Info over het GPW 3e klas "Kracht, moment en druk" Hfdst. 6. 9 april 2009. Het GPW gaat over §6.1 t/m §6.7. Een aantal belangrijke zaken staan hieronder. Moment is kracht maal arm. M = moment in Newton·meter (N·m) Formule: M=F·a F = kracht in Newton (N) a = arm in meter (m) (Soms wordt als eenheid voor moment in plaats van N·m de N·cm = Newton·centimeter gebruikt, je moet dan ook de arm in cm uitdrukken) Arm: Afstand tussen het draaipunt en het aangrijpingspunt van de kracht van de kacht. (De kracht moet wel loodrecht op de arm staan.) Voorbeeld moment: Een horizontale stok van 2 m lengte zit aan een muur en aan het einde werkt een kracht van 300 N naar beneden, het moment is dan 600 N·m afstand 2 m = arm aangrijpingspunt draaipunt Momentenwet: Bij twee momenten is er evenwicht als: Mlinksom = Mrechtsom Voorbeeld evenwicht: Wip met twee verschillende krachten op verschillende afstanden is in evenwicht: Druk: Als er een kracht is die verdeeld is arm = 1 m arm = 2 m kracht 300 N draaipunt kracht 300 N kracht over een oppervlak dan is er sprake van 600 N een druk op dat oppervlak. F p= Die druk bereken je met: A p is de druk in pascal (Pa) F is de kracht in Newton (N) A is het oppervlak in vierkante meter (m2) Druk en Volume zijn omgekeerd evenredig ( p.V = constant) volgens de Wet van Boyle (als hoeveelheid en temp niet veranderen) vaste katrol Zwaartepunt, ook wel massamiddelpunt genoemd, is het aangrijpingspunt van de zwaartekracht op een voorwerp. Zwaartekracht (op aarde): FZ = 9,81 · m Fspan = 402 N FZ = zwaartekracht in N m = massa in kg Spankracht: Trekkracht die heerst in een touw (of kabel of ketting, enz.), de spankracht is overal in het touw gelijk, ook als het touw over een katrol gaat. Als een touw over een katrol gaat werkt de spankracht dus twee maal op de katrol. Voorbeeld katrollen: Een kist met een massa van 82,0 kg hangt aan een takel zoals hiernaast getekend: De zwaartekracht op de kist is: FZ = 9,81 · 82,0 = 804 N De spankracht hoeft slechts de helft daarvan te zijn om de massa op zijn plaats te houden. (De spankracht werkt immers twee keer op de katrol.) Fspan = 804 / 2 = 402 N. Fspan = 402 N Fspan = 402 N losse katrol m = 82,0 kg FZ = 804 N