Dagverhaal der doormarcheerende troepen

advertisement
1
s d
ek an
re e rl
he em
isc n
or en
ist -K
H den
id
M
“Dagverhaal der
doormarcheerende troepen”
Beverwijk in de ban van de Fransen (1787-1802)
J. van Venetien - A. Schweitzer - J. van der Linden
Historisch Genootschap Midden-Kennemerland - Museum Kennemerland
De auteurs hebben getracht alle rechthebbenden van het afgebeelde materiaal te achterhalen.
Niet vermelde rechthebbenden kunnen zich wenden tot de uitgevers.
ISBN 90-804540-3-6.
1999,
uitgegeven door het Historisch Genootschap Midden-Kennemerland en het
Museum Kennemerland,
Westerhoutplein 1,
1943 AA Beverwijk
©
Historisch Genootschap Midden-Kennemerland en Museum Kennemerland en de auteurs:
drs J. van Venetien, drs A. Schweitzer en J. van der Linden.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, onder meer door middel van druk, fotokopie, micofilm, internet of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de copyrighthouders.
No part of this publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm, internet or any other means, without written permission from the copyright holders.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
2
Aan de lezers,
De inval van de Engelsen en de Russen in 1799 is ook aan Beverwijk niet ongemerkt voorbij
gegaan. Dat is gezien de ligging van Beverwijk aan een belangrijke noord-zuid- verbinding
niet zo verwonderlijk.
En daarom mag in 1999 een terugblik naar dat jaar, beter nog die periode, met zaken uit
het Beverwijkse, niet ontbreken.
In het begin van de jaren tachtig verwierf het Museum Kennemerland een tweetal
handschriften die op de bedoelde periode betrekking hebben. Dat zijn het verhaal van Broer
Schermer en een anoniem geschrift over de door Beverwijk trekkende troepen en verdere
gebeurtenissen gedurende een periode van ruim tien jaren. Het geschrift was anoniem, maar
onze auteurs hebben toch kans gezien de schrijver te bepalen.
Het Museum en het Historisch Genootschap hebben reeds eerder boeken over de historie
van deze regio uitgegeven. Te denken valt aan “De Stede Beverwyck affghetekent door
Daniel van Breen” en “Beverwijks Zwarte Jaren”, maar dat waren nog losse publicaties. Met
deze uitgave starten het Museum en het Historisch Genootschap een Historische reeks. Wij
hopen en vertrouwen erop dat deze reeks een royale stroom van publicaties over de historie
van deze streek zal opleveren.
De leden van het Historisch Genootschap krijgen dit eerste nummer van de Historische
reeks als ledenbulletin toegestuurd.
De drie auteurs die aan deze uitgave meewerkten, de heren drs. J. v. Venetien, J. v.d. Linden
en drs. A. Schweitzer, hebben hun sporen meer dan verdiend. Denkt U maar eens aan het
onvolprezen “Hart van Kennemerland” en meer recentelijk “Matzes met Aardbeien” en
“Het ontstaan van Beverwijk als Stedelijke Nederzetting”.
Wij zijn er van overtuigd dat U met veel aandacht de gebeurtenissen aan het eind van de
achttiende eeuw - gezien door de ogen van een tweetal tijdgenoten en voor ons toegankelijk
gemaakt door de drie genoemde auteurs - zult lezen.
Graag zeggen wij de auteurs hartelijk dank voor hun inzet en volharding om deze publicatie
mogelijk te maken. En ook zij die verder nog aan de totstandkoming werkten hebben onze
dank verdiend.
Wij wensen de historisch geïnteresseerde lezer veel leesplezier.
Voorzitter Historisch Genootschap
Midden-Kennemerland
J. Frerichs
Voorzitter Museum-Kennemerland
ir. J. Camfferman
december 1999
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
3
INHOUDSOPGAVE
Aan de lezers.......................................................................................................................................... blz. 3
Verantwoording...................................................................................................................................... blz. 5
Handreiking aan de lezer........................................................................................................................ blz. 6
De Infanterie.......................................................................................................................................... blz. 7
De Cavalerie........................................................................................................................................... blz. 8
De Artillerie........................................................................................................................................... blz. 9
Chronologie van gebeurtenissen............................................................................................................. blz. 11
“Dagverhaal der doormarcheerende troepen” en een impressie van de schoolmeester ............................. blz. 15
Bijlagen:
1
Literatuuroverzicht........................................................................................................................... blz. 85
2 Verantwoording van de afbeeldingen................................................................................................ blz. 87
3
Bijzonderheden over in de handschriften vermelde personen, die woonachtig waren in of
bij Beverwijk .................................................................................................................................... blz. 89
4 Verklarende begrippenlijst................................................................................................................ blz. 97
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
4
“Doch ik hoor gerucht; het zijn soldaten;
dat zal weder inkwartiering wezen.”
(De Russen in Noord-Holland of Vrijhart en Saartje.
Toneelspel in drie bedrijven. 1800.)
Verantwoording
Het bijhouden van een dagboek of het noteren van eigen ervaringen onder bedreigende omstandigheden is
niet iedereen gegeven. Toch blijkt het geen uitzonderlijk verschijnsel te zijn. Het aantrekkelijke van dit soort
egodocumenten schuilt in het feit dat ze gewoonlijk rijk zijn aan gegevens van persoonlijke aard en handelen
over alledaagse beslommeringen. Als zodanig vormen ze vaak een belangwekkende aanvulling op de officiële
archiefstukken, waarin men dit soort informatie in de regel niet aantreft.
Het is een gelukkige omstandigheid dat in het Museum Kennemerland te Beverwijk twee documenten in
handschrift worden bewaard uit de tijd van de Bataafse Republiek (1795-1806), die, het ene wat meer dan het
andere, voldoen aan de typering van een egodocument die men daaraan zou kunnen geven.
Beide verhalen zijn opgesteld door Beverwijkers en beide besteden ze, zoals verwacht mag worden veel aandacht aan plaatselijke gebeurtenissen. De oorlog die in 1799 in Noord-Holland heeft gewoed tussen de Britse
en Russische troepen enerzijds en Fransen en Bataven anderzijds, krijgt natuurlijk bijzondere aandacht. Beverwijk ontsnapte toen, tot grote opluchting van haar burgers, op het nippertje aan oorlogshandelingen en dus
aan vernielingen en erger.
De schrijvers maken wel duidelijk dat de bevolking daarmee niet ontkwam aan de voortdurende last van
inkwartiering, aan de vordering van paarden en wagens door de autoriteiten, aan roof van voedsel, vee, geld,
sieraden, kleding, brandhout en wat niet al. Minstens zo erg waren de grove bejegeningen en zelfs mishandelingen die de mensen zich van de zijde van Franse en Bataafse soldaten moesten laten welgevallen. Dat soort
ervaringen vertroebelde de sfeer natuurlijk dusdanig, dat er nauwelijks oog bestond voor de meer plezierige
contacten met ingekwartierde militairen. Die zijn er natuurlijk ook geweest, al zullen ouders van opgroeiende
dochters daar wel eens anders over gedacht hebben.
Het zal de lezer intussen snel duidelijk worden dat de hinderlijke last van inkwartiering en andere onaangename bijverschijnselen van militaire aanwezigheid niet beperkt bleven tot de tijd van de oorlog van 1799.
Het lange “Dagverhaal der doormarcherende troepen” is in de onrustige jaren 1787-1802 bijgehouden door
een vooraanstaande Beverwijker, die in de tijd van de Bataafse Republiek lid is geweest van de Municipaliteit,
het gemeentebestuur. Door die en andere functies was hij bij machte om veelvuldig achter de schermen te
kijken. Zijn berichtgeving draagt het karakter van een ambtelijke verslaggeving, waaraan de persoonlijke noot
niet ontbreekt. Het waarheidsgehalte lijkt hoog te liggen, al kunnen wij de auteur wel eens op tekortkomingen
en fouten betrappen.
De gegevens over de oorlogsgebeurtenissen die zich buiten Beverwijk hebben voltrokken ontleent hij in de
meeste gevallen kennelijk aan de in 1801 verschenen beschrijving van de oorlog door L.C. Vonk. Die uiteenzetting is niet vlekkeloos, maar in zijn algemeenheid toch lang niet slecht.
Het andere, veel kortere handschrift, dat als intermezzo in het “Dagverhaal” is ingevoegd, is geschreven door
de toenmalige stadsschoolmeester en gaat bijna geheel over persoonlijke belevenissen.
De beide handschriften verschijnen nu, tweehonderd jaar na de strijd in Noord-Holland, geannoteerd in
druk. Het is aan de lezer om te beoordelen of de uitgave ervan in een behoefte voorziet. Die lezer dient wel
te bedenken dat de beide geschriften zeker niet bedoeld waren om de mensen die twee eeuwen later zouden
aantreden te behagen.
Wat de beide Beverwijkers van toen dan wel gedreven heeft, ligt verscholen in de tijd.
De bewerkers stellen er prijs op hun dank uit te spreken tegenover de heer H. van Roo, die zo vriendelijk is
geweest in enkele duistere kwesties helderheid te verschaffen.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
5
Handreiking aan de lezer
De in deze bundel opgenomen verhalen bevatten veel mededelingen over militaire aangelegenheden. Wij hebben het daarom nuttig geoordeeld om ze vooraf te laten gaan door korte
uiteenzettingen over de belangrijkste legeronderdelen van die dagen, de infanterie, de cavalerie en de artillerie. Daarmee denken wij de beschouwingen van twee notabele Beverwijkers
uit de Franse tijd over gebeurtenissen die zich in hun leven hebben voorgedaan beter toegankelijk te maken.
Naar volledigheid is niet gestreefd. Over de oorlog van 1799 vindt men geen samenvattend
betoog. Uniformen, wapentuig, bijzonderheden over de toen strijdende partijen blijven
goeddeels buiten beschouwing. Wie zich daarin wil verdiepen kan verwezen worden naar het
in 1998 verschenen boek “De lange herfst van 1799” en naar het recente werk van G. van
Uythoven, “Voorwaarts, Bataven!” Die boeken bevatten beide een literatuurlijst. Een tamelijk
uitgebreide, maar zeker geen volledige literatuuropgave treft men trouwens ook in dit boek
aan.
De voorvallen die zich toen in Beverwijk hebben voltrokken, kunnen niet steeds los gezien
worden van gebeurtenissen die zich elders voordeden. Om de ontwikkelingen in Beverwijk
en omstreken in die tijd in een ruimer verband te kunnen plaatsen is een chronologisch overzicht opgenomen van relevante gebeurtenissen die zich toen elders, in en buiten Nederland
hebben voorgedaan. De lijst beslaat de periode van circa 1750 tot 1815.
Tussen de tekst in treft men toelichtende noten aan. Zo nu en dan is daarin een wat langere
beschouwing opgenomen, als het om een onderwerp gaat waarvan wij menen dat het iets
meer dan gewone aandacht verdient.
Om het notenapparaat niet al te lang en te log te maken hebben wij ervoor gekozen om een
flink aantal termen en begrippen uit de tekst onder te brengen in een afzonderlijke “verklarende begrippenlijst”.
Zaken die naar onze mening beter bij de tekst kunnen worden toegelicht, vindt men in de
noten terug. Wat men daar niet aantreft staat allicht in die begrippenlijst.
Het “Dagverhaal der doormarcheerende troepen” en het daarin opgenomen verslag van de
Beverwijkse schoolmeester bevatten een groot aantal namen van personen. Voorzover het om
Beverwijkers en andere streekbewoners gaat, of om mensen die een sterke binding met het
gebied hadden, zijn zij doorgaans nog opgenomen in een afzonderlijke lijst. Daar vindt men
dan in klein bestek enige levensbijzonderheden van de betrokkenen.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
6
DE INFANTERIE
Vive la Hollande!
In het “Dagverhaal der doormarcheerende troepen” is heel wat plaats ingeruimd voor de infanterie. Dat is niet verwonderlijk. Het voetvolk vormde in aantal nu eenmaal altijd een veelvoud van de andere krijgsmachtonderdelen. In het
‘Staatse leger’, zoals men de strijdmacht te land van de Republiek der Verenigde Nederlanden noemde, stond omstreeks
1794 tegenover de cavalerie met ongeveer 4 000 man en de artillerie met een iets groter aantal, de infanterie met ruim
30.000 man. Nu moeten we met deze getallen een beetje oppassen. Ze geven waarschijnlijk meer een indruk van de getalsverhoudingen binnen de krijgsmacht, dan inzicht in de werkelijke aantallen. De meeste onderdelen waren namelijk
ver onder de zogenaamde organieke sterkte, de sterkte “op papier”.
Traditiegetrouw bevonden zich in het Nederlandse leger tamelijk grote aantallen buitenlanders, vooral Duitsers en in
mindere mate ook Zwitsers, Walen en Schotten. Na 1789 voegden zich bij hen enige honderden Franse “émigrés”, die
wegens de revolutie hun land waren ontvlucht en een nieuw bestaan vonden binnen de Nederlandse krijgsmacht. Men
moet bij het voorgaande steeds bedenken dat alle militairen huursoldaten waren. Dienstplicht bestond toen nog niet in
Europa.
In de tijd waarover wij spreken telde het Staatse leger 41 infanterieregimenten en nog enkele kleinere zelfstandige
eenheden. Officieel zou een regiment ongeveer 1.000 man moeten tellen, maar we hebben al vastgesteld dat de meeste
ervan dat aantal niet haalden. Sommige infanterieregimenten droegen een eigen naam, zoals de regimenten Hollandsche
Gardes, Orange-Nassau, Orange-Vriesland, Orange-Gelderland, Orange-Drenthe en Orange-Stad en Lande (dat in het
“Dagverhaal’ Orange-Groningen en Ommelanden” wordt genoemd). Verreweg de meeste infanterieregimenten werden
met een getal aangeduid. Gewoonlijk volstond men echter met het vermelden van de naam van de commandant. Dat
gebeurde zelfs wel met de regimenten die een eigen naam hadden. De komst van de Fransen in 1795 maakte een eind
aan de Republiek der Verenigde Nederlanden en aan het Staatse leger. De leden van het Oranjehuis namen de wijk naar
Engeland.
Zoals te verwachten was ging de nieuw gestichte Bataafse Republiek vrij snel over tot reorganisatie van het leger. Bij de
infanterie kwamen in de plaats van de vroegere regimenten zeven halve brigades met elk drie bataljons. De sterkte van
een halve brigade bedroeg, in theorie althans, 98 officieren en 1.995 minderen in rang.
Er waren heel wat soldaten van het Staatse leger die zonder problemen overgingen in Bataafse dienst. Bij buitenlandse
eenheden gebeurde dat meestal niet. De uit Zwitsers bestaande regimenten werden in de jaren 1796 en 1797 ontbonden, omdat de Zwitserse kantons niet bereid waren de vroegere overeenkomsten te verlengen. Ook de meeste Duitse
vorsten zegden de bestaande verdragen op. Alleen die van Waldeck en Saxen-Gotha vonden goed dat de uit hun staten
afkomstige soldaten in Bataafse dienst traden. Zij werden ondergebracht in afzonderlijke infanterieregimenten. De
schrijver van het “Dagverhaal” meldt een paar keer de aanwezigheid van Waldeckers in Beverwijk, maar niet in de periode van de oorlog in Noord-Holland. Soldaten van Saxen-Gotha worden helemaal niet genoemd. Deze Duitse regimenten zijn ook niet bij de oorlog in Noord-Holland betrokken geweest. Het ligt niet in onze bedoeling om verder uitgebreid in te gaan op de wijze waarop het Bataafse leger was georganiseerd. We beperken ons tot de belangrijkste feitelijke
gegevens.
Het leger was ingedeeld in twee divisies. De eerste divisie stond onder bevel van luitenant-generaal H.W. Daendels, de
tweede werd geleid door luitenant-generaal J.B. Dumonceau, wiens naam ook wel gespeld wordt als Du Monceau. Elke
divisie omvatte cavalerie- en artillerie-onderdelen, daarnaast gewone infanterie en tenslotte jagers. Deze jagers vormden
een soort lichte infanterie, die in het bijzonder geschikt was voor het uitvoeren van snelle acties achter of in de flanken
van de vijandelijke linies. De jagers waren ook speciaal geoefend voor het voor-hoedegevecht.
Kort samengevat zag de samenstelling van het Bataafse leger er als volgt uit:
7 Halve Brigades infanterie à 3 bataljons,
4 Bataljons Jagers,
4 Regimenten Cavalerie,
2 Compagnieën Rijdende Artillerie,
4 Bataljons Artillerie te Voet.
Ten tijde van de Brits-Russische inval bedroeg de totale sterkte van de Bataafse armee 13.565 man.
Er waren, zoals wij zagen, heel wat buitenlanders uit het Nederlandse leger vertrokken toen de Bataafse Republiek tot
stand kwam. Dat het percentage vreemdelingen desondanks hoog bleef in het Bataafse leger hangt samen met het voortgezette streven om op andere plaatsen in Europa nieuwe rekruten aan te werven. Hiervoor is al gebleken dat de meeste
onderdelen te kampen hadden met een tekort aan soldaten. Door de voortdurende oorlogen bestond er in heel Europa
een grote vraag naar militair personeel. Ronselaars van allerlei herkomst zwierven door de traditionele rekruteringsgebieden, zoals de diverse Duitse staten en de Zuidelijke Nederlanden, om te proberen jonge mannen met een handvol
geld voor hun opdrachtgever te strikken. Daar ontmoetten ze concurrerende wervers met wie ze zelf zowat op voet van
oorlog leefden.
Frankrijk, dat in die dagen al een eerste aanzet tot dienstplicht kende, keerde zich met hand en tand tegen het rekruteren van soldaten door werfagenten van de Bataafse Republiek onder Franse dienstplichtigen in de Zuidelijke Nederlanden. Dat gebied was in 1797 bij Frankrijk ingelijfd.
De spoeling werd natuurlijk steeds dunner en de kwaliteit naar verhouding slechter. Muiterij, gebrek aan strijdlust,
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
7
desertie waren onder de gerekruteerde soldaten geen onbekende verschijnselen. We zullen er nog voorbeelden van tegenkomen. Noodgedwongen ging men steeds minder kieskeurig te werk. In Rijssel (het tegenwoordige Lille) nam kolonel
Gelderman, die daar in 1797 met het werven belast was, 1462 soldaten en matrozen aan, die eerder gedeserteerd waren,
waarschijnlijk uit het Pruisische of uit het 0ostenrijkse leger. De kolonel was niettemin zeer tevreden over het resultaat
en de rekruten waren het kennelijk niet minder. In zijn rapport aan de Bataafse regering meldt Gelderman: “... dat ik
hen niet zelden op mijne aankomst hoorde uitgalmen: Vive la Hollande”.
Niet minder verrassend mag men het gegeven noemen dat de luitenant-kolonel Abbema van de 3e halve brigade, die
herhaaldelijk in het “Dagverhaal” wordt genoemd, zelfs tot bij de Main en Mannheim rekruten liet zoeken voor zijn
onderbezette onderdeel. Daar waren veel keizerlijke deserteurs bij, weggelopen soldaten dus uit het Oostenrijkse leger.
Tamelijk bizar is ook het bericht van generaal Daendels, dat soms soldaten bij de Bataafse onderdelen wegliepen, die dan
vervolgens dienst namen bij de Franse troepen, maar in soldij bleven bij de Bataafse Republiek.
De vraag rijst of er met dergelijk volk wel te vechten viel. De schrijver aan wie we deze gegevens ontlenen meent van
wel: “Toch ... is de algemeene indruk, die men van die troepen op het oorlogstooneel verkrijgt, verre van ongunstig”
(Koolemans Beijnen, Krijgsgesch. studie, 101 e.v.). Dat het niet altijd goed ging vertelt ons het “Dagverhaal” nu en dan.
DE CAVALERIE
La cavalerie charge!
Van de drie belangrijkste legeronderdelen uit de oude tijd, de infanterie, de artillerie en de cavalerie is de laatste bijna
spoorloos uit het leger verdwenen. Maar omdat men er in de krijgsmacht altijd veel waarde aan hecht om de traditie van
een verdwenen legeronderdeel voort te zetten, heeft men het tankwapen intussen als de wettige erfgenaam van de oude
ruiterij aangewezen. Voor de echte paardenliefhebbers moet die omschakeling niet gemakkelijk te verteren zijn geweest.
Tweehonderd jaar geleden verkeerde de ruiterij nog in haar glorietijd. Zij vormde naar de mening van velen het hart en
het meest prestigieuze onderdeel van de krijgsmacht. Zonen uit vooraanstaande families stelden er een eer in om bij de
cavalerie carrière te maken. In hun kleurige en per regiment verschillende uniformen, hoog te paard gezeten, waren zij er
zich terdege van bewust grote indruk te maken op niet-ingewijden.
De ontmoeting met een vijand op het slagveld bood een fantastisch kleurrijk schouwspel, ook als er nog helemaal geen
bloed vloeide. Maar het werd pas echt groots en indrukwekkend als in een oorlogssituatie honderden of zelfs duizenden
ruiters in volle galop een massale charge op de vijand uitvoerden. Op de mensen die daar getuige van waren, maakte
zo’n actie een onvergetelijke en soms letterlijk verpletterende indruk. Van het schokeffect van zo’n actie op een vijand
moet men zich geen geringe voorstelling maken. Meer dan eens slaagde de ruiterij er met haar grote stootkracht in de
beslissing in een slag te forceren. De slag bij Castricum op 6 oktober 1799 biedt daar een goed voorbeeld van.
Nu had de cavalerie meer pijlen op haar boog dan alleen de spectaculaire stormaanval. En daarbij denken we niet zozeer
aan decoratief en representatief optreden, zoals het uitvoeren van garde-activiteiten ten behoeve van de stadhouder en
zijn familie. In tijd van oorlog behoorde tot haar taken ook het verrichten van
verkenningen, het doen van snelle aanvallen om andere onderdelen te ontlasten en het vervoer van ammunitie naar
verspreid liggende infanteristen, om maar enkele voorbeelden te noemen.
De samenstelling van de cavalerie in bet leger van de Republiek der Verenigde Nederlanden, vlak voor de komst van de
Fransen in 1795, was eigenlijk verbazingwekkend ruim van opzet. Veel innerlijke kracht ging er niet achter schuil. Voor
het Franse invasieleger vormde het veelvoud van regimenten nauwelijks een obstakel.
De Staatse cavalerie omvatte toen:
het Eskadron Gardes du Corps (de lijfwacht van de stadhouder),
het Regiment Gardes te Paard; commandant: Willem George Frederik, prins van OranjeNassau, tweede zoon van stadhouder Willem V,
het Regiment Karabiniers Oranje Friesland; commandant: stadhouder Willem V, prins van
Oranje-Nassau,
het Regiment Van Hessen-Pbilipsthal; commandant: W. landgraaf van Hessen-Philipsthal,
het Regiment Van der Duyn; commandant: A.F. van der Duyn van ‘s-Gravemoer,
het Regiment Bentinck; commandant: B.H. Bentinck tot Buckhorst,
het Regiment Van Tuyll van Serooskerken; commandant: J.J. van Tuyll van
Serooskerken,
het Regiment Hoeufft van Oyen; commandant: J.P. Hoeufft van Oyen,
het Regiment Gardes Dragonders; commandant: D.W. baron van Verschuer,
het Regiment Dragonders Van Bylandt; commandant: 0.S.C. graaf van Bylandt,
het Regiment Dragonders Van Hessen-Cassel; commandant: F. prins van Hessen-Cassel,
het Regiment Huzaren Van Heeckeren; commandant: R.B.W. baron van Heeckeren-van
Molecaten,
het Regiment Huzaren Timmerman; commandant: P.J. Timmerman.
Het hele “wapen” telde organiek 4.000 man en 5.000 paarden.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
8
De hier geschetste structuur was de nieuwe democratisch gezinde machthebbers in de Bataafse Republiek
(17951806) een gruwel. Ze zagen er weinig anders in dan een geldverslindend bolwerk van subversieve stadhouderlijke en
aristocratische krachten. De altijd onstuimige Daendels drukte zich, zoals men van hem gewend was, met betrekking tot
de leden van dat bastion nog aanzienlijk grover uit. Tijdens de opmars van de Franse troepen in 1794 typeerde hij hen
als “Adellijk en Aristocratisch Ongedierte” (Schama, 224).
In een circulaire van de intussen hervormde Staten-Generaal heet het in maart 1795: “De landmacht is tot in zijne
diepste aderen bedorven door de kostbare inrichting van dezelve” (Koolemans Beijnen, Krijgsgesch. studie, 75). Hier
steekt ook nog even de oude aversie de kop op van de patriotten tegen de stadhouder, die er vanuit zijn anti-Franse en
pro-Britse gezindheid steeds op uit zou zijn geweest om het leger te versterken en de vloot te verwaarlozen.
Vereenvoudiging van de cavalerie was nu dus het parool. Eerst vielen de garde-onderdelen af, die in een bijzondere betrekking tot de inmiddels verdwenen stadhouder hadden gestaan. Vervolgens vonden er allerlei samensmeltingen plaats,
waarvan het uiteindelijke resultaat was dat de cavalerie tot vier regimenten werd teruggebracht:
het 1e Regiment Cavalerie; commandant: kolonel G. du Rij,
het 2e Regiment Cavalerie; commandant: kolonel C. Mascheck,
het Regiment Dragonders; commandant: kolonel E.Broux,
het Regiment Huzaren; commandant kolonel F. Quaita.
Elk regiment omvatte 631 man en 651 paarden. Ze hebben alle vier hun bijdrage geleverd aan de Frans-Bataafse inspanning om de Britten en Russen in Noord-Holland terug te dringen.
Het werkt verhelderend om de eenvoudige namen van de commandanten - waarbij ook die van de “held van Castricum”, Quaita, tegenkomen - te vergelijken met die van hun voorgangers uit de stadhouderlijke periode. Terloops komt
dan het beste om de hoek kijken waar de Bataafse Republiek voor stond, de idee om de vastgeroeste standenstructuur
te doorbreken en de staatsinstellingen te hervormen. Hier zou men kunnen denken aan de uitspraak van de historicus
Rogier: “In geen tijdvak van de vaderlandse geschiedenis zijn van de achtergrond der
naamlozen zoveel bekwame mannen naar voren gekomen” (geciteerd bij Haitsma Mulier, 214). Rogier is trouwens een
van de historici geweest die kort na de Tweede Wereldoorlog de gangbare, negatieve opinie over de Bataafse Republiek
op de helling hebben gezet. Van hem is ook het baanbrekende woord afkomstig: “Het is een periode waarop wij trots
kunnen zijn”.
DE ARTILLERIE
Vive le son du canon!
In de laatste jaren van de Republiek der Verenigde Nederlanden omvatte de artillerie het onderdeel Artillerie te Voet
en, sinds 1793, een korps Rijdende Artillerie. Het zal duidelijk zijn dat de toevoeging “te Voet” betrekking heeft op het
geschutbedienend personeel. Het transport van het geschut geschiedde met behulp van paarden of soms op schepen.
De rijdende artillerie was een betrekkelijk nieuw verschijnsel in de Westeuropese legers. In de oorlogvoering werd
gestreefd naar het opvoeren van de beweeglijkheid van de cavalerie en de infanterie. Er ontstond daardoor behoefte aan
een soort artillerie die in staat was om ruiterij en voetvolk in het veld snel te volgen en bij hun bewegingen steun te
verlenen.
Men vond de oplossing door tamelijk lichte kanonnen te plaatsen op een gemakkelijk te hanteren radaffuit (een onderstel op wielen) en die bij het rijden te verbinden met een tweewielige voorwagen waarvoor vier of zes paarden waren
gespannen. Om snel te kunnen opereren was het van groot belang dat alle manschappen bereden waren. De stukrijders
bestuurden het stuk geschut, gezeten op een of meer van de linkerpaarden van de bespanningen. De overigen zaten op
een eigen paard, al waren de kanonniers er wel in geoefend om eventueel de “vandehandse” paarden, de rechterpaarden
van de bespanningen te berijden. Deze nieuwe, lichte artillerie, die ook wel aangeduid werd als veldartillerie, omdat zij
immers ontwikkeld was om dienst te doen op het slagveld, maakte andere soorten artillerie, zoals vesting-, belegeringsen kustgeschut natuurlijk niet overbodig. Die bleven ook gewoon bestaan.
De stichting van de Bataafse Republiek bracht een aantal veranderingen. In de tijd van de Brits-Russische landing in
Noord-Holland bestond de Nederlandse artillerie uit:
-de Artillerie te Voet. Die telde vier bataljons, elk van zes compagnieën.
Een compagnie beschikte over zes kanonnen en twee houwitsers en telde 98 man.
-Het Korps Rijdende Artillerie. Dat bestond uit twee compagnieën, elk van 75 man. Een compagnie had de beschikking over vier kanonnen en twee houwitsers.
Een kanon is te karakteriseren als vlakbaangeschut: het projectiel doorloopt een min of meer horizontale baan. De
houwitser kan men omschrijven als krombaangeschut: het afgevuurde projectiel doorloopt een gekromde baan. Bij elke
artillerie-eenheid hoorde vanzelfsprekend nog allerlei aanvullend gerij, zoals caissons (munitiewagens), smidskarren,
gereedschapswagens en bagage- en proviandwagens.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
9
Op de kwaliteit van de Bataafse rijdende artillerie schijnt niets af te dingen te zijn geweest. Dat heeft het korps wel bewezen. Tijdens de gevechten in Noord-Holland in 1799 heeft het een belangrijke rol gespeeld bij het verdrijven van de
Engelsen en Russen. Ook de artillerie te voet, waarvan twee bataljons aan de strijd meededen, oogstte waardering.
De schrijver van het “Dagverhaal der doormarcheerende troepen” maakt herhaaldelijk melding van de doortocht door
Beverwijk van materieel en manschappen van de artillerie. Vaak gaat het om rijdende artillerie en vertelt de schrijver er
ook nog bij of het Fransen of Bataven waren. Maar even dikwijls laat hij ons daarover in het onzekere. Meer dan eens
moeten we genoegen nemen met de mededeling dat er Franse artilleristen of Hollandse kanonniers door Beverwijk zijn
getrokken.
Het blijkt ook wel dat onze auteur maar een bescheiden kennis droeg van de militaire organisatie en van het militaire
jargon. Het is hem niet kwalijk te nemen. De revolutie van 1795 had in het Nederlandse leger al voor flinke veranderingen gezorgd en nu met al die Fransen was er nauwelijks meer een touw aan vast te knopen. Bij het lezen van het verslag
valt het op dat de doortrekkende militaire onderdelen in het begin nog vrij nauwkeurig bij hun naam worden genoemd.
Dat zijn dan meestal eenheden uit de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Met de namen daarvan was
onze schrijver kennelijk wel vertrouwd. Naarmate we verder in het verhaal komen wordt de omschrijving wat onnauwkeuriger.
Assignaten: “geld” met een slechte reputatie
Assignaten vormden in Frankrijk sinds 1790 een soort
papiergeld, dat gedekt zou moeten zijn door in beslag
genomen kerkelijke en adellijke goederen. Zij verloren
hun waarde doordat er veel meer van gedrukt werden dan
volgens het onderpand kon.
De Franse soldaten die Nederland in 1795 binnenkwamen
betaalden met deze assignaten, waarvan de wisselkoers
kunstmatig hoog werd gehouden. De ontvangers leden
daardoor enorme schade. (afb. 1 en 2)
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
10
Chronologie van gebeurtenissen
1747-1751
1751-1795
1780-1784
1785-1787
1787
1789
1792
1792-1804
1793
1794-1795
1795
1796
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
Tijdens het bewind van stadhouder Willem IV groeit onder de gezeten burgerij, voor zover
die geen deel uitmaakt van de regerende regentenaristocratie, de onvrede over bestuurlijke
misbruiken. Die burgers eisen meer invloed op de gang van zaken, maar hun verlangen naar
democratisering vindt bij de stadhouder nauwelijks gehoor.
Willem V erfstadhouder. Het verzet van de burgerij tegen de corrupte regentenheerschappij
neemt verder toe. De pogingen om invloed op regeringszaken te krijgen worden voortgezet.
De stadhouder doet geen enkele poging om aan de wensen van de democraten tegemoet te
komen. Het gevolg is dat de op verandering gerichte groepen zich tegen de stadhouder gaan
keren. Op die weg ontmoeten zij andere anti-stadhouderlijke elementen, waaronder een deel
van de regenten. Zij vinden ook gehoor bij rooms-katholieken, doopsgezinden, luthersen en
joden, die zich sinds lang achtergesteld weten bij de hervormden. Al die ontevreden groepen
bij elkaar gaan zich mettertijd patriotten noemen.
Vierde Engelse oorlog tussen de Republiek der Verenigde Nederlanden en Groot-Brittannië.
Deze verloopt voor Nederland uiterst ongelukkig. De patriotten wijten dat aan de verwaarlozing van de vloot door de stadhouder.
De patriotten slagen erin, ook al omdat zij zichzelf bewapenen, om de stadhouderlijke macht
te verzwakken. Willem V verlaat Den Haag en vestigt zich in Gelderland.
De echtgenote van de stadhouder, Wilhelmina van Pruisen, doet een poging om naar Den
Haag terug te reizen. Zij wordt door patriotten tegengehouden. Haar broer, de koning van
Pruisen is verstoord over de belediging die zijn zuster is aangedaan en stuurt een leger van
20.000 man. De stadhouder wordt hersteld in al zijn waardigheden.
Ongeveer 6.000 democratisch gezinde patriotten zoeken hun heil in de Oostenrijkse Nederlanden en in Frankrijk. Wie thuis blijft loopt de kans door Oranje-gezinden gemolesteerd
te worden. Dat overkomt in Beverwijk onder anderen de schout Gerrit van Rhijn en notaris
Gerrit van der Jagt.
Willem V eist van alle bestuurders en ambtenaren dat zij een “constitutionele eed” afleggen
op de oude staatsregeling, waarin beklemtoond wordt dat het erfelijk stadhouderschap een
onafscheidelijk deel van de regeringsvorm uitmaakt.
In Frankrijk en in België, dat onder Oostenrijks gezag staat, breekt de revolutie uit.
Oorlog tussen het revolutionaire Frankrijk en het reactionaire Oostenrijk en Pruisen.
In Frankrijk wordt het koningschap afgeschaft. De “1e Franse Republiek” komt tot stand.
Lodewijk XVI en zijn vrouw Marie Antoinette worden onthoofd.
Frankrijk verklaart de oorlog aan stadhouder Willem V en aan koning George III van GrootBrittannië.
Een Frans leger verovert de Zuidelijke Nederlanden en dringt vervolgens de Nederlandse
Republiek binnen. Doordat een dikke ijskorst rivieren en andere wateren bedekt, kost hun
dat weinig moeite. Van verzet is nauwelijks sprake. Het Franse leger wordt vergezeld door het
in Frankrijk door Nederlandse patriotten opgerichte Bataafse Legioen, dat onder leiding van
Daendels staat. De Nederlanders halen in de meeste gevallen de Franse soldaten in als ware
bevrijders. Ze tooien zich met de nationale driekleur en dansen onder het zingen van revolutionaire liederen om inderhaast geplante vrijheidsbomen.
De Beverwijkers blijven daarbij
niet achter.
Stadhouder Willem V vlucht naar Engeland. Er komt een einde aan de Republiek der Verenigde Nederlanden. In de plaats daarvan wordt de Bataafse Republiek uitgeroepen. Het
Haags Verdrag maakt de Bataafse Republiek tot bondgenoot van Frankrijk, maar eigenlijk
zijn er voor Nederland slechts nadelen aan verbonden, met name zware financiële offers en
gebiedsafstand. Door het sluiten van een of- en defensief verbond met Frankrijk raakt de
Bataafse Republiek betrokken bij de oorlogen die dat land bijna voortdurend voert.
Afkondiging van de “rechten van de mens en de burger”. Streven naar democratisering,
waarbij het gewest Holland het voortouw neemt. De oude vroedschappen worden in de Hollandse steden vervangen door “provisionele representanten” (voorlopige vertegenwoordigers)
van de burgerij. De Staten van Holland moeten wijken voor de “Representanten van het volk
van Holland”. De andere gewesten volgen het Hollandse voorbeeld. Radicale veranderingen
alom, maar alles verloopt zonder bloedvergieten.
In hetzelfde jaar sluit Pruisen vrede met Frankrijk.
De eerste Nederlandse volkstelling wordt gehouden.
Verkiezing in de Bataafse Republiek van de “Nationale Vergadering”. Dit eerste Nederlandse
parlement zal een grondwet moeten opstellen.
11
1797
Stemming over het door de Nationale Vergadering opgestelde grondwetsontwerp door de
kiezers. Het voorstel wordt verworpen.
Een nieuw-gekozen Nationale Vergadering slaagt er niet in de impasse te doorbreken.
Frankrijk sluit vrede met Oostenrijk, dat o.a. gedwongen wordt het in 1794 door de Fransen
veroverde België af te staan.
1798
Staatsgreep door Daendels, daarin gesteund door de Fransen. De leden van de Nationale
Vergadering die zich verzetten tegen een naar hun smaak te centralistisch gezag moeten opstappen. De overgebleven volksvertegenwoordigers, die zich de “Constituerende Vergadering
representerende het Bataafse Volk” noemen, stellen een nieuw ontwerp voor een grondwet
op. De vergaderingen van kiezers, waaruit de dwarsliggers zijn verwijderd, keuren dit ontwerp
goed.
De staatsregeling van 1798 draagt een sterk centralistisch karakter. Om de herinnering aan
het oude provincialisme te doen vervagen, wordt het land verdeeld in acht departementen
met geheel andere namen en grenzen dan de vroegere gewesten. Beverwijk maakt deel uit
van het Departement van Texel. De wetgevende macht komt aan het “Vertegenwoordigend
Lichaam” van 94 leden, gesplitst in een Eerste en een Tweede kamer.
Het stemrecht wordt toegekend aan volwassen mannen, die belasting betalen en die
kunnen lezen en schrijven. Bovendien moeten zij een verklaring van afkeer afleggen tegen het stadhouderlijk bestuur, het federalisme, de aristocratie en de regeringsloosheid.
De uitvoerende macht komt aan het “Uitvoerend Bewind”, bestaande uit vijf Directeuren,
die bijgestaan worden door acht Agenten (ministers).
De departementale en de plaatselijke besturen zullen worden gekozen door de stemgerechtigde burgers, maar zijn geheel ondergeschikt aan de landsregering.
In juli 1798 worden verkiezingen gehouden voor het “Vertegenwoordigend Lichaam”.
De hier beschreven staatsregeling heeft nog geen drie jaar stand gehouden.
1798-18012e Coalitie-oorlog. De coalitie tegen Frankrijk omvat Engeland, Rusland, Oostenrijk en Napels.
1799
Inval van Britten en Russen in Noord-Holland. De bevolking reageert in het algemeen lauw
op deze “bevrijdingspoging”. De krijgshandelingen:
27 augustus: Begin van de landingen door Britse troepen tussen Callantsoog en Huisduinen. Troepen van de 1e Bataafse Divisie, onder bevel van luitenant-generaal Daendels, worden teruggedrongen.
De kustbatterijen en Den Helder worden ontruimd. Daendels bezet op 30 augustus een nieuwe stelling op de lijn Alkmaar-Rustenburg-
Avenhorn.
Amsterdam wordt in verdediging gebracht door middel van geschutopstellingen en inundaties.
30 augustus: De Nederlandse schout-bij-nacht Story moet zich met zijn vloot van twaalf oorlogsschepen aan de Engelsen overgeven.
De Frans-Bataafse troepen, die onder bevel staan van de Franse generaal Brune, krijgen versterking. Een deel van de 2e Bataafse Divisie, commandant luitenant-generaal Dumonceau, en een Franse divisie voegen zich bij ben.
10 september: Offensief van Fransen en Bataven tegen een Brits leger, dat nu 20.000 man omvat. Aanval met drie colonnes op de Britse
stellingen achter de Schoorlse Zeedijk en de oude Westfriese Zeedijk en ten oosten van de Zjjpe. De krachtige weerstand van de vijand en de sterkte van de Zijpestelling dwingen de Franse en Bataafse troepen zich terug te trekken tot bij Alkmaar. Voor veel soldaten uit de Bataafse divisies staat de terugtocht gelijk met een wilde vlucht. In de volgende dagen groeit de Brits-Russische strijdmacht aan tot een omvang van circa 35.000 man, waarvan 12.000 Russen. Dat leger komt op 13 september onder bevel van de hertog van York te staan. Brune beschikt dan over 23.000 man, waarvan 10.000 Fransen
19 september: Brits-Russische aanval in drie colonnes in de richting van Schoorl en Bergen, Schoorldam en Oudkarspel. Een vierde colonne richt zich op Hoorn, met de opzet verder op te rukken naar Purmerend De Russen bezetten Bergen, maar ze worden er weer uitgedreven en vluchten in wanorde. De aanvallen op Schoorldam en
Oudkarspel mislukken. De Engelsen bezetten Hoorn, maar komen nauwelijks verder.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
12
2 oktober: Een hernieuwd offensief van Britten en Russen boekt wel
terreinwinst maar leidt niet tot een beslissing. Fransen en Bataven nemen een nieuwe verdedigingslinie in: Monnikendam - Purmerend - Uitgeest - Wijk aan Zee. Brune verplaatst zijn
hoofdkwartier van Alkmaar naar Beverwijk.
6 oktober: Aanvallen van Engelsen en Russen op de Frans-Bataafse
voorposten bij Akersloot, Limmen en Bakkum groeien uit tot een zware veldslag, die de hele dag duurt en zich concentreert in en nabij Castricum.
Tegen de avond brengt een charge van de Bataafse huzaren, onder leiding van kolonel Quaita, gesteund door Franse cavalerie en jagers de beslissing in de veldtocht. Britten en Russen trekken zich in de volgende dagen terug tot de lijn Zijpe - St. Maarten Haringhuizen - Kolhorn. De opperbevelhebber van het
Brits-Russische leger opent op 13 oktober onderhandelingen met Brune. De besprekingen vinden plaats in Alkmaar en worden door briefwisseling begeleid.
18 oktober: Er komt een overeenkomst tot stand. York krijgt vrije aftocht met zijn troepen, maar die moeten het land voor 30 november hebben verlaten.
1801
1802
1803
1804
1806
1810
1813
1814
1815
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
Onder druk van Napoleon Bonaparte, die intussen als Eerste Consul alle macht in Frankrijk
in handen heeft genomen, wordt een nieuwe constitutie voor de Bataafse Republiek ontworpen.
Het hoogste gezag komt te berusten bij een “Staatsbewind” van 12 leden. De volksvertegenwoordiging, waaraan de naam “Wetgevend Lichaam” wordt gegeven, krijgt weinig invloed.
Het kiesrecht wordt trouwens ook beperkt. De departementen krijgen weer de grenzen van
de oude gewesten en de gewestelijke besturen worden zelfstandiger dan bij de grondwet van
1798. Frankrijk sluit vrede met Oostenrijk en Rusland.
Frankrijk sluit de Vrede van Amiens met Engeland.
Opnieuw oorlog met Engeland.
Napoleon wordt keizer van Frankrijk.
Einde van de Bataafse Republiek. Lodewijk Napoleon wordt koning van Holland.
Inlijving bij Frankrijk.
Na de mislukte tocht naar Rusland in 1812 en de verloren slag bij Leipzig begint het bewind
van Napoleon te wankelen.
In de Nederlandse departementen groeit de hoop op verlossing van de Franse overheersing. Franse troepen beginnen zich terug te trekken uit Nederland. Gijsbert
Karel van Hogendorp, die nu in Den Haag woont, neemt de leiding van de opstand tegen de Fransen op zich en vestigt het “Voorlopig Algemeen Bestuur”.
Willem Frederik, de erfprins van Oranje, wordt uitgeroepen tot “soeverein vorst”.
Na de samenstelling van een grondwet door een commissie onder voorzitterschap van Van
Hogendorp vindt in de Nieuwe Kerk in Amsterdam de inhuldiging van Willem I plaats
Vereniging van Nederland en België tot één staat.
Willem I proclameert zichzelf tot koning der Nederlanden.
13
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
14
De eerste pagina van het “Dagverhaal der doormarcheerende troepen”
Het verslag is geschreven in een cahier met schrijfpapier gemaakt van linnen lompen in een van de twee
papiermolens van Adriaan Rogge. Die molens stonden in West-Zaandam en heetten “De Walvis” en “De
Kruiskerk”. Rogge heeft daar papier gemaakt van 1770 tot omstreeks 1814.
Het aan het “Dagverhaal” toegevoegde verslag van de Beverwijkse schoolmeester is geschreven in een schrijfboek met geschept papier uit de molen “De Bonsem” in Zaandijk. Die molen behoorde sedert 1774 toe aan
Jan Kool, een zoon van de bekende Beverwijker Agge Roskam Kool. Er is tot 1837 door de familie Kool
papier gemaakt.
De herkomst van het gebruikte papier, dat de tand des tijds voortreffelijk heeft doorstaan, kon achterhaald
worden met behulp van de erin aangebrachte watermerken. (afb. 3)
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
15
Den 3e oktober 1787
Den 6e oktober 1787
Den 18e oktober 1787
Den 20e oktober 1787
Den 18e november 1787
kwam hier binnen een detachement dragonders van het regiment Van Hessen-Cassel1 bestaande in 130 man, om cantonnement te houden tot nadere ordre. Werdende hun billietten
gegeeven voor 3 dagen en een bijlaag uit steedecassa van eene gulden per week, dewijl hunne
gage niet waar toerijkende om de respective verteeringen bij de burgers goed te maaken.
1 Zie artikel “De cavalerie”.
werd de orangevlag boven op ‘t kruijs van de tooren geplaast, welke 30 ellen1 groot was.
1 El = 69,2 cm.
kwam hier binnen een detachement cavallerie van den luitenant generaal prins van HessenPhilipstal1, welke voor eene nacht wierden geïnkwartierd, bestaande in 128 man en even
zooveel paarden, welke de volgende morgen weeder vertrokken naar ’t Zuijderkwartier.
1 Zie artikel “De cavalerie”.
kwam hier binnen een detachement dragonders zijnde 86 man, welke voor een nacht wierden
geïnkwartierd en de volgende morgen weeder naar ’t Noorderkwartier.
trokken de dragonders van Hessen-Cassel weeder van hier nae Lisse en wijl er toen geen
wacht op ’t steedehuis was wierd dezelve door 12 man uit de burgerij betrokken, teneinde alle
ongereegelheeden voor te komen die maar al te zeer plaats hadden.
wierd op order van de hooge regeering1 alhier geïllumineert en eed gedaan op de constitutie
deezer landen.2
1 De centrale regering in Den Haag.
2 In 1787 had een Pruisisch leger stadhouder Willem V in al zijn waardigheden hersteld. In de hele Republiek werden patriotten uit de besturen gewerkt. Iedere overgebleven bestuurder en ambtenaar moest in of kort na februari 1788 een eed van trouw afleggen op de “Constitutie der Hooge Regeering en het
Erfstadhouderschap.”
Den 14e maart 1788
kwam hier binnen een esquadron guarde dragonders van ’t regiment van Hessen-Cassel1
zijnde 72 man en 74 paarden, welke gecantonneerd bleeven tot nader ordere en bij de burgers
van 14 tot 14 d.2 wierden gebillietteerd.
1 Het regiment Van Hessen-Cassel staat niet te boek als een garderegiment.
Zie artikel “De cavalerie”.
2 De betekenis van deze passage is niet duidelijk.
Den 7e augustus 1788
wierd alhier en in anderen plaatzen op de zogenaamde gez. omwenteling en weegens de geslotene allianties van deezen staat en vastgestelde constitutie1, zijnde juist de verjaardag van de
princes.2
1 In deze zin, die betrekking heeft op het herstel van de stadhouderlijke macht, ontbreken
een of meer woorden. Dan staat er in de tekst tussen de woorden “zogenaamde” en “omwenteling” de afkorting “gez.e”. Het lijkt aannemelijk dat daar “gezegende” mee bedoeld
wordt. Orangisten bedienden zich in die dagen graag van het begrip “ gezegende omwenteling”. De schrijver van het handschrift had patriotse sympathieën. Het zou kunnen dat
hij met de hier toegepaste woordkeus blijk wilde geven van zijn onvrede over de terugkeer
van de stadhouder. De allianties betreffende de gesloten bondgenootschappen met Pruisen
en Engeland. Deze landen garandeerden de stand van zaken in de Republiek. Behalve
Pruisische troepen werden er om die reden in de Republiek ook Britse troepen gelegerd.
Over het herstel van de constitutie (staatsregeling) hebben we hiervoor al gesproken.
2 Wilhelmina van Pruisen, de echtgenote van stadhouder Willem V.
Den 8e maart 1788
Den 15e februari 1789
werde de schout Gt. van Rijn op de middag door een dragonder met de pallas1eenige slagen
toegebragt, dog wist zig met de vlugt te sauveeren. Dan eenige dagen daarnae wierd gemelde
schout op een verradelijke wijze andermaal met een bloote pallas een wond in de schouder
gebragt. Deeze en soortgelijke infame insolentiën wierd door deeze dragonders ook aan meerder inwoonders uitgeoeffend.
1 Ruitersabel, met een rechte kling.
e
Den 25 mei 1789
kwam hier een gelukkig patent tot het vertrek van bovengenoemde dragonders naar
Leijden, dog dienzelvde dag weeder binnen een detachement guarde te paard van ’t regiment
prins Fredrik1 bestaande in 14 man.
1 Zie artikel “De cavalerie”. Prins Willem George Frederik was de tweede zoon van stadhouder Willem V.
Den 28e mei 1789
kwam hier binnen 8 compagnieën infanterie van den luitenant generaal prins van
Saxen-Gotha1 bestaande 294 man, welke voor een nacht geïnkwartierd wierden en de volgende morgen marcheerden naar ’t Zuiderquartier.
1 Deze soldaten waren afkomstig uit het Duitse staatje Saxen-Gotha. Frederik prins van Saxen-Gotha was de commandant van dit regiment. Zie ook artikel “De infanterie”.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
16
Den 31e juli 1789
is de prins van Orange1 alhier aangekoomen en doorgemarcheert nae Adrichem, alwaar zijn
exellentie ’t middagmaal hield bij den ridder van Kingsbergen2. Men decerneerde alhier uit ’t
midden der vroedschap en burgerij de heren Van Rhijn, Rentink, dominee Wigerie, G. van
Aalst, J.P. v. der Veen en H. Noordman teneinde zich aan Zijn Hoogheid te beklagen over
de geduurige en drukkende last der inkwartieringen. Dan welke commissie zeer vriendelijk
wierd ontvangen en goede belofte gedaan, dog niet aan beantwoord.
1 Willem Frederik, erfprins van Oranje, later koning der Nederlanden.
2 Jan Hendrik van Kinsbergen (1735-1819). De buitenplaats Adrichem verkreeg hij door zijn huwelijk met Hester Hooft in 1786. In 1789 werd hij benoemd tot
vice-admiraal van de Nederlandse marine.
Den 31e maart 1790
trokken hier weeder uit naar Amsterdam de 14 ruijters welke den 25 meij 1789 hier in cantonnement waaren gekoomen.
Het huis Adrichem aan de St. Aagtendijk in de 18de eeuw. In de jaren tachtig van die eeuw was Adrichem eigendom van Hester
Hooft, die sinds 1786 in tweede huwelijk getrouwd was met de schout-bij-nacht J.H. van Kinsbergen. Toen de Britten en Russen kwamen behoorde de plaats toe aan Hester Clifford, een dochter van Hester Hooft. Zij was gehuwd met Gijsbert Karel van
Hogendorp. (afb. 4)
Den 1e april 1790
kwam hier binnen een detachement van 173 man van ’t regiment infanterie van den luitenant generaal Grizon1, welke voor een nacht geïnkwartierd wierden en de volgende morgen
uitmarcheerde naar Alkmaar. Blijvende van dezelve alhier in cantonnement 24 man tot nader
orders, die in het steedeschool gelegt wierden alwaar de benodigde kribben, matrassen en
deekens verzorgt wierden.
1 Hier wordt bedoeld het uit Zwitsers bestaande infanterieregiment Grisons.
Den 17e april 1791
kwam hier binnen een detachement van ’t regiment Grizon bestaande in 47 man, die voor
eene nagt gebillietteerd wierden.
Den 19e april 1792
kwam hier binnen een detachement infanterie van ’t regiment Orange Nassauw1 bestaande in
46 man, welke voor eene nacht geïnkwartierd wierden.
1 Zie artikel “De infanterie”.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
17
Den 14e mei 1793
Den 12e december 1793
Den 12e februari 1794
Den 17e februari 1794
Den 19e februari 1794
Den 24e februari 1794
Den 27e februari 1794
Den 3e maart 1794
Den 7e juli 1794
Den 22e juli 1794
Den 3e augustus 1794
Den 8e november 1794
Den 10e november 1794
Den 20e november 1794
kwam hier binnen een detachement van ’t regiment voetvolk van Orange Vriesland1 bestaande in 64 man, welke voor een nagt geïnkwartierd wierden en de volgende morgen uitmarcheerden.
1 Zie artikel “De infanterie”.
kwam alhier een detachement sterk 60 man van ’t regiment Orange Vriesland, die voor eene
nagt gebillietteerd wierden.
kwam hier binnen 126 man infanterie van ’t regiment van den luitenant generaal Brakel1,
welke voor een nagt geïnkwartierd wierden.
1 Commandant: D.W.H. van Brakel. Zie artikel “De infanterie”.
kwam hier binnen 116 artilleristen van de captein du Bois1, welke voor een nacht wierden
geïnkwartierd.
1 Zie artikel “De artillerie”. De kapitein heette O.W.J. du Bois.
kwam hier binnen een battaljon infanterie van den luitenant generaal Brakel bestaande in
300 man welke voor 2 nachten wierden geïnkwartierd en den 21 dato vertrokken na Coedijk.
kwam hier binnen een detachement van ’t regiment cavallerie luitenant generaal Pous van
Stavenisse1 bestaande in 25 man en 27 paarden, welke voor een nacht wierden geïnkwartierd
en de volgende morgen naar Hillegom marcheerden. Dienzelvde dag kwam hier binnen een
detachement artilleristen van den luitenant colonel J.C. Bently2 bestaande in 37 man, welke
een nacht bleven en de andere morgen vertrokken naar Coedijk.
1 Zie artikel “De cavalerie”. Deze generaal heette M. Stavenisse Pous. Toen de Fransen kwamen, in 1795, had hij de dienst al verlaten.
2 Zie artikel “De artilerie”.
arriveerde alhier een detachement infanterie van ’t regiment van den luitenant generaal van
Brakel bestaande in 166 man, welke voor eene nacht geïnkwartierd wierden en de volgende
morgen marcheerden nae Sparendam.
kwam hier binnen een detachement artilleristen bestaande in 18 man, welke voor eene nacht
wierden geïnkwartierd die vervolgens nae Lisse marcheerden. Nog kwam dienzelvden dag
hier binnen een detachement cavallerie van ’t regiment van den luitenant generaal Van Stavenisse Pous1 zijnde 18 man en paarden, welke meede voor een nacht wierden gebillietteerd, die
des anderen daags naar Alkmaar marcheerden.
1 Zie 24 februari 1794.
kwam hier binnen een detachement dragonders van ’t regiment van den luitenant generaal
grave van Bijland1 sterk 60 man en 62 paarden, welke voor een nacht wierden geïnquartierd
en vervolgens vertrokken naar Alkmaar.
Dienzelven dag kwam hier nog binnin een detachement van 42 man en 43 paarden, die voor
een nagt bleeven en vertrokken alstoen naar Amsterdam.
1 Zie artikel “De cavalerie”.
kwam hier binnen een detachement infanterie onder den luitenant generaal Brakel bestaande
in 133 man, welke voor een nacht geïnkwartierd wierden en de volgende morgen naar Haarlem marcheerden. Dienzelvde dag kwam hier nog 133 man artilleristen van den luitenant
collonel J.C. Benthly1 meede voor een nacht, welke alstoen naar Amsterdam marcheerden.
1 De naam was J.C. Bently.
kwam hier binnen een detachement infanterie van ’t regiment van den luitenant generaal
van Brakel bestaande in 70 man, die voor eene nagt patent hadden en alstoen naar Haarlem
marcheerde.
kwam hier binnen een detachement huzaaren onder de luitenant generaal Van Heekeren1
bestaande in 17 man en 18 paarden, welke voor een nacht wierden geïnkwartierd en wijders
vertrokken naar Ouwerkerk2.
1 Zie artikel “De cavalerie”.
2 Hier wordt vermoedelijk bedoeld Ouderkerk aan de Amstel.
kwam binnen een detachement infanterie van ’t regiment van den generaal majoor Westerlo1
zijnde 68 man, die voor eene nacht patent hadden en vervolgens naar Hijlo.2
1 Zijn naam was L.L. Westerlo.
2 Heiloo.
kwam hier binnen een detachement infanterie van ’t regiment Van Brakel zijnde 78 man, die
voor een nagt wierden geïnkwartierd en wijders vertrokken naar Alkmaar.
Zijnde aldus in deezen jaare 1794 alhier bij de burgers geïnkwartierd geweest 1.307 manschappen.
Nae dat alhier zeedert Kerstijd 200 husaaren van Van Heekeren en Lynden van Hoefflaken in guarnisoen gekoomen
waaren, bleef het vrij stil tot half januari 1795, als wanneer op
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
18
Den 16e januari 1795
240 man mariniers geïnkwartierd wierden welker bagage in de Grote Kerk moest geborgen
worden. Dienzelvde dag onstond er een gerucht, dat Utrecht niet alleen maar ook Holland
met de Franschen hadde gecappituleerd, welker gerucht welhaast bewaarheid wierd door ’t
passeeren van veele vlugtelingen naar Noordholland.
Den 17e januari 1795 was het vlugten algemeen den geheelen dag en nagt door. Veelen zwaarbelaadene reituijgen
met 4 en 6 paarden bespannen passeerden hierdoor behoorende meestal aan Engelsche en
Fransche emigranten1, onder welke laasten zig de graaf de Vergennes2 bevond met een gevolg
van nog 4 rijtuijgen.
Teegens den avond kwam er bij den schout Gerrit van Rhijn aanzegging van 47 paarden,
welke des avonds ten 10 uuren gereed moesten zijn ter vervoering van de stadhouderlijke
famille van hier op Alkmaar. De geheele plaats was daardoor in allarm, zodanig dat de meeste
inwoonders opbleeven tot laat in de nacht. Dan zulks was tevergeefs alzoo voornoemde familje nog dien nagt of wel de daaraanvolgende, ja zelvs in ’t geheel niet passeerden dewijl men
als toen berigt ontvong dat dezelve den 17e berijds over Scheveningen vertrokken waaren3.
1 Sinds 1788 waren er, overeenkomstig de gesloten “alliantie” met Engeland, Britse troepen gelegerd geweest in de Republiek, vooral in de grensgebieden. Verder hadden er ook Britse soldaten dienst gedaan in het Staatse leger.
In de beginperiode van de Franse revolutie vluchtten veel Fransen, vooral mensen van aristocratische afkomst, naar het buitenland. Kwamen deze emigranten in de Nederlandse republiek terecht, dan vonden ze er vaak een bestaan in het leger. Het is niet verwonderlijk dat ze bij de nadering van revolutionaire landgenoten een goed heenkomen zochten.
2 Geen opzienbarende figuur, maar wel een familielid van een van de laatste Franse ministers van buitenlandse zaken vóór de revolutie.
3 De stadhouder vluchtte niet op 17, maar op 18 januari 1795 vanuit Scheveningen naar Engeland.
Den 18e januari 1795
kreeg men alhier de zeekeren tijding dat de Franschen in Utrecht waaren binnengetrokken,
dat Woerden over was en gemelde Franschen berijds tusschen die stad en Leijden waaren. Des
middags kwamen de 240 mariniers die berijds van hier naar Noordholland waaren gemarcheert weeder terug. Hetgeene zoodanige beweeging veroorzaakte dat daardoor de geheele
plaats in allarm was. Door ’t bergen der bagage moest de godsdienstoeffening reeds ten 3
uuren een einde neemen. ’s Avonds kwamen er eenige Hollandse husaaren binnen reijden.
Hiermeede nam dien dag een eijnde en liep zeer rustig aff.
Den 19e januari 1795
’s morgens ten 8 uuren kwaamen er zeer allarmeerende tijdingen en wel zodanig dat er meer
dan 1.000 Engelsche vlugtende troepen en Fransche emigranten tusschen Haarlem en deeze
plaats op weg waaren. Jae zelve te Overveen, Bloemendaal en Velzen bereijds aan ’t plunderen waaren1. Schrik en vrees was de algemeene gesteldheid der ingezeetenen. Veelen pakten
en verborgen haare beste goederen en effecten. Welras kwamen er verschijden wagens met
retireerende troepen door. Wijders een aantal te voet die in partijen van 20 à 30 in getal den
geheelen dag doormarcheerden zijnde alle van het corps van Hohenlohe2, welke meestal
uit Fransche emigranten bestonden die bereijds voor de al naderende Franschen vlugten.
Zij naamen hunne retraite op Enckhuisen, om vervolgens over ’t ijs naar Stavoren te gaan.
Niemand welke immer voor den vijand vlugtende troepen heeft gezien kan een denkbeeld
maaken van het angstvallige en akelijke gesteldheid deezer retireerende menschen. Veele hadden hunnen lighaamen om de felle en nijpende koude met deekens gedekt. Daar behalven
’t ijsselijk gebrek van honger en dorst nogtans veele deet bezwijken. Dan de regeering deezer
plaats gebruikte alle praecautiën om deeze menschen op de best mogelijke wijze met leevensonderhoud te verkwikken en hun zodanig te behandelen dat zij van de billijkheid moesten
overtuijgd weezen. Dan hoezeer men voor dezelve bevreesd waar, kwam zulks volstrekt niet
in aanmerking, dewijl de benauwdheid van die schepselen zelve zoo groot was om door
d’aan marcheerende Fransche agterhaald te worden, dat zij zig hier maar korte ogenblikken
ophielden.
Op den middag kwamen er meer dan 100 jagers te paard van ’t corps emigranten van Béon3.
Het getal der retireerende was dien dag verre over de duijzend, dan men konde hier zeggen
dat die menschen de minste ongereegelheeden hier bedreeven hebben.
Laat in de naemiddag onstond hier een gerugt, (dog ’t welk men naderhand bevonden heeft
valsch te zijn) dat in dien avond off nacht 2.000 Engelsche zoude doorpasseeren. Dan welk
gerugt evenwel de regeering op wijze maatregulen deed bedagt zijn, ende alhier in guarnisoen
liggende huzaaren deed beloven en plegtig zweeren om deeze plaats in allen gevallen trouw
zoude blijven en in cas van nood4 de ingezeetenen voor alle ongereegelheeden zoude sau-
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
19
veeren. Overal wierden door haar nodige wagten gesteld en patrouljes gezonden en aan alle
huizen wierd aanzegging gedaan dat niemand der ingezeetenen naar 9 uuren5 zig op straat
zoude hebben te begeeven off dat zij anderzints als suspecte persoonen zoude worden opgebragt. Ook wierd daarbij verzogt dat in gevalle van onheijl alle manspersoonen zig gezamentlijk naar ’t steedehuis zoude begeeven, ten welke einde het luiden der allarmklok hiervan
het teeken zoude zijn. De zitting der regenten was permanent, 8 agtereenvolgende dagen en
nagten. Dan alles liep in een reedelijke ordre aff. Alleenlijk klijne ongereegelheeden van wijnige doormarcheerende troepen, die dan op geene aangenaame wijze door de in guarnisoen
leggende huzaaren de Wijk wierden uitgebragt.
1 Engelse soldaten hadden zich ook elders aan plundering en ander wangedrag schuldig gemaakt. Hun optreden zal er wel toe hebben bijgedragen dat de Noord-Hollanders
tijdens de invasie in 1799 de Britten met weinig vertrouwen tegemoet traden.
2 Onderdeel van het Staatse leger.
3 Het Staatse leger omvatte enkele vrijkorpsen die uit Franse emigranten bestonden. Deze korpsen deden dienst als jagers te voet. Dat ze Beverwijk te paard binnen
kwamen lijkt te maken te hebben met hun inspanningen om de Franse
revolutionaire soldaten voor te blijven.
4 In geval van nood.
5 Na 9 uur.
Den 20e januari 1795 passeerden nog considerabel veele militairen. Vervolgens maakten de couranten ons bekend
de revolutie welke te Haarlem en alle andere steeden reeds had plaats gehad. ’t Welk de
burgers van Beverwijk bedagt maakte om thans niet stil te zitten, temeer daar men bewust
was dat eerdaags Fransche troepen zoude passeeren. Dit een en ander deed eenige burgers
besluiten eene commissie van1 de regeering aff te vaardigen, teneinde van hun te verzoeken
dat de dag daaraanvolgende de nationaale vlag van het steedehuis mogt uitgestooken worden en zulks wel voor de klok 10 uuren. Teneinde zulks een voorbeeld tot navolging zoude
weezen voor de burgerij. Deeze commissie wierd uitgevoerd door de burgers Gt. van der Jagt,
Jb.Aggez. Kool, en Henr. Verveer.
1 Er staat “van”, maar er zal “naar” bedoeld zijn.
Den 21e januari 1795
was reeds alle ogen gevestigd op het steedehuis totdat men eindelijk ten 10 uuren de nationaale vlag van ’t zelve zag waajen, wanneer in een ogenblik zig ieder vertoonde met de nationaale coquarde1. Reeds ten 11 uuren wierd de vrijheidsboom geplant en behoorlijk vercierd,
wanneer zig aanstonds een meenigte rondsom dezelve schaarden welke de carmagnoledans2
maakten. En naar ’t zingen van vrijheidsliederen enz. keerde ieder weeder naar zijn huis.
Des middags kwaamen er 300 soldaten van Pletterborg3, welke te Haarlem ontwaapend
waaren, dien nagt hier moesten blijven en vervolgens patent hadden naar Zaandam. Des ’s
avonds retourneerde den burger Fred. Vermooten, die in commissie naar Haarlem was geweest en bragt berigt meede dat des anderen daags 600 man Franschen zoude binnenkoomen
om door te marcheeren.
1 Kokarde: draagteken in de vorm van een rozet of een strik in de kleuren rood, wit en blauw. Hiermee toonde de drager zijn vreugde over de door de Fransen
teweeggebrachte omwenteling. Gewoonlijk droeg men de kokarde op de hoed.
2 Lied en dans uit de eerste jaren van de Franse revolutie. De Beverwijkers zullen de dans wel snel geleerd hebben. Met het lied zullen ze meer moeite hebben gehad. Het refrein is wel erg eenvoudig:
“Dansons la Carmagnole,
Vive le son du canon.”’
(“Laten we de Carmagnole dansen,
Leve de klank van het kanon.”)
3 Infanteristen van het Staatse regiment Van Plettenberg.
Den 22e januari 1795 HGMK Ledenbulletin 23, 1999
voormiddag ten elf uuren was de Fransche commandant van gemelde troepen reeds onverwagt in het Heerelogement1, daar de regering zig naar toe begaf om dezelve te verwellekommen en bij welken geleegenheid aan genoemde commandant een toepasselijke in ’t Fransch
gestelde aanspraak wierd gedaan. Welke wierd ten uitvoer gebragt door den burger Jan van
Blarkom, ’t welk door den Fransche commandant zeer vriendelijk wierd beantwoord. Vervolgens begaven zig tot datzelve einde een aantal burgers naar gemelde commandant, die uit
hun midden hadden gecommitteerd den burger Gt. v.d. Jagt, meede tot het doen van eene
aanspraak in de Franschen taal. Dan hoezeer gemelde burger daarmeede was verheerlijkt,
hoezeer zijn edele alle devoir hadde aangewend om zulks gepast en juist ten uitvoer te bren20
Vooraanzicht van het stadhuis aan de Breestraat in 1775. Het zittende bestuur beleefde hier in
januari 1795 zorgelijke momenten. De Fransen waren in aantocht en vanuit de bevolking drong
men er op aan om een begin te maken met de Bataafse revolutie. Op 21 januari werd de nationale
driekleur uitgestoken en daarmee was de kogel door de kerk. (afb. 5)
Den 24e januari 1795 HGMK Ledenbulletin 23, 1999
gen, zo wierd genoemde Van der Jagt reeds bij ’t begin der voorleezing door den Fransche
commandant bedankt met te zeggen dat hij reeds van de goede gezindheid der Beverwijkers
geïnformeerd en overtuijgd was, dat dus de verdere complimenten niet behoefden.
Wijders wierden door gemelde Fransche commandant de hussaaren, welke alhier in guarnisoen lagen, den eed affgenoomen om zig niet meerder tegens de Fransche te verzetten.
Na dit verrigte, zag men weinig tijds daarnae een detachement Fransche hussaaren binnenkoomen. De gansche meenigte zaamgekoomene verwelkomde gemelde hussaaren met een
drievoudig hoezee. Zij steegen op de Breestraat aff, alwaar hunne paarden gevoerd wierden
met hooij, haver en stroo en zij met eenige ververschingen van kaas en brood met drank verkwikt wierden, wanneer zij hunne reijs naar Noordholland voortzettede.
Eenige tijd naar den afftogd van deeze, kwam hier weeder binnen 600 carmagnoole2 bestaande uit jaagers te voet. Er was geen mogelijkheid om dezelve behoorlijk te billietteeren. Zij
liepen dus overal maar de huizen in, zoodat sommige burgers 16 ja 20 en meerder in hunnen
huizen kreegen. Dan nae dezelve zig wat verwarmd, gegeeten en gedronken hadden, vertrokken zij weeder naar Alkmaar.
1 Het Heerenlogement stond aan het zuideinde van de Breestraat, komende van Velsen rechts op de hoek.
2 De spelling van het woord kan verschillen. In het algemeen duidde men er Franse revolutionaire soldaten mee aan. In eigen kring gebruikte men het woord als een erenaam, tegenstanders hanteerden het in minder vleiende zin.
wierden alle burgers off manspersoonen boven de 18 jaaren oud opgeroepen om des namiddags in de Groote Kerk te verschijnen, teneinde aldaar hunne stemmen op te geeven tot
zodaanige perzoonen als welke zoude geschikt weezen tot kiezers voor eene provisioneele
Municipaliteit1. Aldaar verscheenen zijnde beklom den burger Gt. van der Jagt den predikstoel, deed een aanspraak aan ’t volk van een ontworpen plan, waarnae men tot het stemmen
der kiezers zoude overgaan, zijnde tot het opneemen der stemmers verkoozen de burgers Jan
Braams en Jb. Knegjes.
Hiernae verzogt den burger Joannes Wigerie2 om eer men tot stemmen overging nog iets te
mogen spreeken, waarop zijn eerwaarde voorstelde dat men de tegenwoordige regeering maar
moest blijven laaten in zijn geheel. Te meer daar dezelve zig zoo wel in ’t bizonder in deeze
tijdsomstandigheeden van hunnen pligt gekweeten had. Waarop door den burger Lourens
21
De Grote Kerk van Beverwijk in 1793. Hier zette de Beverwijkse bevolking op 24 en 25 januari 1795
de eerste schreden op het pad der democratie. Later zou het gebouw nog voor heel andere, veel minder
aangename doeleinden worden gebruikt en dat zodanig dat de kerkdienst er vaak bij inschoot. (afb. 6)
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
van Lidt gezegt wierd, ik stem F. Stumphius3 tot burgemeester en voegde daar ogenblik een
hoezee bij. ’t Welk door veelen wierd toegejuijght, daar nogthans veelen onder waaren welke
niet eens begreepen waarom zij daar gekoomen waaren. In ’t kort, dit bragt veel verwarring te
weeg, zoodat veelen de kerk uitgingen welke begreepen dat al wat er nu verder verhandeld en
beslooten mogt worden onwettig was, zoals ook door den burger Martinus Langeveld jr. aan
dominee Wigerie wierd gezegt. Waarop Wigerie den predikstoel beklom en zeijde dat al de
geene welke hun genoegen betoonde omtrend hetgeen er gebeurd was zig zoude wenden naar
’t coor en die daar teegenstemde zoude blijven staan. Waarop den burger Martinus Langeveld
junior alleen staan bleef, zijnde de overige welke hun ongenoegen betoond hadden reeds
vertrokken.
Vervolgens wierd beslooten om een commissie te benoemen, teneinde de tegenwoordige
regeering van dit gebeurde kennis te geeven als nu opnieuws door ’t volk verkooren regenten, waartoe gecommitteerd wierden de burgers J.Wigerie, Jb.A. Kool, Ls. van Lidt, Andreas
Vijvers en Jan van Blarkom. Intusschen waaren die burgers, welke de regeering als onwettig
hielden, niet minder werkzaam, die begreepen dat de volkstem door twee burgers gesmoort
en dus van ’t plan geheel affgeweeken was. Waarom zij beslooten aanstonds een commissie
naar Haarlem te zenden, teneinde de hulp van Franschen in te roepen. Waartoe in commissie
wierden benoemd de burgers Gerrit van der Jagt, dr J.B. Peeters, Fred. Vermooten, Andries
de Wolf, Cornelis van Zuijlen en Pieter Beekman, welke dus aanstonds nae Haarlem vertrokken om die commissie ten uitvoer te brengen.
1Het pleit voor de Beverwijkers van toen dat de oude regenten tijdens de Bataafse
omwenteling in de stad geen haar gekrenkt werd. Op 25 januari 1795, de dag dat
de volwassen mannelijke bevolking in de Grote Kerk vijf mannen zou aanwijzen,
die vervolgens veertien “provisionele representanten” zouden benoemen, hadden de
leden van de oude stadsregering hun functies al ter beschikking gesteld. Tijdens die
verkiezingsbijeenkomst, die uiterst gezellig verliep, ook al door toedoen van de organist,
waren zij gewoon in de kerk, zij het nu als ambteloze burgers.
2De burger Joannes Wigerie (Wigeri), zoals hij hier in het patriotse jargon wordt
aangeduid, was in het gewone bestaan predikant van de hervormde gemeente in
Beverwijk. Hij openbaart zich hier niet als een scherpslijper, maar aan zijn patriotse
gezindheid behoeft men toch niet te twijfelen. Die opvattingen vielen niet bij iedereen
in de smaak, zeker niet bij de echte “Prinsmannen”, de aanhangers van de stadhouder.
22
Zo iemand heeft in 1793, twee jaar eerder dus, anoniem en in weinig
fijnzinnige bewoordingen dominee Wigeri in een rijmwerkje op de korrel genomen. Wij laten het hier volgen, omdat het zo kenmerkend is voor de wijze waarop politieke tegenstanders elkaar in de patriottentijd vaak te lijf gingen.
“Wigerius die Snoode Hondt
Die in de laatste Bedestondt
Niet als van Hoogmoed kraayde
De Hoogmoed by hem de Deur vliegt uit
Die Snoode Schelm, die booze Guit
Men hem de Nek omdraayde
Dat is mijn Wensch
Veragter van ‘t Orange huys
Gy zyt me van dat Snood gespuys
Gy liet U Dogters op ‘t Naayen
In plaats van na de Kerk te gaan
Om daar U Reen te hooren aan
Van al Uw Vrijheids kraayen
Gy Armen Dief
Is ‘t niet genoeg
Dat Gy die zoo ontsteelt
Door al U oproer preeken
Dat my lang heeft Verveelt
Gy bent een Schelm in ’t hoogste Graad
In al U doen en handelen
Maar kryg ik U Rys s’avonds laat
Ik zal U Aards doen wandelen.’
(Ontleend aan: Ellen Broersen, Akerendam een buitenplaats in Beverwijk; de uitgave
met noten, waarvan o.m. een exemplaar berust in het Museum Kennemerland
3 François Stumphius was onder het oude bewind al burgemeester.
Den 25e januari 1795
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
wierd men gewaar welke uitwerking die commissie naar Haarlem hadde gehad. Des morgens
wierden gelijk de vorige dag door den omroeper de voorengenoemde burgers weeder in de
kerk opgeroepen en den predicant J. Wigerie wierd aangezegt van des nademiddags niet te
prediken.
Ten 11 uuren was reeds den hooffdofficier mr Cs.A. van Sijpesteijn1, verzeld van twee Fransche officieren alsmeede eenige Fransche hussaren en carmagnole, hier ter plaatse om hetgeen
daags tevooren in gebreeken was gebleeven ten uitvoer te brengen.
Ten 12 uuren verscheen de gansche burgerij in de Groote Kerk. De regeering was daar ook als
burgers teegenwoordig, alzoo dezelve ten elff uuren bereijds hunne regeeringsposten in den
schoot der burgerij hadden nedergelegt. Den burger Gt. van der Jagt beklom den predikstoel
en deed aan ’t volk een zeer toepasselijke aanspraak, aanhaalende hetgeen daags tevoren was
voorgevallen. Men ging vervolgens tot het stemmen over, benoemde tot stemopneemers de
burgers dr Johannes Husung en Fred. Vermooten.
Terwijl dit verrigt wierd diverteerde den organist de verzamelde meenigte op diverse aria’s, die
op ’t orgel geëxecuteerd wierden.
Ten 2 uuren was dit werk affgedaan als wanneer bevonden wierd de meeste stemmen te hebben de burgers Jb.Agg. Kool, Jan Beekman, Corn.van Suylen, Jb. Knegjes en Pieter Stelt,
welke vervolgens onder een vrolijk gejuich naar ’t raadhuis wierden begeleijd, alwaar zij
zitting naamen, en ten 5 uuren bereijds tot provisioneele representanten verkooren hadden
Frans Stumphius, B. v. de Noort, P. van de Velde, Jan van Blarkom, Gerrit van Aalst, Steeven Rentink, H. Noordman, Christiaan Stumphius, A. van Coevenhoven, J. de la Chambre
Gtz., Thomas de Wolf, Gt. van Rijn, J. Sluis en Anth. Rijnierse. Welke naedat zij verkooren
waaren, zich verdeelden in drie commissiën2. En tot hoofdofficier wierd benoemd en gekooren mr Cs.A. van Sijpesteijn. Waarvan dus ten half 6 uuren door den burger Gt. van der
Jagt als revolutionair secretaris aan de burgerij wierd kennis gegeeven.
Terwijl men hiermeede beezig waar en dus nog regeeringloos was, kwaamen er 130 Fransche
hussaaren met hunne paarden om alhier guarnisoen te houden. Welke ten twee uuren bereijds waaren aangekoomen en dus tot vijff uuren moesten wagten eer hunne billietten van
inkwartiering konde werden affgegeeven, ’t welk niet weinig beweeging veroorzaakte. Dog
nietteegenstaande die lange vertraging en de nijpende koude, waaren dezelve zeer geduldig en
alles liep in de beste ordre buiten verwagting aff .
23
1Was
baljuw van de landen van Blois en hoofdschout of hoofdofficier van de stad
Beverwijk.
2De Commissie van algemene zekerheid, de Commissie van justitie en de Commissie van
inkwartiering.
Den 26e januari 1795
passeerden hier eenige wagens met emigranten1 onder escorte van een commando Fransche
hussaaren.
1Zie noot 1 bij 17 januari 1795.
Den 27e januari 1795
passeerden alhier 800 man Fransche troepen naar Alkmaar. Ook passeerde langs het strand
wel meer dan 2.000 derzelve, zijnde meestal carmagnolle. Na de middag passeerden hierdoor
meer dan 100 man Meklenburgsche troupen1 naar Assendelft, zijnde de officieren zowel als
gemeenen, allen ontwaapend.
1Soldaten uit de Duitse staat Mecklenburg, die in het leger van de Verenigde
Nederlanden een korps artillerie hadden gevormd.
Den 28e januari 1795
‘s morgens 10 uuren marcheerden hierdoor naar Alkmaar 600 man Fransche troepen met 2
stukken kanon en 3 ammunitiewagens. Des namiddags vertrokken van hier 80 hussaaren van
ons guarnisoen naar Heemskerk tot nadere order. Wijders reeden er door naar Assendelft 20
wagens met bagage der Meklenburgse troepen.
Met den avond, dat de godsdienst1 reeds aanvang genoomen had, kwam er weeder berigt van
een aanmarsch van Fransche troepen daar den predikant kennis van wierd gegeeven, die vervolgens daarmeede een eijnde maakte. Ten 6 uuren kwaamen er ook weerkelijk meer dan 600
man carmagnolle intrekken, om des nagts alhier te blijven. Hunne aankomst veroorzaakte
niet weinig beweeging. Het committé van inkwartiering ging met de gansche troep rond aan
alle huizen en gav vervolgens ieder burger twee man, welke men dus doende zeer onverwagt
in huis kreeg. Alzo deeze logeergasten van de weg waaren afgeraakt, dewijl hunne marschroute waar van Amsterdam naar Haarlem. Dan men wierd des anderen daags morgen reeds vroeg
ontslagen.
1Godsdienstoefening.
Den 29e januari 1795
passeerden hier tenminsten weeder 300 Franschen in klijne troepen. Ook passeerden er wel
30 wagens met wijn, brandewijn en vlees, alsmeede veelen koejen en schaapen voor gemelde
troepen in ’t Noorderkwartier. Wijders wierd deeze train1 weeder beslooten met eenige Fransche commissarissen2 te paard, die door een commando hussaaren geëscorteerd wierden. Den
dag liep hiermeede ten einde, alleen dat wij nog 14 ruijters kreegen om op commando te
rijden.
1Legertrein, legertros: stoet voertuigen met voorraden en bagage die een leger nodig heeft.
2Waren belast met het handhaven van de orde en de zorg voor een goede gang van zaken.
Den 30e januari 1795
kwam er 150 man van Plettenburg1 om voor eene nagt geïnkwartierd te worden, welke de
volgende dag patent hadden op Buijksloot2. Des namiddags passeerden hierdoor vijff wagens
met krijgsgevangenen Engelsen van Texel. Wijders nog verscheijden wagens met proviant en
ammunitiewagens voor de Franschen troepen in ’t Noorderkwartier.
1Zie noot 3 bij 21 januari 1795.
2Opdracht hadden om naar Buiksloot te gaan.
Den 1e februari 1795
passeerden hierdoor naar Alkmaar 20 man van ‘t regiment van Van Brakel1 en 80 Fransche
hussaaren. Vervolgens 17 waagens met brood koomende van de Fransche bakkerij te Bommel2 en moetende naar Enckhuisen. Wijders vijff waagens die zwaar met geld belaaden
waaren, komende en moetende als boven, dog welke laaste dien nagt hier bleeven en geplaatst
wierden in ’t stal van den burger Jan Beekman, welke dus des anderen daags verder getransporteerd wierden. Des middags kwamen er 70 man Mekelenburgsche troepen van Assendelft
om tot nader ordre te blijven.
1Zie noot bij 12 februari 1794
2Zaltbommel.
Den 2e februari 1795
wierden alle koejen, graanen en boerenwaagens met 2 paarden neevens alle verdere vouragiën1, volgens aanschrijving van ’t Committé van Levensmiddelen, alhier door de Municipaliteit opgeschreeven.
Wijders wierden in ’t huis der gemeente, in de waag2 en in Meerwijk in de mangelkamer3,
in het 0rangehuis van Schouten de Waal4, in de schuur van Abraham Davids, in ‘t school,
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
24
Beverwijk gezien vanaf de “Hooghe Hofflander wech”. Het lage gebouw links, voor de Grote Kerk, was de school van het stadje,
waar schoolmeester Broer Schermer sinds 1776 de scepter zwaaide. Vanaf 1795 heeft de school dienst gedaan als “caserne”. (afb. 7)
schoolhuis en bij Hendk. van Amesfoort, wierden op ordere der Municipaliteit en goedvinden van genoemde burgers voor de aangekoomen militairen 78 kribben gemaakt. Wijders
wierd door gemelde Municipaliteid aangekogt 87 matrassen 87 peuluwen 174 deekens en
174 laakens.
Werdende bij deeze geleegenheid het school verplaatst in ’t weeshuis5.
1Foeragemiddelen, in de betekenis van voedingsmiddelen voor mens en dier. De
registratie vond plaats op verzoek van de regering in Den Haag.
2Stadsgebouw waar goederen gewogen werden ten behoeve van de handel. Het is ons
niet bekend waar het gebouw toen stond. In de 17de eeuw bevond de waag zich aan de
Breestraat, op de plaats waar nu no.30 te vinden is.
3Dit huis stond aan de Breestraat, op de noordelijke hoek van de Bloksteeg.
Mangelen: gladmaken van gewassen linnengoed met behulp van een mangel.
4Oranjerie: ruimte waar ‘s winters oranjebomen en andere gewassen worden bewaard.
Schouten de Waal was eigenaar van de buitenplaats Oud-Meerestein (voorheen De
Schans). Zie noot 6 bij 3 oktober 1799.
5Zie noot bij 1 april 1790. Het weeshuis bevond zich aan de westzijde van de
Koningstraat, iets ten zuiden van de Kloosterstraat.
Den 6e februari 1795
wierd door de Municipaliteid opschrijving gedaan van ’t getal der hemden welke ieder burger
vrijwillig zoude willen geeven ten behoeve der Fransche troepen. Moetende gemelde hembden 8 dagen daaraanvolgende geleeverd worden, belopende ’t getal alhier ter steede ingeteekend 224 stuks hemden.
Den 7e februari 1795
kwaamen hier binnen 25 husaaren die voor een nagt blijven moesten.
Den 8e februari 1795
wierd alhier de eerste publicatie der Provisioneele Representanten van ’t Volk van Holland
afgeleezen, vervattende in ’t bizonder de grondslag onzer constitutie. Werdende zulks in allen
luister en plegtigheid met gewoone vreugdebedrijven ten uitvoer gebragt.
Den 10e februari 1795
wierd door de Municipaliteid eene collecte gedaan ten behoeve onzer minvermogende ingezeetenen, uit hoofde van de drukkende bezwaaren der inkwartieringen, bij welke geleegen-
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
25
Den 12e februari 1795
Den 13e februari 1795
Den 14e februari 1795
Den 15e februari 1795
Den 21e februari 1795
Den 23e februari 1795
Den 3e maart 1795
Den 4e maart 1795
Den 5e maart 1795
Den 6e maart 1795 Den 9e maart 1795 Den 10e maart 1795
Den 11e maart 1795
Den 18e maart 1795
Den 20e maart 1795
Den 26e maart 1795
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
heid gecollecteerd wierd ƒ 426. Dienzelvden dag kwaamen hier weeder binnen 50 Fransche
kanonniers van Amsterdam om te overnagten en des anderen daags vertrokken dezelve naar
Noordholland.
reeden hierdoor naar Alkmaar 35 Fransche hussaaren, alsmeede 50 guarde Hollandsche
dragonders1 naar Medemblik. Des middags passeerden hierdoor 50 Hollandsche koebeesten
voor de Fransche armee, welke dien nagt alhier uittrusten.
1Het cavalerieregiment Gardes Dragonders behoorde tot het Staatse leger.
Zie artikel ”De cavalerie”.
passeerden wederom 35 Fransche hussaren, alsmeede een groot getal guarde dragonders.
Vervolgens 20 wagens met brood voor de Fransche troepen. Des namiddags passeerden weederom 50 Fransche hussaren, komende van Alkmaar naar Haarlem.
wierd alhier het stoffelijk overschot van een jong Fransch burger, zijnde een soldaat onder het
regiment van den generaal Zalme1, ter aarde besteld met alle gewoone plegtigheeden en ceremoniën bij die geleegenheid gebruikelijk. Werdende deeze lijkstaasie agtervolgd door meer
dan 100 gedistingueerde persoonen van de burgerij deezer plaats
1 Mogelijk wordt hier de Franse generaal Salm bedoeld.
wierden wij middernagt zeer onverwagts uit order der Municipaliteit uit de slaap gewekt
met bericht dat er aanstonds 600 Franschen zoude koomen, om deeze nagt alhier te blijven.
Dit maakte een groote beweeging en ieder huisgezin proviandeerde zig met het benodigde
voor die gasten. Dan men wierd in zijne verwagting teleurgesteld en hadden het plaisier om
wagtende te blijven tot den dag daaraanvolgende, wanneer zij des namiddags eerst binnenkwaamen.
wierd alhier opgeregt een burger societeid1 door 41 burgers, welke tot commissarissen verkooren Jb.Agg. Kool, Hk. Verveer, Pr. Stelt, Gt. van der Jagt en Jan Karshoff, waarvan de
twee laatsten tot secretarissen wierden verkooren.
1Het oprichten van burgersociëteiten behoorde bij de democratiseringsgolf die toen het
land overspoelde. In die zin waren het vooral politieke clubs, die functioneerden als
leerscholen van de democratie. In dat streven is ook de officieel afgekondigde maatregel
in te passen die voorschreef dat iedereen, ongeacht zijn maatschappelijke positie met
“burger” diende te worden aangesproken.
trokken van Alkmaar hierdoor 80 ruijters van ‘s Gravenmoer1 en ’s namiddags nog 60 dito
van ’t zelve regiment, alsmeede een meenigte bagagewagens en leegerkarren en nog twee
wagens met Engelschen en emigranten geëscorteerd wordende door een escorte gewaapende
burgers van Alkmaar naar Haarlem.
1Deze ruiters hadden deel uitgemaakt van het Staatse cavalerie-regiment Van der Duyn,
commandant A.F. van der Duyn van ‘s Gravemoer.
Zie artikel “De cavalerie”.
passeerden hier weeder van Haarlem koomende en gaande naar ’t Noorderkwartier 600 man
Fransche troepen en wijders nog dienzelvden dag uit het Noorderkwartier naar Amsterdam
agt waagens met Engelsche krijgsgevangenen.
passeerden hier weeder door naar het Noorderkwartier 800 man Fransche troepen.
al wederom 800 man alsvooren en wierden dien dag daarvan 50 man gedetacheert naar Wijk
aan Zee.
ontvangen wij alhier patent van de Fransche commandant der stad Alkmaar voor 500 man
Fransche troepen, hetwelk daags daaraanvolgende nog met 200 man wierd vermeerdert,
zoodat ieder inwoonder thans 3 van die Fransche burgers had geïnkwartierd. Dan waarvan
wij den 8e daaraanvolgende van ontlast wierden.
passeerden hierdoor van Alkmaar een battallion Franschen, bestaande in 900 man met hunne
bagagewagens, kanon- en ammunitiewagens, gevolgt van eenige boerenwagens met zieken,
welke nae eenige verversingen gebruikt te hebben naer Haarlem vertrokken.
wierd onse plaats weeder verleevendigt met 650 man Franschen, die neevens de voorgaande
parthijen naar Hanover1 moesten. Kunnende ieder inwoonder welke bereekenen dat hij,
beneevens de vorige dag, wel 9 man verversching van tenminsten kaas en brood had moeten
geeven.
1 Hannover in Duitsland.
passeerden alhier enkelde manschappen welke agtergebleeven waaren.
marcheerde uit Haarlem 500 Franschen hussaaren, waarvan er eenige te Overveen, Bloemendaal, Santpoort, Velzen, Heemskerk en alhier ter plaatze 80 geïnkwartierd wierden. Welke
allen den volgende dag hierdoor naar Alkmaar vertrokken met 9 leegerwagens en een smeederij.
reeden er nog 60 van dezelve hierdoor naar Alkmaar.
trokken hierdoor (komende van Noord- en Katwijk) naar Bakkum en Limmen 300 Bataven1,
26
Wijk aan Zee in de 18de eeuw, naar het zich laat aanzien onder rustige omstandigheden. Na de
komst van de Fransen en vooral tijdens de Brits-Russische invasie nam het aantal inkwartieringen
toe tot een schrikbarende omvang. Het soldatenvolk vertoonde alle soorten van wangedrag. In 1801
typeerde het gemeentebestuur het dorp als “het weleer bloeijend dog nu gantschelijk geruineerde en
vervalle Wijk aan Zee” (De Speelwagen. 1953, p. 111). (afb. 8)
Den 28e maart 1795
Den 29e maart 1795
Den 30e maart 1795
Den 31e maart 1795
Den 4e april 1795
Den 7e april 1795
Den 8e april 1795
Den 9e april 1795
Den 18e april 1795
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
welke de volgende dag naar de Helder marcheeren moesten.
1Militairen van de Bataafse Republiek.
kwaamen dezelve 500 hussaaren van den 18e deezer weeder door, moetende naar Naarden
met drie leegerkarren en een smederij.
passeerden alhier het 13e regiment Fransche dragonders, zijnde 400 man, alle met koperen
mutsen en paardestaarten agter dezelve op ’t hooft, alsmeede 200 man infanterie. Des namiddags kwamen alhier binnen 80 man Fransche infanterie van Alkmaar met patent voor een
nagt logement.
marcheerde hierdoor 100 Fransche soldaaten naar het Zuiderkwartier. Des namiddags al
weederom, zeer onverwagts en zonder aanschrijving, kwam hier weeder binnen van Hoorn
200 man Fransche infanterie om des nagts te blijven, die den volgende dag patent op Lisse
hadden. Dezelvde dag passeerden hier verschijden leegerwaagens naar het noorden.
trokken hierdoor naar Noordholland 200 Fransche infanterie die te Velzen vernagt hadden.
passeerden hier weeder, nae eenige verversching van hunne eigen provisie gebruikt te hebben,
200 Fransche infanterie naar ’t Noorderkwartier. Dienzelvde dag 30 dragonders met paardestaarten van ’t 13e regiment alsvooren.
vierden men alhier ’t feest der Vrijheid door ’t planten en inwijden van een nieuwen groeibaare vrijheidsboom1. Dit geschiede met alle festiviteiten die zulks gepast en vrolijk konde
maaken.
1Kennelijk een boom “met kluit”.
trokken hierdoor 20 Fransche hussaren naar ’t Zuiderkwartier en 20 man Fransche infanterie
naar ’t Noorderkwartier.
passeerden hierdoor naar Noordholland 70 man Fransche infanterie.
wierd alhier justitie gedaan1 aan 18 perzoonen, meestal weegens oproerigheeden en het dragen van orange, komende van Crommenie, Crommeniedijk en Crommeniehorn, werdende
van dezelve 9 gegeezeld. Een vrouwsperzoon, meede aldus gevonnist, wierd om haare zwangerheid uitgesteld en vervolgens voor 5 jaaren geconfineert in ’t werkhuis der stad Haarlem en
daarnae voor altoos uit deeze provintie gebannen. 3 Manspersoonen moesten wijders aan27
Den 20e april 1795
Den 27e april 1795
Den 30e april 1795
Den 1e mei 1795
Den 2e mei 1795
Den 4e mei 1795
Den 6e mei 1795
Den 7e mei 1795 Den 8e mei 1795
Den 13e mei 1795
Den 14e mei 1795
Den 15e mei 1795
Den 20e mei 1795
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
schouwens en op ’t schavot te pronk staan en 5 dito wierden onder handtasting ontslagen2.
1Werden vonnissen uitgevoerd. Krommenie en de andere genoemde plaatsen behoorden
tot het baljuwschap van Blois. Beverwijk was daarvan de hoofdplaats. Daarom stonden
de achttien verdachten daar terecht, in het stadhuis.
2Uit gevangenschap ontslagen na het doen van een belofte in handen van iemand van
het gerecht.
reeden hierdoor twee boerenwagens met Engelsche krijgsgevangenen, komende van Texel,
moetende naar Amsterdam en geëscorteerd wordende door eenige Fransche dragonders.
passeerden alhier naar ’t Noorderkwartier 50 zwarte Fransche hussaren van de 10e compagnie.
marcheerden alhier 100 hussaren van ’t zelvde regiment naar Noordholland en retourneerde
vandaar naar het Zuiderkwartier 70 Fransche dragonders met paardestaarten.
reeden hierdoor 2 kruijtwagens naar het Noorderkwartier.
passeerden hier weeder uit Noordholland komende 100 Fransche dragonders naar het Zuiderkwartier.
marcheerden hierdoor 20 zwarte Fransche hussaren naar ’t Noorderkwartier.
is alhier uitgemarcheert 4 compagnien zwarte Hollandsche hussaaren, bestaande in 200 man
onder ’t regiment van Van Heekeren1, welke op den 26e december laatstleeden alhier in
cantonnement gekoomen waaren, welke dus verleijd wierden naar ’t Noorderkwartier. Dog
arriveerden alhier dienzelvde dag 17 Fransche zwarte hussaren die op ordonnance moesten
reijden en bij de burgers voor 5 dagen geïnkwartierd wierden.
1Het regiment Huzaren van Heeckeren behoorde tot de ruiterij van de Republiek der
Verenigde Nederlanden. Zie artikel “De cavalerie”.
passeerden alhier 14 Franschen ruijters naar ’t Noorderkwartier.
reeden hierdoor 6 boeren- en twee leegerwaagens, alle gelaaden met bagage voor de Franschen, naar ’t Zuiderkwartier.
Dienzelvden dag wierd alhier een schutterij1 geformeerd en die burgers daaronder behoorende wierden in de kerk opgeroepen, ten einde aldaar hunne opper- en onderofficieren te
verkiezen. Blijkende bij de opneeming der stemmen dat voor de 2 compagnien tot commandant waar verkooren dr Johannes Husung en capitains Fred. Vermooten en Mart. Langeveld
junior, zijnde de luitenants Pr. Kool, Gt. Schoehuisen, Dirk Flentrop en Anth. George Zwanenbeek.
1Het nieuwe Bataafse bewind was van meet af aan de mening toegedaan dat de zojuist
verkregen vrijheid onder bescherming gesteld diende te worden van gewapende burgers.
Vrij snel na de machtsovername volgden dan ook de eerste stappen tot instelling van
een gewapende burgermacht (Koolemans Beijnen, Krijgsgesch. studie, 177 e.v.). In
Holland ontvingen de Municipaliteiten dientengevolge een “Ontwerp ter organizatie
van de Bataafsche gewapende burgermacht”. Naar aanleiding daarvan richtte men in
Beverwijk op 8 mei het hier genoemde burgerkorps op.
arriveerde alhier den generaal Merchier met een gevolg van 20 officieren en eenen secretaris,
welke het commando had over een brigade infanterie die in Zuijd- en Noordholland tot
een cordon leggende waaren. Dan welke generaal begreep om ten deezer plaatse zijn hoofdkwartier te houden. Hoezeer de Municipaliteid uit hoofde der finantiële omstandigheeden
hier veel zwarigheeden in stelde, moest dit egter geschieden. Tot een locaal wierd dierhalven
gegeeven het huis genaamt Meerwijk1, ’t welk ten dien tijd juist onverhuurd was. De nodige
bedden wierden gedeeltelijk neevens de verdere meubilen van de logementhouders gehuurd
en het ontbreekende van eenige particuliere burgers. Behalven het bovenstaande getal van
officieren was voornoemde generaal vergezeld van een lijffwagt van l4 man, die dus allen ten
kosten deezer steede moesten onderhouden worden.
1 Zie noot 3 bij 2 februari 1795. Die generaal was waarschijnlijk J.C. Mercier.
passeerden hierdoor 8 compagnien Fransche infanterie bestaande in 600 man, beneevens 13
kanon-, kruit- en bagagewagens met een aantal zieken, waarbij nog 30 paarden met haare
manschappen of waagenknegten meede behoorende tot de brigade van den generaal Merchier
(Mercier), en gaande naar Noordholland.
marcheerden hierdoor 100 Franschen reidende artilleristen, beneevens 100 waagen- en paardenknegts met 2 smeederijen en 24 stukken kanon en diverse kruit-, kogel- en bagage- off
leegerwaagens, meestal met 6 paarden bespannen, allen moetende naar ’t Noorderkwartier.
wierd op aanschrijving van’t algemeene Committé van Waakzaamheid1 off Binnenlandsche
Correspondentie uit den Haag, door de Municipaliteid alhier tot leeden van waakzaamheid
aangesteld de burgers Jan Braams, Fred.Vermooten, Gt. van der Jagt, en Martinus Langeveld
junior.
1Het Bataafse bewind wist zich bedreigd door tegenstanders van allerlei kleur en was
daarvoor begrijpelijkerwijze op zijn hoede. Beverwijk kreeg dus een
28
Den 26e mei 1795
Den 1e juni 1795 Den 2e juni 1795
Den 4e juni 1795
Den 5e juni 1795
Den 6e juni 1795
Den 7e juni 1795
Den 8e juni 1795
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
plaatselijke afdeling van dit comité.
wierden alle de ingezeetenen deezer steede opgeroepen teneinde haar goud en zilver op te
brengen, ingevolge publicatie van de Provisioneele Representanten dato 26 maart 17951.
Dit en de vrijwillige geldnegotiatie in deeze jaare heeft ter deezer plaatse gerendeerd circa ƒ
18.000 guldens.
1 Men kon aan de plicht tot inlevering ontkomen door aan de overheid de waarde van het metaal te vergoeden.
zijn hier geïnkwartierd 70 Hollandsche hussaaren van ’t regiment van Timmer1 met eenige
leegerkarren, welke den volgende dag weeder naar ’t Noorderkwartier vertrokken.
1 Hier zal het Staatse regiment Timmerman bedoeld zijn. Zie artikel “De cavalerie”.
reeden hierdoor vier leeger- off bagagewaagens, welke weederom retourneerde naar het Zuiderkwartier.
zijn hier uit- en doorgemarcheerd 630 man Fransche infanterie, welke in een marsch van
Naarden, Breukelen, Maarsen en Loenen waaren hier gearriveerd, waarvan hier 430 man voor
eene nagt wierden geïnkwartierd. Bij hun hebbende 4 canon, 6 kruijt- en 4 leeger- of bagagewagens, behoorende onder den generaal Moreau1, welke in Hollandsche dienst overgingen,
moetende dezelve naar het Noorderkwartier. Dienzelvden dag kwam hier weeder binnen
520 man Fransche infanterie met 2 kanon, 3 kruijt- en 4 leeger- of baga-gewaagens. En des
avonds ten 11 uuren kwaamen er nog 80 man met 2 kanon, 4 kruit- en 2 leegerwagens.
Moetende door de meenigvuldigheid van inkwartieringen deezen dag het raadhuis en de
Mennonite kerk2 tot logementen voor ’t volk3 gebruikt worden. Werdende aldaar, weederom
ten koste deezer steede, met het noodige voedsel en drank verzorgd.
1 Toen opperbevelhebber van het Franse leger in Nederland.
2 Doopsgezinde of meniste kerk aan de Meerstraat.
3 De schrijver zal daarmee militairen van lagere rang bedoelen.
’s namiddags kwam hier weeder binnen een compagnie Fransche infanterie. ’s Avonds 6 uuren
nog een dito en ten 10 uuren nog 200 man, welke laasten in een marsch van Petten hier
waaren binnen gemarcheert.
des morgens ten 3 uuren wierden wij hier weederom gedechargeerd van 720 man, welke door
de Municipaliteid wierden geproviandeert van kaas en brood en vervolgens marcheerden naar
Leijden, alwaar haar equipage wierd getransporteerd met een vaartuig. Denzelvde dag passeerden alhier naar het Noorderkwartier 50 blauwe Fransche hussaaren. Wijders wierden wij
tenzelve dage ontlast van den generaal Merchée (Mercier) met zijn gansche gevolg, die wij met
het grootste genoegen naar ‘t Zuiderkwartier zagen vertrekken. Hoezeer wij ons verheugden
met het vertrek van bovengemelde troepen, wierden wij tenzelven dage weederom verrast
met 700 man Fransche inkwartiering, waarvan de 9 eerste officieren al weederom voor steede
reekening geïnkwartierd wierden in het huis Meerwijk. Dezelve hadden bij haare equipage
2 kanon, 2 kruijt-, 7 bagagewagens en 30 paarden- en waagenknegts. Des anderen daags ‘s
morgens tusschen 2 en 3 uuren vertrokken dezelve van hier naar Hillegom en Lisse.
kwaamen hier weeder binnen uit het Noorderkwartier 7 blauwe Fransche hussaaren om op
ordonnance te rijden, welke bij de burgers ieder voor 8 dagen op zijn tour bij dezelve geïnkwartierd wierden. Ten zelve dage des nademiddags kwam hier weeder binnen, om voor een
nagt geïnkwartierd te worden, 30 man Fransche troepen met verder patent van 700 man,
welke dienzelvde avond nog stonden geïnkwartierd te worden.
Edog daarover wierd een commissie benoemd uit het Commité van Waakzaamheid, welke zig
vervoegden bij de Municipaliteid van Haarlem teneinde over de verregaande drukkende last
der inkwartieringen haar beklag in te brengen, alsmeede weegens ‘t gebrek en opkorting van
de nodige leevensmiddelen. Welke commissie zo gelukkig slaagde dat wij dienzelvde avond
nog met een volgelaaden wagen Fransch brood voorzien wierden en van die 700 man verschoond wierden, welke dus met een vaartuig van Haarlem naar het Noorderkwartier getransporteerd wierden.
tusschen 4 en 5 uuren arriveerde alhier 200 Fransche zwarte hussaaren met 6 bagagewagens.
Ten 6 uuren, ‘s avonds nog 15 en in de morgenstond, tusschen 4 en 5 uuren, nog 26 man
van ‘t zelvde regiment, welke alhier vernagten en des anderen daags met nog 17 man van’t
zelvde regiment, welke alhier op ordonnance hadde geleegen, vertrokken naar ‘t Noorderkwartier.
Dienzelvde avond wierd alhier van ‘t raadhuis gepubliceert de alliantie tusschen Frankrijk en
deeze Republicq1 met het geluij der klokken en muzijk der trompetten. ‘t Welk vervolgens
door de alhier leggende husaren, gewaapende burgers, leeden der Municipaliteit in behoorlijke ordere gerangeert op alle hoeken der straaten, door den burger Gerrit van Aalst aan de
burgerij wierd voorgeleezen. Werdende wijders dien avond in vrolijkheid doorgebragt.
1 Dit bondgenootschap wordt het Haags Verdrag genoemd.
29
Den 9e juni 1795
Den 11e juni 1795
Den 14e juni 1795
Den 16e juni 1795
Den 27e juni 1795
Den 28e juni 1795
Den 29e juni 1795
Den 30e juni 1795
Den 5e juli 1795
Den 6e juli 1795
Den 7e juli 1795
Den 8e tot den
10e juli 1795
Den 13e juli 1795
Den 20e juli 1795
Den 21e juli 1795
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
arriveerde alhier 200 man Fransche artilleristen welke zig van hun eigen brood wat ververschten en van de burgers van drinken voorzien wierden, en wijders hunne marschroute naar het
Zuijderkwartier voortzette. Dienzelvde dag passeerden hier weeder retour van het Noordernaar ‘t Zuiderkwartier 100 Franschen reidende artilleristen, met 100 waagen- en paardenknegts, neevens de nodige kruit- en leegerwaagens. Zie verder den 15e meij.
‘s morgens ten 8 uuren marcheerden hierdoor, naar ‘t Noorderkwartier 20 Hollandsche soldaten en twee bagagewaagens, met eenige vrouwspersoonen.
wierden allen de geweesen regentenbanken1 aan particulieren burgers verhuurd.
1Banken in de Grote Kerk die voor de omwenteling van 1795 in gebruik waren bij
stedelijke en provinciale regeringspersonen.
wierd des avonds ten 6 uuren een plegtig dankuur gehouden in de Groote Kerk, alwaar door
den predikant dominee J. Wigerie1 een zeer plegtige en toepasselijke redenvoering gedaan
wierd, onder een meenigte toehoorderen.
1 Zie J. Wigeri in de Lijst van personen en noot 2 bij 24 janauari 1795.
zijn hier geïnkwartierd 40 blauwe hussaaren, welke de volgende morgen weeder vertrokken
naar ‘t Noorderkwartier.
passeerden alhier 200 man van ‘t regiment van Van Brakel1 naar ‘t Zuiderkwartier.
1 Zie 12 februari 1795.
‘s morgens /2 9 uuren passeerden hierdoor 70 Hollandsche husaaren van ‘t regiment van
Timmerman1 met 6 vrouwspersoonen, 6 bagagewagens en karren naar ‘t Zuiderkwartier; ten
9 uuren weederom 300 man van Plettenburg2 meede naar ‘t Zuiderkwartier; ten 10 uuren
nog 200 Waalsche dragonders3 met 230 paarden en 7 wagens met zieken en bagage almeede
naar ‘t Zuiderkwartier. Dienzelven dag zijn hier geïnkwartierd 150 man van ‘t regiment van
Plettenberg, ten 10 uuren nog 100 man en te 11 uuren nog 100 man van ‘t zelve regiment,
neevens 20 vrouwspersoonen en 5 bagagewagens, welke de volgende morgen weeder vertrokken naar ‘t Zuijderkwartier.
1 Zie noot 1 bij 1 juni 1795.
2 Zie noot 3 bij 21 januari 1795.
3Franstaligen uit de Zuidelijke Nederlanden, in dienst van de drie regimenten
dragonders bij de Staatse cavalerie. Zie artikel “De cavalerie”
zijn hier ‘s morgens ten /2 10 uuren binnengetrokken en geïnquartierd 338 huzaaren van ‘t
regiment van Van Heekeren met 47 bagagewaagens en karren, bij hun hebbende 30 vrouwspersoonen. Ten 12 uuren kwamen er nog 30 hussaaren van ‘t zelve regiment, welke de volgende morgen ten 7 uuren weeder uitmarcheerde naar ‘t Zuiderkwartier.
‘s morgens /2 10 uuren marcheerden hierdoor 300 Mekkelenburgsche troepen1, te /2 11 uur
200 man van dezelvde met 12 vrouwspersoonen en 5 bagagewagens, naar ‘t Zuiderkwartier.
1 Zie noot 1 bij 27 januari 1795.
marcheerden hierdoor 300 granadiers van het regiment weleer Orange Grooningen en
Ommelanden1 onder van Baaden Duurlag, welke 12 maanden in Frankrijk krijgsgevangen
waaren geweest, bij hun hebbende 12 vrouwspersoonen en 9 bagagewagens, naar ‘t Noorderkwartier. Ten 1/2 12 uuren passeerden hier weeder 250 soldaaten van ‘t geweesen regiment van
Orange Drenthe, thans onder Huard, welke alhier geïnkwartierd wierden met eenige vrouwspersoonen en bagagewagens.
1De hier genoemde infanterieregimenten “Orange-Groningen en Ommelanden” en
“Orange-Drenthe” waren, voor zover wij weten, al in 1752 samengegaan in één
regiment onder de naam “Orange-Stad en Lande en Orange-Drenthe” Van Baaden
Duurlag, verderop nog gespeld als Van Baade Duurlag, zal gelezen moeten worden als
Van Baden Durlach.
vertrokken dezelve weeder naar ‘t Noorderkwartier. Even naar haar vertrek passeerden hierdoor 150 soldaaten van Van Baade Durlag met 25 vrouwspersoonen en 7 bagagewagens, ten
9 uuren nog 200 man van ‘t zelve regiment met 20 vrouwspersoonen en 6 bagagewaagens,
alle naar ‘t Noorderkwartier.
1
1
1
1
is hierdoor getrokken een smeederij met 11 leegerwagens en karren.
trokken hierdoor 14 Hollandsche ruiters naar ‘t Zuiderkwartier, behoorende tot het regiment
van Hessen-Philipsthal1.
1 Zie arikel “De cavalerie”
kwaamen hier binnen 80 Fransche kannoniers, welk zig bij de burgers wat ververschten en
wijders hunne reijs naar ‘t Zuiderkwartier voortzette.
kwaamen hier van Texel met 2 wagens, geëscorteerd door 2 Fransche hussaaren, 8 Engelsche
krijgsgevangenen jongelingen, zijnde vaarensgezellen van een Engelsch scheepje dat door een
Fransche kaper genoomen was, welke op het steedehuis met brood en kaas enz. ververscht
30
Den 23e juli 1795
1
Den 24e juli 1795
Den 25e juli 1795
Den 1e augustus 1795
Den 3e augustus 1795
Den 5e augustus 1795
Den 6e augustus 1795
Den 7e augustus 1795
Den 8e augustus 1795
Den 13e augustus 1795
Den 18e augustus 1795
Den 28e augustus 1795
Den 30e augustus 1795
Den 10e september 1795
Den 16e september 1795
Den 18e september 1795
Den 19e september 1795
Den 21e september 1795
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
wierden en vervolgens naer Haarlem wierden getransporteerd.
’s morgens ten 11 uuren trokken hierdoor 70 blauwe hussaren1 en een bagagewagen naar ‘t
Noorderkwartier en ‘s namiddags ten 5 uuren nog 23 van ‘t zelve regiment en een bagagiewagen naar ‘t Zuiderkwartier.
Dit moeten Fransen geweest zijn. Het Bataafse leger kende ook huzaren, maar die droegen toen
nog geen blauwe uniformen (F.G. de Wilde e.a., 54).
arriveerden alhier 26 blauwe huzaaren met patent voor een nagt inkwartiering, vertrokken
wijders naar ‘t Zuiderkwartier.
zijn hierdoor naar ‘t Zuiderkwartier gemarcheerd 54 blauwe hussaaren.
kwaamen alhier 8 Hollandsche soldaaten welke zig voor reekening deezer steede wat ververschten en wijders naar ‘t Zuiderkwartier marcheerde. Des namiddags passeerden nog alhier
8 blauwe hussaaren naar ‘t Zuiderkwartier. Teegens den avond nog 20 Fransche kanonniers,
welke alhier vernagten en des anderen morgen naar de Helder vertrokken.
kwaamen hier binnen 30 man en 70 paarden reijdende artillerij met 7 kruitwagens en koogelwagens, welke de volgende morgen ten 5 uur in eenen marsch naar de Helder vertrokken.
marcheerden hierdoor 50 Hollandsche soldaaten van Van Baade Duurlag, bij hun hebbende
3 wagens met zieken en bagage, moetende naar ‘t Zuiderkwartier. Dienzelvde dag trokken
van hier 7 blauwe hussaaren, welke op ordonnance geleegen hadden, naar ‘t Zuiderkwartier,
werdende door anderen uit ’t Noorderkwartier weederom geremplaceert.
wierden wij weeder verwelkomd met 102 blauwe hussaaren om provisioneel in cantonnement
te blijven, dog waarvan 40 naar Heemskerk wierden geëxpedieert.
zijn hier binnengekoomen 2 bagage- off leegerwagens, waarvan ‘t volk en paarden voor een
nagt geïnkwartierd wierden, die de volgende morgen naar ‘t Zuiderkwartier vertrokken.
zijn hier ‘s morgens ten 8 uuren uitgetrokken 62 blauwe hussaaren, moetende naar ‘t Noorderkwartier. Dan des namiddags wierd dat getal weeder door anderen geremplaceert.
zijn hier 16 Fransche soldaten voor een nagt geïnkwartierd, met een leegerwagen, welke den
volgende morgen weeder vertrokken naar ‘t Zuiderkwartier.
passeerden alhier naar ‘t Noorderquartier 50 zoldaaten van ‘t regiment de Calmette1, bij hun
hebbende een bagagewagen.
1Dit waren soldaten van het vroegere Staatse infanterieregiment Bosc de la Calmette.
kwamen hier met een boerewaagen 6 Fransche gevangenen, geëscorteerd door 4 blauwe hussaaren, welke voor steedereekening verversching ontvongen en vervolgens vertrokken naar ‘t
Zuiderkwartier.
kwaamen hier binnen 150 Hollandsche kanonniers welke voor eene nagt geïnkwartierd wierden, bij hun hebbende 6 bagagewagens met 15 vrouwen en eenige kinderen, moetende naar
‘t Zuiderkwartier. Dienzelvde dag ‘s namiddags kwaamen alhier 100 Fransche soldaaten met
2 bagagewagens, welke nae eenige verversching gebruikt te hebben, naar ‘t Zuiderkwartier
vertrokken.
trokken hierdoor 20 Hollandsche dragonders met 10 paarden naar ‘t Zuiderkwartier en des
namiddags ten 6 uuren kwamen hier 15 blauwe hussaaren, werdende voor een nagt bij de
burgers geïnkwartierd en des anderen dag vertrokken naar Wijk aan Zee.
wierd het steedeschool, dat reeds van den beginne deezer revolutie1 geoccupeerd was geworden tot een barak voor de blauwe hussaaren, weederom ontruijmd.
1 De omwenteling van 1795.
zijn hierdoor getrokken een smeederij, een kruijt- en kogelwagen, alsmeede een leegerwaagen
met 16 karretjes meest gelaaden met kisten, naar Noorderkwartier, alle behoorende aan de
Fransche troepen.
des nagts tusschen 12 en een uur wierd ten huize van den bakker Lambert Alberts op de Agterweg1 op eene insolente wijze 14 ruijten in de raamen van de voorpuij stuk geslagen, zonder
dat daarvan den daader is ontdekt geworden.
1 Koningstraat.
vertrokken de burgers Jan Karshoff en Pieter Verheul als gecommitteerdens der gewapende
burgermagt1 naar den Haag, teneinde cessie2 te neemen in de gewapende burgermacht van
Holland, die op aanschrijving van ‘t Committé Militair3 op den 22 september en volgende
dagen zoude gehouden worden tot het vaststellen van een plan van organisatie, blijvende
aldaar 8 dagen. De volgende week vertrok den burger Karshoff, in dezelvde commissie, voor
den tijd van 14 dagen en nae welke tijd geene gecommitteerdens weeder zijn vertrokken,
dewijl men de weezentlijke nuttigheid daarin niet konde beoogen en behalven de financiëele
omstandigheeden zulks ook niet permitteerde.
1 Zie noot 1 bij 8 mei 1795.
2 Hier wordt bedoeld “sessie te nemen”, dat is zitting te nemen.
3 Het Comité Militair van Holland was belast met de reorganisatie van het leger in 31
de Bataafse Republiek.
zijn de hussaaren, welke alhier op den 6e augustus in cantonnement gekoomen waaren, weeder vertrokken naar ‘t Zuiderkwartier.
Den 4e oktober 1795
wierd alhier de Gewaapende Burgermacht geëxamineert1 en teffens door dezelve de generaale
afvuuring2 gedaan, waar in bizonder onder een aantal evolutiën3 uitmuntede een attacque4
der beiden compaagnien met het rottevuur5 en vervolgens in de holleweg6, welke laatste geschiede op ‘t wegje ten noordwesten ‘t exercitieveld7, ‘t welk tot groet genoegen der regeering
en alle aanweezende wierd ten uitvoer gebragt.
1 Geïnspecteerd.
2Men zal hier moeten denken aan een militaire oefening of demonstratie, gepaard
gaande met het afschieten van vuurwapens.
3 Bewegingen, zwenkingen.
4 Attaque, aanval.
5 Rotsgewijs schieten, afgegeven door rotten, rijen achter elkaar staande soldaten in een in gelederen opgestelde troepenafdeling.
6 Een verzonken weg met oplopende wanden. Het is niet geheel duidelijk hoe deze manoeuvre verliep.
7 Het exercitieveld lag aan de Galgenweg. Daar staat nu de “Goede Raad kerk.”
Zie noot 1 bij 14 november 1799.
Den 11e oktober 1795
zijn hier voor een nagt geïnkwartierd 20 Fransche soldaaten, welke de volgende morgen vertrokken naar Sandvoort.
Den 12e oktober 1795
zijnde nog overige 6 man blauwe hussaaren, die op ordonnance lagen, van hier vertrokken
naar ‘t Zuiderkwartier, dus alhier thans bevrijd van militairen.
Den 13e oktober 1795
zijn hier doorgetrokken 50 blauwe hussaaren, 12 boerewagens met zieken en eenige vrouwen
en bagagewagens, alle naar ‘t Zuiderkwartier.
Den 14e oktober 1795
des morgens tusschen 7 en 8 uuren trokken hierdoor 22 blauwe huzaaren, ten 10 uuren nog
100 dito met 4 bagagewagens, allen naar het Noorderkwartier. Des namiddags ten 2 uuren
60 blauwe hussaaren die voor eene nagt geïnkwartierd wierden.
Den 15e oktober 1795 zijn hier doorgetrokken, zoo naar het Noorder- als Zuijderkwartier, 200 blauwe hussaaren.
Dienzelvde dag wierd op order van Hun Hoogmogenden opschrijving gedaan, weegens de
hoofden1 (als in de daagen van ouds ging er een gebod uit van de keijzer Augustus, dat de
geheele waereld beschreeven zoude worden) zoo alsdan thans ook geschiede. Welke getal
bevonden wierd, zoo mannen, vrouwen, als kinderen, een montand2 van 1639 zielen.
1Achter deze op het eerste gezicht weinig zeggende passage gaat een belangrijke
ontwikkeling schuil. Het gaat hier namelijk om de eerste algemene volkstelling die
ooit in Nederland is gehouden. Het initiatief ertoe werd genomen door de StatenGeneraal (“Hun Hoogmogenden”). De heren hadden er bijzondere bedoelingen mee.
Deze in 1795 gehouden telling moest namelijk de gegevens leveren om tot een indeling
van het land in stemdistricten te komen. Die indeling zou men nodig hebben voor de
voorgenomen verkiezing van een Nationale Vergadering, die in 1796 zou plaatshebben.
Of de opsteller van dit handschrift geheel doordrongen is geweest van de betekenis van
deze “sprong voorwaarts” in het Nederlandse democratiseringsproces staat te bezien.
Hij trekt nog wel een aardige vergelijking met een volkstelling die de Romeinse keizer
Augustus (31 voor - 14 na Chr.), volgens de bijbel van plan was “over heel de wereld” te
houden (Lucas 2,1).
2 Omvang, grootte. De bevolking van Beverwijk bleek 1.639 zielen te omvatten.
Den 16e oktober 1795
kwamen hier binnen 50 Fransche soldaaten, des middags nog 150 van ‘t zelve battallon, bij
hun hebbende 10 bagage-, kruyt- en kogelwagens, dien hier een nagt overbleeven en den
volgende morgen vertrokken naar Haarlem.
Den 18e oktober 1795
nog 120 man van ‘t zelve battallon met 5 bagagewagens, die almeede voor eene nagt geïnkwartierd wierden.
Den 19e oktober 1795
kwamen hier 6 blauwe hussaaren om op ordonnances te reijden.
Den 25e oktober 1795
wierd op aanschrijving van ‘t volk van Holland, offwel de representanten van ‘t zelve1, op order van de Municipaliteid, alle burgers deezer steede in de Groote Kerk opgeroepen, teneinde
hunne stemmen uit te brengen ter benoeming van 2 burgers, zoo ook de Municipaliteit uit
hun midden 2 persoonen teneinde onderzoek te doen nae allen ‘s lands en steedelijke amptenaaren, welke zig zoude hebben schuldig gemaakt aan plunderingen, teekenen van adressen2 of andere oproerigheeden, welke met de thans subsisteerende ordre van zaaken eenigsins
strijdig waaren. Dan welke commissiën naar gedaan onderzoek alhier niemand bevonden,
welke van die natuur onder de amptenaaren of bediendens zig hebben schuldig gemaakt en
dus geen remotie alhier plaats gehad.
1 Zij hadden de plaats ingenomen van de vroegere Staten van Holland en vormden Den 1e oktober 1795
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
32
Den 5e november 1795
Den 10e november 1795
Den 12e november 1795
Den 14e november 1795
Den 15e november 1795
Den 16e november 1795
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
nu dus voorlopig het bestuur van het gewest.
valt te denken aan het ondertekenen van verklaringen, waarmee groepen personen
verzet hadden aangetekend of eisen hadden gesteld tegenover het overheidsgezag of
overheidspersonen.
trokken hierdoor 200 blauwe hussaaren naar ‘t Zuiderkwartier.
weederom 50 blauwe hussaaren als vooren en des namiddags 600 man Fransche infanterie,
bij hun hebbende 13 bagage- en 4 kruijt- en leegerwagens, naar ‘t Zuijderkwartier. Nog dienzelvde dag 22 man Fransche soldaaten, die hier vernagten en des anderen daags vertrokken
naar ‘t Zuiderkwartier.
trokken hierdoor 100 ruijters van ‘t regiment Hessen-Philipstal met 2 bagage-wagens naar ’t
Noorderkwartier.
kwaamen hier binnen een battallon bestaande in 550 man Hollandsche soldaaten van de 3e
halve brigade1, bij hun hebbende 14 bagagewagens en 14 vrouwspersoonen, die alhier overnagten en des anderen daags vertrokken naar ‘t Noorderkwartier.
1Zie artikel “De infanterie”.
passeerden alhier 50 blauwe hussaren en 800 man Fransche infanterie, alsmeede 18 rijdende
artilleristen met 9 kanon-, kruijt- en kogelwagens waarbij nog 17 bagagewagens, bij hun hebbende 10 vrouwlieden, alle naar ‘t Zuiderkwartier.
kwaamen hier binnen een battallon bestaande in 550 man Hollandsche soldaten van de 3e
halve brigade met 14 bagagewagens en 20 vrouwlieden, die alhier overnagten dog met welk
battallon alhier de grootste onaangenaamheeden en verregaande brutaliteiten plaats hadde.
Bestaande dit geval en had haaren oorsprong omtrend de inquartiering van een vrouwspersoon, welke uit hoofde alle burgers en ingezeetenen bereijds van inkwartiering voorzien
waaren en zij juist met haar zogenaamde man in één kwartier wilde weezen.
In weerwil de Municipaliteit gezorgd had zij in een bizonder huis gebillietteerd was, begeerde zij volstrekt bij haaren man te weesen, en klaagde dus desweegens bij den commandant Abbema1, die daarop met een commando van de wagt hun zelvs met geweld wilden
inkwartieren bij eenen der leeden van de Municipaliteit. Intusschen ontmoeten hij bij deeze
verrigting twee leeden der Municipaliteit, die met de burgers Martinus Langeveld en Pieter
Kool neevens eenige anderen stonden te spreeken. Den commandant deeze ontmoetende
geraakte met dezelven in een heevige woordentwist en herhaalde andermaal, dat hij nu zelvs
zoude billietteeren, antwoordende dezelve leeden der Municipaliteit wanneer hij begreep daar
recht toe te hebben zulks dan maar te moeten doen. De genoemde burgers daarbij tegenwoordig ondersteunde de Municipaliteit, zeggende dat de vrouwen geen troepen van den
staat waaren en dus niet verpligt waar dezelve inkwartiering te geeven en dus alleen goedheid
was. Het dispuut wierd dus nog ernstiger. Een soldaat, welke een Duijtscher was, kwam tusschen beiden invallen en zeide onze commandant zal uw zulks wel leeren. Den burger Pieter
Kool repliceerde: “wij zijn vrije republicainen en geen slaaven, laaten ons dus niet dwingen”.
Hierop trad een der officieren, die een Hollander was, naar Kool zeggende dat hij zoo wel een
republicain was als hij. Kool beantwoorde zulks met te zeggen dat hij zulks wel geloofden,
hem daarop de hand van broederschap aanbiedende, maar dat hij, die kaerel (op den soldaat
doelende) zulks gezegt had. Dit woord was dan een grondoorzaak om haare verregaande oproerigheeden ten top te brengen en aanstonds was ‘t geroep: “hij zegt kaarel tegen den commandant”. Daarop wierd wel door 6 officieren de kling getrokken en Pieter Kool daarmeede
deerlijk geslaagen en mishandeld. De soldaaten vielen met de gevelde bajonet zoo op hem, als
op de beiden Municipaaliteitsleeden Rentink en Knegjes en de overige ingezeetenen daarbij
tegenwoordig.
Dan welke steeken gelukkig wierden afgekeerd, behalve dat Rentink door een bajonetsteek in
zijn hand wierd geblesseert. Eene geheele verwarring had er toen plaats en den commandant
wilde allarm laaten slaan. Dan de woede en verontwaardiging der burgerij in ‘t algemeen ging
zoo verre dat zij de waapenen wilde opvatten teneinde zig teegens deeze gevloekte handelwijze deezer militairen te verzetten. Dan de weesentlijke ernst en de getergde wraak der
burgers tegemoet ziende, deed den genoemde commandant zijne orders intrekken en de rust
herstellen. De Municipaliteit deed haare vergadering bijeenkoomen, requireerde den commandant en vorderde van hem eene volleedige satisfactie. Dan hij was met de zaak verleegen,
bood alles aan wat mogelijk waar om daaraan te voldoen. Eindelijk werd de zaak in zooverre
gevonden, dat de burgers, van wien informatiën waaren ingewonnen, des morgens voor ‘t
front zoude passeeren en aanweisen welke officier de grootste wanordre en het eerst geslagen
had. Alras wierd dezelve gevonden en aangeweesen, zijnde den sous luitenant Jan van Essen,
welke daarop direct in arrest wierd geplaast. Bij ‘t vertrek der commandant wierd hem geweigerd een gewoonlijk declaratoir van goed gedrag en wijders wierd van het gansche geval een
verbaal opgemaakt en daarvan kennis gegeeven aan de Provisioneele Representanten van het
2Hier
33
Den 1e december 1795
Den 13e december 1795
Den 16e december 1795
Den 20e december 1795
Den 21e december 1795
Den 27e december 1795
Den 31e december 1795
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
Volk van Holland.2
1Luitenant-kolonel J. C. Abbema was commandant van het 1e bataljon van de 3de
halve brigade.
2Het protest heeft weinig opgeleverd. Kort na het incident werd Van Essen
bevorderd tot 1e luitenant.
wierd de burgerij in de Groote Kerk opgeroepen om hunnen stemmen uittebrengen ter benoeming van 2 gecommitteerdens naar ‘s Hage, om aldaar hunne klagten in te brengen over
de ijsselijke drukkende last der inkwartieringen, met sterke instantiën om eenige restitutiegelden1, welke deeze plaats ten behoeve de Fransche troepen bereijds had uitgegeeven. Daartoe
wierden benoemd de burgers dominee Joannes Wigerie en Christ.n Stumphius en uit de
Municipaliteit Jb.A. Kool en Jan Sluijs, in welke qualiteid zij den 14e deezer haare commissie ten uitvoer bragten, retourneerende den 17e dato. Met dat effect dat zij een wissel van ƒ
3.000 meede bragten, behalven nog eene van ƒ 1.200 die bevoorens ontvangen was.
1 “Restitutie van gelden” maakt de zin duidelijker. De omschrijving zou dan kunnen luiden: vergoeding voor uitgaven die Beverwijk had moeten doen ten behoeve van de Franse troepen.
trokken hierdoor 23 Hollandsche canonniers, hunnen marsch neemende naar den Helder.
trokken hierdoor 25 ruyters van het geweesen regiment van Hessen-Phiplipstal1 naar het
Noorderkwartier.
1 Zie artikel “De cavalerie”.
zijn hier 26 Hollandsche kanonniers gebilletteerd, welke den volgende morgen weeder naar ‘t
Zuijderkwartier marcheerde.
kwaamen hier 5 ruiters van ‘t geweesen regiment van Hessen-Philipstal, om op ordonnance te
rijden.
wierd alhier door ‘t Committé van Waakzaamheid1 (op aanschrijving van ‘t algemeene Committé uit ‘s Hage) uit het huis van den pastoor Bommer te Castricum2 gehaalt en naar de
Wijk getransporteerd een Fransche emigrant, zijnde een roomsch priester genaamt Joseph
Hervy, geboortig uit de provintie Bretagne en gewoond hebbende te Nantes. Werdende
dienzelvde avond ten 12 uuren overgebragt in civil arrest op de geijzelmaaker3 in het huis der
gemeente, werdende dezelve op den 2e januari door den balliuw en hoofdofficier C.A.van
Sijpesteijn, neevens zijn secretaris, met een koetswagen naar ‘s Hage vervoert.
1 Zie noot 1 bij 20 mei 1795.
2Zie over deze pastoor en het door hem opgestelde verslag van de gebeurtenissen te
Castricum op 6 oktober 1799: “Op zoek naar Castricum’s verleden”, Castricum 1992,
blz. 120 e.v.
3 Lees: geijzelkaamer.
wierd alhier bij eenige onwillige burgers, welke hunne opgelegde en zeer gemodereerde contributie aan de krijgraad niet wilde betaalen, eenige roerende goederen bij executie verkogt als
van Barend Hulst, Jb. Huber1, Willem Vis, en Dirk Heuverkamp, dog welke laaste voor de
verkooping zulks nog met de kosten afmaakte.
1 Er staat wellicht Stuber.
Lijsten der doorgetrokken en geïnkwartierde militairen, waagens- en paardenknegts, paarden, canon, bagage-, leegerwagens en karren, neevens de vrouwlieden, bereekend per
calcula1 van december 1794 tot ultimo 1795 daaraanvolgende, 28.109 manschappen, 498
vrouwlieden, 7.186 paarden en 1.357 wagens.
1Volgens telling.
De dan volgende bevolkingsaantallen heeft de schrijver hoogstwaarschijnlijk ontleend
aan de publicatie Volkstellinge in de Nederlandsche Republiek (uitgeg. op last der
commissie tot het ontwerpen van een plan van constitutie voor het volk van Nederland),
‘s-Gravenhage 1796. Zie ook de “Chronologie van gebeurtenissen”. We hebben er in
de noot bij 20 mei 1795 op gewezen dat de resultaten van de volkstelling van 1795
bedoeld waren om de verkiezing van een Nationale Vergadering in 1796 mogelijk
te maken. Dat zou het eerste op min of meer democratische wijze tot stand gekomen
Nederlandse parlement worden.
Dat het de nieuwe Bataafse machthebbers ernst was met hun vergaande
democratiseringsplannen, bewijst het op voorhand genomen besluit dat de Nationale
Vergadering zich onmiddellijk bezig zou moeten gaan houden met het ontwerpen van
een grondwet. De verkiezing zou plaatsvinden volgens het systeem van districten en
op getrapte wijze. Het land werd verdeeld in kiesdistricten van elk 15.000 inwoners.
Onder gebruikmaking van de resultaten van de volkstelling kwam men tot een aantal
van 126 districten. Elk district werd op zijn beurt verdeeld in 30 grondvergaderingen
34
van 500 inwoners. In elke grondvergadering wezen de stemgerechtigden - mannen
boven de twintig jaar - één kiezer aan. De dertig kiezers binnen een district kozen dan
één volksvertegenwoordiger (representant) in de Nationale Vergadering. Het district
Beverwijk, dat in het handschrift wordt aangeduid als het “Eerste district van de
Noordzee” of korter nog het “District van de Noordzee”, wees als zodanig aan Joachim
Nuhout van der Veen. Nuhout van der Veen was notaris te Castricum en tevens
secretaris van Castricum en Bakkum.
Van de samenstelling van zijn district krijgen we een duidelijk beeld doordat de auteur
van het handschrift alle plaatsen noemt die ertoe behoorden, terwijl hij bovendien bij
elke plaats de grootte van de bevolking noemt. Hieraan voegt hij dan nog de aantallen
grondvergaderingen toe. Beverwijk bijvoorbeeld telde er drie. Daarna geeft hij nog
een opsomming van de plaatsen die respectievelijk tot het baljuwschap van Blois, het
baljuwschap van Kennemerland en het baljuwschap van Brederode behoorden. Ook
hier vermeldt hij steeds de bevolkingsaantallen.
De hele opzet wekt de indruk dat de schrijver nogal geboeid was door al die cijfers.
Eigenlijk zou dat niet zo vreemd zijn. Men moet wel bedenken dat die gegevens nieuw
waren. Voor die tijd waren ze niet of nauwelijks beschikbaar.
Uit de lijsten van de telling des volks van Holland gedaan in den Haag den 6e Januari 1796, blijkt ons dat het totaal der
zielen off ingezeetenen in deeze provintie beloopt ten getalle van 828.532. Dit getal verdeelt in de streeken van zoo nae
mogelijk bedragende 15.000 zielen in 55 districten.
Het eerste district van de Noordzee.
Akersloot met de Woude
837
Limmen435
Castricom540
Uitgeest1.031
Crommenie1.725
Crommeniehorn205
Crommeniedijk204
Heemskerk548
Beverwijk1.639
Wijk aan Zee
327
Wijk aan Duijn
168
Velzen1.383
Sparendam
356
Schooten en gehugten
305
restant van Haarlem No. 10
1.012
Zandvoort722
Tetterode off Overveen
643
Albertsberg of Bloemendaal
383
Vogelezang263
Berkenrode80
Heemsteede1.857
Bennebroek366
Grondvergaderingen
Velsen3
Sparendam, Schoten en gehugten
1
restant Haarlem 2
Zandvoort en Vogelesang
2
Tetterode off Overveen
1
Albertsberg off Vogelezang
of Bloemendaal
1
Heemstede en Berkenrode
4
Bennebroek1
Akersloot met de Woude
2
Limmen 1
Castricom1
Uitgeest
2
Heemskerk1
Crommenie3
Crommeniehorn en Crommeniedijk 1
Beverwijk3
Wijk aan Zee en Wijk aan Duin
1
maakende een getal van 30 Grondvergaderingen. Zijnde de hoofdplaats ter verkiesing van een
­representant de Beverwijk.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
35
Plaatzen welke behooren onder den Lande van Blois.
Beverwijk
Wijk aan Zee
Wijk aan Duin
Spaarnwoude
Crommenie
Crommeniedijk
Crommeniehorn
Westzaandam
1.639
327
168
255
1.725
232
207
5.179
Westzaanen
Zaandijk
Koog
Wormerveer
Westknollendam
Assendelft, dog
deeze plaats
heeft zijn eigen recht
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
2.274
1.480
1.626
2.084
90
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
2.186
zielen
Plaatsen onder Kennemerland.
Groet
Hijlo en Oestdam
Akkersloot met de Woude
Uitgeest
Markenbinnen
Limmen
Heemskerk
Castricum
Wormer
Oostknollendam
Starmeer onder Wormer
Schalsmeer onder Wormer
Jisp
Starmeer onder Jisp
Oostzaandam
181
455
837
1.031
147
435
548
540
1.160
190
14
24
569
52
4.938
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
Oostzaanen
Engewormer
Sparendam
Slooten, Sloterdijk,
Osdorp en Vrijegeer
Houtrijk en Polaanen
Nieuwerkerk,
Zuidschalkwijk
en Vijfhuizen
Heemsteede
Bennebroek
Berkenrode
Aalsmeer
Rietwijk en Rietwijkeroort
1.101
27
356
zielen
zielen
zielen
2.616
226
zielen
zielen
95
1.857
366
80
1.811
73
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
zielen
Plaatzen onder Brederoode.
Zandvoort
Tedterode of Overveen
Aalbertsberg off
Bloemendaal
Vogelezang Velzen
Den 26e januari 1796
Den 31e maart 1796
Den 2e april 1796
Den 11e april 1796
Den 13e april 1796
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
722
643
zielen
zielen
383
263
1.383
zielen
zielen
zielen
Schoorl en Harge
Kamp
Hoffambagt
Haarlemmerliede en
Noordschalkwijk
Schooten en gehugten
536
40
28
zielen
zielen
zielen
156
305
zielen
zielen
wierden alhier, zooals elders, de grondvergaderingen gehouden ter benoeming van kiezers en
plaatsvervangers. Bij ‘t verkiesen van repraesentanten voor de algemeene Nationaale Vergadering en volgens de verdeeling van ‘t volk van Holland, waaren alhier 3 grondvergaderingen
behoorende tot het district van de Noordzee.
trokken hierdoor 100 hussaaren van ‘t geweesen regiment van Van Heekeren naar ‘t Noorderkwartier.
kwaamen hier binnen 150 man off ruiters van ‘t geweesen regiment van Hessen-Cassel, welke
voor een nacht geïnkwartierd wierden en de volgende morgen vertrokken naer ‘t Zuiderkwartier.
passeerden alhier 350 man van ‘t regiment van Waldek1 naar ‘t Noorderkwartier, met 5 leegerkarren.
1Huursoldaten uit het Duitse vorstendommetje Waldeck maakten al deel uit van het leger
van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Ze vormden daarin binnen de infanterie
twee regimenten en nog een afzonderlijk bataljon. Met toestemming van hun vorst
gingen ze in 1795, op dezelfde manier georganiseerd, over in dienst van de Bataafse
Republiek. Onze auteur slaat dus de plank mis, wanneer hij maar één “regiment van Waldek” onderscheidt. Zie ook artikel “De infanterie”.
550 man infanterie van de 3e halve brigade, onder den commandant Abbema1, welke doorpasseerde naar ‘t Zuiderkwartier.
1Zie bij 16 november 1795 en artikel “De infanterie”.
36
Den 29e mei 1796
Den 11e juni 1796
Den 19e juni 1796
Den 20e juni 1796
Den 27e juni 1796
Den 2e juli 1796
Den 3e juli 1796
Den 20e juli 1796
Den 24e juli 1796
Den 25e juli 1796
Den 30e juli 1796
Den 26e september 1796
Den 27e september 1796
Den 28e oktober 1796
Den 28e november 1796
Den 1e december 1796
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
kwam hier binnen 50 Fransche kanonniers, die
alhier overnagten en vervolgens marcheerde naar ‘t
Zuiderkwartier.
zijn te Haarlem 24 stuks obligatiën verkogt,
tezaamen groot in capitaal ƒ 23.400, die door
elkander monteerde 56 procent, dus eene somma
van ƒ 13.1041/2. Welke de steede genoodzaakt
wierd te moeten verkoopen door de zwaare lasten
en drukkende inkwartieringen, houdende deeze
plaats nu alleen nog over 4 obligatiën groot in
capitaal ƒ 10.200.
passeerden alhier 70 man Hollandsche soldaten,
met hunne bagagewagens, naar ‘t Zuijderkwartier,
moetende daarvan 25 man nae ‘t dorp Wijk aan
Zee. Op dato passeerden alhier 100 husaaren naar
‘t Zuijderkwartier.
marcheerden alhier 50 man infanterie naar ‘t
Zuijderkwartier, bij hun hebbende twee bagagewagens.
trokken hierdoor van Wijk aan Zee 30 man van
de 3e halve brigade en 500 man van dezelve halve
De fervente patriot mr Joachim Nuhout van
brigade uit ‘t Noorderquartier met 6 bagagewader Veen (1756-1837) werd in 1796 gekogens, alle naar ‘t Zuiderkwartier. Nog dienzelvde
zen als vertegenwoordiger van het district
dag 30 blauwe hussaren1 naar ‘t Noorderkwartier,
van de Noordzee (hoofdplaats Beverwijk)
blijvende van dezelve alhier 5 man op ordonin de Nationale Vergadering, het eerste
nance.
Nederlandse parlement.
1 Zie bij 23 juli 1795.
(afb. 9)
‘s morgens ten 9 uuren kwam alhier in ’t Heere­
logement1 den generaal en cheff Bournonville2 van de Fransche en Bataaffsche armeen, verzeld van een secretaris en een domestick3. Nae dat zij zig wat ververscht hadden, vertrokken
dezelve weeder met een koets met 6 paarden bespannen naar ‘t Noorderkwartier.
1Zie noot 1 bij 22 januari 1795.
2Deze mededeling betreft de Franse generaal Beurnonville, die toen “général en chef ”
(opperbevelhebber) van het Franse leger in Nederland en het leger van de Bataafse
Republiek was. “Général en chef ” werd in het Nederlands gewoonlijk verbasterd tot
Generaal en chef.
3Verbastering van het Franse woord domestique, wat bediende betekent. Het woord kan
zowel betrekking hebben op een mannelijke als op een vrouwelijke werkkracht.
’s avonds 1/2 10 uuren retourneerde bovengemelde generaal, vernagten weeder in ‘t Heerelogement en vertrok des anderen daags vroeg naar ‘t Zuiderkwartier.
kwam hier binnen 520 jagers van ‘t 1e battallon van den luitenant Lucks1, welke voor een
nacht geïnkwartierd wierden en de volgende morgen vertrokken naer ‘t Noorderquartier.
1Ook hier zijn weer fouten ingeslopen. Het Eerste Bataljon Jagers werd toen geleid door
luitenant-kolonel G.W. Luck. Deze commandant had het ongeluk op de eerste dag van
de landing van de Britten bij Callantsoog, op 27 augustus 1799 te sneuvelen. Zie bij
31 juli 1800.
kwam hier weeder voor eenen nagt 125 jagers van ‘t voornoemde battallon, die den volgende
morgen meede naar ‘t Noorderkwartier marcheerden.
passeerden alhier 30 man, welke te Wijk aan Zee gecantonneert geweest zijn, naar het Zuiderquartier.
nog 13 jagers van den luitenant Lucks, die voor eenen nacht wierden gebillietteerd en vervolgens weeder naar haar battallon vertrokken.
passeerden alhier 400 man infanterie van de 6e 1/2 brigade1 met 10 bagagewagens naar ‘t
Noorderkwartier.
1 Zie artikel “De infanterie”
trokken hierdoor 120 man van bovengenoemde battallon met 6 bagagewagens naar ‘t Noorderkwartier. Des namiddags nog 350 jagers met 12 bagagewaagens alsvooren.
passeerden alhier 500 man infanterie, bij hun hebbende 30 vrouwspersoonen en 12 bagagewagens, naar ‘t Noorderkwartier.
passeerden alhier 18 Hollandsche hussaaren, alsvooren.
kwaamen alhier 21 hussaaren, welke voor eenen nagt geïnkwartierd wierden en de volgende
morgen weeder vertrokken naar het Noorderkwartier.
37
Dus gereekend van den 31e maart 1796 tot den 1e december ingeslooten, zijn hier weeder zoo geïnkwartierd als doorgetrokken 4.377 manschappen, behalven de vrouwen hieronder begreepen.
Den 23e april 1797
Den 26e april 1797
Den 1e mei 1797
Den 3e mei 1797
Den 22e mei 1797
Den 27e mei 1797
Den 15e juni 1797
Den 28e juni 1797
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
kwam hier binnen de reijdende artillerij, bestaande in 8 wagens en 45 man, die voor een nagt
wierden geïnkwartierd en wijders naar de Helder vertrokken.
passeerden alhier 700 man infanterie van de 7e 1/2 brigade1 naar ‘t Noorderkwartier.
1 Zie artikel “De infanterie”.
passeerden alhier 650 man infanterie van gemelde 7e 1/2 brigade, welke zig van haar eigene
proviant wat ververschten en vertrokken alsvooren.
nog 600 man van dezelvde 7e 1/2 brigade, passeerende alsvooren.
30 Fransche hussaaren, die voor een nacht geïnkwartierd wierden en ‘s anderen daags vertrokken naar ‘t Noorderkwartier.
weederom 21 Fransche hussaren, die meede overnagtede en vertrokken naar ‘t Zuiderkwartier.
arriveerde alhier 330 Fransche infanterie, welke voor een nagt geïnquartierd wierden, bij hun
hebbende 25 paarden, met kanon-, kruijt- en bagagewagens.
kwam hier binnen 200 man keijzerlijke soldaaten, welke er zeer afschuwelijk uitzagen alvoorens zij van haare eigen provisie zig wat ververscht hadden. Marcheerden zij naar Texel om
aldaar op de transportscheepen geplaatst te worden teneinde ‘t getal van 18.000 soldaaten
te completeeren, die tot een landing in Engeland1 bestemd waaren, dog waarvan niets gekoomen is.
1De “keizerlijke soldaaten”, waarvan in het handschrift sprake is, zullen wel eens deel hebben uitgemaakt van het Oostenrijkse leger, maar intussen waren ze dus in het leger van de Bataafse Republiek terecht gekomen. Men moet bedenken dat de meeste legers in die dagen uit huursoldaten bestonden, die vaak uit alle mogelijke landen afkomstig waren en gemakkelijk van broodheer veranderden. Frankrijk was sinds 1792 met Oostenrijk in oorlog geweest, maar in april 1797 hadden de twee landen een wapenstilstand gesloten, die een half jaar later in een vredesverdrag werd omgezet. De Fransen konden toen de Oostenrijkse Zuidelijke Nederlanden, die ze in 1794 veroverd hadden, officieel inlijven.
Omdat Frankrijk al in 1795 vrede had gesloten met Pruisen, had het nu de handen vrij om zich met alle kracht te keren tegen de enige overgebleven vijand, Groot-
Brittannië. In die dagen haalde men in Parijs een oud plan uit de kast om een landing uit te voeren in Ierland of in Engeland. Een van de drie opperbevelhebbers van de Bataafse strijdmacht, de tot onbesuisdheid neigende luitenant-generaal Daendels liep met soortgelijke gedachten rond. In Parijs werd overleg gevoerd met Ierse opstandige groepen en met Daendels en admiraal De Winter. Eenmaal weer teruggekeerd in Nederland wisten zij steun te verwerven voor de plannen bij de Bataafse regering. In hoog tempo begon men toen met het gereedmaken van een expeditievloot van 80 schepen bij Texel en het bijeenbrengen van een leger van 15.000 man. Daar behoorden dus ook de “zeer afschuwelijk” ogende “keijzerlijke soldaaten” bij die wij zojuist hebben leren kennen. In de uiteenzetting
“De infanterie” werden voorbeelden genoemd van de manier waarop het Bataafse leger
aan soldaten kwam. Erg vertrouwenwekkend klonk dat allemaal niet.
Natuurlijk hielden de autoriteiten de expeditieplannen zoveel mogelijk geheim. De schrijver van het handschrift wist blijkbaar wel iets, maar miste toch de details. In
juni waren de voorbereidingen in Nederland afgerond, maar toen gaven de Fransen
te kennen dat zij niet tijdig met hun deel van het karwei gereed zouden komen.
Tegelijkertijd kregen de Nederlanders te horen dat er van Franse zijde geen bezwaar
bestond als de Bataafse Republiek de expeditie alleen zou uitvoeren. Daar hadden de
beide Nederlandse militaire leiders wel oren naar. Zij popelden van verlangen om hun
kunnen te tonen. In juli vond de inscheping plaats, waarna er gewacht moest worden op
een gunstige wind. Het doel zou Ierland zijn.
Intussen was gebleken dat de Engelsen hun leger in Ierland hadden uitgebreid tot
80.000 man. Zij hadden blijkbaar lont geroken. Daendels wijzigde zijn plannen in zoverre dat hij nu eerst in Schotland wilde landen. Na de verovering daarvan, zou Ierland aan de beurt komen. De Winter begon zich zorgen te maken over de wel erg fantastische ideeën van zijn collega en hij stond daarin niet alleen. Kort daarna besloot
de Nationale Vergadering om de expeditie af te gelasten.
Er was nog een ander plan, dat nu hernieuwde aandacht kreeg. De regering en
Daendels speelden al eerder met de gedachte om een eskader schepen, met troepen bemand naar de koloniën in de West te sturen. Zo’n eskader zou die gebieden tegen 38
Den 5e juli 1797
Den 7e juli 1797
Den 8e juli 1797
Den 10e juli 1797
Den 13e juli 1797
Den 14e juli 1797
Den 15e juli 1797
Den 17e juli 1797
Den 20e juli 1797
Den 27e juli 1797
Den 28e augustus 1797
Den 1e september 1797
Den 6e september 1797
Den 11e september 1797
Den 12e september 1797
Den 14e september 1797
Den 17e september 1797
Den 18e september 1797
Den 19e september 1797
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
een Engelse aanval kunnen verdedigen en Suriname, dat al in Engelse handen was gevallen, misschien kunnen heroveren. Wat lag er nu meer voor de hand dan de toch al gereedliggende vloot voor dat doel te gaan gebruiken?
Intussen wordt het tijd om zich af te vragen hoe de soldaten van het expeditieleger stonden tegenover de landingsplannen en de veranderingen die zich daarin voltrokken.
Helemaal rustig was het blijkbaar niet in de gelederen. Al in juni waren er militairen die verzet pleegden en daar ook voor gestraft werden. Op 4 juli meldde een legerorder dat de grenadier Jan Jordan en de soldaat Pieter van de Schel “gearquebuseerd” (gefusilleerd) waren en dat de soldaat Jan Nutgenburger 50 klingslagen, d.w.z. slagen met de botte zijde van een sabel, had ontvangen en vervolgens uit de dienst was weggejaagd. Zij hadden zich schuldig gemaakt aan oproerig gedrag, aan insubordinatie zoals men in de krijgsmacht pleegt te zeggen. Als het militaire gezag gedacht had met de veroordelingen een voorbeeld te stellen, kwam het bedrogen uit. Toen in september bekend werd dat de expeditie naar de West zou gaan, voelden veel soldaten zich dusdanig bedrogen dat ze tot muiterij overgingen. Ze maakten “zich meester van de voorraad jenever, dronken elkaar “Oranjeborrels” toe en verklaarden liever de schepen in brand te zullen steken of te laten zinken dan naar de West te gaan”. Zo kwam het plan volledig op losse schroeven te staan. Na een paar weken aarzelen achtte de regering het verstandig
om de expeditie maar helemaal af te blazen. (Koolemans Beijnen, Krijgsgesch. studie,
103; Mendels, 123).
trokken hierdoor eenige Fransche hussaaren, bestaande in 20 man met 40 paarden. Wijders
nog 30 paarden met 13 man, welke tot eene nadere ordre hier moesten blijven.
kwaamen hier drie gelaaden waagens met geld, geëscorteerd door eenige hussaaren, waarvan
11 man alhier wierden gebilletteerd tot nader ordre.
passeerden alhier weeder drie zwaar gelaaden wagens met geld ieder met een span van 6 paarden, geëscorteerd wordende door 16 Fransche hussaaren, allen naar ‘t Noorderkwartier.
kwamen hier binnen 128 groene jagers te paard1, waarvan er 68 doortrokken en 60 van
dezelve voor een nagt geïnkwartierd wierden, dog eene nadere ordre was oorzaak zij nog eene
nagt alhier moesten blijven als wanneer zij naar Noordholland vertrokken.
1Deze jagers behoorden tot het Franse leger. Het Bataafse leger kende alleen jagers te voet.
arriveerde alhier een escadron groene jagers te paard bestaande in 118 man, die eene nagt
geïnkwartierd wierden en wijders vertrokken naer Noordholland.
arriveerden alhier een battallon Fransche infanterie bestaande in 700 man, welke zig van hun
eigen proviant ververschten en vervolgens naar Noordholland vertrokken.
passeerden alhier 11 blauwe Franschen hussaaren1 naar ‘t Zuiderkwartier.
1 Zie bij 23 juli 1795.
trokken alhier door naar ‘t Noorderkwartier 20 groene Fransche jagers te paard.
retourneerden alhier de voorschreeven wagens met 6 paarden bespannen met de bewuste
escorte, die alhier overnagten.
kwam hier binnen 60 Franschen jagers te paard, welke voor 4 nagten bij de burgers wierden
gebillietteerd en vervolgens aanbesteed1 wierden voor reekening deezer plaats.
1 Besteed, in de kost gedaan.
passeerden alhier 100 Fransche jagers te paard naar Zuidholland.
passeerden alhier 600 man Fransche infanterie naar ‘t Zuiderkwartier.
passeerden alhier 60 Fransche jagers te paard naar ‘t Zuiderkwartier .
50 Fransche soldaaten naer het Zuijderkwartier.
75 dito, dito, naar dito.
kwam hier binnen 7 man Engelsche krijgsgevangenen, koomende van een scheepje hetwelk
door een Hollandsche kaper was genoomen, geëscorteerd wordende door 20 Fransche jaagers,
welke voor eene nagt wierden gebillietteerd en de krijgsgevangenen gearresteerd tot des anderen daags, wanneer zij naar Haarlem wierden gebragt.
passeerden alhier 70 man Fransche soldaten naar ‘t Zuiderkwartier.
trokken hieruit 60 groene jagers welke op den 27e juli laatsleeden hier waaren binnengekoomen. Nog passeerden alhier naar ‘t Zuiderkwartier 1.000 man infanterie, zoo Hollandsche als Fransche troepen.
passeerden alhier 40 Fransche jagers te paard naer ‘t Noorderkwartier. Dienzelvde dag nog
200 Hollandsche soldaten naar ‘t Zuiderkwartier. Des namiddags weederom 153 man cavalleristen zonder paarden1, behoorende tot de 3e halve brigade welke in Texel op de transportscheepen geleegen hadden, welke voor twee nagten wierden gebilletteerd.
1Deze cavaleristen hadden deel uitgemaakt van een leger dat aanvankelijk bedoeld was
om een landing in Ierland uit te voeren (zie bij 28 juni 1797). Er waren geen 39
Den 21e september 1797
Den 22e september 1797
Den 23e september 1797
paarden ingescheept, omdat de legerleiding ervan uitging dat die in Ierland in voldoende mate beschikbaar zouden zijn.
wierden van deeze 98 man in de barak1 gelegt en de overige manschappen voor twee nagten
bij de burgers verlegt wierden.
1 Vermoedelijk was dit de als verblijfplaats voor soldaten ingerichte stadsschool.
wierd de wagt betrokken in ‘t steedehuis1.
1 Die wacht zal wel betrokken zijn door de Gewapende Burgermacht.
De Municipaliteit had vermoedelijk gehoord van de muiterij op de expeditievloot en
nam maatregelen om een oogje in het zeil te houden.
wierden er 50 man van hier verlegt naar Wijk aan Duin. Dienzelvde dag arriveerde alhier nog
11 man van ‘t gemelde volk, welke in ‘t huis van de Lutersche gemeente1 geplaatst wierden
dat tot een barak off hospitaal was gehuurd.
1 De Lutherse kerk aan de Koningstraat.
Evenals de andere Beverwijkse kerken werd de Lutherse kerk aan de Koningstraat in de onrustige jaren na 1794 herhaaldelijk
als “barak” voor soldaten en als hospitaal voor gewonde militairen gebruikt. (afb. 10)
Den 24e september 1797
Den 26e september 1797
Den 1e oktober 1797
Den 5e oktober 1797
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
kwam hier binnen vijf kruit- en kogelwagens met 2 kanonstukken, waarbij nog 40 man, die
voor eene nagt geïnkwartierd wierden en vervolgens vertrokken naar ‘t Zuiderkwartier.
trokken hierdoor 50 man Fransche infanterie, naar ‘t Zuiderkwartier.
passeerden alhier weeder 50 man Fransche infanterie naer ‘t Zuiderkwartier.
trokken hier weeder uit de cavalleristen, welke op den 19e september hier in cantonnement
waaren gekoomen, naar ‘t Zuiderkwartier. Dienzelvde dag passeerden nog 50 Fransche jagers
te paard na ‘t Zuiderkwartier en ook vertrokken dien dag 5 Fransche jagers die alhier op
ordonnance hadden geleegen.
40
Den 7e oktober 1797
Den 9e oktober 1797
Den 10e oktober 1797
Den 15e oktober 1797
Den 24e november 1797
Den 25e november 1797
Den 30e november 1797
Den 2e december 1797
Den 3e december 1797
Den 4e december 1797
Den 6e december 1797
Den 7e december 1797
Den 12e december 1797
Den 17e december 1797
kwam alhier binnen 212 man infanterie van het 3e battallion der 1e halve brigade1, welke
voor een nagt geïnkwartierd wierden. Dienzelvde dag passeerden alhier 200 man infanterie
van dezelve halve brigade.
Nog trokken dienzelvde dag hierdoor 550 man van dezelvde brigade naar ‘t Zuiderkwartier.
Over de middag van Zaandam 470 man infanterie, waarvan er 250 man nae Velsen marcheerden en de overblijvende hier overnagtede.
1De op deze bladzijden genoemde halve brigades behoorden tot het Bataafse leger.
Zie artikel “De infanterie”.
passeerden alhier door 450 man Hollandsche jagers en 30 stuks Hollandsche soldaten naar ‘t
Zuiderkwartier.
trokken hierdoor 430 man van de 3e halve brigade. Nog kwam hierdoor 550 man van de
5e halve brigade, dog waarvan hier 230 man van wierden gebillietteerd en de overige naar
­Velsen.
passeerden alhier 5 kruijt- en kogelwagens met twee kanonstukken en 40 man Franschen,
moetende naar de Helder.
kwam hier binnen 214 man infanterij van de tweede halve brigade, welke voor een nagt wierden geïnquartierd en vervolgens naar Noordholland vertrokken met nog 200 man die dien
nagt te Velzen hadden vernagt geweest.
kwam hier binnen 194 man infanterie van de 3e halve brigade, welke voor eene nagt geïnkwartierd wierden. Van welke brigade 130 man nae Velsen marcheerden, welke 324 man
tegelijk naar ‘t Noorderkwartier vertrokken.
kwam hier weeder binnen een battallon infanterie, bestaande in 414 man van de 1e halve
brigade, welke voor een nagt geïnkwartierd wierden en de volgende morgen weeder uittrokken naar ‘t Noorderkwartier.
passeerden alhier 50 Hollandsche kanonniers naar ‘t Noorderkwartier.
kwam hier binnen de reijdende artillerie bestaande in 32 man Franschen met 10 kruijt-, kanon-, kogel- en ammunitiewagens, welke voor eene nagt geïnkwartierd wierden en volgende
morgen vertrokken naar ‘t Zuiderkwartier.
kwamen hier weeder binnen 8 kanon-, kruit-, kogel- en bagagewagens met 4, 6 en 8 paarden
bespannen en 40 man Hollandsche artillerie, welke een nagt wierden geïnkwartierd, en de
volgende morgen vertrokken naar de Helder.
retourneerde weeder de zoëeven gemelde 40 man naar ‘t Zuiderkwartier.
kwamen hier binnen 16 kanonniers, welke voor eene nacht wierden geïnkwartierd en des
morgens vertrokken naer ‘t Noorderkwartier.
trokken hierdoor 150 nationaale guardes ruijters1 naar ‘t Noorderkwartier.
1Dit korps was belast met de bewaking van het staatsbestuur van de Bataafse Republiek.
marcheerden hierdoor 50 man infanterie naar ‘t Noorderkwartier.
Dus van den 23e April tot den 17e deezer maand van deezen jaare 1797 zijn alhier geïnkwartierd en doorgetrokken
11.704 manschappen.
Den 2e januari 1798
Den 14e januari 1798
Den 19e februari 1798
Den 27e februari 1798
Den 1e maart 1798
Den 5e maart 1798
Den 23e april 1798
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
trokken hierdoor 150 nationaale guardes ruiters nae ‘t Zuiderkwartier.
kwam hier binnen een battallon infantarie van de 3e 1/2 brigade bestaande in 314 man,
waarvan 46 nae Velsen vertrokken en 268 die alhier wierden geïnkwartierd, en de volgende
morgen naer Haarlem vertrokken.
kwamen hier binnen 8 compagnien van de 1e halve brigade bestaande in 480 man, waarvan
360 voor een nagt wierden gebilletteerd en de resteerende nae Velzen trokken, die des anderen daags naar Haarlem vertrokken.
passeerden alhier 20 cavalleristen naar ‘t Noorderkwartier.
kwam hier binnen 43 man infanterie, welke voor een nacht geïnkwartierd wierden en wijders
naar Haarlem vertrokken.
trokken hierdoor 20 guarde ruiters nae Noordholland en dienzelve dag kwam hier binnen 30
man infanterie, die voor eene nacht wierden geïnkwartierd en de volgende morgen vertrokken naar ‘t Zuiderkwartier.
wierd alhier gestemd over de constitutie, blijkende door een opgaaf van ‘t Gouvernement, dat
het getal der geenen welke in de Republicq daarover hadden gestemd een getal was beloopende van 153.913 voor en die daartegens gestemd 11.5971.
1Constitutie: staatsregeling; Gouvernement: regering van de Bataafse Republiek.
Hier en daar laat de schrijver van het handschrift zich kennen als een echte partijman,
die maar liever zwijgt over minder aangename gebeurtenissen in het politieke bestel.
In de “Chronologie van gebeurtenissen” en bij 31 december 1795 hebben wij al het een
en ander gezegd over de verkiezing van een Nationale Vergadering en het 41
Den 19e mei 1798
Den 21e mei 1798
Den 29e mei 1798
Den 1e juni 1798
Den 5e juni 1798
Den 11e juni 1798
Den 30e augustus 1798
Den 1e september 1798
Den 4e september 1798
Den 29e september 1798
Den 1e oktober 1798
Den 6e oktober 1798
Den 19e oktober 1798
Den 22e november 1798
Den 28e november 1798
Den 30e november 1798
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
door die vergadering op te stellen constitutie-ontwerp. Dat ontwerp vond in eerste instantie in de ogen van de kiesgerechtigde burgers geen genade. Verkiezing van een nieuwe Nationale Vergadering bood geen soelaas. Tenslotte moesten een echte staatsgreep en nog wat toegevoegde kunstgrepen het pad effenen om het ontwerp in 1798
aangenomen te krijgen. Van het prachtige, gemanipuleerde resultaat van de stemming
maakt onze schrijver hier wel melding, evenals van de feestvreugde in Beverwijk, maar
over de enigszins troebele voorgeschiedenis bewaart hij het stilzwijgen.
Het blijkt trouwens ook anderszins dat gebeurtenissen in Beverwijk, die wij de moeite
van het vermelden waard zouden hebben gevonden, in het dagboek ontbreken. In 1795,
in de begintijd van de Bataafse Republiek gebood de nieuwe regering het opruimen van
gedenktekenen van adel en aristocratie. Kasteelruïnes moesten weggeruimd worden,
kerken ontdaan van de rouwborden van leden van vooraanstaande geslachten en van
stenen monumenten en grafzerken moesten de familiewapens weggebijteld worden. Deze
culturele revolutie voltrok zich ook in Beverwijk. De oude grafstenen in de Grote Kerk
vertonen er nog de sporen van. De opsteller van het handschrift gaat geheel aan deze
gebeurtenissen voorbij.
vierden men alhier gelijk op allen anderen plaatsen deezer Republicq het feest deezer constitutie, werdende dit feest alle luister bijgezet zoveel de plaatselijke vermogens zulks permitteerde.
wierd opgaaf gedaan van ‘t getal der volkrijkheid in deeze Bataafsche Republicq, beloo-pende
1.880.463 zielen, verdeeld in 3.763 Grondvergaderingen en 126 representanten.
passeerden alhier 90 man cavalleristen met hunne paarden naar ‘t Noorderkwartier.
passeerden hierdoor een honderd man cavallerie naar ‘t Noorderkwartier. Nog marcheerden
dienzelvde dag 25 ruiters te voet van ‘t bovengemelde volk meede naar het Noorderkwartier.
passeerden alhier 100 artilleristen te paard met 30 man paardenvolk en 5 canon met
2 bagage­wagens, behoorende tot de Hollandsche militairen, moetende naar de Helder.
kwaamen hier binnen twee zwaarbelaaden wagens met kruit en kogels, bespannen met 6 en
8 paarden bespannen, waarbij 14 man, welke voor eene nacht wierden geïnkwartierd en de
volgende morgen naar de Helder vertrokken.
zijn hier 14 Franschen artilleristen voor een nagt geïnkwartierd, die de volgende morgen
naar de Helder marcheerden. Dienzelvde dag nog 50 Hollandsche soldaten naar ‘t Noorder­
kwartier.
kwamen hier 16 Fransche artilleristen, welke voor een nacht wierden geïnkwartierd en de
volgende morgen marcheerden naar ‘t Noorderkwartier.
16 man Hollandsche artilleristen, die voor eene nagt gebilletteerd wierden en de volgende
morgen vertrokken naar ‘t Zuiderkwartier.
kwam hier binnen 80 man Hollandsche reijdende artillerie met 32 reijknegts en 16 kanonhouwitsers1, kruit-, kogel- en bagagewagens, welke tot nader order alhier in cantonnement
moesten blijven.
1Het gebruik van het begrip kanonhouwitser schept onduidelijkheid. Bij de artillerie
maakt men onderscheid tusssen vlkabaan- en krombaangeschut. Het kanon behoort tot
de eerste categorie: het projectiel doorloopt een lange, gestrekte kogelbaan. De houwitser
valt onder het krombaangeschut: het projectiel volgt een meer gekromde baan dan dat
van een kanon.
wierden alhier 5 Fransche soldaten voor eene nagt geïnkwartierd.
kwamen hier binnen 120 man Hollandsche soldaaten, die naar eenige verversching gebruikt
te hebben vertrokken naar Noorderkwartier. Dienzelvde dag kwamen hier nog binnen 28
paarden met de waagen-, of reijknegts van Castricum, welke bij de artillerij behoorden die
hier in cantonnement laagen.
kwamen hier binnen 350 man infanterie van ‘t battallon der 1e 1/2 brigade onder den commanderende officier Abbema1, die voor eene nagt geïnkwartierd wierden, alsmeede 400 man
van dezelvde brigade, welke te Velzen wierden gebillietteerd en de volgende morgen (tezamen
750) hier doortrokken naar ‘t Noorderkwartier.
1Hier is een vergissing ingeslopen. Luitenant-kolonel J. C. Abbema was commandant
van het 1e bataljon van de 3e halve brigade. In de persoon zal de schrijver zich niet
vergist hebben. Sinds het incident van 16 november 1795 was men in Beverwijk goed
bekend met Abbema.
vertrokken weeder van hier de artilleristen die op den 29e september alhier in cantonnement
waaren gekoomen.
trokken hierdoor 60 ruiters, zoo nae ‘t Zuider- als Noorderkwartier.
trokken hierdoor 36 man Hollandsche jagers naar ‘t Zuiderkwartier.
42
Volgens de staatsregeling van 1798 werd de Bataafse Republiek verdeeld in 8 geheel nieuwe departementen. Dit kaartje toont het Departement van Texel, dat weer onderverdeeld was in 7 zogenaamde
“Ringen”. Binnen dat departement bevond zich nog het afzonderlijke Departement van de Amstel.
(afb. 11)
Den 12e december 1798
Den 15e december 1798
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
kwamen hier binnen 500 man infanterie van de 3e 1/2 brigade, waarvan hier 300 man voor 2
nagten geïnkwartierd wierden, van welke wij de overige 200 man patent verzogten om naar
Velzen te marcheeren, die aldaar ook voor 2 nagten wierden gebillietteerd en den 14e dato
vertrokken naar den Haag. Dienzelvde morgen trokken hierdoor 250 man, welke te Castricum gebillietteerd geweest waaren. Nog passeerden alhier 60 ruiters naar ‘t Zuiderkwartier .
kwaamen hier binnen 18 kanonniers, welke voor een nagt wierden geïnkwartierd en den
volgende morgen vertrokken nae Amesfoort.
43
Dus van januari tot december zijn hier geïnkwartierd geweest en doorgetrokken 3.435 manschappen.
Den 9e januari 1799
kwaamen hier binnen 80 man groene jagers van ‘t Hollandsche corps1, die voor eene nagt
wierden geïnquartierd en de volgende dag vertrokken naar ‘t Zuiderkwartier.
1 Het Bataafse leger telde vier bataljons jagers te voet. Zie artikel “De infanterie”. Alle jagerbataljons droegen een groen uniform.
Den 23e januari 1799
kwamen alhier 11 man infanterie, welke voor een nagt wierden geïnkwartierd en de volgende
morgen vertrokken naar ‘t Noorderkwartier.
Den 11e mei 1799
kwamen hier binnen 25 Hollandsche jagers om te blijven tot nader orders.
Den 13e juni 1799
kwamen hier binnen 18 Fransche hussaren, die naer eenige verversching gebruikt te hebben
weeder vertrokken naar ‘t Noorderkwartier.
Den 14e juni 1799
passeerden alhier de reidende artillerie, bestaande in 80 man met 16 kanon- en cassonswagens
en 32 rijknegts naar ‘t Noorderkwartier.
Den 15e juni 1799
zijn hier weeder uitgetrokken de 25 man groene jagers (die den 11e meij hier waaren binnengekoomen) naar ‘t Noorderquartier. Dienzelvde morgen passeerden alhier naar ‘t Noorderkwartier 700 man Hollandsche jagers.
Den 19e juli 1799
kwam hier binnen 45 kanonniers, die naar een nagt verblijf vertrokken naar ‘t Noorderkwartier.
Den 10e augustus 1799
arriveerden 120 kanonniers en artilleristen met 89 paarden, welke voor een nagt wierden
geïnkwartierd en wijders vertrokken naar ‘t Noorderkwartier.
Den 11e augustus 1799 wierden alhier en omleggende plaatsen alle de wagens en paarden in requisitie genoomen,
teneinde aankoomende troepen en bagage naar ‘t Noorderkwartier te transporteeren.
Den 14e augustus 1799
kwaamen hier binnen 24 kanonniers welke voor eene nagt wierden geïnkwartierd en de volgende morgen vertrokken naar Noordholland.
Den 23e augustus 1799
’s morgens ten 10 uuren trokken hierdoor 300 man infanterie naar ‘t Noorderkwartier.
Dienzelvde dag nog 400 man en 14 kanon- en ammunitiewagens waarbij 90 man, alsmeede
150 Hollandsche ruiters, die voor een nacht wierden geïnkwartierd. Ook nog 300 man, die
almeede overnagten en wijders marcheerden naar ‘t Noorderkwartier.
Den 24e augustus 1799
des morgens ten 9 uuren trokken hierdoor 20 man met 4 ammunitiewagens naar ‘t Noorderkwartier. Des namiddags ten 4 uuren kwaamen hier binnen 160 Hollandsche ruiters,
16 kanon en cascons met 4, 6 en 8 paarden bespannen waarbij 80 man en een escorte van
24 ruiters, welke alle voor eene nagt wierden geïnkwartierd en de volgende morgen weeder
vertrokken naar ‘t Noorderkwartier.
Dienzelvde namiddag waaren alhier van onderscheijden plaatsen gearriveerd 150 boerenwagens, behalven een meenigte karren, die in requisitie gesteld waaren teneinde aankomende
troepen en bagagiën naar ‘t Noorderkwartier te transporteeren. Dan vermids de aankomst
daarvan zeer gering was, zoo wierden de meeste wagens des avonds ten 6 uuren provisioneel
afgedankt om weeder nae haare destinatie te retourneeren1.
1 Het woord destinatie wordt hier ten onrechte gebruikt. Destinatie betekent plaats van bestemming, maar hier wordt kennelijk bedoeld plaats van herkomst.
Retourneren = terugkeren.
Den 19e augustus 1799
verscheen de Engelsche vloot voor ‘t eerst op de zuijdelijkste kusten van Noordholland en
geseind wierd. Des anderen daags zig op de hoogte van Texel bevindende deed den admiraal
Duncan1, bij wiens onderhebbende scheepsmagt het escader van den admiraal Mitchel2 zich
gevoegt had, aan den schout bij nacht Story3 toekomen eene sommatie om zig aan hem over
te geeven en daardoor hun verkleefdheid aan den dag te leggen omtrend hunnen wettige souvereijn den prins van Orange Willem de 5e 4 met verdere aandrang dat alreeds eene landing
van meerder dan 20.000 man op de Helder zoude zijn geëffectueerd (dan hetwelk geheel
bezijden de waarheid was).
Het antwoord van den schout bij nacht Story was ten dien tijd zeer voldoende en beantwoorde volmaakt aan zijne bestemming, namentlijk dat hij de achting van my lord Duncan zoude
onwaardig zijn: “eeven zoals ik die van elk eerlijk man zoude verliesen.
Ik ken de plichten die ik aan de vlag, waaronder ik diene en aan mijn vaderland verschuldigt
ben. Ook wanneer uwe magt verdubbelde zoude mijne gevoelens dezelvde blijven. Dierhalve
my lord wacht van mij eene verdeediging mijne natie en mijne eer waardig. Intusschen zend
ik ogenblikkelijk uwe sommatie aan mijn Gouvernement. Indien Gij deszelvs dispositie verkiest af te wachten, dan zal ik uw van den uitslag informeeren”, getekend Story.
1Bevelhebber van de Britse vloot die op het punt stond in Noord-Holland een landing uit
te voeren.
2Het gaat hier om vice-admiraal A. Mitchell.
3Samuel Story was bevelhebber van de Bataafse vloot.
4 Voor deze kwalificatie werd lord Duncan later door zijn regering op de vingers HGMK Ledenbulletin 23, 1999
44
Den 25e augustus 1799
Den 26e augustus 1799
Den 27e augustus 1799
Onze auteur gebruikt
wel eens fantasienamen als roodkleppen,
blauwkleppen, e.d. om
bepaalde legeronderdelen aan te duiden. De
kleppen zijn de op dit
schetsje goed zichtbare
borstopslagen. Afhankelijk van het onderdeel
waren de borstkleppen,
maar ook de kraag en
de mouwopslagen van
de uniformjas in een
bepaalde kernmerkende
kleur uitgevoerd.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
getikt. Terecht, want de stadhouder is nooit exclusief drager geweest van de soevereiniteit in de Republiek der Verenigde Nederlanden.
des middags ten 4 uuren kwaamen hier binnen 210 Hollandsche dragonders tot nader
ordre, dog wijl dezelve voorzien wierden van
de nodige billieten van inkwartiering kwam
er intusschen contra ordres om direct naar ‘t
Noorderkwartier te vertrekken. Des avonds
ten 9 uuren kwamen al weeder 290 dragonders van ‘t zelve battallon, die voor eene
nagt wierden geïnkwartierd en de volgende
morgen naar Noordholland vertrokken.
des avonds ten half 7 uuren zijn hier doorgetrokken l00 Hollandsche ruijters naar ‘t
Noorderkwartier.
Dienzelvde dag had men op ordre van ‘t
Gouvernement weederom naar een aantal
plaatsen expressen afgezonden om de nodige
wagens te requireeren, ter vervoering van
troepen en bagagiën naar ‘t Noorderquartier.
De “ceijnpaal” of telegraaf op het Seinpostduin
Des avonds ten 9 uuren konde men daar
te Scheveningen in 1799. De herinnering aan
eerst een begin meede maaken, dewijl van
de telegraaf is al lang verdwenen, maar de naam
onderscheijden dorpen nog geene wagens
Seinpostduin is nog steeds in gebruik. (afb. 12)
waaren aangekoomen. Ten 10 uuren had
men een getal van 200 boerenwagens, welke
op ordere der Municipaliteit aan alle hoeken en uitweegen door de Gewapende Burgermagt
moest bewaakt worden, teneinde dezelve door het lange wagten niet echappeerde.
De vervoering van troepen en bagagiën ging ondertusschen zijnen voortgang, ‘t welk tot des
morgens ten 3 uuren voortduurde, als wanneer dezelve bereijds 1.600 Hollandsche soldaaten
van de roodkleppen vervoert hadden.
‘s morgens ten 4 uuren, op de hoogte van de seinpaal1, tusschen de kleine Keet2 en het
weeshuis zette de Engelsche troepen hunne landing voort onder begunstiging van een allerheevigst vuur uit de gewapende scheepen. Wierden alstoen alle zijne battallions grenadiers en
jagers door middel van aan elkander vastgemaakte chaloepen aan wal gezet, deeden dadelijk
een heevigen aanval op ‘t eerste en tweede battallion jagers, op die hoogte bij de telegraaph1
geposteerd, terwijl het tweede battaillon der 5e 1/2 brigade op eenige afstand van de jagers
in ‘t duijn geplaast was, om derzelve retraite te dekken. De twee andere battallions van de
5e 1/2 brigade hielden post op de regtervleugel van den vijand, regts tegen de groote Keet2.
Deeze en meerdere battallions der 7e 1/2 brigade neevens eenige regimenten cavallerie en
andere troepen ten getalle van 10.374 man deeden wonderen van dapperheid. Dan alles was
vrugteloos. Op dat tijdstip kon men geen gebruik maaken van de artillerie, men moest dies
zig alleen bepaalen tot het moorddaadig muskettenvuur. En zoodra had een battaillon niet
eenige tijd gevochten off het wierd bijnae te niet gebragt en tot den terugtogt genoodzaakt
door het aantal gekwetsten, die telkens door anderen nog moesten agteruitgebragt worden.
Waarbij nog kwam dat, hadden zij eenig veld gewonnen, zij voor de groote openingen aan de
zijde van de zee kwaamen, welke hun aan al het vuur der vloot blootstelden en het voortzetten hunner voordeelen onmogelijk maakten. Dit gevecht, ‘s morgens om 4 uuren begonnen,
duurde tot ‘s avonds ten 6 uuren en volgens geloovwaardige opgaaven zoude aan onze zijde
daarbij gebleeven zijn aan dooden, gekwetsten en vermisten 1.400 man, waaronder 57 officieren. Terwijl het verlies van den vijand teegens de 800 is geweest zoo verdronken, gedooden
als gekwetsten. Van welke gekwetsten aan weederzijden dien dag een aantal op boerenwagens
in Alkmaar en door deeze plaats naar Haarlem wierden getransporteerd. Ook wierd nog ten
zelve dage 16 ammunitiewagens geëscorteerd door eenige ruiters en Fransche jagers, alle naar
‘t Noorderkwartier.
1Toen de Britse vloot in augustus 1799 de Nederlandse kust naderde met de bedoeling
daar een landing uit te voeren, was de regering in Den Haag vrij goed op de hoogte van
de bewegingen van de Britse schepen. Dat dankte zij vooral aan de ruim dertig optische
telegrafen die in de zomer van 1799 langs de Hollandse kust en op de Waddeneilanden
waren opgesteld. De onderlinge afstand van de seinposten bedroeg gemiddeld 7 km. Zo’n
seinpaal bestond uit een mast van 20 m hoogte, die bovenaan voorzien was van een ra.
45
Aan de ra kon men bollen of - ‘s nachts - brandende pektonnen ophangen. Halverwege
de mast bevonden zich driehoekige wieken die in verschillende standen geplaatst konden
worden. Bovenop de mast stond een vlaggenstok.
Door middel van de bollen of tonnen, de wieken en vlaggen was het mogelijk
berichten naar een naburige telegraaf over te seinen. De seinwachters kregen de
beschikking over seinboeken, waarin was aangegeven met behulp van welke combinaties
en standen van bollen, wieken en vlaggen men bepaalde berichten kon doorgeven.
De centrale seinpaal stond in Scheveningen op het bekende Seinpostduin. In de
omgeving van Wijk aan Zee stond een telegraaf op het duin ten zuidwesten van de
Breesaap, dan een bij het dorp en de volgende ter hoogte van Castricum.
2 Tussen de hier genoemde gehuchtjes “kleine Keet” en “groote Keet”, gewoonlijk
aangeduid als Kleine Keeten en Groote Keeten, voerden de Britten op 27 augustus hun
eerste landingen uit. De buurtjes bestonden uit niet veel meer dan wat schuren van het
Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en West-Friesland.
Kleine Keeten lag direct ten zuiden van Huisduinen en Groote Keeten zeven kilometer
zuidelijker, iets ten noorden van Callantsoog. Halverwege, in het centrum van het
landingsgebied stond op het duin een “telegraaph”.
Het landen van de Engelsen op 27 augustus 1799. De landing vond niet, zoals het onderschrift zegt,
plaats tussen Petten en Callantsoog, maar tussen Huisduinen en Callantsoog, ter hoogte van de op
de achtergrond zichtbare “telegraaf ”. Op het vaandel lijkt “2 Battaillon 1 Halve Brigade” te staan.
In werkelijkheid bevonden zich daar Bataafse jagers en soldaten van het 2e bataljon van de 5e halve
brigade. (afb. 13)
Den 28e en 29e
augustus 1799 Den 29e augustus 1799
Den 30e augustus 1799
Den 31e augustus 1799
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
was ten deezen plaatse een algemeene verleegenheid en angst door het landen van den vijand,
hetwelk door voorbaarige gerugten nog veel sterker wierd gemaakt waardoor veele inwoonders, bizonder vrouwen, deeze plaats verlieten en de beste effecten en meubilen in zeekerheid
wierden gebragt. Des nagts ten 1/2 12 uuren kwam hier binnen 50 Fransche hussaaren en 100
man voetvolk, tot nader ordere.
zijn hier doorgetrokken 26 waagens met ammunitie waarbij 200 man, behalven een aantal
van kleine troepen van onderscheiden detachementen, alsmeede eenige wagens met gekwetsten naar Haarlem.
passeerden alhier 1.400 man, zoo voet- als paardenvolk en 30 ammunitiewagens waarbij 90
man tot een escorte, neevens 32 wagens gelaaden met volk en proviantwaaren.
trokken hierdoor 1.470 man voetvolk en 240 cavalleristen, 18 ammunitiewagens en 26 bagagewagens. Hiervan wierd in deeze plaats zooveel men bergen konde voor eene nagt geïnkwartierd.
46
Den 1e september 1799
in het midden van de nacht passeerden alhier met geforceerde marchen 3.000 man, zoo voetals paardenvolk, neevens een groot aantal van ammunitie en zwaar geschut.
‘s Morgens ten 1/2 5 uuren kwam hier binnen 400 man voetvolk,
welke voor een nagt wierden geïnkwartierd. Ten 6 uuren trokken hier weeder door 800 man.
Ten 12 uuren kwam hier binnen 160 man, welke nae zig wat ververscht te hebben weeder
voortmarcheerden. En nademiddag ten 4 uuren kwaamen hier weeder eenige wagens met
zieken uit ‘t Noorderkwartier. ’s Avonds ten 8 uuren trokken hier weeder door 400 man voetvolk en 100 man paardenvolk alle naar ‘t Noorderquartier.
Den 2e september 1799
arriveerden alhier den Fransche generaal en chef de Brune1, den agent van oorlog Pijman2
neevens eene commissie uit het midden der conventie3, die nae eenige verversching in ‘t Herenlogement gebruikt te hebben hunne reijs naar ‘t Noorderkwartier vervolgden.
1Met “generaal en chef ” duidde men de opperbevelhebber van de Frans-Bataafse
strijdmacht aan. De naam van de commanderende generaal was G.M.A. Brune.
2Zo noemde men in de Bataafse Republiek de minister van oorlog. Zijn naam was
G. Pijman.
3De schrijver gebruikt een onjuiste benaming voor het toenmalige Bataafse parlement.
Dat heette niet “Conventie”, maar “Vertegenwoordigend Lichaam”. Onder de
aanwezige commissieleden bevond zich de Castricummer Joacbim Nuhout van der
Veen, die wij eerder tegenkwamen als vertegenwoordiger van het “district van de
Noordzee” in de eerste Nationale Vergadering. Zie bij 31 december 1795.
Guillaume Marie Anne Brune (1763-1815)
opperbevelhebber van de Franse en Bataafse strijdkrachten. Van alle over Brune gevelde oordelen
valt dat van Napoleon het meest op. Die noemde
hem “un déprédateur intrépide”, een onverschrokken plunderaar (Koolemans Beijnen, Krijgsgesch.
studie, 148). (afb. 14)
Den 3e september 1799
Den 4e september 1799
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
Frederick Augustus Duke of York (1763-1827),
in 1799 commandant van de Britse en Russische
invasiemacht.
Van Nederlandse zijde heeft men hem gekarakteriseerd als “eigenzinnig, onbekwaam en
besluiteloos” (H.C. Differee, Het gedenkboek
1813, 82). (afb. 15)
is hier doorgetrokken 400 man voetvolk en 30 man cavallerie, ten 1/2 11 uuren 60 kanonniers
en 8 ammunitiewagens en namiddags ten 4 uuren 7 ammunitiewagens met 20 man. Wijders
had men dien dag weederom 100 wagens in requisitie gesteld, die allen op de Meerstraat geplaatst wierden en teegens den avond met troepen en bagage naar ‘t Noorderkwartier vertrokken. ‘s Avonds ten 1/2 11 uuren trokken weederom door 7 ammunitiewagens met 201.
1 Hier eindigt de zin.
ontving men ter deezer steede de zeekere tijding van de overgaaf van ‘s lands vloot, door den
schout bij nacht S. Story, op den 30e passato.1
1 De 30e van de vorige maand.
47
BESTAANDE DEZELVE IN DE VOLGENDE SCHEEPEN:
de Washington
Leijden Cerbures2
de Admiraal de Ruijter
Utrecht
Gelderland
de Batavier
de Beschermer
1
2
{
s.b.n1. S. Story
Captein Van Capelle
Captein Van Braam
Captein De Jong
Captein Huijs
Captein Kolf
Captein luitenant Waldek
Captein Van Senden
Captein Eilbracht
groot 74 stukken
groot 64 stukken
groot 64 stukken
groot 64 stukken
groot 64 stukken
groot 64 stukken
groot 50 stukken
groot 50 stukken
Schout-bij-nacht.
Voor deze naam moet men lezen Cerberus
Fregatten:
Amphitrite
Mars
Embuscade
Korvet:
Galathé
Captein Schutter
Captein Bock
Captein luitenant Rivery
groot 44 stukken
groot 44 stukken
groot 32 stukken
Captein luitenant Droop
groot 18 stukken
Behalven de aanwinst deezer vloot, maakte de Engelsche capitein Winthrop1 zig meester van de scheepen
die in’t Nieuwediep laagen, bestaande uit de volgende:
de Verwagting van 66 stukken
de Broederschap
van 54 stukken
van 44 stukken,
de Hector
allen scheepen van linie. Voorts 5 fregatten2, waarvan een van 32 en 4 van 24 stukken, beneevens 5 Oostindische compagniescheepen en 4 andere vaartuigen, alsmeede van ‘t arsenaal der Marine, waarin onder anderen gevonden wierden 95 stukken canon.
1 Deze
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
kapitein heette R. Winthorp.
waren de grootste oorlogsschepen binnen de Bataafse vloot. Zij waren zwaar bewapend, maar vrij traag.
Fregatten waren kleiner en minder zwaar bewapend, maar wel veel sneller.
2 Linieschepen
Op gemelde 4e september trokken hierdoor ‘s morgens ten 11 uuren sestien wagens met
proviant en een parthij losse paarden met 40 rijknegts en 30 man voetvolk. Ten twee uuren
reeden hierdoor 80 leedige boerenwagens, ten 3 uuren 200 burgers, zoo van Arnhem als
Utrecht, welke voor een nacht alhier wierden geïnkwartierd.
Dan intusschen bekwamen die van Arnhem, ten getalle van 100 granadiers, contra order
om weeder naar Haarlem te marcheeren en vandaar met verhaaste marschen naar Arnhem
retourneeren. Teneinde eenige Bataafsche emigranten, die zig zeedert een geruimen tijd op
dat gedeelte van ‘t Pruijssies grondgebied hadden opgehouden en nu bij deeze geleegenheid
den oproerstandaard in hun vaderland te planten, verstouten zig als nu gewapenderhand een
inval te doen en reeds werkelijk zig hadden meester gemaakt van ‘t dorp Westervoort. Dan de
goede geïntentioneerde van Arnhems burgeren met deeze welwillende granadiers wisten die
onverlaaten zeer spoedig te beteugelen.1
Des avonds ten 6 uuren kwamen hier weeder binnen 50 man voetvolk, die voor eene nagt
wierden geïnkwartierd. Laat in den avond passeerden alhier nog naar het Noorderkwartier 8
ammunitie- en 10 bagagewagens neevens een escorte van 20 man.
1In de laatste zin lijkt iets te ontbreken. Er zal wel zo iets bedoeld zijn als “de door goede
voornemens bezielde Arnhemse burgers”.
48
Ten tijde van de Brits-Russische inval in Noord-Holland probeerden Oranjegezinde
Nederlanders, die zich in het buitenland ophielden, in het begin van september door
invallen in Twente en de Achterhoek terrein te veroveren en een opstand onder de
bevolking te veroorzaken. Gewapende burgers, afkomstig uit Arnhem, gesteund door een
aantal militairen slaagden erin de aanvallers te verdrijven.
Uit de hier besproken passage in het handschrift komt naar voren dat het Frans-
Bataafse opperbevel bij de strijd in Noord-Holland, in navolging van het Franse
voorbeeld uit de tijd van de revolutie ook gewapende burgers inzette. Dat dit geen
incidentele maatregel was blijkt uit tal van mededelingen elders in het handschrift.
Het stond voor de nieuwe machthebbers in de Bataafse Republiek vast dat
burgerbewapening noodzakelijk was om de nieuw verworven vrijheden “van de mens
en burger” tegenover de reactionaire krachten te kunnen verdedigen. Tot die vijandige
machten behoorde natuurlijk binnenslands de Oranjepartij, maar men keek ook wel, zij
het aarzelend, over de grenzen. Het bondgenootschap met Frankrijk betekende trouwens
automatisch dat de vijanden van dat land ook tegenstanders van de Bataafse Republiek
waren. De organisatie van de zo geheten “gewapende burgermacht” werd aan de
municipaliteiten - de gemeentebesturen - overgelaten Het uitgangspunt was de opvatting
dat alle mannen van 18 tot 45 jaar dienst- plichtig zouden moeten zijn.
Het was niet te verwachten dat de totstandkoming van de burgerkorpsen overal
vlot zou verlopen. Als de gemeentebestuurders al voluit meewerkten, waren het nog
vaak de burgers die blijk gaven van hun onwil tegenover de verplichting tot militair
dienstbetoon. Soms kwamen ze daartegen ook openlijk in verzet. Toen de dreiging
van een Britse landing op het grondgebied van de republiek zich duidelijk begon af te
tekenen, drong de legerleiding er bij het Uitvoerend Bewind op aan om de gewapende
burgermacht te betrekken bij de te verwachten strijd. Generaal Brune wilde de “gardes
nationales”, zoals hij ze noemde, niet alleen voor diensten achter het front inzetten,
maar ze ook verplichten om aan de gevechten mee te doen. De regering, intussen
wijs geworden door teleurstellende ervaringen, wilde Brune daarin niet volgen. Zij
verklaarde zich wel bereid om in geval van een buitenlandse aanval, gewapende burgers
op basis van vrijwilligheid aan de strijd te laten deelnemen.
Het past in de stijl van de tijd dat de regering zich in de uitgevaardigde oproepen tot
vrijwillige dienstneming bediende van uiterst hoogdravende bewoordingen. Op 25
augustus, twee dagen voor de landing, verschijnt een publicatie waarin het Uitvoerend
Bewind verklaart dat het zich tot haar taak rekent om regelend op te treden “... waar
onderscheidene als om strijd zich aanbieden om het vaderland in het tegenwoordig
gevaar bij te springen, en met hunne gewapende vuist daar henen te snellen, waar ‘s
vijands aanvallen het geweldigst worden”.
(Koolemans Beijnen, Krijgsgesch. studie, 188).
Men is later vaak geneigd geweest om het hele plan en de pogingen tot uitvoering
ervan te karakteriseren als een totale mislukking, maar dat gaat echt te ver (Lafeber,
205). Het ging met die gewapende burgermacht zeker niet overal geweldig en het
verlangen om aan de echte oorlog mee te doen was niet verschrikkelijk groot. Toch zijn
er aanwijzingen dat er nog heel wat mannen aan de oproep van de regering gehoor
hebben gegeven. Een kapitein der infanterie van onverdachte huize schrijft al ruim een
eeuw geleden: “Er zijn intusschen meerdere burgerkorpsen in de nabijheid van en op het
oorlogstooneel geweest” (Koolemans Beijnen, Krijgsgesch. studie, 186).
En vergeten wij ook niet de toespraak die generaal Brune op 17 september 1799 hield
tegenover een compagnie vrijwillige burgers van Rotterdam: “Burgers! zie hier de brave
vrijwilligers van Rotterdam. Die braven hebben zich op de voorposten begeven: zij
hebben het vuur reeds gezien; zij hebben de Engelschen niet geschroomd, maar hen stout
onder de ogen durven zien” (Vonk I, 169).
Wie nu nog twijfelt moet Schama er maar eens op nalezen, op de bladzijden 463-464.
Den 5e september 1799
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
des nagts ten een uur wierden alle burgers aanzegging gedaan dat nog inkwartiering stond te
koomen. Die dan ook in den vroegen morgen ten 3 uuren volgde, bestaande in 700 man van
de roodkleppen, welke alhier tot nader ordere moesten blijven. Dienzelvde dag passeerden
alhier 5 ammunitiewagens met de daarbij behoorende manschappen. Ten 9 uuren kwam hier
binnen 400 man Frans voetvolk, welke nae zig wat ververscht te hebben weeder uittrokken
naar ‘t Noorderkwartier. Ten 1/2 10 uuren nog 12 Hollandsche jagers en ten 11 uuren nog 60
man voetvolk.
49
Den 7e september 1799
Den 8e september 1799
Den 9e september 1799
Den 10e september 1799
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
‘s morgens ten 10 uuren trokken hierdoor 50
man voetvolk; ten 11 uuren 32 ammunitiewagens met 4, 6 en 8 paarden bespannen en
160 manschappen; namiddag ten drie uuren
360 Hollandsche hussaaren en 25 bagagewagens; ten 4 uuren eenige rijdende artillerij
bestaande in 20 zoo kanon als cascons waarbij 160 man te paard en 50 soldaaten; ten 5
uuren 80 vrijwilligers van Amsterdam, welke
burgers hier moesten blijven tot nader order;
alsmeede nog 100 burgers van Utrecht, dog
welke laaste weederom contra order ontvongen.
‘s morgens ten 9 uuren passeerden alhier 15
ammunitiewagens waarbij 80 man; ten half
11 uuren 3 ammunitiewagens met 12 man;
ten 12 uuren kwaamen hier binnen 120
burgers van Zutphen met 60 hussaren, welke
nae zich wat ververst te hebben weederom
naar ‘t Noorderkwartier vertrokken; namiddag ten 3 uuren trokken hierdoor 32 ammunitiewagens met 200 man en verscheiden
bagagiewagens; ten 6 uuren marcheerden het
battallion van 700 man, die op den 5e deezer
hier waaren binnen- getrokken. Ook passeerden nog tenzelve dage 21 ammunitiewagens
Schout-bij-nacht S. Story zag zich op 30 augustus
en 130 man.
1799 genoodzaakt om de Bataafse vloot aan de
‘s morgens 10 uuren reeden hierdoor 38
Engelsen over te geven. De bemanning ervan
ammunitiewagens waarbij 100 man; ten 11
weigerde te vechten. Het onderschrift op deze
uuren trokken er 30 burgers door; ten 6 uuEngelse spotprent kan men naar believen lezen
ren kwaamen hier binnen 28 hussaaren van
als “een droevig verhaal” of als een “een bedroefde
Noordholland met eenige zieken en gedrukte Story”. (afb. 16)
paarden, die hier moesten blijven tot nader
order.
‘s morgens ten 7 uuren trokken hierdoor 80
artilleristen; ten 8 uuren 5 ammunitiewagens met 20 man; ‘s avonds ten 7 uuren 130 burgers
van Groningen en 30 Fransche zoldaaten, welke voor eene nagt wierden geïnkwartierd.
Op dienzelvde dato des morgens ten 4 uuren rukten onze armee in 3 colonne teegen den vijand aan. De rechtervleugel gecommandeert door den luitenant generaal Daandels1 was belast
met den aanval op den Eenigenburg en St. Maarten. De kolom van ‘t middenpunt, onder de
orders van den generaal Dumonceau2, stoote met haar rechtervleugel teegen den linkervleugel
van den generaal Daendels en met den linker, beneeden Crabbendam, aan de rechteroever
van de vaart van Alkmaar naar de Zijp3. De colom Franschen, sterk 7.000 man, onder den
generaal Van Damme4, stoote ter rechterzijde aan de linkeroever van evengemelde vaart en
strekte zig lings zeewaarts uit. De vijand was agter den dijk van de Zijp verschanst. De Franschen dwongen hun Camp te ontruimen en aan hun over te laaten. Herhaalde reijzen deeden
zij pogingen om hen tot in zijne laatste verschansingen te overweldigen. Maar niettegenstaande den onverschrokken moed, wierden zij hierin verhinderd door het gestadig vuur van den
vijand, welke zoowel agter den dijk als agter de vaart, beneeden de Zijpersluijs5 tot omstreeks
Petten verschanscht lag en daarenboven beschermd wierd door ‘t geschut van twee fregatten
en twee brikscheepen, die zig op die hoogte nabij ‘t strand geposteerd hadden. Verscheiden
Franschen trachten wel ‘t kanaal over te zwemmen, dan omtrend 30 derzelven verdronken
met de wapenen in de hand. Allen verlangden wel om den vijand onder de oogen te zien, dog
wierden genoodzaakt om van haare verdere voorneemens af te zien. Hielden de Franschen
post te Petten tot in de namiddag, wanneer zij haare voorige stellingen weederom betrokken.
Het middenpunt slaagde nog minder in deszelvs verrigtingen. Den generaal Dumonceau liet
zijn kolom op Schoorldam aanrukken, overmeesterde wel den versterkten post te Crabbendam dog stoote het hoofd teegens de sterke verschansingen van de Zijp. Eenige battallions
raakte aan ‘t wijken, waardoor hij genoodzaakt wierd terug te trekken. De regtervleugel was
niet gelukkiger. Deszelvs voorhoede was ten 3 uuren op marsch gegaan en ten 4 uuren reeds
meester van Haringcarspel en Dirkshorn. Vervolgens rukte zij aan op den Eenigenburg om
50
aldaar den aanval te doen, waarmeede den generaal Daendels belast was. Hier vond zij zig
in haaren marsch afgesneeden door de brigade van den generaal major Bonhomme6, die alle
de weegen stopte langs welke de regtervleugel passeeren moest. Enfin na deezen algemeenen
schoon vrugteloos ondernomen aanval, betrok onze armee weederom haare voorige stellingen. Ons verlies bestond aan de zijde der Franschen in 40 dooden, waaronder 4 officieren, en
749 gekwetsten, onder welke 36 officieren en aan de zijde der Bataven 97 dooden, waaronder
8 officieren, en 498 gekwetsten, onder welke 32 officieren, en 375 vermisten. En volgens
opgaaf in de Engelsche hofcourant zouden de Engelsche in deeze actie verloren hebben 37
dooden, 144 gekwetsten en 19 vermisten. Wat eigentlijk de reedenen geweest zijn dat de
onderneeming van dien dag met geen beeteren uitslag is bekroond geworden, is niet ligtelijk
te decideeren7.
Zeeker is waar dat in den avond van dienzelvde dag, eene gebeurtenis plaats had welke de
allernoodlottigste gevolgen nae zich zoude hebben kunnen sleepen. Drie uuren nae den aftogt
volbragt en de vijandelijke armee even gelijk de onze haare voorige positiën weederom had
genoomen, onstond er bij de kolom van den generaals Daandels een valsch alarm. Een sergeant van de jagers, door kwalijk gezinden omgekogt, riep allerweegen uit dat de Engelsche
ruijterij in een der dorpen van de Langedijken gerukt was en alles wat zij ontmoete neersabelde8. Hierdoor kwam een groote verwarring en een aantal lafhartigen en kwalijkgezinden
wierd daarop voortvlugtig en deeze blodaarts verspreijden door de geheele stad Alkmaar de
akelijkste gerugten, die de beste krijgsman aan ‘t wankelen zoude gebragt hebben, indien zij
aan die snode lagen zielen geloof hadden willen slaan. Eenige weinige blodaards echter,van de
reserve corpsen, op de hoogte van Hijloo geleegen, volgden het voetspoor der vlugtelingen en
vermeerderden de schrik onder de buitenlieden. Teegens elf uuren des avonds wierden wij ter
deezer plaatse door een aantal dier lafhartige rustverstoorders overvallen, hetgeen den gansche
nagt voortduurde. Die alhier de schrikverwekkenste tijdingen verhaalden. Jae zelve dat de
Engelsche reeds in Alkmaar waaren, dat ons leeger geheel geslaagen was en alles retireerende.
Hoedanig men alhier in de grootste verleegenheid was, welke benauwde ogenblikken dit voor
ieder sterveling veroorzaakte, dit is ligtelijk te beoordeelen voor de zodanigen die immer eene
vlugtende armee heeft bijgewoond.
De geheele Breestraat was in de morgenstond opgepropt van Hollandsche militairen, wagens
en bagagiën. Jae men verbeeld zig een raasende woeste hoop van menschen in de grootste
wanordre zonder officieren. Men deed alreeds bij de Municipaliteid ongehoorde requisitiën,
verzeld met ijsselijke drijgementen waaraan niet konde beantwoord worden. Den armen
boer en handwerksman wierden met het pistool op de borst afgeperst hetgeen haar aanstond
en wat zij begreepen nodig te hebben. Dan met het grootste genoegen ontvongen wij per
expresse berigt van Alkmaar, dat de poorten aldaar geslooten waaren om ’t vlugten te beletten.
Dat alle die alarmeerende gerugten geheel valsch en bezijden de waarheid was, vermids de
armee nae den slag haare voorige stellingen weederom betrokken had.
1 Luitenant-generaal H.W. Daendels, bevelhebber van de 1e Bataafse Divisie.
Zie artikel “De infanterie”.
2 Luitenant-generaal J.B. Dumonceau, bevelhebber van de 2e Bataafse Divisie.
Zie artikel “De infanterie”.
3 Deze zuid-noord lopende vaart heette onder Koedijk Koedijker Vaart en bij en voorbij Schoorldam de Nieuwe Sloot (gegevens ontleend aan de grote kaart van de Uitwaterende Sluizen van J. Douw). Deze waterweg is later een deel geworden van het Noordhollands Kanaal.
4 Divisiegeneraal J.R. Vandamme.
5De Engelsen en Russen hadden zich aan de zuidelijke rand van de Zijpe verschanst
achter de Schoorlse Zeedijk - die ook wel als Zijper Zeedijk werd aangeduid - en
de daarvoor liggende Hondsbosse Vaart. De Zijpersluis of Jacob Claessesluis is een
uitwateringssluis. Hij is er nog steeds, maar is wel in 1809 geheel verbouwd
6 H.D. Bonhomme was commandant van een van de beide infanteriebrigades in de 2e Bataafse Divisie, die geleid werd door Dumonceau.
7 Daar is geen bepaalde uitspraak over te doen.
8De schrijver Alberts heeft een andere dan de hier gegeven verklaring voor de verwarring.
Hij houdt het erop dat de soldaten op de vlucht sloegen, omdat vrouwen en kinderen
tijdens het strijdgewoel paniek veroorzaakten (De huzaren van Castricum, 249).
Aanzienlijk geloofwaardiger lijkt de iets gecompliceerder verklaring die Van Uythoven
onlangs van het incident gaf (De lange herfst van 1799, 61). Tijdens het terugtrekken
van de Frans-Bataafse troepen, na het grotendeels mislukte offensief van 10 september,
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
51
kwam een Bataafs bataljon pas tegen het vallen van de avond aan bij de eigen
voorposten in Broek op Langedijk. Een sergeant van de jagers daar herkende de soldaten
in het donker niet als eigen mensen, maar meende dat hij met Engelsen te maken
had. Zonder verder op verkenning uit te gaan nam hij de benen, al roepende dat de
Engelsen in aantocht waren. Twee marketentsters die daarbij aanwezig waren en ook in
verwarring raakten, verspreidden het bericht van de veronderstelde Britse aanval, met
de gemelde paniek als gevolg. Met de betrokken sergeant liep het slecht af. Hij kwam op
last van Brune voor de krijgsraad en werd na veroordeling “met een kogel voor de kop
geschoten”.
Den 11e september 1799 ‘s avonds ten 6 uuren kwam hier binnen 50 Hollandsche hussaaren, welke voor eene nagt
wierden geïnkwartierd en de volgende morgen naar ‘t leeger vertrokken.
Den 12e september 1799 ‘s morgens ten 8 uuren trokken hierdoor 10 veldstukken met 40 man; ten 10 uuren 40 man
infanterie; en namiddag ten een uuren 300 man Frans voetvolk, welke naar eenige verversching gebruikt te hebben vertrokken naar ‘t Zuijderkwartier; ten 1/2 4 uuren 500 man
Hollandsche zoldaaten en 4 ammunitiewagens met 30 man; ‘s avonds ten 6 uuren nog 500
Hollandsche zoldaaten, alle naar ‘t Zuijderkwartier.
Dienzelvde dag wierd men in de noodzaakelijkheid gebragt om den burger Rijnier Zégles in
arrest op de gijzelkamer te brengen, weegens zijne slegte en onvoorzigtige uitdrukkingen teegens de Franschen. Ook wierd tegelijkertijd opgebragt een verdagt en vreemd vrouwspersoon,
welke suspecte brieven voor den vijand bij zig hadde.
Den 13e september 1799 ‘s morgens ten 7 uuren vertrokken van hier 12 ammunitiewagens met 48 man, welke alhier
overnagt hadde; ten 10 uuren wierd hierdoor getransporteerd 42 deeserteurs, welke allen aan
touwen waaren vastgekoppelt, onder een escorte van 30 militairen, zoo voet- als paardenvolk,
naar ‘t Noorderkwartier. Dienzelvde dag wierd het bovengemelde vrouwspersoon naar den
Haag getransporteerd; ten elf uuren 11 ammunitiewagens met 40 man, welke nae zig wat
ververscht te hebben, vertrokken naar ‘t Noorderkwartier; ten 1/2 12 uuren kwaamen hierdoor
9 Engelsche krijgsgevangenen met 2 boerenwagens naar ‘t Zuijderkwartier, namiddag ten 2
uuren trokken hierdoor 2 kanonstukken met 10 man; des nagts ten 1/2 12 uuren 5 ammunitiewagens met 16 man welke alhier gebillietteerd wierden en de volgende morgen weeder
vertrokken naar ‘t Noorderquartier.
Den 15e september 1799 kwaamen hier binnen des morgens ten 1/2 10 uuren 1.000 man Fransche en 12 Hollandsche
kannonniers; ten 12 uuren 200 burgers van Groningen; naemiddag ten 2 uuren 100 jaagers
van Zwoll; en ten 3 uuren 100 burgers van Utrecht, welke allen naar zig wat ververscht te
hebben naar ‘t leeger vertrokken.
Den 16e september 1799 ‘s morgens ten 9 uuren trokken hierdoor 22 Fransche jagers te paard en 25 man Fransch
voetvolk nae ‘t Noorderkwartier. Nog ten zelve dage 40 Hollandsche hussaaren, die alhier in
de barak wierden gelegt.
Den 18e september 1799 ‘s morgens ten 7 uuren trokken hierdoor 20 Fransche dragonders met paardenstaarten1 aan
hunne met koper beslaagen mutsen; ten 8 uuren 100 man Fransch voetvolk; ten 9 uuren 11
ammunitiewagens met 50 man en 30 lossen paarden; ten 10 uuren 280 Fransche dragonders,
met paardenstaarten gelijk de voorgaande; namiddag ten 2 uuren 13 ammunitiewagens waarbij 40 man, alle naar ‘t leeger, alsmeede nog 2 Fransche deserteurs die nae Haarlem wierden
gebragt.
1 Aan de strijd in Noord-Holland nam aan Franse zijde o.a. het 10e Regiment Dragonders deel. Op hun hoofd droegen ze een koperen helm, die aan de
achterkant voorzien was van een fraaie bos paardenhaar. Zie het opstel van H. van Roo in ‘De lange herfst van 1799’, blz. 23-46.
e
Den 19 september 1799 in den vroegen morgenstond, begon den vijand den aanval langs onse geheele linie met zeer
veel heevigheid. De generaal Hermann1, aan ‘t hoofd van een verbaasend corps Russen,
gevolgd van een divisie Engelschen, deed de Franschen voorposten te Kamp2 en te Groet
terugdeinsen en marcheerde voortwaarts met oogmerk om de divisie van den generaal Van
Damme3 in te sluiten, die hierdoor genoodzaakt wierden terug te mar-cheeren omdat hij
zijn steunpunt lings van zig verlooren had. Vervolgens maakten de Russen zig meester van
Schoorldam en kort daarnae van Bergen. De Franschen, verplicht geweest zijnde een wijl tijds
voor den verwoeden aanval der Russen te moeten wijken, vereenigden zich in ‘t bosch van
Bergen. Op dat tijdstip waren de laatstgenoemden reeds de agterste gedeeltens van het middenpunt van onze linie van bataille4 voorbijgetrokken, terwijl dezelve in ‘t front aangevallen
wierden door den hertog van York5, met een sterke divisie Engelsche en Russiesche troepen.
In deezen toestand liet de generaal de Brune6 de agterhoede der divisie van den generaal Dumonceau, bestaande in 2 battallions infanterie, eenige rijdende artillerie en hussaaren, naar
Bergen opmarcheeren langs een brug, welke eenige dagen tevoren gelegt was over de vaart
naar de Zijp7. Terwijl hij gelijktijdig de divisie van den generaal Daandels liet aanschuijven
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
52
teegen het middenpunt, hetwelk door het gemis van deszelvs agterhoede was verzwakt geworden. Alstoen wierd weldra de Russiesche kolom, welke zig te veel voorwaarts gewaagt had,
op beiden haare flanken aangevallen door de divisie van den generaal Van Damme en een
gedeelte van den generaal Dumonceau. Door welke wel uitgedachte en ten uitvoer gebrachte
manoeuvre aan den generaal Herman alle gemeenschap met het middenpunt der Engelsche
armee wierd afgesneeden. De generaal Van Damme het dorp Bergen hebbende doen omcingelen door zijn linkerflank van de zijde der duijnen en door den regterflank van den kant
van Alkmaar, deed de in het nauw gebrachte Russen met de bajonet aantasten. Bergen wierd
hernomen nae een gevecht des te hardnekkiger, omdat de Russen hoopten hunne eerste voordeelen te zullen kunnen behouden, totdat zij door de Engelschen bijgesprongen wierden. Zij
vochten als wanhopigen en toen zij uit elkander gedreeven en verstrooid waren verdeedigden
zich nog uit de kerk8 en uit de huizen, hetwelk een weesentlijke slagting ten gevolge had.
Het middenpunt, onder bevel van den generaal Dumonceau die in den beginne van ‘t gevecht gewond wierd, bleef standhouden of hervatte deszelvs posten. Egter moest deeze divisie
veel leijden omdat zij den aanval van het middenpunt der Engelsche armee doorstaan en
beletten moest dat hetzelve niet met de rechtervleugel vereenigde.
De diviesie van den generaal Daandels welke haare positie te Oudcarspel had en zooals gezegt
is den rechtervleugel onzer armee uitmaakte, wierd door de Engelschen met zooveel verwoedheid aangevallen als de Russen zulks aan de linkervleugel gedaan hadden. Zij bleef echter in
haare stelling tot 2 uuren in de namiddag, wanneer zij genoodzaakt wierd dezelve te verlaaten met verlies van veele manschappen en eenige stukken kanon. Reeds verzwakt door den
bijstand welke zij had moeten geeven aan het middenpunt en eenigsins in wanordre gebragt
door het springen van een kruidwagen, vereenigde zij zig weeder en hervatten het gevegt teegens den avond, wanneer den generaal Daendels het dorp Broek op Langendijk deed aanvallen. Deeze onderneeming gelukte hem niet alleen, maar ook stelde hij zich in ‘t bezit zijner
voorige stelling te Oudcarspel en had daarenboven het geluk, om behalven van de door hem
agtergelaatenen kanonnen zich ook nog meester te maaken van 2 vijandlijke stukken, van
een aantal krijgsgevangenen, waaronder 4 officieren en van een geheel veldhospitaal. Volgens
opgaaf door den hertog van York weegens het verlies der Engelschen gedaan bestond hetzelve
aan dooden in een luitenant collonel, 2 capitainen, 3 subalterne officieren, 2 sergeanten en
125 gemeenen; aan gewonden 7 luitenants collonels, 6 majors, 15 capitainen, 16 subalterne
officieren9, 20 sergeanten, 2 tamboers en 376 gemeenen; aan vermisten 356 zo officieren als
gemeenen, dies tezamen 931 man. Terwijl ‘t verlies van den kant der Russen, zooals ’t zelve
door een officier dier natie aan den Russiesen ambassadeur te Londen is bericht geworden,
bestaan heeft in 3.000 gesneuvelden en veele gevangenen zonder ‘t juiste getal te bepaalen.
Onder de gesneuvelden bevond zich den generaal Gerepsow10, kommandant der expeditie
onder den generaal Hermann11. Deeze opgaav kwam naegenoeg overeen met die van den
Fransche generaal Brune. Het verlies der Fransche-Bataafsche armee was zeer gering in vergelijking van dat der vijandelijke. Aan de zijde der Franschen, bij welke kolom het heevigste
van het gevecht had plaats gehad, bestond hetzelve in 50 dooden en 300 gekwetsten. Dat
der Bataaven was naar evenreedigheid minder. De vijand was dien dag 39.000 man sterk, te
weeten 14.000 Russen en 25.000 Engelschen, terwijl de Franschen en Bataaven gezamentlijk
maar ruijm de helft dier magt uitmaakten. Het is niet mogelijk eene beschrijving te geeven
hoe woedend aan de eene en met welk een beleijd en heldhaftigheid aan de andere zijde
gestreeden wierd. Het slagveld in een zeer uitgestrekt bosch geleegen, aan den voet van hooge
duinen, lag met dooden en gewonden bezaaijd, dog meestal Russen. Een aantal dier woeste
schepselen, welke er het leeven nog van afgebragt hadden en wanhoopig waaren omdat zij
door de Engelschen niet behoorlijk ondersteund wierden, wilden zich niet overgeeven. Zij
vloden in het hout en in de duinen en verkozen liever aan hunne bekoomen wonden of door
den honger om te koomen, dan zig in de armen hunner edelmoedige overwinnaars te werpen.12
1 Luitenant-generaal Ivan Ivanowitch Hermann, bevelhebber van de Russische strijdmacht. 2 Camp.
3 Divisiegeneraal Vandamme. Zie 10 september 1799.
4 Gevechtslinie.
5 Frederick Augustus duke of York (1763-1827), opperbevelhebber van de Brits-
Russische strijdkrachten, tweede zoon van koning George III.
6 G.M.A. Brune.
7De hier genoemde vaart is de Nieuwe Sloot, die al ter sprake is gekomen in noot 3 bij
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
53
10 september 1799. De brug stelde generaal Dumonceau, wiens 2e Bataafse Divisie
zich tussen Koedijk en Schoorldam bevond, in staat om een aanval te doen op de
linkerflank van de Russische colonne die over Schoorl optrok in de richting van
Bergen. Bij deze succesvolle actie raakte Dumonceau gewond, waardoor hij gedwongen
was de leiding van zijn divisie voor de rest van de veldtocht over te dragen aan generaalmajoor Bonhomme.
8 Men moet niet denken dat de kerkruïne in het hart van het dorp Bergen het
resultaat is van de strijd van 1799. De kerk was al vernield in het begin van de
80-jarige oorlog, in 1574. Later heeft men een klein gedeelte van de kerk
herbouwd. 9Officieren van lagere rang; gewoonlijk verstaat men daaronder kapiteins en luitenants.
Hier worden de kapiteins onder de gesneuvelden en gewonden afzonderlijk genoemd.
Sergeanten zijn onderofficieren, met “gemeenen” duidt men gewone soldaten aan.
10 De afwijkende aard van het Russische schrift is er de oorzaak van dat de spelling van
de naam van deze luitenant-generaal in ons schrift verschillen vertoont. Soms spelt
men Jerepsoff, maar ook Jérebtzov komt voor. In dit dagboek houdt de schrijver het op
Gerepsow.
11 De generaal Hermann werd op die 19e september gevangen genomen.
12 Dit soort ontboezemingen ontleent de schrijver aan het verslag van de strijd door L.C.
Vonk. Ze moeten met een korreltje zout bezien worden. Het gedrag van de “edelmoedige
overwinnaars” was niet voortdurend van de fraaiste soort, al is er geen reden om dat
van hun tegenstanders hoger aan te slaan.
Den 20e september 1799
Den 21e september 1799
Den 22e september 1799
Den 23e september 1799
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
wierden alhier binnengebragt 642 Russen soldaaten en 19 officieren, 298 Engelschen en 8
officieren, tezamen een getal van 967 uitmaakende, die nae alvoorens eenig brood en waater
ter verkwikking gebruikt te hebben door een escorte Fransche dragonders en Alkmaarsche
burgers naar Haarlem wierden getransporteerd.
trokken hierdoor 8 ammunitiewagens waarbij 60 man; ten 11 uuren 350 man Frans voetvolk, welke voor eenen nacht wierden geïnkwartierd en des anderen daags vertrokken naar ‘t
Noorderkwartier. Nog dienzelvden dag van den 21e passeerden door naar ‘t Zuiderkwartier 5
Russiese soldaten; namiddag ten 2 uuren 3 ammunitiewagens met 12 man naer ‘t Noorderkwartier; ten 5 uuren 10 stukken kanon en 5 kogelwaagens; ten 6 uuren nog een stuk kanon
en een kogelwagen, allen ‘t welk van de Russen veroovert waaren en getransporteert wierd
naar ‘t Zuiderkwartier; nog 3 ammunitiewagens met 12 man na ‘t leeger en ten 9 uuren kwamen nog 30 man Franschen, die alhier tot des anderen daags vernagten.
trokken hierdoor 3 amunitiewagens met 20 man naar ‘t leger en van ‘t Noorderkwartier naar
Haarlem 100 Russen en Engelsche krijgsgevangenen, welke door Hollandsche ruiters en gewapende burgers wierden geëscorteerd. Nog passeerden dien dag 200 Franschen voetvolk en
40 dragonders met paardenstaarten, alsmeede 200 burgers van Utrecht en Arnhem. Ook nog
700 man Franschen voetvolk met 19 dito1 hussaaren, alle naar ‘t leeger.
1 Gelijk aan de voornoemden, d.w.z. eveneens Fransen.
‘s morgens ten 2 uuren wierd alhier door de nagtwagts 3 dezerteurs opgebragt, zijnde rij- of
karreknegts. Ten 9 uuren trokken hierdoor 40 soldaaten van de roodkleppen naar ‘t leeger.
Dienzelvde morgen al zeer vroeg kwaamen hier twee Hollandsche officieren van de hussaaren,
die mij voorstelde dat zij ten oogmerk hadden om alhier eenige boeren te pressen teneinde
tot het aanleggen van batterijen geëmplojeerd te werden. Dan hoezeer ik als president der
Municipaliteit1 ik haar onder ‘t oog bragt dat de boerenstand hier zeer weinig in getal waaren
en behalven de menschen hier alreeds teveel geleeden hadden om nu tot dat werk gebruikt te
worden, men gav hier gehoor aan en beloofde mij zulks niet in de environs van de Beverwijk
te zullen effectuëeren. Dan weinige uuren daarnae ontdekte men al te zeer die beloffte van
geene waarde was, vermids allerweegen in deeze plaats en in de anvirons alle werklieden, jae
wat maar nae boer geleek door de hussaaren vervolgt en opgeligt wierden. Jae ging zoo verre
dat men eenigen dier menschen met geweld uit de huizen zag haalen, off zij geschikt waaren
of niet. Dan de Municipaliteit gesecondeerd door den balliuw en hoofdofficier deezer steede,
stelde hiermeede paal en perk. Deeden eenige dier hussaaren in arrest neemen en naar een
heevige woordentwist wierden veelen dier gedwongen burgers weederom ontslagen en vrijgesteld.
Ten 11 uuren trokken hierdoor 11 ammunitiewagens met 26 man naar ‘t leeger; nademiddag
ten 4 uuren kwaamen hier binnen 57 Russen en Engelsche krijgsgevangenen, waarbij eene
vrouw, werdende geëscorteerd door eenig Fransch voetvolk. Nae zig alhier in de kolfbaan van
‘t logement de Doelen2, wat ververscht te hebben vertrokken dezelve naar ‘t Zuiderkwartier.
1Hier verraadt de samensteller van het “Dagverhaal” voor het eerst zijn identiteit.
54
Nu blijkt dat onze schrijver op die 23e september 1799 president van de Beverwijkse
Municipaliteit was. Het was in die tijd in Beverwijk de gewoonte om elke maand het
voorzitterschap te laten bekleden door een ander lid van de raad. Op 23 september
werd het presidium vervuld door Fredricus Vermooten. Fredricus of Frederik Vermooten,
geboren in 1755, komen we in 1806 tegen als koopman in wijnen. In die branche zal
hij al eerder actief zijn geweest, afgaande op de mededeling dat in april 1799 het dak
van zijn azijnschuur was afgewaaid. Vermooten moet een “heer van stand” zijn geweest.
We weten dat hij zijn haar poederde, een duidelijk teken van welstand in die dagen.
(Oud-archief Beverwijk 413; idem 500, 7-3-1806; Lijst van personen).
2Dit logement stond op de noordelijke hoek van de Breestraat en de Hobbesteeg.
Den 24e september 1799
‘s morgens ten 8 uuren reeden hierdoor 5 waagens, alle belaaden met geweeren welke van de
Russen en Engelschen veroverd waaren, naar ‘t Zuiderkwartier; ten 10 uuren kwaamen hierdoor 2 ammunitiewagens en 6 extraordinaire groote leegerwagens met brood, met 120 man
Frans voetvolk en een aantal losse paarden; nademiddag ten 4 uuren 9 ammunitiewagens met
66 man, alle naar de armee.
Des avonds ten elf uuren wierd men alhier weeder overvallen van 40 hussaren, om ter deezer
en omleggende plaatsen volk te pressen om aan de batterijen te werken, waarvoor weeder alle
boeren en ambagtslieden de vlugt naamen. Des anderen daags op de middag kwamen deeze
40 hussaren hier weeder door, die intusschen uit de environs deezer plaats 39 persoonen op
eene brutale wijze had geprest en aan den anderen waaren gebonden, welker schouwtooneel
een der aakelijkste gezigten uitmaakte, die alleen de woestheid van ‘t oorlogsleeven deed
beseffen.
trokken hierdoor 54 man Fransch voetvolk en 22 Fransche dragonders naar ’t leeger en des
avonds ten 9 uuren kwaamen hierdoor 7 krijgsgevangenen Engelsche officieren, welke onder
een escorte van Franschen naar ’t Zuiderquartier getransporteerd wierden.
kwamen hier binnen een battallion Frans voetvolk, welke nae zig wat ververscht te hebben,
’s morgens ten 10 uuren weeder vertrokken naar het leeger. Nog dienzelve dag arriveerden
alhier den Russchiesche generaal Herman, als krijgsgevangenen, bij zig hebbende zijne
goederen, bedienden en twee aides de camp1. Die naar zig alhier in het Heerenlogement wat
ververscht te hebben, weederom onder een escorte van een Fransch officier neevens een detachement cavallerie, wierden getransporteerd naar Amsterdam.
1Adjudant, een officier aan een hoge officier toegevoegd om deze in dienstaangelegenheden bij te staan.
’s morgens ten 10 uuren trokken hierdoor 130 Fransche hussaaren naar ’t leeger; des nagts ten
12 uuren nog een gantsch1 battallion Fransch voetvolk naar ’t leeger.
1 Gans, heel.
’s morgens ten 2 uuren passeerden alhier een battallion Fransch voetvolk; ten 10 uuren 280
Fransche jagers te paard en 40 Hollandsche jagers te voet; ten 5 uuren wierden alhier doorgebragt 5 gedeserteerde burgers1 naar Alkmaar; ’s middags ten een uuren 5 ammunitiewagens
en 400 man Fransch voetvolk, welke laatste nae zich wat ververscht te hebben vertrokken
naar ’t leeger.
1 We maakten al melding van het feit dat in het Bataafse leger ook gewapende burgers aan
de strijd deelnamen (noot 1 bij 4 september 1799). Niet voor iedereen was een heldenrol weggelegd. Sommigen gaven er de voorkeur aan om zich op eigen gezag aan de dienst te onttrekken.
’s morgens ten 9 uuren, trokken hierdoor 30 Fransche dragonders; namiddag ten 3 uuren
een battallion Frans voetvolk; ten 6 uuren 100 Fransche jagers te paard, welke bij de burgers zig ververschten en de paarden op de
Breestraat aan de boomen vastbonden, tot 6
uuren in den avond, wanneer zij haaren reijs
naar ’t leeger voortzetten. Des avonds ten 11
uuren kwamen hier binnen van Noordholland 40 Engelschen of Bergschotten1 krijgsgevangenen, waaronder eenige zwaargekwetsten
die in ‘t huis genaamt het Varken2 (dat tot een
hospitaal wierd gebruikt) gebragt wierden en
de overige op de koupel van den heer Engel- Gevelsteen afkomstig van het inmiddels verdwenen huis “ Het Varken”, dat aan de Breestraat
berts3, alwaar dezelven overnagten en door
de municipaliteit wierden verzorgt van stroo, heeft gestaan. Ten tijde van de veldslag in NoordHolland was er een noodhospitaal in gevestigd.
beneevens eenige brooden met kaasen. Nog
(afb. 17)
kwaamen dien nagt hierdoor 7 ammunitie­
Den 25e september 1799
Den 26e september 1799
Den 30e september 1799
Den 1e oktober 1799
Den 2e oktober 1799
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
55
Deze kaart met “frontnieuws” verscheen in Londen tijdens de oorlog om het Britse publiek voor te lichten. Het verloop van de
gebeurtenissen is aangegeven tot en met 2 oktober 1799. Daarna ging het ook niet meer zo goed met de opmars. (afb. 18)
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
56
Den 3e oktober 1799
wagens met 25 man naar ’t leeger.
1 Schotse Hooglanders zouden er zeker bezwaar tegen hebben gehad om Engelsen genoemd te worden.
2 Dit huis moet aan de Breestraat gestaan hebben. In het Museum Kennemerland wordt een gevelsteen met een afbeelding van een varken bewaard, die van dit huis afkomstig is. De steen is gedateerd 1740.
3 De Amsterdammer Jan Engelberts was in die dagen eigenaar van de buitenplaats Zeewijk. Daar zal de hier genoemde theekoepel bij gehoord hebben. Zeewijk lag aan de noordzijde van de Zeestraat, tussen de Koningstraat en de Baanstraat (Scholtens, Oud Beverwijk, 10).
des nagts ten een uuren kwaamen hier binnen 80 Engelsche krijgsgevangenen,
die almeede in de actie van den 2e oktober krijgsgevangen waaren gemaakt. ’s Morgens ten
8 uuren trokken hierdoor 1.000 man Fransch voetvolk; ten 10 uuren 12 wagens met ammunitie en eenige manschappen naar ’t leeger; en ten 11 uuren trokken hierdoor een battallion Fransch voetvolk naar Wijk aan Zee. Heeft de Beverwijk eene drukkende last van
inkwartieringen en doortrekkende troepen gevoeld en ondervonden, dit was niet te bereekenen nog in overweeging te neemen, bij ’t hoofdquartier1 neevens het geheele artillerijtrein2,
dat op deezen dag hier binnen kwam trekken. Niemand die zulks nooit heeft ondervonden
De Lutherse kerk deed, zoals we zagen, bij herhaling dienst als kazerne en als noodhospitaal. We horen niet of er in het gebouw
schade werd aangericht. (afb. 19)
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
57
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
kan hiervan eenig denkbeeld formeeren: 20.000 zoo Hollandsche als Fransche militairen te
voet en te paard was het getal, die in een plaats van nog geen 400 huizen moesten geborgen worden. Heeft immer een Municipaliteit in ons land eene drukkende en alzints akelige
toestand ondervonden, het was ter deezer plaats. Men wilde den arbeider en den behoeftigen
slegts met 10 man inkwartiering bezwaaren, dan dit was slegts niets, dewijl sommige 30 ja
40 militairen in haare huisen kregen. Jae veelen wierden genoodzaakt om haar huisen met
al wat daarin was ten prooij te geeven. De leedig staande huizen wierden door de generaals
en officieren gerequireerd en in bezit genoomen. De buitenplaatsen onder ’t territoir3, die
meestal verlaaten waaren van haare bewoonders, wierden al met militairen geoccupeert en
vol geleegen4. De Gereformeerden, Roomsche, Lutersche en Mennonite kerken wierden tot
barakken en hospitaalen aangelegt. De terreijnen voor ’t canon, ammunitie- en bagagewagens wierden gebragt in de landen vooraan ’t zuideinde van de Breestraat tot aan Schulpen5.
Alsmeede in de Schans, op de plaats Oud-Meeresteijn6, die alstoen behoorende was aan den
heer Schouten de Waal. Ook in het gerojeerde Overbosch en in de zogenaamde Munnikkewijde7. Daar zag men overall het branden van zwaare vuuren. De rasters, scheeringen en hout
uit de bosschen wierd rondsomme omgehakt en weggesleept, zoo tot stooken dier vuuren
als tot het maaken van tenten off hutten. Waartoe zelve de plaatsen niet bevrijd bleeven. In
de artillerijperken zag men de kostelijkste paarden dood liggen, de landen geheel onbruikbaar aan stukken gereeden. Men deed aan de Municipaliteit requisitiën, waaraan zij nimmer
konde beantwoorden. Egter wierd men gedwongen om uit dezelve eene commissie te stellen, die huis aan huis bij de burgers moesten rondvragen om aan de gemaakte en gevraagde
requisitiën voor de generaals en verdere officieren te voldoen. Dewijl in de leedige huisen
en veele plaatsen meestal ontmeubeld waaren, hetwelk een alleronaangenaamste en lastige
commissie veroorzaakte, dewijl de meeste menschen zig van haare meubilen en huiscieradiën
hadden ontdaan. Dit veroorzaakte weederkeerig bij eenige Franschen de verregaandste bedreigingen, die zulks als een onwilligheid van de Municipaliteit beschouwden, dewijl op verre
nae niet aan haare requisitiën konde voldaan worden. Dit ging zooverre dat de Municipaliteit
en bizonder den president dikwils aan lijfsgevaaren wierden blootgesteld. Men kan zig geen
verbeelding maaken met welke faciliteiten8 het gemeentebestuur te worstelen had. Nagten en
dagen wierden permanent op het raadhuis doorgebragt.
Dan was men omringd van honderden Fransche militairen aan welker verzoeken de mogelijkheid niet permitteerden te beantwoorden, dan wierd men omcingeld van den behoeftigen en
klagenden burger die men ongetroost met het grootste hartseer moest afwijzen. Dewijl men
zelve zijn huisen en meubilen aan den militair moest overlaaten. En die ogenblikken welke
men van zijn huis tot nodige rust wilde gebruik maaken wierd men telkens door onaangenaame bezoeken weeder gestoord en opgeroepen.
1Het Brits-Russische offensief van 2 oktober dwong generaal Brune om zijn
hoofdkwartier van Alkmaar naar Beverwijk te verplaatsen.
2Artillerietrein of -tros: aantal kanonnen en houwitsers met alles wat ertoe behoort, zoals
munitiewagens, kruitwagens, bagagewagens en een smederij.
3Het grondgebied van de gemeente.
4Hoe het bijvoorbeeld op Adrichem, de buitenplaats van Gijsbert Karel van Hogendorp
toeging, lezen we met enige moeite uit een brief die tuinbaas Willem Leenders op 5
oktober aan zijn in Amsterdam verblijvende werkgever schreef: “Meijn heer hier op de
plaats staan alles vol paarden en het volk en de heele plaats door, het volk en alles gaat
weg en de ooverdze heeft meij gevraagt of ik liever hat dat ik de boomen laat hakke of
het drooge hoet brande en ik heb de takkebosse aangesproke maar ik kon niemendal
want de plaats gaat niet langer zoo en ik verblijf U getrouwe en dienstwillige dienaar”.
Op Adrichem had toen net kwartier betrokken generaal-majoor Bonhomme met zijn
staf. Bonhomme had op 19 september de leiding van de 2e Bataafse Divisie op zich
genomen, nadat de divisiecommandant Dumonceau gewond was geraakt. Men begrijpt
dat de keldervoorraden, vooral die van de wijnkelder zwaar te lijden hebben gehad van
deze onwelkome gasten, maar verder werd er geen onherstelbare schade aangericht (De
Beaufort, 168).
5Buitenplaats in het huidige Velsen-Noord, iets ten zuiden van Scheybeeck.
6Aan het einde van de Breestraat, ongeveer op de plaats waar zich nu de straat De
Schans bevindt, lag in de 17de en de 18de eeuw de buitenplaats De Schans. Die plaats
behoorde van 1712 tot 1756 toe aan François van Harencarspel, heer van Beverwijk,
Wijk aan Zee en Wijk aan Duin (1685-1756). In die tijd is op onjuiste gronden
als tweede benaming van de buitenplaats, Oud-Meerestein in gebruik genomen. Die
naam lijkt op de duur de oude naam enigszins verdrongen te hebben, maar blijkbaar
is de aanduiding De Schans toch steeds, als een soort veld- of buurtnaam blijven
58
voortbestaan.
Er zijn aanwijzingen dat de buitenplaats in 1799 in een staat van afbraak verkeerde.
Vermooten noemt al het “geroijeerde (gerooide) overboscb” en een tijdgenoot, waarvan
we de naam ook in het handschrift tegenkomen, Jan de la Chambre, voegt er nog
bijzonderheden aan toe:“In december van ‘t jaar 1797 is ‘t groote bosch weleer
toebehorende aan de heere François van Harencarspel, heere van de steede Beverwijk,
Wijk aan Zee & Wijk aan ‘t duin, ... & laastelijk toebehorende aan den burger J.
Schouten de Waal, uitgeroijd & tot land gemaakt, & ‘t volgende jaar is de Schans
meeden uitgerooijd & tot land gemaakt”.
(Scholtens, Uit het verleden van Midden-Kennemerland, 262; Het Zegenpralent
Kennemerlant I, 17; handschrift De la Chambre, 118 vo. Museum Kennemerland,
bibl. 937)
Door verarming zagen eigenaren van buitenplaatsen en van grond zich in de Franse tijd
vaak gedwongen hun bezit van de hand te doen. Ging het om een buiten, dan was de
gewone procedure dat een makelaar na aankoop de tuinaanleg deed verdwijnen en het
bestaande bos liet kappen, waarna de grond werd verkaveld en in afzonderlijke percelen
verkocht aan tuinders en boeren. Voor die mensen waren de tijden gunstig. Agrarische
producten deden goede prijzen. Daar stonden aantrekkelijke landprijzen tegenover, als
gevolg van het ruime aanbod. Voor de landhuizen was de belangstelling in de regel veel
minder groot. Die werden dan ook vaak afgebroken. Het is niet bekend of het herenhuis
op De Schans (Oud-Meerestein) in 1799 nog bestond. Het feit dat Schouten de Waal op
De Schans woonde zou er op kunnen wijzen dat het toen nog niet gesloopt was.
7Munnikenweide. Dat was een tamelijk omvangrijk gebied dat begrensd werd door de
Schans, de Munnikenweg, de St. Aagtendijk en de huidige Spoorsingel.
8Inschikkelijkheden. Vermooten bedoelt waarschijnlijk dat het stadsbestuur zich uiterst
inschikkelijk had te gedragen tegenover de Franse en Bataafse militairen, om nog meer
ellende te voorkomen.
passeerden hier weeder door drie battallions Frans voetvolk naar ’t leeger.
zondag, was eene der akelijkste en angstvalligste dagen welke men ter deezer plaatse nog had
ondervonden. Ten 9 uuren in den morgenstond wierd een algemeen allarm geslagen, waardoor het trekken van militairen, wagens met proviant en aanvoer van kruijt en lood1 naar ’t
leeger ontelbaar was. Jae het geheele hoofdkwartier, tot zelve de wachthebbende voor ’t huis
der gemeente, zag men met scherp laaden2 en ogenblikkelijk naar den vijand afmarscheeren.
Welk een tijdstip, welke gewaarwordingen onstonden in ons midden. Dit wierd vermeerderd
door de alsins hart en schrikverwekkende berichten, dat de Engelschen en Russen zeer hard
avanceerden en de Beverwijk stonden te naderen, welke ogenblikken voor een gevoelig hart,
daar men of ten prooij van eenen vlugtende armee of wel van de invasie van een woesten
en gedugten vijand stonden te worden. Dan het behaagde den bestierder van alles, dat den
vijand op alle zijne onderneemingen eindelijk wierd afgeslagen. Welk berigt ons teegens den
avond wierd meedegedeeld, jae zelve dat den vijand reeds door Alkmaar was teruggetrokken. Hoezeer deezen tijding een algemeene vreugde verschafte is zeer ligtelijk te beseffen.
Ter gedagtenisse en ter herinnering zal ik hier volgens de juiste berigten een verhaal van dien
merkwaardigen en allergedugsten slag laaten volgen.
Den 5e oktober 1799
Den 6e oktober 1799
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
Op den 6e oktober 1799 ’s morgens ten 7 uuren deed den hertog van York de geheele linie
onzer voorhoede aantasten3. Zulks geschiede met zooveel woede en overmagt, dat de Fransche troepen, onder bevel van den generaal Boudet4 te Akersloot geposteerd, op Uitgeest
moesten terugtrekken waar zij ondersteund door de divisie van den Bataafschen generaal
majoor Bonhomme5 standhielden. Terwijl de divisie van den Franschen generaal Gouvion,6
almeede de posten te Limmen, Baccum7 en in de duinen moest verlaaten en te Castricum
zich nader zamentrekken. De Russen door de eerste voordeelen hunner voorhoede aangewakkerd, maakten eenen aanslag op laastgemelde plaats van de zijde van Baccum, gelijktijdig dat
een sterke colom door de duinen trok met oogmerk om den Franschen generaal Pactoct8, die
met drie battaillons Castricum verdeedigde, in den rug te vallen en ware ’t mogelijk te omcingelen. Terwijl om deeze stoute manoeuvre te ondersteunen een sterke kolom Engelschen van
Egmond op Zee langs het strand kwam opmarcheeren, om onzen linkervleugel te ontrusten.
Den generaal Pactot, die het oogmerk der Russchen vermoede, verliet Castricum nae eenen
genoegzaame teegenstand en posteerden zijne troepen in de duinen agter dit dorp, ten einde
met meer vrucht te kunnen werken. Den generaal Brune van deeze beweegingen onderricht,
deed den generaal Boudet van Uitgeest opmarcheeren ende zijne divisie in linie formeeren op
de hoogte van Noord-dorp9. De generaal Gouvion moest in de duinen standhouden om de
zeekust te verdeedigen teegen de opkoomende Engelschen van de zijde van Egmond op Zee.
59
De strijd bij Castricum op 6 oktober. Rechts en op de achtergrond Russische grenadiers, te herkennen
aan hun mijterachtige hoofddeksels. Ze behoorden tot de infanterie. De ruiters links zouden Bataafse
huzaren kunnen zijn. (afb. 20)
En de generaal Brune begaf zig in persoon aan ’t hoofd van eenige battaillons naar den kant
van Castricum om den generaal Pactot te hulp te schieten, die zich een geruimen tijd lang
hardnekkig verdeedigde zonder eenig terrein te verliesen. Alstoen wierd er van weerszijden
zeer heevig gevochten tot 3 uuren in den namiddag, wanneer beiden partheijen gebrek aan
munitie begonden te krijgen. De vijand zijne troepen in de vlakte ter rechterzijde van Castricum verspreide en de Russiesche battaillons, die tot nog toe een waakend oog gehouden hadden op de divisie van den generaal Bonhomme, zich in beweeging stelden om op Castricum
aan te rukken. De generaal Brune de gevolgen voorziende welke hieruit konden ontstaan,
stelde twee battaillons Bataven en een battaillon Franschen te werk om den vijand op te houden en maakte intusschen in de duinen de nodige aanstalte om met de bajonet er op los te
gaan. De Russen, ofschoon in getal de onzen overtreffende, waaren teegen het blank geweer10
niet bestand. Zij wierden genoodzaakt de duinen te verlaaten en in wanordre af te trekken tot
agter Castricum, waar de ligte artillerie hun beletten zich te vereenigen. Intusschen was Castricum door seeven opkoomende Russiesche granadier battaillons11 van den kant van Uitgeest
en een zwaare terrein artillerie opnieuw bezet. De generaal Brune stelde zich andermaal aan
het hoofd van vier battaillons om hen op de vlucht te slaan en dit gelukte hem zoo wel, dat
de Russen verpligt wierden met agterlaating van zeeven stukken geschut langs den grooten
weg op Limmen en langs de duinen op Baccum terug te trekken. De generaal Pactot vervolgde hen op Limmen en zoude waarschijnlijk een groot gedeelte van dezelve krijgsgevangen
gemaakt hebben, waare hij in zijn marsch niet gestuit geworden door de afgebrooken brug bij
’t zoogenaamd Schilpwaater12. Alwaar men bij voorraad reeds een batterij had opgeworpen,
welke den Russen in dit ogenblik zeer te stade kwam. De generaal Barbou13, aan ’t hoofd der
Fransche cavallerie, zat hun op de hielen in de duinen, bij welke geleegenheid het 10e regiment dragonders14 bijkans ’t slachtoffer zijner al te groote drift zoude geworden zijn. Hetzelve
verviel15 in een regiment Engelsche dragonders, dat in een hinderlaag lag in de engte16 der
duinen. De tegenwoordigheid van geest van den generaal Barbou herstelde echter de door
eenen onvoorzienen aanval veroorzaakte wanordre en leide zijne cavallerie op de kolom
infanterie terug. De vijand op alle punten terug- gedreeven zijnde, kwam ten 5 uuren in de
namiddag een kolom Engelschen uit de reserve te Egmond op den Hoef naar den kant van
Baccum opmaarcheeren en alstoen wierd het gevecht met nog meer verwoedheid hervat, omdat deeze laatste poging over de voordeelen van dien dag beslissen moest. Nauwlijks waaren
onze troepen, door het lang strijden afgemat, op de hoogte van Castricum weer vereenigd,
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
60
off zij wierden opnieuw teegen den vijand aangevoerd en deeden hem terugdeinsen, toen de
Engelsche cavallerie boven den linkervleugel onzer linie kwam aanzetten en de infanterie, die
in de vlakte van de duinen stond gevaar liep van in den rug te worden aan­gevallen. Het was
reeds scheemeravond en den generaal Brune de noodzaakelijkheid gevoelende om zich uit
deeze hagchelijke omstandigheid te redden, deed hij de Bataafsche hussaaren eene geschikte
geleegenheid waarneemen om op de vijandlijke cavallerie aan te vallen. De kolonel van dat
regiment, Quaita, volvoerde dit oogmerk onder ’t oog van den generaal en chef met zooveel
beleid en kloekmoedigheid dat hij de Engelsche dragonders tot den aftogt noodzaakte17, hetwelk van dat gevolg was dat de vijandlijke infanterie meede agteruit moest deinsen en door de
onzen, nietteegenstaande de duisternis, op eene aanmerkelijke afstand vervolgd werd. Evenals
’t middenpunt onzer armee gedurende den geheelen dag met zeer veel onverzaagtheid gestreeden had en bij welke geleegenheid alle de Bataafsche troepen opnieuw blijken van hun moed
en beleid gaven, zoo ook gelukten het den Franschen generaal Gouvion op den linkervleugel
’s vijands oogmerken te veriedelen en ter geleegener tijd ons centrum bij te springen. Het
verlies van onze zijde in deeze roemrugtige bataille, welke van ’s morgens ten 7 uuren tot des
avonds ten 8en duurden, bestond in ruim 1.400 man dooden, gekwetsten en krijgsgevangenen, terwijl dat van den vijand, volgens zijne opgaave, ruijm 2.500 man bedroeg. Onder zijne
gekwetsten bevond zich de generaal majoor Hutchinson.18
1De kogels van de handvuurwapens waren in die dagen rond en uit lood gegoten.
2Geweren en pistolen werden geladen met scherpe patronen en gereed gemaakt om mee te
schieten.
3In dit verslag wordt de indruk gewekt dat York op die zondag, de 6de oktober begon
aan een massale, zorgvuldig voorbereide aanval, bedoeld om een doorbraak in de
richting van Beverwijk, naar Holland op zijn Smalst dus, te forceren. Volgens de jongste
opvattingen is deze voorstelling van zaken aan herziening toe. Het is waarschijnlijk dat
York aanvankelijk slechts de bedoeling had om op die dag een aantal voorposten van
het Frans-Bataafse leger aan te vallen, om betere uitgangsposities te verkrijgen voor een
later te ontplooien groot offensief dat de beslissing in de veldtocht zou moeten brengen.
Het toeval wilde dat die incidentele gevechten, die plaats hadden in Bakkum, Limmen
en Akersloot, onbedoeld uitgroeiden tot een complete veldslag, waarin de beslissing
viel van de bloedigste oorlog die ooit in Nederland is uitgevochten. De hele dag werd
De buurtschap Noorddorp in welstand, omstreeks 1790. Op de achtergrond is de kerk van Heemskerk
te zien. Noorddorp lag aan de grote weg van Haarlem, via Beverwijk naar Alkmaar, die ook door
de diligence werd bereden. (afb. 21)
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
61
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
er in en bij Castricum en op het strand en in de duinen verwoed gestreden. Het zal
nog uit het “Dagverhaal” van Frederik Vermooten blijken dat Russische tirailleurs verspreid opererende soldaten - er op een gegeven ogenblik in slaagden ten westen van
Castricum vrij ver in zuidelijke richting door te dringen, tot bij Noorddorp en zelfs
tot in Heemskerkerduin. Tot het laatst toe bleef de uitslag onzeker. Steeds weer leken de
kansen te keren. Het dorp Castricum wisselde tijdens de gevechten een aantal keren van
bezetter. En intussen was het begonnen te regenen en naarmate de dag vorderde regende
het steeds harder. Maar de gevechten werden er niet minder om.
4Franse divisiegeneraal.
5Wij wezen er eerder op dat Bonhomme de 2e Bataafse Divisie leidde, sinds de
divisiecommandant, generaal Dumonceau, gewond was geraakt.
6Franse divisiegeneraal, commandant van de Franse 1e Divisie.
7Bakkum.
8Deze Franse divisiegeneraal heette Pachtod of Pacthod.
9Buurtschap aan de Rijksstraatweg in de gemeente Heemskerk, 3 km ten zuiden van
Castricum.
10Hier gebruikt in de betekenis van blanke bajonetten.
11Grenadiers behoorden tot de infanterie. De Russische grenadiers droegen een
mijterachtig hoofddeksel, dat voorzien was van een metalen frontplaat. Er waren twee
soorten mijters. Zie H. van Roo, in De lange herfst van 1799, 28 e.v.
12Deze brug in de weg naar Limmen, de Vloysbrug genaamd, lag over het hier genoemde
water, dat tegenwoordig Schulpvaart heet.
13Barbou werd op 6 oktober op het slagveld aangesteld als divisiegeneraal.
14Dit regiment zou tegen het vallen van de avond meedoen aan de beslissende BataafsFranse aanval, die onder leiding van kolonel Quaita stond. We hebben de mannen van
dit Franse regiment al leren kennen als de dragonders met de paardenstaarten. Zie noot
1 bij 18 september 1799.
15Kwam terecht in.
16Nauwe doorgang.
17Na elke veldslag of oorlog schijnt zich de behoefte te openbaren om vast te stellen
wanneer het keerpunt in de strijd werd bereikt, het moment waarop de uiteindelijke
afloop zichtbaar werd. Over de Slag bij Castricum bestaat dienaangaande geen twijfel.
Nadat de uitslag van de gevechten lange tijd onzeker was geweest, werd de ommekeer
teweeg gebracht door een charge met de blanke sabel van de Bataafse huzaren, daarin
gesteund door twee Franse bereden regimenten. De operatie stond onder leiding van
de commandant van het Bataafse Regiment Huzaren, kolonel Francis Quaita, een
bekwaam officier van Italiaanse afkomst, die het later tot generaal zou brengen.
Opperbevelhebber Brune had de huzaren al in de vroege ochtend als reserve opgesteld
in de duinen ter hoogte van Noorddorp. Daar stonden zij nog toen de avond al
begon te vallen. Over de rol die Brune bij de beslissende aanval heeft gespeeld bestaat
onzekerheid. Sommige schrijvers gaan er vanuit dat hij zelf het bevel tot de aanval aan
Quaita heeft gegeven. Die uitleg zal de ijdele Brune niet onwelgevallig zijn geweest.
Later werd de mening verkondigd dat de opperbevel- hebber Quaita had gemachtigd
om in de strijd in te grijpen als hij dat nodig vond (De lange herfst, 83). Toen Quaita
dat tenslotte deed was het de Engelse cavalerie net gelukt om de Frans-Bataafse
infanterie terug te dringen, waardoor het er dreigend begon uit te zien. Kolonel Quaita
gaf zijn ondercommandant bevel met de huzaren te attaqueren. Meteen daarna liet hij
de aanval blazen voor de twee Franse regimenten, het 10e Regiment Dragonders en de
Jagers te paard. De infanterie riep hij met luider stem toe: “La cavalerie charge! Ne tirez
plus! En avant, enfants de la patrie, battez la charge aux baïonnettes! Pas de charge!
(De cavalerie valt aan! Niet meer schieten! Naar voren, kinderen van het vaderland,
sla de trom voor de bajonetaanval! Aanvalspas!)” De schrijver Alberts heeft dan weinig
woorden nodig om de verdere gebeurtenissen te beschrijven: “De huzaren vlogen vooruit
(600 paarden!). De dragonders en de jagers volgden. De infanterie rende achter de
paarden aan. Onder deze druk bezweken de Anglo- Russen en vluchtten naar het
noorden. Bij Bakkum werd de achtervolging gestaakt, want toen was er geen hand voor
ogen meer te zien. Er zijn bij deze laatste aanval vier paarden gesneuveld”
(Alberts, 319 e.v.).
Aan Quaita dus de eer. Toch deed toen ook het wel erg romantisch getinte verhaal de
ronde dat de beslissende cavalerieaanval geleid was door generaal Brune persoonlijk.
Schama, toch niet de eerste de beste, maakt er het volgende van: “Brune zelf verwierf
zich een plaats in het pantheon der onsterfelijken door aan het hoofd van zijn ruiterij
62
Den 7e oktober 1799
Den 8e oktober 1799
Den 9e oktober 1799
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
de Britse linies aan te vallen, waarbij twee paarden onder hem vandaan werden
geschoten”. Vooral de toevoeging van die paarden is natuurlijk heel mooi, maar eigenlijk
wordt het betoog er juist daardoor niet geloofwaardiger op (Schama, 465).
18Hutchinson raakte gewond in de vroege ochtend, tijdens de gevechten bij Akersloot. In
zijn verslag aan de Britse regering schrijft York daarover: “I have sincerely to regret, that,
in the course of the action, major-general Hutchinson received a musquet-shot wound
in the thigh, which however, is not serious. (Ik betreur het oprecht dat in de loop van de
actie generaal-majoor Hutchinson door een geweerschot een wond in de dij kreeg, die
echter niet ernstig is)”.
’s morgens vroegtijdig kort op den anderen trokken hier met geforceerde marchen door 4.000
man Fransche infanterie naar ’t leeger. ’s Morgens 9 uuren passeerden alhier onderscheiden
stukken metaale geschut en cascons, die in de actie van de voorigen dag verooverd waaren.
Neevens dezelve zag men een aantal paarden en wagens met veelen Russiesche en Engelsche
krijgsgevangenen, waaronder zig een aantal gekwetsten bevonden welke in de Gereformeerde,
Roomsche en Lutersche kerken gebragt wierden. Deeze beschouwende, doorloopende en
voor een ogenblik bij die ongelukkigen voorwerpen stilstaande, zag men een tafereel der ijsselijkheeden van den oorlog, ’t welk de menschheid doet beeven daaraan te gedenken. Daar
zag men de schreuwende lijders armen en beenen afzetten1. Verder vond men zieltogende,
voor wien geen hulp te vinden was, met de dood worstelende. Op een ander plaats zag men
stervelingen wiens gezicht, neus en mond, jae het geheele kakement2 door ’t moordtoneel des
oorlogs was verbrijseld geworden, dan wie kan langer zig bij die akelige vertooningen ophouden. Alleen zal ik nog zeggen, dat bij ’t uitgaan der Gereformeerde kerk3 men aanschouwer
wierd van een aantal afgezette leedemaaten dier ongelukkige slagtoffers.
Dienzelvde dag kwaamen hier nog door 350 Russen en Engelsche krijgsgevangenen en
weederom wat laater nog 15 boerenwagens met Russen en Engelsche krijgsgevangenen, die
meestal in gekwetsten bestonden en naar ’t Zuiderquartier getransporteerd wierden. Hierop
volgden nog vijf ammunitiewagens, welke op dezelve verooverd waaren. Nog marcheerden
hierdoor naar ’t leeger 2.000 man Fransch voetvolk.
1Men dient hierbij te bedenken dat narcose en pijnstillende middelen onbekende
begrippen waren. Het is daarom eigenlijk onmogelijk zich een voorstelling te maken van
het lijden van de slachtoffers. Als de amputatie al geslaagd mocht heten, dan bezweek de
patiënt nog vaak aan de wondkoorts die volgde.
Antiseptische wondbehandeling en antibiotica lagen nog ver in het verschiet
2Kaken
3Bij het verlaten van de Grote Kerk.
trokken hier weederom door 2.000 man Fransche infanterie naar ’t leeger.
in den morgenstond tusschen 4 en 7 uuren, wierd alhier weeder een algemeen allarm geslagen
teneinde zig dadelijk naar de vijandelijke armee te begeeven om den vijand met meer succes ’t hoofd te bieden, en dus algemeen te verjaagen. Alles was ogenblikkelijk op de been en
de Franschen en Hollandsche militairen, welke zoo hier onder Velsen en Zandpoort laagen,
trokken bij duijzenden hierdoor met ontelbaar geschut, ammunitie en wagens met proviant.
Des morgens ten 10 uuren ontvong men de zeekere tijding dat de Engelschen en Russiesche
armeen niet hadden goedgevonden om de Hollandsche en Franschen af te wagten, maar de
stad Alkmaar bereijds hadden geëvacueert en verder naar haar oude stellingen agter de Zijp1
retireerden. Dit had evenwel ten gevolge dat veelen Russen en Engelschen in handen van
onze armee als krijgsgevangen zig overgaven, dat met een aantal stukken canon en ammunitiewagens gevolgt wierd. Ten 11 uuren conformeerde2 alhier de gunstige tijding dat de
Engelschen Hoorn verlaaten hadden en zij reeds haare troepen inscheepte.
Op de middag ten 12 uuren wierden hier 20 Engelschen en Russen getransporteerd en in de
Mennonite kerk gebragt. Ten 5 uuren weederom 150 Russen en Engelsche krijgsgevangenen,
waaronder 40 à 50 vrouwlieden met zuigende kinderen. Onder deeze vrouwen bevond zich
eene hoogzwangere welke dienzelvde avond alhier nog verlost wierd. Behalven deeze bevonden zig nog 3 zwangere vrouwen, die allen neevens de genoemde krijgsgevangenen in de Gereformeerde kerk behoorlijk van legplaatsen en ’t nodige voedzel verzorgt wierden. Bij deeze
geleegenheid en ter verzorging dier ongelukkigen zag men weeder veelen der nog leggende gekwetsten met de dood worstelende. Eenen Rus kermende, welke beiden zijne beenen waaren
afgezet en nog een aantal verbondene gekwetsten die met het grootste verlangen haar sterfuur
waaren afwagtende. In de Lutersche kerk was dit tafereel van menschelijke elende niet minder. Dewijl behalven een aantal zwaar gekwetsten en verbondenen men onder dezelve reeds
verscheidene bevond, die het leeven verlaaten en aan haare wonden overleeden waaren.
Dienzelvde dag vertrok van hier weeder ’t hoofdkwartier naar Alkmaar. Des nagts tussen den
9e en 10e oktober 1799 kwam hier binnen onder het slaan der trommen een battaillon Frans
63
voetvolk uit ’t Zuiderquartier die, alvoorens zij eenige verregaande brutaliteiten en afpersingen
van veele ingeseetenen gedaan hadden, met de morgenstond weeder naar ’t leeger vertrokken.
1De Britten en Russen bezetten de Zijpe en vandaar liep hun hun verdedigingslinie in
oostelijke richting over St. Maarten, langs Haringhuizen en verder naar Kolhorn.
2Wij veronderstellen dat Frederik Vermooten hier “confirmeerde” bedoelt. Confirmeren = bevestigen.
Den 10e oktober 1799
’s morgens ten 7 uuren trokken hierdoor een ontelbaare meenigte boerenwagens beladen
met provisie en andere noodwendigheid, waarop volgden onderscheijden groote karren met
paarden bespannen, 1.000 man Fransch voetvolk en 300 Hollandsche ruiters; ten 8 uuren
een terrein kanon- en ammunitiewagens; ten 9 uuren weeder eenigen ammunitie- en boerenwagens met proviant, alle naar ’t leeger. Ten 10 uuren wierden de voormelde 350 Russen
en Engelsche krijgsgevangenen met de daarbij zijnde vrouwlieden, welke de voorgaande in
de kerk1 overnagt hadden, getransporteerd onder behoorlijke escorte naar ’t Zuiderkwartier;
nademiddag ten 4 uuren kwam hier binnen een battaillon Fransch voetvolk, welke naar zich
wat ververscht te hebben weederom naar ’t leeger vertrokken; ten
1/2 5 uuren wierden hierdoor 280 Russen en Engelschen krijgsgevangenen met onderscheiden
vrouwspersoonen naar Haarlem geëscorteerd; ten 6 uuren kwamen hierdoor 100 vrijwillige
burgers van Rotterdam2, die voor eene nagt wierden geïnkwartierd en vervolgens weeder naar
’t Noorderquartier vertrokken.
Welke geruste ogenblikken ondervond men thans. Veelen die staande het hoofdkwartier
nog in haare huizen hadden kunnen blijven, egter geen rust op haare bedden hadden gehad,
dog alleen door de sterke slaap overvallen zulks op eene simpele stoel verrigten moesten.
Veelen burgers waaren in hunne eigene huisen door Fransche en Hollandsche militairen zeer
mishandeld geworden. Hierbij door een genoegzaam gebrek aan veele leevensmiddelen zoo
wierden een aantal boeren en tuijnders van haare voorraad van hooij, haver en stroo, zaad,
erwten, aardappelen, jae koejen, schaapen en varkens, haar geheele bestaan uitmaakende, op
eene verregaande wijze berooft en tot de uitterste armoede gebragt3.
1 De Grote Kerk
2 Zie noot 1 bij 4 september 1799.
3Het staat vast dat Vermooten hier de waarheid geen geweld aandoet. Tegelijkertijd
kan men er zich van overtuigd houden dat de Russen en Britten zich in het door hen
bezette gebied geen haar beter hebben gedragen. Intussen rijst de vraag of de Bataafse
legerleiding niet geneigd was de eigen bevolking althans enigszins in bescherming te
nemen. Daarover hoeft men zich blijkbaar geen illusies te maken. In een brief van 25
augustus 1799, dat is twee dagen voor de landing, vraagt luitenant-generaal
Daendels, commandant van de 1e Bataafse Divisie aan generaal Brune om er bij de
Bataafse regering op aan te dringen voor de dorpen en steden van Noord-Holland de
staat van beleg af te kondigen. Daarmee zou het hoogste gezag in dat gebied in handen
van de militaire overheid worden gegeven. Daendels motiveert zijn verzoek met de
mededeling: “Nous y rencontrons des obstacles multipliés et toujours renaissants de la
part des municipalités pour les mesures nécessaires au cantonnement de nos troupes, de
plus dans quelques endroits des orangistes de ce pays où ils sont assez nombreux. (Wij
ontmoeten er van de zijde van de gemeentebesturen veelvuldige en steeds weer oplevende
hinderpalen tegenover de noodzakelijke maatregelen ten behoeve van de inkwartiering
van onze troepen, meer nog in enige plaatsen in dit gebied met Oranjegezinden, daar
waar die nogal talrijk zijn)” (Koolemans Beijnen, Krijgsgesch. studie, 572).
Wie dit leest vraagt zich allicht af hoe het Beverwijkse stadsbestuur er in het
oordeel van de toenmalige gezagdragers is afgekomen. De Municipaliteit zal het
gewaardeerd hebben dat haar in dit opzicht lof is toegezwaaid. L.C. Vonk,secretaris
van het departementaal bestuur van Texel, die al in 1801, als een van de eersten
de gewelddadige gebeurtenissen van 1799 heeft beschreven, prijst in zijn boek het
“lofwaardig gedrag der Municipaliteiten van Haarlem en de Beverwijk” (II, 97). Hij
herinnert aan de problemen waar een gemeentebestuur mee te maken krijgt “bij den
doortogt eener geheele armee” en komt tot het lovende oordeel: “Dan, welke moeite en
onaangenaamheden deze Municipalen ook in de uitoeffening hunner posten mogten
ondervinden, zij bleven daar in volijverig en standvastig volharden”.
De inspanningen van de stadsbestuurders van Beverwijk hebben blijkbaar ook
de aandacht getrokken van het hoogste militaire gezag. We zullen nog zien dat
opperbevelhebber Brune op 30 oktober de Beverwijkse Municipaliteit met een
beleefdheidsbezoek vereerde, waarbij hij “eene dankbetuiging aan dezelve” uit- sprak
“over haaren betoonden ijver en bizondere activiteit”. Of het lot van de bevolking ook
ter sprake is gekomen, blijkt nergens.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
64
Wij laten nu als intermezzo het verslag uit 1799 volgen dat de Beverwijkse schoolmeester Broer Schermer ons in handschrift heeft nagelaten. Hij beschrijft daarin zijn ervaringen in Beverwijk in de tijd van 3 tot 9 oktober.
Merkwaardig was voor ons in deze steede (Beverwijk) de maand october Aº 1799 en verdiend
altoos in geheugenisse te blijven wegens het geene van den 3e tot den 9e dito zo in als nabij
dezelve is voorgevallen. Nadat het den Engelschen gelukt was op den 28e Augustus1 tusschen
Calansoog2 en Huisduinen te landen en zich vervolgens van den Helder meester te maaken
en verdere versterking, zo van hunne als Russche hulptroepen ontfangen hebbende, vielen
er van tijd tot tijd tusschen deze en het vereenigde Fransche en Bataafsche leger verscheiden
swaare gevegten voor, meestal in het noordelijkste gedeelte van Noordholland namelijk tusschen Alkmaar en de Helder. Verscheiden keeren zagen wij hier transporten van gevangenen
Engelschen en Russen passeeren, hetgeen voor ons, als zulke vertooningen niet gewoon, een
zeer vreemd verschijnsel opleverde, gelijk ook de groote menigte van Fransche en Bataafsche
troepen, geschut en ammunitie enz. welke te vooren hierdoor naar Noordholland was gepasseerd. Dan op den 3e october bovengenoemd kwam hier des morgens zeer onverwagt het
hoofdkwartier der Fransche en Bataafsche armee3 van den generaal en chef de Brune met de
beide artillerijparken, de Fransche en Hollandsche, zijnde de regtervleugel onzer armee onder
den generaal Daendels geretireerd tot Purmerend. Hierdoor geraakte deze plaats opgepropt
met militairen, zo wel als de dorpen Heemskerk, Noordorp, Heemskerkerduijn, Wijk aan het
Duin en Wijk aan Zee. Alle huizen liepen vol volk en echter moest er nog een groot gedeelte
in de open lugt campeeren. Het weer was zeer ongunstig, daar het gestadig zeer sterk regende; dit veroorzaakte dat zij die niet in de huizen hun intrek konden neemen zich zo goed
mogelijk in tenten moesten behelpen, welke zij van hout en takken van boomen (het welke
ze overal afbraaken en hakten) te samen stelden en braaf hooij en stroo zogten te krijgen
om op te kunnen liggen en rusten. Van alle noodwendigheeden gebrek hebbende en zederd
verscheiden dagen in de open lugt hebbende moeten doorbrengen, veel ongemakken uitgestaan, geduurig tegen den vijand te hebben moeten vegten, waaren zij vermoeid, hongerig en
dorstig. Het was voor ons burgers niet mogelijk hun behoorlijk te kunnen verzorgen. Dan
zij maakten zich meestal zelve wel zo veel meester van alles dat ze konde bekomen, dat het
veelen zeer groot nadeel heeft toegebragt, niet alleen van wegens het geene gemelde troepen
nodig hadden maar wel meest doordien ze veele goederen hebben medegenoomen, verdorven
enz. vooral van tuin- en aardvrugten4, hooij, stroo, haver en ander graan, als ook hout enz..
Dit duurde tot den 9e derzelver maand, als wanneer het hoofdkwartier weder van hier opbrak
naar Alkmaar, blijvende toen hier nog al eenige troepen overig van hun die ter versterking
der Fransche armee dagelijks arriveerden. Dan deze wierden van tijd tot tijd verplaast in het
kamp dat tusschen deze plaats en het duin was gemaakt, op het land toebehoorende J. Beekman, nabij de herberg Nieuw Romen5.
Op dit kaartfragment van Wijk aan Zee en de naaste omgeving is de op het duin staande telegraaf te zien en ook de toegang tot
het strand via de Relweg (hier aangeduid als Schulpweg). De kaart dateert van 1800. Zie noot 1 bij 27 augustus 1799. (afb. 22)
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
65
Aldergedenkwaardigst is, en behoord nooit vergeeten te worden, den zondag zijnde den 6e
october. Des morgens om 7 uuren wierden wij ontsteld door het geluid van het gestadig
schieten welke men hier hoorde, wordende toen onze en de Fransche troepen door de Engelsche op verscheiden plaatsen tegelijk aangetast, als te Akersloot, Limmen, Castricum en op
het strand tusschen Egmond en Wijk aan Zee. De Engelschen avanceerden tot Dorregeest6
even buiten Uitgeest, langs het strand tot niet ver van de Rel7 een quartier uur benoorden
Wijk aan Zee en hun centrum tot aan Noordorp daar voornamelijk in de duinen agter de
hofsteede de Vlotter8 het hevigste gevogten wierd. De beweging welke hier plaats had van het
marcheeren der troepen, geschut enz. was onbeschrijfelijk en verdoofde voor ons schielijk het
geluid van canon- en musketschooten. Wij waaren in de grootste angst en vreesden voor den
uitslag van deze swaare en gewigtige battallie, door welke, waare dezelve ten voordeele der
Engelschen uitgevallen onze plaats waarschijnelijk tot een puinhoop zoude hebben geworden, daar zij doch dezelve vegtende zoude hebben moeten overmeesteren en het welke zeer
beswaarlijk door de tegenstand der Franschen zoude hebben kunnen geschieden en er veel belang bij hadden om hun stand hier te blijven verdedigen. In deze benauwde omstandigheid,
daar er reeds veele vrouwen en kinderen van hier waaren gevlugt, hoewel ik mijne kinderen
bij mij had gehouden als hebbende geen occasie om hun naar elders te verzenden, resolveerde
ik echter om drie van hun, als Kaatje en Bregje en Floris met de veerschuit te laten vertrekken naar Amsterdam om verder te zien waar ze konden te gang komen om eenige dagen te
verblijven totdat het ergste gevaar wat voorbij mogte zijn. Jacob hield ik bij mij, Marijtje was
toen te Twisk bij de zuster mijner overleden vrouw, Jannetje woonde bij F. Vermooten9 in
deze plaats en Cornelis in dienst op de flotille10. Ik was geresolveerd het uitterste af te wagten
en als ik oordeelde het al te gevaarlijk voor mij en Jacob wierd ook heen te gaan. Wij namen
dus afscheid van elkanderen, niet zonder veel aandoening als vreezende of wij elkander wel
weder zouden zien. En zo het de voorzienigheid had behaagd mij door deze omstandigheid
uit dit leven weg te neemen zoude dit voor mijne kinderen een onherstelbaar verlies zijn geweest. Deze bedenking trof mij het meeste. Dan de Heere tot wien ik mijne smeekingen om
hulp in de benaauwdheid dikwijls had opgezonden gaf nu gelijk mij meermalen heeft mogen
gebeuren licht in de duisternisse en betoonde dus dat Hij onze gebeden nog weder wilde
verhooren.
In den nademiddag zagen wij reeds een groot aantal gevangenen Engelschen en Russen,
alsmede veele gekwetsten van dezelve hier binnen brengen, ook eenige gekwetsten van de
Franschen. Onder de eerstgenoemde bevonden zich mede veele vrouwen en kinderen, zelfs
zuigelingen. Ze wierden in de kerken geplaast, welke er alle vol van waaren. De gevangenen
wierden den volgende dag vervoerd en de gekwetsten naderhand. Des avonds kwamen mijne
drie genoemde kinderen weder terug doordien de veerschuit niet kon vaaren, hetgeene mij
bijzonder wel te pas kwam wegens de drukte welke er toen weder door de terugkomende
troepen ontstond en die zo bij mij als in alle andere burgerhuizen hun intrek namen, zodat
wij er bij menigte hadden te vernagten en hun zo veel de omstandigheid toeliet verversching
zogten te geven, hetgeen echter zeer beswaarlijk viel uit hoofde der schaarsheid van alle
levensmiddelen welke bijna niet meer te bekomen waren, moesten ons dan eens met ongerezen tarwenbrood, dan eens met droog roggenbrood geneeren en hadden somtijds moeijelijkheden hierdoor met de militairen. Behalven diegeene welke donderdag den 3e dito en op
dezen avond in huis drongen om hier te vernagten had ik nog officieren van de Franschen
geïnquartierd als den 3e dito 7 of 8 zonder billiet die den 4e weder vertrokken. Toen kreeg
ik drie andere met een billiet die tot den 8e dito bij mij zijn geweest. Dan dit waren zeer
geschikte menschen daar wij het zeer wel mede hadden. Ook kreeg ik ‘s avonds van den 6e
nog 2 gekwetste Fransche militairen welke mede den 7e dito vervoerd zijn. Zoveel ik mij kan
herinneren heb ik op de twee genoemde dagen wel meer dan 200 man gehuisvest, welke meerendeels in het school sliepen en verder in de vertrekken in huis. Voor ons zelf bleef er bijna
geen plaats overig en moesten ons of op een stoel of op wat stroo behelpen, zo wij wat rusten
wilden en daardoor in 8 dagen niet uit onze kleederen zijn geweest.
Zeer veel blijdschap verwekte het ons toen wij ‘s avonds van den 6e october meergemeld
vernamen dat de Engelsche en Russche armee met groot verlies was teruggeslagen, maar nog
grooter wierd onze blijdschap toen wij dingsdag den 8e daaraanvolgende tijding kreegen dat
de vijandelijke armee in aller ijl Alkmaar had verlaaten en weder tot in haar retranchementen11 was teruggetrokken, waarop toen dienzelven morgen het hoofdkwartier van den generaal de Brune met het grootste gedeelte der troepen en de artillerij enz. naer genoemde stad
vertrokken, ook dat de nog aankomende versterking vervolgens naer het camp bij de herberg
Nieuw Romen wierden gezonden. Het een en ander gaf ons een zodanige verligting dat wij
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
66
er ten hoogste door verheugd waren en God hartelijk dankten voor uitkomst ons zo spoedig
verleend. Deze blijdschap wierd vervolgens nog meer bevestigd en bestendig toen ons de
mare van de gesloten capitulatie12 ter oore kwam en welke hier op vrijdag den october13 bekend wierd en saturdags daaraanvolgende met muzijk en klokkengelui plechtig wierd bekend
gemaakt.
1De Engelsen begonnen met hun landing op 27 augustus.
2Callantsoog.
3Na het min of meer geslaagde Brits-Russische offensief van 2 oktober zag Brune zich
gedwongen zijn hoofdkwartier van Alkmaar naar Beverwijk te verplaatsen. De
wensen die de heren militairen in verband daarmee bij de Beverwijkse Municipaliteit
kenbaar maakten logen er niet om. Zij verlangden de “nodige locaalen ... mitsgaders de
benodigde bureaux”, benevens “logement voor alle de generaals en verdere staffofficieren”.
Daaraan viel alleen tegemoet te komen door beslag te leggen op een “groot gedeelte der
voornaamste huizen” (Resolutiën Municipaliteit, Oud archief Beverwijk 413).
4Wortels, bieten, knollen, aardappels, e.d.
5In de Franse tijd bevond zich op de westelijke hoek van de Zeestraat en de
tegenwoordige Noorderwijkweg een herberg, genaamd Nieuw Romen of kortweg Romen.
Toen Beverwijk een doorgangsplaats werd voor de Frans-Bataafse troepen die de strijd
moesten aanbinden met de gelande Britten en Russen, verrees er ten westen van deze
herberg het militaire kampement waarvan hier sprake is.
6Buurtschap ten noorden van Uitgeest, aan de weg naar Akersloot.
7Een geul in de zeereep, vlak ten noorden van Wijk aan Zee. De bewoners van het dorp
konden hierdoor met paard en wagen het strand bereiken.
8 Deze buitenplaats was eigendom van de Amsterdammer Albertus Cornelis Schuijt.
De naam De Vlotter was al in 1710 vervangen door Jagerlust, maar de mensen in de
streek bleven toch hardnekkig de oude naam gebruiken. Een nieuwe eigenaar noemde de
plaats in 1815 weer De Vlotter.
9De dochter Jannetje van Broer Schermer was waarschijnlijk bij Vermooten in dienst.
10 Flottille; vermoedelijk bedoelt Schermer hiermee de Bataafse oorlogsvloot.
11
Tweede verschansing, waarachter men zich kan terugtrekken als de eerste linie
verloren is gegaan. Het Brits-Russische leger had zich na de nederlaag bij Castricum op
6 oktober achterwaarts verplaatst tot bij Schagen en in de Zijpe achter daar aangelegde
verdedigingswerken.
12Hiermee wordt de overeenkomst bedoeld die op 18 oktober werd gesloten tussen de
opperbevelhebbers York en Brune.
13De datum is hier niet ingevuld. Er had moeten staan 18.
Den 11e oktober 1799
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
wierden van hier 14 vrouwspersoonen en een Engelsman, welke laatste op de weg liep
dwaalen, meede getransporteerd naar ’t Zuiderkwartier. Volgens onderscheiden informatiën
en eenige mijner bekenden vrienden, welke dien dag haare nieuwsgierigheid voldeeden en
inspectie naamen van allen die plaatsen weIke op den 6e october het toneel van verwoesting
en jammeren van elende waar geweest, ontvong ik het volgende berigt ten deeze volgende:
In de duijnen tusschen Castricum en Heemskerk op de weegen tusschen Limmen en Castricum laagen onderscheiden dooden, zoo Russen als Engelschen, alsmeede nog een aantal
gekwetsen, waarvan eenige berijds met verlangen den dood afwagten en anderen van pijn en
gebrek aan voedsel hunne klagten uitboesemden. Men had door ’t vlugten dier menschen en
‘t in requisitie stellen der boeren van gemelde dorpen niet in de geleegenheid geweest om die
ongelukkigen op te zoeken of hulp toe te brengen. Edog dien dag was daar ordere op gesteld1, om zulks op alle mogelijke wijze te remedieeren. Te Heemskerkerduin2 zag men op de
landen nog verscheiden tenten off hutten staan, die van hout, takken, blaaden, alsmeede van
hooij en strooi, waarin ’t zaad nog was, tezamen gesteld. Verder komende tot aan ‘t eind van
Heemskerkerduin ging men zich ververschen bij den huisman Hendk. Scheerman3, die ons
verhaal deed hoedaanig veelen schaadens hij door den oorlog geleeden had en dat de militairen hem berooft hadden van hooij, zaat en alle zijne schaapen, dog dat hij dat lot met allen
de boeren daaromstreeks gemeen had. Wijders verhalende dat hij met zijn zoon digt aan zijn
huis op een duijn had gestaan, waardoor hij geheel aanschouwer van de bataille geweest was
en duijzenden militairen had zien vallen. Jae dat hij de kogels tot digt aan zijn huis had zien
nederkoomen. Beduidende wijders waar de slag het heevigst en een einde genoomen had.
Men ging al wijders voort onder geleijde van den zoon van gemelde huisman tot het evengenoemde slagveld, zagen duijzende van waapenrustingen, wat verder 3 dooden Russen, al
voortgaande honderden van patroontassen, patroonen met kogels en een berg van stukkende
geweeren.
67
Transport van gesneuvelde militairen tijdens de Engels-Russische inval in Noord-Holland. De plaats
waar het zich afspeelt is onbekend. De lichamen zijn ontdaan van de meeste kledingstukken, waarschijnlijk uit zuinigheidsoverwegingen. (foto 23)
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
Verder voortwandelende zag men weeder 2 dooden Russen. Eindelijk op een hogen duin
gekoomen zijnde zag men een geheel magazijn van allerleij krijgstuigen, welke door de boeren opgezogt en aldaar bewaart wierden, zijnde ook teffens aangesteld om alle de gevonden
lijken in ’t duijn te begraaven. Men meenden ter gedagtenis ’t een en ander van ’t gevondene
en daar voorhanden zijnde iets meede te neemen, dog zulks wierd strengelijk verbooden en
teegengegaan. Men avanceerden wijders door de duijnen tot aan ’t begin van ’t Noordorper
Bosch, daar men een Rus vond leggen die zo ’t scheen levenloos was. Egter naderbij komende
ontdekte men dat hij wel degelijk leefde en wijnig in de schouder en arm gekwetst was. Men
bragt hem door middel van sterke drank zooverre dat hij overeind ging zitten. Men gav hem
vervolgens een gedeelte van een boterham, die men stuksgewijze in zijn mond stak en die hij
kauwde en doorslikte. Den chirurgijn daar bij toeval bijkoomende gav berigt dat hij verflauwt
en verstijfd was, dog gezond van harte. Men bragt hem op de beenen en met behulp van
eenige boeren in een nabij zijnde uitgeplundert boerenhuis, alwaar hij op een bankje wierd
needergezet. Andermaal een boterham en drank gegeeven, daar hij alstoen een goede portie
van gebruikte en door buigen en spreeken zijner alhier onverstaanbaare taal zijne hartelijke
dank betuijgde. Wijders wierd hij bij gemelde chirurgijn te Castricum in huis gebragt, die
hem in korte dagen volmaakt herstelde. Al verder voortgaande vond men weeder een doode
Rus. Weijders koomende aan de plaats van den heer Schuijt4, zag men bezeiden gemelde
plaats in de duijnen weederom ontelbare tenten of hutten. De plaats zelve van genoemde
heer Schuijt was ontbloot van alle zijne scheeringen, kastens en houtwerk, ’t welk geheel was
vernield of verbrand. De herberg te Noord-dorp was geheel leedig en van alles ontblood.
De boeren daar omstreeks waaren van alles beroofd en geheel uitgeplunderd. Wijders vond
men al voortwandelende op de laanen van den heer Hogendorp5 ontelbaare hutten of tenten waarin, zoo van de Houtweg6 digt aan deeze plaats tot aan het buitengoed van den heer
Hogendorp, 3.900 Franschen en Hollandsche militairen geleegen hadden en 20 officieren,
die met hunne bediendens op ’t heerenhuis van gemelde heer Van Hogendorp gelogeert hadden. Op de boerenlanden teegens het bosch den Eenhoorn7 stonden meede ontelbaare tenten
welke met militairen belegt waaren. In ’t Wijkerveld8 op de hoek van de plaats van den heer
Hogendorp en digt aan den dijk9 waaren meeden tenten geplaatst, alsmeede 3 stukken canon
alwaar een behoorlijke wagt bij gesteld was.
1Was daarvoor een regeling getroffen
2Deze buurtschap, plaatselijk Het Duin genoemd, strekte zich toen bijna uitsluitend uit
langs de Voorweg.
3De boerderij van Scheerman stond nabij de aansluiting van de Duinweg op de
Oudendijk. In de Heemskerkse duinen draagt een niet ver achter de zeereep
gelegen vlakte de naam “Russisch vlak”. In die duinen is op 6 oktober strijd geleverd,
waarbij ook Russen betrokken waren. Op een kaartje van Heemskerk uit 1869 in de
Gemeente-atlas van Nederland van J. Kuyper staat bij de bewuste benaming bovendien
68
Den 12e oktober 1799
het jaartal 1799 vermeld. Blijkbaar herinnerde men zich toen nog bij welke gelegenheid
de naam ontstaan was.
4De buitenplaats Jagerlust, eigendom van A.C. Schuyt.
5Gijsbert Karel van Hogendorp was eigenaar van de buitenplaats Adrichem. Zie de noot
betreffende Adrichem bij de gebeurtenissen van 3 oktober 1799.
6De Groote Houtweg liep van Beverwijk naar Noorddorp en maakte deel uit van de
grote weg naar Alkmaar. Een gedeelte in Beverwijk heeft de oude naam behouden.
De voortzetting van het oude tracé heet in Beverwijk Alkmaarseweg en in Heemskerk
Rijksstraatweg.
7De ligging van dit bos is niet bekend.
8Met deze naam duidde men vroeger ook wel de polder De Wijkerbroek aan. Deze werd
begrensd door de Hoflanderweg, de St Aagtendijk en de Heemskerker
Zuidbroek (Van der Aa, Aardrijksk. woordenboek, dl. 12, 426). Adrichem was gelegen
in de zuidwestelijke hoek van de Wijkerbroek, tegen de St. Aagtendijk aan.
9De St. Aagtendijk. Zie afbeelding 27.
kwaamen hier en in ’t land bij Roomen1 1.000 Franschen in campement. Het boschje aan
de Mennonite kerk behoorende, daar digt aan grensende, wierd door de Franschen in requisitie gesteld, dat tot brandstoffen voor het camp moest verstrekken. Dienzelvden dag wierd
ter deezer plaats veelen mannen en vrouwen door de Municipaliteit geprest, teneinde de
leedigstaande huijzen van haare ijsselijke vuiligheden zooveel mogelijk te ontlasten. Dit moest
ook geschieden omtrend de straaten, alwaar men op de meeste plaatsen met geen laarsen
konde doorwandelen.
1Hier lag het militaire kampement dat al ter sprake kwam in het verhaal van Broer
Schermer, noot 5.
Een ander gedeelte van dezelfde kaart als gebruikt in afbeelding 22. Bij het woord “Roomen” bevindt zich aan de “zessprong”, de voormalige herberg Oud-Romen, later badhuis van Westerhout.
Daartegenover, aan de noordzijde van de Zeestraat, staat de herberg Nieuw-Romen. Aan het “Galgenweggetje” vindt men het in het “Dagverhaal” vermelde exercitieveld. Op die plaats staat nu de
“Goede Raadkerk”. (afb. 24)
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
69
Den 13e oktober 1799
Den 14e oktober 1799
Den 15e oktober 1799
Den 19e oktober 1799
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
’s morgens 10 uuren trokken hierdoor 25 kanon-, kruit- en lootwagens1; ’s avonds ten 6
uuren nog 6 dito en verscheiden wagens met proviant, die naar zig wat ververscht te hebben naar ’t leeger vertrokken. Namiddag ten 4 uuren wierd alhier weeder voor de eerste maal
godsdienst gehouden in ’t steedeschool, alzoo men zeedert eenige weeken geen gebruik van
de Gereformeerde kerk had kunnen maaken. Werdende bij die gelegenheid voorgezongen uit
psalm 42 verzen 3 en 5, zijnde de text psalm 93, werdende naegezongen psalm 25 vers 2.
Ten zelve dage wierden hierdoor naar ’t Zuiderquartier geëscorteerd 44 Engelschen en 4 Russiesche krijgsgevangenen.
1 Lood diende als materiaal voor het gieten van geweer- en pistoolkogels.
trokken hierdoor 40 Franschen jagers naar ’t leeger.
trokken hierdoor een battaillon Franschen naar ’t leeger. Alsmeede 100 man Franschen
soldaaten, welke eenige wagens veroverde geweeren en verdere krijgstoerustingen naar ’t
Zuiderquartier transporteerden. 500 man Franschen welke alhier binnentrokken wierden gerenvoijeerd naar ’t camp bij Roomen en 4.000, welke reeds daar gecantonneert lagen, trokken
’s morgens ten 4 uuren van den 16e daaraanvolgende uit het camp over Wijk aan Zee langs
de stranden naar het leeger. Blijvende dus nog een battaillon Franschen in ’t camp leggen. En
degeene welke nog in deeze plaats laagen vertrokken meede naar ’t camp of het leeger op zeer
weinigen nae.
Dienzelvden dag van den 16e deezer wierden door onderscheiden inwoonders het kamp
bezigtigd en doorwandeld, alwaar men ontelbaare tenten of hutten bevond, zoo kleinen als
grooten van allerleij maaksels, die op reegels en vrij juiste ordre waaren aangelegt bij wijze van
een dorp. Hier heerschte een volmaakte eensgezindheid, zoo onder de officieren als gemeenen1. Men kon daar van drank, brood en kaas behoorlijk verzorgt worden. De werkzaamheeden waaren meenigvuldig, daar zag men nog aan tenten werken, anderen lagen vuuren aan.
Verder was beezig met het schoonmaken van groentens, andere plaatsen was men beezig de
pot te kooken. Ook vond men onder dezelve een aantal vrouwen, die zig met wassen beezig
hielden. Kortom dit leeverden de schoonste gezigten op, die men van die natuur verlangen
konde.
Des namiddags passeerden alhier 100 burgers van Haarlem, 3 affuitwagens met bom-keetels2
ieder met 12 paarden bespannen, naar ’t leeger.
1Onder gemeenen verstaat men in de regel gewone soldaten. Het is niet duidelijk waar
Frederik Vermooten de onderofficieren toe rekent.
2Een affuitwagen is een rijdend onderstel waarop een stuk geschut is aangebracht. Een
bomketel is een mortier waaruit men bommen schiet: holle, ijzeren met brand- of
springlading gevulde kogels. De kogelbaan van dit werpgeschut vertoont een grote
kromming. De hier genoemde bomketels moeten wel erg groot zijn geweest, gezien het
aantal voorgespannen paarden.
deed men algemeen weederom een wandeling naar ’t kamp bij Roomen. ’t Welk dien dag nog
met 2 battaillons Franschen vermeerdert wierd, welke uit ’t kamp bij Wijk aan Zee geleegen
hadden. Deeze 3 battaillons uit 3.000 man bestaande, formeerden op ’t land teegenover
gemelde kamp1 ’t bataillon Quarré2. Maakten wijders nog eenige manoeuvres en wierden
vervolgens georganiseert, zoo officieren als gemeenen naar haare merites3, waarnae zij den eed
van getrouwheid deeden en alstoen aan hunn eenige nieuwe vaandels overhandigt, hetwelk
gepaard gong van ’t allerheerlijkste musiek, werdende zulks verrigt in tegenwoordigheid van 2
collonels te paard. De Municipaliteit die op een gedistingueerde wijze hierbij waaren verzogt,
hadden neevens veelen der aanschouweren hier meerder genoegen van dan toen zij met het
hoofdquartier belast wierden.
Dienzelvden datum, ofwel den 18e october bevoorens, ontvong men alhier de gewigtigen
tijding omtrend de capitulatie4, die zeekerlijk in den beginne gunstiger wierd opgegeeven dan
dezelve weesentlijk is afgeloopen en die genoeg bekend zij dan hieromtrend eenige aanhaalingen van te laaten volgen.
1Dit tegenover het kamp bij Roomen gelegen terrein lag vermoedelijk aan de zuidzijde
van de Zeestraat.
2Frederik Vermooten tobt wel eens met de spelling van de woorden. Hij zal hier het oog
hebben op de vorming door de militairen van een carré, de opstelling in een vierkant.
3We vermoeden dat de militairen opgesteld werden volgens hun verdiensten in de strijd.
4De Nederlandse tekst van deze capitulatie, de overeenkomst die op 18 oktober gesloten
werd tussen de opperbevelhebbers York en Brune, vindt men in Vonk, Geschiedenis der
landing van het Engelsch-Russisch leger in Noord-Holland, II, 173 e.v.
70
Den 20e oktober 1799
wierd alhier namiddags ten 2 uuren de gereformeerde godsdienst gehouden in de Mennonite
kerk, dewijl de Gereformeerde nog onbruikbaar, dewijl dezelve thans gebruikt wierd tot een
magazin van haver, hooij en strooij. Werdende bij die geleegenheid voorgezongen uit psalm
77 vers 6, de text uit psalm 64 en nagezongen psalm 1241. Dienzelvden dag kwaamen alhier
uit het Noorderquartier 129 Franschen soldaaten, die voor een nacht wierden geïnkwartierd
en des morgens vertrokken naar ’t Zuiderkwartier.
1Het spreekt vanzelf dat de hier vergaderde Beverwijkers het einde van de oorlogs-
dreiging met een zucht van verlichting hebben begroet. Het ziet er ook niet naar uit
dat zij erg sympathiek hadden gestaan tegenover de pretentie van de Engelsen, dat zij
gekomen waren om de Hollanders te bevrijden van het Franse juk. De keuze van psalm
124, waaruit wij de verzen 1 en 2 laten volgen, leert wel anders:
Dat Israël nu zegge, blij van geest:
Indien de Heer, die bij ons is geweest;
Indien de Heer, die ons heeft bijgestaan,
Toen ‘s vijands heir en aanval werd gevreesd,
Niet had gered, wij waren lang vergaan.
Dan hadden zij ons leevendig vernield;
Hun heete toorn had ons gewis ontzield;
Bedolven in een’ diepen jammervloed:
Dan had een stroom, dien niemand tegenhield,
Ons gansch versmoord, had God het niet verhoed.
Buiten de kerk gaf men op wat alledaagser wijze uiting aan zijn vreugde. In het
Letteroefenend Gezelschap van Beverwijk rijmde een lid met de nodige
realiteitszin:
Nog klinkt U ‘t grof geschut in de ooren,
Bij ‘t klettren van ‘t musketten-vuur;
Nog staart ge, ô Burgers! van uw tooren,
En reekent, hoe gij ‘t volgend uur,
Uw Stede ligt zult zien verkeeren,
Uitplondren en tot asch verteeren.’
A. Loosjes Pz.
Den 21e oktober 1799
Den 22e oktober 1799
Den 22e oktober 1799
Den 24e oktober 1799
Den 25e oktober 1799
Den 26e oktober 1799
Den 27e oktober 1799
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
’s namiddags ten 2 uuren kwaamen alhier uit het Noorderkwartier 80 Fransche jagers te
paard, welke weederom voor eenen nagt wierden gebillietteerd en wijders vertrokken naar ’t
Zuiderquartier.
kwamen hierdoor 12 boerenwagens allen gelaaden met Hollandsche, Franschen, Engelschen
en Russen geweeren, die op onderscheiden plaatsen waaren bijeen verzameld en naar het
Zuiderkwartier getransporteerd wierden.
heeft den magazijnmeester Van Hamelsveld, geïnkwartierd zijnde bij den secretaris Ogelwight1, zich op een moordaadige wijze, nog in ’t bed leggende, in den arm gesneeden, alsmeede eenige wonden in den hals en keel toegebracht, in welke situatie, den meijd hem willende
oproepen, aldus gevonden wierd. Naardat zulks verbonden was en hij nae 3 à 4 dagen verwijl
alle hoop zig opdeed om weeder volmaakt te herstellen, rukte hij in den nagt het verband
weeder van de wonden en den 28e daaraanvolgende was hij reeds overleeden.
1Frederik Vermooten vermeldt dit voorval waarschijnlijk minder om de persoon van Van
Hamelsveld, dan wel omdat het plaats vond in het huis van de stads-secretaris.
trokken hierdoor 20 artilleristen te paard met 26 zoo kanon als cascons naer het Noorderquartier. En dienzelvden dag nog 2 battaillons welke van ’t Zuiderquartier nog kwaamen
opmarcheeren, wierden gedetacheerd naar ’t kamp bij Roomen.
alweederom een battaillon Franschen die ook meede naar ’t kamp geweesen1 wierden.
1 Verwezen.
’s namiddags ten 3 uuren marcheerden hierdoor 80 vrijwilligers, zijnde burgers van Haarlem,
dog welke onderweegen contra-orders ontvongen om zig direct weeder naar haare stad te
begeeven. Dienzelvden dag arriveerden alhier uit het Noorderquartier 25 zoo kanon-, kruitals kogelwagens met 60 man, die voor eenen nagt wierden geïnkwartierd en den volgende
morgen vroegtijdig vertrokken naar ’t Zuiderquartier.
’s morgens ten 11 uuren brak alhier ’t kamp bij Roomen en Wijk aan Zee op, die tot een
corps de réserve1 gediend hadden en in 8.000 man bestond, trekkende daarvan 900 man naar
71
Heemskerk. 1.520 Bleeven alhier in de leedig staande huisen, waarvan de officieren bij de
gegoedste burgers wierden geplaatst en de overige marcheerden naar ’t Zuider-quartier.
Intusschen zal ik alhier nog aanhaalen, dat bij die geleegenheid 2 vaandels met de daarbij
behoorende officieren bij den heer Schouten de Waal op Oud-Meerenstein wierden geplaatst.
Dan welke heer daarover zeer te onvreeden was hadd zelve in dien tusschentijd zig van eenige
bedden en leevensmiddelen ontdaan als niet gedagt hebben­de zooveel inkwartiering meerder
te ontvangen. Dan dit wierd door den hoofdofficier dier vaandels zoo kwaad opgenoomen,
dat zij een ander kwartier opzogten en den heer De Waal 100 gemeenen in plaats gaven. Behalven de leedige huisen waaren in de environs op de geëvacueerde buitenplaatsen als Scheijbeek, Akerendam en anderen 300 à 400 man geleegen.
Ook zal ik teffens aanmerken dat de resteerende troepen van ’t kamp niet verder wierden
gedepêcheert als Wijk aan Zee, Zandpoort en Velzen tot eene nader ordere.
Dienzelvden dag kwaamen hier 120 Haarlemmer burgers van Alkmaar, welke nae zig wat ververscht te hebben weeder uitmarcheerden nae eerstgemelde stadt2
1 Reservekorps
2 Met de “eerstgemelde stadt” wordt Haarlem bedoeld.
e
Den 28 oktober 1799
trokken hierdoor 36 Fransche jaagers te paard, die naer een korte wijl zig opgehouden te hebben vertrokken naar ’t Noorderquartier.
Den 29e oktober 1799
op de middag ten 12 uuren trokken hierdoor 3.000 man Fransche troepen, met 2 cascons en
twee leegerwagens naar ’t Zuiderquartier. Op dato ’s namiddags ten 4 uuren 25 lijfguardes
van den generaal Bruune1 die meede naar ’t Zuiderquartier vertrokken.
1 De juiste schrijfwijze is Brune.
Den 30e oktober 1799
’s avonds ten 8 uuren retourneerde alhier den generaal Brune met zijn gevolg van officieren en
40 zijner lijfguardes1 uit het leeger, welke vervolgens met eenige zijner officieren een bezoek
afleggde bij de Municipaliteit, welke op ’t huis der gemeente2 vergaderd was. Hij deed verder
eene dankbetuijging aan dezelve, over haaren betoonden ijver en bizondere activiteit. ’t Welk
door dezelve op de best mogelijke wijze wierd beantwoord. Naar ’t gebruik van eenige glaasen3 rode wijn, nam dezelve afscheijd en vertrok met zijn gevolg naer Haarlem.
Des avonds laat kwaa­men hier nog binnen 30 jagers te paard, welke voor eene nagt wierden
geïnkwartierd en de volgende morgen vertrokken naar ’t Zuiderquartier.
1 Lijfgardes, belast met de bewaking van de generaal.
2 Stadhuis.
3 Naar = na.
e
Den 31 oktober 1799
’s morgens tusschen 11 en 12 uuren trokken hierdoor 2 battaillons Fransche troepen, alsmeede nog 80 kanon, cascons en leegerwagens met 200 man, allen naar ’t Zuiderquartier.
Zilveren herdenkingspenning, uitgegeven in 1799 na de slag bij Castricum. Op het schildje in het midden staat: “De Britten en Russen te
Kalans-oog geland 27 Aug. - 18 Sept. 1799”.
Op de achterzijde prijkt het gedicht:
“Gods wonderbaare hand!
Verloste Nederland;
Door Brune’s kort beraaden,
En der Bataven moed!
Waardoor der roov’ren stoet,
Nu smeekt om lyfs-genaaden.” (afb. 25)
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
72
Den 1e november 1799
trokken hierdoor ’s middags ten 12 uuren 80 kanon en cascons, waarbij 290 man en ten 2
uuren 300 hussaaren allen naar ’t Zuiderquartier. Nog wierd ten zelve dagen alhier geëscorteerd en getransporteerd den krijgsgevangen Engelse generaal Knox1 naar ’t Zuiderkwartier.
1Frederik Vermooten geeft een verkeerd beeld van de positie waarin generaal- majoor
Knox verkeerde. Tot zijn verontschuldiging kan aangevoerd worden dat hij wellicht
door gebrek aan informatie niet in staat is geweest om de komst van Knox in het
juiste perspectief te zien. Knox had in oktober in Alkmaar namens de hertog van York
onderhandeld met een vertegenwoordiger van Brune over beëindiging van de strijd in
Noord-Holland. Die gesprekken leidden tot de “Capitulatie” van 18 oktober, waarmee
een eind kwam aan de vijandelijkheden. Zie noot bij 19 oktober 1799.
In die overeenkomst was o.a. vastgelegd dat de Engelsen 8.000 Franse en Bataafse
krijgsgevangenen uit vroegere gevechten zouden vrijlaten. Generaal-majoor Knox
zou bij het Franse leger blijven, als waarborg voor de nakoming van dit artikel. Een
krijgsgevangene kan men hem echter niet noemen. Knox zal wel naar Den Haag zijn
gebracht, naar het hoofdkwartier van Brune, waar hij ongetwijfeld met alle egards is
behandeld. De heren opperofficieren meenden het aan hun stand verplicht te zijn om,
dwars door de partij- en frontlijnen heen beleefd met elkaar om te gaan.
Den 2e november 1799
’s morgens ten 11 uuren trokken hierdoor 400 Fransche dragonders en 24 canon en cascons,
waarbij 120 man. Nademiddag ten 2 uuren 300 Hollandsche hussaaren en 6 cascons waarbij
14 man, alle naar ’t Zuiderquartier.
Den 3e november 1799
’s morgens half 10 uuren trokken hierdoor 420 Waale dragonders, tusschen 11 en één uuren
3.000 man Franschen en 50 kanon-, kruit- en lootwagens, waarbij 150 man, welke nae zig
wat ververscht te hebben alle naar ’t Zuijderquartier vertrokken. Tegens den avond 100 Rotterdamsche vrijwillige burgers van Rotterdam die meede naar ’t Zuiderquartier vertrokken.
Den 4e november 1799
kwamen hier binnen 3 battaillons Fransche troepen die, alvoorens eenige verversching gebruikt hebbende, hunnen marsch naar ’t Zuiderquartier vervolgden.
Den 5e november 1799
’s morgens ten 10 uuren trokken hierdoor een battaillon Franschen naar ’t Zuiderquartier.
e
Den 6 november 1799
een battaillon als vooren na dito1
1 Naar hetzelfde (gebied)
e
Den 7 november 1799
een detachement Hollandsche ruiters te paard naar ’t Zuiderquartier.
Den 8e november 1799
’s morgens ten 11 uuren trokken hierdoor 80 Fransche jagers te paard. Ten 12 uuren kwamen
hier binnen 2 battaillons Franschen, welke naar zig wat ververscht te hebben weeder van hier
naar ’t Zuiderquartier vertrokken en ’s namiddags ten 2 uuren nog 400 Hollandsche soldaaten, meede naar het Zuiderkwartier.
Den 10e november 1799
’s morgens ten 11 uuren trokken hierdoor 900 Franschen, welke zeedert 27 october aldaar
hadden gecantonneerd geleegen, almeede naar ’t Zuiderkwartier. Dit wierd gevolgt van nog
100 granadiers daarbij behoorende, welke ter deezer plaatse geleegen hadden.
Den 11e november 1799
’s morgens ten 12 uuren trokken hierdoor 38 kanon en cascons, waarbij 150 cavalleristen te
paard. Nademiddag ten 2 uuren nog 300 Hollandsche jagers, alle naer ’t Zuiderkwartier.
Tegeltableau met een voorstelling van de inscheping van de Engelsen en de Russen in oktober/november 1799 bij Den Helder. Het
gebouw rechts is het logement “Het wapen van Haarlem”. Geheel links bevindt zich het portret van de hertog van York, rechts
dat van generaal Brune. Dit tableau is aanwezig in de keuken van het museum Willet-Holthuysen te Amsterdam. (afb. 26)
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
73
Den 12e november 1799
2
Den 13e november 1799
Den 14e november 1799
Den 17e november 1799
Den 20e november 1799
Den 22e november 1799
Den 23e november 1799
Den 24e november 1799
Den 25e november 1799
Den 26e november 1799
Den 27e november 1799
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
wierd alhier in ’t logement de Doelen1 door den castelijn Arie van Suijlen 80 Russen en
Engelsche paarden in publicque veijling verkogt, welke door gebrek aan voedsel door de Engelsche waaren agtergelaaten. Dien namiddag wierd alhier met alle honneurs en de meesten
distinctie2 een Fransche capitain op ’t kerkhof ter aarde besteld.
1We merkten al eerder op dat dit logement op de noordelijke hoek van de Breestraat en de
Hobbesteeg stond.
Met alle eerbewijzen en de meeste achting.
namiddag ten 2 uuren trokken hierdoor 200 Hollandsche jagers, welke bij de Engelschen
waaren krijgsgevangen geweest, almeede na’t Zuiderquartier.
’s morgens ten 11 uuren kwaamen hier binnen 3 battaillons Franschen, welke naer zig wat
ververscht te hebben, weederom naer het Zuiderkwartier vertrokken. Juijst ter zelver tijd dat
gemelde 3 battaillons hier waaren binnen gemarcheerd kwamen de 2 battaillons die hier nog
laagen van ’t exerceerveld1 marcheeren. Dus zag men op de Breestraat 5 battaillons tegelijk, ’t
welk een aanzienlijk partijtje menschen uitmaakte.
1Hier werd door militairen exercitie bedreven: marcheren en andere bewegings
oefeningen, maar ook het oefenen met wapens. Het exercitieveld lag aan de Galgenweg.
Op een van de afgebeelde fragmenten van de kaart van de Linie van Beverwijk uit
1800 staat het aangegeven: afbeelding 24.
’s namiddags ten 2 uuren kwaamen hierdoor 12 Engelsche krijgsgevangenen matroosen en
een vrouwspersoon, welke door eenige Franse jagers getransporteerd wierden. Dienzelvde dag
zijn de laatste Engelsche en Russen van ons grondgebied vertrokken.
’s morgens ten 9 uuren trokken hierdoor 50 artilleristen, welke van den 27e october op Scheijbeek of plaats van den heer Temminck1 geleegen hadden, moetende naar de Helder. Ten elf
uuren trokken hierdoor 360 Fransche jagers te paard naer het Zuiderquartier.
1Mr. Matthias Temminck (1734-1814) was lange tijd advocaat te Amsterdam.
Temminck had tot 1787 zitting gehad in de Amsterdamse vroedschap. Hij stond bekend
als Patriot en anti-Oranjegezind. Na het herstel van de stadhouderlijke macht door de
Pruisen, werd hij samen met zestien andere Raden door Willem V geremoveerd, dat wil
zeggen uit de vroedschap verwijderd. Financiële schade heeft Temminck daar kennelijk
niet door opgelopen. In 1792 kocht hij Scheijbeeck voor f 37.000. Hij deed het weer
van de hand in 1800, vermoedelijk omdat hij intussen naar Leiden was verhuisd
(Elias, De vroedschap van Amsterdam).
’s morgens 10 uuren kwamen hier binnen 3 battaillons Franschen, welke naer zig wat ververscht te hebben weeder vertrokken naar ’t Zuiderquartier.
trokken hierdoor 150 Fransche jagers te paard alsvooren.
’s morgens ten 11 uuren kwamen hier binnen 3 battaillons Franschen, welke naar zich wat
ververscht te hebben weederom naar het Zuiderkwartier vertrokken.
trokken hierdoor 100 Hollandse ruiters van de zwartkleppen en 2 battaillons Hollandsche
soldaaten van de roodkleppen, waarvan een battaillon dadelijk doormarcheerde en ’t anderen
eenige verversching gebruikte waarnae zij meede naar ’t Zuiderquartier vertrokken.
trokken hierdoor 400 Hollandse zoldaaten van de geelkleppen, alsvooren. Dienzelvde dag
wierd door voorengemelde castelijn Arie van Zuijlen in ’t logement den Doelen,
weederom 90 Russen en Engelsche paarden verkogt.
kwamen hier opmarcheeren een battaillon Franschen welke te Wijk aan Zee geleegen hadden.
Deezen, neevens de 2 battaillons die alhier nog gecantonneert lagen, marcheerden met malkander en tegelijk naar Amsterdam en vervolgens naar Braband. Welk een vreugde, welk een
genoegen dit aan de burgers en ingezeetenen deezer plaats veroorzaakte is zeer ligt te beseffen. Veelen waaren van alles beroofd geworden. Onderscheiden huizen en wooningen waaren
onkenbaar geworden, dewijl uit verscheijden vengsters, deuren, zolders en vloeren waaren
uitgebrooken en aan de vlammen opgeoffert. Kortom iemand bevoorens de plaats gekend
hebbende zoude in deeze tijden gezegt hebben het is de Beverwijk niet meer.
Gelukkig, ja mirakuleus zijn wij nog voor brand bewaard gebleeven. Hoezeer men naar ’t
vertrek der troepen op onderscheiden plaatsen door het verbaasende en zwaare stooken van
vuuren ontwaarden dat bereijds beginselen van brand ontstaan waaren, dog die zij zelve
geblust hadden1. Dit hadde meede in ‘t bizonder plaats gehad op ’t huis Akerendam, alstoen
behoorende aan den heer Gt. Hooft Gz., welken heer dan ook door alle die onaangenaame
gebeurtenissen dezelve op den 20e januari 1800 in Amsterdam publicq deed verkoopen2, voor
eene somme van ƒ 13.100.
De opgaaven van schaadens enkel ten behoeve van noodlijdende ofwel de zodanige die zig
onmogelijk konde herstellen3, monteerde voor de Beverwijk ruijm ƒ 12.000 en Wijk aan
Duijn ƒ 7.641.6. Dan in aanmerking genoomen dat door den heer De Veer, op de plaats
genaamt Westerhout, geene schadens voor Wijk aan Duijn zijn opgegeeven. Dan moet men
74
Den 27e november 1799
Den 4e december 1799
Den 5e december 1799
Den 6e december 1799
zeeker wel sustineeren dezelve 4 maal zooveel zoude beloopen hebben. Volgens gecertificeerde
opgaaven bij de Municipaliteit rendeerde de schadens van hooij, strooij en haver in de Beverwijk ruijm ƒ 13.000.
1Van massaal kappen van bomen en slopen van houtwerk uit huizen en andere
bouwwerken en van het “verbaasende en zwaare stooken van vuuren” wordt ook uit
andere delen van het oorlogsgebied melding gemaakt. Die berichten zijn niet los te
zien van de uiterst onaangename weersomstandigheden die tijdens de strijd van 1799
in Noord-Holland heersten. De herfst van dat jaar onderscheidde zich door koude,
veel wind en opvallend zware regenval. Er is niet veel fantasie voor nodig om zich
voor te stellen hoeveel moeite de soldaten van alle partijen moesten doen om zichzelf te
verwarmen en om hun uniformen, laarzen en uitrustingsstukken te laten drogen.
Bedenken we dan ook nog dat het vechten in drassig polderland, doorsneden van sloten
en vaarten, menige soldaat natte voeten zal hebben bezorgd, dan wordt het eens te meer
duidelijk dat er wel eens behoefte bestond aan wat warmte.
Dat er erg veel ziektegevallen in het leger van York, maar ook bij de strijdmacht van
Brune voorkwamen, zal nu ook niemand meer verbazen
2In openbare veiling liet verkopen.
3Vergoeding van de geleden schade werd dus alleen in het vooruitzicht gesteld van
degenen die zelf financieel niet in staat waren om tot herstel over te gaan.
’s morgens ten 10 uuren trokken hier nog door 230 Hollandsche soldaaten van de geelkleppen nae ’t Zuiderquartier.
op de middag ten 12 uuren kwam hier binnen een Hollandsch battaillon van de 4e 1/2 brigade, die nae zig ververscht te hebben vertrokken na ’t Zuiderquartier.
kwam hier binnen een battaillon Hollandsche troepen, behoorende onder de 4e 1/2 brigade,
welke voor een nagt wierden geïnkwartierd en de volgende morgen vertrokken naar ’t Zuiderquartier. Dienzelvde dag passeerden alhier 350 Hollandsche soldaaten van de geelkleppen,
welke naar Noordholland vertrokken om aldaar guarnisoen te houden.
’s namiddags ten een uuren trokken hierdoor 22 kanon- en ammunitiewagens waarbij 132
artilleristen na ’t Zuiderquartier, zijnde dit de laatste expeditie welke voor ’t leeger gediend
hadde.
Dus volgt hier de sterktens van ’t leeger zoo voet als paardenvolk alsmeede
kanon- en ammunitiewagens welke naer ’t leeger en weederom nae ’t Zuiderkwartier
zijn doorgemarcheert en geïnkwartierd geweest zeedert 9e januari tot den 6e december
1799 ingeslooten:
39.802 infanterie met de artilleristen en rijknegts na ’t leeger1
4.059 cavallerie of paardenvolk
565ammunitie2 en stukken kanon
weeder retour naar ’t Zuiderkwartier:
28.887hoofden3 met de artilleristen en
2.470cavallerie
351 ammunitie met kanon
dus totaal heen en retour door deeze stede Beverwijk getrokken en
geïnkwartierd geweest:
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
68.689 hoofden voetvolk
6.529 paardenvolk en
916 geschut en ammunitie
behalven de wagens en karren nog die hier dagelijks doorreeden met allerleij behoeftens en
leevensmiddelen, welke niet te beschrijven waaren.
Nog zal ik hier bijvoegen dat de meeste burgers in dit jaar, zeeker over de hondert militairen
hebben gelogeert gehad. Ja voor een, 2, 4 en 14 dagen sommigen de kost hebben moeten
geeven.
75
1De
hier genoemde artilleristen en rijknechten kwamen blijkbaar niet te paard.
2Ammunitiewagens.
3Personen.
wierd ’t avondmaal der gereformeerde godsdienst in de Lutersche kerk gehouden.
wierd op order van ’t tegenwoordige bestuur door de gansche Republicq een algemeen feest
gehouden, bij welke geleegenheid in de Lutersche kerk door den burger Agge Kool Jbz. ter
requisitie1 der Municipaliteit een zeer toepasselijke en juiste redenvoering naar tijdsomstandigheeden wierd gedaan, die een algemeen genoegen aan de toehoorderen opleeverde.
1
Op verzoek.
Den 15e december 1799
Den 19e december 1799
e
Den 1 januari 1800
wierd in de Gereformeerde kerk1 naar de landing der Engelse en Russen voor de eerste
maal godsdienst gehouden. Hiermeede zullen het jaar 1799 sluiten en daarmeede een einde
maaken van dit rampzalig moordjaar en gebeurtenissen die ’t menschdom doet ijssen, welke
ongelukkigen en woedende gevolgen zulks gehad heeft.
1Grote Kerk.
e
Den 17 februari 1800
kwaamen hier nademiddag ten een uuren 60 Hollandsche soldaaten van de roodkleppen en
15 ruiters van de blauwkleppen, welke tot nader order in de barak1 wierden gelegt.
1Het stadsbestuur had verscheidene gebouwen in gebruik genomen als “barak of caserne”,
om daarin militairen onder te brengen. Het is niet duidelijk welk gebouw Frederik
Vermooten hier bedoelt.
Den 22e februari 1800
kwaamen hier de luitenant collonel directeur Krajenhoff met nog 5 ingenieurs, welke gelast
waaren van ’t Gouvernement tot het aanleggen van batterijen, welke zig zoude uitstrekken in
een linie beginnende van ’t oud casteel Oosterwijk 1/4 uur van de Beverwijk tot aan Wijk aan
Zee. In welke linie zijn aangelegt geworden 33 batterijen, die alle van een zeer groote omtrek
zijn, zijnde onder dezelve eenige die met de daarbij aangelegde gragten meer dan een morgen land beslaan. Zijnde bij de batterij No. 15 tot een gedenkteeken der battaille van den 6e
october een zuijl of toepasselijk monument opgerigt1.
1De Linie van Beverwijk.
Luitenant-kolonel C.R.T. Krayenhoff, in 1799 directeur der “Hollandsche Fortificatiën,
Defensie- en Artificiële Inundatiën”, is letterlijk vanaf het allereerste ogenblik bij
de strijd in Noord-Holland betrokken geweest. Toen de landingen van de Engelsen
begonnen stond hij op het duin ten noorden van Callantsoog, bij de telegraaf,
halverwege de Groote Keeten en de Kleine Keeten en keek toe.
Ruim dertig jaar later dacht hij nog met bewondering terug aan deze landings-
operatie. Hij oordeelde toen: “Nimmer zag men meer orde en betere uitvoering”.
Krayenhoff was een uiterst bekwame man, die in 1799 eigenlijk nog maar aan het
begin van zijn carrière als vestingbouwkundige stond. Het doet er in dit verband
natuurlijk niet toe, maar terloops willen wij toch opmerken dat dr Krayenhoff
aanvankelijk als arts in Amsterdam een geneeskundige practijk had uitgeoefend. Aan
zijn patriotse sympathieën hield hij een vriendschap over met de zeer actieve, maar
nogal ongedurige Daendels. Wanneer een Frans leger onder Pichegru in december 1794
over de bevroren rivieren de Republiek binnendringt en in de volgende dagen verder
het land bezet, acht Daendels het tijdstip gekomen om actie te ontketenen. Hij zendt
Krayenhoff naar Amsterdam “om de revolutie in deze stad daar te stellen”, dat wil
zeggen om het daar zittende, aan de stadhouder getrouwe
stadsbestuur duidelijk te maken dat het dient op te stappen. De niet bang uitge-
vallen, in een Frans officiersuniform gestoken Krayenhoff weet burgemeesters en
garnizoenscommandant ertoe te bewegen hun plaatsen ter beschikking te stellen van het
Amsterdamse revolutionaire comité. Zich zelf roept hij uit tot militair commandant
van de hoofdstad. Die gebeurtenissen, die zonder geweld verlopen, voltrekken zich op
18 januari 1795, niet geheel toevallig ook de dag waarop stadhouder Willem V naar
Engeland vlucht. Twee dagen later is de voorhoede van het Franse leger in Amsterdam.
Zou de Heemskerkse gemeenteraad wel van dit revolutionaire, voor veel Oranje-
gezinden uit die tijd landverraderlijke optreden geweten hebben, toen spontaan het
besluit werd genomen om aan een nieuwe laan in de gemeente de naam van Krayenhoff
te geven? Het is geen gegeven om lang bij stil te staan. Onder het bewind van koning
Willem I komen wij Krayenhoff ook tegen, nu als Inspecteur-generaal van Fortificatiën,
met de rang van luitenant-generaal. De koning is zelfs zo tevreden over Krayenhoff,
dat hij hem in 1815 in de adelstand verheft met de titel van baron. De loopbaan van
de nieuwe baron viel in die dagen helemaal niet uit de toon. Tal van Nederlandse
prominenten hebben hun diensten aan de elkaar soms snel opvolgende machthebbers
aangeboden, zonder dat de tijdgenoten zich er druk over maakten. Misschien komt het
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
76
Het begin van de Linie van Beverwijk bij ‘t huis Oosterwijk. Het
verschil tussen de voorste lunetten en die van de tweede lijn is duidelijk
te zien. Ten oosten van Oosterwijk en de buitenplaats Adrichem kon
het laaggelegen terrein geïnundeerd worden. Detail van de ook bij de
afb. 22 en 24 gebruikte kaart.
(afb. 27)
wel doordat de Fransen hier zo lang de dienst hebben uitgemaakt, maar liefst acht-
tien jaar.
Wij keren terug naar het jaar 1799. Toen de Engelsen en Russen aanvankelijk succes-
sen behaalden bij hun expe-
ditie in Noord-Holland, kreeg Krayenhoff opdracht
om Amsterdam in staat van verdediging te brengen. Hij deed dat door de aanleg
van een aantal geschutopstellin- gen aan de Zuiderzee en het IJ en tussen het IJ
en het Haarlemmermeer. Bovendien construeerde hij een tweetal inundatiestellingen,
waarvan de belangrijkste zich uit- strekte van Monnikendam over Purmerend naar
Krommeniedijk. In het vol-
gende jaar, toen de Engelsen en Russen hun
expeditie al hadden beëindigd, gelastte de Agent (Minister) van Oorlog, die bevreesd
was voor een herhaling van de invasie, Krayenhoff om de linie van Monnikendam en
Purmerend te verlengen tot aan de Noordzee.
Belonje, die het ontstaan van deze Linie van Beverwijk heeft bestudeerd, komt tot de
nogal verrassende conclusie dat niet Krayenhoff, maar luitenant-kolonel-
ingenieur C.G.D. Gillet de ontwerper en uitvoerder van de linie is geweest. Die deed
dat dan wel onder de orders van Krayenhoff. Het is dus denkbaar dat de directeur de
nodige invloed heeft uitgeoefend op de totstandkoming van het werk, maar daarover
worden we in het onzekere gelaten.
Het plan voorzag allereerst in de mogelijkheid van inundatie van de polder De
Wijkerbroek. In het hoger gelegen gebied ten westen daarvan, dat niet inundeerbaar en
dus het meest kwetsbaar was, zou een serie aarden lunetten worden aangelegd. Die reeks
moest zich gaan uitstrekken van de ruïne van het kasteel Oosterwijk tot bij Wijk aan
Zee. Frederik Vermooten maakt melding van 33 batterijen. In werkelijkheid werden het
er 26. Alle lunetten dragen een nummer. Die nummering begint bij de meest oostelijk
gelegen versterking, die bij
Oosterwijk.
De lunetten zijn onderling geëchelonneerd geplaatst, dat wil zeggen de met oneven
nummers aangeduide veldwerken liggen vooraan, terwijl die met een even nummer iets
achterwaarts geplaatst zijn. De laatste, de veldwerken dus van de tweede lijn dekken de
open gedeelten in de voorste lijn.
Er is een duidelijk verschil in vorm tussen de lunetten van de eerste en die van de
tweede lijn. Bij de voorwaarts geplaatste versterkingen, die met de oneven
nummers dus, is de hoofdwal aan de achterzijde aan beide kanten ongeveer
halfcirkelvormig naar binnen omgebogen. Daardoor zijn er drie geschut-
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
77
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
opstellingen beschikbaar, elk voorzien
van een oprit. De open achterzijde de keel - zou bij dit type door
palissaden worden afgeschermd. En
tenslotte was het de bedoeling dat de
versterking langs de buitenkant van de
hoofdwal werd voorzien van een natte
gracht.
Bij de posten van de tweede lijn was
de hoofdwal aan de uiteinden niet
omgebogen. Er was dan ook maar één
plaats voor een kanon beschikbaar. Die
bevond zich vooraan, op de saillant,
zoals de punt in het vestingbouwjargon
heet. De keel van deze lunetten bleef
open en slechts bij een enkel exemplaar
werd een natte gracht aangelegd.
Uit het voorgaande is af te leiden dat
de lunetten onderling ook in omvang
verschilden. Frederik Vermooten
merkt op dat sommige ervan ruim
een morgen beslaan. Omdat de
opmetingen ten behoeve van de linie
Het monument van de Linie van Beverwijk. Het
geschiedden in Rijlandse maat, nemen staat nu op lunet no. 14 aan de Creutzberglaan.
we maar aan dat hij hier het oog heeft (afb. 28)
op een Rijnlandse morgen. Die heeft
een oppervlakte van 0,85 ha. Uit alles blijkt dat er met de aanleg haast werd gemaakt.
Waarschijnlijk is men direct na het bezoek van Krayenhoff met de werkzaamheden
begonnen. In het begin van juli was het werk ongeveer gereed. Mogelijk was er toen
nog wat geld over, maar het kan ook zijn dat de regering - het Uitvoerend Bewind - erg
tevreden was over het resultaat en daarvan blijk wilde geven. Op lunet no. 15, de eerste
in de “wildernis”, het niet in cultuur gebrachte duingebied, verrees een monument
waarop het volgende opschrift werd geplaatst: “SI VIS PACEM PARA BELLUM
1800”. De vertaling van deze klassieke Latijnse tekst luidt: “Als gij de vrede wilt, wees
dan op de oorlog voorbereid”.
Dat monument is omstreeks 1930 overgebracht naar lunet no. 14, die aan de westzijde
van de Creutzberglaan ligt. Op de plaats van lunet 15 wilde de gemeente Beverwijk
toen de begraafplaats Duinrust aanleggen.We mogen aannemen dat de betrokken
gemeenten en de bewoners van het gebied indertijd niet echt blij zijn geweest met de
komst van de linie, die de regering hun per slot van rekening maar heeft opgedrongen.
De lunetten zijn ook altijd vreemde eenden in de bijt gebleven, hinderlijke obstakels
waar niemand “iets mee had”.
Als er naar het oordeel van de gemeentebesturen lunetten zouden moeten verdwijnen,
ten behoeve van woningbouw, uitbreiding van de industrie of anderszins, stuitte dat bij
de bevolking niet op weerstand. Pas in de laatste jaren is het besef doorgedrongen dat
het handjevol lunetten dat nog is overgebleven, als historisch monument bewaard zou
dienen te worden. Een nieuw argument dat tegenwoordig veel aandacht krijgt, is de
overweging dat oude vestingwerken zich vaak onder- scheiden door de aanwezigheid
van een bijzondere flora en fauna.
De zaak moet in beweging zijn. In 1982 lazen we in een boekje over de Beverwijkse
straatnamen bij de naam De Lunetten de bemoedigende woorden: “aan het behoud
van de overgebleven lunetten wordt hard gewerkt”. We moeten maar hopen dat
het Noordhollands Landschap, dat vier lunetten onder zijn hoede heeft, erin zal
slagen de oude vestingwerkjes voor verder verval te behoeden en, beter nog, ze in de
oorspronkelijke staat te herstellen.
J.Belonje, De Linie van Beverwijk. In: Haerlem. Jaarboek 1957. B1z. 61-75.
300 Jaar bouwen voor de landsverdediging. ‘s-Gravenhage, 1988.
C.R.T. Krayenhoff, Geschiedkundige beschouwing van den oorlog op het grondgebied
der Bataafsche republiek in 1799. Nijmegen, 1832.
J.Th. Leeuw, Beverwijkse straatnamen. Zaltbommel, 1982.
Vesting. Vier eeuwen vestingbouw in Nederland. Uitg. Stichting Menno van Coehoorn.
‘s-Gravenhage, 1982.
78
Den 2e maart 1800
Den 7e maart 1800
Den 27e maart 1800
Den 22e mei 1800
Den 23e mei 1800
Den 10e juni 1800
zondag namiddag trokken hierdoor 2 stukken canon met 12 man naar ’t Noorderkwartier.
trokken hierdoor 13 stukken canon en cascons met 100 man en veel losse paarden naar ’t
Noorderkwartier.
reeden hierdoor 13 leegerwagens, welke in de onderscheidene actiën teegens den vijand in
Noordholland waaren ontramponeert, gaande naar ’t Zuiderquartier met 26 man.
kwaamen hier binnen 60 man reij- of karrenknegts van de Hollandsche artillerij met 200 lossen paarden, welke voor een nagt geïnkwartierd wierden en de volgende morgen vertrokken
naar ’t Noorderquartier.
kwaamen hier weeder gelijk getal uit ’t Noorderkwartier terug, welke meede overnagtede en
vertrokken naer ’t Zuiderkwartier.
kwam hier binnen een battaillon Hollandsche infanterie van de 4e 1/2 brigade bestaande in
700 man, welke naer eenige verversching gebruikt te hebben weeder uitmarcheerde nae ’t
Zuiderquartier.
In ‘d’Erve Stichters Enkhuijser Almanach voor het jaar 1800’, gemaakt voor Beverwijk, treffen we
de namen aan van de mensen die toen de voornaamste openbare functies bekleedden. In de lijst staan
bovenaan de namen van de zeven leden van de Municipaliteit. Ook de “stede schoolmeester”, Broer
Schermer wordt genoemd. (afb. 29)
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
79
Den 14e juli 1800
Den 31e juli 1800
Den 6e augustus 1800
Den 9e augustus 1800
Den 10e augustus 1800
Den 17e augustus 1800
Den 18e augustus 1800
Den 19e augustus 1800
Den 21e augustus 1800
Den 19e augustus 1800
Den 3e september 1800
Den 15e september 1800
Den 19e september 1800
Den 17e oktober 1800
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
kwam hier binnen 700 man van de 3e 1/2 brigade, waarvan hier 400 man wierden geïnkwartierd en de overige te Velsen, vertrekkende gezamentlijk ’s morgens vroegtijdig nae ’t Zuiderquartier.
trokken hierdoor 700 Hollandsche jagers van den luitenant Luck1 nae ’t Noorderquartier.
1We moeten vrezen dat het geheugen en het aantekenboekje van dagboekschrijver
Frederik Vermooten hem wel eens in de steek hebben gelaten. De hier genoemde Luck
had als luitenant-kolonel van 8 juli 1795 - toen hij tot die rang bevorderd werd - tot
27 augustus 1799 - toen hij sneuvelde - het bevel gevoerd over het 1e bataljon Jagers.
Vermooten is er op 31 juli 1800 nog niet achter dat Luck dood is en dat hij luitenantkolonel was. Pas op 5 november 1801 noteert hij dat Luck gesneuveld is. Vermooten
vermeldt Luck voor het eerst op 20 juli 1796 en noemt hem dan luitenant Lucks.
Het heeft dus enige tijd geduurd voor Vermooten er achter was hoe de vork in de steel
zat. Luitenant-kolonel G.W. Luck sneuvelde op de eerste landingsdag van de Britten.
Krayenhoff aarzelt niet om het sneuvelen van Luck te wijten aan de zwakke tegenstand
van het detachement jagers, dat zich door de juist gelande Engelsen “in de grootste
wanorde schandelijk uit de duinen verdrijven liet” (Krayenhoff, 70).
kwaamen hier binnen 700 Hollandsche zoldaaten van de blauwkleppen, welke nae zig wat
ververscht te hebben weeder uitmarcheerde naar ’t Noorderkwartier.
kwaamen hier binnen 50 Hollandsche ruiters van de blauwkleppen, welke voor een nagt
wierden geïnkwartierd en de volgende morgen vertrokken naar ’t Noorderkwartier.
kwaamen hier binnen 140 Hollandsche kanonniers, welke voor een nacht wierden geïnkwartierd en de volgende morgen vertrokken naer ’t Noorderkwartier. Dienzelvde dag marcheerden hierdoor 50 Hollandsche soldaaten naar ’t Zuiderkwartier.
is hier doorgetrokken de reijdende artillerij te paard waarbij 160 man artilleristen en 30 zoo
kanon- als ammunitiewagens naer ’t Noorderquartier.
kwam hier binnen 40 ruiters van de blauwkleppen in cantonnement, welke direct in de barak
gelegt wierden.
kwam hier binnen 400 Waldekkers1, welke zooveel mogelijk in de barakken wierden geplaatst
en de overige bij de burgers wierden geplaatst voor den tijd van 14 dagen. Vertrekkende van
dezelve een commando naar Wijk aan Zee.
1Zie noot bij 11 april 1796.
kwaamen hier binnen 8 artilleristen, welke voor eene nagt wierden geïnkwartierd en de volgende morgen vertrokken naar ’t Noorderkwartier.
wierd het steedeschool geheel geapproprieert tot een barak1 en door een voorschot van ’t
Gouvernement2 wierd door de Municipaliteit een ander locaal tot een school gekogt.
1Geapproprieerd tot = ingericht als. Frederik Vermooten en Broer Schermer maken er
in de voorgaande jaren nu en dan melding van dat de aan de noordkant van de Grote
Kerk staande stadsschool gebruikt werd om doortrekkende militairen te huisvesten. Op 2
februari 1795 schrijft Vermooten dat de school tijdelijk onderdak heeft gevonden in het
weeshuis aan de Koningstraat. Voor de schoolkinderen is er nu weer een ander gebouw
beschikbaar gekomen. Het oorspronkelijke schoolgebouw moet tot nader order onderdak
bieden aan soldaten. Op die manier hoopt het stadsbestuur de last van de inkwartiering
voor de burgers te verminderen.
2De regering in Den Haag, die toen het “Uitvoerend Bewind” werd genoemd.
trokken hierdoor 12 ammunitiewagens waarbij 30 man naer ’t Noorderquartier.
’s morgens tusschen 3 en 4 uuren vertoonden zig een Engelsch 3 mastschip, welke een bood
uitzette met 20 man en op de hoogte van Calansoog aanlande en aldaar even naardat de wagt
was afgelost bij de sijnpost kwaamen en aldaar uit het huisje, waarin een man zat welke de
wagt hield, van wien de sijnboeken en andere papieren wierden ontweldigt en vervolgens
vertrokken dezelve weeder spoedig nae hunne bood. Hebbende zij in de retraite een sabel,
een geweer en ’t anker agtergelaaten1.
1De Engelsen hadden al een jaar eerder de gelegenheid gehad om de seinpost of telegraaf
van Callantsoog van dichtbij te bekijken. Op 27 augustus 1799 voerden zij juist op die
plaats de grote landing uit, die na twee maanden in een mislukking eindigde. Blijkbaar
bleef het stelsel van telegrafen, dat langs de Bataafse kust was opgesteld en dat gebruikt
kon worden om snel berichten door te seinen, de Engelsen intrigeren. Daarover is al het
een en ander verteld in noot 1 bij 27 augustus 1799 Dat de Engelsen bij hun overval
de seinboeken meenamen ligt voor de hand. Ze wilden natuurlijk weten hoe het systeem
werkte.
wierden de onderofficieren van de Waldekkers bij de burgers voor 8 d.1 weeder verplaatst.
vertrokken de Waldekkers weeder van hier nae Alkmaar, welke op den 19e augustus laatstleeden hier binnen waaren gekoomen. Dienzelven dag trokken hierdoor 700 man Hollandsche
80
Den 18e oktober 1800
Den 19e oktober 1800
Den 31e oktober 1800
Den 2e november 1800
soldaaten van de geelkleppen met de rijdende artillerij bestaande uit 160 man met 30 kanon
en ammunitiewagens nae ’t Zuiderkwartier.
1Vermoedelijk staat de d voor “dagen”.
trokken de ruiters van hier weeder uit nae ’t Zuiderquartier, welke op den 18e augustus
laastleeden alhier in cantonnement gekoomen waaren. Dienzelvde datum vierden men alhier,
gelijk meede op allen anderen plaatsen in deeze Republicq, volgens proclamatie van den 3e
october ’t feest ter gedagtenis weegens de verlossing der Engelsche en Russiese vijanden. ’t
Welk naer omstandigheeden der plaats door de Municipaliteit en de gewapende burgermagt
met alle luister wierd gevierd.
trokken hierdoor 600 Bataaven van de 3e 1/2 brigade onder commando van den commandant
Abbema1 naar ’t Zuiderquartier.
1Dat is dezelfde Abbema die zich op 16 november 1795 in Beverwijk zo ongemanierd
heeft gedragen
kwaamen hier binnen 65 karren- off rijknegts neevens eenige ammunitiewaagens, meestal
met 6 paarden bespannen, welke voor een nagt wierden geïnkwartierd en de volgende morgen vertrokken dezelve weeder uit naar ’t Zuiderkwartier.
kwaamen hier binnen 160 Hollandsche kanonniers, karre- off reijknegts met ammunitiewagens en geschut, welke voor een nagt wierden geïnkwartierd en vervolgens vertrokken naer ’t
Noorderquartier.
Beloopende dit jaar, de zoo ingekwartierden als doorgetrokkenen van den 17e februarij tot 2e november 1800 ingeslooten 5.601 hoofden.
Den 14e januari 1801
Den 1e april 1801
Den 2e april 1801
Den 12e april 1801
Den 14e april 1801
Den 25e april 1801
Den 27e april 1801
Den 2e mei 1801
Den 3e mei 1801
Den 6e mei 1801
Den 20e augustus 1801
Den 26e augustus 1801
Den 1e november 1801
Den 2e november 1801
Den 3e november 1801
Den 4e november 1801
Den 5e november 1801
Den 16e november 1801
kwaamen alhier 16 ruiters, welke voor een nagt wierden geïnkwartierd en de volgende morgen weeder vertrokken naar ’t Noorderquartier.
trokken hierdoor 16 karren- off rijknegts met lossen paarden naar ’t Noorderquartier.
kwamen hier binnen 50 kanonniers, die voor een nagt wierden geïnkwartierd en de volgende
morgen vertrokken naar ’t Noorderquartier.
kwaamen hier binnen 500 man Hollandsche geelkleppen, welke voor een nagt wierden geïnkwartierd. Vertrekkende van dezelve ’s morgens 300 man naer Alkmaar, werdende de overige
alhier in de barakken gelegt, om cantonnement te houden.
trokken hierdoor 30 reidende artilleristen met 2 stukken canon naar ’t Noorderquartier.
trokken hierdoor naar ’t Noorderquartier 50 Hollandsche hussaaren, waarvan alhier vijff
bleeven leggen om ordonnance te rijden.
passeerden alhier 80 Hollandsche hussaaren naar ’t Noorderquartier. Nog kwaamen hier binnen een honderd dito ruiters, die overnagten en wijders naar ’t Zuiderquartier vertrokken.
trokken hierdoor 30 kanonniers naer ’t Noorderquartier.
passeerden almeede hierdoor naar ’t Noorderkwartier 150 Hollandsche canonniers.
naar het Noorderkwartier 500 man Hollandsche troepen.
kwamen hier binnen 60 Hollandsche kanonniers die eene nagt wierden geïnkwartierd en
vervolgens vertrokken naar Noordholland.
passeerden alhier naar het Noorderquartier 36 Hollandsche hussaaren.
passeerden hierdoor 100 man naar ’t Zuiderquartier.
almeede 100 man alsvooren.
trokken hierdoor 50 artilleristen te paard met 2 stukken canon en een cascon, alsmeede 50
Hollandsche hussaaren naar ’t Zuiderkwartier.
passeerden hierdoor naar ’t Zuiderquartier 150 Waldekkers.
trokken hierdoor 400 jagers van den gesneuvelden commandant Luck naar ’t Zuiderquartier.
kwamen hier binnen 40 man Hollandsche troepen, die voor een nagt wierden geïnkwartierd
en de volgende morgen vertrokken naar ’t Noorderkwartier.
Dus van den 14e januarij tot 16e november 1801 zijn ter deezer plaatse, zoo geïnkwartierd als doorgetrokken
2.352 hoofden.
Den 9e januari 1802
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
kwaamen hier binnen 100 man affgedankten soldaaten van de roode en blauwkleppen, welke
voor een nagt wierden geïnkwartierd. Die wijders de volgende morgen met 150 man, welke
te Velzen geleegen hadden, nae Texel ten einde aldaar ingescheept te worden voor de colloniaale troepen naar de Westindiën gedestineert.1
1Troepen bestemd voor de Nederlandse gebieden in Midden- en Zuid-Amerika. Er waren
vredesonderhandelingen gaande tussen Engeland en Frankrijk Op 1 oktober 1801
hadden de partijen al een aantal punten bekrachtigd. De Bataafse Republiek nam
weliswaar niet deel aan de besprekingen, maar was wel op de hoogte van de resultaten.
81
Den 14e januari 1802
Den 5e februari 1802
Den 4e maart 1802
Den 27e maart 1802
1
Den 31e maart 1802
1
Den 11e mei 1802
Den 12e mei 1802
Den 13e mei 1802
Den 20e mei 1802
Nederland zou onder andere weer de beschikking krijgen over Suriname en de Nederlandse Antillen. Het zenden van soldaten naar West-Indië houdt daar-
mee verband.
kwamen alhier 50 soldaaten, welke voor een nagt wierden geïnkwartierd en wijders naer ’t
Zuiderquartier vertrokken.
trokken hierdoor 450 vrijwilligers om nae de Westindiën te worden ingescheept.
kwaamen hier binnen 40 kannoniers, welke voor een nagt wierden geïnkwartierd en de
volgende morgen weederom naar Texel om ingescheept te worden voor de colloniale troepen
naar de Westindiën.
is op ’t congres, gehouden werdende te Amiens, de algemeene devinitive vreede geteekend.1
Daar kwam op 27 maart 1802 de vrede tot stand. Amiens ligt in het noordwesten van Frankrijk, aan de Somme. De bondgenoten van Frankrijk, Spanje en de Bataafse Republiek waren wel
vertegenwoordigd in Amiens, maar werden bijna overal buiten gehouden. Toen de Nederlandse
vertegenwoordiger, Schimmelpenninck, daar bezwaar tegen maakte, meende Bonaparte, die toen
nog 1e Consul van Frankrijk was, daarop te moeten reageren met de mededeling: “Als Frankrijk en
Engeland vrede sluiten, wat kan een tweederangs mogendheid als Holland dan anders doen dan
zich daarbij neerleggen?”
wierd alhier de vreede afgekondigt, waarbij militairen- en burgerofficieren1 teegenwoordig
waaren, werdende wijders 3 salvo’s gedaan en dien dag zooveel de plaatselijke vermogens
toelieten met de meeste vreugde doorgebragt.
Officieren van de Gewapende Burgermacht.
kwamen hier binnen 160 man vrijwilligers, welke voor een nagt wierden geïnkwartierd, vertrekkende de volgende morgen naar Texel om geënbarqueert te worden.
90 vrijwilligers, almeede om nae de Westindiën ingescheept te worden.
54 man die alsvooren, dog wel voor eenen nagt wierden geïnkwartierd.
een honderd kanonniers, die meede voor een nagt wierden geïnkwartierd en wijders almeede
nae Noordholland marcheerden om geënbarqueert te worden.
Zijnde dus alhier van den 9e januarij tot den 20e meij 1802 alhier geïnkwartierd en doorgetrokken 1.194 man.
Den 2e juni 1802
vierden men alhier de vreugdedag van de algemeenen vreede1, werdende van ’s morgens van
10 tot 11 uuren een zeer plegtig dankuur gehouden, werdende bij die geleegenheid een redenvoering gedaan door dominé J.Wigerie2 uit psalm 147 vers 13 en 14 en voorgezongen uit
psalm 147. 5, 6 en 7 en nagezongen uit psalm 85 vers 3 en 4.
Wijders heeft alleen ’t huis der gemeente geïllumineert geweest. ’t Welk een algemeen genoegen aan de meenigvuldige aanschouweren veroorzaakte, zijnde de 3 couzijnen of ramen
met 3 geschilderde decoratiën vercierd onder welk ieder van dezelve de volgende digtreegels
geplaatst waaren als:
No.13
No.2
No.3
Behalven het huis der gemeente was eene der barakken ook zeer proper geïllumineert en met
een decoratie, waaronder de volgende reegels.
Lieve vreede gunst der gooden!
Eindelijk daald gij tot ons neer,
Seeven jaar waard’ g’ons ontvlooden,
Plant nu hier u zeetel weer.
Wijders was het bad bij Roomen ofwel het locaal van den balliuw en hoofdofficier mr Jan
van Blarkom ook zeer juist neevens een fraaje decoratie voorzien, bij wien ter zelver geleegenheid een zeer uitmuntend vuurwerk wierd afgestooken. Zijnde vervolgens de Municipaliteit,
neevens de oude regenten, welke in 1795 in functie waaren geweest, met de militairen- en
burgerofficieren den ganschen nagt op ’t huis der gemeente alwaar dezelve op een glas wijn
en ham met brood en kaas onthaald wierden, waarmeede deezen dag en nagt met de grootste
vrolijkheid wierd ten einde gebragt.
12 juni was door het Staatsbewind, zoals de regering van de Bataafse Republiek sinds
1801 heette, aangewezen als nationale feestdag. Men behoeft er niet aan te twijfelen
dat de feestvreugde overal in het land oprecht was. Iedereen rekende op betere tijden: de
Franse soldaten het land uit, herstel van de scheepvaart, opbloei van de handel, dat was
zowat het minste waar men op hoopte. De vreugde was helaas van korte duur. Binnen
het jaar werd de oorlog hervat.
2Wigeri.
3Deze dichtregels ontbreken in het handschrift van Vermooten. We kennen toch de
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
82
inhoud ervan, dank zij de “Resolutiën van de Municipaliteit”. Daarin staat ook een
verslag van de feestelijkheden op die dag (Oud archief Beverwijk 414, 2-6-1802). In
een “Aanhangsel” geven we er een samenvatting van.
Aanhangsel
Het verslag van de feestviering van de hand van Frederik Vermooten kunnen we op een aantal punten aanvullen met
gegevens uit de Resolutiën van het stedelijk bestuur. Het daarin opgenomen verhaal van de plechtigheden maakt ook
melding van de illuminatie van het stadhuis, maar geeft dan details over de versiering ervan die bij Vermooten ontbreken. In de drie ramen waren geschilderde zinnebeeldige voorstellingen aangebracht. In het middenraam zag men de
vrede, voorgesteld door een vrouw in zittende houding. In de rechterhand droeg zij een korenhalm en in de linker een
mercuriusstaf. Boven haar hoofd zweefde de faam. Die voerde aan haar trompet een vlag met het opschrift: “Algemeene
Vrede”. Aan weerskanten waren respectievelijk de landbouw en de scheepvaart uitgebeeld. Op de voorgrond bevond zich
een hoorn des overvloeds. Aan de hemel tenslotte vertoonden zich de lichtstralen van de aanbrekende dageraad. Onder
de voorstelling stonden de versregels:
“Wie vreede mint, waardeert in haar een heemelsch pand,
Vint welvaart, volksgeluk en ‘t heil van ‘t vaderland.”
In het linkerraam werd de standvastigheid voorgesteld door een bij een marmeren zuil staande vrouwengestalte. In haar
linkerhand hield zij een vel papier met daarop de woorden: “Getrouw van pligt”. Aan de voet van de zuil bevond zich
het wapen van Beverwijk met daarboven de datum 6 October 1799. Verder toonde de voorstelling het slagveld bij Castricum, waarop vluchtende Engelsen en Russen achtervolgd werden door Bataafse soldaten.
Op de achtergrond was de kerktoren van Castricum zichtbaar. Onder deze afbeelding las men de dichtregels:
“Standvastigheid en moed der Batten heldendeugd
Juicht de overwinning toe bij de algemeene vreugd.”
(Met Batten zullen Bataven bedoeld zijn).
In het raam rechts was de dankbaarheid uitgebeeld, voorgesteld door een staande vrouw die op een altaar wierook
offert. Vanaf dat altaar steeg de rook ten hemel. Aan de rechterkant waren aan de voet van het altaar twee gezichten
afgebeeld die in eerbiedige aandacht toekeken . Aan de andere kant lag een menselijk figuur in verrukking terneder.
Aan de hemel omsloten lichtstralen een driehoek, die het alziend oog voorstelde. Als onderschrift waren toegevoegd de versregels:
Bij vreede leeft de deugd die zaligheên verspreidt,
Heure inspraak is gevoel, heur eerdienst dankbaarheid”
Dat Vermooten zich niet uitlaat over het klokgelui, dat nu en dan op deze feestelijke dag over Beverwijk galmde en over
de vlaggen die werden uitgestoken, zullen we hem niet zwaar aanrekenen. Het valt wel op dat hij helemaal geen aandacht besteedt aan de parade door de voornaamste straten van Beverwijk van vier compagnieën Bataafse soldaten van de
7e halve brigade. Misschien was hij door de herinnering aan al die duizenden militairen, die in de gepasseerde maanden
door Beverwijk waren getrokken, zo aangeslagen dat hij geen soldaat meer kon zien.
Een van de hoogtepunten van het feest was het afsteken van een vuurwerk, waar iedereen bij aanwezig kon zijn. Zowel
Vermooten als de Resolutiën maken er melding van en ze vertellen ook waar het heeft plaatsgehad. Frederik Vermooten
noemt als plaats van uitvoering “het bad bij roomen, of wel het locaal van den balliuw en hoofdofficier mr. Jan van
Blarkom”. In die dagen bevond zich ongeveer op de plaats van het tegenwoordige landhuis Westerhout een “huizinge
genaamd Oud Romen, geapproprieerd tot (dat is: ingericht als) een bad- en woonhuis” (Scholtens, Oud Beverwijk, 10).
Het badhuis is gebouwd voor de bewoners van Westerhout. Dat Westerhout stond iets ten zuidwesten van het huidige
landhuis.
De Resolutiën melden dat het vuurwerk werd afgestoken bij de onder Wijk aan Duin gelegen woning van de hoofdschout van Beverwijk, mr. Jan van Blarkom. Het lijkt een niet al te gewaagde veronderstelling dat Van Blarkom toen in
Oud Romen woonde en daar ook kantoor hield. Na afloop van het vuurwerk vertrok de Municipaliteit met de genodigden naar het stadhuis. Daaronder bevonden zich legerofficieren, officieren van de Gewapende Burgermacht, maar ook
de oude regenten van 1795. Met die laatsten hebben we al oppervlakkig
kennis gemaakt op 25 januari 1795. Het viel ons toen op dat de verstandhouding met de nieuwe bestuurders zo goed
was. Kennelijk was daarin sindsdien geen verandering gekomen. Nu moet worden opgemerkt dat intussen overal in de
Bataafse Republiek de scherpe kanten van de vroegere partijtegenstellingen wel wat afgesleten waren (Lafeber, 214).
Het verslag dat Frederik Vermooten van de verdere viering op het stadhuis geeft is wat ruimer van toon dan de terughoudende mededelingen die de Resolutiën ervan geven. Bij Vermooten duurt het feest “den ganschen nagt”, in de
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
83
Resolutiën heet het dat het festijn ‘s nachts om twee uur “in de juiste order” was afgelopen. In de officiële notulen leest
men dat er “eenige verversching, naar gelang de kragt van stedelijke finantieele omstandigheeden zulks gedoogde” werd
aangeboden. En als om elke twijfel omtrent het laatste volledig uit te sluiten, wordt er in de volgende zin nog eens nadrukkelijk op gewezen dat de “eenvoudigheid dit onthaal zonder zwier, praal en pragt vergezelden”. Frederik Vermooten
vertelt zonder terughoudendheid dat de aanwezigen onthaald werden op een glas wijn en ham met brood en kaas. Bij de
notulist van de Resolutiën - zou het stadssecretaris Ogelwight zijn geweest? - gold kennelijk het devies om in de officiële
stukken niet de indruk te wekken dat er met geld gesmeten was. Beide zegslieden betuigen tenslotte hun tevredenheid
over de afloop van het feest, maar waar Frederik Vermooten aan één regel genoeg heeft, waagt onze notulist zich aan een
zelfingenomen, opgeblazen betoog van een halve bladzijde. Daar lichten we het meest menselijk getinte gedeelte uit:
“Men zag er ... vaderlandsche rondheid in eene gulle, gezellige eendragt”.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
84
Literatuuroverzicht
• C. van der Aa, Geschiedenis van den jongst-geëindigden oorlog, tot op het sluiten van den vrede te Amiëns. Bijzonder met
betrekking tot de Bataafsche Republiek, 10 dln, Amsterdam 1802-1808. (De oorlog in Noord-Holland krijgt aandacht
in de delen 7 en 8).
• A. Alberts, De huzaren van Castricum. Een geschiedenis van de Nederlandse republiek van 1780 tot 1800, Amsterdam
1973.
• F. van Anrooy e.a., Herman Willem Daendels, 1762-1818, Geldersman, patriot, Jacobijn, generaal, hereboer,
maarschalk, gouverneur: van Hattem naar St. George del Mina, Utrecht 1991.
• D. Aten, “Oorlog in het Noord-Hollandse polderland. Waterlinies en waterschappen tijdens de invasie van 1799”,
in: Tijdschrift voor waterstaatsgeschiedenis, 8e jaarg. no.1, mei 1999.
• D. Aten en F. Klompmaker, Kleine Kennemer watergeschiedenis; 100 jaar mens en water in de regio Beverwijk,
Alkmaar 1996.
• D. Aten, M.N.J. Lucassen en V.J.M.L Wijnekus, De atlas van de Engels-Russische invasie in 1799. Uitgegeven in
samenwerking met Regionaal Archief Alkmaar. Map met 32 losse bladen en een boek met toelichtingen op de
afbeeldingen. Zaltbommel 1999.
• H.L.T. de Beaufort, Gijsbert Karel van Hogendorp, Rotterdam-Antwerpen 1948.
• J.Belonje, “De Linie van Beverwijk”, in : Haerlem Jaarboek 1957, p.61-75.
• T.C.W. Blanning, The French revolutionary wars, 1787-1802, Londen 1996.
• E. Broersen, Akerendam, een buitenplaats in Beverwijk. Met een bijdrage van Heimerick Tromp, Zutphen 1992.
• P. Brood, P. Nieuwland en L. Zoodsma (red.), Homines novi. De eerste volksvertegenwoordigers van 1795, 1993.
• J.R. Bruyn, “Oranje in Engeland en de invasie van 1799”. in: Tijdschrift voor geschiedenis 79 (1966), p. 5-23.
• H.T. Colenbrander, De Bataafsche Republiek, Amsterdam 1908.
• D.van Deelen, Historie van Castricum en Bakkum, Schoorl 1973.
• N.J.M. Dresch, Inventaris van het oud-archief der gemeente Beverwijk 1250-1817, Beverwijk z. jr. (ca. 1928).
• A.M. Elias en P.C.N. Schölvinck m.m.v. H. Boels, Volksrepresentanten en wetgevers. De politieke elite in de BataafsFranse tijd 1796-1810, Amsterdam 1991.
• E. Gachot, Les campagnes de 1799: Jourdan en Allemagne et Brune en Hollande, Parijs 1906.
• P. Forbes Wels, De Nederlandse cavalerie, Bussum 1963.
• Geschiedenis van de landing der Engelschen en Russen in ‘t najaar van 1799. Benevens anecdotes omtrent de bevelhebbers.
Opgesteld door een officier van den generaal Brune, Gouda 1801.
• P. Geyl, De Patriottenbeweging 1780-1787, Amsterdam 1947.
• J.W. Groesbeek, Heemskerk onderweg van verleden naar heden, Heemskerk 1978.
• F. Grijzenhout, W.W. Mijnhardt en N.C.F. van Sas (red.), Voor vaderland en vryheid. De revolutie van de patriotten,
Amsterdam 1987.
• E.O.G.Haitsma Mulier, “De geschiedschrijving over de Patriottentijd en de Bataafse Tijd”, in: W.W. Mijnhardt
(red.), Kantelend geschiedbeeld. Nederlandse historiografie sinds 1945, Utrecht - Antwerpen 1983, p.206-227.
• M. van der Hoeven, G. Boven en A. Aerts-van Bueren, 1799! Strijd achter de duinen. Brits-Russische invasie in NoordHolland, z. p1., z. jr. (Den Helder 1999).
• J.P.C.M. van Hoof, “De artillerie door de eeuwen heen”, in: Armamentaria, afl. 12, 1977, p. 9-28.
• J.I. Israel, De Republiek 1477-1806, 2 dln., Franeker 1996.
• J.G. Kerkhoven, “Franse trofeeën en Bataafse roem”, in: J.G.Kerkhoven, Nederlandse trofeeën uit drie oorlogen,
Armamentaria, afl. 2, 1967, p. 853 (betreft Russisch vaandel buitgemaakt in 1799).
• C.P.M.Klep, “De Gele Rijders, 200 jaar Korps Rijdende Artillerie”, in: Armamentaria, afl. 27, 1992, p. 55-62.
• M.J.A.V. Kocken, Van stads- en plattelandsbestuur naar gemeentebestuur, ‘s-Gravenhage 1973.
• G.J.W. Koolemans Beijnen, “De erfprins van Oranje in Noord-Holland in 1799”, in: Bijdragen voor Vaderlandsche
Geschiedenis en Oudheidkunde, 4e reeks, dl IX, p. 1-156.
• G.J.W. Koolemans Beijnen, Krijgsgeschiedkundige studie over de verdediging der Bataafsche Republiek in 1799, Breda
1895. Overgedrukt uit De Militaire Spectator, 1891-1895.
• E.H. Kossman, De lage landen 1780-1980. Twee eeuwen Nederland en België, 2 dln., Amsterdam - Brussel 1986.
• (C.R.T.) Krayenhoff, Geschiedkundige beschouwing van den oorlog op het grondgebied der Bataafsche Republiek in
1799, Nijmegen 1832.
• J.C. Krom, met medewerking van W.A.M. Admiraal, Het molenrijk Uitgeest. Uit de geschiedenis van een dorp,
Uitgeest 1980.
• C.V. Lafeber, Patriotten, Bataven, Fransen en Groot-Nederlanders. Een halve eeuw vaderlandse geschiedenis, 1781-1831,
Goirle z.jr. (1996).
• De lange herfst van 1799. De Russisch-Engelse invasie in polder en duin, Castricum 1998.
• M. Lindeman, Wijk aan Zee 1700-1900. Van visserdorp tot badplaats, Wijk aan Zee 1990. Doctoraal scriptie
geschiedenis Universiteit van Amsterdam.
• J. van der Linden, “Wijk aan Zee, al eeuwen het kind van de rekening”, in: J. van der Linden, Kennemer mozaiek.
Een bundel geschiedkundige schetsen uit Midden-Kennemerland, Alphen aan den Rijn 1993, p.66-119.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
85
• (A. Loosjes Pz.), Geschiedkundig gedenkstuk van het voorgevallene binnen Haarlem in de laatste helft van het jaar
MDCCIC, Haarlem 1803.
• A. Loosjes Pz., Hollands Arkadia of wandelingen in de omstreeken van Haarlem, Haarlem 1804-1805.
• P. Mackesy, Statesmen at war. The strategy of overthrow 1798-1799, Londen - New York 1974.
• A.H. Martens van Sevenhoven, De justitieele colleges in de steden en op het platteland van Holland 1795-1811,
Utrecht 1912.
• I. Mendels, Herman Willem Daendels vóór zijne benoeming tot gouverneur-generaal van Oost-Indië (17621807), ‘s-Gravenhage 1890.
• M. Parlange, Les signaux de la défense des côtes en Belgique, aux Pays-Bas et en Allemagne sous l’occupation
française (1794-1814), Den Haag-Brussel 1968.
• R.B. Prud‘homme van Reine, Jan Hendrik van Kinsbergen 1735-1819, admiraal en filantroop, Amsterdam
1990.
• M.van Reenen-Völter, De heerlijkheid Bergen in woord en beeld, tweede uitgebreide druk, Alkmaar 1948.
• H. Ringoir, De Nederlandse infanterie, Bussum 1968.
• H.A. Ritter, “Een Russisch verhaal van den veldtocht in Noord-Holland in 1799”, in: De Militaire Spectator,
1914, suppl. nr. 1.
• C.P.P. van Romburgh, “De Bataafse kusttelegraaf, 1799-1801” in Spiegel historiael XXVII (1992), p. 326-327.
• P. Saal, “Voorgeschiedenis en voorlopers van de Stelling van Amsterdam”, in: De Stelling van Amsterdam.
Vestingwerken rond de hoofdstad 1880-1920, Beetsterzwaag z.jr. (1989) , p. 21-28.
• S. Schama, Patriotten en bevrijders. Revolutie in de Noordelijke Nederlanden 1780-1813, vertaald door G.
Groot, derde druk, Amsterdam 1989.
• H.J.J. Scholtens, Oud Beverwijk. Een rondwandeling. Stedeplan en stadsbeeld in vroegere eeuwen, Beverwijk
1948.
• H.J.J. Scholtens, Uit het verleden van Midden-Kennemerland, ‘s-Gravenhage 1947.
• W.Steeman, “De slag bij Castricum”, in: S. de Jong (red.), Op zoek naar Castricum’s verleden, Castricum 1992,
p. 101-126.
• J.M. Sterck-Proot, “Haarlem achter het front”. in: Historia VI (1940), p. 179, 207.
• I.L. Uijterschout, Beknopt overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit de Nederlandsche
krijgsgeschiedenis van 1568 tot heden, Den Haag z.jr. (1937).
• G. van Uythoven, Voorwaarts, Bataven! De Engels-Russische invasie van 1799, Zaltbommel 1999.
• P. van ‘t Veer, Daendels, maarschalk van Holland, Bussum 1983.
• Veldtocht van den generaal Brune in de Bataafsche republiek in het jaar 1799. Beschreeven door een officier
van zijn état-major. Uit het Fransch. Haarlem 1801.
• L.C. Vonk, Geschiedenis der landing van het Engelsch-Russisch leger in Noord-Holland; alsmede der
krijgsbedrijven en politieke gebeurtenissen, zoo aldaar, als in Vriesland en Gelderland, in den jare 1799, 2 dln.,
Haarlem 1801.
• P. Waldeck, “De Vlieter: dieptepunt in de geschiedenis van de Nederlandse zeemacht. Relaas van een
persoonlijke belevenis”, in: Tijdschrift voor zeegeschiedenis, jaarg. 19, nr. 1, 1999, p.29-46.
• E. Walsh, A narrative of the expedition to Holland in the autumn of the year 1799, Londen 1800.
• E. Walsh, Russen en Engelsen in Noord-Holland. Een verslag van de expeditie naar Holland in de herfst van het
jaar 1799, vertaald door H.G.D. Eysink Smeets, Schoorl 1983.
• F.G. de Wilde, J. Bartels, J. Fontaine en L. Ph. Sloos, De uniformen van het Nederlandse leger ten tijde van de
Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland 1795-1810, Amsterdam 1999.
• Th. S.M. van der Zee, J.G.M.M. Rosendaal en P.G.B. Thissen (red.), 1787: De Nederlandse revolutie?,
Amsterdam 1988.
• S.P.A. Zuurbier, “Wie was ... Joachim Nuhout van der Veen”, in: Oud-Castricum, 1e Jaarboekje Stichting
Werkgroep Oud-Castricum, 1978, p. 20-21.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
86
Verantwoording van de afbeeldingen
Op het omslag
Gezicht in de Kerkstraat te Beverwijk. Schilderij door Jan Ekels de Oude (1724-1781).
Collectie Museum Kennemerland, Beverwijk.
Op het titelblad Het stadhuis aan de Breestraat in 1775. Aquarel door Jean de la Chambre. Zie afbeelding 5.
Afbeelding 1 en 2
Assignaten uit 1793. Collectie Museum Kennemerland, Beverwijk.
Afbeelding 3
Titelpagina van het handschrift “Dagverhaal der doormarcheerende troepen, inkwartieringen en in guarnisoen leggende
militairen, nevens eenige verdere annotatien en bizonderheden, voorgevallen in de steede Beverwijk zeedert October
1787 tot op het sluiten van de vreede in den jaare 1802”.
Collectie Museum Kennemerland, Beverwijk, bibliotheek nr. 787.
Afbeelding 4
Het huis Adrichem aan de St. Aagtendijk in de 18e eeuw. Anonieme tekening.
Collectie Museum Kennemerland, Beverwijk.
Afbeelding 5
Vooraanzicht van het stadhuis aan de Breestraat in1775. Aquarel door Jean de la Chambre.
Collectie Museum Kennemerland, Beverwijk.
Afbeelding 6
De Grote Kerk van Beverwijk in 1793. Aquarel door Jean de la Chambre.
Collectie Museum Kennemerland, Beverwijk.
Afbeelding 7
Beverwijk gezien vanaf de “Hooghe Hofflander wech”. Aquarel door K.F. Bendorp (1737-1818).
Universiteitsbibliotheek Leiden, collectie Bodel Nijenhuis.
Afbeelding 8
Wijk aan Zee in de 18e eeuw. Tekening door F.A. Milatz (1764-1808).
Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit Leiden.
Afbeelding 9
Mr Joachim Nuhout van der Veen. Prent uit C. Rogge, Geschiedenis der staatsregeling voor het Bataafsche
Volk, Amsterdam, 1799. Particulier bezit.
Afbeelding 10
Interieur van de Lutherse Kerk aan de Koningstraat. Prent door C. Philips Jacobsz. naar J. Verstegen, 1779.
Collectie Museum Kennemerland, Beverwijk.
Afbeelding 11
Nieuwe kaart van het Departement van Texel, verdeeld in VII Ringen.
Uit het Aardrijkskundig Woordenboek der Bataafsche Republiek, te Leijden, bij D. du Mortier en zoon MDCCC.
Archiefdienst voor Kennemerland, Haarlem, foto Frank van der Wijden.
Afbeelding 12
De “ceijnpaal” of telegraaf op het Seinpostduin te Scheveningen in 1799. Anonieme tekening in kleur.
Rijksprentenkabinet, Amsterdam, Fred. Muller nr. 5544.
Afbeelding 13
Het landen der Engelsche tusschen Pette en Calantsoog. Prent door C. Brouwer naar J.A. Langendijk.
Rijksprentenkabinet, Amsterdam, Fred. Muller nr. 5532.
Afbeelding 14
Guillaume Marie Anne Brune, geboren 1763 te Brive-la-Gaillarde en vermoord in 1815 te Avignon. Mezzotintprent
door Ch.H. Hodges. Collectie Museum Kennemerland, Beverwijk.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
87
Afbeelding 15
Frederick Augustus Duke of York (1763-1827). Geschilderd portret door W. Wilkie, 1823.
National Portrait Gallery, London.
Afbeelding 16
A Sad Stor(e)y. Engelse spotprent op de overgave van de Nederlandse vloot.
Rijksprentenkabinet, Amsterdam, Fred. Muller nr. 5548.
Afbeelding 17
Gevelsteen afkomstig van het huis “Het Varken” aan de Breestraat te Beverwijk. De voorstellingen op de gevel-stenen
gebruikte men om de huizen aan te duiden. Het systeem van huisnummering is pas in de Franse tijd, omstreeks 1795
ingevoerd. Collectie Museum Kennemerland, Beverwijk; foto A. Schweitzer.
Afbeelding 18
Engelse kaart van de veldslagen en andere gebeurtenissen tot en met 2 oktober 1799. Particulier bezit.
Afbeelding 19
Exterieur van de Lutherse Kerk aan de Koningstraat. Prent door C. Philips Jacobsz. naar J. Verstegen, 1779.
Collectie Museum Kennemerland, Beverwijk.
Afbeelding 20
Gevecht tusschen Castricum en Beverwyk den 6 October 1799. Prent door C. Brouwer naar J. A. Langendijk.
Rijksprentenkabinet, Amsterdam, Fred. Muller nr. 5530-4.
Afbeelding 21
De buurtschap Noorddorp. Uit Vaderlandsche gezichten of afbeeldingen behoorende tot den Tegenwoordigen Staat der
Vereenigde Nederlanden in den jare 1786 (tot 1792) naar ’t leven getekend door J. Bulthuis e.a. en in ’t koper gebragt
door K.F. Bendorp, Amsterdam, H. Gartman. Particulier bezit.
Afbeelding 22
De locatie van de telegraaf te Wijk aan Zee en de toegang tot het strand via de Schulp- of Relweg. Een detail van de
“Caart van de situatie tusschen de Dorpen Beverwijk, Wijk aan Duin, Wijk aan Zee en Heemskerk. Beneffens de
nieuw-aangelegde linie in het vooriaar 1800. Op order van de Lieut: Coll: Directeur C:R:T: Kraijenhoff. Opgemeeten
en getekend door de Capitein Ingenieur W: Lobrij”. Algemeen Rijksarchief, Den Haag.
Afbeelding 23
Transport van gesneuvelde militairen tijdens de Engels-Russische inval in Noord-Holland, 1799. Tekening door Joh.
Bemme naar D. Langendijk.
Rijksprentenkabinet, Amsterdam, Fred. Muller nr. 5536-A.b.
Afbeelding 24 De zessprong te Wijk aan Duin met Oud-Roomen en daartegenover Nieuw-Roomen.
Een detail van dezelfde kaart als vermeld onder nummer 22.
Afbeelding 25 Zilveren herdenkingspenning. Vervaardigd in 1799 na de slag bij Castricum door J.G. Holtzhey.
Collectie Museum Kennemerland, Beverwijk; foto André Smit, Beverwijk.
Afbeelding 26 Tegeltableau: De inscheping van de Engelsen en Russen in oktober/november 1799 bij Den Helder. Vervaardiger of
herkomst Verwijk, Rotterdam. Amsterdams Historisch Museum.
Afbeelding 27
Het begin van de Linie van Beverwijk bij ‘t huis Oosterwijk. Een detail van dezelfde kaart als vermeld onder nummer
22.
Afbeelding 28 Het monument van de Linie van Beverwijk. Collectie Museum Kennemerland, Beverwijk.
Afbeelding 29
“D’Erve Stichters Enkhuijser Almanach voor het jaar 1800”, editie gemaakt voor Beverwijk.
Collectie Museum Kennemerland, Beverwijk.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
88
Bijzonderheden over in de handschriften vermelde personen, die
woonachtig waren in of bij Beverwijk
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Aalst, Gerrit Jansz. van:
Geboren circa 1748, overleden te Beverwijk op 07-11-1806. Gereformeerd. Beroep: azijnfabrikant. Gehuwd met
Catharina van Berkelaar, geboren circa 1750, overleden te Beverwijk op 03-01-1808. Het echtpaar, komende uit
Amsterdam, werd op 18-05-1780 ingeschreven in het lidmatenregister van de gereformeerde kerk van Beverwijk
en liet drie kinderen dopen. Gerrit woonde aan de Breestraat en zijn pakhuizen waren gelegen aan de Meer. Hij
werd als schepen benoemd op 04-04-1786 als plaatsvervanger van C.H. Venlet. Deze moest zich namelijk terugtrekken als kandidaat-schepen, omdat er onenigheid ontstond in de Vroedschap. Venlet had een bloedverwantschap met een ander lid van de Vroedschap en dit was niet toegestaan. Ook tegen de benoeming van Van Aalst
werd geprotesteerd, maar die bezwaren hielden blijkbaar geen stand, want hij mocht aanblijven. Hij werd na 1788
niet meer vermeld als schepen. Op 25-01-1795 werd hij benoemd als lid van de Municipaliteit en bleef in functie
tot 17-04-1796. Gemeentesecretaris van 19-04-1795 t/m 07-09-1795.
Vanaf 15-04-1798 was hij thesaurier. In 1792 werd hij aangewezen als buurtmeester door het stadsbestuur. In 1787 werd hij vermeld als lid van de
(gematigde) burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland”.
Alberts, Lambert:
Geboren te Groningen circa 1730, overleden te Beverwijk op 11-10-1808. Gereformeerd. Hij was van beroep
broodbakker. Zijn kerkelijk huwelijk te Beverwijk met Alida van Velsen werd op 28-11-1756 gesloten. Zij woonde
voor haar huwelijk te Amsterdam. Het echtpaar liet één kind dopen te Beverwijk. Het gezin woonde aan de Achterweg.
Amersfoort, Hendrik van: alias Heijntje Pedoele.
Geboren in 1753 te Eemnes. Gereformeerd, deed belijdenis op 29-10-1777 te Beverwijk. Hij is overleden te Beverwijk op 06-07-1822. Zijn kerkelijk huwelijk met Maria Magteld Willems Kuipers werd op 12-09-1784 te Beverwijk gesloten. Zij was weduwe van Frans Smit en rooms-katholiek. Het echtpaar liet vijf kinderen rooms-katholiek
dopen te Beverwijk. In 1788 wordt hij als hospes (herbergier, waard) van ‘t Fortuijn genoemd. In 1806 wordt hij
als tapper en eigenaar van een overdekte kolfbaan op de Achterweg vermeld.
Beekman, Jan:
Geboren te Beverwijk op 07-03-1750, werd rooms-katholiek gedoopt op 19-03-1750. Zijn akte van overlijden
konden wij in Beverwijk niet vinden. Zijn beroep was koopman/smid. Hij huwde te Alkmaar op 12-01-1775 met
Margaretha Duin. Zij overleed te Beverwijk op 27-08-1800. Het echtpaar liet één kind dopen in Beverwijk. Jan
woonde aan de Breestraat en had op de Achterweg een stal. In 1787 komt hij voor op de ledenlijst van de (gematigde) burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland”. Ook werd hij in dat jaar benoemd in de commissie die de
burgerbelangen behartigde en op 25-01-1795 werd Jan aangewezen als kiesman. Hij solliciteerde naar het lidmaatschap van de Municipaliteit in 1811; zijn persoonlijk vermogen bedroeg toen 500 gulden.
Beekman, Pieter:
Broer van bovenvermelde Jan. Pieter werd rooms-katholiek gedoopt te Beverwijk op 28-05-1751. Hij is overleden
op 10-01-1819 te Beverwijk. Zijn beroep was waagmeester. Pieter huwde voor de eerste keer met Johanna Volders
te Beverwijk op 31-03-1785. Zij kwam uit Amsterdam en werd op 08-06-1786 begraven te Beverwijk. Pieter
huwde voor de tweede keer te Heemstede op 16-11-1788 met Johanna Schrama. Zijn tweede vrouw werd begraven op 03-04-1813 te Beverwijk. Van dit huwelijk werd één kind gedoopt. Pieter wordt in 1787 vermeld op de
ledenlijst van de (gematigde) burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland”.
Blarkom, Jan van:
Geboren te Breukelen op 25-01-1770, was rooms-katholiek. Hij huwde te Beverwijk voor schout en sche-penen op
02-02-1796 met Cornelia van Lidt. Het echtpaar woonde aan de Breestraat en had drie kinderen. Jan had rechten
gestudeerd in Leiden en was aanvankelijk aangesteld als geneesheer in Beverwijk. Op 25-01-1795 werd hij benoemd als secretaris van Beverwijk en vervulde deze functie tot 19-04-1795. In 1803 wordt hij vermeld als schout
en baljuw en hoofdofficier. Jan was tevens schout en secretaris van het naburige Wijk aan Duin in de periode van
1797 t/m 14-03-1798. In 1807 wordt hij ook nog vermeld in deze functie.
Op 25-01-1795 werd Jan
benoemd als lid van de Municipaliteit en bleef dat t/m 17-04-1796. In 1811 solliciteerde hij weer naar het lidmaatschap van de Municipaliteit; zijn vermogen bedroeg toen 2500 gulden. Hij werd op 28-02-1811 gekozen
tot lid van de Municipaliteit, maar was op 20-11-1813 niet meer in functie. Tijdens de viering van de feesten ter
ere van de Vrede op 2-6-1802, stelde hij zijn woning onder Wijk aan Duin als bijdrage aan de algemene vreugde
beschikbaar voor het afsteken van vuurwerk. Hij kreeg in 1806 het patent om te jagen. In 1838 werd hij de eerste
procureur-generaal bij het Provinciaal Gerechtshof in Noord-Brabant. Jan overleed in 1845.
Braams, Jan:
Volgens het lidmatenregister van de gereformeerde kerk van Beverwijk kwam Jan Braams op 26-5-1783 uit Amsterdam en vertrok later naar Westzaan. Volgens hetzelfde register kwam hij in 1787 vanuit Heemstede, samen met
zijn vrouw Geertrui Barree, weer terug in Beverwijk. In de nacht van 3 op 4 maart 1791 werd er in zijn huis ingebroken. Er werd een geldbedrag en linnengoed gestolen. Een beloning werd uitgeloofd, maar of de dader gepakt
is, vermelden de notulen niet. Jan diende in 1792 samen met andere burgers een verzoek in om een stille wacht. In
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
89
1799 kreeg Jan van de Municipaliteit de opdracht om de registratie te verzorgen van de ingestelde burgerwacht. In
de periode van 1796 -1803 wordt Jan genoemd als lid van de Municipaliteit. Na deze periode wordt hij niet meer
als zodanig vermeld. Volgens het lidmatenregister van de gereformeerde kerk van Beverwijk vertrok hij samen met
zijn vrouw in november 1806 uit Beverwijk. De plaats, waarheen het echtpaar vertrok, stond niet vermeld.
8. Chambre, Jan (Jean) de la:
Gereformeerd, gedoopt te Beverwijk op 25-12-1741 met als doopnaam Jan. Liet zich op latere leeftijd Jean noemen.
Overleden op 11-04-1814 te Beverwijk. Jan deed op 01-06-1763 belijdenis. Gehuwd in de Grote Kerk te Beverwijk op 03-05-1767 met Femmetje Salm. Zij was geboren te Beverwijk op 08-05-1738 en werd op 17-08-1802 te
Beverwijk begraven. Het gezin kreeg acht kinderen. Jean werd in 1787 vermeld op de ledenlijst van de (gematigde)
burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland”. In 1785 werd Jean benoemd als kapitein en in 1800 als luitenant
van de schutterij. In 1788 legde hij de verplichte eed van trouw op stadhouder Prins Willem V af. Op 21-05-1777
werd hij benoemd als lid van de Vroedschap. Na 1786 werd hij vermeld als burgemeester. Na de omwenteling op
25-01-1795 was hij t/m 19-04-1795 lid van de Municipaliteit en van 17-04-1796 t/m 14-03-1798 lid van het
stedelijk bestuur. Jean was tevens regent van het weeshuis. Zijn beroep was huisschilder/glazenier. Jean was ook
kunstschilder; er zijn enkele aquarellen van hem bewaard. De keizersportretten, welke in het Museum Kennemerland hangen, zijn ook van zijn hand. Ook bezit het museum een handgeschreven document van hem.
• Opgemerkt dient wel te worden, dat in de rooms-katholieke doopboeken ook een Jan de la Chambre wordt
vermeld. Deze Jan was gehuwd met Margaretha Zoutman. Dit echtpaar liet verschillende kinderen dopen. Over
deze Jan vermeldden de notulen van de Vroedschap op 23-01-1788 het volgende: “De gearresteerde Karel de Wolf,
geboren te Amsterdam, oud 65 jaar, heeft enige brutaliteiten gepleegd aan het huis van Jan de la Chambre. Volgens hem was Jan de la Chambre en zijn vrouw Margaretha Zoutman aan hem geld schuldig, nl. 11 guldens en 17
stuivers. Jan en zijn vrouw ontkenden het geld schuldig te wezen. De arrestant kwam er met een waarschuwing van
af. Deze laatste Jan de la Chambre is volgens ons een andere Jan de la Chambre en niet degene die vermeld wordt
in het dagboek.
9. Coevenhoven, Adriaan van:
Gedoopt te Beverwijk 03-08-1738, gereformeerd. Hij deed belijdenis op 31-05-1758. Werd op 19-07-1801 begraven
te Beverwijk. Er is van hem geen huwelijk te Beverwijk gevonden. Tussen 25-08-1772 en
18-07-1801 werd
hij vermeld als lid van de Vroedschap en van 25-01-1795 t/m 19-04-1795 lid van de Municipaliteit. In 1788 legde
hij de verplichte de eed van trouw op stadhouder Prins Willem V af.
10. Davids, Abraham:
Israeliet.
Koopman afkomstig uit Amsterdam, gehuwd met Judith Baroch. Woonde aan de Peperstraat. Zij overleed op
14-11-1797 en is begraven te Haarlem. Hij overleed te Beverwijk op 03-01-1799 en werd eveneens in Haarlem
begraven.
11. Engelberts, Jan:
Huwde
in de Grote Kerk te Beverwijk met Gerarda Elizabeth Morré op 09-06-1783; beiden waren woonachtig in Amsterdam. Omstreeks 1805 was de buitenplaats Zeewijk eigendom van de weduwe van Jan Engelberts.
12. Flentrop, Dirk:
Geboren te Wijk aan Duin en gereformeerd gedoopt te Beverwijk op 15-09-1765. Overleden te Beverwijk op 10-061803. Zijn beroep was chirurgijn. Gehuwd te Beverwijk (kerkelijk) met Magtilda Stroom op
31-08-1794;
zij was geboren te Amsterdam. Het gezin liet vijf kinderen dopen te Beverwijk. Zes maanden na zijn overlijden
werd er nog een zoon geboren en gedoopt. In 1795 werd Dirk benoemd tot luitenant van de schutterij. Het gezin
woonde aan de Breestraat.
13. Hamelsveld, Wilhelmus Jacobus van:
Was
kwartiermeester. Pleegde zelfmoord in het huis van Ogelwight, zie ook nummer 32. In het begraafregister wordt
op 29-10-1799 vermeld, dat hij vanuit het huis van Ogelwigt werd begraven.
14. Heuvelkamp, Dirk:
Geboren circa 1759. Overleden te Beverwijk op 05-02-1827. Hij huwde voor de schout en schepenen van Beverwijk
op 30-11-1794 met Anna Maria van Lieshout. Het echtpaar liet vijf kinderen dopen in de rooms-katholieke kerk.
Dirk was niet rooms-katholiek, maar luthers. Het echtpaar woonde aan de Achterweg.
15. Hogendorp, Gijsbert Karel van:
Geboren te Rotterdam op 27-10-1762, overleden te ‘s-Gravenhage op 05-08-1834. Pensionaris te Rotterdam. Kerkelijk huwelijk te Beverwijk op 03-05-1789 met Hester Clifford, geboren te Amsterdam. Zijn belastbaar inkomen
in 1816 was 2243 gulden. Werd samen met zijn broer Dirk in 1773 door bemiddeling van prinses Wilhelmina op
de kadettenschool te Berlijn geplaatst. In 1781 kwam hij terug in Nederland als officier bij de Hollandse gardes. In
1783 bezocht hij de pas onafhankelijk geworden Verenigde Staten, waar hij met George Washington en Jefferson
kennismaakte. Bestudeerde de constitutie van de jonge republiek.Ging na zijn terugkeer in Nederland rechten studeren in Leiden en promoveeerde in 1786. Hogendorp werd in 1787 tot pensionaris van Rotterdam benoemd. Na
zijn ontslag in 1795, als gevolg van de Franse inval, was hij zonder succes werkzaam als koopman en als financier
van een mislukte kolonisatiepoging in Zuid-Afrika. Van 1802 tot 1809 leefde hij teruggetrokken op zijn buiten
Adrichem bij Beverwijk, daarna in Den Haag. Na Napoleons nederlaag in de slag bij Leipzig in 1813 nam hij
samen met Van der Duyn van Maasdam en Van Limburg Stirum het initiatief tot een nationale bevrijdingsactie.
Werd na het instellen van de constitutionele monarchie onder het Huis van Oranje vice-president van de Raad van
Werd 23,
als 1999
dank door Koning Willem I in de adelstand
verheven. Tussen Koning Willem I en van Hogendorp
HGMK State.
Ledenbulletin
90
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
bestond echter een onverenigbaarheid van inzicht en karakter, die de samenwerking bemoeilijkte. Toen bovendien
bleek dat de koning niet geneigd was hem als almachtig ‘eerste-minister’ naast zich te dulden, nam hij in 1816
teleurgesteld ontslag. Als minister van Staat bleef hij echter actief in de politiek en vond hij van 1817 tot 1825
in de Tweede Kamer het forum waar hij (vrijwel als eenling) zijn kritiek naar voren bracht op de economische en
financiële aspecten van het regeringsbeleid. Uit ergernis ontnam de koning hem daarom in 1819 titel en rang van
minister van Staat, al behield Hogendorp wel zijn pensioen. Ten tijde van de Belgische Revolutie in 1830 meende
hij, dat ook het noorden rijp was voor hervormingen en pleitte voor een verantwoordelijk bestuur en grotere openheid op financieel gebied. Zo ontwikkelde de oorspronkelijk zeer conservatieve staatsman zich op latere leeftijd tot
een van de wegbereiders van het liberalisme.
Hooft, Gerrit:
Mr.
Gerrit Hooft geboren te Amsterdam in 1745 en overleden in 1815. Huwde in 1785 met Catharina Françina Bruyningh (1763-1819). Het echtpaar kreeg twee kinderen. Gerrit Hooft was eigenaar van de hofstede Akerendam tot
begin 1800. In haar boek Akerendam vertelt Ellen Broersen dat hij in 1796 ernstig ziek lag in deze hofstede. Ook
vermeldt zij, dat hij een brede interesse had in literatuur, beeldende kunst, wetenschap en muziek.
Huber (Stuber), Jacob (Johan):
Zijn
naam (voornaam en familienaam) werd verschillend geschreven in de doop- en trouwboeken van Beverwijk. Jacob
was geboren te Wezel in 1751 en werd begraven te Beverwijk op 22-04-1813. Zijn beroep was zadelmaker en behanger. Hij huwde te Beverwijk voor schout en schepenen op 07-03-1781 met Anna Nink, jonge dochter, afkomstig uit Vilbras aan der Laan, waarschijlijk gelegen in Duitsland. Het gezin liet drie kinderen dopen in de Lutherse
kerk. In 1787 kwam hij voor op de ledenlijst van de burgersociëteit:”Eendracht en Vrijheid”. Het gezin woonde
aan de westzijde van de Breestraat.
Hulst, Barend:
Geboren circa 1744, overleed ongehuwd te Beverwijk op 11-09-1809. Zijn beroep was schoenmaker.
Husing (Husung), Johannes:
Geboren in Sas van Gent op 05-08-1755. Overleden te Beverwijk op 11-10-1816. Volgens het gereformeerde lidmatenregister afkomstig uit Leiden op 26-05-1782. Was voor de eerste maal gehuwd met Cecilia Frederica van
Dinter. Zij werd op 18-04-1804 begraven te Beverwijk. Het echtpaar had één kind. Zijn tweede huwelijk met
Augustina van Graave werd gesloten voor schout en schepenen te Beverwijk op 24-06-1804, twee maanden na
het overlijden van zijn eerste vrouw. Augustina was geboren te Lemmer en overleed te Beverwijk op 09-12-1812.
Zijn beroep was doktor in de medicijnen en apotheker. Het echtpaar woonde aan de Peperstraat. Als eerste in
Nederland stichtte hij samen met Hendrik Verveer in 1782 een tehuis waar patiënten, die leden aan zenuwziekten,
opgenomen konden worden. Beverwijk had hun voorkeur als vestigingsplaats, omdat de luchtgesteldheid hier zeer
geschikt was. Komt in 1787 voor op de ledenlijst van de (gematigde) burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland”.
Na april 1796 wordt hij genoemd als lid van het stedelijk bestuur. Na 1 april 1803 wordt hij niet meer in die
hoedanigheid vermeld. In 1795 werd hij benoemd als commandant van de burgerwacht, maar legde deze functie
in 1796 neer.
Jagt, Gerrit van der:
Waarschijnlijk afkomstig uit Maassluis. Beroep: notaris (notaris publiq). Patriot, in 1787 vermeld op de ledenlijst van de
vurige patriotten-burgersociëteit:”Eendracht en Vrijheid”. Was een van de mede-oprichters en secretaris van deze
sociëteit, die oefende in de wapenhandel (=het beoefenen van de gevechtskunst). Het is niet helemaal zeker, maar
hoogstwaarschijnlijk is een kleine afdeling van “Eendracht en Vrijheid” naar Elburg geweest. In 1787 wilde Prins
Willem met behulp van de Gelderse Staten een eind maken aan het patriottische bewind in deze plaats .Toegesnelde groepjes patriotten van elders kwamen echter te laat om het tij te keren. Van der Jagt werd in 1789 gemolesteerd door de in Beverwijk gelegerde dragonders. Hield op 25-01-1795, tijdens een bijeenkomst in de Grote Kerk,
een vlammend betoog ten gunste van de nieuwe tijden en eiste verkiezingen. Omstreeks 1801 is hij naar Zaandam
vertrokken. In de notulen van de Vroedschap wordt Gerrit in 1786 regelmatig vermeld wegens zijn protesten
inzake de rechten van de vrijcorpsen.
Karshoff, Jan:
Geboren te Amsterdam op 17-11-1768 en overleden te Beverwijk op 06-12-1827. Hij huwde in de Grote Kerk te
Beverwijk op 21-07-1794 met Anna de la Chambre. Zij was geboren te Beverwijk op 26-07-1767. Het gezin had
vijf kinderen. Jan’s beroep was notaris; hij was regent van het weeshuis van 1800 tot 1801. In de periode van 0108-1811 t/m 06-12-1827 was hij secretaris van Beverwijk; ook was hij secretaris van Wijk aan Duin en wel van 1403-1798 t/m eind 1810. Van 1817 t/m 06-12-1827 was hij secretaris en tevens burgemeester van Wijk aan Zee en
Duin. De plaatsen Wijk aan Duin en Wijk aan Zee waren tot 1810 zelfstandig. Op 1 januari 1811 werden onder
Frans bewind die plaatsen samengevoegd bij Beverwijk. Deze gedwongen fusie werd begin 1817 weer ongedaan
gemaakt en werden de plaatsen Wijk aan Zee en Wijk aan Duin samengevoegd als Wijk aan Zee en Duin. Jan
woonde met zijn gezin aan de Breestraat.
Kinsbergen, Jan Hendrik van:
Geboren te Doesburg op 01-05-1735 en overleden te Apeldoorn op 22-05-1819. Ridder van de Russische militaire
orde van Sint George, schout bij nacht van Holland en West-Friesland, adjudant-generaal van Stadhouder Prins
Willem V (1786) als admiraal-generaal van de Unie. Huwde in de Grote Kerk te Beverwijk met Hester Hooft op
23-07-1786. Zij was weduwe van George Clifford. Door zijn huwelijk met Hester ontstond er een relatie met Gijs-
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
91
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
bert Karel van Hogendorp. Deze was namelijk gehuwd met een dochter uit het eerste huwelijk van Hester Hooft.
Hierdoor kwam de hofstede Adrichem in het bezit van Jan Hendrik van Kinsbergen.
Knegjes, Jacob:
Geboren te Beverwijk op 21-08-1755. Gereformeerd. Overleden te Beverwijk op 23-01-1823. Zijn beroep was
broodbakker. Eerste huwelijk in de Grote Kerk te Beverwijk met Hendrina Schermer op 21-09-1777; Hendrina
kwam uit Haarlem. Zij overleed te Beverwijk op 04-04-1783. Dit echtpaar liet één kind dopen. Hij huwde voor de
tweede keer te Beverwijk (kerkelijk huwelijk) met Geertruij van Eeden op 21-03-1784. Zij was eveneens afkomstig
uit Haarlem. Geertruij overleed te Beverwijk op 16-04-1817. Dit echtpaar had vijf kinderen en woonde aan de
Breestraat. Jacob was schepen van 02-11-1784 t/m 04-11-1794 en lid van het gemeentebestuur van 19-04-1795
t/m 17-04-1796. Zijn persoonlijk vermogen bedroeg in 1811 volgens zijn eigen opgave 500 gulden. Zijn belastbaar inkomen in 1816 was 79 gulden.
Kool, Agge Roskam:
Geboren te Amsterdam op 16-10-1714, overleden te Beverwijk op 23-03-1789. Doopsgezind. Azijnfabrikant. Gehuwd te Beverwijk voor schout en schepen op 04-11-1736 met Trijntje Jansdr. Honig. Zij was geboren te Zaandijk
op 04-08-1717 en overleed op 19-05-1781 te Beverwijk. Het gezin woonde aan de Meer. Agge was brandweercommandant van 1766-1776. Komt in 1787 voor op de ledenlijst van de burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland”
Kool, Jacob Aggesz.:
Zoon
van bovengenoemde Agge Roskam, geboren te Beverwijk op 22-12-1745 en overleden te Beverwijk op 19-031820. Doopsgezind. Azijnmaker. Gehuwd te Krommenie op 19-11-1769 met Engeltje de Jong. Zij was geboren te
Krommenie op 31-03-1746 en overleed te Beverwijk op 20-01-1803. Het echtpaar had zes kinderen en woonde
aan de Meer. Hij was brandweercommandant in 1793 en in 1787 benoemd in de commissie die de burgerbelangen behartigde. In 1787 vermeld op de ledenlijst van de (gematigde) burgersociëteit “Voor Vrij-heid en Vaderland”. Zijn dochter Neeltje huwde met Pier Zeper, een felle patriot uit Leeuwarden, die in de volksvertegenwoordiging zat na 1795. Zelf was Jacob lid van de Municipaliteit van 19-04-1795 t/m
14-03-1798. Solliciteerde
in 1811 naar een functie in de Municipaliteit; zijn persoonlijk vermogen bedroeg toen 4000 gulden. Lid van het
gemeentebestuur van 01-04-1803 t/m 1811. Per 28-02-1811 t/m 01-08-1811 provisioneel maire. Op 20-11-1813
geïnstalleerd als Assessor. Verscheidene malen aangesteld als buurtmeester.
Kool, Pieter:
Zoon
van bovengenoemde Jacob. Geboren te Wormerveer op 22-11-1772. Overleden te Beverwijk op
21-071822. Doopsgezind. Azijnfabrikant. Gehuwd te Beverwijk voor schout en schepenen op 19-11-1794 met Elisabeth
Schuckink. Zij was geboren te Amsterdam op 23-06-1774 en overleed te Beverwijk op
12-10-1831. Het
echtpaar had vijf kinderen; woonde aan de Meer. Pieter solliciteerde in 1811 naar een functie in de Municipaliteit;
zijn persoonlijk vermogen was toen 1500 gulden groot. Per 11-09-1811 adjunct-maire en per 19-12-1811 lid der
municipaliteit. In 1788 cipier en dienaar van justitie, in 1795 lid van de Krijgsraad in de rang van 2e luitenant en
in 1797 bevorderd tot kapitein van de schutterij.
Langeveld, Martinus:
Gedoopt te Beverwijk op 13-04-1721. Gereformeerd. Hij werd begraven te Beverwijk op 16-06-1795. Huwde te
Haarlem op 16-09-1749 met Maria Meland. Zij werd begraven te Beverwijk op 19-03-1795. Het gezin liet tien
kinderen dopen in Beverwijk. Was lid van de Vroedschap en burgemeester van Beverwijk van 24-08-1756 t/m 2105-1777. In 1747 vaandrig van het blauwe schuttertsvendel. Werd op 28-05-1785 bedreigd door een ingekwartierde dragonder, nadat Martinus hem beschuldigd had van het ingooien van ruiten. Werd regelmatig uitgescholden
voor “Kees”(scheldnaam voor patriotten) en vele malen bedreigd en geslagen tijdens inkwartiering, na het herstellen van de macht van de Stadhouder Willem V. In 1798 weer gemolesteerd door een ingekwartierde militair.
Langeveld, Martinus junior:
Zoon
van bovengenoemde. Gedoopt te Beverwijk op 14-04-1765. Gereformeerd. Gehuwd te Amsterdam op 24-041786 met Anna Maria Lijnslager. Het gezin liet in Beverwijk vijf kinderen dopen. In 1787 vermeld op de ledenlijst
van de (gematigde) burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland”. In 1795 werd hij benoemd als kapitein van de
schutterij. Volgens het lidmatenregister van de gereformeerde kerk van Beverwijk vertrok het gezin op 27-02-1798
naar Den Burg, Texel.
Lidt, Lourens van:
Afkomstig uit Leiden. Begraven te Beverwijk op 31-10-1796. In 1789 vermeld als eigenaar van huize Graafwijk,
een verbeterhuis. Hierin werden geestelijk gestoorde mensen opgenomen uit een andere plaats. Zijn eerste huwelijk was met Christina Berendonk. Zijn tweede huwelijk werd in Beverwijk gesloten op
20-01-1771
met Cornelia Berkhout. Na dit huwelijk vestigde Lourens zich in Beverwijk. Cornelia werd begraven te Beverwijk
op 18-11-1773. Zijn derde huwelijk was met Johanna Margaretha Höman. Zij was rooms-katholiek, gedoopt in
Nieuwer Amstel op 30-03-1755. Dit huwelijk is niet opgetekend in de boeken van Beverwijk. Na het overlijden
van Lourens, huwde zij voor de tweede maal en wel met Pieter Stelt. Zij overleed te Beverwijk op 06-08-1818.
Lourens werd in 1787 vermeld op de ledenlijst van de (gematigde) burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland”.
Noordman, Herman:
Geboren te IJsselstein op 22-02-1752 en overleden te Beverwijk op 22-03-1823. Hij kwam met attestatie uit Nijmegen op 22-10-1782 te Beverwijk. Hij huwde in de Grote Kerk van Beverwijk op 02-08-1784 met Geertje Meer-
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
92
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
huizen. Zij was weduwe van Marcus van der Waarden. Geertje is geboren circa 1746 en overleden te Beverwijk
op 26-02-1816. Het echtpaar had geen kinderen. Beiden waren gereformeerd. Zijn beroep was azijnfabrikant/
winkelier. Voordat hij zich in Beverwijk vestigde, was hij woonachtig geweest in Enkhuizen en Hoorn. In 1787
wordt hij vermeld op de ledenlijst van de (gematigde) burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland”. Solliciteerde
in 1811 naar een functie in de Municipaliteit, zijn persoonlijk vermogen was toen 2000 gulden groot. Herman was
schepen en lid van de gemeenteraad geweest. Op 25-01-1795 werd hij benoemd als lid van de Municipaliteit en
op 19-04-1795 opnieuw benoemd. Op 17-04-1796 volgde de benoeming als lid van het effectief stedelijk bestuur;
deze functie bekleedde hij tot 14-03-1798. Op 01-04-1803 werd hij als lid van het gemeentebestuur benoemd
en op 28-02-1811 werd hij gekozen als lid van de Municipaliteit, in de hoedanigheid van vice-president van de
raad. Herman woonde aan de Breestraat. Volgens het lidmatenregister van de gereformeerde gemeente is het gezin
vertrokken naar Den Haag. In deze plaats is Herman overleden.
Noort, Bartel van der:
Gereformeerd gedoopt te Beverwijk op 20-03-1735, begraven te Beverwijk op 26-03-1811. Gereformeerd. Hij
huwde in de gereformeerde kerk te Beverwijk op 26-04-1767 met Susanna Schaap. Zij is gereformeerd gedoopt te
Beverwijk op 11-06-1741, begraven te Beverwijk op 30-10-1776. Het gezin liet zes kinderen dopen. Bartel werd
op 01-12-1774 benoemd tot schepen van Beverwijk en in 1790 vermeld als rentmeester. Op 25-01-1795 werd hij
benoemd als lid van de Municipaliteit; deze functie eindigde op 19-04-1795.
Op 15-04-1798 werd hij herbenoemd als verpondingsgaarder. Hij woonde aan de Breestraat. Vertrok op
09-03-1808 naar Den Haag, maar
keerde later weer terug naar Beverwijk.
Ogelwight, Marcus Hendrik:
Geboren te Amsterdam op 17-10-1766 en overleden te Velsen op 28-11-1836. Gehuwd met Catharina de Flo. Zij
is vóór 1836 overleden. Het echtpaar had zeker twee zoons. Ogelwight was in 1806 azijnfabrikant, maar in 1814
was hij notaris. Op 07-09-1795 benoemd als adjunct-secretaris van Beverwijk en later dat jaar benoemd als lid van
de Municipaliteit. Werd op 14-03-1798 tot secretaris benoemd. Hij woonde aan de Breestraat; het huis droeg de
naam “de Stenen Brug”. In de periode van 1810-1813 was Ogelwight maire en schout van Velsen.
Peeters, J.B.:
Komt alleen voor op de ledenlijst van aangeslagenen ten behoeve van de gasthuisarmen in 1798. Hier werd hij voor
6 gulden aangeslagen. Verder geen gegevens kunnen vinden.
Rentink, Steven:
Huwde
te Heemstede op 24-07-1772 met de weduwe Elisabeth Hafkenscheid. Elisabeth woonde in Heemstede. Volgens
het lidmatenregister van de gereformeerde gemeente werd Steven in 1773 ingeschreven, komende uit Heemstede.
Elisabeth werd begraven te Beverwijk op 11-07-1780. Hij huwde voor de tweede keer (kerkelijk huwelijk) te Beverwijk op 24-06-1781 met Maria Bommeseij. Zij was woonachtig te Haarlem. Maria werd begraven te Beverwijk
op 25-11-1796. Steven werd op 30-09-1788 als schepen benoemd en bleef in functie tot de machtswisseling. Op
25-01-1795 werd hij benoemd als lid van de Municipaliteit en werd herbenoemd op 19-04-1795. Werd op 17-041796 lid van het stedelijk bestuur en op 01-04-1803 werd hij benoemd als lid van het gemeentebestuur. Zijn rang
bij de schutterij was luitenant. Rentink werd op
26-07-1805 te Beverwijk begraven.
Rhijn, Gerrit van:
Volgens het lidmatenregister van de gereformeerde gemeente van Beverwijk kwam Gerrit op 16-03-1778 uit Nisse
(Zeeland) naar Beverwijk. Hij werd begraven te Beverwijk op 25-11-1796. Was gehuwd met Anna Maria Kiekenpost. Hun geloof was gereformeerd. Het echtpaar liet twee kinderen dopen te Beverwijk. Gerrit was schout en
secretaris van Beverwijk in de periode van 1777 t/m 04-02-1784 en van 1786 t/m 1795 en tevens schout en secretaris van Wijk aan Duin van 1777 t/m 1796. Na de omwenteling bleef Gerrit belast met het bewind der veilingen,
het actenschrijven, rol houden en collecteren der middelen. Na het herstel van Prins Willem V in zijn waardigheid als stadhouder in 1787, werd hij benoemd als kolonel van de vernieuwde schutterij. Maar ook werd hij door
onbekende daders gemolesteerd, werden bij hem verschillende malen de ruiten ingegooid en werd hij zelfs één keer
door een ingekwartierde militair met een mes gestoken.
Rijnierse, Anthonie:
Gehuwd met Jacomina Verbrugge te Beverwijk op 03-06-1785. Zij was weduwe van Jacob Beekman. Anthonie
was woonachtig te Amsterdam. Na zijn huwelijk vestigde hij zich in Beverwijk. Hier werd hij begraven op 22-011808. Het echtpaar liet twee kinderen rooms-katholiek dopen in Beverwijk. Zijn beroep was winkelier in koffie,
thee, chocolade, kruiden en inlandse waren. In 1787 werd hij vermeld op de ledenlijst van de (gematigde) burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland”. Werd ook in dat jaar benoemd als buurtmeester. Anthonie werd op 25-011795 gekozen als lid van de Municipaliteit; bleef dat tot 19-04-1795. Werd op 14-03-1798 opnieuw benoemd als
lid van de Municipaliteit en bleef in functie tot 01-04-1803. Het gezin woonde aan de Breestraat.
Scheerman, Hendrik:
Geboren circa 1760 en overleden te Heemskerk op 14-10-1803. Huwde voor de schout en schepenen van Beverwijk
op 31-10-1784 met Stijntje Makke.Zij was rooms-katholiek gedoopt op 06-01-1761 te Beverwijk en overleden te
Heemskerk op 16-03-1818. Het gezin had zes kinderen. Tussen 1792 en 1796 moet het gezin verhuisd zijn van
Beverwijk naar het Heemskerkerduin. Bij de aansluiting van de Duinweg op de Oudendijk huurde Hendrik van
de familie Deutz van Assendelft een stuk land in het duingebied. Tijdens de oorlog van 1799 leed Hendrik volgens
een opgave een schade van 103 gulden. Hendrik was hier namelijk een boerenbedrijf begonnen.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
93
38. Schermer, Broer:
Geboren circa 1751. Was van 1776 tot aan zijn dood schoolmeester van Beverwijk. Dit hield tevens in, dat hij
voorlezer en voorzanger was in de Grote Kerk. Uit zijn huwelijk met Geertje Winkel waren in 1799 nog zeven kinderen in leven, Cornelis, Kaatje, Jannetje, Bregje, Jacob, Floris en Marijtje. Zijn vrouw Geertje overleed omstreeks
de jaarwisseling van 1798 naar 1799; zij werd namelijk op 2 januari 1799 begraven te Beverwijk. Zelf werd Broer
Schermer op 10 december 1807 begraven. De woning van het schoolmeestersgezin bevond zich bij het schoolgebouw; dat stond direct ten noorden van de Grote Kerk.
39. Schoehuisen, Gerrit:
Geboren te Uitgeest circa 1760 en overleden te Beverwijk op 30-03-1825. Gerrit was winkelier in koffie en kruiden.
Hij huwde te Beverwijk op 16-10-1784 met Jetje de Vries. Zij werd begraven te Beverwijk op
11-02-1786.
Gerrit huwde voor de tweede maal op 09-01-1790 te Beverwijk met Johanna (Catharina) van Barneveld. Zij
woonde voor haar huwelijk in Alkmaar. Johanna werd begraven te Beverwijk op 18-12-1805. Dit echtpaar, dat
rooms-katholiek was, kreeg twee kinderen. Gerrit werd benoemd als lid van het gemeentebestuur op 20-11-1813.
40. Schouten de Waal, Jacob:
Afkomstig uit Amsterdam. Zijn geloof was rooms-katholiek. Gehuwd met Elisabeth Maria Weede. Het echtpaar lieten drie kinderen dopen in Beverwijk. Het gezin woonde op de hofstede de Schans.
41. Schuijt, Albertus Cornelis:
Geboren te Amsterdam op 18-06-1760 en overleden te Amsterdam op 21-01-1814. Gehuwd te Amsterdam op 1606-1782 met Johanna Albertina Geelvinck. Zij was geboren te Amsterdam op 06-03-1762 en overleden 08-011815 te Amsterdam. Albertus was de twintigste ambachtsheer van Bakkum en eigenaar van de hofstede Jagerslust
(de Vlotter).
42. Seggelis, Rijnier:
Gereformeerd gedoopt te Beverwijk op 21-04-1743 als Jurrij Reiniers, zoon van Jochem Segels. Vertrok in 1771
naar Krommeniedijk. Huwde hier voor de eerste maal met Johanna van der Jagt. Zijn tweede huwelijk (kerkelijk)
werd te Beverwijk op 27-01-1792 met Alida van Egmond gesloten. Na dit huwelijk ging hij weer in Beverwijk
wonen. Rijnier overleed op 19-10-1802 en werd begraven te Beverwijk op 22-10-1802.
43. Sluis, Jan:
Rooms-katholiek gedoopt te Beverwijk op 24-08-1762. Overleden te Beverwijk op 07-01-1820. Kreeg op 2705-1794 attestatie van schout en schepenen van Beverwijk om te trouwen met Maria Nieuwenhooven in Tetteroode. Het echtpaar liet in Beverwijk zes kinderen dopen. Zijn beroep was koopman / biersteker (groothandelaar in
bier). Het gezin woonde in de Meerstraat. In 1787 werd hij benoemd als vaandrig van de nieuw gevormde schutterij. In hetzelfde jaar werd hij benoemd in de commissie die burgerbelangen behartigde. In 1787 wordt hij vermeld op de ledenlijst van de (gematigde) burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland”. Op 14-03-1798 werd Jan
benoemd als president van de Municipaliteit. Op 14-04-1798 herbenoemd als bierwerker en schipper op Haarlem.
Op 01-04-1803 werd hij benoemd als lid van het gemeentebestuur. In 1811 solliciteerde hij naar een functie in de
Municipaliteit; zijn persoonlijk vermogen bedroeg toen 1000 gulden. Werd in 1811 gekozen als lid van de Municipaliteit en bleef dit tot 1813 .
44. Stelt, Pieter:
Rooms-katholiek gedoopt te Beverwijk op 10-12-1766 en overleden op 22-11-1823. Zijn beroep was azijnmaker.
Gehuwd te Beverwijk voor schout en schepenen op 24-11-1801 met Johanna Margaretha Höman. Zij was roomskatholiek, gedoopt te Nieuwer Amstel op 30-03-1755. Zij was weduwe van Lourens van Lidt. Johanna overleed te
Beverwijk op 06-08-1815. Het echtpaar had geen kinderen en woonde aan de Breestraat. Hij wordt in 1787 vermeld op de ledenlijst van de (gematigde) burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland”. Op 25-01-1795 zat Pieter
Stelt al in een raad van vijf man, die toen de uit 14 personen bestaande Municipaliteit kozen. Op 19-04-1795 was
hij lid van de Municipaliteit, als civiel-secretaris. De Municipaliteit werd op 17-04-1796 omgevormd tot “effectief stedelijk bestuur”. Op 14-03-1798 werd Pieter Stelt benoemd tot schout-civiel. Bij decreet van het Departementaal bestuur van Holland van 01-04-1803 werd hij benoemd tot lid van het gemeentebestuur. Bij besluit van
17-07-1811 werd hij benoemd tot adjunct-maire en op
11-09-1811 benoemd en op 21-09-1811 beëdigd
als maire. Vanaf 20-11-1813 is hij opgetreden als hoofd van het gemeentebestuur totdat hij geïnstalleerd was als
burgemeester. Sprak in 1811 Keizer Napoleon erg onderdanig toe, toen deze op doorreis Beverwijk aandeed. Op
02-06-1817 geïnstalleerd als kiezer van district 8. In een schrijven van 18-08-1817 van de ambachtsvrouwe van
de heerlijkheid Beverwijk, de weduwe van Harencarspel, wordt Pieter Stelt voorgedragen als schout van Beverwijk
en Wijk aan Zee en Duin. Op
18-10-1817 werd hij als schout geïnstalleerd. In de aanstellings­brief van 7-31815 van de Gouverneur werd hij als volgt omschreven: “zeer knap en accuraat, onpartijdig, zeer welwillig en men
kan volkomen op zijn getuigenissen en renseignementen staat maken, behartigt zeer goed het interest van zijne
gemeente”. Pieter kwam ongelukkig aan zijn einde. Volgens het notulenboek van de gemeenteraad te Beverwijk
waren Pieter en zijn gerechtsdienaar te Alkmaar op een verpachting geweest en reden zij met paard en wagen ‘s
avonds om 7 uur terug naar Beverwijk. Het was een donkere nacht en de lantaarn van het rijtuig was uitgegaan.
Hierdoor geraakte het rijtuig met paard en al links van de straatweg in een sloot, die nauwelijks 3 voet breed was.
“Pieter Stelt, zwaar van lichaam en belast met twee volle zakken geld (in zijn zakken), geraakte, ook al omdat het
rijtuig op hem gevallen was, zoo vast in de modder dat hij dadelijk is gestikt”. In het notulenboek heet dat “het
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
94
45.
46.
47.
48.
49.
50.
51.
52.
53.
water zijn hart heeft overstelpt”. Hij werd naar de herberg de Rode Leeuw, gelegen even buiten Alkmaar, gebracht,
maar het mocht niet meer baten.
Stumphius, Christiaan:
Geboren te Amsterdam op 12-02-1764 en overleden te Beverwijk op 22-02-1824. Gereformeerd. Gehuwd voor
de eerste keer te Beverwijk op 06-05-1792 met Johanna Langeveld. Zij was gedoopt te Beverwijk op 15-11-1767
(dochter van nummer 27) en overleed te Beverwijk op 05-04-1806. Het echtpaar kreeg zeven kinderen. Hij huwde
voor de tweede maal en wel te Haarlem op 08-10-1808 met Margaretha Pluim. Zijn beroep was metselaar/architect/makelaar en vrederechter. Op 25-01-1795 werd Christiaan benoemd als lid van de Municipaliteit en op 0104-1803 als lid van het gemeentebestuur. Op 28-02-1811 weer benoemd als lid van de Municipaliteit en in functie
tot 1813.
Stumphius, Francois:
Broer
van bovengenoemde Christiaan. Geboren te Amsterdam en begraven te Beverwijk op 08-01-1796. Huwde in de
Grote Kerk van Beverwijk op 22-03-1772 met Catharina Och. Zij was weduwe van Cornelis Robbers. Catharina
werd begraven te Beverwijk op 17-09-1788. Het echtpaar had geen kinderen. Hij was burgemeester van 1790 t/m
de machtswisseling in 1795. Op 25-01-1795 werd hij benoemd als lid van de Municipaliteit en werd herbenoemd
op 19-04-1795. Francois bleef lid van de Municipaliteit tot 17-04-1796. Zijn beroep: koopman in kalksteen.
Sypesteijn, Mr. Cornelis Ascanius van:
Hoofdofficier, woonde in Haarlem. Hij huwde op 06-07-1783 in de gereformeerde kerk van Bennebroek met Cornelia
van Diepenburgh. Zij was woonachtig in Amsterdam. Op 08-08-1788 dienden 39 Oranjegezinde Beverwijkers
een verzoek in bij de Staten van Holland en West-Friesland om hem uit zijn ambt te zetten. Volgens hen was hij
anti-Oranje en was de oude gezagssituatie niet voldoende hersteld. Voormalige patriotten liepen in de straten van
Beverwijk nog met witte oproerleuzen op hun hoed te pronken. Onder hun kleding droegen zij geladen wapens,
terwijl de baljuw niet ingreep. Voormalige revolutionairen, die opgepakt waren, werden door toedoen van de
baljuw weer vrijgelaten. De Oranjegezinden verweten hem partijdigheid en helaas voor hen, werd het verzoek
afgewezen.
Temminck, Matthias:
Geboren te Amersfoort op 26-02-1734, overleden te Leiden op 24-12-1814. Huwde op 30-08-1762 met Clasina
Nijman. Hij vestigde zich als advocaat te Amsterdam in 1757 en woonde er op de Kloveniersburgwal bij het Oude
Mannenhuis. Hij kocht op 28-11-1792 voor ƒ 37.000 de hofstede Scheybeek, die hij in 1800 weer verkocht. Was
regent in het stadsbestuur van Amsterdam van 1785-1787. Werd op 27-11-1787 door Prins Willem V geremoveerd wegens patriottische sympathieën. Bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie, commissaris van de
8e penning in 1760; regent van het Sint Pietersgasthuis in 1768; kassier in de Ontvangkamer der Oost-Indische
Compagnie van 1775-1785.
Veen, Jan Pieter, van der:
Geboren circa 1731, begraven te Beverwijk op 22-05-1817. Gehuwd met Maria Maartens. Dit echtpaar liet verscheidene kinderen rooms-katholiek dopen in Beverwijk.
Veer, Pieter de:
Geboren in 1744, overleden in 1814. Begraven in een grafkelder in de Grote Kerk van Beverwijk. Gehuwd in
1781 met de weduwe Wilhelmina van der Keere. Zij had enkele maanden voor haar huwelijk met Pieter huize
Westerhout gekocht. Pieter was kapitein-ter-zee in dienst van de admiraliteit van Amsterdam en was de zoon van
de Amsterdamse juwelier Abraham de Veer en Geertruy Reesen. Het echtpaar liet 3 kinderen dopen in de gereformeerde kerk van Beverwijk.
Velde, Pieter van de:
Moet
omstreeks 1748 geboren zijn te Beverwijk, maar wegens hiaten in het gereformeerde doopboek hebben wij hem
niet gevonden. Begraven te Beverwijk op 19-10-1807 in de ouderdom van 59 jaar. Hij huwde in de Grote Kerk
van Beverwijk op 21-05-1775 met Trijntje van Soest. Trijntje was gereformeerd gedoopt te Beverwijk op 01-101747. Het gezin liet vier kinderen dopen te Beverwijk. Pieter was burgemeester van Beverwijk van 06-11-1789 tot
en met de machtswisseling in 1795. Zijn beroep was loodgieter. Van 25-01-1795 tot en met 13-04-1795 en van
14-03-1798 tot 30-03-1803 was hij lid van de Municipaliteit van Beverwijk.
Verheul, Frederik:
Gereformeerd gedoopt te Beverwijk op 24-02-1765. Overleden te Beverwijk op 02-09-1822. Hij huwde in de Grote
Kerk te Beverwijk op 27-06-1790 met Jacoba Carolina van Kalker. Zij was geboren te Velsen. Het gezin liet één
kind dopen in Beverwijk. Frederik wordt in 1787 op twee ledenlijsten vermeld, nl. op de ledenlijst van de (gematigde) burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland” en op de ledenlijst van de burgersociëteit “Eendracht en Vrijheid”, maar dit kan evengoed zijn grootvader zijn: deze leefde nog en was azijnfabrikant.
Vermooten, Frederik:
Volgens zijn eigen opgave geboren op 25-10-1755. Was volgens het lidmatenregister 25-05-1787 uit Oost-Zaandam
gekomen en gehuwd. Frederik was gereformeerd en zijn vrouw was luthers. Het echtpaar had geen kinderen.
In 1806 was hij koopman in wijnen, maar in 1811 postmeester; zijn persoonlijk vermogen bedroeg toen 1000
gulden. Volgens het handschrift van Jan de la Chambre Gtz.(bewaard in Museum Kennemerland), waaide in april
1799 het dak van de azijnschuur van F. Vermooten. Frederik woonde aan de Breestraat.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
95
54. Verveer, Hendrik:
Gehuwd met Alida Jacoba Schroot, begraven te Beverwijk op 08-01-1804. Het echtpaar had geen kinderen. Hendrik
overleed te Beverwijk op 31-07-1807 en werd begraven te Beverwijk op 04-08-1807. Zijn beroep was doctor in de
medicijnen. Als eerste in Nederland stichtte hij samen met Joannes Husing in 1782 een tehuis waar patiënten opgenomen konden worden, die leden aan zenuwziekten. Beverwijk had hun voorkeur omdat de “luchtgesteldheid”
hier zeer geschikt was. Werd in 1795 kort na de omwenteling, volgens een door hem geschreven brief, bedreigd en
vreesde hij voor zijn leven. De aanleiding hiertoe is helaas onbekend.
55. Vijvers, (Pheijpers/Phijvers) Andreas:
Geboren te Leuven, huwde in de Grote Kerk van Beverwijk op 04-11-1781 met Maria Plaat. Oorspronkelijk was
Andreas rooms-katholiek. Maria was weduwe en al twee maal eerder gehuwd geweest. De eerste keer met Jan van
Stein en de tweede keer met Anthony van Putten. Zij deed in 1780 en hij op 06-12-1785 belijdenis in Beverwijk.
Het echtpaar had geen kinderen. Volgens het gereformeerde lidmatenregister vertrok het echtpaar in 1801 uit
Beverwijk.
56. Vis, Willem (alias Willem Kous):
Hij
huwde in de Grote Kerk van Beverwijk als weduwnaar op 21-10-1787 met Maria van der Swint, beiden waren
woonachtig in Amsterdam. Volgens het lidmatenregister van de gereformeerde kerk van Beverwijk kwam hij pas
in 1789 uit Amsterdam. In 1806 vroeg hij patent aan als timmermansknecht. Maria vroeg patent aan als kinderschoolhoudster. Maria overleed te Beverwijk op 09-01-1823 en Willem overleed te Beverwijk op 25-11-1827. Het
echtpaar woonde aan het eind van de Breestraat.
57. Wigeri, Johannis:
Geboren circa 1750. Overleden te Beverwijk op 17-10-1818. Dominee te Beverwijk van de Grote Kerk in de periode van 1780-1818. Hij kwam van Polsbroek. Gehuwd met Catharina Reinalda. Zij is te Beverwijk overleden op
02-01-1813. Johannis betaalde in 1806 patent voor het onderwijzen van studerende jongelingen.
58. Wolf, Andries de:
Volgens eigen opgave geboren op 17-03-1754. Overleden te Beverwijk op 07-10-1818. Zijn beroep was timmerman.
Hij deed te Beverwijk aangifte van zijn eerste huwelijk op 09-09-1784 met Maria Nuberg en daar zij in Amsterdam woonde, zullen zij daar wel gehuwd zijn. Maria werd begraven te Beverwijk op 24-12-1792. Het echtpaar liet
één kind dopen in de rooms-katholieke kerk van Beverwijk. Andries huwde voor de tweede maal met Anthonia
Sprong te Spaarndam op 18-05-1794. De gereformeerde kerk van Beverwijk gaf attestatie. Anthonia werd begraven te Beverwijk op 06-01-1816. Het echtpaar woonde aan de Breestraat. In 1785 werd hij benoemd als korporaal van het blauwe schuttersvendel. Hij was van 14-03-1798 tot 31-03-1803 lid van de Municipaliteit. In 1811
solliciteerde hij naar een functie in de Municipaliteit, zijn persoonlijk vermogen was toen 600 gulden groot. Op
20-11-1813 werd hij lid van het stedelijk bestuur.
59. Wolf, Thomas de:
Volgens eigen opgave geboren op 28-05-1746. Luthers. Overleden te Beverwijk op 24-07-1816. Zijn beroep was
meelmolenaar en timmerman. Hij huwde in de Grote Kerk van Beverwijk op 25-02-1776 met Gerritje Krak. Zij
was weduwe van Arie de Vries. Het echtpaar woonde naast de molen op de Meer. Dit echtpaar liet verscheidene
kinderen dopen, zowel in de gereformeerde kerk als in de lutherse kerk. Daarvan bleven er drie in leven. Thomas
wordt in 1787 vermeld op de ledenlijst van de (gematigde) burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland”en op de
ledenlijst van de vurige patriotten-burgersociëteit “Eendracht en Vrijheid”. In dit zelfde jaar werd hij benoemd in
de commissie die burgerbelangen behartigde en volgde ook zijn benoeming tot sergeant van het groene schuttersvendel. Op 25-01-1795 benoemd als lid van de Municipaliteit, vervolgens herbenoemd op 19-04-1795 tot 17-041796. Op 15-04-1798 aangesteld als thesaurier. In 1811 solliciteerde hij naar een functie in de Municipaliteit. Zijn
persoonlijk vermogen bedroeg 500 gulden.
60. Zuijlen, Arie van:
Gehuwd te Beverwijk voor schout en schepenen op 05-07-1791 met Elisabeth Wijsbroek. Zij laten een aantal kinderen rooms-katholiek dopen in Beverwijk. Hij was herbergier van de Doelen, gelegen aan de Breestraat.
61. Zuijlen, Cornelis van:
Geboren te Noordwijk. Bij zijn huwelijk voor schout en schepenen te Beverwijk op 10-04-1767 was Cornelis nog
minderjarig. Hij huwde de weduwe Ariaantje Ariens Barrenhoorn. Zij was geboren te Wassenaar en woonde in de
Breesaap te Velsen. Ariaantje was weduwe van Cornelis van Steijn. Zij werd op 08-12-1789 te Beverwijk begraven.
Cornelis was in 1787 lid van de gematigde burgersociëteit “Voor Vrijheid en Vaderland”. Hij werd in 1792 benoemd tot keurmeester over de hooiklamp (iemand die toezicht hield op hooibergen, in verband met broeigevaar).
62. Zwanenbeek, Anthonie George:
Volgens het lidmatenboek van de gereformeerde kerk is Anthonie George ingekomen 21-02-1776 uit Alkmaar en
op 18-03-1807 vertrokken naar Haarlem. In deze plaats is hij overleden. Hij werd op 04-11-1808 te Beverwijk
begraven. Zijn beroep was broodbakker en koopman in bloemen. Huwde in de Grote Kerk van Beverwijk op 0907-1776 met Aafje Regtdoorzee. Zij was gedoopt te Beverwijk op 21-04-1743 en begraven te Beverwijk op 24-111795. Het echtpaar liet één kind dopen te Beverwijk.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
96
Verklarende begrippenlijst
Anvirons
Appropriëren tot
Arsenaal
Artillerie
Dit moet een verschrijving zijn; zie environs.
Inrichten als.
Bewaarplaats van oorlogsbehoeften.
Omvat het geschut en het personeel dat voor de bediening daarvan nodig is. Zie het artikel
“De artillerie”.
Artilleriepark: verzamelplaats van kanonnen en bijbehorend materieel of verzameling van
Artillerieperk kanonnen enz.
Artillerietrein of -tros Aantal kanonnen en/of houwitsers met alles wat ertoe behoort, zoals munitiewagens,
kruitwagens, bagagewagens en een smederij.
voorwaarts gaan (komen).
Avanceren
Baljuw/hoofdofficier/ De baljuw of hoofdofficier was in de Bataafse periode adviseur
hoofdschout /schout-
van het college van wethouders. Daarnaast was hij rechtsvorderaar
crimineel
in strafzaken. Uit deze functie ontwikkelde zich later de functie van openbaar aanklager, de
officier van justitie.
Gebouw bestemd tot huisvesting van soldaten. Dat kon in die dagen een willekeurig
Barak of kazerne
gebouw of een gedeelte daarvan zijn, dat tijdelijk voor dat doel door het gemeentebestuur
was aangewezen. Soms gebruikte men overheidsgebouwen, bijvoorbeeld scholen, maar er
werd ook wel ruimte van particulieren gehuurd, zoals leegstaande huizen en pakhuizen. Het
kwam zelfs voor dat er door de municipaliteit een speciale loods voor dat doel gebouwd
werd .
Battallie
Verbastering van het Franse woord bataille = veldslag.
Verdedigingswerk, waarachter geschut wordt geplaatst.
Batterij
BereidsReeds
Hiermee wordt God bedoeld; bestierder = bestuurder.
Bestierder van alles
Bevoorens
Te voren.
Inkwartieren. Militairen die gedurende een of meer nachten in een plaats verblijf moesten
Biljetteren
houden, ontvingen van het stads- of dorpsbestuur een inkwartieringsbiljet, op vertoon
waarvan zij ergens onderdak konden verkrijgen. Burgers die inkwartiering verleenden
hadden recht op een vergoeding.
Bill(i)etteeren
Zie biljetteren.
Waar sprake is van ruiters komen in aanmerking militairen van het 2e regiment cavalerie.
Blauwkleppen
Heel misschien waren het rijdende artilleristen. Die hadden ook blauwe borstkleppen.
Waar van “soldaten van de blauwkleppen” wordt gesproken bestaat nog de kans dat
het infanteristen waren van de 5e of de 6e halve brigade. Het blijkt dat de schrijver geen
ingewijde was in het militaire schouwtoneel. Zie ook onder roodkleppen.
Blodaart
Bloodaard, lafaard.
BuitenliedenPlattelanders.
CaissonMunitiewagen.
Zie kantonnement.
Cantonnement
Cantonneren
Zie kantonneren.
Cascon (casson)
Verbastering van caisson, zie aldaar.
Ruiterij; zie het artikel “De cavalerie”.
Cavalerie
Chaloep
Afgeleid van het Franse chaloupe: sloep, barkas.
Chirurgijn
Heelmeester, dokter.
Het in hechtenis nemen van een persoon in het kader van het burgerlijk recht (gijzelen).
Civiel arrest
ColomColonne.
Commando
Kleine groep militairen die uitgezonden wordt met een bepaalde opdracht. Op commando
rijden: beschikbaar zijn om opdrachten uit te voeren.
Confineren Opsluiten, gevangen zetten.
ConsiderabelAanzienlijk.
Contra ordre (order)
Contraorder, tegenbevel.
Constitutie
Staatsregeling, grondwet.
Cordon
Keten van militaire posten.
Dato
Op de vermelde dag.
DecernerenAanwijzen.
Dechargeren
Verlossen, ontlasten.
Declaratoir
Verklaring, vaststelling, constatering.
DepêcherenZenden.
DetachementLegerafdeling.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
97
Detacheren
Plaatsen, onderbrengen.
DevoirPlichtsgevoel.
DewijlOmdat.
Dies
Dus, derhalve.
DispositieBeschikking.
Dispuut
Woordentwist, geschil.
Dito
Hiermee wordt bedoeld van dezelfde maand.
Diverteren op
Vermaken met.
EchapperenOntsnappen.
Edog
Edoch, doch.
Effect Schuldbrief of bewijs van deelgerechtigdheid in een onderneming.
Effectueren
Ten uitvoer brengen.
EmbarkerenInschepen.
EmployerenGebruiken.
Environs
Buurt, omstreken.
Escader (eskader)
In de eenvoudigste omschrijving: een groep oorlogsschepen.
Escorteren
Ter bescherming of bewaking begeleiden.
Eskadron
Afdeling ruiterij van wisselende omvang.
Executeren
Uitvoeren, ten uitvoer leggen.
Expresse
Bijzondere boodschapper of brief.
ExtraordinairBuitengewoon.
Gecertificeerde opgave
Officiële, door ondertekening bevestigde opgaven.
GecommitteerdeGevolmachtigde.
Gedistingeerd, voornaam.
Gedistingueerd
Gedrukt
Lusteloos, neerslachtig.
Militairen van de 7e halve brigade. Zie ook onder roodkleppen.
Geelkleppen
Geforceerde mars
Mars die met grote inspanning, zonder rust wordt volbracht.
Geïnkwartierd
Ingekwartierd; zie inkwartieren.
GemodereerdGematigd.
Generaal en chef
Afgeleid van het Franse “général en chef”, opperbevelhebber.
Zich behelpen.
Generen, zich
Gereformeerde kerk
Zo duidde men toen de hervormde kerk aan. Wanneer dus in de tekst sprake is van de
gereformeerde kerk in Beverwijk bedoelt men daarmee de Grote Kerk.
Zie seconderen.
Gesecondeerd
G(u)arnisoen
Militaire bezetting; standplaats van een legerafdeling.
Vertrek in het Beverwijkse stadhuis dat dienst deed als verblijfplaats van gegijzelden
Gijzelkamer
(gevangenen).
Halve brigades, 1e .
tot en met 7e Zie het artikel “De infanterie”
Hoofdofficier
Zie baljuw.
Houwitser
Geschut met een vrij korte loop, waarvan het projectiel een meer gekromde baan doorloopt
dan dat van een kanon.
HuismanBoer.
Infanterie
Voetvolk. Zie het artikel “De infanterie”.
Inkwartieren
Aan militairen huisvesting verschaffen, bij burgers thuis of op andere plaatsen.
InsolentBrutaal.
Instantie
Aandrang, verzoek.
Jagers
Behoorden in Nederland tot de infanterie. In het Bataafse leger kende men alleen jagers te
voet, in het Franse leger bestonden jagers te paard.
Kanon
Stuk vlakbaangschut. Zie het artikel “De artillerie.
Kanonstuk
Kanon, stuk vlakbaangeschut.
Kantonnement houden
In een plaats verblijf houden door militairen.
Kantonneren
Inkwartieren; aan militairen huisvesting verschaffen, bij burgers of anderszins.
Kazerne
Zie barak.
KolomColonne.
Legertrein of legertros
De gezamenlijke voertuigen en eventuele trekdieren, met het bijbehorende personeel,
waarmee de krijgsbehoeften van een leger worden vervoerd.
Manoeuvres
Exercitie-, resp. krijgsoefeningen.
Mennonite kerk
Meniste of doopsgezinde kerk. Voorloper van de tegenwoordige doopsgezinde kerk, die ook
aan de Meerstraat stond.
Meubilen
Meubelen, maar ook willekeurige stukken huisraad.
Mirakuleus
Op wonderbaarlijke wijze.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
98
Monteren
Oplopen tot.
Municipaliteit
Gemeente, gemeentebestuur, gemeentehuis.
MusketGeweer.
Natuur
Aard, soort.
NegotiatieLening.
Noorderkwartier - De schrijver van het “Dagverhaal” lijkt het begrip Noorderkwartier te gebruiken om er
Zuiderkwartier het vasteland van Noord-Holland ten noorden van het IJ en het Wijkermeer mee aan te
duiden. Over de begrenzing van het Zuiderkwartier spreekt hij zich niet uit. Van oudsher
bedoelde men daarmee het gedeelte van het gewest Holland ten zuiden van het IJ.
Obligatie
Een schuldbrief van een lening van de staat, waarop in principe een vaste rente werd
uitbetaald.
Onderhebbend
Onder zijn bevel staande.
Ontramponeert
Ontramponeerd of ontrampeneerd: beschadigd.
Op commando rijden
Zie commando.
Oplichten
Met geweld wegvoeren.
Ordonnance
Op ordonnance liggen, rijden: beschikbaar zijn om berichten over te brengen, resp. zich
daarmee bezig te houden.
Passato
Der vorige maand.
Patent
Lastgeving, bevelschrift, opdracht.
Per calcula
Volgens telling.
Plaats
Kan de betekenis van buitenplaats hebben.
Permitteren
Toestaan, veroorloven.
Post
Plaats waar militairen zijn opgesteld die die plaats moeten verdedigen.
PosterenPlaatsen.
Praecautiën
Precauties, voorzorgen.
PressenDwingen.
ProvisieVoorraad.
Provisionele municipaliteit.
Voorlopig gemeentebestuur.
Provisionele representanten
Voorlopige vertegenwoordigers. Zij vormden in Beverwijk samen de
Provisionele Municipaliteit: het gemeentebestuur. Provisionele
Representanten van ‘t
Volk van Holland
Dit college kwam in 1795 in de plaats van de Staten van Holland en
vormde dus het bestuur van het gewest.
RangerenOpstellen.
RastersHekwerken.
Regeering
Daarmee kan de centrale regering in Den Haag bedoeld zijn, maar ook wel het stadsbestuur
van Beverwijk.
Regent
Stedelijke of provinciale regeringspersoon.
Reis
Maal, keer.
Remedieeren Remediëren, verhelpen, herstellen
Remotie
Verwijdering, ontslag.
RemplacerenVervangen.
Opbrengen, bedragen.
Renderen
Renvooieren
Verwijzen, zenden.
Requisitie
Vordering. In of ter rekwisitie stellen: vorderen.
ResolverenBesluiten.
Retireren
Terugtrekken, terugwijken.
RetournerenTerugkeren.
Retraite
Aftocht, terugtocht.
Roodkleppen
Deze manier van aanduiden van militairen was niet gangbaar en zal dus wel een bedenksel
zijn van onze dagboekschrijver. Erg nauwkeurig blijkt de methode niet te zijn. Kleppen zijn
de aan de rok (jas) bevestigde borstkleppen of borstopslagen. Ze waren verschillend van
kleur, afhankelijk van het onderdeel. Als het hier om infanteristen gaat - en die kans is groot
- zijn het mannen van de 1e halve brigade (kleppen, kraag en mouwopslagen in de rode
kleur van klaprozen) of van de 2e halve brigade (paarsrode uitmonstering). Minder groot is
de kans dat het dragonders waren (rozerode kleppen enz.) Die zaten gewoonlijk te paard en
daarvan is hier geen sprake.
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
99
Rijdende artillerie
Zie het artikel “De artillerie”.
SatisfactieGenoegdoening.
Sauveren
Beschermen, redden.
ScheringHeining.
Schout of In de Bataafse periode behartigde de schout-civiel de handhaving van
Schout-Civiel
de politie in enge zin. Uit deze functie ontwikkelde zich later de functie van burgemeester,
de voorzitter van het college van burgemeester en wethouders.
Seconderen
Helpen, bijstaan.
Sommatie
Aanmaning, eis.
Sous-luitenant
Tweede luitenant.
Staatse leger
Leger van de Republiek der Verenigde Nederlanden.
SteedecassaStadskas.
Steedeschool
Stadsschool. Deze stond bij de toren van de Grote Kerk, aan de noordzijde
SubsisterendeBestaande.
SuspectVerdacht.
SustinerenAanvoeren.
TeffensTevens.
Terrein
Dit woord wordt in de tekst wel, ten onrechte, gebruikt voor trein, zie aldaar.
TourBeurt.
Trein, train of tros
Zie legertrein of -tros en artillerietrein of -tros.
Uitboesemen
Uitboezemen, uiten, te kennen geven.
Vaandel
Vendel, afdeling krijgsvolk
Veerschuit
Beurtschip; schip dat een geregelde dienst tussen twee plaatsen onderhoudt.
Stuk veldgeschut
Veldstuk VerkleefdheidVerbondenheid.
VernagtenOvernachten.
Vroedschap of raad
In de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden was de vroedschap of raad in de
steden en bannen het hoogste bestuurscollege. In Beverwijk bestond de vroedschap uit 12
vooraanstaande burgers. Naast de vroedschap werd het bestuurlijke gezag uitgeoefend door
een uit twee burgemeesters bestaand college en de schout-civiel. De schout-crimineel hield
zich bezig met strafrechtelijke zaken en werd eertijds benoemd door de Rekenkamer der
Domeinen. De Beverwijkse vroedschap en de burgemeesters werden op 25 januari 1795
vervangen door een college van 14 provisionele representanten.
Gevangenis waarin de gevangenen arbeid moesten verrichten
Werkhuis
Wissel
Schriftelijke verklaring waartegen men geld in ontvangst kan nemen.
Enige tijd, poos.
Wijl(e)
Zaad Dit woord kan ook de betekenis van graan hebben.
Zuiderkwartier Zie Noorderkwartier
Militairen van het Bataafse 1e regiment cavalerie. Zie ook onder roodkleppen.
Zwartkleppen
HGMK Ledenbulletin 23, 1999
100
Download