Het Woord van de Gerechtigheid Nr. 48 september 2007 pagina 1 “Want ieder die nog van melk leeft, is onervaren in het woord van de gerechtigheid (St. vert.): hij is nog een kind” (Hebr. 5:13). Het “woord van de gerechtigheid” staat in contrast tot “de eerste beginselen van de uitspraken van God” (Hebr. 5:12). Het “woord van de gerechtigheid” duidt daarom op diepere waarheden waarin God handelt op basis van Zijn gerechtigheid met ons. Het Woord van de Gerechtigheid wil een bijdrage leveren om christenen vertrouwd te maken met de “vaste spijs” (Hebr. 5:14) van het woord van God om geestelijke volwassenheid mogelijk te maken. Bijbelse waarheden die nauwelijks worden onderwezen en van cruciaal belang zijn om “het einddoel van het geloof” (1 Petr. 1:9), te bereiken, zullen in het bijzonder onderwerp van aandacht zijn. Het Woord van de Gerechtigheid wordt geredigeerd door Roel Velema e-mail: [email protected] website: http://roel.velemaweb.nl/nl/wvdg/wvdg.aspx De Toegang tot het Land Kanaän “Daarom ben Ik neergedaald om hen uit de macht der Egyptenaren te redden en uit dit land te voeren naar een goed en wijd land, een land vloeiende van melk en honing …” (Ex. 3:8). “Is het een kleinigheid, dat gij ons hebt opgevoerd uit een land, vloeiende van melk en honing, om ons te laten sterven in de woestijn …” (Num. 16:13). Lezen: De Zeven Stadia in het Christelijke Leven, Het Woord van de Gerechtigheid, augustus 2007, nr. 47. In de vorige studie hebben we gezien dat de geschiedenis van het volk Israël in haar reis van Egypte naar het land Kanaän zeven stadia kent die van toepassing zijn op het christelijke leven. Het doel van die reis was om uit Egypte verlost te worden en om in het land Kanaän woning te vinden. Deze twee landen – Egypte en Kanaän – verwijzen typologisch ook naar twee personen, naar Satan en naar Christus. Een christen uit Egypte verlost, uit de macht van Satan, om in het beloofde land onder de heerschappij van Christus te komen. In Egypte staat de satan, door de persoon van Farao, centraal, en in het beloofde land staat de God van Israël in alles centraal. Wanneer wij de zeven stadia van het christelijke leven begrijpen en onderscheiden, is het van het groot belang te weten dat elke waarheid in de Bijbel in balans moet zijn met Gods gerechtigheid, heiligheid en liefde. Efeziërs 4:24 spreekt van “waarachtige gerechtigheid”. Wanneer we alleen de nadruk leggen op de theologische waarheid van de Schrift, lopen we het gevaar dat die waarheid technisch wordt en verliezen we de liefde van God uit het oog. Egypte en Kanaän verwijzen ook naar twee personen, naar Satan en God. Nr. 48 september 2007 Het Woord van de Gerechtigheid pagina 2 Elke waarheid in de Bijbel moet ‘Gepersonifieerd’ worden, d.w.z. we moeten onze gelijkvormigheid aan Christus centraal stellen, want anders blijft Bijbelse waarheid steken op het niveau van de techniek. Techniek heeft zijn plaats in de bestudering van de Bijbel, maar uiteindelijk gaat het niet om de prediking van de waarheid, maar dat de waarheid van de Bijbel waar wordt in ons leven. In 2 Corinthiërs 5:12 lezen we: “… die … zoeken door uiterlijkheden, maar niet door het hart”. Het is van belang dat onze Bijbelstudie niet blijft steken in techniek. Alleen wanneer het hart wordt aangesproken, zal het woord van God een innerlijke werking hebben die dat woord waar kan maken in ons leven. Het woord ‘uiterlijkheden’ in 2 Corinthiërs 5:12 is een interessant woord. In de Griekse tekst betekent het letterlijk ‘aangezicht’: “zoeken wat voor het aangezicht is”. Dezelfde gedachte vinden we in 1 Thess. 2:17: “… een tijdlang naar het oog, niet naar het hart, van u beroofd zijn geweest”. De studie van de Bijbel mag een technisch element hebben, maar moet altijd het hart bereiken, wil het tot geestelijke voedsel dienen. Dit geldt ook voor de zeven stadia in het christelijke leven. Deze zeven stadia zijn als zeven schoolklassen, die moeten worden doorlopen om het ‘diploma’ van die opleiding te ontvangen. Alleen wanneer we in de zevende klas zijn aangekomen, kunnen we het diploma behalen. Een leerling die in de eerste klas zit, behoeft zich geen zorgen te maken dat hij of zij niet in de zesde klas zit, want dat staat nog op het programma. De leraar neemt de tijd dat de leerlingen in elke klas de stof eigen maken, dit alles met het oog op het diploma dat een blijk van de beheersing van de leerstof moet zijn. De tijd dat de leerlingen de opleiding doorlopen, hangt af van de gaven en inzet van de leerling. Het christelijke leven is een leerschool van zeven klassen. De leerstof is dat wij Christus moeten leren kennen (vgl. Ef. 3:20). Christus is als een universiteit die wij doorlopen. Het woord ‘universiteit’ is afgeleid van twee Latijnse woorden, unus (‘één’) en versus (‘lijn’). Op een universiteit kan men meerdere richtingen kiezen, meerdere ‘lijnen’. Op de universiteit kiest men niet alle richtingen, maar meestal één. De leerschool van Christus is ook een ‘lijn’, en in deze school leren wij Christus persoonlijk kennen met als doel dat de waarheid van Gods woord waar wordt in ons leven. De eerste vier klassen zijn voorbereidende jaren, de vijfde klas een hevige korte opleiding, terwijl de zesde en zevende klas tot de kern doordringen. Het succes van een opleiding is verzekerd wanneer de leerling in iedere klas inzet toont en trouw de stof verwerkt. Dit zelfde geldt ook voor het christelijke leven. We moeten ons niet bezorgd maken dat we nog niet in het zesde stadium zitten. Het geheim is dat we in iedere fase trouw zijn aan de Heer en de lessen leren, die kenmerkend zijn in ieder stadium. Natuurlijk kan iedere klas tot een vertraging leiden die te wijten is aan de leerling: “En toen door het vele tijdverlies de vaart bedenkelijk werd …” (Hand. 27:9), maar wanneer wij in gehoorzaamheid aan Gods Geest wandelen, zullen wij elk stadium doorlopen. Het is een feit dat we in het zesde stadium moeten zijn om het beloofde land te beërven , maar wat gebeurt er met een jong, toegewijd christen die zich in het tweede stadium bevindt en plotseling overlijdt? Kan zo’n persoon het koninkrijk niet beërven, omdat hij of zij het zesde stadium niet heeft bereikt? Om die vraag te beantwoorden, moeten we terug naar de typologie van het Oude Testament. Christus is als een universiteit die wij doorlopen. Nr. 48 september 2007 Het Woord van de Gerechtigheid pagina 3 In Hebreeën 11:13 lezen we: “In dat geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en hebben zij beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde”. Deze mensen, zoals Abel en Henoch, die voortijdig deze wereld verlieten, waren niet wanhopig toen zij stierven, omdat zij meer tijd nodig dachten te hebben om het einddoel van hun geloof te bereiken. Nee, deze mensen stierven in het geloof, zodat hun dood niets minder was dan een onderdeel in de leerschool van Christus. Zij stierven in geloof en capituleerden niet voor de situatie. Elk onderdeel in de leerschool van Christus heeft als doel dat de kracht van Christus’ opstanding de dood overwint, ongeacht de consequenties en alles wat wij niet kunnen overzien. Onze roeping is om in elke stadium van het christelijke leven de Heer volkomen trouw te zijn en te wandelen naar het licht dat wij hebben. De Bijbel laat weinig licht zien hoe ons geestelijk leven eruit ziet na onze dood. “Kan een baby die sterft, ooit behouden worden?”, “Kunnen de heidenen die het evangelie nooit gehoord hebben, ooit behouden worden?”, zijn vragen waar we niet ten volle antwoord op zullen krijgen, omdat ze thuishoren in een gebied waar we niet langer verantwoording kunnen dragen. Het enige principe is dat God altijd oordeelt op basis van het licht dat wij hebben gekregen. Henry Mabie schreef hierover in zijn meesterlijke boek The Meaning and Message of the Cross: The Apostle Paul declares that “as many as have sinned without the law—i.e., without revelation—shall also perish without revelation; and as many as have sinned under revelation shall be judged by revelation ... in the day when God shall judge the secrets of men according to my gospel, by Jesus Christ” (Rom. 2:12-16). Plainly, Paul here teaches that the heathen are finally to be judged in the light of a standard identical in principle, however varied in the form of its expression, with that which will be applied to those who have had revelation. Both classes will be judged with reference to their interior reciprocal moral attitude—“the secrets of men”—towards the principles embraced in the redeeming cross—such an attitude as would accept or reject Christ were He disclosed to them. “For we must all be made manifest before the judgment-seat of Christ” (2 Cor. 5:10), that is, before His cross, to be judged by the principles which constitute it what it is. To prepare them for the last judgment, the heathen have the benefit only of the natural judgment in their own consciences; they are wholly destitute of the enlightening and transforming power of the form of judgment expressed in Christ’s cross. For lack of this they have no positive assurance of any real salvation at all, and they are destitute of the dynamic which the gospel as exhibited in the historic reconciliation affords. Het volk Israël was op weg naar het beloofde land, zoals christenen op weg zijn naar een hemels beloofde land. “Hetzij wij leven, hetzij wij (vroegtijdig) overlijden, wij zijn van de Heer”, dat wil zeggen, hetzij wij leven, hetzij wij sterven, wij zijn in de leerschool van Christus. Ons overlijden is een overlijden in geloof en dat brengt ons in de sfeer van ‘de verborgen dingen’. De zeven stadia behoren echter tot de geopenbaarde dingen, die een uitdaging vormen om ons naar uit te strekken: “De verborgen dingen zijn voor de Here, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd, opdat wij al de woorden van deze wet onderhouden” (Deut. 29:29). In deze studie zullen we in het bijzonder richten op het zesde en zeven stadium. Elk onderdeel in de leerschool van Christus heeft als doel dat de kracht van Christus’ opstanding de dood overwint. Nr. 48 september 2007 Het Woord van de Gerechtigheid pagina 4 Het zesde en zevende stadium in het leven van een christen hebben betrekking op de bezitneming en de erfenis van het beloofde land. De bezitneming van het land heeft betrekking op ons huidig behoud en op de geestelijke strijd die wij – met Christus gezeten zijn in hemelse gewesten – voeren. De erfenis van het beloofde land heeft te maken met een toekomstige erfenis van het land, wanneer wij ook fysiek in de hemelse gewesten zullen plaatsnemen. Het beloofde land moet in bezit worden genomen en moet worden beërfd. Deze twee zaken hebben alles met elkaar te maken: wij ontvangen ons toekomstig behoud op basis van ons huidig behoud. Een christen die geestelijk in de woestijn blijft, kan zijn of haar erfenis niet verwezenlijken. Het is daarom van belang dat we het verschil zien tussen een christen die in de woestijn leeft en een christen die zich in het beloofde land bevindt. Het verschil zien we in de betekenis van de Jordaan. De Rode Zee was een verlossing om ‘uit’ Egypte te gaan, en de Jordaan was een verlossing om ‘in’ het beloofde land te komen. Er moet een moment komen in ons geestelijke leven komen dat we het verlangen hebben om ons geestelijke leven op een hoger plan te brengen. Veel christenen bevinden zich geestelijk in de woestijn – het vierde stadium – en het is Gods bedoeling dat wij zo snel mogelijk de woestijn verlaten om, via de Jordaan, het beloofde land binnen te gaan. In deze studie zullen we dieper ingaan hoe wij hoe wij het beloofde land kunnen binnengaan. Laten we eens naar het leven van Abram kijken en kijken hoe ‘de vader van alle gelovigen’ met vallen en opstaan zijn geestelijke leerschool doorliep, zijn roeping om naar het beloofde te gaan, dezelfde roeping die ook een christen heeft gekregen. 1. De betekenis van het land Kanaän prospectief bezien Typologisch kunnen we op twee manieren naar de betekenis van het beloofde land kijken: prospectief (vooruitkijkend) of retrospectief (terugkijkend). We kunnen het land retrospectief bestuderen nadat het volk Israël de Jordaan is overgestoken, maar we kunnen ook prospectief naar de betekenis het land Kanaän kijken voordat het volk ook maar verlost was uit Egypte. Dit prospectieve aspect vinden we belichaamd in het leven van Abraham. Abram werd uit Ur der Chaldeeën geroepen om naar het land te gaan dat God hem zou wijzen (Gen. 12:1). Zijn geboorteland was in die dagen een hoog ontwikkelde cultuur, maar vol afgoderij en onzedelijkheid. Typologisch was het land der Chaldeeën vergelijkbaar met Egypte waaruit de Israëlieten moesten worden verlost. De opdracht van God aan Abram was: “Ga uit uw land … naar het land dat Ik uw wijzen zal”. Hieruit zien we dat Gods doel met een christen een geestelijke emigratie is. God heeft geen verder doel met een christen dan het nieuwe land dat God hem of haar zal wijzen. Al Gods plannen en doelstellingen zijn in het land Kanaän belichaamd. Het is belangrijk om dit te zien, want zolang wij geestelijk nog in de woestijn zijn, hebben wij niet werkelijk deel aan Gods plannen en doelstellingen. In Handelingen 7:2-4 lezen we dat God Abram riep in Mesopotamië, voordat Hij in Haran ging wonen. Hij vertrok uit het Ur der Chadeeeën, samen met zijn vader Terah, zijn neef Lot en zijn vrouw Sarai, en zij gingen wonen in Haran. (Gen. 11:31). Het huidige Haran is een ruïne, maar ligt naast het huidige dorp Harran (zie foto), in het zuidoosten van Turkije, dicht bij de Syrische grens. Al Gods plannen en doelstellingen zijn in het land Kanaän belichaamd. Nr. 48 september 2007 Het Woord van de Gerechtigheid pagina 5 Het stadje Harran heeft nog traditionele huisjes van leemsteen, zoals de foto laat zien. Het woord Haran komt van een Akkadisch woord dat “kruispunten” betekent. Mesopotamië is het thuisland van de Akkadische taal. In Mesopotamië lag Haran in het noordwestelijk deel op een kruispunt van belangrijke karavaanroutes dat Babylonië verbond met de gebieden rond de Middellandse Zee. Ook tierde de verering van de maangod Sin er welig. Handelingen 7:4 zegt dat Abram pas het beloofde land binnenging nadat zijn vader was gestorven. Terah stierf toen hij 205 jaar oud was (Gen. 11:32), terwijl Abram uit Haran vertrok nadat Abram 75 jaar oud was. Vergelijken we deze feiten met Genesis 11:26-27, dan levert dit een probleem op. Indien Abram verwekt zou zijn toen Terah 70 jaar oud was, dan moest Abraham 205-70= 135 jaar oud zijn geweest toen Terah stierf. Dan zou Abram bij het leven van Terah al het beloofde land moeten zijn binnengegaan, wat strijdt met Handelingen 7:4. Het is ook mogelijk dat Abraham niet de oudste zoon is geweest. Alles wijst erop dat Haran de oudste zoon was, want zijn dochter Milka trouwt met Terah’s zoon Nahor. Zo’n aanname kan echter niet doorslaggevend zijn en moeten we de type en de antitype met elkaar vergelijken. Geestelijke gezien was Haran een kruispunt in het leven van Abram. Haran heeft typologische dezelfde betekenis als de Jordaan. Het is de plaats waar de oude mens moet worden afgelegd. Terah, de vader van Abram, verwijst typologisch naar de oude mens. Pas na de dood van Terah lag de weg open naar het beloofde land. De naam Terah wordt gewoonlijk verbonden met de maangod en vergeleken met Turahi, een plaats in de buurt van Haran. In Jozua 24:2 worden Terah en zijn zoon Nahor afgodendienaars genoemd. Waarschijnlijk heeft Terah in Haran gewoond, voordat hij verhuisde naar Ur. Waarschijnlijk is Haran, de zoon van Terah, in Haran geboren, en daarom naar deze stad genoemd. Dit versterkt het vermoeden dat Haran de oudste zoon was. Sommige Bijbelcommentaren zeggen dat Terah stierf, lang nadat Abram het beloofde land was binnengegaan; Handelingen 7:4 zou dan een mondelinge verspreking zijn. Vergelijken wij echter de type met de antitype, dan is het onmogelijk het beloofde land binnen te gaan terwijl de oude mens nog leeft. De volgorde in Genesis 11:27 is daarom de (geestelijke) volgorde die God in zijn woord heeft ingebracht. Zo’n volgorde vinden we ook in Genesis 5:32 – Sem, Cham en Jafeth – terwijl in Genesis 9:24 Cham de jongste zoon van Noach wordt genoemd. Het kruis Het beloofde land is het land waar geen plaats is voor Terah, de oude mens. Het is het land van de nieuwe mens, de plaats van de volheid van Christus. Abraham is de belichaming van alle plannen en doelstellingen die God in Christus heeft. Daarom neemt Abraham zo’n prominente plaats in de Bijbel in. Gods verbond met Abraham neemt dan ook de grootste plaats in onder Gods verbonden met de mens. Alle verbonden van God met de mens zijn terug te voeren naar dit verbond. Het Oude Verbond en het Nieuwe Verbond maken beiden deel uit van het verbond van God met Abraham. Dit verklaart ook het feit dat in het verbond met Abraham zowel aardse als hemelse beloften zijn vervat. Het verbond met Abraham overstijgt het tijdelijke en aardse verbond op de Sinai. Abraham verlangde naar een beter, hemels vaderland. De geestelijke grond van Abraham was niet een aardse stad, maar een hemelse stad. Gods uiteiendelijke doel is niet het tijdelijke en aardse, maar het hemelse en het geestelijke. Het teken van het verbond met Abraham was de besnijdenis. Ook hier is de tijdelijke en aardse betekenis van de besnijdenis niet het doel, maar de ‘besnijdenis van het hart´ (vgl. Gal. 6:1215). De geestelijke besnijdenis verwijst naar de toepassing van het kruis in ons leven. Geestelijk gezien was Haran een kruispunt in het leven van Abraham. Nr. 48 september 2007 Het Woord van de Gerechtigheid pagina 6 Het beloofde land is een type van Christus en Zijn volheid, een volheid die verkregen wordt door het kruis dat de natuurlijke mens opzij zet. Terah moet sterven. De toegang tot het koninkrijk van Christus en Zijn erfenis is voor de “armen van geest” (Matt. 5:3). Gods weg is tegengesteld aan onze weg. Van nature zijn wij gesteld op een goede reputatie, waardering van anderen, en een naam onder de mensen te hebben. Het kost de Heer vaak een lange tijd voordat we doordrongen zijn van het feit dat wij “arm van geest” zijn. Daarom brengen we geestelijk zolang door in Haran. We moeten tot het punt komen dat we een behagen hebben om geestelijk verborgen te zijn. We willen dat de Heer op de voorgrond treedt, waarbij we alles voor Hem willen en niets voor onszelf. In het beloofde land bouwde Abraham een altaar voor de Heer (Gen. 12:7). Een altaar is altijd een type van het kruis. Het is een gekruisigd leven dat wij moeten leiden, zodra wij de Jordaan zijn overgestoken. God maakt ons bruikbaar door het kruis. Abram bouwde verschillende altaren voor de Heer (vgl. Gen 12:7,8; 13:4, 18). In Genesis 12:8 bouwde Abraham een altaar tussen Bethel en Ai. Bethel betekent “huis van God” en “Ai” betekent ‘puinhoop, hoop stenen’. Bethel verwijst naar de gemeenschap met God en Ai verwijst naar de wereld. Het is duidelijk dat het kruis – het altaar – midden tussen God en de wereld staat. Het is interessant dat in Genesis 12:10-20, Abraham niet op de Heer vertrouwt en tijdens de hongersnood zijn toevlucht zoekt in de wereld – in Egypte, waar hij bovendien loog over zijn vrouw. Hoe kwam Abraham weer in een zuivere relatie? Hij ging terug naar het altaar dat hij in Genesis 12:8 had gebouwd (Gen. 13:3-4). Het grote verschil tussen de woestijn en het beloofde land is de voortdurende toepassing van het kruis. In de woestijn werden geen altaren gebouwd, maar in het beloofde land bouwen we een altaar om het kruis in elke situatie toe te passen. In het beloofde land kan men daarin falen, maar de terugkeer is steeds naar het altaar. Amos 5:4-6 is een leerzaam Bijbelgedeelte als het om Bethel gaat: “Want zo zegt de Here tot het huis van Israël: Zoekt Mij en leeft. Maar zoekt Bethel toch niet, en komt niet naar Gilgal, en trekt niet naar Bersheba. Want Gilgal wordt onherroepelijk weggevoerd en Bethel gaat teniet. Zoekt de Heer en leeft, opdat Hij niet vare als een vuur in het huis van Jozef en het vertere, terwijl er geen blusser zal zijn voor Bethel”. Bethel, Gilgal en Bersheba waren plaatsen die grote geestelijke betekenis hadden in het Oude Testament. Bij Bethel bouwde Abram een altaar en ontving Jacob zijn hemelse gezichten. Gilgal was de eerste plaats waar Israël bivakkeerde nadat het de Jordaan was overgetrokken. Bersheba was een plaats van geestelijke bemoediging voor zowel Abraham, Hagar en Jacob. In ons leven bestaat er altijd het gevaar om terug te gaan naar plaatsen die geestelijk veel voor ons hebben betekend. We koesteren ze en laten ze tot voeding dienen voor vandaag. Het uitgangspunt van God is dat een plaats of ‘ding’ nooit een vervanging mag zijn van Hem. Om te leven, moeten we Hem zoeken. Het kenmerk van het beloofde land is een toenemende persoonlijke kennis van de Heer. Eerst planten we het kruis tussen het huis van God en de wereld, maar in toenemende mate raken ‘plaatsen’ en ‘dingen’ uit beeld en wordt het ‘Christus en Christus alleen’. Typologisch moet een christen het beloofde land in bezit nemen. Dat betekent niet dat in deze bedeling de Satan en zijn engelen van hun positie in het koninkrijk der hemelen wordt gestoten. Dit zal een feit zijn in het komende Messiaanse tijdperk. Het kenmerk van het beloofde land is een toenemende persoonlijke kennis van de Heer. Nr. 48 september 2007 Het Woord van de Gerechtigheid pagina 7 Het beloofde land in bezit nemen, is in deze bedeling deel krijgen aan Christus. De essentie om deel te krijgen aan onze erfenis in het koninkrijk van onze Here Jezus Christus, is de mate waarin wij deel krijgen aan Christus en wijzelf door het kruis buiten beeld komen. Het retrospectieve aspect vinden we ook in Jozua 1 voordat het volk de Jordaan is overgestoken. Het volk moet zich gereed maken om de Jordaan over te trekken om elke plaats die hun voet zal betreden in bezit te nemen om zo het land te beërven (Jozua 1:2-6). Drie zaken zijn van belang: 1) trek de Jordaan over, 2) neem het land in bezit, en 3) beërf het land. Jozua 1: 2 zegt dat we ons gereed moeten maken, om de Jordaan over te trekken. Het eist een duidelijke keus om niet vanuit ons natuurlijke leven te putten, maar uit de Heer te leven. Het is leven op basis van de morele grond die de Heer voor ons heeft verschaft. Het land in bezit nemen is niets anders dan Christus de plaats geven die Hij toekomt. En dat betekent conflict! Leven in het zesde stadium – de bezitneming van het beloofde land – is de fase waarin wij leven vanuit onze positie dat – hoewel ons lichaam op deze aarde is – wij met Christus gezeten zijn in hemelse gewesten. Indien we deze positie vasthouden, is Satan machteloos om ons te trekken op zijn immorele grond die ons geestelijk tot nederlaag brengt. Wanneer Satan ons geestelijk kan wegtrekken van onze positie op de troon, staan we niet langer in geloof en zal hij een overwinning behalen. Zolang we onze positie met Christus in de hemelen innemen, is Satan machteloos. Dit leven kunnen we het ‘troonleven’ noemen. Deze positie is een geheel andere dan het zevende stadium in het leven van een christen - onze toekomstige Messiaanse heerschappij in de hemelen- omdat dan ons (hemels) lichaam ook in de hemelen zal zijn. Het huidige ‘troonleven’ is verbonden met onze hemelse roeping waarin wij deelgenoten zijn. Er is een huidige hemelse roeping om vanuit het huidige troonleven verbonden te zijn met het huis van Christus en er is een toekomstige hemelse deelname aan de heerschappij van Christus. De bezitneming van het land Kanaän is verbonden met het innemen van onze geestelijke positie in de hemelde gewesten. 2. De betekenis van het land Kanaän retrospectief bezien De Jordaan De retrospectieve betekenis van het land Kanaän is de betekenis die het land laat zien, nadat het volk de Jordaan is overgestoken. De toepassing van het kruis om de oude mens dood achter te laten is het startpunt van een leven in het beloofde land. Prospectief zien we dat bij Abram die het land vanuit Haran binnentrok en retrospectief door het volk Israël dat het land door de Jordaan binnenging. Retrospectief heeft de Jordaan dezelfde typologische betekenis als prospectief Haran. Het was een belangrijk moment toen Abraham uit Haran vertrok en het was een belangrijk moment toen het volk Israël de Jordaan overtrok. De Jordaan is de vervulling van wat in de Rode Zee begon. De Jordaan is een crisis en een proces. Het is een crisis, omdat we een beslissing hebben genomen niet langer het zelfleven – in welke mate of vorm dan ook – te laten domineren in ons leven. Het proces is de voortdurende uitwerking van die crisis en die beslissing. De Jordaan is de eerste stap naar de heerlijkheid van God in ons leven, want er kan geen heerlijkheid zijn zonder het kruis. De oude mens, die geen heerlijkheid heeft ontvangen, wordt in de Jordaan weggedaan, en er wordt ruimte gemaakt voor de nieuwe mens die heerlijkheid kan ontvangen. De bezitneming van het land Kanaän is verbonden met het innemen van onze geestelijke positie in de hemelse gewesten. Nr. 48 september 2007 Het Woord van de Gerechtigheid pagina 8 Het kan jaren duren voordat een christen de waarheid van de Jordaan begint te zien. Het begint met de openbaring dat wij, als christenen, in onszelf geen bijdrage kunnen leveren om gelijkvormigheid aan Christus te bewerkstelligen. Het enige wat God van ons verlangt, is ons beschikbaar te stellen voor Hem en ons hart aan Hem te geven (vgl. Spr. 23:26), in het volle besef dat er een verschil tussen de Heer en ons is die onoverbrugbaar is. Daarom moet onze eigen kracht worden gebroken en onze natuurlijke wijsheid opzij worden gezet: “Hij moet wassen, ik moet minder worden” (Joh. 3:30). We moeten een geestelijk bankroet ervaren in ons leven, voordat de Heer alles kan zijn in ons leven. Het kruis Nadat de Israëlieten de Jordaan waren overgestoken, moesten de Israëlieten zich laten besnijden (Jozua 5:2-9). Typologisch verwijst dit naar hetzelfde als in Genesis 12:7, waar Abram een altaar voor God bouwde: “En hij bouwde daar een altaar voor de Here, die Hem verschenen was”. Het kruis – het altaar – staat altijd in relatie tot de Heer die zich openbaart in ons leven. Hoe dieper het kruis werkt, des de groter is de openbaring van de Heer. Hieruit zien we dat het beloofde land in essentie betrekking heeft op de Heer en alles wat Hij voor ons is om het christelijke leven te kunnen leven. De grootste nood onder christenen dat hun begrip van Christus te beperkt is. We moeten Christus opnieuw ontdekken, werkelijk ontdekken dat Christus in ons woont. 3. Het beloofde land betreden Het is Gods wil dat wij zo snel mogelijk de woestijn verlaten en het beloofde land binnengaan. De Israëlieten zwierven veertig jaar de woestijn door om een reis te maken die normaal gesproken in elf dagen kon worden gemaakt. Gods doel was niet de woestijn, maar het beloofde land. Het doel van de christen is zo snel mogelijke deel te krijgen aan de rijkdommen van het beloofde land, namelijk deel te krijgen aan “de onnaspeurlijke rijkdom van Christus” (Ef. 3:8). Het betreden van het land kent daarom twee aspecten: 1) een negatief aspect: het kruis, en 2) een positief aspect: de rijkdom van Christus. De eerste generatie Israëlieten konden het land niet betreden “vanwege hun ongeloof” (Hebr. 3:19). Als wij het beloofde land niet betreden, is dat ook vanwege ons ongeloof. In Galaten 2:20 komen deze drie zaken – het kruis, Christus en geloof – samen en zien we hoe wij het beloofde land kunnen betreden. Galaten 2:20 zegt: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is, niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven”. “Niet meer mijn ik, maar Christus’ betekent Christus in plaats van mij. Zo’n leven kan alleen geleefd worden “in geloof”. Dit geloof heeft een ander accent dan wat wij normaal verstaan onder ‘leven in geloof’. We kunnen bijvoorbeeld een beslissing nemen om zendeling te worden en ‘in geloof’ uit giften te leven. Dit geloof staat niet op de voorgrond in Galaten 2:20, maar kan er wel uit voortvloeien. Om Galaten 2:20 goed te begrijpen, is het belangrijk om te zien dat het niet gaat om hoe we ons gedragen, maar dat het veel dieper gaat in dit vers. In Galaten 2:20 is het kruis diep in ons natuurlijke leven geplant. We zijn van dat leven afgesneden en geënt op een nieuw leven, op een nieuwe geestelijke stam. We moeten Christus opnieuw ontdekken, werkelijk ontdekken dat Hij in ons woont. Nr. 48 september 2007 Het Woord van de Gerechtigheid pagina 9 Positioneel is deze oude bron niet langer beschikbaar om het nieuwe leven tot uiting te brengen, en voor zover wij deze bron toch aanspreken in onszelf, is er in de zin van Galaten 2:20 sprake van ongeloof. Het beloofde land binnentreden, is een keuze om Galaten 2:20 tot realiteit te maken in ons leven. Galaten 2:20 betekent niet dat Christus een voorbeeld voor ons is om nagevolgd te worden. Galaten 2:20 betekent ook niet dat Christus in ons woont om ons – los van Christus - tot gelijkvormigheid aan Hem te brengen. Christus wordt niet gegeven om geestelijke bankrekening aan te vullen, maar dat Christus in ons leeft die onze geestelijke bankrekening is. We moeten inzien dat God Christus heeft gegeven om ons leven te zijn, omdat alleen Christus het hart van God bevredigt. Het Christelijke leven is niet wat ik ben of doe, maar het is Christus in ons die spontaan tot uiting moet komen. “Christianity is not service for Jesus Christ, not winning souls; it is nothing less than the life of Jesus being manifested more and more in my mortal flesh” (Oswald Chambers). De eerste stap in geloof om het beloofde land te betreden, is dat wij een beslissing nemen om niet langer in onszelf dingen te doen als bijdrage aan ons geestelijke leven: “… wat moet ik doen om behouden te worden? …. Stel uw vertrouwen op [‘geloof in’] de Here Jezus …” (Hand. 16:30-31). De toegang tot het beloofde land en tot het koninkrijk van Christus en Zijn erfenis is voor de “armen van geest” (Matt. 5:3). We moeten goed beseffen dat we geestelijk arm zijn en dat het kruis van Christus diep in dat verpauperde leven is geplant. Daarom moeten we de Heer vragen dat Hij ons wil laten zien dat Christus ons leven is (vgl. Col. 3:4). Het is een grote dag wanneer wij die waarheid gaan zien en verlangen naar de manifestatie van dat leven. Dat zal de dag zijn dat alles wat in ons leven plaatsvindt, ondermijnend werkt voor het natuurlijke leven. Dit is een kans dat Christus meer en meer Zich in ons sterfelijke vlees zal openbaren. Maakt het me uit wanneer de Heer een weg met mij gaat die me niet bevalt? “Want Hij weet hoe mijn wandel is; toetste Hij mij, ik kwam als goud tevoorschijn” (Job 23:10). Het is een geestelijke houding waar onze belangen niet meer uitmaken; het gaat alleen om het belang van de Heer. Indien we diep in ons hart de keus willen maken om de rechten op ons eigen leven op te geven, ons eigen geestelijke bankroet te erkennen en uit Christus te leven, wat de prijs ook is, want dan staan we in een positie om het beloofde land binnen te treden. Het is een keuze in gebed om de Jordaan over te steken en het is een gebed dat wij voor de Heer moeten uitspreken. Nadat wij de Jordaan zijn overgestoken, zullen wij ons meer en meer uitstrekken om Christus in elke situatie te brengen en voortdurend terug te keren naar het kruis dat wij tussen Bethel en Ai hebben geplant. De eerste overwinning van Israël in het beloofde land – de verovering van Jericho is een standaardles hoe we door de Heilige Geest moeten worden geleid. Alle opdrachten om Jericho te veroveren waren hoogst onlogisch en dwaas in de ogen van de wereld. Deze overwinning had alles met het kruis te maken dat ook een dwaasheid is in de ogen van de wereld (vgl. 1 Cor. 1:18). De geestelijke mens is in staat deze dwaasheid in de ogen van de wereld als Gods wijsheid te zien, maar de voortdurende spanning met de wereld zal blijven. Israël had een onzichtbare Koning, een koning zó anders dan die van de wereld. Het zijn geestelijke mensen die in een positie zijn om het koninkrijk te beërven. Nr. 48 september 2007 Het Woord van de Gerechtigheid pagina 10 Tenslotte kon Israël deze spanning niet meer aan en verlangden zij een koning zoals de wereld. Wie de Jordaan is overgestoken heeft een altaar tussen Bethel en Ai opgericht om het voortdurende verwijt van dwaasheid het hoofd te bieden. Wij zullen nooit onze erfenis verkrijgen op basis van wie wij in onszelf zijn. Het zal zijn in de mate dat wij geestelijke mensen zijn. Het zijn geestelijke mensen die in een positie zijn om het koninkrijk te beërven. In analogie op Amos 5 is onze erfenis geen ‘plaats’ of ‘een ding’, maar heeft onze erfenis te maken met een groei naar gelijkvormigheid aan de Heer. Door deze gelijkvormigheid kunnen wij delen in Messiaanse heerlijkheid van onze Heer. Dit zijn de overwinnaars van Openbaring 2 en 3. Zij zullen het kanaal zijn om een herstel te verrichten, niet in deze bedeling, maar in het komende Messiaanse tijdperk. Matthéüs 13:33 laat zien dat er geen herstel zal zijn aan het einde van deze bedeling. In deze bedeling bestaat er niet zoiets als een christen die een permanente status van een overwinnaar heeft. God zal overwinnaars gebruiken voor ‘herstel’, maar dit zal een herstel zijn in het Messiaanse tijdperk, niet in deze bedeling. Wij zijn geroepen in deze bedeling om te overwinnen (de wereld, de satan, de zonde), maar dat is geen statisch geheel. Het ene moment kunnen we overwinnen en een ander moment kunnen we hierin falen. Daarom kunnen wij nooit met zekerheid zeggen dat we de geestelijke wedloop met succes hebben gelopen voordat deze beëindigd is. We kunnen ons daarom nooit aansluiten bij een beweging van overwinnaars om de huidige situatie binnen het christendom het hoofd te bieden. De rechterstoel van Christus bepaalt wie de ‘status’ van overwinnaar zal hebben verkregen; vandaar dat alle beloften aan de overwinaars in Openbaring 2 en 3 Messiaans zijn. In deze bedeling richten wij altaren op in het beloofde land om overwinningen zoals Jericho mogelijk te maken en nederlagen zoals bij Ai te vermijden. Laten we nooit zeggen dat we de status van overwinnaar bezitten voordat we het einddoel van het geloof hebben bereikt. Het behalen van het einddoel wordt bepaald voor de rechterstoel van Christus. Laat dat oordeel een motivatie voor ons zijn om een heilig leven te leiden! Laten we nooit zeggen dat we de status van overwinnaar bezitten voordat we het einddoel van het geloof hebben bereikt.