Evolutie van het Godsdienst onderwijs

advertisement
Aasa van der Waal
Identiteit en Didactiek
September 2011
Evolutie van het Godsdienst Onderwijs
Inhoud
Deductief Onderwijs
Inductief Onderwijs
Abductief Onderwijs
Godsdienst docent
I.
Deductief Onderwijs
1. Wat roept dit beeld bij jou op?
Dit beeld roept de woorden: directief, ordelijk, kennis, structuur, eenheidsworst en
streng bij mij op.
2. Welke visie op het godsdienstonderwijs roept deze foto op?
Deze foto roept de visie van deductief onderwijs op waarin kennis in de leerlingen wordt
gegoten, of te wel religieuze socialisatie plaats vindt.
3. Wat is vanuit deze visie een goede godsdienstleerkracht?
Een goede godsdienstleerkracht is volgens deze visie iemand die inhoudelijk veel kennis
heeft en deze direct overbrengt op de leerlingen. Zij moeten als het waren na kunnen
zeggen wat de leerkracht verwoordt.
4. Welke werkvormen worden hier gebruikt?
Er wordt gebruik gemaakt van een vaste opstelling waarin te leerlingen op de docent
gericht zijn. Taal is de manier waarop kennis overgebracht wordt.
5. Wat is het doel van dit godsdienstonderwijs?
Religieuze socialisatie, het ingeburgerd worden in een bepaalde religieuze traditie.
6. Wat zijn de sterke kanten van deze visie op het godsdienstonderwijs en wat zijn de
zwakke kanten?
De sterke kant van deze visie op het onderwijs is dat kennis over bepaalde onderwerpen
helder en zonder misverstanden over wordt gebracht, er is orde en er wordt geleerd. De
zwakke kant van deze visie op het onderwijs is dat een leerling niet wordt getraind om
voor zich/haarzelf te denken. Zij hebben geen vrijheid om hun mening te uiten en
worden daarmee weggecijferd. Er is geen ruimte voor een persoonlijke ontwikkeling of
kijk op de materie.
7. Beschrijf deze dynamiek aan de hand van de metafoor van deze afbeelding van de
Emmaüsgangers.
In deze afbeelding van de Emmaüsgangers wordt Jezus tegenover de twee mannen
geplaatst. Het is alsof zij luisteren en Hij voordraagt. Zij zijn gericht op Hem en Hij is
gericht op zijn verhaal. Er lijkt weinig communicatie over en weer te zijn. Jezus staat
centraal.
8. Zoek zelf een metafoor die de deductieve visie op het godsdienstonderwijs illustreert.
Voeg de metafoor toe aan je verslag en verantwoord je keuze.
Ik heb het bovenstaande plaatje gekozen als metafoor omdat je een van de twee
hoofden rechtop ziet staan, deze communiceert iets, en is niet direct gericht op de
ander. Het andere hoofd heeft zijn oor gespitst om te horen wat er wordt gezegd en
probeert het in zich op te nemen.
9. Sluit de deductieve visie aan bij (a) jouw ervaringen en (b)jouw visie op de godsdienst
docent?
Ik heb wel deductief onderwijs gehad, maar dan altijd in combinatie met andere vormen
of visies. Ik vind deductief onderwijs soms fijn omdat je mag luisteren en duidelijke
informatie tot je krijgt die je dan kan verwerken. Toch wordt het op den duur vervelend
omdat je geen inbreng hebt, en omdat ik vaak pratend achter mijn standpunt kom, zou
het betekenen dat ik zonder eigen visie de les weer zou verlaten. Deductief onderwijs
past niet bij mijn visie op het onderwijs, wel dat je soms op een ordelijke manier helder
en duidelijke informatie communiceert, maar niet dat deze informatie dan geen ruimte
heeft om individueel of gezamenlijk verwerkt te worden.
10. Waarom heeft men het deductieve model achter zich gelaten om op zoek te gaan naar
een nieuw model?
Het deductieve model is achter gelaten omdat het vraagt dat leerlingen uit een soort
gelijke achtergrond komen waarin het wenselijk is dat zij allemaal opgeleid worden in
een bepaalde denkwijze. Dit is niet meer zo in onze multiculturele en multireligieuze
samenleving. Het is een noodzaak geworden om als onderwijs visie en als docent niet
meer te starten bij jezelf of een bepaalde aangereikte stof, maar allereerst te kijken naar
de leerlingen en hun ervaringen.
II.
Inductief Onderwijs
1. Wat roept dit beeld bij jou op?
Dit beeld roept de woorden: groepsproces, gezelligheid, ervaring, openheid,
verbondenheid en eigenheid bij mij op.
2. Welke visie op het godsdienstonderwijs roept deze foto op?
Deze foto roept de inductieve visie op het onderwijs op.
3. Wat is vanuit deze visie een goede godsdienstleerkracht?
Vanuit deze visie is een goede godsdienstleerkracht iemand die begint bij de ervaringen
van de leerlingen.
4. Welke werkvormen worden hier gebruikt?
Er wordt hier een kring als werkvorm gebruikt, waarin al de leerlingen elkaar zien zitten
en elkaar kunnen horen. Discussie met taal en fysieke communicatie over en weer wordt
gebruikt als manier om kennis over te brengen en op te doen. Ook lijkt er beeld/tekst
materiaal te zijn die elke leerlingen in zijn handen heeft, deze zou ook gebruikt kunnen
worden als directe kennisoverdrager, maar misschien ook als aanzet tot discussie in taal,
of een eventuele verwerkingsopdracht voor na de les.
5. Wat is het doel van dit godsdienstonderwijs?
Het doel van dit onderwijs is de ervaring van de leerling, en deze te koppelen aan een
geloven.
6. Wat zijn de sterke kanten van deze visie op het godsdienstonderwijs en wat zijn de
zwakke kanten?
De sterke kant van dit onderwijs is dat er niet langer uit wordt gegaan van het geloof,
maar dat het start punt de leerling is geworden. De zwakke kant van dit onderwijs is dat
ondanks dat er ruimte is gekomen voor persoonlijke ervaring wordt deze wel vaak
onmiddellijk gekoppeld aan een bestaand perspectief van de christelijke traditie. Dit
heeft iets heel moois, maar ook hier worden leerlingen niet zelfstandig op pad gestuurd
met hun vragen, waardoor leren, naar mijn idee, wordt beperkt.
7. Beschrijf deze dynamiek aan de hand van de metafoor van deze afbeelding van de
Emmaüsgangers.
In deze voorstelling van de Emmaüsgangers zien wij Jezus te midden van hen. Ze lijken
met zijn drieën in gesprek te zijn. Toch loopt Jezus nog in het midden, hij is de
onderwijzer, hij heeft het uiteindelijke antwoord.
8. Zoek zelf een metafoor die de deductieve visie op het godsdienstonderwijs illustreert.
Voeg de metafoor toe aan je verslag en verantwoord je keuze.
Ik heb het bovenstaande plaatje gekozen als metafoor voor het inductief onderwijs
omdat het is alsof je wel samen op de wip-wap zit, je deelt de zelfde ervaring maar toch
is er een die zwaarder weegt, of waar duidelijk blijkt wat goed en waar is.
9. Sluit de deductieve visie aan bij (a) jouw ervaringen en (b)jouw visie op de godsdienst
docent?
Ik vind de deductieve visie erg mooi, ik denk dat ik veel van mijn leven in deductief
onderwijs heb doorgebracht, vooral als het aankomt op godsdienst. Ik ben erg dankbaar
voor de inzichten die mijn zijn gegeven naar aanleiding van mijn eigen ervaringen, maar
ik ben in de loop van de jaren er ook achter gekomen dat ik zelf vaak niet wist waarom
bepaalde manieren van denken gekoppeld waren aan mij. Veel informatie die is als
‘waarheid’ aangereikt kreeg heb ik de afgelopen jaren weer langs moeten lopen om uit
te zoeken of dat ook was hoe is er daadwerkelijk in stond, dat is een mooi en soms
pijnlijk proces. Mijn visie op het godsdienstdocentschap is toch om ook mijn leerlingen
die confrontatie vroeg aan te gaan, om te participeren in wat ze geloven, dan geeft het
naar mijn idee meer leven en brengt het meer leven voort.
10. Waarom heeft men het inductieve model achter zich gelaten om op zoek te gaan naar
een nieuw model?
Dit model is achtergelaten om de reden die ik hierboven ook al benoem, het idee dat
ondanks de ruimte die leerlingen wordt geven om hun eigen ervaringen te uiten, de
antwoorden voorgekauwd zijn en niet eigen worden gemaakt door de leerlingen.
III.
Abductief Onderwijs
1. Wat roept dit beeld bij jou op?
Dit beeld roept de woorden: zoeken, interactie, onpersoonlijk, leer proces, samen, media
en zelfstandig bij mij op.
2. Welke visie op het godsdienstonderwijs roept deze foto op?
Deze foto roept een abductieve visie op het onderwijs op.
3. Wat is vanuit deze visie een goede godsdienstleerkracht?
4.
5.
6.
7.
8.
Vanuit deze visie is een goede godsdienstleerkracht iemand die fungeert als inspirator,
coach, organisator en vertolker. Iemand die als het waren van buitenaf
verantwoordelijkheid neemt, maar vooral aanzet bij de leerlingen om hen
verantwoordelijkheid te nemen om te leren, participatie.
Welke werkvormen worden hier gebruikt?
Een computer werkvorm, waarin wat wordt opgezocht of onderzocht. Er wordt gewerkt
in duo’s, samen zijn zij verantwoordelijk voor het ‘leren’. Er wordt appel gedaan op
zelfstandigheid, het is een zelfstandige werkvorm.
Wat is het doel van dit godsdienstonderwijs?
Het doel van dit godsdienstonderwijs is dat leerlingen participerend leren. Zij zijn in
wezen verantwoordelijk voor hun eigen leerproces, dit wel door middel van aangereikte
opdrachten. Zei leren wie zij zijn en leren kennis construeren en subjectief toe eigenen.
Wat zijn de sterke kanten van deze visie op het godsdienstonderwijs en wat zijn de
zwakke kanten?
De sterke kant van deze visie op het godsdienstonderwijs is dat er ontzettend veel ruime
is voor leerlingen om zich te ontwikkelen en om achter hun eigen visie van het leven te
staan, ze worden zelfstandig en oorspronkelijk in hun mening. De zwakke kant van dit
onderwijs is dat er zoveel vrijheid is, dat jonge mensen weinig houvast meer hebben, ze
worden constant vraagstukken voorgelegd waarmee ze nog weinig tot geen ervaring
hebben, als er geen ervaringen of handvatten worden uitgereikt zou dit, naar mijn idee,
voor veel verwarring en druk kunnen zorgen.
Beschrijf deze dynamiek aan de hand van de metafoor van deze afbeelding van de
Emmaüsgangers.
Jezus, is zo goed als niet aanwezig, de twee Emmaüsgangers moeten het met elkaar
doen. Zij zijn als het waren verantwoordelijk voor het begrijpen en uitwerken van de
situatie. Jezus loopt aan de buitenkant, maar hij is wel dichtbij om in te springen waar
nodig.
Zoek zelf een metafoor die de deductieve visie op het godsdienstonderwijs illustreert.
Voeg de metafoor toe aan je verslag en verantwoord je keuze.
Ik heb deze afbeelding gekozen als metafoor voor het abductief onderwijs omdat het
abductief onderwijs een zoektocht voor zowel de leerling als de docent, er zijn vele
manieren die naar Rome leiden. Het groen symboliseert dat de abductieve onderwijsvisie
wel leven geeft, maar tegelijkertijd heb je ook echt een doolhof waarin de leerlingen los
worden gelaten.
9. Sluit dit model aan bij (a) jouw ervaringen en (b) jouw visie op de godsdienst docent?
Het model sluit ook aan op mij ervaring, vaak ben ik lost gelaten als leerling en student
om dingen voor mezelf uit te zoeken, met beperkte aanwijzingen van een docent. Hier
heb ik vaak veel van geleerd, maar me ook wel eens uitermate gefrustreerd. Ik denk dat
deze visie op het godsdienstdocentschap wel het dichtste bij mij komt, maar toch zou ik
pleiten voor een bepaalde duidelijkheid, een vastigheid, maar misschien ook een heel
bewust lopen naast leerlingen die in een doolhof terecht komen. Of ik zou in ieder geval
hen de hoop willen geven, misschien ook door vastigheid in mijn eigen visie te tonen, dat
het mogelijk is om vastigheid te krijgen, ook als je nu op zoek bent.
10. Welke noden kunnen dwingen om op zoek te gaan naar een nieuw model?
Ik denk dat in dit model de noodzaak voor richting en handvatten er naar kan leiden dat
een nieuw model nodig is.
11. Hoe zou zo’n nieuw model er uit kunnen zien?
Ik denk dat het nieuwe model in moet spelen op het hele individuele aspect van
identiteitsontwikkeling en dan ook een op een de vragen aan moet gaan, dit door middel
van intervisie. Toch zou dit model ook, naar mijn idee, klassikale lessen in hoog vaandel
moeten houden, om zo ook de leerlingen in al hun eigenheid op een positieve manier te
laten fungeren binnen een geheel. Hier zou ik voor pleiten. Gesprek moet er zijn en
blijven, niet dat is goed voor jou en dit is goed voor mij.
IV.
Godsdienst docent
1. Wat voor soort godsdienstdocent ben je zelf en hoe zou je willen zijn?
Ik heb nog nooit voor de klas gestaan als godsdienst docent, dus is weet niet precies wat
voor godsdienstdocent ik ben. Wel heb ik voor de klas gestaan als theater docent. Ik ben
een docent die zelf heel actief is en mijn inspiratie voor het vak overbreng. Ik geef
duidelijke aanwijzingen waarbinnen leerlingen hun eigen weg kunnen zoeken. Ik coach
ganderweg het proces. Als godsdienst docent zou ik ook zo willen zijn. Ik zou een docent
willen zijn met een duidelijke mening die deze openlijk uit naar leerlingen en de
leerlingen ook hun mening duidelijk laat uiten. Ik zou willen fungeren als een inspirator,
organisator, coach en vertolker. Het inspireren zie ik ook als het doorgeven van
informatie, het aanreiken van stof waarmee de leerlingen verder kunnen, ik wil niet
alleen komen met opdrachtjes.
2. Vul de test eerst in met hoe je, je docentschap nu vervult.
Heb je ook een ideaalbeeld van hoe je als godsdienstdocent zou willen zijn? Vul de test
nogmaals in volgens je ideaal.
Ik heb de test ingevuld naar mijn ideaal en niet naar mijn huidige docentschap, want dat
ben ik op het moment niet.
Test resultaat
De sociale voorman- 37% uitdrager van een sociaalkritische boodschap.
De blikopener- 31% leerlingen anders laten kijken naar de werkelijkheid; doorprikker van
schijnwaarden.
De therapeut- 25% de ideale vertrouwenspersoon, de grote held
De catecheet- 6% de catechismus onderwijzer, de vertegenwoordiger van kerk op school.
De cultuur wetenschapper – niet
De anticatecheet- niet
3. Is er verschil? Wat wil je (af)leren?
Als ik naar de bovenstaande test resultaten kijk dan zou ik wel iets minder therapeut
willen zijn en iets meer catecheet en misschien ook wel een fractie van de cultuur
wetenschapper mee willen pakken. Maar het uitdragen van een sociaalkritische
boodschap en blikopener zijn dat past bij mij, dat vind ik leuk en waardevol.
Download