Lymfomen en EBV epidemiologie, klinisch beeld, behandeling viraal geïnduceerde tumoren 28/03/2014 dr Karolien Beel, PhD, hematologie Epstein-Barr virus EBV is een DNA virus van de herpes familie (HHV4), in 1964 eerste maal beschreven in lymfoomcellen van patiënten met Afrikaans Burkitt lymfoom. genetisch ontrafeld tijdens vroege jaren 1980 miljoenen jaren evolutie -> efficiënte levenscyclus EBV is overal: 95% van de volwassenen, wereldwijd verspreid milde symptomen levenslange latente aanwezigheid in het lichaam: 3 types van latentie I, II en III type 1 meest frequent, type 2 verschilt in nucleaire antigenexpressie tijdens latente fase, geen correlatie met ziektebeeld Overdracht EBV wordt overgedragen via speekselcontact tussen asymptomatische verspreiders en vatbare personen evidentie voor genitale verspreiding is beperkt enkel bij mensen en een paar ‘subhumane primaten’ Lytische virale replicatie is enkel mogelijk in epitheel van de oropharynx, ook tijdens latentie treedt sporadische virusreplicatie op, die verspreiding mogelijk maakt bimodale infectieratio in ontwikkelde landen: bij jonge kinderen speekselcontact met ouders of in crèches, via handen of speelgoed bij adolescenten bij eerste intiem contact, vroeger bij meisjes Primo infectie infectieuze mononucleosis, alias ziekte van Pfeiffer incubatietijd: 4-7 weken in jonge kinderen: vaak asymptomatische primo infectie indien symptomatisch: otitis media, diarree en bovenste LWI bij adolescenten symtomatisch in >50% koorts, pijnlijke klieren, pharyngitis met necrotisch tonsillair exsudaat 90% milde hepatitis: anorexie, nausea, braken 50% splenomegalie, miltruptuur zeldzaam, maar levensbedreigend en soms eerste symptoom herstel normaal 1-2 weken, verlengde asthenie is berucht Primo infectie (2) zeldzame presentaties: periorbitaal oedeem, palatale petechiae, pneumonie, myocarditis, pancreatitis neuro: Guillain-Barré, facialisparese, meningitis hemato: AIHA, TTP/HUS, DIC, hemophagocytair syndroom rash na ampi: antistoffen tegen AB spelen een rol orale hairy leukoplakie: pathognomonisch voor HIV infectie tijdens de zwangerschap is zeldzaam en niet geassocieerd met congenitale afwijkingen Behandeling supportieve zorgen voor self-limiting disease steroïden: controversieel, overweeg bij luchtweg obstructie, AA of overwhelming infection aciclovir: onderdrukt virale verspreiding kortstondig, geen klinisch benefit in serum: viruspiek op 7d, in speeksel: hoog tot 6m DD CMV mononucleosis bij CMV is vooral gekenmerkt door systemische symptomen en koorts en minder frequent met vergrote klieren en splenomegalie (15% vs 80% bij EBV) kinderen met CMV hebben net vaker cervicale klieren geen exsudatieve tonsillopharyngitis infectie op iets oudere leeftijd dan EBV cucumber mosaic virus Antistoftiters hoge titers bij kinderen: primo infectie ouderen: leeftijdsgebonden reactivatie door tanende immuniteit hogere titers bij vrouwen door meer vigoureuze immunrespons, d.i. een klassiek fenomeen, niet enkel bij EBV vroegtijdige infectie is gerelateerd met lagere socio-economische status Associatie met lymfoom 3 virussen zijn geassocieerd met bepaalde lymfomen: HTLV-1 HHV8 EBV adult T-cel lymfoma primary effusion lymphoma, multicentric Castleman disease, MCD-associated plasmablastic lymphoma and HHV-8+, EBV+ germinotropic lymphoproliferative disorder. PTLD, NK/T-cel lymfomen, DLBCL, BL en classical HL EBV gastheercellen: epitheel (virale replicatie), B-lymfocyten, Tlymfocyten en myocyten Evidentie voor associatie met lymfomen is indirect maar sterk: EBV induceert B-cel proliferatie EBV is monoclonaal in EBV+ lymfomen (zie verder) na stoppen van immuunsuppressie kunnen lymfomen regresseren EBV en lymfomen EBV heeft een unieke genenset , die groeiactivatie veroorzaakt in geïnfecteerde cellen zonder nood aan virale replicatie latent geïnfecteerde B-cellen zijn oncogeen getransformeerd: in staat om eeuwig te blijven delen (onsterfelijkheid) 1 per miljoen geheugen B-cellen is EBV+ latent geïnfecteerd, deze B-cellen zijn bron voor lymfoom meestal bij wegvallen van T-cel immuniteit; toename door gebruik van immuunsuppressie, allogene stamceltransplantatie, (aids) Virologie EBV: 172 kb paren, 100 genen waarvan 10 actief in latente fase receptor: complement factor C3d receptor CD21 endocytose en nucleair transport EBV gebruikt normale B-cel mechanismen en kan bepaalde virale merkers uitschakelen om herkenning door immuunsysteem te omzeilen nucleaire transportgenen verschillen in aantal variable tandem repeats (VTR) VTR zijn repetitieve DNA sequenties, die gelijk blijven in dochtercellen die afstammen van dezelfde progenitor -> maat voor clonaliteit, bruikbaar is bij de diagnose van lymfomen. Virologie (2) EBV virus DNA lineair, in B-cel nucleus wordt deze een episoom circulair dubbelstrengs DNA 1-20 episomen per geïnfecteerde B-cel DNA blijft aanwezig in gastheer, zonder dat virale replicatie nodig is episoom replicatie gaat DNA replicatie van de cel vooraf Naar schatting zijn er wereldwijd 215.000 EBV-gerelateerde kankers per jaar, waarvan 80.000 lymfomen, 80.000 maagkanker en 55.000 nasopharyngeaal ca (Levin and levine 1998) Lymfoom lymfoom = kanker van de lymfocyten (in klieren) lympha (latijn) = helder water afweer drainage Lymfomen: praktische indeling Categorie NonHodgkin lymfoom Hodgkin lymfoom overleving zonder therapie geneesbaarh eid therapie nodig? Indolent Jaren ongeneeslijk Therapie enkel bij symptomen Agressief Maanden soms geneesbaar Therapie Zeer agressief Weken Soms geneesbaar Therapie 4 types Variabel Meestal geneesbaar Therapie Non-Hodgkin lymfomen 5de kanker in beide geslachten Cancer research UK 1975-2008 5% van de kankerdoden toename +3-4% per jaar 19701980, > 1990 +1%/jaar, onverklaard (infecties, immunosuppressiva, genetische en omgevingsfactoren?) ♂>♀ toename van NHL NHL: toename met leeftijd Hodgkin lymfoom eerst beschreven subtype Thomas Hodgkin 1832 jonge leeftijd goede prognose 70-95% ABVD +/- radiotherapie (2 – 8 kuren ambulant) laattijdige neveneffecten van chemotherapie HL: 2 pieken: adolescenten en 65+ Diagnose: morfologie,immunohistochemie -> biopsie: intacte lymfeklier combinatie van abnormale architectuur, abnormaal immunofenotype en monoclonaliteit (lichte keten restrictie op flow) microscopy immunohistochemistry surface markers and proteins FL bcl2 Cell of origin Burkitt lymfoom? cell of origin B-CLL B-precursor ALL marginale zone lymfoom mantel lymfocytencorona mantelcellymfoom germinatief follikel centrum folliculair lymfoom diffuus grootcellig lymfoom Evidentie EBV - lymfoom Sterkst in: Burkitt lymfoom Immuundeficiëntie: HIV PTLD deel van de Hodgkin lymfomen Nasale NK/T cel lymfomen Burkitt lymfoom 3 varianten: histologisch gelijk, maar epidemiologisch, klinisch en genetisch verschillend Endemisch: >95% EBV+ Sporadisch: 30% EBV+ (1/2 van de kinderlymfomen) Immuundeficiëntie-gerelateerd: 40% EBV+ Het precieze mechanisme is niet gekend, maar verhoogde B-cel proliferatie lijkt oncogene translocaties te bevorderen met verhoogde c-MYC expressie tot gevolg. (Virus-as x2 = kans op BL x5) Malaria: cofactor in de pathogenese van EBV-gerelateerde Burkitt lymfomen verhoogt de EBV virustiter x6 stimuleert B-cel proliferatie onderdrukt EBV-specifieke T-cel controle (aangetoond bij kinderen <9j) antimalaria behandeling doet EBV virustiters dalen Endemisch Burkitt lymfoom kanker van de kinderleeftijd frequentste kinderkanker in Equatoriaal Afrika en Papua nieuw Guinea 7,5:100,000 in Oost-Afrika, hoge mortaliteit 5:100,000 piek 5-9 jaar 2-3 ♂ > ♀ epidemiologie heeft geleid naar de ontdekking van het EBV virus HIV, EBV en lymfomen feiten 50-90% van de AIDS gerelateerde lymfomen in EBV+ HIV verhoogt de kans op NHL x100 en HL x10 HAART heeft incidentie van HIV NHL niet doen afnemen Relatie tussen HIV en EBV is het grootst bij Burkitt lymfomen. Waar HIV en BL endemisch zijn, komen meer volwassen BL voor NH lymfoom is een laattijdige presentatie van HIV CNS lymfomen komen vaker voor bij HIV EBV DNA titers zijn HIVpos kinderen = acute EBV infectie in HIVneg kinderen mechanisme HIV -> afname van EBV-specifieke T-lymfocyten bij HIV patiënten is het aantal EBV-geïnfecteerde B-cellen hoger PTLD (postTX lymfoproliferatieve ziekte) PTLD een ernstige complicatie van TX van solide organen of hematopoietische cellen PTLD is vaakst voorkomende maligniteit na orgaantransplantatie, minder frequent na HCT. Kleincellige lymfomen worden niet als PTLD beschouwd. spectrum van ziekten, >80% binnen 1ste jaar, (1 week - 9 jaar) 4 histologische categorieën: plasmacytic hyperplasia and IM-like PTLD (benigne) polymorphic PTLD, monomorphic PTLD classical Hodgkin lymphoma like PTLD (least common). late onset is vaker EBVneg Hart en longpatiënten lopen het hoogste risico (hogere immuunsuppressie), maar door de hoge aantallen worden niertransplant patiënten vaak gezien. 5-year cumulatief risico voor PTLD: HCT and leverTX: 1-2%, renal transplants: 1-3%, heart 2-6%, lung: 2-9%, multi-organ or intestinal: 11-33%. PTLD (postTX lymfoproliferatieve ziekte) vervolg Mediane latentietijd tussen transplantatie en PTLD 3 maanden voor HCT 6 maanden voor solide organen. De meerderheid van de gevallen (90%) is EBV geassocieerd. EBV negatieve gevallen onbekende virussen? agressiever langere latentietijd pathogenese: Verlies van controle door cytotoxische T-cellen door chronische T-cel immuun suppressie, laat latent EBV-geïnfecteerde B-cellen toe te prolifereren en te transformeren, waarschijnlijk onder invloed van defectieve immuunregulatie en chronische immuun stimulatie. PTLD en bron van EBV+ cellen De EBV+ cellen kunnen afkomstig zijn van receptor of van donor. Bij orgaantransplantaties is reactivatie bij de receptor meestal de bron In dit geval is de ziekte systemisch en treedt ze op na gemiddeld 76 dagen. Indien toch van de donor afkomstig, is de ziekte beperkt tot het transplantorgaan en is de gemiddelde latentietijd 5 maanden. 50% van EBVneg ontvangers van EBVpos donororgaan maakt primo infectie door, frequent gevolgd door PTLD. De immuunsupressie voorkomt de volledige ontwikkeling van immuniteit tegen EBV grootste risico bij EBVpos receptor van EBVneg donor EBV-seronegative recipient (especially with an EBV-seropositive donor Na HCT is de donor meestal de bron, waarbij de kans is groter bij EBVnegatieve ontvangers. risicofactoren: (Loren et al.) Therapie voor PTLD Symptomen: niet specifiek en constitutioneel: koorts, gewichtsdaling, vermoeidheid en orgaanspecifiek zoals adenopathie en orgaandysfunctie Monitoring: index of suspicion! stijging in virustiter is suggestief - Protocollen voor EBV viral load monitoring na transplantatie: na HCT wekelijks tot 3 maanden, later maandelijks tot 1 jaar na TX. Bij niertransplantatie maandelijks tot 6 maanden, nadien om de 3 maanden tot 1 jaar, wanneer het risico lager wordt. Histologische confirmatie en stadiëring met PET-CT Het onderscheid tussen PTLD en afstoting is essentieel: totaal verschillende therapie Reductie van immuun suppressie is de hoeksteen van de behandeling van PTLD, eventueel geassocieerd met of gevolgd door rituximab met of zonder chemotherapie. nadeel: immuunsuppressief en mogelijke selectie van CD20- lymfoomcellen Immunotherapie Voor patiënten met refractaire PTLD: tumorspecifiek geen werkzaam vaccin beschikbaar om pretransplant toe te dienen Antivirale therapie is niet werkzaam tegen latent EBV (episoom in B-cellen) na stamcelTX: trage reconstitutie (>6m) van donor T-cel immuniteit, receptor heeft geen effectieve immuunrespons tegen latente EBV Oplossingen ongeselecteerde donorlymfocyten: 70% respons, maar GVHD risico ++ HLA getypeerde EBV specifieke T-cel donorbank, bruibaar bij EBVneg donor EBV specifieke T-cel stimulatie en expansie: duurt 4-12 weken, kostelijk, logistiek beperkt beschikbaar Snellere methode (Icheva et al.): EBVpos donor T-cellen worden gestimuleerd via APC, die worden blootgesteld aan virale eiwitten EBNA-1 (latent en in alle EBV+ lymfomen) en worden geselecteerd op basis van INFγ captatie. 70% respons, weinig GVHD, reductie viral load -1 log en resolutie van PTLD mogelijke bruikbaar voor behandeling van andere viraal geïnduceerde tumoren risico: virale immune evasion strategies EBV en Hodgkin lymfoom clonaal EBV is gedetecteerd in Reed-Sternbergcellen proportie EBV+ cellen verschilt late blootstelling aan EBV relatief risico voor Hodgkin x2-5 na infectieuze mononucleosis vs blanco VG mediane latentietijd tussen EBV infectie en Hodgkin lymfoom bedraagt vier jaar. EBV as zijn verhoogd voorafgaand aan de diagnose van HL EBV plasma DNA voor behandeling correleert met ziektevrije overleving (30 copies/100 µl cutoff) De EBV associatie met Hodgkin is afhankelijk van histologie, geografie, geslacht, leeftijd, etniciteit en socio-economische status geografie: 20% - 50% van HL is EBV+ in VS and Europa, 57% in China, 6090% in Peru and Kenia EBV en Hodgkin lymfoom EBV is geassocieerd met agressieve ziekte en slechtere survival na standaard Hodgkin therapie is er een hogere kans op secundaire tumoren. HL kan voorkomen bij immuundeficiëntie, steeds EBV+ en meestal ‘mixed cellularity’ type. EBV associatie is frequenter in Hispanics roken is gelinkt met EBV+ Hodgkin Mechanisme: LMP-1 gen van EBV stimuleert NFkappaB pathway: anti-apoptotisch LMP-2a simuleert Ig en houdt defecte B-cellen zonder Ig in leven specifieke therapie voor refractaire ziekte: fase I studies met immunotherapie : specifieke T-cellen die EBV eiwitten herkennen EBV en nasale NK/T-cel lymfomen sterke associatie EBV en extranodale, meestal nasale NK / T-cel lymfomen. aantonen van het virus in tumorcellen. correlatie EBV DNA in plasma na therapie en risico op herval zeldzaam in de westerse wereld, maar vaker gezien in Azië, Mexico en Centraal-en Zuid-Amerikaanse landen De incidentie ligt hoger bij mannen. De behandeling bestaat uit agressieve concomitante chemoradiotherapie.