1. entree Notre Dame du Haut 1 “Wat licht doet” Vanuit een zonovergoten omgeving stap ik op een warme zomerdag de Notre Dame du Haut, één van de belangrijkste bouwwerken van le Corbusier, binnen. De koelte die me overvalt is aangenaam en langzaam wennen mijn ogen aan de, in verhouding met buiten, donkere ruimte. Op het moment dat mijn ogen aan het licht wennen openbaart de ruimte zich en kan ik het lichtspel, dat door de verschillende openingen ontstaat, aanschouwen. De ruimte fascineert me en de verschillende manieren waarop het licht binnenvalt en de manier waarop het reageert met de materialen valt me op. Ik ga op één van de kerkbanken zitten en neem de ruimte in me op. De kleine kapellen die zich in de ruimte bevinden trekken mijn aandacht en op het moment dat ik ze bekijk merk ik dat ze qua vorm allemaal identiek zijn, maar toch voelen ze door het verschil in kleur en lichtinval compleet anders aan. Het liefst zou ik hier de hele dag willen blijven en kijken hoe de beleving van de kapel verandert in de loop van de dag, want wat kan licht en de verandering hierin de sfeer van een ruimte bepalen. Maar helaas moet ik weer verder, maar ik kom zeker terug om de kapel in al zijn aspecten opnieuw te bewonderen. 2 2. Indian Institute of Management, Louis Kahn 3 Altijd en overal om ons heen is licht aanwezig, of het nu daglicht is, kunstmatig licht of juist de afwezigheid van licht. Al deze verschillende soorten en nuances van licht hebben een grote invloed op ons dagelijks leven en op de manier waarop we onze omgeving waarnemen. Onze dagelijkse omgeving wordt voor een groot deel vormgegeven door architectuur en hoe men deze architectuur beleeft wordt mede bepaald door de invloed van het licht op de gebouwde omgeving. Louis Kahn zei ooit hierover “Architecture begins with light and ends with shadows” [Louis I. Kahn01] Hiermee beschrijft hij eigenlijk de essentie van licht en architectuur, waarbij er geen architectuur zou bestaan als er geen licht zou zijn. Daarnaast zegt hij hiermee ook dat de architectuur pas begint als er ligt op schijnt en dat deze eindigt op het moment dat er schaduw valt. Als je nadenkt over hoe mensen architectuur beleven, heeft hij gelijk. Op het moment dat je een donkere ruimte betreedt ben je je niet bewust van wat er om je heen gebeurt en hoe de ruimte eruit ziet. De geluiden en de akoestiek kunnen een idee geven, maar op het moment dat er licht binnenkomt weet je pas echt hoe de ruimte eruit ziet en kun je de architectuur waarnemen en beleven. Om architectuur te kunnen zien en ervaren is er dus licht nodig, maar ook de verandering van licht heeft grote invloed op de beleving van het gebouw en de ruimte. Deze verandering van licht kan te maken hebben met de draaiing van de zon gedurende de dag, de stand van de zon door de seizoenen heen, de verandering van het weer, het aanwezig zijn van kunstlicht enz. In eerste instantie is het aanwezig zijn van natuurlijk daglicht belangrijk voor de architectuur, omdat deze zorgt voor een prettige omgeving. Daarnaast zorgt de verandering in daglicht ervoor dat de ruimtes steeds een andere uitstaling krijgen en een andere beleving, waardoor het gebouw en zijn ruimtes dynamisch blijven. Maar alleen het aanwezig zijn van natuurlijk daglicht is niet genoeg, ook de manier hoe natuurlijk daglicht de ruimte betreedt is van belang voor het functioneren van de ruimte. Steen Eiler Rasmussen schreef in zijn boek “Experiencing Architecture” dat het niet belangrijk is hoeveel licht er binnenvalt, maar dat het gaat om de kwaliteit van het licht. Hij zei hierover: “Excellent light is necessary because to most people a good light means only much light. If we do not see a thing wel enough we simply demand more light. And very often we find that is does nog help because the quantity of light is not nearly as importants as its quality.” 02 Maar wat is kwalitatief goed licht en hoe krijg je dit in je gebouw? 02 Rasmussen (1964) “Experiencing architecture” p. 189 4 3. NYO department of philosophy, Steven Holl 5 Aan de hand van twee verschillende architecten en het boek van Rasmussen probeer ik in dit essay een beeld te geven van hoe licht kan werken in een gebouw en wat het effect is op de beleving. De architecten die worden aangehaald zijn Steven Holl, een architect die veel met kleur en licht speelt, en Le Corbusier en dan specifiek de Notre Dame du Haut. Aan de hand van deze laatste casestudy wordt een beeld gegeven van hoe het licht in deze ruimte werkt en hoe de verschillende seizoenen en het de standen van de zon gedurende de dag invloed hebben op het gebouw. Steven Holl zei ooit in een interview “The experience of architecture is a tactile thing. It comes down to the space, the light, the materiality and where you touch it, feel it. This is a rarity today.” 03 Maar heeft hij gelijk als hij dit zegt? Is het niet zo dat elke vorm van architectuur is opgebouwd uit materiaal, ruimte en licht. Is dit is namelijk niet wat architectuur, architectuur maakt? Het verschil tussen Steven Holl en andere architecten is misschien dat hij echt ontwerpt vanuit een concept over beleving en licht en dat anderen vaak andere concepten hebben als belangrijkste ontwerpuitgangspunt. Maar bij het ontwerp komen vervolgens de aanwezigheid van licht en de toepassing van materialen wel degelijk aan de orde. Het is vooral het verschil in ontwerpstrategie welke Holl benadrukt. Hij heeft wel gelijk dat het belangrijk is om je bewust te zijn van de keuze voor materialisatie en de manier waarop licht binnenvalt, want dit is beeldbepalend voor het uiteindelijke gebouw. Maar dit kan onderdeel zijn van het ontwerp en hoeft niet het hoofdconcept te zijn. Voor architecten is het belangrijk om zich bewust te zijn hoe je met deze elementen om kunt gaan en hoe ze invloed hebben op het ontwerp. Op het moment dat je weet hoe het werkt kun je dit later toepassen in je ontwerp, zonder dat het het hoofdconcept is. Rasmussen benoemt in zijn boek dat de elementen licht, textuur en kleur invloed hebben op elkaar. Steven Holl voegt hier nog het begrip “tijd” aan toe. Om kwalitatief goed licht te “ontwerpen” zijn deze vier elementen dus van belang. Hierbij is licht het belangrijkst, omdat licht nodig is om de andere elementen waar te kunnen nemen. Het element licht heeft vervolgens een connectie met de overige elementen, waarbij de elementen kleur en textuur onderling ook nog een relatie met elkaar aangaan. TIJD LICHT KLEUR 03 Holl (2011), interview “AD interview: Steven Holl, www.archdaily.com 6 TEXTUUR 4.schema licht | licht & textuur | Op het moment dat een lichtbron zijn licht werpt op een textuur ontstaat er diepte. Deze diepte wordt gecreëerd door de aanwezigheid van schaduwen in en op het materiaal. Deze schaduwen ontstaan doordat het licht onder een hoek op het materiaal valt. Op het moment dat dit niet gebeurd en het licht recht er loodrecht opvalt ontstaat er een plastisch beeld, waarbij het materiaal niet goed tot zijn recht komt en de ruimte vlak en plastisch overkomt. Om deze plasticiteit of juist diepte te creëren zijn er als basis zijn er drie verschillende ruimtes te onderscheiden om dit te doen, namelijk de open hal, de ruimte met het daklicht en de ruimte waarbij het licht binnentreedt vanaf de zijkant. Bij de open hal zal een lichte ruimte ontstaan waarbij wel schaduwen gecreëerd worden, maar waarbij het contrast tussen donker en licht niet zo groot zal zijn. De hele ruimte is helder verlicht, maar door het directe zonlicht zullen er wel schaduwen ontstaan. De ruimte met het daklicht heeft juist als eigenschap dat er geen schaduwen ontstaat en dat ruimte plastisch zal overkomen. Het licht dat binnenkomt is wel zeer constant en daarom geschikt voor bijvoorbeeld kantoren, waar constant en helder licht gewenst zijn. De laatste ruimte met een raam in de gevel komt vaak voor en zorgt voor veel schaduwen, maar dan vooral geconcentreerd op één plek, welke verandert onder invloed van de draaiing van de zon. Waar, bij de open hal, de hele ruimte redelijk uniform wordt belicht, gaat het hier meer over een lichtbundel die de kamer binnenkomt. Dit zorgt ervoor dat de contrasten tussen licht en donker groter worden en bepaalde elementen in de ruimte meer worden uitgelicht dan andere. 5. open hal; ruimte met daklicht; ruimte met licht van de zijkant 7 In de Notre Dame du Haut heeft le Corbusier texturen weloverwogen toegepast om het binnenvallende licht zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen. De wanden zijn afgewerkt met een zeer grof stucwerk in de kleur wit. De vloeren en het plafond steken daar, door hun donkere kleur en afwijkende structuur sterk tegen af. Dit contrast tussen donker en licht wordt versterkt door de aanwezigheid van direct zonlicht in combinatie met schaduw, hierdoor worden de donkere ruimtes nog donkerder, en de verlichte plekken nog lichter. De grove korrelige structuur op de wanden zorgt, op zeer kleine schaal, voor een combinatie van licht en schaduw. Dit creëert een interessant patroon dat voortdurend veranderd door de verandering van het licht. Daarnaast heeft de ruwe afwerking ook invloed op grote schaal. Het zorgt ervoor dat de oppervlakte van de wanden wordt vergroot en hiermee de verstrooiing van natuurlijk licht wordt versterkt, er kan als het ware meer licht weerkaatst worden. Deze verstrooiing zorgt een diffuus verlichte ruimte wat goed past bij zijn functie van een sacrale ruimte. Deze verstrooiing komt goed tot zijn recht in de zuidelijke gevel, deze met de kleine gekleurde ramen. De wanden zijn erg dik waardoor het oppervlakte in de neggen wordt vergroot en de reflectie van het zonlicht dus groter wordt. Hierdoor genereren de kleine openingen meer licht en wordt er meer licht verspreid door de kapel. Een ander onderdeel van de kapel waar de textuur een grote rol speelt zijn de drie torens waar het licht van boven komt. Het binnenvallende licht wordt gereflecteerd tegen de ronde wand en valt vervolgens verder naar beneden. De ruwe structuur zorgt er hier ook voor dat het licht beter wordt verspreid, maar ook, mede doordat het licht eerst wordt gereflecteerd tegen de wand, het licht diffuus van aard is en de ruimte een zachte uitstraling geeft. Doordat het licht in deze kapellen van boven komt en de zuidelijke toren zelfs nooit direct zonlicht vangt is de hoeveelheid licht die binnenvalt redelijk constant, wat de diffuse sfeer versterkt. De vloer van de kapel heeft een gladde en enigszins glimmende afwerking en vormt daarmee een contrast met de matte, ruwe wanden. Door de gladheid krijgt de vloer een meer afstotende uitstraling, waardoor de wanden een zachte uitstraling genereren en de aandacht meer op de wanden licht dan op de vloer. De gladde, enigszins glimmende vloer zorgt er wel voor dat het licht dat binnenvalt nog extra wordt gereflecteerd. Op de vloer ontstaan sterk verlichte plekken waar de zonlicht de vloer kan bereiken. Door de reflectie wordt het verschil tussen licht en donker nog extra benadrukt en de intensiteit van het licht verhoogd. Door goed na te denken over de toepassing van materialen en texturen heeft le Corbusier een ruimte ontworpen die, door de manier waarop het licht op verschillende manieren de ruimte binnenvalt en hoe dit licht vervolgens weer wordt weerkaatst en verspreid, bijdraagt aan de sacrale beleving van de kerk. 8 6. interieur Notre Dame du Haut 7. plattegrond Notre Dame du Haut 8 zuidgevel met kleine, gekleurde openingen 9-10 verschillen in daglicht zuidelijke toren 9 10 11. gekleurde reflecties op de vloer 12. gekleurd licht laat de witte muren geel kleuren 13. de negge kleur donkerrood door de gekleurde ramen in de zuidgevel 11 | Licht en kleur | Een materiaal bestaat niet alleen uit een textuur maar heeft ook een kleur, welke weer beïnvloed wordt door het aanwezige licht. De kleur heeft grote invloed op de beleving van een ruimte. Rasmussen stelt dat het gebruik van kleur het karakter van een gebouw kan benadrukken, zijn vorm en materiaal kan accenturen en de verschillende onderdelen kan verhelderen. Bij het woord kleur wordt vaak snel gedacht aan primaire kleuren, maar onder kleuren worden alle kleuren verstaan, dus ook neutrale tinten zoals allerlei nuances in grijs. Kleur kan in grote mate bepalend zijn voor de sfeer van een ruimte, maar deze wordt beïnvloed door het daglicht en verandert gedurende de dag en het seizoen. In de Notre Dame du Haut is vooral de kleur wit toegepast met daarbij gekleurde accenten. Het wit is terug te vinden op de wanden waardoor het een rustige basis vormt waarop daglicht zijn uitwerking kan hebben maar waardoor ook de gekleurde accenten beter tot hun recht komen, doordat ze kunnen reflecteren op een witte achtergrond. De vloer heeft een grijze kleur, waardoor deze wegvalt in het beeld. De kleur grijst trekt minder de aandacht dan de witte muren en de gekleurde accenten, waardoor de bezoeker de ruimte als geheel beter kan ervaren. Eén van die gekleurde accenten zijn de kleine gekleurde ramen in de zuidgevel. Doordat het licht erdoor naar binnen valt ontstaat er een spel van kleuren op de vloer en wanden die steeds verandert. De witte kleur op de wanden zorgt ervoor dat het effect van het gekleurde licht wordt versterkt en het contrast wordt vergroot. Hierdoor kunnen de diepe neggen de kleur van de ramen opnemen, waardoor de hoeveelheid kleur en de intensiteit ervan extra wordt versterkt. Daarnaast kan de witte kleur ook gemakkelijk kleuren van zijn omgeving en van het licht opnemen. Is de kapel gebaad in zonlicht, dan zal de kapel veel geler ogen dan op een bewolkte dag wanneer de wanden een meer blauwe uitstraling hebben. Daarnaast kan er door kunstmatig gekleurd licht ook gemakkelijk een andere sfeer worden neergezet. Eén van de torens wijkt qua muurkleur af van de rest van de kapel en is in zijn geheel donkerrood geschilderd. Hierdoor verandert de beleving ten opzichte van de overige witte ruimtes van de kapel. Door de donkere kleur komen de wanden, visueel, meer op de bezoeker af en krijgt de ruimte een meer besloten karakter. Dit wordt nog versterkt door het feit dat zich achter de kapel een kleinere ruimte bevindt die ook licht van de grote ruimte tegenhoudt. Het licht van boven versterkt de kleur doordat het verloop tussen licht en donker goed te zien is, van lichtrood bovenaan tot bijna zwart onderaan waar het licht bijna verdwenen is. Wanneer de bezoeker deze kleine rode kapel weer verlaat is het contrast met de lichte grote ruimte extra groot, en zal de ruimte anders en groter aanvoelen dan daarvoor. 12 13 Le Corbusier heeft bewust gekozen voor neutrale kleuren in combinatie met kleine kleuraccenten, om deze kleuren extra tot hun recht te laten komen. Bij het gebruik van kleine gekleurde accenten in een grote witte ruimte worden ze meer benadrukt dan wanneer de kleuren in overvloed aanwezig zouden zijn. | Textuur & kleur | Kleur en textuur zijn sterk van elkaar afhankelijk en kunnen niet zonder elkaar. De textuur wordt bepaald door de eigenschappen van het materiaal, maar de kleur kan hier ook niet los van gezien worden. Textuur en kleur zijn dus slechts een van de vele eigenschappen welke samen een materiaal vormen. Twee dezelfde kleuren materialen, kunnen een geheel ander beeld geven door de verschillen en textuur. Een grove textuur ziet er donkerder en zachter uit, terwijl dezelfde kleur in een gladde hoogglans textuur er lichter en afstotend uitziet. In de kapel heeft le Corbusier op de wanden gebruik gemaakt van grove texturen, waardoor er veel schaduw op de wanden ontstaat. Door deze schaduwval worden de kleuren donkerder, dan wanneer de muren glad waren geweest. Vooral de schaduwen in de kleine rode kapel zorgen voor een extra intensivering van de kleur. Doordat de ruimte al klein is en de muren donkerrood zijn, worden deze wanden door de schaduwwerking nog donkerder en daarmee lijkt de ruimte nog kleiner. Doordat het licht van boven komt, ontstaat er een verloop in de kleurbeleving van boven naar beneden. Boven is het rood nog redelijk licht, maar hoe verder naar beneden hoe donkerder de keur, totdat hij bijna zwart is. 14. de oostelijke toren met zijn donkerrode kleur 15. door het vervagen van het licht lijkt de donkerrode muur in de oostelijke toren bijna zwart. 14 16. zonlicht valt binnen in het trappenhuis van het Knut Hamsun Center, Steven Holl 17. de ochtendzon valt langs het mariabeel de kerk binnen 15 | Licht & Tijd | Het begrip tijd heeft grote invloed op het daglicht en daarmee op de beleving van architectuur. Het gaat hierbij niet alleen om het verloop van tijd door de dag, waarbij de stand van de zon veranderd. Maar ook de verandering in seizoenen, de veranderingen van het weer enz. Steven Holl doet er hier zelfs nog een schepje bovenop en onderscheid zelfs zeven verschillende soorten tijd, waarbij ze niet allemaal te maken hebben met het daglicht. Hij benoemt bijvoorbeeld ook de duur van het ontwerp- en bouwproces en de lineaire tijd ten opzichte van de cyclische tijd. Met dit laatste doelt hij bijvoorbeeld op de geschiedenis en historie van een plek en hoe daar in de toekomst mee om te gaan. In dit essay richten we ons vooral op het begrip tijd in combinatie met (dag)licht, waarbij het dan vooral gaat over de dagelijkse en de seizoensgebonden tijd. De seizoensgebonden tijd heeft invloed op de standen van de zon. In de zomer staat de zon hoger en valt de zon minder makkelijk een gebouw binnen in vergelijking met de laagstaande zon in de winter. Steven Holl probeert deze extremen op te zoeken, zoals hij deed in het Knut Hamsun Center in het Noorse Hamarøy. De ramen zijn zo geplaatst dat ze de beweging van de zon volgen, waardoor op bepaalde momenten de zon door een raam schijnt en hiermee een indicatie van tijd wordt gegeven. Dit doet hij ook door een raam te plaatsen, waar maar eens per jaar als de zon niet meer boven de horizon komt, de oranje gloed naar binnen valt. Door de plaatsing ramen op de beweging van de zon aan te passen geeft het binnenvallende zonlicht een indicatie van tijd. ’s Ochtends valt hij door het ene raam in de oostgevel, terwijl in de middag de zon juist door dat ene raam in de zuidgevel valt. Hij probeert dus door middel van het licht kleine en speciale momenten te vangen en de bezoeker zich hier bewust van te laten worden. Dit heeft vooral invloed op bezoekers die het gebouw regelmatig betreden, omdat zij ook de verschillen kunnen waarnemen. Le Corbusier heeft op verschillende manieren gebruik gemaakt van de veranderingen in het natuurlijk daglicht. Ten eerste is de oriëntering van de kapel, waarbij de plaatsing van de kleinere ruimtes is voortgekomen uit de situering ten opzichte van de zon. De ramen boven in de torens zijn noord, oost en west gericht, waardoor elke toren ander licht vangen en daaroor een andere uitstraling heeft. De torens in respectievelijk het westen en noorden brengen het licht van de opgaande en ondergaande zon binnen, terwijl er in de toren in het zuiden geen direct zonlicht binnenvalt. De zuidelijke gevel bevat veel kleine openingen, waarbij de wanden erg dik zijn. De neggen zijn hierdoor erg diep en daarnaast afgeschuind naar de stand van de zon in de winter. Door deze diepe neggen wordt het zonlicht in de zomer geblokkeerd en blijft de kapel koel. In de winter als de zon lager staat kan het zonlicht wel door de ramen vallen en ontstaat er in de kapel een schouwspel van direct zonlicht en schaduw. 16 | Wat licht doet | Architectuur komt het beste tot zijn recht onder invloed van (dag)licht. En vooral de veranderingen in daglicht en de specifieke momenten van het licht die een gebouw kan vangen maken een gebouw dynamisch en bijzonder. Er bestaan verschillende opvattingen over hoe om te gaan met licht en in hoeverre dit moet worden meegenomen tijdens het ontwerpproces. In mijn beleving is het van belang om deze veranderingen en momenten wel mee te nemen tijdens het ontwerpproces. Dit is namelijk de enige manier om er in de toekomst invloed op te hebben. Inrichting kan vaak naderhand nog wel gewijzigd worden, maar daglicht is een vaststaand gegeven en niet beïnvloedbaar door de mens. Bij het ontwerpproces is het van belang je een beeld te vormen van hoe de ruimte eruit komt te zien en hoe en op welke plek het licht binnen zal vallen. Je moet je de momenten voor kunnen stellen dat er bijvoorbeeld een lichtbundel door het smalle, hoge raam naar binnen valt en daarmee een lijnenspel op de vloer creëert. Maar ook juist de momenten dat er geen rechtstreeks zonlicht naar binnen valt, waardoor er een constant licht binnenvalt en er dus geen spannende lichtmomenten te zien zijn. Je moet jezelf als het ware in het nieuwe gebouw kunnen plaatsen om er denkbeeldig doorheen te wandelen en de werking van het licht te kunnen waarnemen. Je moet dus een manier van ontwerpen zien te vinden waarbij het ontwerpproces behalve uit het ontwikkelen van een gebouw en ruimtes bestaat, ook bestaat uit het ontwerpen van het licht en de manier hoe het daglicht de ruimte kan binnendringen. 17