VARENS Bert de Vaan 4 januari 2014 De aanleiding voor mij om dit documentje te schrijven is tweeërlei. Ten eerste had mijn broer Hans mij eens gevraagd hoe varens zich vermenigvuldigen en ten tweede de lezing van Rien Kersten met zijn verhalen over de magie van verschillende planten en dieren (IVN Waalwijk 12 december 2013) Ik heb voor de volgende indeling gekozen 1) Wat zijn varens ? 2) De magie van varens en “het varenzaad” 3) De generatieve voortplanting van varens 1) wat zijn varens? Varens behoren tot de hogere planten. In tegenstelling tot de meeste planten om ons heen hebben zij geen echte stengel. De stengel van de varen is de wortelstok en die zit onder de grond . Deze kan vertikaal zijn of horizontaal kruipend. Op de wortelstok, onder de grond, staan de bladeren ingeplant. De opvallende eigenschap is dat varens uitrollende bladeren hebben die er in jonge toestand uitzien als de staf van sinterklaas. Wanneer een blad is ingesneden tot de hoofdnerf dan spreekt men van éénmaal geveerd (voorbeeld de Eikvaren) Zijn de deelblaadjes (A) ook ingesneden dan is het blad tweemaal geveerd. (vb. de Koningsvaren) Zijn de deelblaadjes (B) van deze deelblaadjes (A) ook nog ingesneden dan is het blad driemaal geveerd (vb. de Adelaarsvaren) Sommige varens maken bladeren met sporenhoopjes of Sori (enkelvoud is sorus). Die worden de fertiele bladeren genoemd en de bladeren zonder sporen worden de onvruchtbare bladeren genoemd. De varen plant zich voort door middel van sporen die haploïde zijn. Haploïde wil zeggen dat de sporen de helft van de chromosomen hebben van de moederplant. De moederplant heeft een dubbele set chromosomen en zijn dan diploïde. Op de bladsteel vinden we meestal schubben, die na een tijdje afvallen. Deze zogenaamde kafschubben bevatten soms belangrijke determinatiekenmerken Nederland telt 37 soorten varens verdeeld over twaalf families. 2) DE MAGIE VAN HET “ZAAD VAN DE VAREN” OF WEL “VARENZAAD” Midzomernacht: de nacht van midzomer. In de folklore is dit een magische nacht. Hett varenzaad moeten in deze nacht geplukt worden. "varenzaad" Onze vroege voorouders beschouwden heel veel dingen in de natuur, die zij niet konden verklaren, als hekserij, tovenarij en het werk van de duivel. Dat was ook het geval met varens. Die geheimzinnige krullen die in het voorjaar zo maar uit de grond kwamen rollen, varens werden en geen bloemen hadden maar wel zaad maakten De varens hadden zo dacht men onzichtbare bloemen die het varenzaad maakten. Het varenzaad zou de grootste magische kracht hebben wanneer het geoogst werd tijdens middernacht op de dag van Sint Jan, 24 juni. Inmiddels weten we wel dat het varenzaad in feite sporen van de varen waren In het volgende gedeelte 3 zullen we zien dat die sporen praktisch zich ook als zaadjes gedragen Het varenzaad had speciale eigenschappen. Men kon er zichzelf onzichtbaar mee maken. Ook kon men er bepaalde verloren personen of voorwerpen mee vinden. Je kon er jezelf onkwetsbaar mee maken, schatten mee ontdekken enz. enz. De varens worden qua magie gerangschikt onder groep van de zogenaamde “SintJanskruiden” Dit zijn kruiden die rond Sint- Jandag, 24 juni bloeien en waaraan magische verhalen werden toegeschreven. In dit bijgeloof over varenzaad namen enkele soorten varens een bijzondere plaats in, vooral de mannetjesvaren de wijfjesvaren en de adelaarsvaren. . De kern van het bijgeloof was dat de plant alléén in de Sint-Jansnacht ‘bloeit’ en dat alléén in die nacht het beruchte en toverkrachtige varenzaad kon verzameld worden. Nu moet men heus geen volleerde botanicus zijn om te weten dat varens geen bloemen en dus ook geen zaad hebben. Wat men in de volksmond ‘varenzaad’ noemt, is niets anders dan de sporen die bij hoopjes op de onderkant van de bladeren vastzitten. Circa 1500 moet het geloof in de toverkracht van varenzaad nog heel sterk verspreid geweest zijn. Zestiende-eeuwse kruidenboeken informeren er ons uitvoerig over. Zo lezen we in het Contrafayt Kreuterbuch (1532) van Otto Brunfels: ‘Kein Kraut ist da meer hexenwerck und womit teuffels gespenst getriben wiirt’. Ook dat het zaad alleen in de nacht van 24 juni kan verzameld worden en dat alleen nadat men de plant heeft ‘beschwören und den teuffel darüber anruffen hätte’ Hoe men daarbij precies te werk ging, heeft men vernomen uit de beschrijving van een van Duitse heksenprocessen van ca. 1650. Een zekere Michaël Pusper die beschuldigd wordt van toverij, zegt goed te weten hoe men varenzaad moet verzamelen. Daartoe, zo vertelt hij aan de rechters, moet men stilzwijgend een wortel van een hazelaar nemen. Daarmee gaat men naar een kruispunt van straten, trekt daar een cirkel mee en gaat daarin staan met een bos varenkruid en op de grond wordt in de cirkel een dierenvel uitgespreid. Tussen elf en twaalf uur van de Sint-Jansnacht dient men het volgende te doen. Precies om middernacht slaat met een bos varenbladeren op de hazelaarswortel en het zaad wordt opgevangen op het dierenvel. Het dierenvel met het zaad snel dichtvouwen en snel wegwezen. 3) De voortplanting van de varen Sporenhoopjes In de sporenhoopjes (eigenlijk: sporangiënhoopje, sorus) bevinden zich de sporendoosjes, waarin de sporen gevormd worden. Dit zijn de voorplantingsorganen van de varen. Zij liggen meestal op de onderzijde van de (fertiele) bladen. Bij veel soorten wordt het sporangiënhoopje afgedekt door een dekvliesje (indusium). Dat beschermt het sporangiënhoopje tot de sporen rijp zijn. De sporenhoopjes kunnen zeer verschillend van vorm zijn, van uiterst langwerpig tot rond. Ook de plaats op het blad is gevarieerd: langs de nerf, tegen de bladrand of midden op het bladslipje. Soms bedekken de sporenhoopjes de volledige oppervlakte van het blad. De vorm en plaats van de sporenhoopjes op het blad en de aanwezigheid en vorm van het dekvliesje zijn belangrijke determinatiekenmerken bij varens. Zo hebben de varens van het geslacht streepvaren typische langgerekte, streepvormige sporenhoopjes zonder dekvliesje, terwijl de niervarens ronde of niervormige sporenhoopjes met een dekvliesje hebben. Voortplanting De diploïde volwassen varen (sporofyt) ( sporofyt is de naam voor de plant die sporen vormt) produceert haploïde sporen door middel van meiose (reductiedeling) in de sporendoosjes. Wanneer de sporendoosjes rijp zijn barsten ze open en laten de sporen vrij. Uit de spore ontstaat een (haploïde) prothallium (voorkiem). Dat is een hartvormig blaadje (met een holte) (gametofyt) dat over fotosynthese beschikt. Op deze voorkiem worden onder invloed van het licht archegonia (vrouwelijke orgaantjes) en antheridia (mannelijke orgaantjes) gevormd. In de buik van het archegonium wordt de eitjes en in de antheridia worden de spermatozoïden (mannelijke zaadfcellen) gevormd. Onder vochtige omstandigheden kunnen de beweeglijke zaadcellen zich verplaatsen en vindt bevruchting van de eicellen plaats. Uit een bevruchte eicel groeit dan een varenplant. Deze zit eerst op de voorkiem, maar vormt later zelf wortels. Sommige soorten kennen ook nog een ongeslachtelijke voortplanting door middel van knoppen op de bladen. Uit die knoppen ontstaan jonge plantjes, die later afvallen en zelfstandig verder groeien. Omdat de voortplanting alleen onder vochtige omstandigheden plaatsvindt, zijn varens erg afhankelijk van water, vooral de soorten die op muren of rotsen groeien. Ook de epifyten (de soorten die op andere planten groeien) gedijen vooral in een vochtige omgeving. gametofyt De voortplanting in het kort verteld: De volwassen varen maakt sporen die maar de helft van de chromosomen hebben van de moederplant. Deze sporen vallen op de bodem en ontwikkelen zich bij gunstige omstandigheden tot voorkiemen (gametofyten) die gevoelig zijn voor licht. Deze voorkiem is een hartvormig orgaantje van ongeveer een cm groot met een holte en slechts één cel dik. Onder invloed van licht gaan zich in de holte van deze voorkiem een mannelijk- en een vrouwelijk orgaantje vormen. Het vrouwelijke maakt een eitje en het mannelijke zaadcellen. Wanneer het eitje en de zaadcellen rijp zijn zwemmen de zaadcellen , dank zij het vocht, naar het vrouwelijke eitje en vindt de bevruchting plaats. N.B. Dus er altijd vocht nodig tijdens dit proces. In de holte ontstaat een klein varentje dat straks gaat uitgroeien tot een volwassen varen, de sporofyt, (bet. de plant die sporen kan vormen) Dat uitgroeien tot een volwassen varen duurt een jaar of drie.