Tabula rasa geoffrey miller

advertisement
……. (1)
Inhoud
Geoffrey Millers parende geest
http://noorderlicht.vpro.nl/wetenschap/webdocs/index.shtml?3626936+3823365+10720669+10720670
Het menselijk brein is zonder twijfel het knapste staaltje van de evolutie.
Het stelt ons in staat boeken te schrijven, opera's te componeren, het menselijk genoom te
ontrafelen en precisiebombardementen uit te voeren. We spreken Chinees, Hongaars of Fries,
en kunnen een belastingformulier invullen. Geen enkele aap doet ons dat na.
Onze hersenen zijn dan ook drie keer zo groot als die van de bonobo, onze naaste
verwant.
We moeten dus wel heel bijzonder zijn.
Welnee, beweert de evolutionair psycholoog Geoffrey Miller. Dat grote brein van ons
hebben we louter aan het toeval te danken. En bovenal dient ons brein als flirtinstrument,
bedoeld om het andere geslacht het hof te maken. Zoals de pauw zijn staart heeft om wijfjes
te imponeren en tot paren te verleiden, zo lonken wij naar mogelijke partners met de
voortbrengselen van ons brein. Een serenade aan het balkon bijvoorbeeld, of een gedicht.
Of, zoals Miller, met een boek: "De parende geest", waarin hij zijn theorie voor het eerst
uiteenzette.
De gangbare opvatting is dat de mens zijn grote hersenen ontwikkelde om te kunnen
overleven. Om te kunnen jagen, en voedsel te verzamelen op de Afrikaanse savanne, om en
nabij een miljoen jaar geleden.
Onzin, zegt Miller. "Het brein verdrievoudigde in omvang in een periode dat de stenen
werktuigen die de mens gebruikte, echt niet veel ingewikkelder werden. En met minder
hersencapaciteit hadden we evengoed kunnen overleven."
Nee, we hebben ons enorme brein te danken aan een ander soort jacht: die op het andere
geslacht, zegt Miller.
Hij baseert zich op
Charles Darwins theorie van seksuele selectie.
Darwin introduceerde dat begrip in 1872 in zijn boek The Descent of Man.
Hij verbaasde zich daarin onder meer over zulke extravagante details in de natuur als de
verenpracht van de pauw.
Want met zijn mechanisme van natuurlijke selectie - dat hij in een eerder boek, On the Origin
of Species, uiteen had gezet - alléen kon hij dat niet verklaren.
Want wat is in hemelsnaam het evolutionaire nut van een pauwenstaart?
Zo'n verentooi zit alleen maar in de weg als je moet vluchten, en ook op zoek naar voedsel is
zo'n over de grond slepend gevaarte verre van praktisch.
Darwin stelde de gewaagde hypothese op dat de pauw zijn veren heeft louter en alleen om
er mee te pronken en indruk te maken op de pauwenvrouwtjes.
Gewaagd, omdat er een bijzondere rol voor het pauwenvrouwtje is weggelegd: zij kiest het
mannetje immers uit. Die met de mooiste staart zal het worden. En dat was in het
Victoriaanse Engeland van Charles Darwin ondenkbaar, dat de vrouw een
doorslaggevende rol had bij de voortplanting.
Terwijl Darwins ideeën over natuurlijke selectie al snel gemeengoed werden, werd zijn
theorie van seksuele selectie bijna 100 jaar doodgezwegen. Pas in de jaren zeventig werd er
voor het eerst weer schoorvoetend over nagedacht.
Miller verklaart Darwins seksuele selectie nu van toepassing op zulke hoogst menselijke
activiteiten als kunst, creativiteit, en humor.
Die ontstonden niet omdat ze ons hielpen overleven op de savanne,
nee zelfs niet als bijprodukt van een zich ontwikkelend brein, zoals veel andere
evolutionair psychologen menen, maar omdat het onze voorvaderen hielp op het
veroveringspad.
Omdat een groot brein sexy is.
http://www.unm.edu/~psych/faculty/gmiller.html
zie ook BONOBO-BO
http://noorderlicht.vpro.nl/wetenschap/webdocs/index.shtml?3626936+3823365+107206
69
'Een kind is geen schone lei'
Dat de mens een aangeboren natuur heeft, is anderhalve eeuw na Darwin nog altijd
controversieel. Steven Pinker legt het allemaal nog eens uit. Een gesprek over kinderen,
democratie en het appel-atoom.
Steven Pinker heeft goed nieuws voor moderne ouders: wie zijn kroost elke dag naar de
kinderopvang brengt, hoeft zich niet schuldig te voelen.
Het effect van ouderlijke opvoeding op de vorming van de kinderlijke persoonlijkheid wordt
volgens hem schromelijk overschat.
'Of kinderen thuis blijven bij moeder of naar de crèche gaan, of ze worden opgevoed door een heteroseksueel of
een homoseksueel koppel... Op lange termijn heeft het allemaal weinig of geen invloed. Kinderen lijken in heel
wat opzichten natuurlijk wel op hun biologische ouders, maar dat komt doordat ze hun genen geërfd hebben, niet
omdat ze door hun ouders zijn opgevoed. Liefdevolle ouders krijgen vaak liefdevolle kinderen, agressieve ouders
krijgen vaak agressieve kinderen.'
In zijn boek The Blank Slate trekt Pinker ten strijde tegen wat hij 'de moderne ontkenning van
de menselijke natuur' noemt.
Die ontkenning uit zich in drie filosofische overtuigingen die volgens Pinker nog altijd in
hoge mate ten grondslag liggen aan het zogenaamde standaardmodel van de sociale
wetenschappen.
Dat de menselijke geest een blank slate of schone lei is, en dat elke vorm van kennis
aangeleerd en niet aangeboren is.
Dat de geest van nature ongerept is, en dat alle negatieve neigingen het gevolg zijn van de
corrupte samenleving.
En ten slotte, dat er een onderscheid is tussen lichaam en geest, dat het materiële brein wordt
aangestuurd door een immateriële 'geest in de machine'.
De filosofische verwoording van deze drie overtuigingen kan worden aangetroffen bij
respectievelijk
John Locke (1632-1704),
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) en
René Descartes (1569-1650).
Dat de menselijke natuur wordt ontkend, heeft volgens Pinker te maken met angst.
Als er aangeboren verschillen bestaan, zou het gelijkheidsbeginsel in gevaar komen - een
onterechte angst, zegt Pinker, want het gelijkheidsbeginsel is een morele en geen empirische
claim.
Een aangeboren menselijke natuur zou elke verbetering onmogelijk maken - ook een
onterechte angst, zegt Pinker, want onze natuur sluit morele vooruitgang niet uit.
Dan is er de angst voor determinisme - ook onterecht, want voor ons gedrag zijn we zelf
verantwoordelijk.
Ten slotte is er de angst voor nihilisme, dat de liefde voor onze kinderen bijvoorbeeld
eigenlijk niets betekent, omdat die liefde gedicteerd zou worden door onze zelfzuchtige genen
- ook een onterechte angst, volgens Pinker, omdat een mechanisme niet hetzelfde is als een
motief, het is niet omdat onze genen zelfzuchtig zijn, dat wij niet oprecht onzelfzuchtig kunnen
zijn.
Pinker is, behalve experimenteel psycholoog aan het Massachusetts Institute of Technology,
ook een van de tenoren van de zogenaamde evolutiepsychologie.
Evolutiepsychologen, die voortbouwen op de inzichten van de sociobiologie, proberen de
verklaringen voor eigenschappen van de menselijke geest (liefde, agressie, altruïsme...) te
vinden in ons evolutionaire verleden.
Wat geldt voor het menselijke lichaam, dat het resultaat is van evolutie door toevallige
variatie en natuurlijke selectie, geldt ook voor de menselijke geest. Onze hersenen behoren
immers tot het lichaam. En, zoals Pinker het formuleert in How the mind works: 'Geest is wat
de hersenen doen.'
Is het eeuwenoude geest/lichaam-vraagstuk opgelost?
STEVEN PINKER: Een deel ervan, namelijk: hoe kan een brok materie intelligent zijn,
redeneren, anticiperen, voeling hebben met de buitenwereld? Dat is geen mysterie meer,
omdat we een model hebben van informatieverwerkende systemen zoals het brein. Maar wat
wellicht altijd een mysterie zal blijven, is de vraag waarom ervaring ook een subjectief aspect
heeft, waarom dat brein niet alleen intelligent gedrag vertoont, maar aanvoelt als een 'ik'. De
eerste persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd: het feit dat ik rood zie als rood, en het niet
alleen maar kan onderscheiden van groen. Maar dat is een filosofische en geen
wetenschappelijke vraag, omdat ze geen observeerbare gevolgen heeft en dus niet
experimenteel kan worden onderzocht.
Heeft de biologie de ziel vermoord?
PINKER: Ja en nee. Als we met 'ziel' bedoelen dat ieder mens een bewustzijn heeft, kan
lijden, beslissingen kan nemen, kan oordelen over goed en kwaad in relatie tot andere mensen,
als de 'ziel' de manifestatie is van de manier waarop onze hersenen in mekaar zitten en
datgene is wat ieder mens waardevol en waardig maakt - nee, dan heeft de biologie de ziel
niet vermoord. Maar 'ziel' in de betekenis van 'een afzonderlijke substantie die na de dood het
lichaam verlaat' - ja, die heeft de biologie wel uitgedreven.
Toch wijst u op overeenkomsten tussen de biologie en het christendom.
PINKER: Er is een overlapping, ja: de mens heeft zowel 'goede' als 'kwade' neigingen, en zijn
geweten is vatbaar voor morele argumenten, die de kwade neigingen kunnen intomen. Dat is
niet helemaal hetzelfde als de christelijke erfzonde, maar het is een biologisch equivalent. Die
biologische visie heeft ook iets gemeen met de kern van het conservatisme, namelijk de
overtuiging dat de mens nooit volmaakt zal zijn. Elk sociaal model moet rekening houden met
de menselijke natuur, en dus met anti-sociale neigingen. Dat is niet compatibel met
anarchisme, of met puur marxisme, of met het revolutionaire en romantische links uit de jaren
zestig en zeventig.
Waarom hebt u het in dit boek zo expliciet over politiek en moraliteit?
PINKER: Omdat het wetenschappelijke debat over biologie en darwinisme wordt bemoeilijkt
door politieke ideologieën die toch altijd impliciet aanwezig zijn. De ene zoekt een biologisch
'bewijs' voor zijn politieke overtuiging, de andere is bang dat biologische inzichten
onaangename implicaties zouden kunnen hebben. Sommige critici van de evolutiepsychologie
schamen zich ook niet voor hun politieke agenda: Steven en Hilary Rose, bijvoorbeeld,
hebben problemen met het idee dat mensen een aangeboren natuur hebben, omdat het haaks
staat op hun politieke overtuiging dat we de maatschappij kunnen inrichten zoals we willen,
en dus op hun strijd voor een socialistische samenleving. Ik wil het wetenschappelijke debat
loskoppelen van die ideologische strijd, evolutiepsychologie is niet links of rechts. Wat ik
schrijf, moet niet met politieke maar met wetenschappelijke maatstaven worden geanalyseerd.
Maar om bepaalde angsten weg te nemen, wilde ik bijvoorbeeld wel aantonen dat de
menselijke natuur morele vooruitgang niet uitsluit.
Omdat moraliteit aangeboren is?
PINKER: In zekere zin. Onze morele intuïties zijn alleszins het zaad waaruit echte moraliteit,
zoals de filosofen die definiëren, kan groeien. De reden om dat te geloven is het feit dat hele
jonge kinderen al empathie kennen, ze kunnen hun vriendjes troosten, hun speelgoed delen, ze
hebben gevoel voor rechtvaardigheid, voor goed en kwaad. Dat is een universeel gegeven, dat
je in alle samenlevingen terugvindt. Het is een minderheid, psychopaten namelijk, die dat
gevoel voor empathie niet lijkt te hebben.
Haast alle religies kennen de zogenaamde gulden regel: behandel anderen zoals u zelf
behandeld wil worden. Een bewijs te meer dat het om een aangeboren intuïtie gaat?
PINKER: Ja, de gulden regel bouwt op onze notie van empathie. Door de inherente logica
ervan is het bijna onvermijdelijk dat mensen die regel ontdekken: zolang je de wereld niet
kunt controleren zoals de slechterik in een James Bondfilm, zolang je afhankelijk bent van
anderen, is het logisch inconsistent om hen ervan te overtuigen jou anders te behandelen dan
jij bereid bent om hen te behandelen. Omdat er niets speciaals is aan mij in vergelijking met u,
of aan u in vergelijking met mij, worden we als het ware gedwongen om met mekaar om te
gaan volgens die gulden regel. Met als uitzonderingen dus de psychopaten én natuurlijk
mensen die genoeg bruut geweld kunnen gebruiken om anderen te dwingen om hen goed te
behandelen.
De mens is dus niet volmaakt, maar hij is van nature voor verbetering vatbaar.
PINKER: Er is duidelijk morele vooruitgang, zeker in het Westen. Dat hoef je niet aan een
wetenschapper te vragen, dat lees je in de geschiedenisboeken. De slavernij is afgeschaft, er
wordt niemand meer gelyncht, homoseksuelen worden officieel niet meer vervolgd... Dan is
de vraag: wat heeft die vooruitgang mogelijk gemaakt? Is de menselijke natuur veranderd? Of
heeft een deel van onze natuur het gewonnen van een ander deel? Ik verdedig de laatste
stelling. Democratie is een duidelijk voorbeeld: checks en balances zijn gebaseerd op de
verwachting dat leiders geneigd zijn tot corruptie en machtsmisbruik. Democratie is dus een
poging om die menselijke zwakheden tegen te gaan, in plaats van ze te ontkennen.
De Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens komt ook niet uit het niets.
PINKER: Daarvoor verwijs ik naar het boek The Expanding Circle van filosoof Peter Singer.
Dat alle mensen rechten hebben, is een tamelijk recent idee in de menselijke geschiedenis: die
verklaring dateert van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Maar ze hoefde inderdaad niet uit het
niets te komen. Ze heeft haar wortels in ons aangeboren vermogen tot moraliteit. We
erkennen dat onze familie rechten heeft, onze vrienden, onze dorpsgenoten... Die erkenning,
die morele kring, kan worden uitgebreid tot alle menselijke wezens. Volgens Singer (auteur
van 'Animal Liberation' en filosofisch grondlegger van de dierenrechtenbeweging; nvdr.)
moet die kring trouwens nog verder worden uitgebreid.
Uw specialiteit als experimenteel psycholoog is taalverwerving bij kinderen. Ligt daar de
basis van uw biologische wereldbeeld?
PINKER: Ja. Om te verklaren hoe kinderen een taal kunnen leren, moet je uitgaan van een
aangeboren structuur: er moeten mechanismen aanwezig zijn om te kunnen leren. Dat werd
mij vrij snel duidelijk toen ik in het begin van mijn loopbaan een theorie van taalverwerving
probeerde te ontwikkelen, een theorie die zo expliciet is dat je ze op een computer kunt
programmeren. Leren is onmiskenbaar erg belangrijk bij taalverwerving: alle verschillen
tussen Engels en Japans zijn honderd procent aangeleerd of verworven. Maar hoe gebeurt dat
leren? Het is niet zomaar een kwestie van zinnetjes memoriseren en reproduceren, dan zouden
we papegaaien zijn. Kinderen moeten de input, wat ze horen van hun ouders, op een bepaalde
manier analyseren, het onderscheid maken tussen werkwoorden en zelfstandige
naamwoorden, ze ontwikkelen regels die subject en object onderscheiden, ze leren
werkwoorden vervoegen, enzovoort.
En als ze zeggen 'I comed' in plaats van 'I came', is dat geen domme fout, maar een slimme
analyse: ze passen de regel toe waarop zwakke werkwoorden worden vervoegd.
PINKER: Precies. Ik blijf het opmerkelijk vinden dat een kind van twee jaar oud dat soort
grammaticale 'fouten' maakt. Het wijst erop dat ze zelf hebben achterhaald hoe werkwoorden
worden vervoegd. Het Engels kent ongeveer honderd vijftig onregelmatige werkwoorden,
zoals come-came, en bij die uitzonderingen pas je de regel niet toe. Maar kinderen hebben
geen perfect geheugen, dus die uitzonderingen vergeten ze vaak. Het verbazende is dan dat ze
gewoon de regel toepassen, en correct toepassen. Zonder dat iemand hen die regel expliciet
heeft uitgelegd of aangeleerd. Soms hoort een kind 'play', soms 'played', en het weet kennelijk
onbewust dat het verschil tussen die twee meer is dan versiering. En dat het verschil niets te
maken heeft met het geslacht van het onderwerp, of met de temperatuur, maar dat het een
verleden tijd is. En dat die regel geldt voor bijna alle werkwoorden. Als kinderen niet over
een aangeboren algoritme zouden beschikken om die regel toe te passen, zouden ze hem nooit
kunnen achterhalen.
Uw nieuwe boek minimaliseert de impact van ouderlijke opvoeding op de vorming van de
persoonlijkheid. Waarop baseert u die stelling?
PINKER: Bepaalde componenten van onze persoonlijkheid zijn aangeboren, andere zijn
aangeleerd. Dat is het verschil tussen nature en nurture, tussen genetische en
omgevingsfactoren. Omdat mensen zo gewend zijn aan die dichotomie, realiseren ze zich niet
dat ook die omgevingsfactoren moeten worden bestudeerd. De vraag is: wélke
omgevingsfactoren hebben een invloed? De opvoeding door de ouders? Die indruk hebben
we, omdat kinderen qua persoonlijkheid op hun ouders lijken, maar dat komt vooral door hun
genen. Alle onderzoeken wijzen erop dat ouders een beperkte rol spelen bij de vorming van
de persoonlijkheid van hun kinderen: broers of zussen die bij de geboorte werden gescheiden
en in verschillende gezinnen opgroeiden, verschillen niet meer van mekaar dan broers of
zussen die in hetzelfde gezin zijn opgegroeid. Dat geldt zelfs voor identieke tweelingen. En
adoptiebroers of -zussen die in hetzelfde gezin opgroeiden, lijken helemaal niet op mekaar.
Hoe grondig is dat bestudeerd?
PINKER: Zeer grondig, en de resultaten komen altijd op hetzelfde neer. Zelfs als de
onderzoekers het tegengestelde wilden aantonen. Het gezin waarin iemand opgroeit, heeft
sowieso een beperkt effect. In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, lijkt de
geboortevolgorde geen invloed te hebben op de persoonlijkheidsvorming. Enige kinderen
verschillen ook niet van kinderen die opgroeiden in een groot gezin. Kinderen die door een
onthaalmoeder werden verzorgd versus kinderen die door hun eigen moeder werden
opgevoed: weinig of geen invloed op lange termijn. Opgevoed worden door twee lesbische
vrouwen: weinig of geen effect. Hoe hard je ook zoekt, het is erg moeilijk om het effect van
ouderlijke opvoeding aan te tonen. Dat betekent niet dat het allemaal in onze genen zit, het
betekent wel dat de cultuur en de peer group de belangrijkste omgevingsfactoren zijn bij de
vorming van onze persoonlijkheid.
Dus psychiaters die allerlei problemen terugvoeren op de relatie met vader of moeder...
PINKER:... verliezen volgens mij hun tijd, ja. Dat is ook waarom steeds minder psychiaters
dat doen, maar zich liever concentreren op de huidige levenssituatie van de patiënt, in plaats
van alle schuld bij de ouders te leggen. De meesten gebruiken tegenwoordig een soort
cognitieve gedragstherapie: hier ben je, dit is je leven, hoe ga je ermee om.
En hoe moeten ouders omgaan met de wetenschap dat hun invloed beperkt is?
PINKER: Ze moeten de pretentie opgeven dat ze door hun opvoeding de persoonlijkheid van
hun kinderen kunnen vormgeven. Maar, zoals Judith Rich Harris zegt in The Nurture
Assumption: we hebben de toekomst van onze kinderen misschien niet in de hand, maar
kunnen er wel voor zorgen dat ze vandaag zo gelukkig mogelijk zijn. Ouder zijn is zo al
moeilijk genoeg, zonder dat je je voortdurend moet afvragen hoe je kinderen over twintig of
dertig jaar zullen uitdraaien.
Toch is die wetenschap voor vele ouders wellicht een harde dobber.
PINKER: Ja en nee. Met hun gezond verstand weten de meeste mensen wel dat ze weinig
impact hebben op de persoonlijkheid van hun kinderen. Adoptieouders zijn zich daar maar al
te goed van bewust. Biologische ouders niet altijd, omdat ze hun genetische invloed
verwarren met het effect van hun opvoeding. Muzikale ouders hebben vaak muzikale
kinderen, niet omdat vader en moeder veel piano spelen, maar omdat de kinderen hun
muzikale aanleg hebben geërfd.
Tot slot: evolutiepsychologen krijgen vaak het verwijt dat hun darwinistische
verklaringsmodel de pretentie heeft om een bijna religieuze Theorie van Alles te zijn. Hoe
reageert u daarop?
PINKER: Religieus is de theorie alleszins niet, omdat ze geen beroep doet op het
bovennatuurlijke. Een allesomvattend wereldbeeld kun je er ook niet uit destilleren, omdat je
er bijvoorbeeld geen politieke debatten mee kunt beslechten. Het is wel een ambitieuze
theorie, zoals elke wetenschap ambitieus is. Een fysicus die niet kan verklaren hoe vogels
vliegen of waarom heliumballonnen opstijgen, kan zich er niet van afmaken door te zeggen:
Tja, de fysica kan niet alles verklaren, wellicht bestaan er mirakels. Het is de taak van de
wetenschapper om zoveel mogelijk fenomenen uit te leggen met zo weinig mogelijk
verklarende principes. Je kunt niet voor elk fenomeen een gloednieuwe theorie ontwikkelen,
dat zou slechte wetenschap zijn.
Maar dat garandeert toch niet dat alles wat evolutiepsychologen beweren, ook waar is?
PINKER: Natuurlijk niet, veel verklaringen zullen ongetwijfeld worden gefalsificeerd. Dat
neemt niet weg dat het een goede wetenschappelijke theorie is, zelfs als bepaalde elementen
niet correct blijken te zijn. Een chemicus zegt ook niet dat er duizenden soorten atomen zijn:
appel-atomen, wortel-atomen, steen-atomen... Dan zou hij niet aan wetenschap doen, dan zou
hij de dingen gewoon een andere naam geven. En dat is wat veel sociale wetenschappers
doen: ze nemen een fenomeen, gebruiken hun gezond verstand, gooien er wat jargon tegenaan
en noemen dat een verklaring. Dat is een symptoom van te weinig ambitie. Echte
wetenschappers zoeken niet voor alles een verschillende verklaring, maar proberen de
onderliggende wetten te vinden.
Joël De Ceulaer
Steven Pinker, 'The Blank Slate, the modern denial of human nature', Allan Lane, Penguin,
Londen,
De Pauwenstaart tussen onze oren
Waarom schrijven mannen meer boeken dan vrouwen en worden die vervolgens door meer
vrouwen dan mannen gelezen?
Waarom zijn er meer mannelijke kunstenaars? Waarom spreken we? Waarom proberen we
meestal goede mensen te zijn?
Waarom houden we van kunst, geven we fooien op restaurant, schrijven we poezie?
Het draait allemaal om seks. Dat is de stellige overtuiging van de evolutionair psycholoog
Geoffrey Miller
Er zijn bibliotheken volgeschreven over de wonderen van de menselijke geest, en
waarom die zich bij onze diersoort wel ontwikkelde en bij andere
zoogdieren en primaten niet. De uitleg varieert: velen geloven dat het een toevallig
byproduct van de grotere hersenen was, dat bovendien enig nut
had in het snel doorgeven van communicatie, wat handig was in prehistorische
jagersgroepen. Het hield de groepscohesie in stand, zorgde ervoor dat
conflicten niet noodzakelijk met bloedbaden beslecht moesten worden. En nog een paar
duizend andere redenen, die er volgens Geoffrey Miller in wezen
niets mee te maken hebben.
Om te verklaren waarom mensen een bewustzijn hebben en hoe dat ontstaan is, grijpt hij
terug op Darwins evolutietheorie, vooral een deel ervan dat in de vergetelheid is geraakt.
ledereen is vertrouwd met het evolutiemechanisme dat als 'the survival of the fittest'
samengevat wordt: een dier met sterk genetisch materiaal zai
gezond en fit zijn, zich goed kunnen aanpassen aan zijn omge-ving en door een efficiente
dosering van zijn krachten met zo weinig mogelijk inspanning
zo groot mogelijke resultaten proberen te verwezenlijken.
Exemplaren met een grote fitnessgraad hebben meer kans op overleven en dus ook op
voortplanten, waardoor het statis-tisch niet anders kan dan dat zij
het meeste nageslacht produceren, waardoor hun genetisch materiaal dominant wordt
in de volgen-de generaties. Het verklaart ook waarom sommige genetische mutaties een
blijvend karakter krijgen, wanneer eenmaal blijkt dat ze het individu van pas komen
om beter te overleven in zijn situatie. Dat is in een notendop de natuurlijke selectie.
Maar als het overleven van het eigen ik de sterkste kracht in de evolutie is, waarom blijft een
mannetjesbidsprinkhaan dan heftig verder copuleren terwiji het
vrouwtje ondertussen rustig zijn hoofd eraf bijt?
Omdat er een nog sterker instinct speelt:
de behoefte het genetisch materiaal onsterfelijk te maken, door het te reproduceren in
het nageslacht. Dat zorgt voor een ander mechanisme, dat van de seksuele selectie.
Hierdoor worden evolutionaire kenmerken bevoordeeld die mannetjes en vrouwtjes helpen bij
partnerkeuze en paarvorming, en die absoluut
niet aan de wetten van de pure overleving beantwoorden, integendeel, er zelfs haaks op staan.
Het mooiste voorbeeld daarvan is de pauwenstaart: vanuit een 'survival of the fittest'
redenering is dat een aberratie van de natuur : het kost de
pauw mateloos veel energie om dat ding op te bouwerf en permanent,,^ mee te zeulen wat
ingaat tegen het efficientieprincipe van de natuurlijke selectie.
Het doet hem in het oog springen van roofdieren, wat ook al niet gezond is voor zijn
overleven.
Waarom dan? Er is maar een reden: de pauw met de mooiste staart krijgt de meeste
pauwinnetjes, heeft de meeste kansen zijn genetisch materiaal onsterfelijk te maken. En
waarom kiezen pauwinnetjes dan voor de mooiste staart?
Net omdat die een fitness-indicator is.
Alleen pauwen met sterk genetisch materiaal hebben de kracht en energie om zich zo'n
verspilling bovenop de pure overlevingsvereisten te kunnen permitteren.
De fitness-indicatoren waar vrouwtjes voor vallen hebben dus weer statistisch de meeste
kans om zich voort te planten, en zullen dus dominant worden in volgende
generaties.
Dat mechanisme verklaart waarom nachtegalen duizend melodietjes hebben, prieelvogels
ontieglijk ingewikkelde nesten bouwenen , waarom er 600.000
keversoorten bestaan:niet omdat er 600.000 manieren zijn om te overleven, maar wel omdat
er 600.000 manieren zijn om een vrouwtje te verleiden.
Het verklaart ook een aantal menselijke fysionomische eigenaardigheden:
waarom hebben mensenmannen bijvoorbeeld de langste penissen van alle primaten, in
erectie gemiddeld drie keer groter dan die van een forse gorilla?
De meeste theorieen komen niet verder dan dat een lange penis beter geschikt zou zijn om het
zaad af te leveren waar het moet zijn.
Maar als dat klopt, dan zouden alle primaten een soortgelijke evolutie hebben meegemaakt.
Anderen beweren dat de penis zo groeide om rivaliserende mannetjes te intimideren. Ook dat
is niet erg logisch: een gorilla toont zijn spieren en tanden om
te intimideren, niet zijn geslacht.
De theorie van Miller snijdt meer hout: mannen zouden uit zichzelf nooit zo'n lastig op te
pompen orgaan hebben ontwikkeld, tenzij de vrouwtjes van de
soort er de voorkeur aan gaven. En waarom deden ze dat? Omdat paren met een lange penis
leuker is en meer genot verschaft, aangezien die meer standjes
aankan en zorgt voor meer vaginale en clitorale stimulering. Dat verklaart meteen ook
waarom het vrouwelijke orgasme zeidzamer is dan het mannelijke.
Waar een man door zijn genen bij iedere ejaculatie met een orgasme beloond wordt, gebeurt
dit bij de vrouw alleen bij een minnaar die van wanten weet.
Het vrouwelijk orgasme is dus een seksueel selectiemechanisme dat oninteressante en
vervelende minnars benadeelt, verhindert dat ze verder komen dan een
paar paringen, en dus hun kansen op nageslacht sterk verkleint.
Grootte is dus wel belangrijk, alle theorieen in damesbladen ten spijt, maar toch is dit geen
rationalisering van macho-denken, integendeel: in een
mannelijk dominante samenleving, waarin alleen de biologische kracht van het mannetje van
belang is, zoals bij de gorilla's, volstaat een penis zo dun als
een potlood en een paar centimeter lang.
Het is net de dominantie van de vrouwelijke partnerkeuze bij de menselijke
paarvorming die ervoor zorgt dat mannen verplicht zijn geweest langere penissen te
gaan ontwikkelen.
Als dit mechanisme van seksuele selectie de penis kan laten groeien tijdens
honderdduizendenjaren evolutie, waarom zou het dan ook niet de onwaarschijniijk
exponentiele groei van de hersenen kunnen verklaren, is de logische vraag van Miller.
Waarvoor hij direct meer dan overtuigende aanwijzingen aanbrengt.
Neem nu een van de mooiste producten van de menselijke geest: het vermogen tot taal.
Taaltheoretici als Noam Chomsky en Steven Pinker beseften al dat taal geen aangeleerde,
cultureel verworven kennis is maar behoort tot het menselijk
basispakket aan vermogens en instincten.
Zoiets kan alleen als taal evolutionair onstond, maar het verklaart nog niet waarom taal
ontstond.
Miller verwijt de taaltheoretici dat ze uit ontzag voor de taal weigeren naar de basics te kijken.
Een instrument met zoveel complexiteit, elegantie en schoonheid kan niet verklaard worden
door de primaire evolutionaire selectiemechanismen van Darwin,
menen ze.
Toch wel, zegt Miller: de beste prater krijgt de meeste vrouwtjes, omdat vrouwtjes
handige taalgebruikers beschouwen als individuen met een grotere mentale
fitness dan hun minder taalvaardige concurrenten. Taal voldoet ook aan het
verspillingscriterium van de seksuele selectie. De honderd meest frequent
gebruikte woorden zijn goed voor 60 procent van onze conversatie, de vierduizend meest
gebruikte voor 98 procent van al onze gesprekken.
Als vierduizend woorden voldoende zijn voor alle overlevingsfuncties,
informatieoverdracht en intermenselijke ruilrelaties, waarom hebben we dan een
woordenschat van ongeveer 60.000 woorden? Tenzij het om een verbale variant van de
pauwenstaart zou gaan?
Het pronkerig tentoonstellen van een overvloed aan mentale fitness?
Een andere krachtige aanwijzing is de hoeveelheid woorden die mensen tijdens de
paarvorming verspillen: nooit wordt zoveel gesproken tijdens een
mensenleven als tussen de eerste ontmoeting en de eerste vrijpartij: gemiddeld een
miljoen woorden per partner, een boek van zowat 2500 pagina's.
Waarom die plotselinge intensiteit, juist dan?
Tenzij om het vrouwtje de kans te geven nauwkeurig onze sterke en zwakke kanten af te
tasten, mannen de kans te geven te pronken met hun intellectuele en
karakteriele vermogens, hun geestelijke pauwenstaart?
Misschien wordt het tijd voor een paar kritische vragen.
Als het brein dan toch ons krachtiqste seksuele orgaan is, waarom is het dan in de loop
van de
geschiedenis zo preuts geworden?
Geoffrey Miller:
"Het is niet noodzakelijk dat we ons tijdens de paarvorming ervan bewust zijn dat we dingen
doen om een partner aan te trekken. Misschien zijn er wel goede
redenen te bedenken om dat voor onszelf te verstoppen. Een van de argumenten die mijn
stelling ondersteunt is dat we veel te vroeg geboren worden:
mensen komen ter wereld op een ogenblik dat ze nog vele jaren zullen nodig hebben om zeif
voor hun overleven in te staan.
Zo'n negatie van natuurlijke selectie kan vanuit mijn logica alleen verklaard worden uit
seksuele selectie: we moeten er wel uit omdat ons seksueel orgaan,
het hoofd en de hersenen, anders niet meer door het geboortekanaal zal raken. Praktisch
gevolg is dat de mens een lange zoog- en verzorgingstijd nodig heeft
Dat zou kunnen verklaren waarom in de prehistorie niet alleen de fitste en krachtigste
mannetjes de meeste paringskansen kregen, maar ook diegenen die de
vrouwtjes geloofwaardig konden overtuigen dat ze bereid waren tot een langere verbintenis.
Maar zo'n langere verbintenis is voor het vrouwtje alleen
boeiend als de man haar niet gaat vervelen. Zoiets verklaart dan weer dat vrouwelijke
partnerkeuze een voorkeur heeft voor creatieve, taalvaardige mannen,
en waarom mannen dat vermogen zijn gaan ontwikkelen. De belofte van trouw en
verbondenheid gaat eigenlijk in tegen het natuurlijk instinct van het mannetje
om met zoveel mogelijk vrouwtjes te paren, wat mathematisch de beste manier is om
nageslacht te verwerven.
Omdat het vrouwtje echtergeen veelvuldige contacten zoekt, maar een partner voor langere
tijd, wordt paradoxaal genoeg een kuisheids- en trouwbelofte een
beter verleidingsinstrument. Maar het is niet omdat de mannetjes dat doen, dat ze zich ook
bewust zijn van het waarom. Een prieelvogel weet ook niet bewust
waarom hij paleizen van nesten bouwt. Mijn stelling is niet dat alle schrij-vers ter wereld zich
achter hun schrijftafel zetten om meer vrouwtjes te kunnen
versieren dan hun concurrenten. Ik zeg alleen dat het vermogen tot taal en fantasie en boeken
schrijven zich in de evolutie ontwikkeld heeft omdat vrouwen
systematisch de voorkeur gaven aan mannen die dat konden, waardoor dat genetisch
vermogen zich steeds sterker en verder ontwikkelde ...
Maar toch: waarom leggen dan alle qodsdiensten ter wereld de nadruk op de reine
qeest, onderdrukken ze bijna allemaal de seksualiteit van de qeest?
Geoffrey Miller:
"Beeld je een prehistorisch kampvuur in. Het ene mannetje zegt dat we niet meer zijn dan de
andere dieren, dat hij vermoedt dat we uit een soort oerslijm
komen, dat het hele gebied dat ze ooit hebben gezien niet meer is dan een stukje savanne op
een grote bol in een enorm groot vacuum.
Verder dat ze zonder reden zullen sterven, dat het leven bijgevolg vrij zinloos is en dat binnen
een paar miljard jaar hun wereldbol zai worden opgeslokt
door de gaswolk van die vurige bol waar ze iedere dag een rondje rond draaien, en dat hij daar
toch wel wat aanwijzingen voor heeft.
Het andere mannetje zegt:
"Nee hoor, we zijn onsterfelijke zielen met prachtige lichamen, omdat de god Wung, die in de
hemel woont, ons uitverkoren heeft. Nachtegalen zingen onze
lof, bekijk de wonderen der natuur die Wung voor ons gemaakt heeft, en besefdat we na onze
dood onze overleden vrienden zullen terugzien en geroosterd
gazellevlees zullen eten. Tenminste, als we onze vrouw en onze kinderen trouw zijn gebleven
en goed voor hun gezorgd hebben.
Ik weet dit omdat Wung het mij gisteren in mijn droom heeft gezegd, want ik ben de
uitverkorene van de uitverkoren."
Wie van de twee gaat het vrouwtje krijgen,
denkje? De hele wereldgeschiedenis door hebben sjamanen, predikanten en priesters een grote
aantrekkingskracht op vrouwen uitgeoe-fend, zeifs op diegene
die verplicht celibatair moesten leven.
Nog zoiets : het is aangetoond dat in zowat alle godsdiensten de rituelen het meest worden
bijgewoond doorjonge mannelijke vrijgezellen.
Na het huwelijk vermindert het kerkbezoek. Waarom, tenzij om aan de aanwezige dames te
bewijzen dat ze geloven in de waarden van die godsdienst en dat ze
bereid zijn voor vrouw en kroost te zorgen? Maar er is geen reden te bedenken waarom ze
zich daar ook bewust van zouden moeten zijn, want daar is geen
enkel evolutionair voordeel voor te bedenken.
We hebben nog maar pas de theorie ontwikkeld over het zeifzuchtige gen als motor van de
evolutie, die plots
duidelijk maakte waarom de natuur zich in zoveel variaties heeft ontwikkeld. Maar dat heeft
de evolutie, en de miljarden wezens die erbij betrokken waren,
nooit verhinderd zich miljoenenjaren volgens die theorie te gedragen.
Als we dat lichamelijk deden, waarom zou het met de geest dan anders zijn?
De eerste die de sluier wegtrok was Darwin, maar hij ontdekte, net als Galilei, te veel dingen
om te laten aanvaarden door de cultuur van zijn tijd.
God als scheppende kracht vervangen door een evoluerende algemene Natuur was een ding,
maar een alwetende Schepper vervangen door de knikkergrote hersenen
van lagere diersoorten die elkaar begerig achternaliepen was wat te veel in een keer.
Dat verklaart waarom zijn theorieen over seksuele selectie zo lang in de vergetelheid zijn
geraakt, terwiji ze toch even veel, en zeifs meer verklaren dan
de natuurlijke selectie."
Toch klopt er iets niet. Poezie is de moeilijkste literatuurvorm, vereist de meeste
creativiteit en taalbeheersinq, en is dus de qrootste fitnessindicator.
Waarom verkopen stationsromannetjes dan miljoenen exemplaren, en koopt geen hond
poezie?
Geoffrey Miller:
"De meeste taalvormen zijn beschrijvend, het zijn de boeiendste verhalenvertellers die de
meeste paringskansen krijgen, niet degenen die het meest virtuoos
met woorden kunnen omgaan. Bovendien is poezie zeer aantrekkelijk in de
paarvormingsperiode. Dan schrijven jonge mannen vaak de enige gedichten in hun
leven,en als ze dat vermogen niet hebben, schrijven ze ze over uit poeziebundels, om aan te
tonen dat ze er voeling mee hebben. Poezie duidt op hogere
intelligentie, een grotere gevoeligheid en nog wat andere mentale fitness-indicatoren, maar het
zou kunnen dat de ingewikkeldheid ervan te groot is, dat de
pauwenstaart zo complex wordt dat hij niet langer begrepen wordt.
De meeste mensen weten intuitief dat James Joyce betere literatuur bedreef dan Barbara
Cartland, maar daarom lezen ze het nog niet, omdat het op een te
hoog niveau zit. De man die het laatste theorema uit de wiskunde opioste, Andrew Wiles, is
waarschijniijk waanzinnig intelligent, maar er zijn hooguit
vijftig andere wiskundigen die begrijpen waarom. Er moet blijkbaar een match mogelijk
blijven tussen de wederzijdse intelligentieniveaus."
En toch, laat honderd vrouwen kiezen tussen Stephen Hawking, het genie in de rolstoel,
en Mel Gibson, en...
Geoffrey Miller:
"Gibson haalt het, ongetwijfeld. Maar hij is niet alleen een mooie man, hij is ook intelligent,
grappig en heeft een goede babbel in huis.
Vrouwelijke partnerkeuze werkt volgens een hele set criteria. Dus als je het maximum scoort
op een criterium, en nul op de rest, heb je pech. Je mag de
theorie niet verengen tot een indicator, ik zeg alleen dat mentale fitness belangrijker is dan
fysieke.
De meeste vrouwen kiezen niet de mooiste partner die ze hadden kunnen krijgen, ze kiezen
lichamelijk onder hun stand.
Omdat een andere man liever is, trouwer, hun aan het lachen brengt, creatiever is, omdat hij
als minnaar ook aan haar denkt.
Een adonis die geen zinnig woord kan uitbrengen en alleen zijn kwakje DNA kwijt wil, maakt
misschien kans op een one-night stand. maar veel minder op een
relatie. Alleen in de allereerste fase van de hofmakerij zai je voor een eerste indruk afgaan op
lichame-lijke fitness: de symmetric van het gezicht,
de gaafheid van een huid, een atletisch voorkomen, de lengte.
Dat geeft een eerste, vrij makkelijke informatie.
Maar ik geloof niet dat het voldoende is voor paarvorming, want dan gaat de mentale fitness
meespelen.
De one-night stand van twee vreemden tijdens het eerste avondje uit is de grote uitzondering.
Voor de eerste paring zijn er meestal weken en weken gepraat aan voorafgegaan, om het
vrouwtje toe te laten na te gaan waar de mentale fitness zit."
Een van de oudste beroepen ter wereld, prostitutie, lijkt uw stelling tegen te spreken.
Daar gaat het toch alleen om lichamclijkheid en seks?
Geoffrey Miller:
"Oh nee. Economisch is prostitutie een contract tussen twee partij-en, gericht op een
eenmalige paring, pure korte-termijn seks.
Dan zou je de waarde van de criteria die de keuze voor een prostituee bepalen moeten kunnen
aflezen aan de prijszetting.
Wel, de goedkoopste is het heroinehoertje, lichamelijk afgetakeld en mentaal niet echt zeer
begaafd.
De prijs stijgt dan naargelang de schoonheid, dat klopt, maar de duurste variant is de call-girl,
de vrouw die niet alleen moot is en seksuele techniek
in huis heeft, maar dieje ook kan vergezellen naar een zakendiner of naar de opera, en die
over zowat alles intelligent en humorvol mee kan praten.
Dus zelfs in een puur kort sekscontact wordt het meest betaald voor krachtige mentale fitnessindicatoren."
Pauwen hebben maar een soort staart, prieelvoqels bouwen een type nest.
Waarom specialiseren mensen zich dan in schrijvers, schilders, wetenschapslui, musici?
Geoffrey Miller
"Onze vreselijk groot ontwikkelde hersenen kunnen zich specialiseren in verschillende
dingen.
Wanneer we in de puberteit komen, de fase waarin we seksueel rijp worden, besteden we
vreselijk veel aandacht en tijd om uit te zoeken waarin we juist
goed zijn. Welke specialisatie zai mij aantrekkelijk maken voor het andere geslacht?
Pubers in alle culturen doen dat, er bestaat een universele term voor: ze zoeken hun identiteit,
hun manier om hun seksuele status te verhogen.
Het is een beetje te vergelijken met doelgroep-marketing. Je ontwikkelt die capaciteiten waar
je trots op bent en dat geeft je een aantrekkingskracht bij
die partners die voor die capciteiten meer belangstelling hebben. Een leeghoofdige
bodybuilder loopt de meeste kans te eindigen met een leeghoofdige
aerobics-bimbo. Een man die gek is op literatuur en behoorlijk kan schrijven belandt meestal
bij een vrouw met een goedgevulde boekenkast.
De pianist slaat een concertgangster aan de haak. De twee vullen elkaar aan, zodat het op een
bepaald ogenblik bijna niet langer mogelijk is oorzaak en
gevolg te onderscheiden. Het is voor mij wel duidelijk dat die variatie in mentale
fitnessindicatoren een gelukkige cultuur van een zieke cultuur
onderscheidt. In een gelukkige cultuur is er een veel grotere variatie, zijn er talrijke
geapprecieerde indicatoren die tot paarvorming kunnen leiden.
Een ongelukkige cultuur verengt het aantal criteria tot slechts enkele, zoals in de Verenigde
Staten, waar je haast alleen nog het rolmodel
quarter¬back-cheerleader overhoudt."
En waar de 'nerd' Bill Gates eerst Microsoft moet opbouwen voor hij van de straat
raakt.
Geoffrey Miller (lacht):
"Dat vat het zowat samen, ja. De gelukkigste culturen zijn degene die beseffen dat niet alleen
status en fysieke schoonheid redenen zijn tot paarvormmg."
Ik blijf proberen: waarom worden de hoogste prijzen betaald voor die kunstwerken
waarvan een overgrote meerderheid van de vrouwen zegt:
'Dat kan mijn kind ook?' Ontsnapt moderne kunst dan aan uw theorie?
Geoffrey Miller:
"Toch niet. We lijden nog altijd onder de achttiende-eeuwse Duitse romantiek van Schiller en
Goethe, waarbij kunst gezien werd als een gebied van pure
zelfexpressie, een utopische ontsnapping aan de banale realiteit, en waarbij de kunstenaar een
mannelijk genie was dat zich ver hield van vrouwelijke
verleidsters die uit waren op zijn creatieve krachten. Dat beeld gaat in tegen de
ontwikkelingsgeschiedenis van kunst, tegen de zeer ruim verspreide
volkscultuur, tegen het versierend en functioneel aspect van kunst. Kunst wordt er bijna semireligieus door, wat je ook merkt in de meeste oudheidkundige
musea: ieder naakt vrouwenfiguurtje is er per definitie een 'godin' of een
'vruchtbaarheidssymbool', terwiji je het even goed als 'prehistorische
pornografie' zou kunnen bestempelen.
Kunst beantwoordt bij uitstek aan de wetten van seksuele selectie: het toonde de virtuositeit
van de kunstenaar, die als geen andere de realiteit kon
afbeelden, de mythen in beelden kon vangen. Er speelt ook een belangrijk
verspillingselement, kenmerk bij uitstek van de seksuele selectie:
kunst vraagt grote kosten, in tijd, energie, vaardigheid en gebruikte materialen.
Voorwerpen die goedkoop en gemakkelijk te maken waren, zijn nooit als mooi ervaren.
Toegegeven, die fitnessverklaring werkt beter bij volksesthetiek dan bij elitaire kunst.
Bij het volk staat het kunstwerk centraal dat het vakmanschap van de maker centraal stelt, bij
de elite om kunstvoorwerpen die hoogstaand genoeg zijn om
door hun gelijken te worden besproken. Gewone mensen zien graag felle, vrolijke kleuren, de
elite houdt van monochromie, het volk valt voor technische
vaardigheid, de elite geeft de voorkeur aan willekeurigheid, een kinderlijk afwijzen van
vaardigheid als teken van onconventionaliteit.
Het volk houdt van realisme, de elite van abstractie. Met die voorkeuren tonen ze hun elitestatus, hun intelligentie en gevoeligheid voor nieuwe
cultuuruitingen.
Nochtans is dat in evolutionaire termen een gloednieuwe richting.
Tot aan de industriele revolutie liepen de criteria van het volk en de elite parallel: toen moest
ook voor de elite een schilderij realistisch zijn,
en werden kunstwerken in dure mate¬rialen als mooier ervaren.
Maar de technieken van de mechanische reproductie hebben dat op zijn kop gezet: we zijn
vandaag omringd door voorwerpen die goedkoop in serie gemaakt
kunnen worden en die qua vorm, afwerking, kleur en detail de oude ambachtslieden en
kunstenaars verbijsterd zouden hebben.
Perfectie staat niet langer voor vakmanschap, maar voor goedkope massa-productie. Dus
worden nu plots weer lepels als mooi beschouwd die overduidelijk met
de hand gemaakt zijn: een beetje asymmetrisch, onregelmatig afgewerkt, primitiefversierd,
een lepel waar een achttiende-eeuwse leerling-zilversmid zich
voor geschaamd zou hebben. Hetzelfde met de schilderkunst: de fotografie heeft de
vakmanschapswaarde van een realistisch landschapsschilderij weggevaagd,
en dus is een culturele elite zich gaan bewegen in de richting van schilderijen waarvan het
volk zegt: dat kan mijn kind ook.
Maar Picasso is een sprekend bewijs dat ook die nieuwe moderne kunst een krachtige
seksuele fitnessin-dicator is."
Volqens u is ook vrijqevigheid zelfs moraliteit een seksuele indicator.
TerwijI het toch simpeler is te veronderstellen dat vrouwen en mannen kiezen voor het
qeld en de zekerheid van een rijke partner.
Geoffrey Miller:
"Voor een stuk wel, maar dat alleen verklaart het ontstaan van moraliteit niet. Scrooge was
immens rijk, maar bleef, omdat hij een vrek was, ook vrijgezel.
Niet alleen het bezit telt, ook het vermogen om het schijnbaar onbaatzuchtig weg te geven. De
grootste fooien worden gegeven door vrijgezellen die een
meisje voor het eerst uitnemen. Om indruk te maken zeker, maar waarom vertaalt dat zich in
een gedrag dat tegen de wetten van de natuurlijke selectie
ingaat? Want volgens een kost-efficientie principe had hij de dame beter naar een duurder
restaurant met een betere kwaliteit voedsel kunnen nemen.
Om een betere bediening te krijgen? Evenmin, want die is al geleverd wanneer de fooi komt.
Nee, hij toont gewoon dat hij in staat is tot onzelfzuchtig
gedrag. Waarom besteedt Ted Turner een leven om een fortuin van 4 miljard dollar op te
bouwen, om er dan een miljard van weg te geven aan liefdadigheid?
Tenzij om Jane Fonda die dag te horen zeggen dat ze nooit zo verliefd is geweest? (lacht).
Waarom gaan advocaten en managers een paar uur in een
gaarkeuken voor armen werken, terwiji ze puur economisch veel beter een paar van hun
uurlonen zouden schenken, waarmee je een legertje vrijwilligers voor
tientallen gaarkeukens zou kunnen betalen? Tenzij om te tonen dat ze over morele
fitnessindicatoren beschikken die hen tot potentiele part¬ners maken."
Het verbaast me dat u noq niet qelyncht bent door feministen, want dit is toch een
behoorlijk seksistische theorie.
Geoffrey Miller:
"Dat valt mee, maar ik heb dan ook het grootste respect voor het feminisme, ik steun
vrouwen in hun streven naar gelijkberechtiging, en ik weet ook dat
culturele rolpatronen en patriarchale maatschappijen de verschillen tussen man en vrouw
hebben uitvergroot.
Maar ik ben ervan overtuigd dat ook in een volledig egalitaire maatschappij onze genetische
en evolutionaire erfenis ervoor zouden zorgen dat er meer
mannelijke schrijvers en meer lezeressen zouden zijn. Dat is niet anti-feministisch,
integendeel, het bewijst net dat het belangrijkste evolutionaire
mechanisme, de grootste scheppende kracht van onze dierensoort, het primaat van de
vrouwelijke partnerkeuze is, waaraan al honderdduizenden jaren lang de
mannetjes zich hebben aangepast. Mijn theorie gaat in tegen minstens acht cruciale waarden
van onze samenleving:
ons geloofin menselijke gelijkheid,
het idee dat menselijke ontwikkeling vooral bepaald wordt door sociale en
gezinsomstandigheden.
Pronkerig gedrag met mentale fitness gaat in tegen onze waarden van bescheidenheid en
fatsoen.
Seksuele status gaat in tegen ons geloofin sociale organisaties gebaseerd op
geloofwaardigheid.
Dat je elkaars seksuele relaties bepaalt door een afweging van fitnessindicatoren gaat in tegen
het romantische idee dat we voor elkaar geschapen zijn.
De demonstratieve verspilling die het seksueel-selectie mechanisme vereist, gaat in tegen
waarden als soberheid, eenvoud en efficientie.
Het lijkt bijna nihilistisch om te beweren dat onze vermogens tot taal, kunst, moraliteit,
godsdienst evolutionair ontstaan zijn om een keten van duizenden
generaties een boodschap te laten verkondigen:
'Mijn fitness is goed, mijn genen zijn goed, paar dus met mij.'
Misschien is het wel een wonder dat ik nog niet gelyncht ben ja. (lacht)
Nog eentje, om het af te leren.
Waarom zijn zoveel homoseksu-elen actief in kunstenberoepen? Zij hebben toch niet
direct een voortplantinqsmotief?
Geoffrey Miller:
"You got me. Daar ben ik zeif nog niet uit, het is een van mijn overblijvende puzzelstukjes.
Nu, ook homoseksuelen planten zich voort, zie Oscar Wilde. Maar toegegeven, het kan bij
hun geen dominerende factor zijn om juist die publieke beroepen
op te zoeken. Misschien spelen er verschillende factoren mee.
Je ziet een grotere promiscuiteit bij homo's, die in hun leven gemiddeld meer partners hebben
dan hetero's. Dat zou kunnen verklaren waarom ze graag
opvallen met uiterlijk vertoon, en een voorliefde hebben voor publieke beroepen, waar ze
meer mensen en dus meer potentiele partners ontmoeten.
Bovendien heeft een homo geen gezin te onderhouden of te verzorgen. Wat hun meer tijd
geeft om buitens-huis en creatiefte zijn. Het is makkelijker om
een oeuvre bij elkaar te schrij¬ven en te componeren als je daar 16 uur per dag mee bezig
kunt zijn.
Genie is meestal de uitkomst van kwantitatieve productie: de meeste echt geniale schilders,
componisten en wetenschapslui hadden een enorme output.
Als je, zoals Picasso, 15.000 schilderij¬en maakt, is de kans groter dat daar meesterwerken
tussen zitten dan bij de brave vader die een paar keer per
jaar de tijd vindt om een schildersezel vast te pakken. Maar toegegeven, dat is geen
bevredigend antwoord op je vraag.
Homoseksualiteit blijft een raadsel voor de theorie van de seksuele selectie.
Maar ach, wat zou wetenschap vervelend worden als er geen dingen overbleven om te
verklaren.."
Evolutie is een romantische komedie
Dirk Draulans Joël De Ceulaer
Knack 28/02/2001
Taal, kunst en muziek adverteren de biologische kwaliteiten van een mens. Cultuur is ontstaan
als middel om partners te vinden voor de voortplanting.
Als vrouwen poneren dat ze in een man eerder humor waarderen dan een gespierde torso is
dat geen verhulling van fysieke verlangens waarvoor ze niet uit durven te komen.
Humor zou veel meer zeggen over de kwaliteiten van een man als potentiële vader dan een
forse borstkas.
Dat veel meer rockmuzikanten dan topvoetballers met supermodellen aan de haal gaan, heeft
zijn redenen.
Cultuur zou een sterker signaal van kwaliteit sturen dan fysieke hoogstandjes. Meer zelfs:
kunst zou weinig te maken hebben met de nood tot het bevredigen van mentale behoeften,
maar veel met haar waarde als middel om vrouwen te veroveren.
Dat is ruw samengevat de stelling die de Amerikaanse psycholoog Geoffrey Miller verdedigt
in
Miller buigt zich over de seksuele selectie die al door de grondlegger van de evolutieleer,
Charles Darwin, was beschreven.
De meeste mensen kennen Darwins natuurlijke selectie, vertaald in de survival of the fittest,
door velen eng geïnterpreteerd als steunend op tanden en klauwen, terwijl het eigenlijk over
het overleven van de best aangepasten gaat, en dat zijn niet noodzakelijk de sterksten.
Natuurlijke selectie bepaalt welke individuen (lichamen) het best geschikt zijn om te
overleven.
Maar een geschikt lichaam is niet altijd aantrekkelijk voor het andere geslacht.
Overleving vertaalt zich niet per definitie in voortplanting. En daar is het hem in de biologie
uiteindelijk om te doen: de genen moeten naar de volgende generatie.
Omdat in geslachtelijk voortplantende soorten - zoals de mens - de helft van de genen in de
nakomelingen van iemand anders afkomstig zijn, is een verstandige partnerkeuze cruciaal.
Vergissingen moeten worden vermeden door informatie te vergaren.
Seksuele selectie behelst de ontwikkeling van kenmerken die een individu aantrekkelijk
maken voor potentiële partners.
Die kenmerken zijn niet noodzakelijk geschikt voor overleving.
De kleurige en symmetrische pauwenstaart is het klassieke voorbeeld van een kenmerk dat
uitsluitend dient om te pronken, om status en gezondheid te adverteren en vrouwtjes aan te
trekken.
De staart vergroot wel de kansen dat zijn drager door een tijger wordt gevangen omdat hij
minder gemakkelijk uit de voeten kan. Een pauw die ondanks een zware staart in leven
blijft, etaleert ook kwaliteiten als overlever. En verkoopt zichzelf dus als geschikte
partner.
De evolutiepsychologie gebruikt vergelijkbare argumenten uit de biologie om niet alleen het
gedrag maar ook het denken van de mens te verklaren.
Ons doen en laten wordt gestuurd door onze biologische prehistorie. Een visie die niet
overal even vlotjes wordt aanvaard.
In zijn boek drijft Miller de evolutiepsychologische benadering verder dan ooit tevoren is
gebeurd:
de meeste uitingen van cultuur ontstonden en werden uitgebouwd omdat ze nuttig bleken
bij de evaluatie van potentiële partners. Hoe kom je erbij?
Geoffrey Miller: Evolutiepsychologie gaat over het begrijpen van de menselijke natuur en van
de uitdagingen waarmee onze voorouders in de prehistorie geconfronteerd werden. Seksuele
selectie is een belangrijke component daarvan.
We gaan allemaal in competitie om rivalen voor te zijn en seksuele partners te vinden. Maar
de evolutiepsychologie maakte de fout te veel te focussen op vrouwelijke schoonheid en
mannelijke status. De klassieke visie was dat mannen vooral fysieke kenmerken beoordelen
en vrouwen veeleer status. Maar als je gedetailleerd onderzoekt wat mannen en vrouwen
eigenlijk willen, zie je veel overeenkomsten. Gewenste kenmerken zijn eigenschappen als
moraliteit, begrip, vriendelijkheid, humor, intelligentie. Dan rijst de vraag waarom die
kenmerken zo hoog worden ingeschat. Mijn antwoord is: omdat ze heel nuttig zijn bij
seksuele selectie.
Dus seksuele selectie heeft veel minder te maken met verschillen tussen de seksen dan wij
denken?
Miller: Inderdaad. Seksuele selectie werd tot nu toe vooral ingeschakeld om oppervlakkige
verschillen te verklaren, zoals het feit dat vrouwen borsten hebben en mannen gespierde
voorarmen. Het concept werd echter nooit toegepast op de menselijke geest, die ons toch
uniek maakt. Ik vind dat vreemd, want het lijkt me logisch dat de evolutie van bijvoorbeeld
taal een krachtig middel bood om de kwaliteiten van partners te evalueren.
Hoe linkt u taal aan biologische kwaliteit?
Miller: Het grote probleem waarmee veel dieren geconfronteerd worden, is dat ze niet weten
hoe het gesteld is met de organen van andere individuen. Vooral informatie over het goed
functioneren van de belangrijke hersenen kan nuttig zijn. Vogelvrouwtjes luisteren naar het
gezang van mannetjes om op zijn minst een luikje van hun hersenen - onbewust - op zijn
kwaliteiten te beoordelen. Onze taal werd een instrument om hersenen te evalueren. Ik beweer
dat zodra taal, om welke reden dan ook, ontstaan was, onze voorouders er gebruik van
maakten om de hersenwerking van potentiële partners in te schatten. Daarin schuilt het belang
van het vele gepraat bij de vorming van een koppeltje.
Is zoiets niet gevoelig voor bedrog? Iemand die welbespraakt is, luist een potentiële
partner er toch zo in?
Miller: Ik denk dat kwaliteit hier moeilijk te veinzen is. Gewoonlijk duurt het toch minstens
vele maanden voor een beginnende relatie in een zwangerschap uitmondt, zodat er tijd genoeg
is om te praten en informatie uit te wisselen. Iemand kan misschien uren of zelfs dagen
pretenderen dat hij grappig of intelligent is, maar na een tijdje zal hij zichzelf herhalen en
vervelend worden. Het is moeilijk om zo'n fraude lange tijd vol te houden.
Dus eigenlijk zijn wij een soort wandelende en babbelende reclame voor onze genen?
Miller: Precies. De verschillen in creativiteit, intelligentie of taalvaardigheid tussen
individuen reflecteren zich uiteraard in genetische verschillen. In principe zullen de genen van
slimme of taalvaardige mensen meer in baby's, en dus ook in de volgende generaties,
terechtkomen dan deze van minder vaardige mensen, omdat de kenmerken die ze opleveren
aantrekkelijker zijn. Daarom is onze soort in de loop der tijden ook intelligenter en
interessanter geworden. Het mechanisme daarachter is seksuele selectie.
Freud zat er dus flagrant naast met zijn visie over seksualiteit?
Miller: Ja, hij had Darwin niet goed gelezen. Freud had een karakterafwijking die sterk
ontwrichtend werkte voor zijn wetenschappelijk onderzoek: hij vond dat hij per se origineel
moest zijn. Hij bekommerde zich niet om de seksuele selectietheorie, maar dokterde iets uit
dat niet op echte evolutie gebaseerd was en dat uitmondde in zijn Oedipus- en
Electracomplexen.
Maar hij had wel succes bij de vrouwen.
Miller: Hij trouwde en flirtte blijkbaar met zijn patiëntes.
Hoe past u seksuele selectie toe op kunst? Wat is de genetische basis van kunst?
Miller: Een van de dingen die mijn theorie doet, is de mening van gewone mensen over kunst
en muziek ernstig nemen. Mensen die niet opgeleid zijn om met kunst om te gaan, stellen
schoonheid dikwijls gelijk aan virtuositeit. Ze kijken naar een schilderij en zeggen: dat is
prachtig, want zoiets zouden wij niet kunnen maken.
En over moderne kunst zeggen ze: wat is me dat, dat kan ik ook?
Miller: Juist. Mensen gaan instinctief door het kunstwerk heen kijken en er een evaluatie van
de kunstenaar aan koppelen. Ze vragen zich af wat voor een persoon hij was, hoeveel tijd hij
in het kunstwerk stak, hoeveel vaardigheid hij nodig had. Kunst waarin veel geïnvesteerd is,
wordt in het algemeen hoger ingeschat dan de rest.
Is virtuositeit niet meer een kwestie van talent en elegantie dan van hard werken?
Miller: Er zijn verschillende esthetische stijlen die verschillende aspecten van talent kunnen
adverteren. Een vrouw die als huwelijksgeschenk voor haar man een Perzisch tapijt met
ingewikkeld patroon weeft, toont haar bereidheid om in de relatie te investeren en etaleert
haar kwaliteiten als handwerkster. Maar Picasso kon in tien minuten tijd met enkele lijnen een
portret tekenen. Dat is een ander soort talent, waarvoor wel jaren van oefening nodig zijn om
het te ontwikkelen tot een hoog niveau.
Weet u zeker dat de vrouwen niet voor Picasso vielen omdat hij rijk was, eerder dan een
begenadigd kunstenaar?
Miller: Oh, maar vrouwen vonden Picasso al heel aantrekkelijk lang voor hij rijk was.
Rond kunstenaars hangt vaak een sfeertje van marginaliteit. Hoe past u dat in het
plaatje van succesvolle voortplanters?
Miller: Ik meen dat de invloed van kunst en muziek op onze voorouders onderschat wordt,
omdat beide in onze moderne maatschappij inderdaad aan belang verloren hebben. In vele
primitieve stammengemeenschappen neemt echter iedereen deel aan dans en muziek. De
meeste mensen versieren er zich, met zelfgemaakte juwelen en lichaamsschilderingen. Daar
kunnen oordelen aan gekoppeld worden over de kwaliteit van het zicht, van de
vingerbewegingen, van het gevoel voor symmetrie van de kunstenaar, allemaal potentieel
nuttige informatie. We weten dat er opvallende correlaties bestaan tussen een aantal van deze
vaardigheden, hoe marginaal ze ook zouden zijn, en eigenschappen als intelligentie,
flexibiliteit en originaliteit die als waardevol worden ervaren in heel wat aspecten van het
leven, zowel privé als professioneel. Ik ben er ook van overtuigd dat kunst veel ouder is dan
wij aannemen. Europese wetenschappers zijn geneigd de veertigduizend jaar oude
rotsschilderingen in Frankrijk en Spanje als het begin van kunst te verkopen, maar ik denk dat
de oorsprong ervan minstens honderdduizend jaar geleden in Afrika lag. Het gebruik van rode
oker als pigment voor lichaamsschilderingen zou zeker uit die tijd dateren.
De meeste kunstenaars zijn mannen. Is dat een gevolg van het feit dat van vrouwen wordt
verwacht dat ze vooral tijd aan de kinderen en niet aan andere activiteiten spenderen?
Miller: Darwinisten en feministen zijn het erover eens dat er een balans moet worden gemaakt
tussen inspanningen voor de partner en voor de kinderen. Het is een feit dat de tijd beperkt is,
en dat het voor iemand die kinderen moet verzorgen minder evident is om veel in cultuur te
investeren. Maar de capaciteiten voor kunst en muziek zijn voor mannen en vrouwen sterk
vergelijkbaar. Het zijn alleen de motiverende factoren en de manier waarop geadverteerd
wordt die verschillen. Mannen zijn vooral met kunst bezig wanneer ze indruk willen maken
op zoveel mogelijk potentiële partners. Ze gaan dus gemakkelijk publiek. Vrouwen zijn
geneigd om hun inspanningen te beperken tot de kleine groep mannen waarin ze echt
geïnteresseerd zijn. Zo piekt het publiceren van boeken bij mannen rond een leeftijd van
dertig jaar, terwijl vrouwen gemiddeld ouder dan vijftig zijn als ze een boek op de markt
brengen.
Vertellen rockmuzikanten de waarheid als ze stellen dat ze gitaar leerden spelen om
vrouwen te versieren?
Miller: Absoluut. Ik denk zelfs dat rockmuzikanten beter in het plaatje van seksuele selectie
passen dan andere kunstenaars. Het is interessant dat vele tieners plotseling een spontane
interesse vertonen om zich met kunst en muziek bezig te houden. Dat gebeurt dikwijls
onbewust, de hormonen duiken op en zeggen: je bent nu veertien, het wordt tijd dat je gitaar
leert spelen want dat is nuttig voor je seksuele selectie. Het is jammer dat vele ouders zich
tegen die cultuuropstoot verzetten met het argument dat het niet praktisch is, dat de kinderen
beter iets nuttigers leren. Ik hoop dat mijn boek ouders meer vertrouwen zal geven in hun
tieners, zelfs als die aangetrokken worden door ongewassen rockmuzikanten.
Ouders moeten toch ook beïnvloed worden door de concepten van seksuele selectie?
Miller: Ik heb de indruk dat veel ouders ze vergeten zijn tegen de tijd dat hun eigen kinderen
beginnen uit te gaan. Ze moeten meer vertrouwen krijgen in de partnerkeuze van de jeugd.
Gaat u akkoord met de visie dat de hersenen evolueerden om een betere overleving te
garanderen, en dat kunst en filosofie gewoon neveneffecten van die evolutie waren?
Miller: Nee. Ik hou niet van de stelling dat de menselijke aard grotendeels een neveneffect
zou zijn van het feit dat wij grote hersenen hebben en veel kunnen leren. Sommige mensen
beschouwen zelfs taal als zo'n zijeffect. Dat kan toch niet. Het is illustratief dat mensen veel
gemakkelijker muziek en kunst kunnen leren, en grappig kunnen zijn, dan omgaan met
wiskunde of techniek. Omdat die laatste talenten schaars zijn, worden ze door onze op
economie ingestelde maatschappij hoog gewaardeerd, maar vanuit Darwinistisch oogpunt zijn
de algemenere kwaliteiten, in het bijzonder kunst en humor, waardevoller.
Draaide het in de evolutie niet vooral om kracht, om de strijd voor de overleving?
Miller: Vele mensen hebben de neiging om evolutie als een oorlog te zien. In films wordt de
prehistorie dikwijls gedramatiseerd: het moet toch vreselijk geweest zijn, maar geweldig, om
met speren een reuzenluiaard te lijf te gaan. Het idee echter dat onze voorouders door
dezelfde routine moesten van versieren en verliefd worden en hun hart verliezen en
uiteindelijk tot voortplanting komen, lijkt voor vele mensen van nu gewoon te vermoeiend om
in overweging te nemen. Het lijkt niet door te dringen dat onze voorouders jaren, zelfs
millennia van hofmakerij doormaakten om ons te produceren. Ik ben zelf geneigd evolutie te
zien als een lange romantische komedie met enkele elementen van gevaar en drama, waarin
vooral seksuele selectie bepaalt welke eigenschappen naar de volgende generatie worden
doorgegeven. Spieren en agressiviteit waren dus veel minder belangrijk dan kunst en humor,
tenzij in omstandigheden van oorlog met een groot risico dat vrouwen verkracht of ontvoerd
werden. Dan konden mensen zich niet de luxe van kunst en muziek veroorloven.
Wat is in godsnaam het succes van humor? Waarom vallen vrouwen op grappige
mannen?
Miller: Ik denk dat seksuele selectie zich op humor focuste, omdat het zo'n geschikt middel is
om creativiteit te etaleren, de capaciteit om op een speelse manier ideeën te lanceren of te
combineren.
Wat adverteert men dan met humor?
Miller: Nogmaals, seksuele selectie kijkt altijd naar de kenmerken achter een eigenschap.
Intelligentie, creativiteit, flexibiliteit, die ook met humor te maken hebben, zijn zeer nuttig
voor de overleving. Als je ziet dat iemand grappig is en met nieuwe ideeën naar voren komt,
zal hij ook snel en efficiënt zijn in het oplossen van sociale of omgevingsproblemen.
.
Tags: brein & evo
Prev: N E U RO P S Y C H O L O O G PAU L B RO K S
Next: Waarneming veranderingen
Download