3. De zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente 3.1. De plaatselijke gemeenten in bijbelse tijden waren zelfstandig De plaatselijke gemeenten kenden een zekere organisatie. Er was b.v. een bestuur in de vorm van de gezamenlijke oudsten. Boven gemeentelijk niveau waren er geen permanente organisatievormen1. De bijbel kent geen kerkgenootschap, unie of broederschap. Een kerkgenootschap bestaat uit een aantal gemeenten, uit verschillende plaatsen, die zich georganiseerd hebben in een groter verband. Er zijn besturen, er zijn officieel vastgestelde regels (een kerkorde), er zijn zogenaamde meerdere vergaderingen2, classis en synoden. In de bijbel zien we wel allerlei informele banden tussen de gemeenten. Er worden dingen georganiseerd b.v. een collecte waar verschillende gemeenten bij betrokken waren. Er was echter geen enkele permanente bovengemeentelijke organisatievorm. 3.2. Argumenten voor de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten 3.1.1. We moeten niet boven de Schrift uitgaan Het oprichten van kerkgenootschappen en broederschappen gaat tegen het bijbelse principe in dat we "niet moeten gaan boven hetgeen geschreven" is (1 Kor. 4:6)3. 3.2.2. Waarom zou je eigenlijk afwijken van het bijbelse voorbeeld? Weten we het dan beter dan de apostelen? In het Nieuwe Testament lezen wij hoe zij de gemeenten hebben ingericht. Wel organisatie op plaatselijk vlak b.v. de aanstelling van oudsten, maar geen enkele organisatie op bovengemeentelijk vlak. Hebben ze dat dan niet goed gedaan? Hadden ze ook een broederschap met een officieel verkozen bestuur in moeten stellen? 1Het enige waar men op kan wijzen is de vergadering, die in Handelingen 15 wordt beschreven. Dat was echter een spontaan (ad hoc) georganiseerde bijeenkomst. In de gemeente van Antiochië was een ernstig meningsverschil ontstaan. Ze kwamen er intern niet uit (Hand. 15:1-3). Vandaar dat werd besloten om de gemeente van Jeruzalem te raadplegen. Er wordt in Handelingen 15 slechts beschreven hoe de ene gemeente de andere raadpleegt. De gemeente van Jeruzalem werd geraadpleegd omdat daar op dat moment de apostelen verbleven. Vandaar ook het (apostolische) gezag waarmee de kwestie wordt beslist. Dit heeft niets met een georganiseerd kerkgenootschap of een broederschap te maken. 2Die "meerdere" bovengemeentelijke vergaderingen kunnen besluiten nemen waar de plaatselijke gemeenten van het kerkgenootschap aan gebonden zijn. Bij een broederschap is er wel organisatie (een bestuur, allerlei kommissies met speciale taken, etc) maar de plaatselijke gemeenten zijn vrij om de richtlijnen van het bestuur al of niet op te volgen. 3Dit bijbelse principe is een onderdeel van het antwoord op de tegenwerping: het wordt toch niet verboden. Voor een nadere bespreking van het principe, zie de bijbelstudie over de bijbel (de leer van de bijbel over de bijbel zelf), Zie o.a. het hoofdstuk “we moeten alleen van de bijbel uitgaan.”’ Men voert soms aan dat de tijden nu anders zijn dan vroeger. Het is mij volstrekt onduidelijk wat dat argument te doen heeft met het al of niet opzetten van een bovengemeentelijke organisatie. 3.2.3. De les uit de kerkgeschiedenis In de kerkgeschiedenis zien we telkens weer de neiging de kop op steken om zich als christenen steeds verder te organiseren. Het begint in het Nieuwe Testament met de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten onder het opzicht van een groep plaatselijk oudsten en na een aantal eeuwen eindigt het met de strikt hiërarchische organisatie van de Rooms-katholieke Kerk, waar de volledige leiding in handen is van één enkele persoon. De gehele kerkgeschiedenis door zien we telkens weer deze tendens tot steeds verdergaande organisatie voorkomen. Laten we als voorbeeld de geschiedenis van de baptisten in Nederland nemen. In Nederland heb je Vrije baptisten en de Unie baptisten. De gemeenten van de Unie zijn het oudste. In de negentiende eeuw zijn er spontaan een aantal baptistengemeenten ontstaan. Er was groei en uitbreiding. Na enige tijd begon men te spreken over samenwerking. Dan zou het allemaal nog beter gaan, zo verwachtte men. Er werd een unie opgericht. Maar er heeft daarna nauwelijks nog groei plaats gehad. In plaats daarvan ontstonden er los van de Unie op allerlei plekken spontaan nieuwe vrije (zelfstandige) baptistengemeenten. Intussen werden de gemeenten van de Unie steeds meer ingekapseld in allerlei gezamenlijke regelingen. Veel van de voorgangers uit de Unie waren opgeleid aan bijbelscholen. Na enige tijd vond men dat dit niet meer kon. De moderne tijd, weet je wel. De voorgangers moesten beter opgeleid worden, op universitair niveau. Er werd een eigen seminarie, een eigen opleidingsinstituut opgericht. Na enige tijd bleek dit financieel niet haalbaar te zijn. Daarop besloot men de voorgangers dan maar aan de vrijzinnige theologische faculteit van Utrecht, op te leiden. Terwijl men via het eigen seminarie wat bijlessen gaf. Het duurde dan ook niet lang voordat de eerste voorgangers met vrijzinnige4 gedachten de gemeenten binnenkwamen. Onze vroegere voorganger, broeder Ezinga, heeft een tijd een groep mensen begeleid, die vanwege de binnengedrongen vrijzinnigheid een uniegemeente hadden verlaten. Al deze "zegeningen" zijn geregeld via de bovengemeentelijke organisatie van de Unie baptisten. En bedenk, er was geen groei meer. In plaats dat de vrije baptistengemeenten hier een les uit leerden is enige tijd geleden toch weer het initiatief genomen voor het oprichten van een broederschap. Men wilde elkaar leren kennen, opbouwen, bemoedigen, kortom men zocht gemeenschap. Dat was het oorspronkelijke doel. Op zich is daar natuurlijk niets op tegen. Maar om dat efficiënter te laten verlopen richtte men een organisatie, een broederschap op, kompleet met een officieel bestuur. Velen redeneerden: "Wat is daar tegen, om mee te doen? We blijven als gemeente toch zelfstandig? Contact is toch niet verkeerd?". Zeker niet, maar ook zonder formele organisatie is contact mogelijk. Na enige tijd bleek dat men verder wilde gaan dan gemeenschap. Er werden voorstellen gedaan om gezamenlijk allerlei zaken aan te pakken, b.v. de ontwikkeling van bijbelstudiemateriaal. Dat was de stap van contact naar samenwerken. Het is altijd weer hetzelfde proces dat zich afspeelt, telkens een stapje verder. Inmiddels is men al weer een volgende stap aan het doen. Vanuit de vergadering van de broederschap (die vergadering is voornamelijk een aangelegenheid van voorgangers) is het voorstel gekomen om fusiebesprekingen te gaan voeren met de Cama-parousia gemeenten. De Cama-gemeenten zijn echter geen losse broederschap, maar een kerkgenootschap waarin op centraal niveau op een aantal terreinen bindende afspraken worden gemaakt. Die twee organisaties worden op dit moment in elkaar geschoven. Zo doet men opnieuw een stap verder in de richting van een "echt" kerkgenootschap. 4In 15.2.2. wordt besproken wat de term vrijzinnig inhoud. De enige afdoende bescherming tegen deze neiging van het vlees om zich altijd weer in toenemende mate te organiseren is de radicale toepassing van het principe dat we "niet boven de Schrift moeten uitgaan”. Er moet zelfs geen eerste stap worden genomen. 3.2.4. De vleselijke motieven achter de organisatiedrang Wat zit achter de drang naar voortgaande organisatie? In de bijbel moest elke gemeente direct op de Heer steunen voor leiding en hulp in elke situatie. Ze hadden wel incidenteel steun van rondreizende leraren, evangelisten en apostelen (in de zin van gemeentestichters). Die konden ze, als ze dat wilden, raadplegen. Ook op andere plaatselijke gemeenten kon men een beroep doen voor assistentie en incidentele samenwerking. Dit is voor het vlees, voor de natuurlijke mens die de Geest niet heeft, en ook voor vleselijke christenen, een zeer ongemakkelijke situatie. Direct op de Heer steunen, in de verwachting dat Hij zal voorzien in alles wat nodig is, durven ze niet. Dat vinden ze zweverig en overgeestelijk. Vleselijke christenen zoeken altijd weer opnieuw steun bij elkaar. Ze zien dat in de wereld alles wordt georganiseerd, zodat alles soepel verloopt, in de gemeente willen ze dat ook doen5. Een illustratie van de vleselijke motieven achter deze drang tot organisatie vinden we in 1 Samuël 8 (zie speciaal de verzen 5 en 20). God was de koning van het volk Israël. Hij had priesters en de stamoudsten gegeven als de leiders van het volk. Als er een nood was, b.v. een aanval van een vijand, dan moesten de stamoudsten zelf leiding geven aan de verdediging, ze konden ook iemand daarvoor aanstellen. Als ze op dat moment recht tegenover de Heer stonden, dan hadden ze de belofte dat God hen zou verdedigen. Zie b.v. Leviticus 26:7,8 in combinatie met :3. De overwinning lag niet in een efficiënte organisatie en bundeling van alle krachten. God verlost niet door zwaard en speer (1 Sam. 17:47). De Israëlieten mochten bij de verdediging niet steunen op een groot aantal paarden6 en strijdwagens (Deut. 17:16). Paarden en strijdwagens waren de tanks uit die tijd. Als de Israëlieten echter niet recht tegenover de Here stonden leden ze onherroepelijk de nederlaag. Zie b.v. Leviticus 26:16,17,25,33,36-38 in combinatie met : 14-17. In de honderden jaren voor de aanstelling van koning Saul was dit Israël al enkele keren overkomen7. De reden voor de nederlaag was steeds geestelijk (afgoderij, verbreking van het verbond). De reden voor de uitredding was ook telkens weer geestelijk (bekering, verootmoediging, gebed om hulp). Het enige wat het volk van God te doen had om veilig te wonen was dit te erkennen en er daarom voor te zorgen dat ze recht stonden tegenover de Heer. Ze moesten het verbond niet breken en niet achter andere goden aanlopen. Als ze het verbond hielden dan waren ze onoverwinnelijk, al hadden ze niet zoals de andere volken de beschikking over b.v. paarden en strijdwagens (tanks), al was hun organisatie niet zo gestroomlijnd als bij de hen omringende volken, al waren er bij hen geen professionele militairen. De beste verdedigingsmaatregel was trouw te zijn aan het verbond van de God van Israël. 5Hiermee wordt niet het goed organiseren van b.v. een zondagschool afgekeurd. Het gaat om zaken waarin men verder gaat dan de schrift, zoals het oprichten van broederschappen en dergelijke. 6 Paarden (gebruikt in het leger, als cavallerie, met strijdwagens) staan in de bijbel symbool voor het steunen op eigen kracht, voor steunen op het vlees. De paarden met strijdwagens waren de uitdrukking van de macht van Egypte (Exodus 14:9,23; 15:4). Zie ook Deut. 11:4; Jesaja 30:15-17. 7 Dit wordt keer op keer in het boek Richteren beschreven. Het volk bedreef afgoderij en verbrak het verbond, het gevolg was militaire nederlaag. Als het volk tot inkeer kwam, zich bekeerde dan volgde verlossing. Zo stond het ook in het verbond van Mozes, Levticus 26:40-45. In plaats van deze oplossing op geestelijk vlak zocht het volk de oplossing op het natuurlijke vlak. Ze hadden eens goed naar de omringende volken gekeken en ze waren tot de conclusie gekomen dat die beter georganiseerd waren dan zijzelf. Ze wilden de organisatie van Israël verbeteren, stroomlijnen, ze wilden net als de omringende volken een koning, een beroepsmilitair, die leiding moest geven aan hun verdediging (1 Sam. 8:20). God beschouwde dit als revolutie8. Hij zei tegen Samuël: "niet gij, maar Mij hebben ze verworpen dat Ik geen koning meer zou zijn"(1 Sam. 8:7). Toch gaf Hij het volk een koning. Maar wel na een ernstige waarschuwing9 en met een duidelijke demonstratie10 van zijn misnoegen. De Israëlieten dachten nu dat ze veiliger zouden zijn, maar dat was helemaal niet zo. Want het verbond met God bleef hetzelfde. Als ze geestelijk recht tegenover God stonden waren ze nog steeds onoverwinnelijk, maar als ze niet recht tegenover God stonden dan stond de nederlaag al van te voren vast. Met of zonder koning, dat maakte niets uit (1 Sam. 12:14-15). Het volk Israël voelde zich kwetsbaar en zwak. Ook wij, als christenen, voelen ons vaak hetzelfde. De bijbels weg is dat men in geloof leunt op de beloften van God. Dat kunnen we echter alleen met recht doen als we in gehoorzaamheid leven. Als we naar ons beste weten en in oprechtheid "in alle opzichten de rechte weg willen gaan" (Hebr. 13:18). De onbijbelse weg van de natuurlijke mens is "beter organiseren11", is steun zoeken bij elkaar. Dat is de babelmentaliteit van eendracht maakt macht (Genesis 11:1-9, organisatie los van God). God zegt over dat streven: "Vervloekt is de mens die op vlees zijn vertrouwen stelt" (Jeremia 17:5). Bij verlies aan echt geestelijk leven (kennis van de bijbel, sterk geloof, krachtig gebed, weten hoe de leiding van God te ervaren, en dergelijke) vlucht men in verdere organisatie. Het aanstellen van specialisten, etc. Deze drang om steun te zoeken bij elkaar, in een hechtere organisatie valt samen met de eveneens vleselijk drang naar macht die in het menselijke hart woont. Ook christelijke leiders zijn niet immuun voor deze verzoeking. Bovengemeentelijke organisatie doet de macht en daarmee de invloed van de topleiders enorm toenemen. Leiders zijn meestal doelgerichte mensen en een hechte organisatie lijkt hen vaak een goed instrument om hun geestelijke doelen te bereiken. 3.2.5. Het gebruiken van wereldse methoden en wijsheid We kunnen Gods werk niet naar eigen inzicht en zeker niet met wereldse methoden doen. Het was goed dat David de ark naar Jeruzalem bracht, maar de wijze waarop hij dat deed was niet goed12. 8Zie 9 1 Samuel 10:18,19. “waarschuw hen ernstig” (1 Sam. 8:9); Zie 1 Samuel 8:9-18. 10 De Here liet als demonstratie van Zijn minsnoegen de tarweoogst bederven. 1 Samuel 12, het gehele hoofdstuk, maar vooral de verzen 16,17. 11Nogmaals de bijbel is niet tegen een zekere organisatie op plaatselijk vlak. Dus organisatie is in zichzelf niet verkeerd. Het gaat er alleen om dat we niet verder moeten gaan dan het bijbelse voorbeeld. En als de organisatie wordt aangepast moet dat uit goede motieven gebeuren. 12 2 Samuel 6:6-8. Uzza geslagen. De ark werd op een ossenwagen vervoerd en niet met dragers zoals God dat voorgeschreven had (:3). De tweede keer werden er wel dragers ingeschakeld (2 Sam. 6:13). "als bij alle andere volken" (1 Sam. 8:5) “dan zullen wij ook zijn als alle andere koningen” (1 Sam. 8:20) (Voor een bespreking van deze bijbelgedeelten, zie punt hierboven punt 3.2.4.) 3.2.6. Men "vergeet" de nadelen te noemen Men wijst op de voordelen van een broederschap of kerkgenootschap. Men stelt dat, als we ons beter organiseren, allerlei zaken efficiënter kunnen worden aangepakt. Dat er ook nadelen zijn schijnt men niet te beseffen of men "vergeet" om ze te noemen. Enkele van die nadelen: + De afstand tussen de gewone gemeenteleden en de bestuurders wordt veel te groot. De plaatselijke bestuurders/leiders ken je persoonlijk. Je kunt ze indien nodig aanspreken, om nadere informatie vragen, en als het moet in een vergadering van de gemeente ter verantwoording roepen. De bestuurders van de broederschap ken je niet, als je contact met hen zoekt loop je grote kans dat ze een gewoon gemeentelid niet eens antwoorden. + Een bovengemeentelijk bestuur wordt snel een zaak van de voorgangers. In theorie misschien niet, maar in de praktijk wel. Simpelweg omdat de meeste gemeenten de voorganger af zullen vaardigen naar de vergaderingen van de broederschap. Daar maken de voorgangers onderling de plannen en regelen de zaken. + Bovengemeentelijke organisatie doet de invloed en de macht van de topleiders op de plaatselijke gemeenten enorm toenemen. Zij beheersen de commissies, zij doen de voorstellen, zij maken de materialen, enz. Op de aanstelling van en de controle op deze leiders heeft een individuele gemeente nauwelijks invloed, laat staan een individuele christen. + Er komt van boven uit een voortdurende beïnvloeding op gang. Er komen ideeën van bovenaf, vanuit de broederschap, studie materialen, etc. Op de vervaardiging daarvan heb je nauwelijks invloed. Je hebt als gemeente wel de vrijheid om daar al of niet wat mee te doen, maar de druk blijft evengoed bestaan om mee te doen. Het materiaal komt tenslotte van je "eigen" broederschap. + Er worden waarschijnlijk bovengemeentelijke regelingen getroffen waar je vooralsnog vrijwillig aan mee kan doen of niet. (B.v. een pensioenregeling voor voorgangers.) Als je meedoet zit je er wel aan vast. Door dit soort dingen raakt men meer en meer "ingekapseld". Dit zijn dan nog slechts de praktische tegenargumenten. Veel belangrijker zijn de eerder genoemde argumenten, zoals het bijbelse principe van "het niet boven de Schrift uitgaan" (1 Kor. 4:6), de les uit de kerkgeschiedenis en de onzuivere vleselijke motieven achter de drang tot organisatie, organisatie die verder gaat dan het bijbelse voorbeeld. 3.3. Het gaat gaat mis in de broederschap van vrije baptistengemeenten. Er zijn al baptistengemeenten met charismatische invloeden, gemeenten waar de charismatische leringen worden toegelaten en uitgedragen. Een ander punt is de visie op de bijbel. In de evangelische wereld laten op dit moment velen de foutloosheid van de bijbel los13. 13In de identiteitsverklaring van de gemeente, die enkele jaren geleden is opgesteld door de toenmalige raad wordt uitdrukkelijk de foutloosheid van de bijbel beleden. Dat zal niet voorbij gaan aan de vrije baptisten. Straks ontstaat een organisatie met charismatische christenen en neo-evangelicals14, die de foutloosheid van de bijbel niet meer onderschrijven. 3.4. Voor de voordelen is geen permanente organisatie nodig Studie materiaal ontwikkelen, te hulp komen bij interne moeilijkheden, dit soort zaken kan best op informele basis georganiseerd worden. Zonder de ballast van een formele organisatie, die, zo leert de kerkgeschiedenis keer op keer, op termijn in een "monster" zal veranderen. 3.5. Het compromis, een drogreden Men zegt: we doen mee, maar we blijven toch zelfstandig. Alles heeft immers op vrijwillige basis plaats. De nadelen blijven evengoed. Uiteindelijk raak je via gemeenschappelijke regelingen ingekapseld. 14Voor uitleg over de neo-evangelicals, zie 15.2.4. (2).