3. 1. Een handjevol geschiedenis Het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Munt- en Penningkunde Munten en penningen vertellen een verhaal over onze geschiedenis. Maar het verzamelen van munten en penningen heeft zelf ook een geschiedenis. Tijdens de renaissance werden al munten en penningen verzameld. Gerard van Loon en Andries Schoemaker waren bekende achttiendeeeuwse Nederlandse munten en penningverzamelaars, en Jacob Dirks en Jeronimo de Vries zijn bekende namen uit de negentiende. Het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Munt- en Penningkunde is opgericht in 1892. Sinds 1899 is het een koninklijke organisatie. Vanaf 1951 ontstaan er plaatselijk en regionaal verenigingen van verzamelaars – de Numismatische Kringen. Voorzitter Herman Gerritsen en oudbestuurder Theo Nissen halen herinneringen op, blikken vooruit en schetsen het profiel van de leden. TEKST: Boudewijn Meijer en Daphne Meijer 1. 2. 3. 4. 5. 42 2013 Nederland HerdenkingsTweeEuro Abdicatie Beatrix Aiolis Stad Kyme (155-150 v. Chr.) Tetradrachme (zilver 38 mm) Aiolis Stad Kyme (155-150 v. Chr.) Tetradrachme (zilver 38 mm) Eric Claus (1988) Verdienstenpenning Erasmus Universiteit Rotterdam (brons 98 x 98 mm) Eric Claus (1990) Erepenning Universiteit van Amsterdam (brons 90 mm) 5. 4. Origine 2013 nummer 4 2. Origine 2013 nummer 4 43 VerenigdeVerzamelaarsMunten en Penningen VerenigdeVerzamelaarsMunten en Penningen 6. I n het dagelijks leven is voorzitter Herman Gerritsen part-time conservator van het Nederlands Economisch Penningkabinet van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij ontving zijn collega Theo Nissen in de Erasmus Galerij, waar ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Erasmus Universiteit in 2013 nog tot en met november 2014 een tentoonstelling te zien is met bijzondere penningen, zoals de speciaal voor het jubileum ontworpen Eeuwfeestpenning van kunstenaar Pier van Leest. 12-kantig 7. Beide heren zijn reeds lange tijd bestuurlijk zeer actief betrokken bij het verenigingsleven van de Nederlandse munt- en penningkunde ofwel numismatiek. Gerritsen is momenteel voorzitter van het Genootschap en secretaris van de Kring Rotterdam,; Nissen is erelid van de Kring Brabant en lid van de Jaarboekredactiecommissie. Het eerste dat beide verzamelaars doen is enkele munten en penningen laten zien. Zij beginnen bij het begin: het verschil tussen een penning en een munt. ‘Een munt is een betaalmiddel, een penning is geen be- ‘IN DE MEESTE KRINGEN IS ER 8. TIJDENS EEN BIJEENKOMST NAAST EEN LEZING EEN HALF UURTJE INGEROOSTERD VOOR EEN 6. 7. 8. Egypte Ptolemaios VEpiphanes (204-180 v. Chr.) Tetradrachme (zilver 27 mm) Hadrianus (AD 117-138) Denarius Met Ceres (zilver 19 mm) Eric Claus (1988) Verdienstenpenning Erasmus Universiteit Rotterdam (brons 98 x 98 mm) Het op deze pagina’s afgedrukte artikel over de Het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Munt- en Penningkunde een onderdeel van een serie over verenigingen van verzamelaars. Er zijn voor deze serie een twaalftal verenigingen geselecteerd die passen binnen het concept van ORIGINE. Deze serie wordt mede mogelijk gemaakt door AXA Art, internationaal verzekeraar van kunst, antiek en design voor zowel particulieren, galerieën, kunsthandelaren, veilingen en musea. AXA Art is tevens hoofdsponsor van de TEFAF, Maastricht. 44 Origine 2013 nummer 4 KLEINE RUILBEURS’ taalmiddel. Een penning wordt geslagen of gegoten, en heeft als functie te eren of te memoreren.’ Penningen en munten kunnen rond zijn, maar dat hoeft helemaal niet. 12-,7- en vierkantige vormen komt bij munten en penningen ook voor. Herman Gerritsen: ‘Hier heb ik bijvoorbeeld enkele penningen die wat apart van vorm zijn, en dit hier zijn de meer traditionele ronde penningen. Ik heb hier ook moderne penningen, zo vanaf ~ 1925, maar dat is eigenlijk meer het terrein van de penningkunst, in plaats van penningkunde. Voor penningkunst hebben we in Nederland de Vereniging voor Penningkunst, een vereniging van deels verzamelaars en deels kunstenaars. Deze vereniging richt zich op moderne penningkunst. De afgelopen tientallen jaren zijn dit vooral gegoten penningen, terwijl voordien de penningen meestal met stempels geslagen werden.’ Het Genootschap en de Vereniging voor Penningkunst geven samen een blad uit, De Beeldenaar. Dit tweemaandelijks verschijnend blad is een belangrijk dwarsverband tussen het Genootschap en de Vereniging voor Penningkunst, hoewel een klein aantal personen lid is van beide organisaties. Deze vereniging bestaat sinds 1925; de organisatie houdt zich bezig met het stimuleren van de penningkunst in Nederland, onder andere door jaarlijks twee ontwerpopdrachten te geven en het verzorgen van tentoonstellingen. Verzamelen Het Genootschap organiseert jaarlijks twee bijeenkomsten. Daarnaast werkt het Nederlandse Genootschap samen met de zusterorganisaties in België en het westen van Duitsland. Dit leidt tot uitnodigingen over en weer voor excursies en studiebijeenkomsten. Ook organiseert het Genootschap nu al voor de twaalfde keer de jaarlijkse Van Gelderlezing, genoemd naar Prof Dr Enno van Gelder, jarenlang directeur van het toenmalige Koninklijke Penningkabinet (KPK) en hoogleraar in Leiden. De lezing vindt plaats in samenwerking met het Geldmuseum in Utrecht, dat ontstaan is door samenvoeging is van het KPK, het Nederlands Muntmuseum en de numismatische collecties van De Nederlandsche Bank. De KPK collectie werd in 1816 gevormd door koning Willem I op basis van twee al bestaande collecties penningen en munten: de stadhouderlijke collectie die nog van zijn vader was geweest en de collectie die Koning Lodewijk Napoleon tijdens de Franse Tijd had aangelegd. De Van Gelderlezing wordt dit jaar gegeven door dr. Liesbeth Claes, met als titel: <curs> Munten met macht: autoriteitsboodschappen op de muntslag van de Romeinse usurpatoren (248-296 na Chr.). Wie meer wil weten over het verzamelen van munten, of wie meer wil weten over de geschiedenis van bepaalde penningen, kan ook lid worden van een van de 16 numismatische kringen in Nederland. Dit zijn regionale verzamelaarsverenigingen die, afgezien van de zomerperiode, maandelijks een bijeenkomst houden. Zij zijn autonoom, maar er bestaat een relatie met het genootschap. In principe kan iedereen die lid is van het genootschap ook lid worden van de numismatische kring in de omgeving, en vice versa. Niet alle regionale kringleden zijn echter ook lid van het genootschap. 9. 10. 9. Eric Claus (1990) Erepenning Universiteit van Amsterdam (brons 90 mm) 10. Hadrianus (AD 117-138) Denarius met Ceres (zilver 19 mm) 11. Egypte Ptolemaios VEpiphanes (204-180 v. Chr) Tetradrachme (zilver 27 mm) 11. Numismatische Kringen Theo Nissen kent de kringen goed. Hij is jaren lid van de Numismatische Kring Brabant, die sinds jaar en dag bijeen komt in Den Bosch. Hiernaast wordt hij regelmatig uitgenodigd door de andere kringen om een voordracht te geven over numismatiek. Nissen: ‘De numismatische kringen dienen drie doelen. Ten eerste vormen zij een regionaal netwerk voor iedereen met belangstelling voor munten of penningen. Hier vindt je de mensen die bij je in de buurt wonen en die interessant vinden wat jij interessant vindt. Vaak wordt die avond een voordracht gehouden over een numismatisch onderwerp: antieke munten, munten uit de tijd van de republiek, munten van na 1816, penningen of bankbiljetten. Door naar bijeenkomsten te gaan, verdiep je je kennis. Daarnaast is een numismatische kring ook een plek om stukken uit je verzameling te kunnen ruilen of eventueel te kunnen verkopen. In sommige kringen ligt de nadruk meer op het ruilen, en in andere meer op de kennisoverdracht, maar in de meeste kringen is er tijdens een bijeenkomst een half uurtje ingeroosterd voor ruilgelegenheid.Ten slotte speelt het gezellig samenzijn een rol. Na afloop van het officiële gedeelte wordt er Theo Nissen (links) en Herman Gerritsen Origine 2013 nummer 4 45 VerenigdeVerzamelaarsMunten en Penningen VerenigdeVerzamelaarsMunten en Penningen ‘JE MOET HET WEL LEUK VINDEN OM REGELMATIG EEN BOEK OPEN TE SLAAN, EEN MUSEUM TE BEZOEKEN OF MISSCHIEN WEL EEN ARCHIEF’ 12. 13. 14. 16. 15. 12. Trajanus (98-117) Sestertius met Concordia (brons 34 mm) 13. Chris van der Hoef (1929) Verdienstenpenning Steenkolen Handels Vereeniging (brons 60 mm) 14. Julius Caesar (59-44 v. Chr.) Denarius met Trophies (zilver 18 mm) 15. Chris van der Hoef (1929) Verdienstenpenning Steenkolen Handels Vereeniging (brons 60 mm) 16. Trajanus (98-117) Sestertius met Concordia (brons 34 mm) vaak nog een biertje gedronken en doorgepraat over wat ons als verzamelaars bezig houdt. In Den Bosch is dat in elk geval wel zo.’ Het genootschap faciliteert de numismatische kringen door een lijst van sprekers bij te houden, met een administratie van welke spreker in welke kring is langsgeweest. Een Genootschapsbestuurslid onderhoudt contact met de plaatselijke kringen om hier een actueel beeld van te houden. Onderling wisselen kringen e-mail adressen uit van goede en interessante nieuwe sprekers. Wat de kringen aan activiteiten organiseren, waar ze dat doen en hoe vaak, is hun beslissing. Nissen maakt in dit verband de vergelijking met de opzet in België, een koepel die werkt met afdelingen. ‘Kringen behoren dezelfde doelstelling te hebben: het bevorderen van de numismatiek en de penningkunde.’ Netwerken De meeste kringen zijn ontstaan in de jaren vijftig en zestig. In Den Haag speelde de al eerder genoemde Enno van Gelder een verbindende rol; vanuit het Ko- 46 Origine 2013 nummer 4 ninklijk Penningkabinet richtte hij met enkele verzamelaars een kring op, die daar ook bijeen kwam. In Amsterdam was het de munthandelaar Schulman, die vanuit zijn zaak aan de Keizersgracht een kring maandelijks ruimte aanbood. Herman Gerritsen is al lang lid van de kring in Rotterdam, die op het hoogtepunt ruim negentig leden telde. In Den Bosch, waar Theo Nissen lid is, zijn ruim veertig leden actief, die zich regelmatig laten zien op de bijeenkomsten. De kleinere kringen tellen meestal zo’n twintig actieve leden. ‘Het gaat om het netwerk dat je opbouwt. Maar het is niet alleen maar gezelligheid, het is ook een plek om kennis op te doen.’ Theo Nissen staat regelmatig met collega’s op numismatische beurzen, met een stand van het genootschap. ‘Ik probeer belangstelling te wekken voor ons genootschap. Dat lukt lang niet altijd. Voor sommige mensen is een vereniging niet aantrekkelijk. Anderen willen wel verzamelen, maar willen of kunnen niet de moeite nemen om de achtergronden te leren. Je moet het wel leuk vinden om regelmatig een boek open te slaan en je kennis te verbreden of te verdiepen. Net zoals niet iedereen behoefte heeft een bibliotheekje op te bouwen. Aan de andere kant kun je ook lid worden van een plaatselijke numismatische kring vanwege je historische belangstelling, of je belangstelling voor kunst, ook al ben je zelf geen verzamelaar.’ Er bestaan ook verzamelaars die een collectie zelf bij elkaar zoeken met behulp van een metaaldetector. Als lid blijven ze meestal niet lang. ‘Hun plezier zit meer in het zoeken en vinden, in het archeologische aspect, en de spanning in de vondst van hun leven.’ ‘De vereniging vormt ook echt een kring; men zit vaak ook in een kring. Af en toe zitten we wel eens in een schoolbankopstelling. Het blijft heel informeel. Toen ik ongeveer dertig was, werd ik zowel lid van het genootschap als de kring in ‘s-Hertogenbosch. Destijds kende ik niemand. Inmiddels heb ik een uitgebreide kennissenkring van medeverzamelaars in binnen- en buitenland.’ Het Genootschap Het lidmaatschap van het genootschap geeft een aantal voordelen. Het genootschap is een bron van specifieke kennis en doet er alles aan die kennis te verspreiden. Men geeft de Beeldenaar uit en een Jaarboek, houdt een website draaiende, organiseert twee keer per jaar een excursie en faciliteert specifieke studiegroepen. De ca. 400 leden weten dat zij hiér hun gelijkgestemden kunnen treffen. Herman Gerritsen: ‘We komen twee keer per jaar bij elkaar in een stad met een numis- matische collectie. Daar vergaderen we, er zijn 3 tot 6 inhoudelijke lezingen en we krijgen een museumrondleiding. De laatste excursie ging naar het Haags Historisch Museum. De bijeenkomsten vormen voor velen een goede gelegenheid om weer eens bij te praten. Vaak gebruiken ze de bijeenkomsten ook om gericht af te spreken. ‘Als we elkaar toch ontmoeten, kun je dan dit-en-dit boek voor me meenemen, of zus-en-zo voor me uitzoeken?‘ De belangstelling van de leden loopt uiteen van munten uit de Griekse en Romeinse tijd tot moderne penningen. Voorzitter Gerritsen: ‘Ik denk dat er zo’n vijftig verzamelaars gespecialiseerd zijn in de antieke munten. Dan heb je de rekenpenningen uit de Tachtigjarige Oorlog. Dit is echt een niche, met zo’n twintig serieuze verzamelaars. Ik denk dat de helft van de leden provinciale munten verzamelt, zo noemen wij de munten uit de provinciën ten tijde van de Republiek. Zo’n honderd mensen verzamelen koninkrijksmunten, dat zijn de munten die sinds 1816 geslagen zijn. Het groepje dat zich richt op historische penningen is maar klein en het aantal verzamelaars van buitenlandse munten is ook niet zo groot.’ Theo Nissen vult aan: ‘Sommige leden verzamelen alleen literatuur over munten, en niet de munten zelf. Dat is dan hun interesse.’ 17. Fonds De leden van het genootschap steunen collecties en musea via het SNP Fonds, de Stichting Nederlandse Penningkabinetten, dat is opgericht om musea de gelegenheid te geven aankopen te doen. De afgelopen tijd is het geld van het fonds ingezet om de bibliotheek van het Geldmuseum in Utrecht uit te breiden. Het onderschrijft de traditioneel nauwe betrekkingen tussen het KPK / Geldmuseum en het genootschap. Sommige kringen vragen hun leden om een vrijwillige SNP bijdrage. In de Rotterdamse kring van voorzitter Herman Gerritsen kost het jaarlijkse lidmaatschap € 17,50. ‘Wij vragen onze leden € 20,- te betalen, zodat € 2,50 aan het fonds ten goede komt. Wij hadden jarenlang meer dan 80 leden (nu zo’n 70), dus deze actie leverde alleen al in Rotterdam ruim 200 euro per jaar op. Een aantal andere kringen doet dit ook, en verder zijn er individuele leden die schenkingen doen aan het fonds. Soms doneert een gulle particuliere gever een groot bedrag. De donaties zijn fiscaal aftrekbaar. Er komen ook giften uit het buitenland.’ Stel dat iemand na lezing van dit artikel besluit lid te worden van het genootschap? Wat heeft het genootschap in petto? ‘Volgend jaar gaat de voorjaarsexcursie naar Paleis het Loo, dat onder andere een grote collectie penningen beheert. Hiervoor nodigen we ook onze Duitse collega’s uit Westfalen uit. Vorig jaar organiseerden zij in Duisburg samen met ons een studiedag over munten uit het gebied tussen Rijn en Noordzee. De vroegere muntcirculatie in dat gebied is voor zowel hen als ons een studie- en verzamelobject, dus dan ligt een gezamenlijke studiedag voor de hand. 18. 19. 17. Julius Caesar (59-44 v. Chr.) Denarius met Trophies (zilver 18 mm) 18. Lesbos Stad Mytilene (450-330 v. Chr.) Hekte (electrum10mm) 19. Lesbos Stad Mytilene (450-330 v. Chr.) Hekte (electrum 10 mm) 20. Macedonië Philippos II (359-336 v. Chr.) Stater (goud 18 mm) 20. Origine 2013 nummer 4 47 VerenigdeVerzamelaarsMunten en Penningen Musea in Nederland Amsterdam, Rijksmuseum (Nederlandse Het genootschap verwelkomt elk jaar zo’n 10 a 15 nieuwe leden, van wie de helft jonger is dan 45. Gerritsen: ‘De meeste leden zijn overigens mannen. Er zijn helaas maar heel weinig vrouwen die munten of penningen verzamelen. Daarentegen komen gelukkig weer veel mensen naar de bijeenkomst samen met hun partner. De meeste van onze leden zijn trouwens breed historisch georganiseerd. Economische en sociale geschiedenis is immers een drager van de munt- en penningkunde. Numismatiek is breder dan alleen maar rondjes kijken. Die breedheid en diversiteit zie je ook in het ledenbestand: het loopt van entousiaste amateurs tot professionals, en van bouwvakker tot hoogleraar, bij wijze van spreken.’ 21. 22. 23. 21. Stad Nijmegen (1691) Rijderschelling (6 Stuivers-zilver 28 mm) 22. Macedonie PhilipposII (359-336 v. Chr.) Stater (goud 18 mm) 23. Jos Reniers (1983) Erepenning KatholiekeUniversiteit Tilburg (brons 85 mm) 24. Stad Nijmegen (1691) Rijderschelling (6 Stuivers-zilver 28 mm) 25. Jos Reniers (1983) Erepenning Katholieke Universiteit Tilburg (brons 85 mm) 48 Wat beweegt iemand om te gaan verzamelen? Wat kietelt iemands interesse? Theo Nissen: ‘Ik had van huis uit altijd al belangstelling voor geschiedenis. Op een gegeven moment denk je: je kunt geld op de bank zetten, maar er ook een voorwerp voor kopen wat je én mooi vindt én spreekt uit het verleden. Dat dit munten zijn geweest was eigenlijk toeval.’ Herman Gerritsen: ‘Ik had een buurjongen die tien jaar ouder was dan ik. Hij was naar zee gegaan en af en toe kwam hij thuis. Op een keer kwam hij terug uit Engeland met een handvol munten, die ik mocht hebben. Het was nog voor de invoering van het decimale stelsel in Groot-Brittannië, en hij had de meest vreemde munten bij zich, ook nog zelfs eentje met koningin Victoria erop. Alles vanaf 1860 was in die tijd nog gewoon gangbaar als betaalmiddel. Ik vond dat fascinerend. Dit handje muntjes heeft mijn interesse in gang gezet. Ik ben gaan kijken van wat er over Engelse munten te vinden was, in de bibliotheek, en zo is de liefhebberij en de kennis uitgegroeid. Later heb ik me meer toegelegd op Griekse en Romeinse antieke munten, en nog weer later op penningen.’ Het plezier van penningen en munten verzamelen is voor velen gelegen in de context, het historische verhaal. Bij de penningen gaat het ook om de schoonheid, de esthetiek van het ontwerp. Dat zal voor een verzamelaar meestal ook een reden zijn. Herman Gerritsen: ‘De penningverzamelaar kijkt vrijwel altijd naar de schoonheid, en beperkt zo zijn verzamelgebied. Ook dan weet hij dat een verzameling compleet krijgen sowieso niet te doen is. Bij munten ook niet, zeker niet bij de oudere munten.’ Theo Nissen: ‘Misschien als je je specialiseert. Beter is typeverzamelaar te worden: d.w.z. dat je van elk munttype eentje verzamelt. Alles bij elkaar krijgen kan niet, bestaat niet.’ De enige munten die compleet bij elkaar te brengen zijn, zijn de euromunten. Maar dit is een kwestie van geld, benadrukken beide gesprekspartners. Sommige moderne euromunten zijn nu al relatief duur. De verzamelaars gaan in het algemeen naar beurzen en veilingen, en kopen ook steeds meer op internet. Bij veilingen gaat het meestal om bijzondere stukken, gewone Origine 2013 nummer 4 ‘HOE GA IK HET REGELEN, (Dubbele) Willems melaars van Neerlandica of koninkrijksmunten af en toe aardige vondsten te doen. De Willems spreken tot de verbeelding. ‘Tijdens de koningen Willem I, II en III hadden we gouden tientjes en vanaf de troonsbestijging van Koningin Wilhelmina kregen we gouden tientjes en gouden vijfjes. 25. Maar bij koning Willem II en Willem III waren er daarnaast de zogenaamde Gouden Willems Dubbele en Halve Willems - zonder waarde aanduiding, maar met een waarde van 10, 20 en 5 gulden. Enkele worden binnenkort aangeboden op de veiling. Zij zijn zeldzaam, en gaan veel geld opbrengen.’ Begin jaren tachtig gebeurde er iets bijzonders. Toen Koningin Juliana aftrad en Koningin Beatrix werd ingehuldigd, nam het verzamelen van munten met koningin Juliana toe, en de prijzen gingen daarmee omhoog. Het was in die tijd echter ook zo dat de internationale zilverprijs werd gemanipuleerd, zodat velen dachten er verstandig aan te doen in zilveren munten te beleggen – een dubbel effect. De zilverprijs zakte vervolgens dramatisch, en pas anno 2013 is de waarde teruggekeerd naar 24. het niveau van eind jaren zeventig. Toen de euro ingevoerd werd, gebeurde hetzelfde. Zowel de belangstelling voor de euromunten als voor de oude guldenmunten steeg. Gerritsen waarschuwt desondanks. ‘Als belegging zijn munten en penningen onzekere objecten. De markt is niet groot: toevallige vraag en aanbod overheersen, en op sommige gebieden heb je nu eenmaal maar enkele verzamelaars.’ Ook verzamelaars hebben niet het eeuwige leven, en dus komen er af en toe mooie verzamelingen op de markt. Gerritsen: ‘Iedere verzamelaar wordt toch onrustig als hij ouder wordt. Je herkent het gevoel: wat ga ik doen? Hoe ga ik het regelen, wat moet er met mijn verzameling gebeuren als ik er niet meer ben?’ Theo Nissen: ‘Met een verzameling Karolingische munten of Merovingische munten ga je naar Brussel, Osnabrück, Parijs of Londen. Je laat dit soort collecties minder gauw in Nederland veilen, maar in het algemeen kun je bij de Nederlandse handelaren en veilinghuizen hier uitstekend terecht, met prima opbrengsten en ook betrouwbaar. Je moet de tijd en rust nemen om een verzameling te verzilveren, anders kost het geld.’ Nederlandse munten worden vooral in Nederland verzameld. Desondanks zijn er voor de Nederlandse verza- www.koninklijkgenootschap.nl WAT MOET ER MET MIJN VERZAMELING GEBEUREN ALS IK ER NIET MEER BEN?’ stukken worden verhandeld via internet of op beurzen verkocht. Prijzen zijn afhankelijk van vraag en aanbod, en ook in de numismatische wereld is er sprake van hypes en modes. Internationaal gezien zijn Russische munten enorm gevraagd. Gerritsen: ‘Er zijn mensen na het ineenstorten van het Sowjet-Unie exorbitant rijk geworden. Dit zag je al snel in de vraag. De prijzen van Russische munten stegen tot exorbitante hoogte. Het is even teruggelopen, maar op dit moment trekt het weer aan.’ Een ander voorbeeld hiervan is India. Topstukken Nederlandse munten zijn ook conjunctuurgevoelig, concluderen beiden. Nederlandse munten worden grotendeels in Nederland verzameld. Als het in Nederland niet goed gaat (denk bv. aan de jaren tachtig van de vorige eeuw) dan gaat het ook met de muntprijzen niet goed. De huidige kredietcrisis heeft minder diepe sporen achtergelaten. Theo Nissen: ‘Zeker als je op zoek bent naar topstukken: bijzonder materiaal verkoopt altijd. Dan merk ik in een veilingzaal niet veel van een crisis.’ Herman Gerritsen: ‘Dat ligt anders bij Merovingische en Karolingische munten, Grieken en Romeinen. Die zijn veel minder conjunctuurgevoelig, mede omdat ze niet alleen in Nederland worden verzameld, maar ook in de rest van Europa en de rest van de wereld. De middeleeuwse munten worden populairder, ook omdat er zo weinig van aangeboden worden. Het is wezenlijk een markt van vraag en aanbod. Als er drie verzamelaars bijkomen op een bepaald wat kleiner verzamelgebied, merkt het veld het direct. Als er drie wegvallen ook.’ Herman Gerritsen pakt er iets bij. ‘Dit is een penning die is uitgegeven door de Vereniging van Penningkunst. Dit is een inschrijfpenning uit 1977, ontworpen door de beeldhouwster Charlotte van Pallandt. Het is een heel origineel ontwerp en er zijn er indertijd maar 87 van gemaakt, want we vonden 200 gulden toen erg duur. Nu willen mensen hem toch hebben. Op een grote veiling kan hij 3200 euro opbrengen, op een kleine veiling misschien 800 euro. Vaak ook afhankelijk van het toeval van vraag en aanbod. Een ander voorbeeld. Neem deze munt, een gouden stater van Alexander de Grote. Die wordt getaxeerd op 1700 tot 2000 euro. Dit is een redelijk stabiele prijs, want ondanks dat hij over de hele wereld erg gewild is, komt hij misschien wel honderd keer per jaar voor.’ provinciale munten, penningen) Dordrecht, Museum Simon van Gijn (Nederlandse munten en penningen) ‘s-Gravenhage, Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum (antieke munten, penningen, literatuur) Haarlem, Teylers Museum (antieke munten, Nederlands provinciaal, penningen) ’s-Hertogenbosch, Noordbrabants Museum (Antieke munten, Nederlands middeleeuwen en provinciaal) Hoorn, Westfries Museum (Nederlandse munten en penningen) Leeuwarden, Fries Museum (Antieke munten, Nederlands middeleeuwen en provinciaal) Middelburg, Zeeuws Museum (antieke munten, Nederlands middeleeuwen en provinciaal, penningen) Venlo, Goltziusmuseum (Nederlandse munten, penningen) Zutphen, Stedelijk Museum (Nederlandse provinciale munten) Boeken Nederlandse munten Beek, Bert van. Geld. De Geschiedenis en het Verzamelen van Munten, Penningen en Papiergeld. 112 pag., rijk geïllustreerd. (antiquarisch). Beek, Bert van, Hans Jacobi en Marjan Scharloo. Geld door de eeuwen heen. Geschiedenis van het Geld in de Lage Landen. 160 pag., rijk geïllustreerd. Enno van Gelder, H. De Nederlandse Munten. Aula pocket 213. 272 pag. Standaardwerk, rijk geïllustreerd. (antiquarisch). Jacobi, Hans, Bert van Beek Geld van het Koninkrijk. 160 pag., rijk geïllustreerd. Passon T. & Wis, J.C. van der. Catalogus van de Nederlandse Munten geslagen op naam van Philips II tot en met De Bataafse Republiek (1555 - 1806). Tweede verbeterde druk 2009, paperback 28 x 21,5 cm., 520 pag. Purmer, D. & Wiel, A.H.N. van der. Handboek van de Nederlandse Provinciale Muntslag 1573 - 1806 van de voormalige provincies, steden en heerlijkheden alsmede de gouden, zilveren en koperen afslagen, deel I: Holland, West-Friesland, Zeeland en Utrecht, 267 pag.; deel II: (Purmer, d.) Gelderland, Friesland, Overijssel, Groningen, 355 pag. Muntalmanak [1795 - heden]. Paperback, 379 pag. , in kleur geïllustreerd. Inclusief papiergeld, overzeese gebieden en euromunten Antieke munten Zadoks-Josephus Jitta A.N., W.A. van Es. Muntwijzer voor de Romeinse tijd. 130 pag., 36 platen. (antiquarisch). Penningen Kreuk, W.de & Mevius, J. Nederlandse Herdenkings- en Gelegenheids-Penningen van steden 1935 - 1989. 1990, hard kaft, 141 pag. (antiquarisch). Origine 2013 nummer 4 49