Matrices • V : n-dimensionale vectorruimte over F, met basis {x1 , . . . , xn }, • W : m-dimensionale vectorruimte over F, met basis {y1 , . . . , ym }, • T : V −→ W lineaire afbeelding. Voor alle j ∈ {1, . . . , n} zijn er getallen αij ∈ F, (i = 1, . . . , m), zó dat T xj = m X αij yj . i=1 2 Coëfficiënten αij , (i ∈ {1, . . . , m}, j ∈ {1, . . . , n}) representeren de afbeelding T t.o.v. de gekozen bases in V en W . α · · · α1n 11 .. .. A = (αij ) = . . αm1 · · · αmn heet de matrix van T t.o.v. de bases {x1 , . . . , xn } van V , en {y1 , . . . , ym } van W . 3 Alternatieve definitie: Zij F een lichaam. Een m × n matrix over F is een afbeelding A van de verzameling {1, . . . , m} × {1, . . . , n} naar F: A : (i, j) → αij ∈ F, i = 1, . . . , m; j = 1, . . . , n De volgende (suggestieve) schrijfwijze wordt veel meer gebruikt: α · · · α1n 11 .. .. A = (αij ) = . . αm1 · · · αmn 4 De αij ∈ F heten de elementen van de matrix A. Hierbij is i de rij-index, en j de kolom-index. n αi1 · · · αin ∈ F , i = 1, . . . , m is de i-de rij van A. α 1j .. . ∈ F m , j = 1, . . . , n αmj is de j-de kolom van A. Een 1 × n matrix heet ook wel een rij-vector en een m × 1 matrix heet ook wel een kolom-vector. 5 De verzameling m × n matrices geven we aan met Mm,n (F). Als m = n schrijven we Mn (F) Mm,n (F) heeft een vectorruimte-structuur (over F): • Voor A, B ∈ Mm,n (F) en α, β ∈ F is αA + βB ∈ Mm,n (F) gedefinieerd door (αA + βB)(i, j) = αA(i, j) + βB(i, j) • De nulvector in Mm,n (F) is de nulvector O gedefinieerd door: O(i, j) = 0, i = 1, . . . , m; j = 1, . . . , n 6 Zij T : V −→ W een lineaire afbeelding van de n-dimensionale vectorruimte V naar de m-dimensionale vectorruimte W . Zij x1 , . . . , xn een basis van V en y1 , . . . , ym en basis voor W . Voor iedere j ∈ {1, . . . , n} zijn er getallen αij ∈ F, (i = 1, . . . , m), zó dat T xj = m X αij yi . i=1 De m × n matrix (αij ) heet de matrix van T t.o.v. de bases x1 , . . . , xn en y1 , . . . , ym . • Matrix afhankelijk van basis en volgorde basisvectoren, • Speciaal geval: W = V met basis x1 , . . . , xn . 7 Identiteitsafbeelding I : V → V . Zij x1 , . . . , xn een basis van V . Dan geldt Ixj = n X δij xi . i=1 Dus t.o.v. iedere basis van V is de matrix van de identiteitsafbeelding I(i, j) = δij , i, j = 1, . . . , n. 8 Stelling: Zij A = (αij ) een m × n matrix over F, en zij V een n-dimensionale- en W een m-dimensionale vectorruimte over F. Dan bestaat er voor iedere keuze van bases in V en W een unieke lineaire afbeelding T : V −→ W , zó dat de matrix van T ten opzichte van de gekozen bases gelijk is aan A. 9 Stelling: Zij V en W eindig-dimensionale vectorruimten over F, en veronderstel dat voor zowel V als W een vaste basiskeuze is gedaan. Voor elke lineaire afbeelding T : V −→ W , wordt met MT de matrix van T aangeduid, t.o.v. de gekozen bases. Dan is de afbeelding T 7→ MT een bijectieve lineaire afbeelding van L(V, W ) naar Mm,n (F) met m = dim W en n = dim V . 10 Matrixproduct: Laat A ∈ Mm,k (F) en B ∈ Mk,n (F). Dan is AB ∈ Mm,n (F) gedefinieerd door: (AB)(i, j) = k X A(i, `)B(`, j) `=1 11 Stelling: Zij U, V, W eindig-dimensionale vectorruimten over F, en zij T : U −→ V en S : V −→ W lineaire afbeeldingen, met samengestelde afbeelding S ◦ T : U −→ W . Kies bases in elk van de ruimten U, V, W , en zij MT , MS , en MS◦T de matrices van de afbeeldingen S, T , en S ◦ T ten opzichte van deze bases. Dan geldt: MS◦T = MS MT . 12 Eigenschappen matrixproduct: • A(B + C) = AB + AC, • (A + B)C = AC + BC, • (AB)C = A(BC), • AI = A en IA = A, • A0 = 0 en 0A = 0. 13 Stelling: Mn (F) is een algebra met eenheidselement I. Zij V een n-dimensionale vectorruimte over F met basis x1 , . . . , xn . Dan is de afbeelding T 7→ MT een bijectief algebra isomorfisme van L(V ) naar Mn (F) • MT −1 = MT−1 , • MT n = (MT )n . 14 Zij p : F → F een polynoom, p(t) = α0 + α1 t + · · · + αn tn , t∈F Dan is voor iedere A ∈ Mn (F), p(A) ∈ Mn (F) gedefinieerd door: p(A) = α0 I + α1 A + · · · + αn An Opmerking: als p = q + r dan geldt p(A) = q(A) + r(A) en als p = qr dan geldt p(A) = q(A)r(A). 15 Matrixrepresentatie van lineaire afbeeldingen F n −→ F m F n is de vectorruimte van afbeeldingen van {1, 2, . . . , n} naar F. Zij e1 , . . . , en en f1 , . . . , fm de standaardbases van respectievelijk F n en F m . Zij T een lineaire afbeelding van F n naar F m . Dan geldt voor de matrix MT van T : MT (i, j) = (T ej )(i), i = 1, . . . , m, j = 1, . . . , n. 16 Stelling: Zij V en W eindig-dimensionale vectorruimten over F, met dim V = n en dim W = m. Zij T : V −→ W een lineaire afbeelding. Zij x1 , . . . , xn een basis van V en y1 , . . . , ym een basis van W , en zij A = MT de matrix van T t.o.v. deze bases. Zij e1 , . . . , en de standaardbasis in F n , en f1 , . . . , fm de standaardbasis in F m , en definieer de bijectieve lineaire afbeeldingen R : F n −→ V , en S : F m −→ W door Rej = xj , (j = 1, . . . , n) Sfi = yi , (i = 1, . . . , m). Definieer T̃ : F n −→ F m door T̃ = S −1 T R. Dan is de matrix van T̃ ten opzichte van de standaardbases in F n en F m gelijk aan A. Samengevat MT = MT̃ . 17 Getransponeerde Zij A ∈ Mm,n (F ). Definieer B ∈ Mn,m (F ) door: B(i, j) = A(j, i) Dan wordt B de getransponeerde van A genoemd met notatie B = A0 . 18 Duale afbeelding Zij V en W vectorruimten en zij T ∈ L(V, W ). Dan is voor iedere y ∈ W 0 de afbeelding x 7→ y(T x), x∈V een lineaire functionaal ŷ op V . De afbeelding y 7→ ŷ is lineair. De lineaire afbeelding die aan y ∈ W 0 de vector (functionaal) ŷ ∈ V 0 toevoegt, heet de duale afbeelding van T . Notatie: T 0 : W 0 −→ V 0 . 19 Stelling: Zij V en W eindig-dimensionale vectorruimten, T : V −→ W een lineaire afbeelding, en T 0 : W 0 −→ V 0 de duale afbeelding. Kies bases in V en W , en construeer de duale bases in V 0 en W 0 . Ten opzichte van deze bases is de matrix van T 0 de getransponeerde van de matrix van T : MT 0 = (MT )0 . 20 Rang van lineaire afbeeldingen en matrices Definitie: Zij V en W eindig-dimensionale vectorruimten, en T : V −→ W een lineaire afbeelding. Dan is de rang van T de dimensie van de beeldruimte T (V ) van T : ρ(T ) = dim(imT ). Stelling: Zij V en W eindig-dimensionale vectorruimten, en T : V −→ W een lineaire afbeelding. Dan heeft de duale afbeelding T 0 dezelfde rang als T : ρ(T ) = ρ(T 0 ). 21 Lemma: Zij V een eindig-dimensionale vectorruimte over F, en T : V −→ F m een lineaire afbeelding. Zij x1 , . . . , xn een basis van V , en f1 , . . . , fm de standaardbasis in F m . Zij A de matrix van T ten opzichte van deze bases. Dan is im(T ) het lineaire opspansel van de kolommen van A. 22 Definitie: Zij A ∈ Mm,n (F). • De kolommenruimte van A is de lineaire deelruimte van F m , opgespannen door de kolommen van A, • De kolomrang van A is de dimensie van de kolommenruimte van A. • De rijenruimte van A is de lineaire deelruimte van F n , opgespannen door de rijen van A, • De rijrang van A is de dimensie van de rijenruimte van A. 23 Stelling: Zij V en W eindig-dimensionale vectorruimten, en T : V −→ W een lineaire afbeelding. Zij A de matrix van T ten opzichte van bases van V en W . Dan is de rang van T gelijk aan de kolomrang van A. 24 Lemma: Zij A ∈ Mm,n (F), met getransponeerde A0 . Dan geldt 1. De rijenruimte van A is gelijk aan de kolommenruimte van A0 . Derhalve is de rijrang van A gelijk aan de kolomrang van A0 . 2. De kolommenruimte van A is gelijk aan de rijenruimte van A0 . Derhalve is de kolomrang van A gelijk aan de rijrang van A0 . Stelling: De rijrang van een matrix is gelijk aan de kolomrang. Het is dus niet nodig onderscheid te maken tussen rij- en kolomrang, en daarom spreken we van de rang van een matrix. 25 Bepaling van de rang van een matrix Lemma: Als I I C= 0 een r × r identiteitsmatrix is, dan is de rang van 0 0 gelijk aan r. 26 Lemma: Als de matrix B verkregen kan worden uit de matrix A door het verwisselen van kolommen (of rijen) van A, dan geldt rangA = rangB. Lemma: Als de matrix B verkregen kan worden uit de matrix A door bij een kolom van A een veelvoud van een andere kolom van A op te tellen, dan geldt rangA = rangB. (Analoog voor rijen). Lemma: Als de matrix B verkregen kan worden uit de matrix A door alle elementen van een kolom (of een rij) te vermenigvuldigen met hetzelfde getal c ∈ F\{0}, dan geldt rangA = rangB. 27 Als A niet gelijk is aan de nulmatrix dan kan met een eindig aantal operaties zoals beschreven op de vorige transparant, de matrix A in de volgende vorm worden gebracht: I 0 0 0 28 Beschouw een stelsel van m lineaire vergelijkingen in n onbekenden x1 , . . . , x n : = c1 a11 x1 + a12 x2 + · · · + a1n xn a21 x1 + a22 x2 + · · · + a2n xn = c2 .. .. .. . . . am1 x1 + am2 x2 + · · · + amn xn = cm met aij en ci elementen van het lichaam F. 29 Definieer de coëfficiëntenmatrix A en de uitgebreide coëfficiëntenmatrix B: a12 · · · a1n a 11 a21 a22 · · · a2n A= .. .. , .. .. . . . . am1 a 11 a21 B= .. . am1 am2 a12 ··· ··· amn a1n c1 c2 .. . . cm a22 .. . ··· .. . a2n .. . am2 ··· amn 30 Lemma: Als de rang van de coëfficiëntenmatrix A gelijk is aan m, dan heeft het bijbehorende stelsel minstens één oplossing. Stelling: Een stelsel lineaire vergelijkingen is oplosbaar dan en slechts dan als de rang van de coëfficiëntenmatrix A gelijk is aan de rang van de uitgebreide coëfficiëntenmatrix B. 31 Voorbeeld: 3x1 + 6x2 2x + 4x 1 2 x1 + 2x2 4x + 8x 1 2 + 13x3 + 25x4 = 15 + 9x3 + 15x4 = 10 + 3x3 + 13x4 = + 17x3 + 35x4 = 20. 32 9 Voorbeeld: f1 (t) = t sin t + cos t, f2 (t) = sin t + t cos t f3 (t) = t sin t + t cos t, f4 (t) = sin t − cos t V = hf1 , f2 , f3 , f4 i d2 T f = ( 2 + 1)f dt Vraag: Bepaal een basis van ker T en ImT . 33 Stelling: Zij x1 , . . . , xn en y1 , . . . , yn twee bases van een n-dimensionale vectorruimte V . Druk de vectoren van elke basis uit in termen van de andere basis: yj = n X i=1 aij xi , xj = n X bij yi . i=1 Zij A = (aij ) en B = (bij ) de bijbehorende coëfficiëntenmatrices. Dan geldt: AB = BA = I, met I de n × n identiteitsmatrix. Als x1 , . . . , xn de oorspronkelijke basis is en y1 , . . . , yn een nieuwe basis, dan heet A de verandering-van-basis matrix, die de nieuwe basis uitdrukt in de oorspronkelijke basis. 34 Definitie: Een matrix A ∈ Mn (F) heet inverteerbaar als er een B ∈ Mn (F) bestaat, zodanig dat AB = BA = I. Als A inverteerbaar is, dan is B uniek bepaald, en heet de inverse van A. Notatie A−1 . Stelling: Zij A ∈ Mn (F). Dan zijn de volgende uitspraken equivalent: (i) A is inverteerbaar, (ii) AB = I voor zekere B ∈ Mn (F), (iii) CA = I voor zekere C ∈ Mn (F). Indien aan deze condities is voldaan, dan geldt B = C = A−1 . 35 Stelling: Zij V een eindig-dimensionale vectorruimte over F. Als A ∈ Mn (F) de matrix is van een lineaire afbeelding T ∈ L(V ), dan geldt: de matrix A is inverteerbaar dan en slechts dan als de lineaire afbeelding T inverteerbaar is. Bovendien geldt A−1 = (MT )−1 = MT −1 . 36 Stelling: Zij V een n-dimensionale vectorruimte en T : V −→ V een lineaire afbeelding. Zij x1 , . . . , xn en y1 , . . . , yn twee bases van V . Laat A de matrix van T zijn ten opzichte van de basis x1 , . . . , xn en B de matrix van T zijn ten opzichte van de basis y1 , . . . , yn . Zij C de verandering-van-basis matrix die de yi ’s uitdrukt in termen van de xj ’s. Dan geldt: B = C −1 AC. 37 Gelijkvormigheid van matrices Definitie: Twee matrices A ∈ Mn (F ) and B ∈ Mn (F ) heten gelijkvormig als er een inverteerbare matrix X ∈ Mn (F ) bestaat zodanig dat: XAX −1 = B 38 Stelling: A en B zijn gelijkvormig dan en slechts dan als A en B matrices zijn van dezelfde afbeelding T ten opzichte van verschillende bases. Betekenis: Gegeven een n-dimensionale vectorruimte V . De matrices A ∈ Mn (F ) en B ∈ Mn (F ) zijn gelijkvormig dan en slechts dan als er een afbeelding T ∈ L(V ) bestaat, en bases x1 , . . . , xn en y1 , . . . , yn van V , zodanig dat: 1. De matrix van T ten opzichte van de basis x1 , . . . , xn is gelijk aan A. 2. De matrix van T ten opzichte van de basis y1 , . . . , yn is gelijk aan B. 39