Gevaarlijke stoffen Digitaal handboek MijnLab “Duurzaam Beter” Borger & Burghouts bewijst dat tijdig, kostenefficiënt en structureel inspelen op externe druk uw organisatie in een gunstiger positie brengt. De organisatie is of komt meer in balans met zichzelf en de omgeving. Uw organisatie levert in die omstandigheid betere prestaties en verwerft een concurrentiepositie met toegevoegde en toekomstwaarde. Dit perspectief dat we u bieden, vatten we bondig samen met de term Duurzaam Beter. © 2009 Borger & Burghouts B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopien, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Borger & Burghouts B.V. Bisschopstraat 55 Postbus 554 7500 AN Enschede Telefoon Fax E-mail Internet (053) 480 70 80 (053) 480 70 99 [email protected] www.BenB.nl MijnLab, Gevaarlijke stoffen Inhoudsopgave pag. Inleiding ....................................................................................................................... 3 1 Wettelijk kader ....................................................................................................... 4 Globally Harmonized System (GHS) .................................................................... 4 1.1 2 Strategisch beleid gevaarlijke stoffen ....................................................................... 5 3 Specifieke risicogroepen .......................................................................................... 6 Jongeren tot 18 jaar ......................................................................................... 6 3.1 Zwanger en borstvoeding .................................................................................. 6 3.2 4 Procesmatig beleid gevaarlijke stoffen ...................................................................... 7 Aanschaf van gevaarlijke stoffen ........................................................................ 7 4.1 Transport van gevaarlijke stoffen ....................................................................... 7 4.2 Extern transport ........................................................................................ 7 4.2.1 Intern transport ......................................................................................... 7 4.2.2 Registratie van gevaarlijke stoffen ..................................................................... 7 4.3 Gevaarlijke stoffen ..................................................................................... 7 4.3.1 Additionele registratie van gevaarlijke stoffen ............................................... 7 4.3.2 Opslag van gevaarlijke stoffen ........................................................................... 8 4.4 Gebruik van gevaarlijke stoffen.......................................................................... 8 4.5 Voorlichting en onderricht ........................................................................... 8 4.5.1 Voorbereiding op incidenten en calamiteiten ................................................ 8 4.5.2 4.5.3 CRM stoffen .............................................................................................. 8 Blootstelling .............................................................................................. 9 4.5.4 Etikettering ...................................................................................................... 9 4.6 Afvalbeheer ..................................................................................................... 9 4.7 Scheiden gevaarlijk afval .......................................................................... 10 4.7.1 Etiketteren van gevaarlijk afval ................................................................. 10 4.7.2 Inzameling gevaarlijk afval ....................................................................... 10 4.7.3 Opslag van gevaarlijk afval ....................................................................... 10 4.7.4 Vervoer van gevaarlijk afval ...................................................................... 10 4.7.5 Afvoer van gevaarlijk afval ........................................................................ 10 4.7.6 Melden van incidenten .................................................................................... 10 4.8 Calamiteitenbeheersing ................................................................................... 11 4.9 Bijlage 1: Herkennen van gevaarlijke stoffen.................................................................. 12 Bijlage 2: Globally Harmonized System (GHS) ................................................................ 15 Bijlage 3: Wanneer is een mengsel een gevaarlijke stof .................................................. 16 Bijlage 4 Categorieën gevaarlijk afval ............................................................................ 17 © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 2 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen Inleiding Ziekenhuizen moeten medewerkers en haar omgeving op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn beschermen. Ook moeten zij de milieubelasting en –risico’s door activiteiten zoveel mogelijk beperken. Voor het terugdringen van de risico’s van gevaarlijke stoffen zou een specifiek beleid kunnen worden ontwikkeld met concrete doelstellingen voor de komende jaren. Gevaarlijke stoffen zijn stoffen en preparaten (mengsels of oplossingen van stoffen) waaraan medewerkers kunnen worden blootgesteld en die door hun eigenschappen of de omstandigheden waaronder ze voorkomen gevaar voor de gezondheid of hinder kunnen opleveren. Aan de stoffen zelf is niet te zien of ze gevaarlijk zijn, echter op de verpakking staat een gevarensymbool (zie bijlage 1). Dit hoofdstuk omschrijft het wettelijk kader waaraan ziekenhuizen en daarmee laboratoria moeten voldoen. Daarnaast zijn aanvullend criteria weergegeven met uniforme richtlijnen voor aanschaf, transport, registratie, opslag, gebruik en afvalbeheer van gevaarlijke stoffen. Elk ziekenhuis kan nu een eigen beleid opstellen waarin de criteria van dit document zijn uitgewerkt. Voor de verdere invulling moet elk laboratorium zelf procedures, werkinstructies en formulieren en documenten met betrekking tot gevaarlijke stoffen opstellen. Deze documenten maken gebruikelijk deel uit van een managementsysteem en van het arbo- en milieubeleid. Daarmee wordt het beleid jaarlijks door de directie beoordeeld op geschiktheid, adequaatheid en doeltreffendheid. Stoffen die onder de stralingswet vallen maken geen deel uit van dit document. © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 3 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen 1 Wettelijk kader De wettelijke eisen voor gevaarlijke stoffen zijn voor het grootste deel vastgelegd in Arbowetten, -besluiten en –regels, maar ook in de milieuwetgeving. • • EG richtlijn 67/548/EEG “Stoffenrichtlijn” (Wm) Vertaald in Nederlandse “Wet Milieubeheer” (Wm) • Verordening (EG) Nr. 1272/2008 (EU-GHS) Daarnaast zijn er diverse richtlijnen opgesteld, waaronder het omgaan met gevaarlijke stoffen en veilig werken in laboratoria. Recent is de nieuwe Publicatie Gevaarlijke Stoffen nummer 15 (PGS 15) uitgegeven, die zich specifiek richt op de opslag van gevaarlijke stoffen. Het naleven van richtlijnen kan worden afgedwongen als de eisen onderdeel uitmaken van een milieuvergunning. 1.1 Globally Harm onized System (GHS) Sinds eind januari 2009 wordt in Europa een nieuwe wijze van etiketteren en aanduiden van gevaarlijke stoffen respectievelijk de gevaareigenschappen gehanteerd, te weten EU-GHS. Het Globally Harmonized System (GHS) is een wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen en mengsels op basis van hun gevaareigenschappen. Dit systeem is vastgesteld door de Verenigde Naties (VN-GHS) en geadopteerd door de Europese Unie (hierna aangeduid met de Nederlandse werknaam EUGHS). Doel van de EU-GHS is onder andere het garanderen van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid van de mens en het milieu (zie bijlage 2). Momenteel zijn er twee typen gevaaraanduiding van gevaarlijke stoffen. Ten eerste zijn op het Europees niveau afspraken gemaakt over transport van chemische stoffen en mengsels. Deze afspraken zijn opgenomen in het ADR. Ten tweede is etikettering en aanduiding van gevaarlijke stoffen geregeld in de Europese stoffenrichtlijn. In Nederland zijn deze vereisten opgenomen in de Wet milieubeheer. De oranje gevaarsymbolen zullen langzaam maar zeker gaan verdwijnen. De ADR-systematiek voor transportverpakkingen blijft gehandhaafd. © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 4 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen 2 Strategisch beleid gevaarlijke stoffen Voor het bepalen van de algemene risico’s en de te nemen maatregelen worden risico inventarisaties en evaluaties uitgevoerd. Op het gebied van gevaarlijke stoffen is een specifieke risico inventarisatie en evaluatie. Dit heet de ‘(nadere) risico-inventarisatie en evaluatie toxische stoffen (RI&E-tox)’. Hiermee beoordeel je de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan stoffen. Met behulp van deze beoordeling bepaal je de gevaren van de blootstelling voor de werknemers. De beoordeling valt in twee delen uiteen: de aard van de blootstelling; de mate en de duur van de blootstelling. De resultaten van de inventarisatie en evaluatie zijn de basis voor het nemen van beheersmaatregelen ter voorkoming van gezondheidsrisico’s. De maatregelen neem je op in het Plan van Aanpak arbo. Om de risico’s met gevaarlijke stoffen te minimaliseren voer je een actief bronbeleid. Maatregelen worden genomen in de volgende voorkeursvolgorde: Bestrijding aan de bron: Nagaan beschikbaarheid van veiligere alternatieven bij 1. aanschaf en gebruik gevaarlijke stoffen. 2. Afscherming van de bron: Uitvoeren van werkzaamheden met gevaarlijke stoffen indien mogelijk in een zuurkast. 3. Ventilatie: Afvoeren van de met stof verontreinigde lucht af (ventilatie) en zorgen voor aanvoer van schone lucht bij werkzaamheden met gevaarlijke stoffen. 4. Afscherming van de mens: Beperken van de duur van de blootstelling en het aantal blootgestelde medewerkers. 5. Persoonlijke beschermingsmiddelen: Gebruik van persoonlijke beschermingsmaatregelen indien medewerkers moeten werken met gevaarlijke stoffen. Onder actief bronbeleid verstaan we ook: Aanstellen van geschikt en deskundig personeel; Toekennen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het gebied van gevaarlijke stoffen; Instrueren, periodiek voorlichten en onderrichten van medewerkers; Opstellen van schriftelijke werkprotocollen en veiligheidsinstructies; Niet eten, drinken en roken op de werkplek. © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 5 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen 3 Specifieke risicogroepen Gevaarlijke stoffen vormen een risico voor iedereen. Twee groepen vragen extra voorzichtigheid en zorgvuldigheid: medewerkers jonger dan 18 jaar en medewerkers die zwanger zijn of borstvoeding geven. 3.1 Jongeren tot 18 jaar Jongeren die werken met gevaarlijke stoffen hebben een verhoogde kans op schadelijke effecten op de gezondheid. Deze risicogroep werkt niet met: stoffen uit de categorieën giftig tot zeer giftig, sensibiliserend, kankerverwekkend, mutageen en voor de voortplanting vergiftig; stoffen met gevaar voor cumulatieve effecten (R33); stoffen die bij langdurige blootstelling schadelijk zijn voor de gezondheid (R48); kuipen, bassins, leidingen of reservoirs met de hierboven genoemde stoffen. Jongeren werken met de volgende stoffen alleen onder deskundig toezicht: stoffen uit de categorieën explosief, bijtend of irriterend; persgassen, onder druk vloeibaar gemaakte gassen, door temperatuurverlaging vloeibaar gemaakte gassen en opgeloste gassen; stoffen waarvan kankerverwekkende effecten niet zijn uitgesloten (R40); stoffen waarvan onherstelbare effecten niet zijn uitgesloten (R68); kuipen, bassins, leidingen of reservoirs met de hierboven genoemde stoffen. 3.2 Zw anger en borstvoeding Vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven stel je niet bloot aan stoffen die hun gezondheid of de gezondheid van het kind kunnen schaden. Specifieke voorbeelden zijn: lood en loodhoudende stoffen dichromaten; toxoplasma; xyleen; tolueen; ethanol; trichloorethyleen; tetrachloorethyleen (per); glycolethers; n-hexaan. © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 6 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen 4 Procesmatig beleid gevaarlijke stoffen Het procesmatige beleid gevaarlijke stoffen richt zich op de ketenverantwoordelijkheid van een laboratorium / ziekenhuis. Het start bij de keuze en aanschaf van een gevaarlijke stof tot en met het scheiden, verwerken en afvoeren van deze stoffen, inclusief registratie. Het procesmatige beleid gevaarlijke stoffen is onderdeel van het milieu- (of veiligheid) managementsysteem. 4.1 Aanschaf van gevaarlijke stoffen De aanschaf van gevaarlijke stoffen gaat in overleg met de gebruiker. Voor de aanschaf van gevaarlijke stoffen is het belangrijk dat wordt nagegaan of vervanging door een minder gevaarlijke stof mogelijk is. 4.2 Transport van gevaarlijke stoffen 4.2.1 Extern transport Extern transport van gevaarlijke stoffen vindt plaats van de leverancier naar het ziekenhuis. Voor de verantwoordelijken voor de aanschaf of het transport geldt dat er duidelijke afspraken met de leverancier zijn over een veilige aflevering op de juiste plaats en dat voor het aanleveren of ophalen van gevaarlijke stoffen met een tankwagen aparte procedures zijn. 4.2.2 Intern transport Intern transport binnen gebouwen of op eigen terrein vindt doorgaans plaats op locaties die niet voor gevaarlijke stoffen zijn ingericht. De transporterende medewerker komt onderweg collega’s, en buitenstaanders tegen, die niet weten dat we gevaarlijke stoffen vervoeren. Dat vraagt om extra aandacht. Daarom plan de route zorgvuldig, handhaaf zoveel mogelijk de vervoersverpakking (in dozen), zorg ervoor dat de verpakkingen niet kunnen omvallen en let bij het uitpakken op eventuele breuk of lekkage. Indien het vervoer van gevaarlijke stoffen over de openbare weg nodig is volg dan de criteria van de in Europa geldende wetgeving volgens het ADR (Accord européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route). 4.3 Registratie van gevaarlijke stoffen 4.3.1 Gevaarlijke stoffen Alle aanwezige gevaarlijke stoffen moeten zijn opgenomen in een register. Voor elke gevaarlijke stof moet een VeiligheidsInformatieBlad (VIB) beschikbaar zijn (mag digitaal) op de afdeling. Alle medewerkers die met gevaarlijke stoffen werken moeten bekend zijn met de inhoud van deze VIB’s. 4.3.2 Additionele registratie van gevaarlijke stoffen Het gebruik van carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen (de CMR stoffen) eist een additione registratie. Dit komt omdat aan het werken met deze stoffen ernstige risico’s voor de gezondheid zijn verbonden. © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 7 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen Het uitgangspunt blijft dat we het werken met CMR stoffen zoveel mogelijk moeten vermijden. Wanneer alternatieve en minder schadelijke stoffen beschikbaar zijn, is het gebruik daarvan verplicht. Als we kunnen aantonen dat toepassing van minder schadelijke alternatieven technisch niet mogelijk is, is het werken met CMR stoffen toegestaan. 4.4 Opslag van gevaarlijke stoffen Voor de opslag van gevaarlijke stoffen in emballage is een specifieke richtlijn opgesteld, de PGS 15 (publicatie gevaarlijke stoffen). Deze richtlijn is geen wetgeving, maar het bevoegd gezag kan via een Wetmilieubeheer (Wm) vergunningen eis dat deze richtlijn moet worden gevolgd. Om niet afhankelijk te zijn van de keuzes van het bevoegd gezag wordt geadviseerd om gevaarlijke stoffen op te slaan volgens de PGS 15. 4.5 Gebruik van gevaarlijke stoffen 4.5.1 Voorlichting en onderricht Alle medewerkers moeten als zij werken met gevaarlijke stoffen voldoende voorlichting en instructie ontvangen om veilig en gezond te kunnen werken. De werkzaamheden en de daaraan verbonden risico’s moeten in kaart zijn gebracht en alle medewerkers moeten bekend zijn met de maatregelen die erop zijn gericht de risico’s te voorkomen en te beperken. Dit geldt ook bij tijdelijke medewerkers en uitzendkrachten. 4.5.2 Voorbereiding op incidenten en calamiteiten Op alle locaties moeten de juiste voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om voorbereid te zijn tegen de gevolgen van incidenten en calamiteiten. Voor het geval er iets misgaat, dienen betrokkenen te weten hoe zij moeten handelen. Dit moet terug te vinden zijn in een calamiteiten / bedrijfshulpverleningplan. 4.5.3 CRM stoffen Medewerkers die werken met CMR-stoffen moeten worden beschermd volgens een arbeidshygiënische strategie. Daarbij wordt de volgende werkwijze nageleefd: 1. Eerste niveau: Werken met kankerverwekkende en mutagene stoffen gebeurt in een gesloten ruimte; 2. Tweede niveau: Verontreinigde lucht wordt bij de bron afgezogen; 3. Derde niveau: Werknemers worden zoveel mogelijk afgeschermd van kankerverwekkende stoffen door gerichte technische maatregelen; 4. Vierde niveau: Leveren deze maatregelen onvoldoende resultaat? Dan moeten de medewerkers persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken. De ruimten waarin wordt gewerkt met kankerverwekkende stof moet zijn gemarkeerd. Als de kans bestaat dat medewerkers in aanraking kunnen komen met een kankerverwekkende stof, moet voor elke medewerker de hoeveelheid stof, waaraan zij gemiddeld op de werkplek wordt blootgesteld, worden gemeten en geregistreerd. Medewerkers die met CMR-stoffen werken moeten specifiek worden ingelicht over de risico’s en hoe ze veilig moeten werken. Deze medewerkers moeten vooraf gezondheidskundig zijn onderzocht en zij hebben het recht op dit onderzoek periodiek te herhalen. © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 8 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen 4.5.4 Blootstelling Het werken met gevaarlijke stoffen mag geen nadelige invloed op de gezondheid hebben; noch op de korte, noch op de lange termijn. Voor gevaarlijke stoffen waren de blootstellingnormen tot 1januari 2007 in de zogenaamde MAC-waarden vastgelegd. Vanaf deze datum worden de grenswaarden via een nieuw stelsel vastgesteld. Daarbij stelt de overheid dat werkgevers en werknemers zelf verantwoordelijk zijn voor het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Daaronder valt ook het vaststellen van gezondheidskundige waarden en veilige werkwijzen. De overheid stelt nog wel voor een beperkt aantal gevaarlijke stoffen de grenswaarden vast, deze zijn terug te vinden in de Arbeidsomstandighedenregeling. De blootstellingbeoordeling is een verdieping van de Risico inventarisatie en evaluatie (RI&E). Per afdeling zal in de RI&E-cyclus afspraken worden gemaakt over het tijdstip van de uitvoering van de blootstellingbeoordeling. Afdelingshoofden zijn verantwoordelijk voor het (laten) uitvoeren van een blootstellingbeoordeling. Wanneer werkomstandigheden (sterk) veranderen of bij gebruik van een nieuwe gevaarlijke stof moet de blootstelling tussentijds worden beoordeeld. Afdelingshoofden moeten hierop toezien dat deze tussentijdse blootstellingbeoordelingen plaatsvinden. In eerste instantie zal de beoordeling van de blootstelling plaatsvinden op basis van onderbouwde schattingen of oriënterende metingen. Mochten deze resultaten niet leiden tot een valide uitspraak over het al dan niet bestaan van normoverschrijdingen, dan zullen gerichte blootstellingmeldingen nodig zijn. 4.6 Etikettering Gevaarlijke stoffen, maar ook mengsels of preparaten moet zijn voorzien van een etiket en een gevaarsymbool. Deze moeten onuitwisbaar, goed zichtbaar en duidelijk leesbaar zijn. Voor deze stoffen moeten veiligheidsinformatiebladen aanwezig zijn. Dit geldt ook voor gevaarlijke stoffen voor laboratoriumgebruik met een verpakking van minder dan één liter. Vanaf 2009 zijn de eisen van etikettering voorgeschreven in de GHS-EU (zie bijlage 2). 4.7 Afvalbeheer Het beheer van en blootstelling aan afval van gevaarlijke stoffen vraagt vanwege de risico’s bijzondere aandacht. In de Europese afvalstoffenlijst (EURAL) staat beschreven of een afvalstof gevaarlijk is of niet. Onder het adequate omgaan met het afval van gevaarlijke stoffen wordt het volgende verstaan: Vermeng afval van gevaarlijke stoffen in geen geval met andere stoffen; Verzamel alle afvalstoffen naar soort; Houd de hoeveelheid afval van gevaarlijke stoffen zo laag mogelijk; Let op dat vaten van buiten schoon zijn. Pak “schone vaten”, die extreem giftige en kankerverwekkende stoffen bevatten, niet aan zonder geschikte handschoenen; Verzamel gevaarlijke vloeibare afvalstoffen in UN-gekeurde kunststof vaten (bij voorkeur niet meer dan 10 liter per vat); Zorg bij het overgieten en verzamelen van brandbare en giftige vloeistoffen voor een goede afzuiging; Loos geen gevaarlijke stoffen als afval in het riool (wanneer is een mengsel een gevaarlijke stof - zie bijlage 3). Stoffen van de “zwarte lijst” worden als gevaarlijk afval afgevoerd; Registreer per afvalstroom de aan de afvalverzamelaar afgegeven hoeveelheid afval. © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 9 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen 4.7.1 Scheiden gevaarlijk afval Gevaarlijk afval moet in de diverse (sub)categorieën worden gescheiden (zie bijlage 4). Dit vanwege veiligheid, milieuhygiëne en uit financieel oogpunt. 4.7.2 Etiketteren van gevaarlijk afval Verpakkingen van gevaarlijke afvalstoffen moeten worden geëtiketteerd volgens de bepalingen van het "Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten", de regeling "Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten" en volgens de richtlijnen van het ADR. 4.7.3 Inzameling gevaarlijk afval Afvalvaten moeten bij voorkeur (bij) in een zuurkast worden gevuld. Het is belangrijk dat de afvalstof in het juiste afvalvat (let op etiket) wordt gegoten om ongewenste reacties te voorkomen. De afvalvaten worden in verband met lekkage als gevolg van overdruk door temperatuurwisselingen voor maximaal 90 % gevuld. Het is niet toegestaan om gevaarlijk afval te lozen op het riool. 4.7.4 Opslag van gevaarlijk afval Gevaarlijke afval wordt op overeenkomstige wijze opgeslagen als geldt voor de chemicaliën waaruit het afval is samengesteld, volgens de PGS 15 richtlijnen. Voor de opslag van gevaarlijke stoffen geldt in het algemeen dat de verpakkingen in lekbakken staan en dat de stoffen volgens de compartimenteringregels zijn opgeslagen. 4.7.5 Vervoer van gevaarlijk afval Gevaarlijk afval wordt alleen vervoerd door daartoe geïnstrueerde medewerkers. 4.7.6 Afvoer van gevaarlijk afval Het afvoeren van gevaarlijk afval gebeurt alleen door daartoe erkende transporteurs en verwerkers. 4.8 M elden van incidenten Alle incidenten, ongevallen en calamiteiten met gevaarlijke worden gemeld. De methode van melden verschilt per ziekenhuis of laboratorium. In een aantal gevallen kan worden volstaan met een interne melding en registratie. In andere gevallen moeten we een melding doen bij het bevoegd gezag. De volgende gebeurtenissen worden uitsluitend intern gemeld en geregistreerd: ongevallen met licht letsel en eventueel verzuim; incidenten met blootstelling aan stoffen en bijna – ongevallen; prik- en snijdverwondingen met blootstelling aan kankerverwekkende stoffen (altijd direct melden). De volgende gebeurtenis moeten ook extern worden gemeld: ongevallen met dodelijke afloop of met ernstig lichamelijk of geestelijk letsel (ziekenhuis opname) of met blijvend letsel; © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 10 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen 4.9 Calamiteitenbeheersing Zelfs als alle maatregelen bij het werken met gevaarlijke stoffen zijn genomen, kan er iets fout gaan. Maatregelen bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen moeten staan beschreven in een calamiteiten- of continuïteitsplan. © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 11 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen Bijlage 1: Herkennen van gevaarlijke stoffen Gevaarlijke (afval)stoffen kunnen op verschillende wordt kort ingegaan op de indeling volgens de gevaarlijke stoffen (Wvgs). In beide wetten wordt worden geëtiketteerd. In de volgende paragrafen etiketten betekenen. manieren worden ingedeeld. Hieronder Wet milieu (Wm) en de Wet vervoer verplicht gesteld dat gevaarlijke stoffen staat beschreven wat de verschillende Wet milieubeheer (Wm) De Wm stelt eisen aan het verpakken en etiketteren van milieugevaarlijke stoffen. In het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten van de Wm worden milieugevaarlijke stoffen onderverdeeld in een 14-tal categorieën. In onderstaande tabel worden de in de ziekenhuis praktijk meest voorkomende categorieën vermeld. De Wmindeling is van toepassing op gevaarlijke (grond)stoffen, niet specifiek op gevaarlijke afvalstoffen. symbool aanduiding categorie voorbeelden corrosief/bijtend (stoffen die de huid kunnen aantasten) zoutzuur, zwavelzuur, azijnzuur F+ zeer licht ontvlambaar (stoffen met een vlampunt lager dan 0oC, en een kookpunt gelijk aan of lager dan 35oC) ether, benzine F licht ontvlambaar (stoffen met een vlampunt hoger dan 0oC en lager dan 21oC) aceton, alcohol, methanol ontvlambaar (stoffen met een vlampunt van ten minste 21oC en ten hoogste 55oC) xyleen C geen symbool kalium permanganaat, natriumjodaat, waterstofperoxide O oxiderend Xi irriterend (stoffen die huidontstekingen of oogbeschadigingen kunnen veroorzaken) eosine, chloorbleekloog (bleekmiddel) Xn schadelijk xyleen, ijzerchloride, ethyleenglycol T+ zeer vergiftige stof kalium- en natriumcyanide vergiftige stof 37% formaldehyde, methanol T © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 12 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen Wet vervoer gevaarlijke stoffen (W vgs) In de Wvgs worden gevaarlijke stoffen ingedeeld in 13 gevarenklassen. De voor een ziekenhuis belangrijke gevarenklassen staan vermeld in onderstaande tabel. symbool categorie omschrijving voorbeelden 2 gassen niet brandbaar of giftig zuurstof, stikstof 3 brandbare vloeistoffen Niet-afval: Ether, aceton, alcohol, methanol, xyleen Afval: resten bovenstaande stoffen en olieresten, afgewerkte olie 4.1 gemakkelijk vlamvattende vaste stoffen 5.1 oxiderende stoffen Afval: verf- en inktafval Niet-afval: waterstofperoxide, natriumjodaat, kaliumpermanganaat Afval: resten bovenstaande stoffen 6.1 giftige stoffen Niet-afval: natrium- en kaliumcyanide, methanol, thinner Afval: resten bovenstaande stoffen en bestrijdingsmiddelen, oude medicijnen 6.2 gevaar voor besmetting opleverende stoffen Niet-afval: diagnostische monsters Afval: Specifiek Ziekenhuis Afval, naalden Niet-afval: zoutzuur, zwavelzuur, azijnzuur 8 bijtende stoffen Afval: resten bovenstaande stoffen 9 andere (milieugevaarlijke) stoffen Afval: asbest © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 13 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen Globally Harmonized System (GHS) Sinds eind januari 2009 wordt in Europa een nieuwe wijze van etiketteren en aanduiden van gevaarlijke stoffen respectievelijk de gevaareigenschappen gehanteerd, te weten EU-GHS. EU-GHS bevat negen gevarenklassen. Te weten: Explosiegevaar, Brandbevorderend, Brandgevaarlijk, Schadelijk, Bijtend, Giftig, Milieugevaarlijk, Houder onder druk en Lange termijn gezondheidsschadelijk. In de komende jaren zal zich dus een verschuiving gaan voordoen van de bekende ‘oranje’ gevaaretiketten naar de EU-GHS etiketten. Figuur 3: Gevarenaanduiding en voorzorgsmaatregelen © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 14 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen Bijlage 2: Globally Harmonized System (GHS) Sinds eind januari 2009 wordt in Europa een nieuwe wijze van etiketteren en aanduiden van gevaarlijke stoffen respectievelijk de gevaareigenschappen gehanteerd, te weten EU-GHS. Voor wie is EU-GHS belangrijk? EU-GHS is belangrijk voor iedereen die direct of indirect met gevaarlijke stoffen te maken heeft. Dit zijn bijvoorbeeld fabrikanten en importeurs van chemische stoffen en mengsels, distributeurs, bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan, professionele gebruikers en werknemers. Daarbij geldt dat de fabrikanten/importeurs de komende jaren stoffen en mengsels moeten (her)indelen volgens de nieuwe systematiek. De verplichtingen voor nieuwe stoffen gelden vanaf 1 december 2010. Voor nieuwe mengsels gaan de bepalingen in op 1 juni 2015. De ‘downstream users’ moeten rekening houden met de gevaren. Voor de downstream users zal er naar verwachting weinig veranderen. Voor bestaande stoffen en mengsels zijn gestelde termijnen twee jaar later. Gevarenklassen EU-GHS bevat negen gevarenklassen. Te weten: Explosiegevaar, Brandbevorderend, Brandgevaarlijk, Schadelijk, Bijtend, Giftig, Milieugevaarlijk, Houder onder druk en Lange termijn gezondheidsschadelijk. In de komende jaren zal zich dus een verschuiving gaan voordoen van de bekende ‘oranje’ gevaaretiketten naar de EU-GHS etiketten. Gevarenaanduiding en voorzorgsmaatregelen De R(isk)- en S(afety)-zinnen van de Stoffenrichtlijn worden vervangen door H(azard)- en P(recautionnary)-zinnen (gevarenaanduiding en voorzorgsmaatregelen). EU-GHS bevat ook gevaren (bijvoorbeeld voor bepaalde fysisch- of milieugevaren) die momenteel niet in VNGHS zijn opgenomen en waarvoor aanvullende gevarenaanduidingen nodig zijn. Daarom zijn enkele R-zinnen uit het de Stoffenrichtlijn toegevoegd als 'EUH-aanduidingen'. © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 15 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen Bijlage 3: Wanneer is een mengsel een gevaarlijke stof Gevaarlijke (afval)stof indien meer dan: 0,1% zeer giftige, carcinogene of mutagene stoffen 0,5% reprotoxische stoffen 1% verdacht carcinogene/mutagene, bijtende, sensibiliserende stoffen 3% giftige stoffen 5% verdacht reprotoxische, irriterende stoffen 25% schadelijke stoffen © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 16 van 17 MijnLab, Gevaarlijke stoffen Bijlage 4 Categorieën gevaarlijk afval Categorie I: Zure en neutrale anorganische stoffen in oplossing. 1 Diverse anorganische zuren. 2 Geconcentreerd salpeterzuur in kleinverpakking. 3 Ontwikkelaar en fixeer van z/w/kl. fotografie met pH <= 7. Categorie II: Alkalische anorganische stoffen in oplossing. 1 Diverse anorganische logen. 2 Cyanide bevattende oplossingen. 3 Ontwikkelaar en fixeer met pH > 7. Categorie III: Halogeenarme organische stoffen (Minder dan 0.1% Cl, Br, F of I.) 1 Oplosmiddelen niet halogeen houdend 2 Organische zuren zoals azijnzuur en mierenzuur. 3 Mengsels van organische oplosmiddelen. 4 Organisch verontreinigd water. Watergehalte > 50%. 5 Olie emulsies, boor, snij en wals olie. 6 (Afgewerkte) olie. 7 Verontreinigde actieve kool en silica poeder. 8 Verfafval en inkt afval. 9 Kit, lijm,hars en niet uitgehard polymeerafval. 10 Verontreinigde poetsdoeken. 11 Oliefilters en vast oliehoudend afval. 12 Kantoor Gevaarlijk Afval. Categorie IV: Halogeenrijke organische stoffen (Meer dan 0.1% Cl, Br, F of I.) 1 Oplosmiddelen halogeen houdend zoals dichloormethaan en chloroform. 2 Mengsels van organische oplosmiddelen die halogenen bevatten. Categorie V: Bijzondere afvalstoffen. 1 Laboratorium chemicaliën en stoffen in originele verpakking, onderverdeeld in zuren, logen, brandbaar vast/ vloeibaar, giftig en overige. 2 Batterijen 3 Accu's. 4 TL buizen, natrium- en spaarlampen 5 Specifiek Ziekenhuis Afval. 6 Lege verontreinigde verpakkingen schraap en lek leeg. 7 Metallisch kwik, Kwikthermometers en kwikrestanten b.v. amalgaam. 8 Wit en bruingoed elektronica apparatuur e.d. Categorie VI: Afvalstoffen met een buitengewoon risico. 1 Ontplofbare stoffen. 2 Samengeperste gassen 3 Voor zelfontbranding vatbare stoffen. 4 Organische peroxiden. 5 Asbesthoudend voorwerpen. 6 Uiterst reactieve stoffen die een bijzondere behandeling vereisen. © 2009 Borger & Burghouts B.V. Versie: 18 november 2009 Pagina 17 van 17