De Triomfboog van Constantijn - Skript Historisch Tijdschrift

advertisement
Artikel: De triomfboog van Constantijn. De inhoud en betekenis van een nagenoeg
ongeschonden bron uit de late Oudheid
Auteur: Roel Salemink
Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 30.3, 161-174.
© 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam
ISSN 0165-7518
Abstract: Not avaiable.
Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van
de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar
verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele
historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder
publiek te presenteren.
Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het
machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de
redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar
bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam •
www.skript-ht.nl • [email protected]
De Triomfboog van Constantijn:
De inhoud en betekenis van een
nagenoeg ongeschonden bron uit
de late oudheid
Roel
Salemink
In het jaar 316 na Christus werd de in Rome gebouwde Triomfboog van Constantijn
ingewijd. De boog, die uniek is in zijn soort, is een belangrijke bron met betrekking
tot de overwinning van Constantijn op zijn rivaal Maxentius in 312, waarmee hij
de enige heerser over het West-Romeinse Rijk werd. Daarnaast werd dit monument
gebruikt om een belofte van rust en stabiliteit aan de bevolking van Rome te tonen.
Roel Salemink onderzoekt in dit artikel hoe de beeldtaal in de triomfboog werd
gebruikt om de heerschappij van Constantijn te propageren.
Keizer Constantijn de Grote regeerde tussen 306-337 (vanaf 323 over het hele Romeinse Rijk) en wordt gezien als één van de belangrijkste personen uit de antieke
geschiedenis, vooral omdat hij als eerste Romeinse keizer het christendom als legitieme geloofsovertuiging accepteerde. Dat hij in de latere fasen van zijn keizerschap het christendom een warm hart toedroeg lijkt een feit, maar in hoeverre hij
tijdens zijn hele leven overtuigd christen was valt te bezien. Het jaar 31Z vormt
een belangrijk omslagpunt voor zijn politieke en religieuze leven. Het is het jaar
waarin hij Rome, in die tijd zeker niet de belangrijkste stad in het Romeinse Rijk,
veroverde op zijn medekeizer Maxentius. Ook was dit het jaar waarin, vlak voor
de beslissende slag bij de Milvische Brug, zijn vermeende bekering plaats vond.
De verovering van Rome was de aanleiding voor de bouw van een groots triomfmonument in het centrum van de stad: de zogenoemde Triomfboog van Constantijn
(afbeelding i). Het monument mag worden gerekend tot één van de best bewaarde
(en onveranderde) bouwwerken uit de Late Oudheid en kan daarom worden
gezien als een directe bron over de beginperiode van Constantijns keizerschap. Het is
bijzonder dat de boog bijna compleet is opgebouwd uit spolia. Het gebruik van
spolia kan het beste worden beschreven als een vorm van architectonische recycling,
waarbij voor andere gebouwen ingezette bouwmaterialen en decoratieve sculpturen werden hergebruikt.
De belangrijkste vraag die in dit artikel aan bod komt is welke boodschap
de boog moest uitdragen. In hoeverre was het gebruik van spolia een bewuste keuze
of mogelijk gestandaardiseerd in de Late Oudheid en in hoeverre speelden politieke
en economische motieven daarbij een rol? Verwijst de boog op één of andere manier
naar de religieuze geaardheid van Constantijn.' Om de intrinsieke betekenis van
Skript Historisch Tijdschrift 30.5
de boog te reconstrueren is het daarnaast van groot belang de directe context ervan te
behandelen. Er zal worden gekeken naar de motieven voor de bouw van triomfbogen en in hoeverre de keizer zelf daarbij betrokken was. Kan er, kortom, uit de
opbouw en decoratie van de boog een specifieke boodschap, gericht aan het volk
van Rome, worden gereconstrueerd?
Politieke context
Vanaf Z84 stelde keizer Diocletianus orde op zaken na tientallen jaren van grote
interne problemen in het Romeinse Rijk, zoals torenhoge belastingen, inflatie, ontvolking, epidemieën en sterke vijanden buiten de grenzen. Vooral problematisch was
de situatie rond de opvolging van het keizerschap, die had geleid tot grote conflicten
tussen verschillende troonpretendenten (de zogenoemde 'soldatenkeizers'). Naast vele
hervormingen op het gebied van administratie, wetgeving, financiën en het leger voerde
Diocletianus een nieuwe vorm van bestuur in: de tetrarchie. Hij zag in dat het Romeinse Rijk, vooral na jaren van conflict, niet door één man kon worden bestuurd. Diocletianus zelf ging over de oostelijke gebieden van het Romeinse Rijk regeren, voor
de westelijke gebieden stelde hij in 285 een medekeizer aan, genaamd Maximianus.
Enkele jaren later, in 293, besloot hij ook nog twee onderkeizers aan te stellen, waardoor er vier keizers over het Rijk heersten. Omdat het Rijk in vier prefecturen werd
onderverdeeld, werd Rome als hoofdstad opgeheven. De grote symbolische waarde
van de stad betekende dat geen van de egalitaire tetrarchen er kon resideren. Het
tetrarchische model ging in de eerste plaats uit van loyaliteit van iedere tetrarch
aan het nieuwe systeem en aan de andere tetrarchen. De keizers kozen de onderkeizers, die op hun beurt de keizers opvolgden en nieuwe onderkeizers uitkozen; van
erfopvolging was geen sprake meer. Eén van de grootste problemen waar de Romeinse
keizers in de drie eeuwen daarvoor mee hadden gekampt leek hiermee verdwenen.'
In 305 had Diocletianus, uniek in de geschiedenis van het Romeinse keizerrijk,
besloten zijn ambt neer te leggen. Hij dwong zijn medekeizer Maximianus dit ook te
doen. De nieuwe keizers werden Galerius in het oosten en in het westen Constantijns vader, Constantius Chlorus. Het afschaffen van erfopvolging bleek echter niet
probleemloos te zijn omdat de zoons van enkele keizers, die niet meer automatisch
voor opvolging in aanmerking kwamen, hierover niet te spreken waren. Toen Constantius in 306 stierf, werd Constantijn door de troepen van zijn vader uitgeroepen tot
nieuwe keizer. Dit leidde tot conflicten en het uit elkaar vallen van het tetrarchische
bestuursmodel. In de ogen van de andere tetrarchen was Constantijn een machtswellusteling en een usurpator.^
Maxentius, de zoon van de voormalige keizer Maximianus, zag wat Constantijn
had bereikt en wilde hetzelfde. Hij kreeg de ontevreden bevolking van Rome, de
stad die haar bevoorrechte positie was kwijtgeraakt, op zijn hand, onder andere
door het opzetten van een uitgebreid bouwprogramma. De acties van Constantijn
en Maxentius zorgden ervoor dat er in 308 een conferentie werd georganiseerd
om de tetrarchie te redden. Licinius werd officieel als nieuwe keizer aangesteld en
Constantijn en Maxentius als onderkeizers. Het systeem was nu voor enige tijd
162
veilig, maar loyaliteit en collegialiteit, de voorwaarden van succes, waren ver te
zoeken. Nadat Galerius in 311 overleed, ontstonden er opnieuw conflicten tussen
de verschillende tetrarchen. Constantijn trok in 312 vanuit zijn hoofdstad Trier
met een klein leger Italië binnen. Op z8 oktober 312 vond vlakbij Rome de slag
bij de Milvische brug plaats. Constantijn versloeg Maxentius en werd daarmee
de nieuwe keizer over het westelijke deel van het Romeinse Rijk. Het eens zo
veelbelovende tetrarchensysteem was vanaf dat moment voor altijd verdwenen.'
Constantijn kon politiek gezien voortbouwen op het succesvolle beleid van
Diocletianus. Net als enkele voorgangers wilde Diocletianus religieuze eenheid
en stabiliteit creëren door de christenen, die hem vanwege hun exclusiviteit in
geloof een doorn in het oog waren, te vervolgen. Constantijn zag in dat het
willen verwijderen van dit 'probleem' niet de oplossing was, maar juist het
tegenovergestelde: acceptatie en integratie van de groeiende groep christenen. De
vervolgingen zouden pas stoppen nadat Constantijn in 323 alleenheerser over het
Romeinse Rijk was geworden door het oostelijke deel op zijn medekeizer Licinius
te veroveren. Hoewel hij de christenen accepteerde en zelfs kerken liet bouwen
in Rome, bleef hij ook de oude religies ondersteunen door tempels te bouwen
en te restaureren.'» Constantijn wist tot zijn dood vrede, rust en stabiliteit in het
Romeinse Rijk te bewaren, hoewel hij zelf het christendom had omarmd en ook
in 325 Rome oversloeg om een nieuwe hoofdstad te bouwen: Constantinopel.
De viering van een triomf
In de tijd van de Romeinse Republiek (509-27 v. Chr.) was het houden van een triomftocht alleen voorbehouden aan generaals die een vijand van het Romeinse Rijk hadden overwonnen. Zij kregen het recht om met een processie door de hoofdstad Rome
hun overwinning te vieren. De triomftocht was een plechtige, officiële binnenkomst
van de generaal en zijn leger in het pomerium, het heilige en symbolische stadsgebied
van Rome. De processie volgde een vaste route, over de Via Sacra richting de Tempel
van Jupiter Optimus Maximus op het Capitool. Dit spektakel had als doel om de
goden te danken en om de belangrijke gebeurtenis aan het volk van Rome te tonen.
Hoe meer pracht en praal, hoe groter het aanzien en naamsbekendheid van de triomfator. De triomftocht was vooral een spektakel voor de gewone, veelal ongeletterde,
mensen in de samenleving, waarbij de visuele communicatie van beelden en impressies tijdens de rituele processie de triomf tot een overweldigend spektakel maakten.''
In de Keizertijd veranderde er weinig aan de essentie van de triomftocht,
deze was echter niet meer het voorrecht van enkele succesvolle individuen,
maar voorbehouden aan de keizer en zijn familie. De Senaat, bestaande uit de
machtigste mannen van het Romeinse Rijk, was in principe de instantie die bepaalde
of iemand een triomfprocessie mocht houden. Hoewel de keizer rekening had te
houden met de Senaat, kon hij besluiten zijn adviezen links te laten liggen'^ Dit was
echter niet verstandig, omdat de senatoren als groep in Rome veel invloed genoten.
Hun goedkeuring betekende bovendien een enorme steun in de rug voor de
keizer. Het houden van een triomftocht lijkt dus, ondanks de macht van de keizer.
Skript Historisch Tijdschrift w.t
163
JCk^
Afbeelding 2.: Detail triomfboog van Constantijn. Foto: Roel Salemink.
gebonden te zijn aan een goede aanleiding en goedkeuring van de Senaat.^
Monumentale bogen werden overal in het Romeinse Rijk gebouwd als blijvende
herinneringen aan belangrijke gebeurtenissen.* Hoewel de boogconstructie bij de
Grieken en Etrusken bekend was, kwam deze pas in de Romeinse architectuur tot
zijn recht. De boogconstructie maakte het mogelijk grote gewichten over grote
spanwijdten te plaatsen. Het tongewelf, karakteristiek voor de boogconstructie,
krijgt na plaatsing van een sluitsteen zijn stevigheid. Dit zorgde ervoor dat de
krachten, die zijwaarts en naar beneden liepen, door de pijlers van de boog gingen en
de constructie verstevigden. De eigenschappen van de boogconstructie waren ideaal
voor monumentale architectuur. De triomfboog is hiervan eigenlijk een heel simpel
voorbeeld, omdat het puur en alleen de boogconstructie zelf is, die niet is geïncorporeerd in een groter architectonisch geheel, zoals bij het Colosseum.
Triomfbogen worden in verband gebracht met militaire overwinningen. Zij zijn
onderdeel van een grotere groep: de erebogen. Erebogen werden gebouwd om een
bepaalde gebeurtenis in herinnering te houden, maar waren, vooral in de provinciën,
een tastbaar symbool van de aanwezigheid en superioriteit van Rome.' De bouw
van monumentale bogen was tijdens de Republiek geen onbekend fenomeen, hoewel
er geen enkele bewaard is gebleven." Van daadwerkelijke triomfbogen was waarschijnlijk nog geen sprake. De boog werd in deze tijd voornamelijk gebruikt als een
voetstuk voor een beeld of beeldengroep." Het valt te betwisten of de naam 'ereboog'
kan worden gebruikt, omdat dergelijke bogen op zichzelf niet als monument dienden.
Tijdens de Keizertijd werd de boog tot een monument op zichzelf en een instrument van keizerlijke macht en ideologie. Het militaire aspect onderscheidt de triomfbogen van andere erebogen. '^ Een voorbeeld van de laatste is de boog van Trajanus
in Benevento (Italië), die werd gebouwd ter ere van keizer Trajanus (100-117) omdat
hij met eigen middelen een weg naar de havenstad Brindisi aan had laten leggen."
Architectuur was, zoals in alle tijden, een belangrijk middel voor de heersende
macht om de samenleving te beïnvloeden. Er dient hierbij onderscheid te worden
gemaakt tussen functionele en niet-functionele architectuur. De keizers bouwden fora,
basilica, tempels, markten, theaters, thermen en, in de Late Oudheid, kerken om hun
macht te tonen en hun populariteit bij de massa te vergroten. Deze architectuur had
voor de mensen een directe functie in het dagelijkse leven. Dit in tegenstelling tot monumenten, zoals erebogen, die tot niet-functionele architectuur kunnen worden gerekend, maar die wel een grote ideologische rol vervulden. Deze niet-functionele
architectuur kon alleen worden toegepast in combinatie met een bouwpolitiek die
ook functionele gebouwen behelsde. Alleen het bouwen van monumenten was niet
genoeg om als keizer populair te blijven en had daarom een aanvullende rol binnen de bouwpolitiek. Juist het feit dat de keizer de mogelijk-heden had om, naast
functionele architectuur, niet-functionele bouwwerken neer te zetten verbeeldde
zijn enorme macht: waar de eerste propaganda waren om hun functionaliteit, zo
waren de (triomf)monumenten propaganda doordat ze expliciet gebruik maakten van visuele communicatie, waarbij beeltenissen als dragers van belangrijke
boodschappen werden ingezet.'-•
stript Historisch Tijdschrift }o.'^
165
De invloed van visuele communicatie
Het bouwen van bogen was op zichzelf dus al een politiek statement, maar vooral
de sculpturen en reliëfs waren bedoeld om een boodschap over te brengen. In een
tijd dat de meeste mensen analfabeet waren, was visuele communicatie een belangrijke
manier om de massa te bereiken. Dit was een reden dat afgebeelde gebeurtenissen
zo accuraat mogelijk werden gepresenteerd. In de Vroege Keizertijd gebeurde dit door
een zeker naturalisme. Tijdens en na de Tetrarchentijd is er een duidelijke stijl verandering
richting abstractie zichtbaar. Wat de beeltenissen aan naturalisme en individualiteit
inleveren, winnen ze echter aan symbolische helderheid.'^ De Boog van Constantijn is
een goed voorbeeld van de toepassing van beide stijlen. Beeldtaal draait bovenal
om de compositie van beeltenissen, die een relatie tussen degene die beeltenissen
liet plaatsen en de toeschouwer bewerkstelligde.'*' Een belangrijk onderdeel van
deze compositie werd ingevuld door het teruggrijpen naar het verleden, vooral naar
de goede en succesvolle voorgangers en de bloeiperioden onder hun bewind, waarvan
de mensen zich een voorstelling konden maken. Dit is het belang-rijkste element
waar triomfbogen op waren gebaseerd en waar ze werkelijk op kunnen worden
beoordeeld. Aan de hand van de overgeleverde materiële cultuur kan worden getracht
een reconstructie te maken van de bedoelingen van de makers.
De inscriptie op de Boog van Constantijn laat zien dat de Senaat en het volk
van Rome (SPQR: Senatus Populusque Romanum) verantwoordelijk waren voor
de bouw ter ere van de nieuwe keizer en zijn overwinning. Hierdoor zou kunnen
worden beweerd dat de boog geen propagandamiddel van de keizer was, maar
een indicatie voor de devotie van het volk aan de keizer.'" Het feit dat de keizer
grote invloed had op de Senaat, die, al dan niet onder druk, de bouw van een triomfboog moest goedkeuren, lijkt te suggereren dat het initiatief voor een triomfboog
van beide kanten mogelijk moet zijn geweest. Constantijn was eind 312 pas voor
de eerste keer in Rome, wat betekent dat het ook zijn eerste directe contact met
de Senaat was. Hun relatie was nog zeer breekbaar, omdat beide partijen iets te
verliezen hadden.'" De opkomst van Maxentius had Constantijn getoond dat het
gevaarlijk was Rome de rug toe te keren. Constantijn nam daarom bijvoorbeeld
het ambitieuze bouwprogramma van Maxentius over. De senatoren daarentegen
begrepen dat ze de nieuwe keizer tevreden moesten houden, zeker nadat ze eerst
Maxentius hadden gesteund. Er kan aangenomen worden dat de boog geen
onderdeel was van Constantijns architectonische charmeoffensief, omdat deze
Constantijns overwinning op Maxentius (en in principe ook op de stad Rome)
viert. Hierdoor lijkt het uitgesloten dat de keizer zelf verantwoordelijk was, omdat
zulke hoogmoed zijn prille relatie met Rome zeker niet ten goede zou zijn gekomen.
Logischer lijkt het dat de Senaat na Constantijns overwinning besloten had een triomfboog te bouwen als een handreiking naar de overwinnaar. Constantijn zal hier
geen bezwaar tegen hebben gehad en zal, gezien het decoratieve programma, duidelijk hebben gemaakt hoe de nieuwe orde aan het volk diende te worden getoond"*
16S
De Triomfboog van Constantijn
De inwijding van de boog vond plaats in 316, tijdens de viering van Constantijns eerste
decennalia (tienjarig bewind, geteld vanaf 306), nadat in 313 met de bouw begonnen
was. De boog is gebouwd langs de route van de triomfprocessie, naast het Flavische
Colosseum, op de plek waar de Via Sacra een hoek maakt richting het Capitool. De
boog meet een lengte van 26 meter, een breedte van 10,5 meter en een hoogte van 21 meter. De Boog van Constantijn heeft drie doorgangen, net als de Boog van Septimius Severus. Er zijn nog meer overeenkomsten met deze boog, zoals in totaal acht vrijstaande
zuilen en standaardiconografie op hun voetstukken: victoriefiguren en Romeinse legionairs met onderworpen barbaren. In de hoekzwikken bevinden zich ook victoriefiguren
en de personificaties van jaargetijden en de grote rivieren, die samen de oneindigheid
en grootsheid van het Romeinse Rijk verbeelden.''" Ook de twee medaillons op de
zijkanten van de boog passen in deze categorie: ze verbeelden dag en nacht. Een kroonlijst scheidt de onderconstructie van de attiek", waar de hoofdinscriptie zich bevindt.
Bijzonder aan de Boog van Constantijn is dat hij voor een groot deel is opgebouwd
uit spolia. Naast de toepassing van gewone bouwmaterialen als spolia zijn er een aantal
reliëfcycli uit andere perioden aangebracht (afbeelding 2). Bovenaan bevinden zich rondom
acht rechthoekige panelen, stammend uit de tijd van keizer Marcus Aurelius, waarin
de keizer zich bezighoudt met regeren en oorlog voeren: symbolen van goed keizerschap." Op de zuilen bevinden zich acht beelden van Dacische gevangenen uit de tijd
van keizer Trajanus. De beelden zijn typisch voor de manier waarop de Romeinen
de in hun ogen barbaarse mens zagen, namelijk met lange baarden en lange broeken.
Het is duidelijk dat ze overwonnenen zijn. De beelden geven weer hoe Constantijn
zijn overwinning op Maxentius zag: burgeroorlog was gerechtvaardigd om tirannie,
een barbaarse manier van bestuur, te overwinnen.^' Dit blijkt ook uit de hoofdinscriptie
waarin het woord 'tiran' wordt gebruikt om Maxentius aan te geven. Het feit dat
het om een burgeroorlog ging, bracht Constantijn in de problemen bij het vieren
van zijn overwinning, omdat normaal gezien alleen triomfen werden gevierd en
triomfbogen werden gebouwd bij overwinningen op niet-Romeinse volkeren. Door
Maxentius als een tiran te bestempelen, en dus niet als een mede-Romein, kon de
Senaat zonder problemen de boog laten bouwen.
In het midden van de boog bevinden zich acht ronde panelen uit de tijd van
keizer Hadrianus, waarin jachttaferelen en offerrituelen worden getoond als symbolen
voor een vredig en stabiel keizerrijk, en een doorlopend fries uit de tijd van Constantijn,
waarin zijn succesvolle veldtocht naar Rome wordt getoond. De stijl van het fries is,
in tegenstelling tot de spoUa, zeer abstract met weinig diepte en gesimplificeerde gelaatstrekken. Het fries vertelt het letterlijke verhaal van de veldtocht aan de hand van een
aantal belangrijke gebeurtenissen van historische en ceremoniële betekenis. De bekering
van Constantijn tot het christendom komt hierin niet aan de orde, wat belangrijk is omdat deze panelen de enige letterlijke referenties aan de werkelijkheid van dat moment zijn.
De twee panelen uit de tijd van Trajanus aan de binnenzijde van de hoofddoorgang
hebben door de bijgevoegde tekst ook een historische betekenis gekregen. Deze
twee panelen vervullen de belangrijkste rol van alle sculpturen op de boog, omdat ze in
tegenstelling tot de meeste andere sculpturen op zichtbare hoogte in de centrale doorgang zijn geplaatst en een duidelijk onderwerp hebben, verhelderd door inscripties.
stript Historisch Tijdschrift }o.}
167
Onder de in Constantijns tijd toegevoegde tekst 'LIBERATORI URBIS' (bevrijder van de
stad) is het paneel geplaatst waar de keizer en zijn troepen barbaarse tegenstanders
verpletteren. Het paneel daartegenover, onder de tekst 'FUNDATORI QUIETIS'
(brenger van rust en vrede) toont de aankomst van de keizer in Rome. Het hoofd
van de vroegere keizer is duidelijk bewerkt tot dat van Constantijn zonder verlies van
grootte en kwaliteit (afbeelding 3), wat uitzonderlijke beeldhouwkwaliteiten moet
hebben vereist. Het herbewerken van reliëfs gebeurde overigens vaker bij spolia,
omdat het noodzakelijk was voor de toeschouwer om de beeltenissen in de eigen
tijd te kunnen plaatsen.^^
De overige sculptuur op de boog toont de symbolische betekenis van het keizerschap, de overwinning op barbarij en de grootsheid van het Romeinse Rijk.
Ook het gebruik van de woorden 'met goddelijke inspiratie' ('instinctu divinatis')
in de hoofdinscriptie laat niets los over de geloofsovertuiging van Constantijn.
Hoewel het niets zegt over zijn mogelijke bekering tot het christendom, is het ook
geen letterlijke vertaling van inspiratie door de traditionele goden. Dit past bij
Constantijns tolerante houding ten opzichte van andere religies.^'
Wie bouwde de triomfboog?
Eén van de grote twistpunten over de Boog van Constantijn is de datering. Recentelijk, begin jaren '90, is de boog onderzocht door twee teams Italiaanse archeologen
(Pensabene/Panella en Vaccaro/Ferroni). Zij onderzochten beiden de vraag of de boog in
313 in zijn geheel werd opgetrokken uit spolia of dat de boog eigenlijk uit een eerdere
periode stamde en dat deze onder Constantijn werd aangepast.'*^ De spolia scheppen
hierbij verwarring, omdat dit materiaal op zichzelf een andere datering heeft dan
de boog waar het uiteindelijk voor werd gebruikt.
Het resultaat van de onderzoeken laat geen twijfel over de grootte van het probleem.
Pensabene en Panella concludeerden dat de boog compleet uit spolia bestaat en
bovendien dat de boog in zijn geheel in Constantijns tijd is gebouwd. Vaccaro en Ferroni daarentegen concludeerden dat de basisconstructie van de boog stamt uit de tijd
van keizer Hadrianus. De theorie dat het zou gaan om een Hadriaans monument is
onder andere gebaseerd op de foutieve aanname dat de acht ronde Hadriaanse panelen
op de boog geen spolia zouden zijn, maar dat ze op hun origineel bedoelde plek
zitten. Op grond van de afgebeelde taferelen kan echter met zekerheid worden
gezegd dat ze in een andere volgorde dan de origineel bedoelde zijn geplaatst.
Daarnaast bestaat er verder geen enkel bewijs voor een monument op deze plek
voordat de boog van Constantijn werd gebouwd."
Andere argumenten die Pensabene en Panella voor hun theorie aanvoeren zijn
dat alle ruim 1600 blokken marmer van de boog tekenen van hergebruik vertonen
en dat er sprake is van het mixen van verschillende soorten en kleuren marmer.
Dit was gebruikelijk in de Late Oudheid, maar zeker niet in de eerste en tweede
eeuw, waarin erg veel belang werd gehecht aan eenheid van soort en kleur marmer
binnen bijvoorbeeld verschillende elementen van een gebouw. Een ander opvallend
laat antiek element is dat de tongewelven in de drie portalen van de boog niet met
168
f
Afbeelding 3: Detail triomfboog van Constantijn. Foto: A. Guliano, Arco di Constantino (1955).
JÓO
cassetten zijn gedecoreerd. Deze vorm van decoratie was vrijwel universeel voor
monumenten uit de tweede en vroege derde eeuw (zoals de Boog van Septimius
Severus), maar niet voor monumenten uit de late derde en vroege vierde eeuw.
Ten slotte is het feit dat alle elementen en proporties van de boog wiskundig
op elkaar zijn afgestemd een indicatie dat de boog in zijn geheel moet zijn gepland.
Het geeft aan dat de boog niet lukraak in elkaar is gepuzzeld, maar dat er een
duidelijk plan achter steekt, waarbij proporties en verhoudingen van groot belang
zijn.^* De boog moet dus in één fase zijn gebouwd.
Spolia
Een belangrijke vraag is waarom men materiaal ging hergebruiken in plaats van nieuw
materiaal te produceren. De meest voor de hand liggende reden zou zijn dat het gehele
Romeinse Rijk in een economisch slechte tijd was beland. Als er niet genoeg geld was,
dan lag in het geval van architectuur hergebruik voor de hand. De hervormingen
van Diocletianus hadden echter een positief effect gehad op financieel gebied. Het
feit dat Maxentius, en na hem Constantijn, een van de grootste bouwprogramma's
uit de Romeinse geschiedenis op kon zetten zegt genoeg over de economische
situatie op dat moment. Ook Constantijns nieuwe hoofdstad, Constantinopel, had
niet kunnen worden vervaardigd zonder genoeg aanwezige financiële middelen.
Relatief gezien was het Romeinse Rijk misschien minder rijk dan twee eeuwen
eerder, maar het gebruik van spolia moet een andere reden hebben gehad dan
economische recessie.
Er valt niet te ontkennen dat er bij het gebruik van spolia een praktische factor
zal hebben meegespeeld: het voor handen zijn van materiaal is immers een goede
reden het te gebruiken, omdat het werk en geld scheelde. De vraag is of men materiaal
afkomstig van intacte bouwwerken gebruikte of dat alleen beschadigde gebouwen in
aanmerking kwamen. Het is bekend dat er in Rome in de Late Oudheid wetsbepalingen bestonden waarin het verwijderen van marmer aan banden werd gelegd
ter bescherming van het stadsgezicht.^' Het lijkt erop dat men alleen materiaal
gebruikte dat toevallig voor handen was, waarbij rekening moet worden gehouden
met het feit dat Rome in de loop van de derde eeuw grotendeels verpauperd was
en dat een groot deel van de vroegere bevolking was verdwenen. Er moet dus veel
bruikbaar materiaal aanwezig zijn geweest. Sculpturen werden waarschijnlijk op
bepaalde plekken verzameld om later te worden hergebruikt. Deze theorie wordt
ondersteund door de vondst van een voorraad spolia op de Campus Martius en
de tekst 'ad arc[um]' op het voetstuk van één van de Daciërbeelden.'° Dit laat
zien dat er in deze periode een cultuur van spoliagebruik was ontstaan." Dat de
Boog van Constantijn geen geïsoleerd fenomeen was in zijn spoliagebruik toont de
reconstructie van de niet meer bestaande Boog van Diocletianus in Rome, ook wel
Arcus Novus genoemd, die was opgebouwd uit materiaal van een even verderop
gelegen Boog van Claudius.'- Belangrijk was vooral dat de spolia in hun nieuwe
context een duidelijke rol konden vervullen, in het geval van de Boog van Constantijn het eren van Constantijns overwinning en het propageren van een nieuwe
I7D
orde. Enerzijds zullen er duidelijke eisen zijn geweest ten aanzien van het decoratieve programma, anderzijds zal het aanbod van sculpturen zich hebben beperkt
tot dat wat er voorradig was.
Conclusie
Het bouwen van een triomfboog na een militaire overwinning stond in een
traditie die terugging tot de vroege keizertijd. Het gebruik van de triomftocht
ging zelfs nog veel verder terug. Constantijn had het feit dat het eigenlijk om
een burgeroorlog ging op een slimme manier weggewerkt door het inzetten van
strategisch taalgebruik en iconografie: Maxentius was een tiran, het gevecht om
Rome werd een strijd tegen barbaren, Constantijn was de bevrijder van de stad
en zou op traditionele wijze zijn nieuwverworven keizerschap gaan vervullen. De
Senaat in Rome greep elke kans aan om de stad weer in belang te doen stijgen,
nadat de stad op de tweede rang was beland onder de tetrarchen. Constantijn
had door het succes van Maxentius gezien dat Rome nog steeds machtig was.
Beide kampen konden alleen maar voordeel hebben van een goede wederzijdse
relatie en hadden dus iets te verliezen.
Gezien de breekbare relatie tussen de Senaat en de keizer zullen ze beide met
voorzichtigheid hebben gehandeld. Constantijn zal zijn overwinning op Maxentius, en in feite op Rome, niet van de daken hebben geschreeuwd, maar zal het
aanbod van een triomfmonument door de stad Rome niet hebben willen afslaan.
Het feit dat er op een specifieke manier een sterk en stabiel keizerschap werd
gepropageerd waarin religieuze tolerantie een belangrijke rol speelde, hjkt te
suggereren dat Constantijn of zijn mensen invloed hebben gehad op de bouw en
de keuze van de sculpturen. Constantijn wordt op de boog niet direct in verband
gebracht met het christendom. De inhoudelijk neutrale woorden 'met goddelijke
inspiratie' van de inscriptie zeggen weinig over zijn geloofsovertuiging en zijn
in zekere zin dubbelzinnig, maar in lijn met zijn tolerante houding: 'The arch is
pagan for that which it says. Christian for that which it doesn't'."
Het gebruik van spolia kwam op in een periode dat er in Rome veel materiaal
voor handen was dat zich goed leende voor hergebruik. Er kan worden geconcludeerd dat de economische situatie van het Romeinse Rijk niet noodzakelijkerwijs
hoeft te hebben geleid tot het gebruik van spolia, omdat op het moment van gebruik
er in ieder geval in Rome veel kapitaal moet zijn geweest in verband met grote
bouwprojecten. Dat de stad grotendeels verpauperd was na de rumoerige derde
eeuw en dat veel mensen waren verdwenen zal hebben geleid tot een overschot
aan materiaal. Hoewel het uitgebreide gebruik ervan karakteristiek is voor de Late
Oudheid en daarom lijkt te suggereren dat men zich er niet bev^oist van hoefde te
zijn, lijken de decoratieve sculpturen op de boog niet zomaar bij elkaar geraapt.
Ze stammen niet toevallig uit perioden die als het hoogtepunt van het Romeinse
verleden werden gezien.
Verwijzen naar succesvolle voorgangers was een belangrijk aspect van de
visuele boodschap die keizers wilden uitdragen. Dit is, naast de sculpturen, ook
Skript Historisch Tijdschrift 50.?
171
zichtbaar in de vorm van de triomfboog, die sterke gelijkenis vertoont met de Boog van
Septimius Severus. De spolia lijken dus bewust uitgezocht om hiermee de boodschap
van een nieuwe orde, gebaseerd op betere tijden, over te brengen op de Romeinse toeschouwers. Dit is vooral goed te zien in de Trajaanse panelen in de hoofddoorgang
van de boog. Ook al was het gebruik van spolia niet uniek voor de Boog van Constantijn, toch is de toepassing en compositie van de verschillende elementen op dit
monument wel uniek te noemen. Het feit dat dit laat antieke monument tot op de
dag van vandaag vrijwel ongeschonden bewaard is gebleven geeft ons een buitengewoon beeld van het politieke en architectonische beleid in de vroege vierde eeuw
onder Constantijn en toont op bijzondere wijze de manier waarop op dat moment
politieke denkbeelden naar de bevolking van de stad Rome werden gecommuniceerd.
172
Noten
' L. de Blois en R.J. van der Spek, Een kennismaking met de Oude Wereld (Bussum
ZOOI) 270-1.
^ N. Lenski (red.), The Cambridge companion to the Age of Constantine (Cambridge
2004) 61.
' Blois en Van der Spek, Een kennismaking
met de Oude Wereld, 272.
'* Ibidem, 77.
' A.P. Gregory, "Powerful images': Responses
to portraits and the political uses of images
in Kome^, Journal of Roman Archaeology
(JRA) 7 (1994) 80-99, aldaar 84.
** Blois en Van der Spek, Een kennismaking
met de Oude wereld, 164-165 en 218-219.
' Ibidem, 218-19.
* F.S. Kleiner, 'The study of Roman Triumphal
and Honorary Arches 50 years after
Kahler',/Rj4 2 (1989) 195-206, aldaar 200.
' Ibidem, 196.
'° H.S. Versnel, Triumphus, an inquiry into
the Roman triumph (Leiden 1970) 135-137;
P. Stewart, Roman art (Oxford 2004) 33.
" Versnel, Triumphus, 136.
" Voorbeelden van triomfbogen zijn de
bogen van Titus (79-81) en van Septimius
Severus (193-202) op het Forum Romanum,
de boog van Constantijn naast het Colosseum en, buiten Rome, de boog van
Tiberius (14-34) '^ Orange (Frankrijk) en
de boog van Galerius (284-311) in Thessa
lonica (Griekenland).
Journal of the Society of Architectural
Historians 59.1 (2000) 50-77, aldaar 72.
'° H. I'Orange en A. von Gerkan, Der
Spatantike Bildschmuck des Konstantins
bogens (Berlijn 1939) 150.
" In dit geval is een attica, of attiek, het
bovengedeelte van de triomfboog, dat
door een kroonlijst wordt gescheiden van
het ondergedeelte.
" D.E.E. Kleiner, Roman Sculpture (z.p.
1992) 2 9 5 .
" J. Eisner 'From the Culture of Spolia to the
Culture of Relics: the Arch of Constantine
and the Genesis of Forms', Papers of the
British School at Rome 63 (2000) 149-184,
aldaar 173.
^*t R.R. HoUoway, Constantine and Rome
(2004) 14.
*5 Peirce, 'The Arch of Constantine', 407.
"' Kleiner, F.S., 'Who really built the Arch of
Constantine?', ƒRy4 14 (2001) 661-663.
"7 Ibidem.
** Jones,'Genesis and mimesis', 53, 67.
^' Ibidem, 64.
'° Ibidem, 64; Holloway, Constantine and
Rome., 30.
'' Eisner, 'From the Culture of Spolia to the
Culture of Relics', 153-154.
5' H. Laubscher, Arcus Noims und Arcus
Claudii. Zwei Triumphbögen an die Via
Lata in Rom (z.p. 1976).
" Jones, 'Genesis and mimesis', 70.
'' N.H. Ramage en A. Ramage, Roman Art
(Londen 2000) 200-201.
"• Gregory,'Powerful images', 83.
'' Stewart, Rowaw art, 115-116.
"^ Gregory,'Powerful images', 81.
"' Stewart, Roman art, 37-38.
'* P. Peirce, 'The Arch of Constantine: Propaganda and ideology in Late Roman art',
Art History 12.4 (1989) 387-418, aldaar 406.
•' M.W. Jones, 'Genesis and mimesis: The design of the Arch of Constantine in Rome',
Skript Historisch Tijdschrift ^o.j
m
Download