Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten

advertisement
Werkingsgebied
Vastgesteld
In werking op
Geldig tot
Documenteigenaar
Auteur
:
:
:
:
:
:
Heliomare (exclusief Onderwijs)
14-12-2010
01-01-2011
01-10-2016
Raad van Bestuur
Bestuurssecretaris, Vertrouwenspersoon
Richtlijn preventie en bestrijding van seksuele intimidatie tussen
cliënten van Heliomare
Voorwoord
Sinds 2005 bestaat bij Heliomare een richtlijn preventie en bestrijding van seksuele
intimidatie tussen cliënten van Heliomare. De centrale cliëntenraden hebben aangegeven dat
behoefte bestaat aan een actualisatie van deze richtlijn, waarbij het mogelijk wordt dat de
vertrouwenspersoon rechtstreeks door cliënten kan worden benaderd. Daarom is de richtlijn
uit 2005 aan de hand van de adviezen van de centrale cliëntenraden in 2010 geactualiseerd
en vereenvoudigd. Deze richtlijn is in eerste instantie bedoeld voor leidinggevenden, voor
medewerkers die als aanspreekpunt op de locatie fungeren, en de vertrouwenspersoon
seksuele intimidatie van Heliomare. Het onderwerp is daarnaast van belang voor de
cliëntenraad en maatschappelijk werkenden, revalidatieartsen, gedragsdeskundigen en
verpleegkundigen van Heliomare.
Hoofdstuk 1. Algemene inleiding
1.1
Inleiding
Ieder mens kent seksuele gevoelens. De manier waarop iemand seksualiteit beleeft, is
afhankelijk van veel factoren. Intimiteit en seksualiteit in zorg- en hulpverleningsrelaties
vormen een gevoelig en complex onderwerp dat om specifieke aandacht vraagt. De beleving
van seksualiteit kan het leven verrijken als seksualiteit beleefd kan worden in vrijheid en met
wederzijds respect van de betrokkenen en de omgeving. Er is echter een groot ‘grijs’ gebied
tussen gewenste en ongewenste intimiteiten met het risico van met name alledaagse en
nauwelijks merkbare grensoverschrijdingen. Cliënten hebben recht op ondersteuning bij het
leren trekken van grenzen. Om grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik te
voorkomen is een algemeen beleid met richtlijnen voor de omgang met intimiteit en
seksualiteit noodzakelijk. Hierbij hoort een veilig klimaat waarin deze onderwerpen openlijk
bespreekbaar zijn en waar seksuele intimidatie niet voorkomt. Binnen Heliomare dient de
nadruk te liggen op het voorkómen van seksuele intimidatie (preventie).
In deze richtlijn worden een visie op en een definitie van ‘seksuele intimidatie’ gegeven. Ook
zijn beleidsuitgangspunten geformuleerd voor preventie en bestrijding van seksuele
intimidatie. In de richtlijn is uit het oogpunt van eenvoud gekozen voor de term ‘cliënt’;
hiermee worden zowel de leerling1 (Onderwijs) als de patiënt (Heliomare revalidatie), de
1
Voor de scholen van Heliomare Onderwijs bestaat een apart protocol bij een vermoeden van seksueel misbruik, deze is
leidend voor de scholen (waarbij de Richtlijn preventie en bestrijding van seksuele intimidatie tussen cliënten nadere informatie
biedt)
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
1/18
bewoner (Heliomare wonen), de deelnemer (Heliomare dagbesteding en sport) en de cursist
/ re-integrerende werknemer (Heliomare arbeidsintegratie) bedoeld.
Voor de leesbaarheid is verder gekozen voor de mannelijke vorm; waar ‘hij’ staat kan dus
ook ‘zij’ worden gelezen.
1.2
Visie op seksualiteit
In deze richtlijn wordt uitgegaan van een ruime definitie van ‘seksualiteit’. Dit omvat het
brede scala van genieten van jezelf, zelfbevrediging, intimiteit, naar elkaar kijken, strelen,
liefkozen en vrijen tot het hebben van geslachtsgemeenschap. Uitgangspunt binnen
Heliomare is dat ieder mens een individueel en fundamenteel recht heeft op
seksualiteitsbeleving, ongeacht sekse, seksuele geaardheid, leeftijd of handicap.
Voor mensen met een lichamelijke handicap is het van belang aandacht te hebben voor de
beleving van het eigen lichaam. Velen van hen voelen een gemis aan bewondering en
koestering voor het eigen lijf of voor het gehandicapte deel van het lijf. Hierdoor kan het
moeilijker zijn om van het eigen lichaam te genieten, er trots op te zijn en er zelfbewust mee
om te gaan. Intimiteit en seksualiteit behoren evenwel tot het privéterrein van de cliënten. Zij
mogen anderen niet onnodig confronteren met hun eigen erotische of seksuele leven. Zij
moeten zich houden aan bepaalde gedragsregels. Als de cliënt deze verantwoordelijkheid
(nog) niet kan dragen - door leeftijd, persoonlijkheid of ziektebeeld - dient Heliomare de cliënt
hierin te ondersteunen. Zo nodig moeten we maatregelen treffen om de veiligheid en privacy
van de betrokken cliënt en andere cliënten te bewaken.
1.3
Definitie seksuele intimidatie
Het is moeilijk precies af te bakenen waar gewenste intimiteiten overgaan in seksuele
intimidatie. Wat de één als seksuele intimidatie ervaart, kan een ander anders ervaren. In
een poging desalniettemin te komen tot een afbakening die aanleiding kan vormen over dit
onderwerp in gesprek te komen, hanteren we in deze richtlijn de volgende (gangbare)
definitie van ‘seksuele intimidatie’:
“Elke vorm van seksueel getinte aandacht, verbaal, fysiek of anderszins non-verbaal, bewust
of onbewust, die door de persoon die het signaleert of ondergaat als negatief,
grensoverschrijdend, ongewenst of gedwongen wordt ervaren.”
Onder ‘seksuele intimidatie’ vallen onder andere de volgende gedragingen:
Verbaal:
 Seksueel getinte opmerkingen of grapjes, direct tegen een persoon of over diens hoofd
heen;
 Grof en ordinair taalgebruik (‘schuttingtaal’);
 Zogenaamd positieve opmerkingen over iemands uiterlijk (‘lekker stuk’);
 Ongevraagd over iemands seksuele leefwijze, geaardheid of seksuele ervaringen
beginnen.
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
2/18
Fysieke vormen:
 Plakkerig gedrag;
 Ongewenst knuffelen, zoenen, beetpakken;
 Aanranding en verkrachting.
Andere non-verbale vormen:
 Langdurig naar iemand kijken, speciaal naar borsten, benen of geslachtsdelen;
 Net te dichtbij komen, vlak voor of achter iemand gaan staan;
 Ongevraagd erotische of pornografische afbeeldingen laten zien;
 Ongevraagd ergens binnenkomen als iemand (gedeeltelijk) ontkleed is en blijven kijken;
 Exhibitionistisch gedrag.
Hoofdstuk 2. Preventie
Seksuele intimidatie voorkómen is beter dan seksuele intimidatie bestrijden. Om seksuele
intimidatie te voorkómen is het belangrijk dat in Heliomare aandacht bestaat voor een veilig
klimaat. Hiertoe zijn / worden de volgende acties ingezet:
 Het bespreekbaar maken van seksualiteit en seksuele intimidatie;
 Het opstellen van gedragsregels voor cliënten;
 Zicht krijgen op de veiligheid en de mate waarin seksuele intimidatie voorkomt;
 Het aanwijzen van een vertrouwenspersoon seksuele intimidatie voor cliënten;
 Deskundigheidsbevordering voor medewerkers2.
Bovenstaande punten worden in de volgende paragrafen verder toegelicht.
2.1
Het bespreekbaar maken van seksualiteit en seksuele intimidatie
Het vergroten van de weerbaarheid en mondigheid van cliënten is een belangrijke stap in het
tegengaan van grensoverschrijdend gedrag. Voorlichting door Heliomare zorgt dat cliënten
over informatie m.b.t. seksuele intimidatie beschikken. Die kennis draagt bij aan hun
weerbaarheid.
Voor cliënten verschilt de positie per bedrijfsonderdeel te zeer om in deze richtlijn specifiek te
bepalen op welke wijze seksualiteit en seksuele intimidatie bespreekbaar gemaakt dienen te
worden. Dit vraagt een uitwerking binnen elk bedrijfsonderdeel: ieder bedrijfsonderdeel dient
een eigen plan op te stellen om de continuïteit va de bespreekbaarheid van dit onderwerp te
garanderen. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan het organiseren van
weerbaarheidtrainingen en opstellen van een aanvullend document zoals het protocol bij een
vermoeden van seksueel misbruik voor de scholen. In ieder geval is het verstandig om het
onderwerp met enige regelmaat terug te laten komen binnen de verschillende cliëntenraden
en de cliëntenraden te betrekken bij het bespreekbaar maken van dit onderwerp.
Verder dienen bepaalde categorieën medewerkers hierop alert te zijn en deze onderwerpen
met cliënten bespreekbaar te maken. Hierbij kan met name gedacht worden aan:
maatschappelijk werkenden, revalidatieartsen, gedragsdeskundigen en verpleegkundigen.
2
Onder medewerker wordt in deze richtlijn verstaan: medewerker die in loondienst is van Heliomare en een uitzendkracht en
stagiair die onder de verantwoordelijkheid van Heliomare vallen.
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
3/18
Voor wat betreft Heliomare onderwijs en Heliomare wonen kan bijvoorbeeld gedacht worden
aan het geven van seksuele voorlichting aan leerlingen respectievelijk bewoners en het
aanleren van vaardigheden op het gebied van sociale weerbaarheid en zelfverdediging.
In problematische situaties kan het nodig zijn om met de thuissituatie (ouders of wettelijk
vertegenwoordigers) afspraken te maken over bijvoorbeeld het signaleren van problemen
met seksualiteit, het signaleren en bespreekbaar maken van seksuele intimidatie en het
signaleren van behoefte aan seksuele voorlichting.
2.2
Gedragsregels voor cliënten
Cliënten van Heliomare dienen zich te houden aan de volgende gedragsregels met
betrekking tot seksualiteit en seksuele intimidatie:





De cliënt respecteert de privacy, normen en waarden en grenzen van anderen
Tijdschriften, videobanden of ander materiaal waarin vrouwen of mannen als lustobject
worden afgebeeld of als minderwaardig worden voorgesteld of dat op een andere manier
discriminerend of kwetsend is, behoort een cliënt in de eigen privésfeer te houden. Hij
mag anderen hiermee niet onnodig confronteren;
Een cliënt mag zich niet schuldig maken aan seksuele intimidatie;
Als een cliënt een vermoeden heeft van seksuele intimidatie van of door een andere
cliënt, wordt van hem verwacht dat hij hierover contact opneemt met de
vertrouwenspersoon van Heliomare of een andere medewerker op de locatie;
Als een cliënt ervaart of het gevoel heeft dat een medecliënt zich schuldig maakt aan
seksuele intimidatie ten opzichte van hem, kan hij hierover te allen tijde terecht bij
vertrouwenspersoon van Heliomare of een andere medewerker op de locatie.
2.3
Zicht krijgen op de veiligheid en de mate waarin seksuele intimidatie voorkomt
Het is nodig om binnen Heliomare zicht te krijgen op de mate waarin seksuele intimidatie
voorkomt en de mate waarin cliënten zich veilig voelen. Een aantal plekken zou als onveilig
kunnen worden ervaren, zoals bijvoorbeeld een kelder of een parkeerterrein, maar dit dient
nader onderzocht te worden. Dit aspect kan worden meegenomen in de
cliënttevredenheidsenquêtes. Op basis van deze gegevens kunnen zo nodig verdere acties
ondernomen worden.
2.4 Vertrouwenspersoon voor cliënten
Heliomare heeft een vertrouwenspersoon seksuele intimidatie aangewezen voor cliënten, die
laagdrempelig en bereikbaar is. De vertrouwenspersoon seksuele intimidatie is rechtstreeks
benaderbaar door de cliënt via een speciaal 06-nummer en een e-mailadres. De
contactgegevens van de vertrouwenspersoon worden kenbaar gemaakt op de locaties, op
de website van Heliomare en in een eventuele welkomstmap.
De vertrouwenspersoon verleent hulp aan cliënten in geval van (vermeende) seksuele
intimidatie en begeleidt de cliënt zo nodig bij het nemen van actie (zie hierna).
De vertrouwenspersoon registreert meldingen van (vermeende) seksuele intimidatie en stelt
jaarlijks voor 1 april een geanonimiseerd jaarverslag met betrekking tot seksuele intimidatie
op, waarin aanbevelingen worden gedaan om seksuele intimidatie binnen Heliomare te
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
4/18
voorkomen en/of te bestrijden. De vertrouwenspersoon bespreekt dit verslag jaarlijks met de
centrale cliëntenraden van de bedrijfsonderdelen. Het verslag van de vertrouwenspersoon
wordt eveneens verwerkt in het Jaardocument van Heliomare.
Ook kan de vertrouwenspersoon gevraagd en ongevraagd advies met betrekking tot
seksuele intimidatie uitbrengen aan de Raad van Bestuur. Een profiel voor de
vertrouwenspersoon voor cliënten alsmede een taakomschrijving is bijgevoegd als bijlage 2.
2.5
Aanspreekpunt seksuele intimidatie voor cliënten
Het inschakelen van hulp door cliënten in geval van (vermeende) seksuele intimidatie dient
laagdrempelig te zijn. Daarom bestaat de mogelijkheid om rechtstreeks contact op te nemen
met de vertrouwenspersoon seksuele intimidatie. Daarnaast wordt na een melding van een
incident op de desbetreffende locatie in overleg met de vertrouwenspersoon een
aanspreekpunt voor de cliënt (bijvoorbeeld een maatschappelijk werkende) aangewezen
door de leidinggevende van de locatie. Deze medewerker zorgt als aanspreekpunt voor de
eerste opvang van de cliënt en de verdere begeleiding op de locatie.
2.6
Deskundigheidsbevordering voor medewerkers
De deskundigheidsbevordering van medewerkers op het terrein van seksualiteit en seksuele
intimidatie is onderdeel van het scholingsbeleid van Heliomare.
Hoofdstuk 3. Stappenplan bij (vermoedens van) seksuele intimidatie
Onderstaand stappenplan begint op het moment dat er sprake is van ‘vermoedens’: als een
medewerker vermoedt dat een cliënt een andere cliënt seksueel intimideert. Het kan
natuurlijk ook voorkomen dat een cliënt zelf bij bijvoorbeeld een medewerker of de
vertrouwenspersoon melding maakt van seksuele intimidatie. In dat geval wordt gestart met
stap 2 (‘ inschakelen vertrouwenspersoon’).
Stap 1: vermoedens
Een medewerker vermoedt op grond van signalen dat een cliënt door een andere cliënt
(hierna: ‘de cliënt tegen wie de klacht is gericht’) seksueel wordt geïntimideerd. In dit verband
verwijzen we naar de signalenlijst in bijlage 3. De medewerker inventariseert de signalen:
welke signalen zijn er, wanneer doen zij zich voor, (hoe lang) is er sprake van plotselinge of
geleidelijke gedragsveranderingen? De medewerker baseert zich alleen op feitelijkheden
(dus wat hij ziet of hoort, niet wat hij denkt of voelt). Het kan ook zijn dat een medewerker in
een gesprek met een cliënt hoort dat sprake is van seksuele intimidatie door een andere
cliënt. Ook kan een vermoeden van seksuele intimidatie worden gemeld bij een medewerker
door familieleden van de cliënt, medecliënten of andere bij Heliomare-betrokkenen.
De medewerker maakt de cliënt duidelijk dat dit gedrag in Heliomare niet getolereerd wordt.
De medewerker raadt de cliënt aan om iets met de klacht te doen.
Stap 2a: inschakelen vertrouwenspersoon door medewerker
De medewerker meldt het vermoeden bij de vertrouwenspersoon (meldplicht). De
medewerker meldt het vermoeden gelijktijdig aan de direct leidinggevende van de locatie
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
5/18
waar de cliënt verblijft / een traject volgt. De vertrouwenspersoon toetst de vermoedens zo
nodig bij een zo beperkt mogelijk aantal andere medewerkers die bij de cliënt betrokken zijn.
Stap 2b: inschakelen vertrouwenspersoon door cliënt
Een cliënt meldt zelf dat hij of zij seksueel wordt geïntimideerd. De vertrouwenspersoon
meldt het vermoeden aan de leidinggevende van de locatie waar de cliënt dit heeft ervaren.
De vertrouwenspersoon toetst de vermoedens zo nodig bij een zo beperkt mogelijk aantal
andere medewerkers die bij de cliënt betrokken zijn.
Stap 3: gesprek
De vertrouwenspersoon seksuele intimidatie voert een gesprek met de cliënt, die een geval
van seksuele intimidatie heeft gemeld. De cliënt kan zich bij dit gesprek laten bijstaan door
bijvoorbeeld een begeleider of maatschappelijk werker of zorgbemiddelaar van Heliomare of
een familielid, wettelijk vertegenwoordiger of een andere externe. In het gesprek worden de
vermoedens getoetst. In bijlage 1 zijn richtlijnen opgenomen voor het bespreekbaar maken
van vermoedens.
De vertrouwenspersoon die het gesprek met de cliënt voert, maakt een verslag van het
gesprek en laat de cliënt het verslag voor akkoord tekenen. Het verslag wordt niet
opgenomen in het cliëntdossier, maar in een separaat dossier van de vertrouwenspersoon.
Het verslag dient om de feiten op een rijtje te zetten.
Stap 4: eerste opvang
Vanaf het moment dat er sprake is van een vermoeden van seksuele intimidatie zorgt de
medewerker ervoor dat zowel de geïntimideerde cliënt als de cliënt tegen wie de klacht is
gericht, opgevangen en begeleid worden. De medewerker bekijkt welke (voorlopige)
maatregelen worden getroffen om de veiligheid van de cliënt te waarborgen. Voorop staat
dat het misbruik stopt en verder misbruik wordt voorkomen. Overplaatsing van de cliënt moet
zoveel mogelijk worden vermeden. De medewerker overlegt zo nodig met de
vertrouwenspersoon over en de keuze van begeleiding of hulpverlening en stemt de
begeleiding of hulpverlening af op de cliënt en diens situatie. Zo nodig treft de medewerker in
overleg met en na akkoord van de manager van het betreffende bedrijfsonderdeel
(voorlopige) maatregelen voor de begeleiding van de cliënt tegen wie de klacht is gericht
t.a.v. het contact met de cliënt, zijn verblijf in de instelling en begeleiding tijdens het
vervolgtraject. Als dat gewenst is, zorgt de medewerker dat de cliënt tegen wie de klacht is
gericht een eigen vertrouwenspersoon (niet van Heliomare) krijgt.
Vanwege de strijdige belangen en om afstemmingsproblemen tussen hulpverleners van de
cliënt respectievelijk van de cliënt tegen wie de klacht is gericht te voorkomen, coördineert
een gedragsdeskundige (psycholoog of orthopedagoog) van Heliomare de hulpverlening aan
beiden.
Stap 5: voorlopige maatregelen
De medewerker stelt de cliënt tegen wie de klacht is gericht ervan op de hoogte dat er een
vermoeden (of: melding) van seksuele intimidatie is en wie dit vermoeden heeft geuit. Hij
informeert de cliënt dat er een onderzoek wordt gestart.
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
6/18
Hangende het onderzoek treft de leidinggevende van de locatie, in overleg met en na
akkoord van de manager van het betreffende bedrijfsonderdeel, (tijdelijke) maatregelen met
betrekking tot de cliënt tegen wie de klacht is gericht. De leidinggevende overlegt over de
maatregel met de eventuele vertrouwenspersoon van de cliënt tegen wie de klacht is gericht.
De maatregelen zijn afhankelijk van de aard en de ernst van het vermoeden (of: de melding).
Mogelijke maatregelen zijn: overplaatsing naar een andere groep, locatie of organisatie,
extra begeleiding, schorsing, etc. De leidinggevende stelt de cliënt tegen wie de klacht is
gericht en zo nodig zijn wettelijk vertegenwoordiger (in geval van een wilsonbekwame cliënt)
schriftelijk of mondeling op de hoogte van de (tijdelijke) maatregel.
Stap 6a: vermoedens (voorlopig) bevestigd
Als de vermoedens (of: de melding) worden bevestigd, doet degene die het gesprek met de
cliënt heeft gevoerd, hiervan schriftelijk verslag aan de vertrouwenspersoon. Afhankelijk van
de aard en de ernst van het vermoeden bekijkt de vertrouwenspersoon of de zaak informeel
kan worden opgelost. De vertrouwenspersoon wijst de cliënt dan wel (in geval van een
minderjarige / wilsonbekwame cliënt) diens wettelijk vertegenwoordiger op de mogelijkheden
om actie te nemen bij externe instanties (zie hoofdstuk 5).
Stap 6b: vermoedens (voorlopig) niet bevestigd, maar blijven bestaan
Als n.a.v. het gesprek met de cliënt geen duidelijkheid ontstaat, maar wel sterke vermoedens
van seksuele intimidatie bestaan, doet degene die het gesprek met de cliënt heeft gevoerd,
hiervan mondeling verslag aan de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon wijst de
cliënt dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger (in geval van minderjarigen /
wilsonbekwamen) op hoofdstuk 5 om eventueel een klacht in te kunnen dienen.
Als de vertrouwenspersoon de verschillende mogelijkheden met de cliënt (of diens wettelijk
vertegenwoordiger) heeft besproken, gaat de vertrouwenspersoon na of de cliënt (of de
wettelijk vertegenwoordiger) op dat moment steun nodig heeft om eventuele vervolgstappen
te nemen bij externe instanties (zie hoofdstuk 5). Zo nodig is de vertrouwenspersoon hem
hierbij behulpzaam. De vertrouwenspersoon vertelt de cliënt / wettelijk vertegenwoordiger dat
het vermoeden van de seksuele intimidatie als korte aantekening – dus zonder details – in
het cliëntdossier zal worden opgenomen. De vertrouwenspersoon licht de locatiemanager in.
Stap 6c: vermoedens niet bevestigd
Als n.a.v. het gesprek met de cliënt de vermoedens niet worden bevestigd, doet degene die
het gesprek met de cliënt heeft gevoerd, hiervan mondeling verslag aan de
vertrouwenspersoon. De medewerker onderzoekt waar de vermoedens vandaan komen;
mogelijk is er iets anders aan de hand. De medewerker overlegt zo nodig met (externe)
deskundigen. De medewerker tracht het vertrouwen van de beide cliënten in de aanpak van
Heliomare te behouden. Afhankelijk van de situatie stelt de medewerker zo nodig de familie
van beide partijen op de hoogte.
Dit gebeurt met toestemming van de cliënt, tenzij dat in strijd is met wet- en regelgeving
(bijvoorbeeld in geval van wilsonbekwamen dient de wettelijk vertegenwoordiger altijd op de
hoogte te worden gesteld).
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
7/18
Stap 7: melding inspectie en Raad van Bestuur
Als het vermoeden (of: de melding) van seksuele intimidatie (voorlopig) is bevestigd (zie 6a),
meldt de manager van het betreffende bedrijfsonderdeel de seksuele intimidatie en de
getroffen of nog te treffen maatregelen dienaangaande zo spoedig mogelijk bij de inspectie3
(meldplicht) en stelt hiervan ook zo spoedig mogelijk de Raad van Bestuur op de hoogte.
Stap 8: Inlichten medewerkers en medecliënten
De leidinggevende van de locatie zorgt ervoor dat de betrokken medewerkers en, afhankelijk
van de situatie, de medecliënten die tijdens het onderzoek zijn geraadpleegd, worden
geïnformeerd. De leidinggevende van de locatie stelt hen ervan op de hoogte dat er een
beschuldiging is geuit tegen de cliënt met betrekking tot ongewenst gedrag. Over de inhoud
van de beschuldiging wordt geen mededeling gedaan. De leidinggevende van de locatie stelt
de cliënt tegen wie de klacht is gericht (dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger) hiervan
op de hoogte. Ook tijdens het onderzoek en de eventueel daarop volgende rechtsgang houdt
de leidinggevende van de locatie de betrokkenen globaal op de hoogte van de
ontwikkelingen.
Stap 9: verdere begeleiding / hulpverlening
Verdere begeleiding / hulpverlening cliënt
Na de eerste opvang van de cliënt, zet de medewerker de begeleiding van en eventuele
verdere hulpverlening aan de cliënt in gang. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen
begeleiding en hulpverlening. In veel gevallen kan de begeleiding binnen de dagelijkse
situatie van de cliënt worden georganiseerd. Dit gebeurt door medewerkers van de locatie, al
dan niet na raadpleging van deskundigen. De medewerker beziet daarnaast of verdere
hulpverlening aan de cliënt noodzakelijk / wenselijk is en of deze door in- of externe
deskundigen kan worden uitgevoerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de wensen van
de cliënt (bijvoorbeeld een vrouwelijke hulpverlener).
In overleg met de vertrouwenspersoon worden een duidelijke taakverdeling en de
verschillende verantwoordelijkheden vastgelegd van degenen die betrokken zijn bij de cliënt.
Daarbij zijn de volgende aandachtspunten van belang:
 Welke medewerkers zijn verantwoordelijk voor de begeleiding en wie dienen bij de
bespreking te worden betrokken?
 Welke disciplines dienen te worden geraadpleegd?
 Wanneer zijn er overleg/beslismomenten?
 Wanneer moeten (externe) deskundigen worden ingeschakeld?
 Moet de hulpverlening worden gefinancierd en zo ja: hoe?
 Moeten er extra werkbesprekingen/intervisiebijeenkomsten voor medewerkers worden
georganiseerd?
 Dient er extra aandacht te worden besteed aan de weerbaarheid van de cliënt (en andere
cliënten)?
3
Inspectie voor de Gezondheidszorg (Heliomare dagbesteding, wonen, revalidatie en sport) Inspectie van het Onderwijs
(Onderwijs en Arbeidsintegratie).
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
8/18
Opvang / begeleiding familie, medewerkers, medecliënten
De medewerker bekijkt samen met de gedragsdeskundige welke opvang- en
begeleidingsmogelijkheden er mogelijk zijn voor familie, medecliënten en medewerkers.
Daarbij houdt de gedragsdeskundige er rekening mee dat een dergelijk voorval eigen
misbruikervaringen naar boven kan halen. De opvang en begeleiding worden binnen
Heliomare verzorgd of de cliënt wordt verwezen naar een externe instantie. Ook
medewerkers die niet direct bij het misbruik betrokken zijn geweest, maar die wel signalen
hebben opgevangen, wordt ruimte geboden voor vragen en verwerking.
Opvang / begeleiding cliënt tegen wie de klacht is gericht
Na de eerste opvang van de cliënt tegen wie de klacht is gericht, zet de medewerker de
begeleiding van en eventuele verdere hulpverlening aan deze cliënt in gang, tenzij tot
uitplaatsing is besloten.
Voordat tot uitplaatsing is besloten, wordt de eventuele nieuwe organisatie op de hoogte
gesteld van hetgeen is voorgevallen, zodat afspraken worden gemaakt over verdere
behandeling, begeleiding of hulpverlening van daaruit kan worden gegeven.
Stap 10: Evaluatie
Na afloop evalueert de (cluster)manager iedere zaak met de betrokken medewerker(s) en
cliënten:
 Hoe gaat het nu met de cliënten die betrokken waren bij de situatie?
 Wat is er gebeurd met de cliënt tegen wie het onderzoek is gericht?
 Wat waren de gevolgde stappen en procedures?
 Wat zijn de ervaringen daarmee?
 Moet er iets worden veranderd of bijgesteld?
 Als het tot een rechtszitting komt (wat vaak lang duurt) kan opnieuw opvang nodig zijn
voor de cliënt, de cliënt tegen wie de klacht is geuit en de andere betrokkenen. Wat
kunnen wij daarin doen? Wat kunnen we door andere organisaties laten doen?
Hoofdstuk 4. Overige aandachtspunten
Valse beschuldiging en rehabilitatie
Als is gebleken dat de cliënt ten onrechte is beschuldigd van seksuele intimidatie, volgt
formele en volledige rehabilitatie door de manager van het betreffende bedrijfsonderdeel of
iemand onder zijn verantwoordelijkheid. Deze overlegt met de cliënt tegen wie de klacht is
gericht over de wijze waarop dit gebeurt. De onschuld van de cliënt tegen wie de klacht is
gericht wordt bekend gemaakt bij iedereen die bij de procedure betrokken is geweest en/of
op de hoogte was van de beschuldiging. De leidinggevende van de locatie ziet erop toe dat
de cliënt tegen wie de klacht is gericht geen verdere nadelige gevolgen van de beschuldiging
ondervindt. De aantekening van de zaak wordt vernietigd uit het cliëntdossier en
maatregelen die de cliënt aangaan worden opgeheven.
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
9/18
Tegen de cliënt die de andere cliënt ten onrechte heeft beschuldigd, worden passende
maatregelen genomen door de manager van het betreffende bedrijfsonderdeel of iemand
onder zijn verantwoordelijkheid.
Registratie
Alle relevante informatie met betrekking tot de zaak wordt door de vertrouwenspersoon
vastgelegd in een dossier en bewaard conform het privacyreglement Heliomare. De
gegevens van de cliënt worden na stap 10 van het stappenplan geanonimiseerd. Op termijn
wordt het Veiligheidsmanagementsysteem van Heliomare geschikt gemaakt voor het
registreren van dergelijke meldingen.
Hoofdstuk 5
Mogelijk relevante instanties bij de verdere afhandeling
Verschillende instanties kunnen een mogelijke rol vervullen bij de verdere afhandeling van
(het vermoeden van) de seksuele intimidatie. Deze worden hieronder toegelicht.
Klachtencommissie Heliomare
De cliënt of diens wettelijk vertegenwoordiger kan een klacht indienen bij de
klachtencommissie Heliomare. Voor de te volgen procedure verwijzen wij naar het reglement
van die commissie, te vinden op de website van Heliomare.
Inspectie
De cliënt of diens wettelijk vertegenwoordiger kan een geval van (vermeende) seksuele
intimidatie ook melden aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (Heliomare dagbesteding,
wonen, revalidatie en sport) respectievelijk de Inspectie van het Onderwijs (Helioskoop en
Arbeidsintegratie). De Inspectie kan naar aanleiding van een melding een vooronderzoek
instellen. De Inspectie zal nagaan of sprake is van een strafbaar feit. Als dat naar de mening
van de Inspectie het geval is, beziet de Inspectie in overleg met de melder of, hoe en door
wie aangifte gedaan zal worden bij de politie c.q. de Officier van Justitie. Ook kan de
Inspectie voor de Gezondheidszorg, in overleg met de melder, bezien of, hoe en door wie
een klacht zal worden ingediend. In bijzondere gevallen kan de Inspectie zelf een melding in
onderzoek nemen. Melders die dat behoeven, zal de Inspectie doorverwijzen naar instanties
voor hulp en bijstand.
Politie
Cliënten of diens wettelijk vertegenwoordiger kunnen aangifte doen bij de politie. Bij een
ernstig misdrijf (verkrachting) is het verplicht aangifte te doen.
Civiele rechter
De cliënt of diens wettelijk vertegenwoordiger kan in geval van seksuele intimidatie een
procedure starten bij de civiele rechter om mogelijke schade vergoed te krijgen.
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
10/18
Overige instanties
Bij de vertrouwenspersoon seksuele intimidatie is informatie verkrijgbaar over overige
instanties die hulp kunnen bieden: onder andere maatschappelijk werk, crisisopvang,
bureaus voor rechtshulp, politie, MEE, Bureau Slachtofferhulp, RIAGG, Rutgers Nisso groep
(de vroegere Rutgers Stichting), Bureau Vertrouwensartsen, Vrouwen tegen Seksueel
Geweld te Alkmaar, Stichting Slachtofferhulp Amsterdam Amstelland, de CG-raad (voorheen
Gehandicaptenraad) in Utrecht en telefonische hulpdiensten, zoals het Telefonisch Meldpunt
Seksueel Geweld in Haarlem.
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
11/18
Bijlage 1
Richtlijnen voor het bespreekbaar maken van (vermoedens van) seksuele intimidatie
voor medewerkers
Als er sterke vermoedens zijn van seksuele intimidatie of als het slachtoffer zelf dingen
aangeeft maar ze niet durft te benomen, is het belangrijk om erover te praten. Angst hiervoor
(‘doe ik er wel goed aan ‘of ‘stel dat het niet waar is’) mag geen belemmering zijn en blijkt
meestal onterecht. Als het niet waar is, zal dat duidelijk worden. Als het waar is, is het
belangrijk dat het slachtoffer de kans krijgt zijn ervaring kwijt te kunnen. Verhalen van
slachtoffers van seksuele intimidatie maken duidelijk hoe graag zij hadden gewild dat iemand
er met hen over was begonnen. Overleg in ieder geval altijd met de vertrouwenspersoon, als
je twijfelt aan je vermoedens. Bij het bespreekbaar maken van seksuele intimidatie zijn de
volgend zaken van belang:












Creëer een sfeer van veiligheid, zoek een rustige situatie om te kunnen praten en toon
respect;
Zet de cliënt niet onder druk, maar geef hem de ruimte en sta open voor wat hij te
vertellen heeft. Begin met open, algemene vragen;
Wees je bewust van hoe je gaat zitten. Ga bijvoorbeeld niet recht tegenover de cliënt
zitten, maar geef hem de gelegenheid langs je heen te kijken. Houd oog voor de afstand
die de cliënt nodig heeft;
Praat in de taal van de cliënt en help hem met verwoorden. Angst, dwang tot
geheimhouding en gevoelens van loyaliteit jegens de vermoedelijke pleger kunnen het
voor het slachtoffer erg moeilijk maken te verwoorden wat er aan de hand is;
Stel voorzichtige vragen, maar wees duidelijk (‘heb je thuis/hier wel eens vervelende
seksuele dingen meegemaakt?’). Maak duidelijk dat dit soort dingen voor kunnen komen,
dat hij niet de enige is en zich niet hoeft te schamen;
Respecteer het als de cliënt iets niet wil of kan vertellen. Oefen in geen geval dwang uit.
Maak duidelijk wat hij van je kan verwachten: ‘Je hoeft niets te vertellen als je dat niet
wilt. Of: ‘Je kunt altijd nog eens bij me langs komen.’;
Laat merken dat je gelooft wat hij vertelt en geef te kennen dat het goed is om het te
vertellen en maak duidelijk dat het niet zijn fout is. Vraag nooit waarom het gebeurd is of
waarom iemand geen ‘nee’ heeft gezegd. Dat kan beschuldigend overkomen;
Als de cliënt praat over angst en pijn, bevestig hem dan in dat gevoel. Zeg bijvoorbeeld:
‘Dat kan ik mij voorstellen’.
Laat je eigen geschoktheid, afgrijzen of paniek niet merken, wát je ook verteld wordt;
Zorg ervoor dat je de pleger niet gaat beschuldigen, maar houd je bij de ervaring en
gevoelens van de cliënt. Vaak zijn er gevoelens van loyaliteit naar de pleger en bij
beschuldiging bestaat de kans dat hij die in bescherming zal gaan nemen;
Wees voorzichtig met aanraken, nabijheid en te indringend kijken. Dit kan eerder
angstgevoelens in plaats van veiligheid oproepen;
Beloof nooit totale geheimhouding, ook niet als de cliënt erom vraagt. Je brengt er niet
alleen jezelf, maar ook de cliënt mee in gevaar. De materie is te ingewikkeld om in je
eentje te hanteren. Vaak heeft de behoefte aan geheimhouding te maken met angst voor
(represailles van) de pleger.
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
12/18
Vraag daarom bijvoorbeeld: ‘Aan wie mag ik het niet vertellen’ of: ‘Waar ben je bang
voor’. Stel de cliënt gerust en laat merken dat je zijn wens begrijpt, maar dat het zonder
hulp van anderen vrijwel onmogelijk is de seksuele intimidatie te stoppen. Leg uit dat je
een meldplicht hebt en waarom die er is. Verzeker de cliënt dat je niets buiten hem om
zult ondernemen en leg uit wat de mogelijkheden zijn om met hulp van anderen het
misbruik te stoppen. Bespreek welke stappen je gaat zetten.
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
13/18
Bijlage 2
Profiel en taakomschrijving vertrouwenspersoon seksuele intimidatie voor cliënten
van Heliomare
Profiel
De vertrouwenspersoon voor cliënten moet:
 Bij voorkeur een vrouw zijn;
 Goede contactuele eigenschappen hebben;
 Zelfstandig kunnen optreden;
 Invoelend vermogen hebben;
 Goed kunnen luisteren;
 Veiligheid bieden (geheimhouding);
 Kunnen omgaan met emotionele gedragingen;
 Kunnen omgaan met weerstanden;
 Kunnen omgaan met eigen emoties;
 Kunnen omgaan met de (verschillende handicaps van de) cliënten van Heliomare.
De vertrouwenspersoon voor cliënten moet kennis hebben van:
 De cultuur en structuur van Heliomare;
 Machtsverhoudingen;
 Socialisatie van vrouwen en mannen (waarom reageren zij zoals zij reageren);
 Externe hulpverlenende instanties;
 Gesprekstechnieken;
 Inzicht in ziektebeelden waarbij er eerder sprake kan zijn van seksuele intimidatie.
Taakomschrijving
De vertrouwenspersoon voor cliënten heeft de volgende taken:
 Zichzelf bekendmaken bij de cliënten; dit moet met enige regelmaat herhaald worden;
 Opvangen van cliënten die het slachtoffer zijn van (vermeende) seksuele intimidatie en
cliënten tegen wie een klacht m.b.t. seksuele intimidatie is geuit, waarbij de
vertrouwenspersoon de anonimiteit van de cliënt respecteert en geen stappen
onderneemt zonder de toestemming van de cliënt en de zaak strikt vertrouwelijk
behandelt;
 De vertrouwenspersoon heeft niet de taak te bemiddelen tussen de cliënt die het
slachtoffer is van (vermeende) seksuele intimidatie en de cliënt tegen wie de klacht is
gericht;
 Verwijzen van deze cliënten naar externe hulpverlenende instanties, indien gewenst;
 Anoniem registreren van de door de vertrouwenspersoon behandelde kwesties en de
wijze waarop deze zijn afgehandeld. De registratie dient voor een openbare
verslaglegging (jaarverslag);
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
14/18



Maken van een jaarverslag dat jaarlijks vóór 1 april aan de Raad van Bestuur wordt
aangeboden en waarbij (anoniem) het aantal en het soort door de vertrouwenspersoon
behandelde kwesties en de afhandeling ervan wordt vermeld en waarbij zo nodig
aanbevelingen worden gedaan m.b.t. de preventie en / of de bestrijding van seksuele
intimidatie tussen cliënten;
Jaarlijks toelichten van de trends aan de hand van het jaarverslag met de centrale
cliëntenraden;
Gevraagd en ongevraagd de Raad van Bestuur adviseren m.b.t. mogelijke knelpunten
betreffende seksuele intimidatie, de preventie en/of de bestrijding van seksuele
intimidatie tussen cliënten.
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
15/18
Bijlage 3
Signalenlijst
Onderstaande signalen kunnen wijzen op seksuele intimidatie. Belangrijk is dat deze
signalen nooit zonder meer tot de conclusie mogen leiden dat er daadwerkelijk sprake is van
seksuele intimidatie.
Inhoudelijk verwijzende signalen:
Inhoudelijk verwijzende signalen zijn verschijnselen die verwijzen naar niet bij de
ontwikkeling passende ervaringen met seksualiteit. Deze signalen moeten zeker in
combinatie aanleiding geven tot een ernstig vermoeden van seksuele intimidatie.
Inhoudelijk verwijzende lichamelijke (klinische) signalen:
 Verwondingen, zwellingen, bloeduitstortingen aan of rond de genitaliën;
 Verwondingen, bloeduitstortingen aan borsten, billen, onderbuik of (binnenzijde) van
bovenbenen;
 Vreemde voorwerpen in genitale, rectale of urethrale openingen;
 Abnormale verwijding van urethrale, vaginale, rectale openingen;
 Sperma in de vagina of het rectum;
 Ziekten die door seksueel contact (kunnen) worden overgebracht: geslachtsziekten zoals
herpes, aids, candida, trichomonas;
 Zwangerschap.
Inhoudelijk verwijzende psychosomatische signalen:
 Pijn in de onderbuik;
 Pijn in de bovenbenen.
Inhoudelijk verwijzende gedragssignalen:
 Zinspelingen op seksuele activiteiten;
 Herhaaldelijk en niet bij de ontwikkeling passende spelletjes met leeftijdgenoten,
speelgoed of zichzelf;
 Excessieve masturbatie;
 Seksueel agressief gedrag ten opzichte van anderen;
 Gedetailleerde en niet bij de ontwikkeling passende kennis van seksueel gedrag;
 Excessieve belangstelling voor seksuele zaken/veel vragen over
seksualiteit/relatievorming/misbruik;
 Sterk seksueel wervend gedrag;
 Veel losse seksuele contacten (promiscuïteit);
 Herhaaldelijk slachtoffer zijn van (seksueel) geweld;
 Buitengewone angst voor mannen (in geval van mannelijke dader) of vrouwen (in geval
van vrouwelijke dader);
 Angst voor aanraken;
 Zichzelf vies vinden;
 Stijf of niet durven bewegen;
 Niet op de rug durven liggen (vrouwelijk slachtoffer);
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
16/18

‘nieuw’ seksueel gedrag.
Specifieke signalen
Specifieke signalen zijn verschijnselen die verwijzen naar niet bij de ontwikkeling passende
ervaringen met seksualiteit en zo vaak voorkomen bij seksueel misbruikte mensen dat ze –
zeker in combinatie – aanleiding moeten geven tot een vermoeden van seksueel misbruik.
Specifieke (psycho)somatische signalen:
 Aanhoudende buikpijn;
 Eetproblemen (anorexia, obesitas, boulimia);
 Lichamelijke kwetsuren (verwondingen, littekens) die kunnen wijzen op zelfverwonding of
poging(en) tot zelfdoding.
Specifieke gedragssignalen:
 Negatief zelfbeeld (gevoelens van minderwaardigheid);
 Schuld- en schaamtegevoelens;
 Splitsing van gevoel en verstand;
 Niet durven genieten;
 Gebrek aan vertrouwen met name ten opzichte van mensen die voor de persoon
belangrijk zijn;
 Niet deelnemen aan sociale activiteiten;
 Plotselinge terugval in prestaties;
 Weglopen;
 Depressieve gevoelens;
 Zelfverwonding;
 Zelfmoordgevoelens;
 Prostitutie;
 Mishandelen/martelen van kinderen/mensen/dieren;
 Onverklaarbare, plotselinge gedragsveranderingen op welk gebied dan ook;
 Geen vertrouwen in mannen of vrouwen en toch afhankelijke opstelling van hen;
 ‘Angst’ voor homoseksualiteit..
Algemene signalen
 Slaapproblemen (slapeloosheid, nachtmerries);
 Ademhalingsproblemen (hoge, benauwde ademhaling, lucht happen, hyperventilatie,
astma);
 Acute hysterische symptomen (bijvoorbeeld verlammingen, gevoelloosheid, niet willen
praten, zien of horen);
 Hoofdpijn;
 Blaas- en urinewegproblemen;
 Huidaandoeningen (eczeem, jeuk, haaruitval);
 Hernia.
Algemene gedragssignalen:
 Extreem meegaand gedrag;
 Acting-out, agressief gedrag;
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
17/18

















Angsten en fobieën;
Zindelijkheidsproblemen (enuresis en encoprese);
Kleverig gedrag;
Regressief gedrag;
Plotselinge veranderingen in inter-persoonlijke relaties;
Sterke en/of snelle stemmingsveranderingen;
Teruggetrokkenheid;
Hyperactiviteit;
Spijbelen van werk/dagbesteding/school;
Weinig of slechte relaties/onvermogen om vrienden te maken;
Regelmatig over spullen/geld beschikken met onbekende afkomst;
Verslaving aan alcohol/drugs/televisiekijken;
Seksuele problemen;
Gevoelig zijn voor macht;
Delinquent gedrag;
Niet in het weekend naar huis willen; vaker overstuur van het weekend thuiskomen;
Geen gevoelens tonen maar sterk rationaliseren.
Richtlijn preventie en bestrijding seksuele intimidatie tussen cliënten - juni 2015
18/18
Download