er aan toe waren voordat ze Christus leerden kennen. Het is een ontluisterend beeld, waarin Paulus ons er op wijst dat wij van nature: geestelijk dood zijn, van God afgesneden (vers 1) in bewuste rebellie tegen God verkeren (vers 2) de toorn van God hebben verdiend (vers 3) De woorden die Paulus gebruikt, ‘dood’, geven aan dat wij van nature totaal verloren zijn. Anders gezegd: dood vanuit Gods oogpunt gezien. Er is immers geen relatie meer tussen God en de mens vanwege de zonde. Wie wel eens bij een dode gestaan heeft beseft op zo’n moment hoe absoluut de dood is. Erger dan ‘dood’ had onze situatie niet kunnen zijn. In vers 2 wijst Paulus op de consequenties die dat had voor ons leven in de wereld. Paulus wijst erop dat de mens van nature niet vrij is, maar gebonden is om te wandelen volgens de regels van de wereld waarin we leven en volgens de influisteringen van de satan. Van nature zijn we eigenlijk ‘gedwongen meelopers’. Ieder mens heeft maar twee mogelijkheden: ofwel onder de beheersing van de wereldgeesten, ofwel onder de controle van de Heilige Geest. Er is geen mogelijkheid van neutraliteit. De volledig ‘vrije wil’ is een illusie! Ook in dezelfde tekst wijst Paulus op de drie vijanden van de mens: de wereld, die wordt geregeerd door anti-goddelijke principes (vers 2) de satan, de aanvoerder van de macht in de lucht (vers 2) het vlees, de menselijke natuur met zijn verkeerde begeerten (vers 3) Een kind van God mag weten dat Christus deze vijanden aan het kruis heeft overwonnen. Toch blijven die oude vijanden van ons, ook na onze bekering, op de loer liggen. We moeten altijd waakzaam blijven! Alleen ‘in Hem’, geleid door Zijn Geest en door Zijn Woord, is er overwinning en kunnen we standhouden. De kern van het evangelie is samengevat in de eerste twee woorden van vers 4 ‘Maar God, …’. Paulus laat geen twijfel over onze totale verlorenheid en onze onmacht om daar zelf iets aan te veranderen. Hoewel wij het zelf hebben verprutst, laat God het er niet bij zitten. Hij heeft aan het kruis zelf de straf gedragen die voor ons was bestemd. We moeten niet te snel over deze tekst heen lezen alsof het De brief aan de gemeente in Efeze 10 een vanzelfsprekendheid is. Ons geloof krijgt diepte door de blijvende verwondering over Gods daad van redding. Het woord ‘met Hem’ in vers 1 drukt hetzelfde principe uit als de woorden ‘in Hem’ uit hoofdstuk 1. Christus is voor ons gestorven, opgestaan uit de dood en gezet in de hemelse gewesten. Iedereen die volledig zijn vertrouwen op Hem stelt is ‘in Hem’ en daardoor is wat met Christus is gebeurd ook met hem of haar gebeurd. Wij mogen delen in Zijn opstanding en met Hem een plaats in de hemel hebben. Wij hebben als het ware een ‘hemels paspoort’ gekregen. Paulus zegt in Filippenzen 3:20 ook: “Wij zijn burgers van een rijk in de hemelen”. Niet ‘wij worden burgers’, maar ‘wij zijn burgers’. Het is op dit moment al realiteit. Paulus wil niets liever dan dat de gemeente meer en meer uit dat besef gaat leven. Ten slotte gaat Paulus nog in op een gevolg van onze redding: ‘goede werken’. Het begrip ‘goede werken’ komt in deze tekst twee maal voor. De eerste keer dat het genoemd wordt (vers 9) maakt Paulus duidelijk dat goede werken nooit mee kunnen helpen aan ons behoud. Direct daarna volgt echter dat goede werken wel de bestemming zijn van de mens, het doel waarvoor hij geschapen is (vers 10). Maar: goede werken hoeven niet door eigen inspanning verkregen te worden. Door het verlossingswerk van Christus zijn onze goede werken al door Hem ‘tevoren bereid’. Goede werken zijn werken die wij doen of juist niet doen als gevolg van ons geloof in de Here Jezus. Je zou ook kunnen zeggen: “het is de vrucht die de boom van ons geloof voortbrengt”. Efeze 2:11 – 3:21 – Eens veraf, nu dichtbij… 11 Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand gebeurt, 12 dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld. 13 Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. 14 Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken, 19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, 20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, 21 en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere; 22 op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest. In de gemeente van Efeze waren zowel gelovigen uit de Joden als uit de heidenen, en dat gaf spanningen. Paulus gaat daarop in en beschrijft eerst de situatie van de heidenen voordat ze deel van de gemeente werden: zonder Christus, zonder het verbond, zonder hoop en zonder God (2:11-12). Daartegenover schetst Paulus de situatie van de heidenen na het offer van Christus. In plaats van veraf zijn ze dichtbij gekomen. In plaats van vreemdelingen zijn ze medeburgers, in plaats van bijwoners zijn ze huisgenoten van God (2:19). De brief aan de gemeente in Efeze 11 In hoofdstuk 3 gaat Paulus daar verder op door. De redding van de heidenen maakt deel uit van Gods eeuwige plan, maar was tot na Pinksteren onbekend. Daarom noemt Paulus het een ‘geheimenis’ (3:3-6) Voor ons is dat twee eeuwen later moeilijk voor te stellen, maar in die tijd was het een absolute verrassing! We lezen daar ook over in Handelingen 15, waar in Jeruzalem een speciale vergadering van apostelen en oudsten wordt belegd om over deze dingen te spreken. We zien het ook wanneer God Petrus naar de heiden Cornelius wil sturen, en God eerst een engel naar Petrus stuurt die hem een droom geeft waarin het hem duidelijk wordt dat hij dit inderdaad mag doen. Tot op dat moment was het voor Petrus ondenkbaar dat hij dat gedaan zou hebben. Nadat Paulus uitgelegd heeft hoe God uit Joden en heidenen die tot geloof in de Here Jezus gekomen zijn een bruid voor zijn Zoon, Jezus Christus, wil vormen laat hij iets zien van Gods bedoeling met de gemeente. De gemeente is er niet alleen voor onszelf, maar speelt een heel belangrijke rol in de uitvoering van Gods plan. God heeft ervoor gekozen om Zijn veelkleurige wijsheid bekend te maken in de hemelse gewesten door middel van de gemeente hier op de aarde (3:10-11). Na het belang van de gemeente te hebben beschreven dankt Paulus God voor Zijn geweldige grootheid en liefde. Hij eindigt het gedeelte met een bemoedigende lofprijzing aan God. Hem nu Die bij machte is te doen ver boven alles wat wij bidden of denken, overeenkomstig de kracht die in ons werkzaam is, Hem zij de heerlijkheid in de gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot in alle eeuwigheid. Amen. Efeze 4:1- 6:9 – De nieuwe levenswandel In het tweede gedeelte van de Efeziërs brief beschrijft Paulus het nieuwe leven dat het gevolg moet zijn van onze positie in Christus. Ook dat bestaat uit twee onderdelen. Het eerste daarvan heeft betrekking op het leven van de gemeente als geheel, en het tweede gaat over de oude mens en de nieuwe mens, en de kenmerken daarvan. Nederigheid, zachtmoedigheid, liefde en eenheid in de gemeente (Efeze 4:1-10) 1 Zo roep ik, de gevangene in de Heere, u op tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is, 2 in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen, 3 en u te beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede: 4 één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping, 5 één Heere, één geloof, één doop, 6 één God en Vader van allen, Die boven allen en door allen en in u allen is. (Efeze 4) Paulus schreef deze brief toen hij in de gevangenis zat. Maar Paulus noemt zichzelf geen gevangene van de keizer of een gevangene te Rome maar een “gevangene in de Heere”. Paulus wil hier wellicht mee zeggen dat een waardige wandel als Christen veel kan kosten. Hij vraagt niet iets waarvan hij zelf ook niet bereid was het te geven. Hij zat immers gevangen omdat hij het evangelie verkondigd had. De brief aan de gemeente in Efeze 12 Toch wist Paulus zich niet in de handen van een machtige keizer maar in de handen van God. Het dagelijkse leven van een Christen moet in overeenstemming zijn met zijn hoge positie als kind van God en als mede erfgenaam van Christus. In het vorige hoofdstuk sprak Paulus over het mysterie van de gemeente, en hij trekt dat nu door naar de consequenties daarvan voor hoe we in de gemeente met elkaar moeten omgaan: nederigheid, zachtmoedigheid, geduld, liefde en eenheid. Het zijn allemaal vruchten van de Geest. Het is opvallend dat de beschrijving van onze nieuwe levenswandel begint met de eenheid in de gemeente. Voor Paulus staat dat blijkbaar bovenaan de lijst. Waarom is die geest van nederigheid, zachtmoedigheid en eenheid in de gemeente nu zo belangrijk? Omdat God zelf één is: "Opdat zij één zullen zijn zoals Wij" (Johannes 17:11) Omdat het een getuigenis is voor de wereld: "Opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt.” (Johannes 17:21) Omdat de gemeente zonder eenheid niet functioneert: "Maar als u elkaar bijt en verslindt, pas dan op dat u niet door elkaar verteerd wordt." (Galaten 5:15) Groei naar volwassenheid in de gemeente (Efeze 4:11-16) 11 En Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten, weer anderen als evangelisten en nog weer anderen als herders en leraars, 12 om de heiligen toe te rusten tot het werk van dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, 13 totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de maat van de grootte van de volheid van Christus, 14 opdat wij geen jonge kinderen meer zouden zijn, heen en weer geslingerd door de golven en meegesleurd door elke wind van leer, door het bedrog van de mensen om op listige wijze tot dwaling te verleiden, 15 maar dat wij, door ons in liefde aan de waarheid te houden, in alles toe zouden groeien naar Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus. (Efeze 4) Als de gemeente zich houdt aan het vorige stukje (zachtmoedigheid, eenheid), dan kan ze functioneren zoals God het bedoeld heeft. Eén onderdeel daarvan is dat de gemeente de plaats is waar gelovigen groeien naar geestelijke volwassenheid. Christus weet dat die nieuwe levenswandel geleerd moet worden. Daarom geeft Hij aan de gemeente de vijfvoudige bediening, tot opbouw van allen: apostel iemand die door Christus gezonden is met een opdracht profeet iemand die Gods woorden spreekt door de directe inspiratie van de Geest evangelist iemand die het goede nieuws brengt herder iemand die de kudde van God leidt, voedt, en beschermt leraar iemand die de gemeente onderwijst uit het Woord Paulus zet de ‘volwassen man’ hier tegenover het ‘jonge kind’. Beiden zijn gered door Christus, maar er is een verschil in geestelijke volwassenheid. Een kenmerk van geestelijke onvolwassenheid is dat je heen en weer geslingerd wordt: in twijfel nu eens hierheen, dan daarheen gaan, en vatbaar voor dwaalleer en misleiding. Geestelijke volwassenheid houdt stabiliteit in. In de gemeente kunnen wij groeien naar geestelijke volwassenheid. De brief aan de gemeente in Efeze 13 Het principe van de oude mens en de nieuwe mens (Efeze 4:17-24) 22 namelijk dat u, wat betreft de vroegere levenswandel, de oude mens aflegt, die te gronde gaat door de misleidende begeerten, 23 en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken, 24 en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid. (Efeze 4) Paulus stelt de ‘nieuwe mens’ tegenover de ‘oude mens’. Het woord voor ‘oude’ betekent hier ‘niet meer nieuw’, ‘gebruikt’, ‘te versleten om te dragen’. Niet meer passend bij “een nieuwe schepping”. Voor het afleggen van de oude mens wordt een vergelijking gemaakt met het uittrekken van oude vieze kleren. Niet alleen is die ‘oude mens’ versleten, Paulus waarschuwt ook dat hij ‘te gronde gaat’. De oude manier van leven loopt uiteindelijk uit op vernietiging en de dood. Daarom is het zo belangrijk om er radicaal afstand van te doen. Tegenover die oude mens stelt Paulus de nieuwe mens. Het woord ‘nieuwe’ in ‘nieuwe mens’ geeft iets van het karakter van dat leven weer: ‘nieuw’, ‘fris’, ‘ongebruikt’, ‘ongedragen’, ‘van een nieuwe vorm’. Dat nieuwe leven is ook ‘overeenkomstig het beeld van God’: door Christus krijgen we weer terug wat we door de zonde kwijt waren geraakt! Die nieuwe levenswandel vraagt een bewuste keuze en concrete actie: radicaal wegdoen van al het oude en het verkeerde en aandoen van een compleet nieuwe manier van leven. Maar centraal staat nog een derde punt: vernieuwing van je denken. Al ons gedrag begint immers in ons denken. Het heeft geen zin om ons gedrag aan de buitenkant op te poetsen. God heeft een veel radicalere oplossing: Hij wil, door de Heilige Geest, ons denken en onze gedachten vernieuwen. Deze drie punten kun je niet van elkaar losmaken. De vernieuwing van je denken ontvang je niet als je niet bereid bent radicaal te breken met verkeerde dingen. En het aantrekken van de nieuwe mens lukt ook niet goed als je de oude nog niet afgelegd hebt. Eerlijkheid en integriteit (Efeze 4:25-28) 25 Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid, ieder tegen zijn naaste; wij zijn immers leden van elkaar. 26 Word boos, maar zondig niet; laat de zon niet ondergaan over uw boosheid, 27 en geef de duivel geen plaats. 28 Wie gestolen heeft, moet niet meer stelen, maar zich liever inspannen om met de handen goed werk te doen, om iets te kunnen delen met wie gebrek heeft. (Efeze 4) Nu komt Paulus met concrete beschrijvingen van wat behoort tot de oude mens en moet worden afgelegd, en wat behoort tot de nieuwe mens en moet worden aangedaan. Ook dat kun je weer groeperen. Het eerste groepje heeft betrekking op eerlijkheid en integriteit (tegenover leugen en diefstal). Christenen kennen de waarheid (Christus) en worden uitgedaagd om die waarheid ook te zoeken en te spreken. Tegenover de leugen stelt Paulus de objectieve, feitelijke waarheid. De laatste woorden De brief aan de gemeente in Efeze 14 van vers 25 geven aan waarom het zo belangrijk is: ‘wij zijn immers leden van elkaar’, als broeders en zusters hebben wij een verantwoordelijkheid voor elkaar. Paulus erkent dat ook christenen soms boos worden, maar geeft daar praktische richtlijnen voor: het moet dezelfde dag nog worden opgelost. Boos worden kan gebeuren, maar door boos te blijven, geven we de duivel ruimte en toestemming om in ons leven te werken. We zetten als het ware de deur voor hem open. Daarom wordt het niet boos blijven gekoppeld aan het geen plaats geven aan de duivel. Diefstal past niet bij het nieuwe leven, en mag bij christenen niet voorkomen. Maar: niet meer stelen is op zichzelf niet voldoende. Paulus zet tegenover het stelen het zich inspannen voor een ander. De vorm van inspanning die Paulus gebruikt betekent: ‘uitputtend werken’, ‘tot uitputting toe werken’. Het doel is niet alleen om zelf genoeg te hebben, maar ook om bij te dragen aan degenen die tekort hebben. Vriendelijkheid en vergevingsgezindheid (Efeze 4:29-32) 29 Laat er geen vuile taal uit uw mond komen, maar wel iets goeds, dat nuttig is tot opbouw, opdat het genade geeft aan hen die het horen. 30 En bedroef de Heilige Geest van God niet, door Wie u verzegeld bent tot de dag van de verlossing. 31 Laat alle bitterheid, woede, toorn, geschreeuw en laster van u weggenomen worden, met alle slechtheid, 32 maar wees ten opzichte van elkaar vriendelijk en barmhartig, en vergeef elkaar, zoals ook God in Christus u vergeven heeft. (Efeze 4) Daarna komt Paulus op het gebied van ons spreken: vriendelijkheid, barmhartigheid en vergevingsgezindheid. Dit zet hij tegenover alles wat bij de oude mens hoort: vuile taal, bitterheid, woede, toorn, geschreeuw en laster. Het is het aandoen van de gezindheid die ook in onze Heer Jezus is. Hier kunnen we geen compromissen sluiten maar moeten we radicaal zijn, want het wordt rechtstreeks gekoppeld aan het bedroeven van de Heilige Geest. In al ons spreken moet het nieuwe leven zichtbaar zijn. Kenmerkend van het spreken dat bij de nieuwe mens hoort, is dat anderen erdoor opgebouwd worden en genade ontvangen (vers 29). Als we op de verkeerde manier spreken, haalt dat zowel onszelf als anderen omlaag. Maar spreken we op de goede manier, dan bouwt dat onszelf en anderen op. God wil dat in ons leven dat laatste zichtbaar wordt. Reinheid in de omgang met seksualiteit en geld (Efeze 5:1-20) 3 Maar ontucht en alle onreinheid of hebzucht, laten die onder u beslist niet genoemd worden, zoals het heiligen past, 4 en evenmin oneerbaarheid, dwaze praat en lichtzinnige taal, die onbehoorlijk zijn; maar veelmeer past dankzegging. 5 Want dit moet u weten, dat geen enkele ontuchtpleger, onreine of hebzuchtige, die een afgodendienaar is, een erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en van God. (Efeze 5) Lijnrecht tegenover het nieuwe leven staan de zonden van onreinheid en hebzucht. Onreinheid (‘porneia’) omvat alle vormen van seksualiteit die niet naar Gods bedoeling zijn, vuilheid, een losbandig, zedeloos en wellustig leven. Hebzucht betekent: gretigheid, gierigheid, inhaligheid, vastzitten aan geld en materialisme. Niet alleen moeten gelovigen zich verre houden van het doen van dergelijke zaken, ook in hun spreken moeten zij er verre van blijven. Er mag dus ook geen sprake zijn van dwaze praat of lichtzinnige taal. De brief aan de gemeente in Efeze 15 Paulus wijst op de ernst van de zaak: dit zijn geen dingen waar je je straffeloos mee kunt bezighouden. Na onze bekering is er een weg te gaan van heiliging, omdat we anders ons zelf buitensluiten van het leven in Zijn koninkrijk. God houdt ons verantwoordelijk voor onze daden ook na onze bekering. Nauwgezet wandelen en de tijd uitbuiten (Efeze 5:6-17) 8 Want u was voorheen duisternis, maar nu bent u licht in de Heere; wandel als kinderen van het licht 9 – want de vrucht van de Geest bestaat in alle goedheid en rechtvaardigheid en waarheid – 10 en beproef wat de Heere welbehaaglijk is. 11 En neem niet deel aan de onvruchtbare werken van de duisternis, maar ontmasker ze veeleer.12 Want wat heimelijk door hen gedaan wordt, is te schandelijk om zelfs maar te vertellen.13 Maar al deze dingen komen openbaar als ze door het licht ontmaskerd worden; want al wat openbaar maakt, is licht.14 Daarom zegt Hij: Ontwaak, u die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. 15 Let er dan op dat u nauwgezet wandelt, niet als dwazen, maar als wijzen,16 en buit de geschikte tijd uit, omdat de dagen vol kwaad zijn.17 Wees daarom niet onverstandig, maar begrijp wat de wil van de Heere is. (Efeze 5) Kenmerkend voor het nieuwe leven is dat je niet bezig bent met de vraag tot hoever je nog net kan gaan zonder te zondigen, maar met de vraag hoe je kunt leven zodat het God de meeste vreugde doet. Paulus vermaant de gelovigen om ver te blijven van de werken van de duisternis. In plaats van met die werken mee te doen is het onze taak om ze te ontmaskeren door ze in het licht te brengen. Niet alleen mogen wij niet deelnemen aan de werken van de duisternis, het is zelfs schandelijk om je er teveel mee bezig te houden. We moeten dus niet met veel gevoel voor sensatie de werken van de duisternis uitspinnen. Als we er tegen op lopen dan moeten we het ontmaskeren, maar voor de rest is de aandacht op andere en belangrijkere zaken gericht. Paulus benadrukt nogmaals hoe belangrijk onze levensstijl is. Als hij zegt “let er op dat u nauwgezet wandelt” dan waarschuwt hij voor een slordig leven waarin we delen van het oude leven en het nieuwe leven proberen te combineren. Paulus wijst dat radicaal af. Naast dat nauwgezet wandelen roept vers 16 dus op om zo goed mogelijk gebruik te maken van de tijd die ons gegeven is. Paulus houdt er rekening mee dat de Heer spoedig terugkomt, en daarom zegt hij “en buit de geschikte tijd uit, omdat de dagen vol kwaad zijn”. De satan wil niets liever dan dat wij onze tijd verdoen met van alles wat niets te maken heeft met het Koninkrijk van God. Een andere naam voor de satan is de ‘kaalvreter’. Hij zorgt er voor dat je altijd druk bent en voortgejaagd wordt, maar ondertussen verdwijnt alle vreugde en vrede uit je leven. Paulus zet daar het nieuwe leven tegenover: niet meer voortgejaagd en afgemat worden, maar onze tijd toewijden aan God. We hebben allemaal eenzelfde hoeveelheid tijd, maar de vraag is waar de Here Jezus ons mee bezig vindt wanneer Hij terugkomt. We hebben de keuze tussen het geven van onze tijd aan de ‘kaalvreter’ of aan Jezus die zegt: “Ik ben gekomen opdat zij leven hebben en overvloed” (Johannes 10:10) De brief aan de gemeente in Efeze 16 Vervulling met de Geest, lofprijzing en dankzegging (Ef. 5:18-20) 18 En word niet dronken van wijn, waarin losbandigheid is, maar word vervuld met de Geest, 19 en spreek onder elkaar met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zing voor de Heere en loof Hem in uw hart, 20 en dank altijd voor alle dingen God en de Vader in de naam van onze Heere Jezus Christus. (Efeze 5) Vervulling met de Heilige Geest en het nieuwe leven gaan hand in hand. Aan de ene kant kan de Heilige Geest ons niet vervullen als we vol zijn van verkeerde dingen. Maar aan de andere kant kunnen we dat nieuwe leven alleen leiden als ons denken wordt vernieuwd door Gods Geest. Het sleutelwoord hierin is gehoorzaamheid. Wie vervuld is van de Heilige Geest zal een leven leiden dat gekenmerkt wordt door lofprijzing en dankzegging. Zowel in de gemeente (“spreek onder elkaar met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen”) als in je persoonlijk leven (“loof Hem in uw hart”). Vervulling met de Geest is dus niet iets wat je eenmalig overkomt, maar een voortdurend proces. Gehoorzaamheid en Verantwoordelijkheid (Efeze 5:21-6:9) 21 Wees elkaar onderdanig in de vreze Gods. 22 Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals aan de Heere, (..) 25 Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven (…) (Efeze 5) 1 Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in de Heere, want dat is juist. (…) 4 En vaders, wek geen toorn bij uw kinderen op, maar voed hen op in de onderwijzing en de terechtwijzing van de Heere. 5 Slaven, wees, evenals aan Christus, gehoorzaam aan uw heer naar het vlees, (…) 7 en dien met bereidwilligheid de Heere en niet de mensen. 8 U weet immers dat wat ieder aan goeds gedaan heeft, hij dat van de Heere terug zal krijgen, hetzij slaaf, hetzij vrije. 9 En heren, doe hetzelfde bij hen; laat het dreigen achterwege. U weet toch dat ook uw Heere in de hemelen is en dat er bij Hem geen aanzien des persoons is. (Ef. 6) Het laatste onderdeel van het nieuwe leven heeft te maken met het erkennen van gezagsverhoudingen. In onze tijd hebben de woorden ‘gezag’ en ‘gehoorzaamheid’ een negatieve klank, maar een vruchtbaar christenleven kan alleen als we in de juiste gezagsverhoudingen staan. Paulus beschrijft drie soorten gezagsrelaties: in het huwelijk, in het gezin en in de werkrelatie. In andere brieven schrijft Paulus ook over de gezagsverhoudingen in de gemeente. Dit Bijbelse principe is echter heel gebalanceerd, en laat geen enkele mogelijkheid voor misbruik. Tegenover de opdracht tot gehoorzaamheid staat namelijk voor de andere partij de opdracht tot het nemen van verantwoordelijkheid. Die twee gaan altijd samen, en we mogen ze nooit van elkaar losmaken. De brief aan de gemeente in Efeze 17 Efeze 6:9-24 – De geestelijke wapenrusting 10 Verder, mijn broeders, word gesterkt in de Heere en in de sterkte van Zijn macht. 11 Bekleed u met de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen van de duivel. 12 Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten. 13 Neem daarom de hele wapenrusting van God aan, opdat u weerstand kunt bieden op de dag van het kwaad, en na alles gedaan te hebben, stand kunt houden. De relatie met gezagsverhoudingen Het gedeelte over de geestelijke wapenrusting uit Efeze 6 mogen we niet losmaken van de rest van de Efeze brief. Allereerst kun je alleen maar ‘standhouden’ vanuit het ‘zitten’ en het ‘wandelen’. Ten tweede is het belangrijk om te onderkennen dat het gedeelte over de geestelijke wapenrusting direct volgt op een gedeelte dat gaat over het op de juiste manier omgaan met gezagsverhoudingen. Wie zich niet aan normale gezagsverhoudingen kan onderwerpen, kan ook van geen enkel gewicht zijn in de geestelijke strijd. Het zal eerder herkenning opleveren bij de boze, dan ontzag. Weet wie je vijand is Bij een strijd gaat het er om wie de sterkste is. Dat is bij de geestelijke strijd niet anders. Het allereerste dat we bij de geestelijke strijd moeten beseffen is dat wij tegenover een vijand staan, de satan met zijn demonen, die onze eigen menselijke krachten ver te boven gaat. We kunnen die strijd ook alleen maar voeren als we niet onze eigen kracht gebruiken, maar de kracht van God zelf, die Hij door de Heilige Geest gegeven heeft. Het is – ook voor een Christen – geen automatisme dat hij die kracht ook gebruikt. De tekst gebruikt woorden die een ontwikkeling uitdrukken: toenemen in kracht. Veel christenen leven alsof ze slechts 10 euro bezitten, terwijl ze in Christus meer dan miljardair zijn. Onze kracht in de geestelijke strijd kan toenemen door je bewust te worden van je enorme rijke en krachtige geestelijke positie en deze ook meer en meer te gebruiken. Het principe dat een mens alleen uit Gods kracht de strijd kan voeren wordt door Paulus onder woorden gebracht als hij zegt ‘als ik zwak ben, dan ben ik machtig’ (2 Corinthiërs 12:10). Hij bedoelt daarmee: als ik niet vertrouw op eigen kracht maar op Gods kracht in mij, dan is er ruimte voor God om door mij heen te werken. Een ander belangrijk punt om te beseffen voor we de strijd aangaan is tegen wie we de strijd voeren. In ons aardse leven ondervinden we tegenstand van veel verschillende kanten, de omstandigheden kunnen ons tegenzitten, andere mensen kunnen het ons moeilijk maken, soms zelfs binnen de gemeente. Paulus wijst erop dat wie eenmaal met geestelijke ogen naar de werkelijkheid leert kijken ziet wie de werkelijke vijanden zijn. Het is niet ‘het lot’ of de omstandigheden, en het zijn niet andere mensen, maar ten diepste de satan met zijn demonen. In vers 12 noemt Paulus overheden, machten, wereldbeheersers van de duisternis en boze geesten. De Bijbel is niet duidelijk over de vraag of het hier om te onderscheiden groepen uit het rijk van de duisternis gaat, of dat Paulus alleen verschillende begrippen gebruikt om duidelijk te maken waar het om gaat. Wel weten we dat achter structuren in de wereld om ons heen zoals antisemitisme, materialisme, de seksualisering van de samenleving, hedonisme, individualisme, etc. ten diepste kwade machten schuil gaan. Vergeet nooit dat de duivel 6000 jaar ervaring heeft en dat hij alles doet om Gods plan te dwarsbomen. Ken je wapenrusting Met het woord 'wapenrusting' wordt de volledige wapenuitrusting van een Romeinse soldaat bedoeld. Niet de lichte uitrusting voor patrouilles, maar de zware voor gevechten. Paulus maakt De brief aan de gemeente in Efeze 18 daarmee direct al duidelijk dat de geestelijke strijd niet zomaar iets is, maar een serieuze strijd. Het doel van de strijd is standhouden, dat wil zeggen: stil staan, op zijn plaats blijven staan. Je positie “in Christus” nooit prijsgeven! In Christus zijn wij meer dan overwinnaar, en satan doet er daarom alles aan om ons niet 'in Christus' te laten zijn. God echter heeft Zijn kracht gegeven zodat wij niet alleen 'in Christus' kunnen zijn, maar in die positie ook kunnen standhouden. Als we de wapenrusting goed bekijken, dan valt ons direct op dat die alleen aan de voorkant bescherming biedt. Er is geen bescherming aan de achterkant. Wie de geestelijke strijd niet wil aangaan en de vijand de rug toekeert is kwetsbaar omdat hij geen rugdekking heeft. De tactiek van de vijand Het woord voor 'verleidingen' in versie 11 heeft de betekenis van: trucs, methoden, listige streken. Een derde punt dat belangrijk is om te weten als wij de geestelijke strijd voeren is wat de tactieken van de vijand zijn. We kunnen dat weten uit de Bijbel, maar ook uit de ervaring van ons eigen leven. Twijfel zaaien: satan is een expert in het zaaien van twijfel in ons hart om daarmee ons vertrouwen in God te ondermijnen. Hij komt dan vaak met halve waarheden, zoals in het paradijs tegen Eva: 'God heeft zeker wel gezegd dat jullie van geen enkele boom mogen eten'. Kapotmaken: satan wordt ook wel genoemd de 'mensenmoordenaar van den beginne' (Johannes 8:24). Hij probeert mensen kapot te maken door geweld, door drugs, door allerlei kwaad. Daarnaast zal liefde en harmonie in de relaties tussen mensen wordt aangevallen door de satan. Hij zal proberen om tweedracht te zaaien en om bitterheid en onverzoenlijkheid in relaties tussen mensen te brengen. Aanklagen: satan wordt in de Bijbel ook wel genoemd 'de aanklager van onze broeders' (Openbaring 12:10). Hij probeert voortdurend christenen het gevoel geven dat ze het nooit goed genoeg doen, of dat ze te slecht zijn voor God. Misleiding: satan zal er alles aan doen om het zichtbare zo belangrijk voor ons maken dat we het onzichtbare vergeten. Hij laat ons overal achteraan lopen, als het maar niet de Here Jezus is. Verleiding: satan zal gebruikmaken van de 'zwakke plek' die ieder mens heeft om hem tot zonde te brengen. Hij zal proberen mensen tot zonde te verleiden op gebieden als geld, seksualiteit, macht, etc. Leugen: een andere naam voor de satan is 'de leugenaar van den beginne'. Hij is er een meester in om mensen te verblinden en alles wat krom is recht te noemen, en alles wat duisternis is wordt als licht voor te stellen. Doel van de wapenrusting: stand houden om je taak te vervullen Het doel van de wapenrusting is allereerst om weerstand te kunnen bieden als de vijand ons probeert aan te vallen. Daarnaast hebben we de wapenrusting nodig om onze taak te kunnen vervullen. Ieder Christen heeft in de gemeente een door God gegeven taak, die we tot eer van Hem en tot opbouw van elkaar mogen uitvoeren. Satan wil niets liever dan te voorkomen dat mensen die taak zullen volbrengen, zodat God niet wordt geëerd en de gemeente niet wordt opgebouwd. In het geheel volbrengen van onze taak worden we dus al geconfronteerd met de geestelijke strijd. Ten slotte hebben we de geestelijke wapenrusting nodig om stand te kunnen houden in onze positie van ‘meer dan overwinnaar in Hem’. De brief aan de gemeente in Efeze 19 14 Houd dan stand, uw middel omgord met de waarheid, en bekleed met het borstharnas van de gerechtigheid, 15 en de voeten geschoeid met bereidheid van het Evangelie van de vrede. 16 Neem bovenal het schild van het geloof op, waarmee u alle vurige pijlen van de boze zult kunnen uitblussen. 17 En neem de helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord, 18 terwijl u bij elke gelegenheid met alle gebed en smeking bidt in de Geest en daarin waakzaam bent met alle volharding en smeking voor alle heiligen. (Efeze 6) ‘uw middel omgord met de waarheid’ - De Romeinse soldaat droeg een lang kleed dat door een riem werd opgeschort om te kunnen vechten. Met ‘uw lendenen omgord met de waarheid’ wordt hier bedoeld: een houding van eerlijkheid en oprechtheid bij de strijder. Wie niet integer is struikelt direct, zoals een soldaat struikelt over zijn kleed als hij geen riem draagt. Een gemeente waar men niet eerlijk met elkaar omgaat, waar men geen waarheid spreekt onder elkaar (Efeze 4: 25), waar men elkaar wantrouwt, kan niet uit de voeten als het offensief van de boze losbarst. Dan struikelt ze over zichzelf. ‘bekleed met het borstharnas van de gerechtigheid’ - Achter het borstpantser bevinden zich de kwetsbare delen zoals het hart. Een soldaat zonder pantser was ten dode opgeschreven. Met ‘het borstharnas van de gerechtigheid’ bedoelt Paulus een rechte verhouding tot God en de naaste. Wij zijn rechtvaardig gemaakt door het offer van Christus. Wie daarop vertrouwt, gaat gepantserd de geestelijke strijd in. Wie volkomen vertrouwt op de gerechtigheid van Christus, is veilig buiten bereik van de duivel, “Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God” (Kolossenzen 3:3) ‘de voeten geschoeid met bereidheid van het Evangelie van de vrede’ Een Romeins soldaat liep lange marsen op zijn schoenen. Stevige schoenen duiden op actiebereidheid. ‘Bereidvaardigheid’: duidt zowel op het willen als op het kunnen. Het gaat erom volledig voorbereid te zijn. Het is een actieve houding gebaseerd op een beproefde training. Met ‘Evangelie des vredes’ wordt bedoeld zowel het ijveren voor de vrede met God, als voor de vrede tussen gemeenteleden. ‘het schild van het geloof’ - Het woord voor ‘schild’ duidt op het grote rechthoekige schild waarachter een Romeins soldaat geheel kon schuilen bij een vijandelijke aanval met pijlen of speren. Kenmerkend voor pijlen is dat ze je onverwacht kunnen raken. Brandende pijlen zijn nog gevaarlijker dan gewone. We kunnen echter schuilen achter het schild van het geloof. Geloof is de innerlijke zekerheid dat je op God altijd kunt vertrouwen. ‘de helm van de zaligheid’ - De helm diende om slagen op het hoofd af te weren of af te zwakken. Met ‘zaligheid’ wordt bedoeld de redding die wij hebben door het offer van onze Heiland. Dat wat eerst gebroken was –onze relatie met God- is door Hem weer heel gemaakt. Dankzij het bloed van Christus hebben wij doeltreffende bescherming in de geestelijke strijd. De ‘helm van de zaligheid’ heeft ook te maken met ons gedachteleven: dat is beschermd als wij leven vanuit een opnieuw heel gemaakte relatie met God. ‘het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord’ - Het zwaard is het enige aanvalswapen in de wapenuitrusting! Het enige wapen waarmee de vijand kan worden teruggeslagen is het Woord van God. Toen Jezus door satan werd verzocht in de woestijn gebruikte Hij het Woord van God om satan terug te slaan. Op iedere verzoeking van satan antwoordde Hij ‘er staat geschreven …’. Satan is bang voor mensen in wie het levende Woord van God woont en die het ook gebruiken onder leiding van de Heilige Geest. De manier waarop de Geest het Woord van God gebruikt is om het in onze gedachten te brengen wanneer het er op aankomt, wanneer we het nodig hebben. De vraag is dan ook: hoeveel De brief aan de gemeente in Efeze 20 van God Woord hebben wij in ons hart aanwezig? Voorbereiding op de strijd in de vorm van parate kennis van het Woord van God is essentieel. De Heilige Geest kan alleen gebruiken wat aanwezig is. Het Woord van God is een tweesnijdend scherp zwaard, maar als wij het niet kennen zal het ons niet helpen in de strijd. Ten slotte noemt Paulus in vers 18 het gebed. Hoewel hij geen parallel schetst met de wapenrusting van een Romeins soldaat is het gebed een wezenlijk onderdeel van de geestelijke wapenrusting. Sterker nog: alleen door het gebed staan wij in direct contact met onze ‘commandopost’ in de hemel: Jezus Christus. Zonder gebed voeren wij de strijd geïsoleerd en alleen, en zullen wij nooit kunnen overwinnen. Het bijzondere van het gebed is dat er dingen gaan veranderen. Allereerst in ons eigen hart: gebed is niet in de eerste plaats een middel van ons om God (van gedachten) te veranderen, maar een middel van God om ons te veranderen. Door het gebed wil God ons leven veranderen naar het beeld van Zijn Zoon, waardoor wij meer toegerust zijn voor de geestelijke strijd. Het gebed heeft ook gevolgen in de hemelse gewesten. Toen Daniël ernstig had gebeden tot God heeft Hij een engel gestuurd om Daniël te helpen. Toen de gemeente gezamenlijk bad voor Paulus en Silas stuurde God een engel om hen uit de gevangenis te bevrijden. Door het gebed heeft God op wonderbaarlijke wijze mensen gered. Het gebed heeft een direct gevolg voor de onzichtbare geestelijke strijd in de hemelse gewesten. Gebed is belangrijker dan wij denken! Ten slotte dit: er zal ooit een eind komen aan alle geestelijke strijd. Bij het laatste oordeel zal de satan definitief worden geworpen in de poel van vuur. Allen die in dit leven hun hoop op Christus gevestigd hadden en trouw zijn gebleven zullen dan met Hem als koningen heersen tot in eeuwigheid. Tot slot De brief aan de Efeziërs beschrijft diepe geestelijke principes voor ons leven kind van God: zitten, wandelen, standhouden. Moge deze drie elementen tot volle bloei komen in je persoonlijk leven met God. Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus. De genade zij met allen die onze Heere Jezus Christus in onvergankelijkheid liefhebben. Amen.