oncologie Patiënten Informatie Map (PIM) Borstkanker Deze Patiënten Informatie Map is eigendom van: Naam: _________________________________ De vinder van deze map wordt dringend verzocht contact op te nemen met de mammapolikliniek van ZGT (Tel. 088 708 52 32) 5.11.2017 1/41 oncologie Inhoudsopgave 1.0 Inleiding ................................................................................................................. 3 2.0 Namen en telefoonnummers ...................................................................................... 5 3.0 Informatie over borstkanker en de behandeling ........................................................... 9 3.1 De borst ............................................................................................................... 9 3.2 Het ontstaan van een tumor ................................................................................. 10 3.3 Borstkanker ........................................................................................................ 11 3.4 Het stellen van de diagnose .................................................................................. 15 3.5 Stadiering van borstkanker................................................................................... 20 3.6 Multidisciplinair overleg ........................................................................................ 20 3.7 De behandeling van borstkanker (algemeen) .......................................................... 21 3.8 De chirurgische behandeling van borstkanker ......................................................... 22 3.8.1.Borstsparende operatie .................................................................................. 22 3.8.2 Borstverwijdering .......................................................................................... 24 3.8.3. Verwijdering van lymfeklieren in de oksel ........................................................ 24 3.8.4 Weefselonderzoek door de patholoog na de operatie .......................................... 25 3.9 Aanvullende behandelingen (algemeen) ................................................................. 26 3.9.1. Radiotherapie (bestraling) ............................................................................. 26 3.9.2. Systemische therapie .................................................................................... 27 3.9.2.Mammaprint ................................................................................................. 31 3.10 Klinisch wetenschappelijk onderzoek .................................................................... 31 3.11 Erfelijkheid ....................................................................................................... 31 3.12 Second opinion ................................................................................................. 32 4.0 Psychosociale begeleiding ....................................................................................... 33 5.0 Herstel na de behandeling ....................................................................................... 34 6.0 Oncologische revalidatie ......................................................................................... 36 7.0 Uiterlijke verzorging en kanker ................................................................................ 37 8.0 Brochures en extra informatie ................................................................................. 39 9.0 Ruimte voor eigen aantekeningen ............................................................................ 41 5.11.2017 2/41 oncologie 1.0 Inleiding De mammachirurg heeft bij u een kwaadaardige borsttumor vastgesteld. Bij het horen van deze diagnose komt er veel op u af. Informatie is daarbij belangrijk om de ziekte te kunnen begrijpen en om in samenspraak met uw specialist keuzes te kunnen maken over de behandeling. Ervaring leert namelijk dat patiënten graag zelf de regie willen houden, mee willen beslissen wat er met hen gebeurt. Bij borstkanker is niet altijd één keuze de beste. De leden van het behandelteam van de ZGT Borstkliniek Oost-Nederland (BON) zullen u met hun deskundigheid ondersteunen bij uw besluitvorming. De mondelinge informatie die u daarbij van het team ontvangt kunt u in deze patiënten-informatiemap (PIM) thuis op uw gemak nog eens rustig nalezen. In Nederland wordt jaarlijks bij ruim 14.000 vrouwen de diagnose borstkanker vastgesteld en bij ongeveer 2.000 een voorstadium van borstkanker. Borstkanker is de meest voorkomende vorm van kanker in de westerse wereld. In Nederland krijgt 1 op de 7 à 8 vrouwen krijgt het ooit in haar leven. Met name vanaf de leeftijd van 35 jaar stijgt het aantal vrouwen dat getroffen wordt snel. De piek ligt bij vrouwen boven 50 jaar. Dankzij de betere behandeling en vroege opsporing door middel van het bevolkingsonderzoek is de prognose voor patiënten met borstkanker verbeterd. Borstkanker komt ook, zij het zelden, bij mannen voor. Dit percentage betreft minder dan 1% van alle borstkankers. Hoewel de informatie in deze PIM in eerste instantie is gericht op de vrouwelijke patiëntengroep kan deze informatie ook gelezen worden door mannen. Als de diagnose borstkanker is gesteld is aanvullend onderzoek nodig om de ziekte te stadiëren. Stadiëren is het zo goed mogelijk bepalen van de uitgebreidheid van de ziekte om het beste behandelplan vast te stellen. Om vast te stellen wat voor u de beste behandeling is spelen verschillende factoren een rol zoals de grootte van de tumor en de mate van de agressiviteit, uw leeftijd etc. Tijdens het mammateamoverleg wordt een behandeladvies opgesteld dat door uw chirurg met u wordt besproken. De behandeling is vaak een combinatie van lokale therapie gericht op de tumor, zoals operatie en radiotherapie, met systemische therapie, zoals chemotherapie, hormoontherapie en doelgerichte of immunotherapie. De voor- en nadelen van de verschillende behandelopties komen in deze PIM uitgebreid aan de orde. Dit kan u helpen om in samenspraak met uw behandelend specialist een weloverwogen keuze te maken. Tijdens het diagnostische en operatieve traject is de chirurg uw hoofdbehandelaar. Dat wil zeggen dat hij of zij de regie voert over het medisch traject dat u doorloopt. Het is mogelijk dat de chirurg u daarbij voor een behandeling verwijst naar de internist-oncoloog en/of de 5.11.2017 3/41 oncologie radiotherapeut. De internist-oncoloog neemt voor de duur van de chemotherapie het hoofdbehandelaarschap van de chirurg over. Als dit in uw geval van toepassing is, zal de chirurg dit met u bespreken. De radiotherapeut is in alle gevallen uw medebehandelaar. Dat wil zeggen dat hij/zij alleen uw aanspreekpunt is bij eventuele klachten die kunnen ontstaan ten gevolge van de radiotherapeutische behandeling. Voor andere klachten neemt u contact op met de chirurg. Behalve informatie over de diagnose en de behandeling besteden wij in deze PIM aandacht aan informatie over herstel, mogelijkheden voor oncologische revalidatie en uiterlijke verzorging bij kanker. Tot slot, wanneer er iets niet duidelijk is, wanneer u ergens over twijfelt of wanneer u vragen heeft, dan kunt u altijd terecht bij de behandelend specialist, (mammacare) verpleegkundige of verpleegkundig specialist. Wanneer er zaken zijn die niet voldoen aan uw verwachtingen en die naar uw idee anders of beter zouden kunnen, meldt dit dan s.v.p. aan ons. Uw suggesties en opmerkingen bieden ons de mogelijkheid om de zorg nog beter af te stemmen op de wensen en behoeften van onze borstkankerpatiënten. 5.11.2017 4/41 oncologie 2.0 Namen en telefoonnummers In het ZGT Mammateam zijn verschillende zorgverleners betrokken bij de zorg voor vrouwen met borstkanker. Mammachirurgen H.J. Heijmans Mw. M. Jagers op Akkerhuis Mw. D.M. de Leeuw Mw. Dr. K.M.J. Thijssens Telefoonnummer 088 708 5232 Mammadokters Mw. M. van der Heide-Pol Mw. E. Dokter Op de mammapoli werken chirurgen en artsen mammazorg. Zij zijn gespecialiseerd in het onderzoek en de behandeling van borstafwijkingen. De mammapolikliniek bevindt zich op locatie Hengelo en is van maandag tot en met vrijdag bereikbaar van 9.00 tot 16.00 uur. Mammacareverpleegkundigen Mw. B. Annink Mw. T. Boomkamp Mw. E. Dubbink Mw. C. Heerikhuizen Mw. A. Scholten Mw. S. Zweekhorst Telefoonnummer 088 708 5259 De mammacareverpleegkundige is een algemeen verpleegkundige die de vervolgopleiding mammacare heeft gevolgd. Haar taak is het begeleiden van vrouwen en mannen met een borstafwijking gedurende het gehele poliklinische en klinische traject van onderzoek, behandeling en nazorg. De mammacareverpleegkundige werkt samen met alle betrokken specialisten. Spreekuren worden samen met de chirurg gedaan maar ook zelfstandig. Verpleegkundig specialist mammacare Mw. I. Meen Telefoonnummer 088 708 5232 De verpleegkundig specialist mammacare is een verpleegkundige die bevoegd is om taken over te nemen van de chirurg betreffende borstkanker en borstproblematiek. Tijdens het onderzoek en behandeltraject kunt u ook gezien worden door de verpleegkundig specialist mammacare Op de mammapolikliniek ziet de verpleegkundig specialist zowel patiënten met een goedaardige afwijking als patiënten die behandeld zijn voor borstkanker. Bereikbaarheid buiten kantooruren Verpleegafdeling A1 ZGT Hengelo Telefoonnummer 088 708 5540 U kunt uw vraag ook per e-mail stellen: [email protected] 5.11.2017 5/41 oncologie Internist-oncologen ZGT Almelo Dr. R. Hoekstra Mw. Dr. I.M. Oving Telefoonnummer 088 708 3170 Internist-oncologen ZGT Hengelo Dr. C.J.H. Gerrits Mw. Dr. E.J.M. Siemerink Telefoonnummer 088 708 5330 De internist-oncoloog is een internist die zich gespecialiseerd heeft in de behandeling van kanker met medicijnen. Met de internist-oncoloog krijgt u te maken wanneer een systemische therapie zoals chemotherapie, hormoontherapie of immunotherapie zinvol is. Deze therapie wordt onder zijn of haar leiding uitgevoerd. Tijdens de chemotherapie is de internist-oncoloog uw hoofdbehandelaar. Voor deze behandeling kunt u zowel op locatie ZGT Almelo als op locatie ZGT Hengelo terecht. Verpleegkundig specialisten oncologie Mw. E. Postel Mw. B. Dwars (verpleegkundig specialist i.o.) Telefoonnummer 088 708 4102 De verpleegkundig specialist oncologie is een verpleegkundige die bevoegd is om bepaalde taken over te nemen van de internist-oncoloog. Tijdens het behandeltraject kunt u ook gezien worden door de verpleegkundig specialist oncologie. Radiotherapeuten MST A. Bhawanie Mw. J.A.W.F. Dortmans Mw. A. Jonkman Mw. E.M. Hendriksen Mw. E. Koiter Telefoonnummer 053 487 2750 Een radiotherapeut is een medisch specialist die patiënten met ioniserende straling behandelt. U wordt door de chirurg naar de radiotherapeut verwezen als u in aanmerking komt voor deze therapie. Een behandeling met radiotherapie vindt plaats in het Medisch Spectrum Twente in Enschede. Mammaradiologen R.L.J.H. Bourez W.L. van der Burg C.M. Stassen Mw. M.L. Schimmelpenninck Dr. J. Veltman Dr. P.J.W. Wensing Telefoonnummer 088 708 3655 Een radioloog is een medisch specialist die zich bezig houdt met het vaststellen van een diagnose, de aard en de locatie van een ziekte door middel van röntgenstraling, (röntgenfoto zoals een mammografie of CT scan), geluidsgolven (echografie) of magnetische velden (MRI). 5.11.2017 6/41 oncologie In geval van mammadiagnostiek verricht de radioloog tevens puncties voor het verkrijgen van weefselbiopten voor verder onderzoek. Binnen de radiologie bestaan er subspecialisaties. Zo houden boven genoemde radiologen zich in ZGT bezig met de mammadiagnostiek. Zij maken hierbij gebruik van de modernste apparatuur. Nucleair geneeskundigen Dr. A. Agool N.R.L. Wagenaar Telefoonnummer 088 708 5670 Een nucleaire geneeskundige is een medisch specialist die zich bezig houdt met diagnostische en therapeutische toepassingen van radiofarmaca, dit zijn radioactief gekenmerkte stoffen. Bij de diagnostiek maakt de nucleair geneeskundige gebruik van het feit dat ziek weefsel meer radioactieve stof opneemt dan gezond weefsel. Ook kan de specifieke locatie van bv een schildwachtklier worden bepaald. De opgenomen radioactieve deeltjes zenden straling uit, die door een speciale camera worden opgevangen. De straling wordt zo vertaald in beelden die vervolgens door de nucleair geneeskundige worden beoordeeld. Bij de mammadiagnostiek is de nucleair geneeskundige betrokken bij het schildwachtklieronderzoek en in geval er een PET-scan moet worden verricht. Een nucleair onderzoek is een veilige manier van onderzoek. Er wordt een zo laag mogelijke dosering radioactieve stof gebruikt die niet schadelijk is. Pathologen Mw. Dr. M. Brinkhuis Mw. A. Krukkert H. Peters Mw. Dr. S. Riemersma Mw. Dr. M. Tebar R. Vink Telefoonnummer 088 537 4570 De patholoog is een medisch specialist die zich bezig houdt met het ontstaan en verloop van ziekten. De patholoog onderzoekt weefselstukjes (histologie) en celvocht (cytologie) met behulp van een lichtmicroscoop, stelt de diagnose en koppelt deze terug aan de behandelend specialist. Naast het vaststellen van aard en oorzaak van de ziekte, wordt de patholoog ook betrokken bij het behandelingsplan van patiënten. Alle pathologen in het LabPON (Laboratorium Pathologie Oost-Nederland) onderzoeken borstafwijkingen; de boven genoemde pathologen hebben als aandachtsgebied de pathologie van de borst en houden zich bezig in het bijzonder met deze subspecialisatie van de pathologie. 5.11.2017 7/41 oncologie Plastisch chirurgen Mw N. Hendriks H. Rakhorst Mw Y.C.M. Smulders Mw U. Schmidbauer O. Zöphel Telefoonnummer 088 708 5245 Een plastisch chirurg is Een plastisch chirurg is gespecialiseerd in reconstructieve chirurgie. Hij of zij heeft als doel een nieuwe borst te maken of in het geval van borstsparende operaties de borstvorm zo goed mogelijk te maken. U kunt zowel voor of na een borstamputatie als voor en na een borstsparende operatie op eigen wens door de chirurg verwezen worden naar de plastisch chirurg voor een reconstructie. Een reconstructie na het verwijderen van de borst kan op veel manieren en ook later in uw leven. Een reconstructie is dus een keuze en een mogelijkheid maar geen “verplicht” onderdeel van de behandeling. Het eerste gesprek zal dan ook altijd een informerend gesprek zijn over de diverse mogelijkheden. Hierna kunt u zelf een keuze maken aan de hand van de voor u geldende adviezen. De plastisch chirurg houdt spreekuur op locatie ZGT Hengelo. Voor meer informatie over borstkanker en de werkwijze in ZGT zie: www.zgt.nl/mammapolikliniek 5.11.2017 8/41 oncologie 3.0 Informatie over borstkanker en de behandeling 3.1 De borst Afbeelding 1 De borst bestaat voornamelijk uit (melk) klieren en bind- en vetweefsel. Het (melk) klierweefsel bestaat uit melkklieren en een vertakt gangenstelsel. Vanaf de melkklieren (lobuli) lopen er vertakkingen naar melkgangen (ducten) die allemaal naar de tepel leiden. Het bindweefsel geeft de borst stevigheid. Het vetweefsel bevindt zich tussen het bindweefsel en het klierweefsel in. De achterbegrenzing van de borst is een spier, de musculus pectoralis. Deze spier maakt deel uit van de wand van de borstkas, ook wel thoraxwand genoemd. De musculus pectoralis loopt van het borstbeen naar het schoudergewricht en bekleedt hier voor een groot deel de ribben. De borst hangt aan deze spier. De mannelijke borst heeft dezelfde structuren maar is minder ontwikkeld. Het Latijnse woord voor borst is mamma. Zie afbeelding 1. In de borst bevinden zich ook lymfevaten gevuld met lymfevocht. De lymfevaten vormen een systeem van aan-en afvoer van voedings-en afvalstoffen naar de cellen en van de cellen af. Lymfevaten worden onderbroken door lymfeklieren. Lymfeklieren zijn meestal boonvormig en kunnen in grootte variëren. In de lymfeklieren worden witte bloedcellen (lymfocyten) gemaakt die het passerende lymfevocht van bacteriën kunnen zuiveren. Via steeds grotere lymfevaten komt de lymfe uiteindelijk in de bloedbaan terecht. Lymfevaten en lymfeklieren bevinden zich in ons hele lichaam. Relevante lymfeklieren voor de borst liggen in de oksel, rondom het sleutelbeen en langs de rand van het borstbeen tussen en 5.11.2017 9/41 oncologie achter de ribben. Zie afbeelding 2. Het normale aantal lymfeklieren in de oksel varieert sterk per persoon. Afbeelding 2 3.2 Het ontstaan van een tumor Ons lichaam is opgebouwd uit miljarden cellen. Deze cellen verouderen, kunnen beschadigen en worden regelmatig vervangen. Om oude cellen te vervangen worden nieuwe cellen gemaakt. Nieuwe cellen ontstaan door celdeling. De celdeling is een proces dat heel strak wordt geregeld. Elke celkern bevat informatie die bepaalt of de cel moet gaan delen en wanneer de cel moet stoppen met delen. Deze informatie bevindt zich in de celkern in het DNA. Dagelijks vinden miljoenen celdelingen plaats. Dit gaat gepaard met kleine foutjes. Deze foutjes worden normaal gesproken door reparatiemechanismen ongedaan gemaakt. Als er meerdere fouten plaatsvinden die niet gerepareerd worden dan kan de cel zich ongecontroleerd gaan delen. Hierdoor ontstaat een tumor. Tumor is een ander woord voor gezwel. Een tumor kan goedaardig of kwaadaardig zijn. Goedaardig en kwaadaardige tumoren Goedaardige tumorcellen veroorzaken wel een zwelling, maar groeien niet door andere weefsels heen waardoor ze zich ook niet verder in het lichaam verspreiden. Kwaadaardige tumorcellen houden zich daarentegen niet aan grenzen; ze groeien door alle weefselstructuren heen. 5.11.2017 10/41 oncologie Na verloop van tijd kan een opeenhoping van deze kwaadaardige cellen ontstaan. Dit wordt een kwaadaardig gezwel of ook wel carcinoom genoemd. De medische term voor borstkanker is dan ook mammacarcinoom. Zie afbeelding 3 op de volgende bladzijde. Als cellen uit dit kwaadaardig gezwel loslaten en zich verspreiden door het lichaam om daar verder te groeien is er sprake van een uitzaaiing, ook wel metastase genoemd. Afbeelding 3 3.3 Borstkanker Inleiding Wanneer een kwaadaardig gezwel in één van de borsten is ontstaan, is er sprake van borstkanker, ook wel mammacarcinoom genoemd. Bij vrouwen is dit de meest voorkomende vorm van kanker. Ongeveer 1 op de 7 à 8 vrouwen krijgt borstkanker. Niet alleen vrouwen maar ook mannen kunnen borstkanker krijgen. Wel komt het bij hen minder vaak voor. Types borstkanker Borstkanker ontstaat vanuit de melkklieren (lobuli) of vanuit de melkgangen (ducten). Meestal ontwikkelt borstkanker zich in de melkgangen (75%) en wordt daarom ductaal carcinoom genoemd of wel NST (in het Engels non specified type). Een klein gedeelte van de gezwellen ontstaat in de melkklieren en wordt een lobulair carcinoom genoemd. 5.11.2017 11/41 oncologie Voorstadia en ontwikkeling naar borstkanker Uit onderzoek is gebleken dat een gezwel geleidelijk ontstaat, in de loop der jaren. In de melkgangen en melkklieren kunnen extra cellen ontstaan en dichtgroeien. Dit verschijnsel noemen we hyperplasie. Het komt bij vrij veel vrouwen voor en is vaak onschuldig. Soms groeit een melkgang of melkklier dicht door deze overtollige cellen. Het kan zijn dat sommige cellen er anders uit zien en een atypisch of kwaadaardig aspect krijgen. Als dit gebeurt in een melkgang wordt gesproken van een ductaal carcinoom in situ (DCIS). Als een melkklier dichtgroeit wordt gesproken van lobulair carcinoma in situ (LCIS). In situ betekent dat de begrenzing voor de melkgang en de melkklier nog intact is en dat er nog geen uitzaaiingen mogelijk zijn. Invasieve kanker Als de celgroei echter doorzet en zich uitbreidt door de melkgang dan wel de melkklier heen naar het omgevend weefsel, is er sprake van borstkanker. Daarom is ook vaak behandeling van een voorstadium nodig. DCIS DCIS kan op een mammografie te zien zijn als kalkspatjes (plekjes van afwijkende cellen ofwel microcalcificaties), die vaak bij atypische cellen voorkomen. Bij verdere ontwikkeling en doorgroei door de begrenzing van de melkgang kan er uiteindelijk een gezwel ontstaan. Dit gezwel krijgt meestal de vorm van een knobbeltje. Op dat moment hebben we te maken met invasieve kanker, in dit geval ductaal carcinoom (ofwel NST) genoemd. DCIS kan echter ook voorkomen rond een tevoren bestaande borstkankertumor. LCIS Bij LCIS ontstaat een verdikking van de melkklier. In tegenstelling tot DCIS is bij LCIS de kans op de ontwikkeling van een invasief carcinoom veel lager. LCIS is eigenlijk niet echt een precarcinoom maar veeleer een risicofactor op het ontwikkelen van een invasieve tumor in beide borsten op lange termijn. Overige zeldzame types van borstkanker Overige types, zoals het inflammatoire carcinoom (ontstekingsborstkanker) en de ziekte van Paget, waarbij de tepel is aangetast, zijn zeldzaam. Het inflammatoire carcinoom uit zich in een zwelling van de borst waarbij de huid rood is en warm aanvoelt. Door de zwelling worden de poriën opgerekt waardoor deze open gaan staan. De huid krijgt het aspect van een sinaasappelschil. De ziekte van Paget uit zich in een wat rode en schilferige huiduitslag op de tepel. Dit fenomeen is vernoemd naar de arts die dit voor het eerst heeft beschreven. Symptomen die kunnen wijzen op borstkanker Verschillende signalen kunnen wijzen op de aanwezigheid van borstkanker: Een verdikking in de borst (knobbeltje) die anders aanvoelt dan het omgevend borstklierweefsel Een deukje of kuiltje in de borst Een ingetrokken tepel Een aanhoudende verandering van de tepel, zoals roodheid, schilfertjes of een plekje dat op eczeem lijkt Bloedig vocht uit de tepel 12/41 5.11.2017 oncologie Een borst die warm aanvoelt en rood verkleurd is. Soms is de huid verdikt en vertoont putjes zoals een sinaasappelschil. Een huidwondje dat niet geneest. Risicofactoren Het is niet duidelijk waarom borstkanker optreedt. Wel is duidelijk dat persoonlijke factoren van invloed kunnen zijn op de kans dat iemand borstkanker krijgt. De belangrijkste risicofactoren van borstkanker bij vrouwen: Leeftijd - het risico op borstkanker neemt toe met de leeftijd. Voor het dertigste levensjaar is borstkanker een zeldzame ziekte. Na deze leeftijd neemt de kans op het krijgen van borstkanker toe. Circa 75% van de vrouwen bij wie borstkanker wordt ontdekt is ouder dan 50 jaar. Familieleden met borstkanker - een eerstegraadsverwante (moeder, zus, dochter, broer en vader) die borstkanker heeft gehad, verhoogt het risico op borstkanker vooral wanneer deze verwante jonger dan 50 jaar was op het moment van diagnose. Wanneer verschillende familieleden borst-en/of eierstokkanker hebben gehad op jeugdige leeftijd, moet het vermoeden bestaan op een genetische aanleg. BRCA1 en BRCA2 zijn de twee belangrijkste genen die betrokken zijn bij erfelijke vormen van borstkanker. Sinds kort wordt ook standaard naar het CHEK2 gen gekeken. Persoonlijke voorgeschiedenis van borstkanker - vroege borstkanker verhoogt het risico op nieuwe borstkanker in een ander deel van de borst of in de andere borst. Lobulaire atypische hyperplasie of ductale atypische hyperplasie in de voorgeschiedenis (zie ook bldz 10) Blootstelling aan oestrogeen en progesteron tijdens het leven De twee belangrijkste vrouwelijke geslachtshormonen zijn oestrogeen en progesteron. Normaal borstklierweefsel heeft geslachtshormonen nodig om te kunnen groeien en te kunnen functioneren. De eierstokken produceren vanaf de eerste menstruatie de vrouwelijke geslachtshormonen oestrogeen en progesteron. Tegen de tijd dat een vrouw de overgang nadert produceren de eierstokken steeds minder hormonen. Op een gegeven moment houdt de aanmaak in de eierstokken helemaal op. Het is niet zo dat er vanaf dat moment helemaal geen oestrogenen en progestagenen meer in het lichaam worden aangemaakt. Zowel bij mannen als bij vrouwen worden deze hormonen ook door de bijnieren, zij het in een veel lagere concentratie, geproduceerd. In grote lijnen geldt; hoe langer borsten blootgesteld zijn aan deze hormonen, hoe groter de kans op borstkanker. Dit betekent voor een vrouw dat; Een vroege eerste menstruatie (voor het 12e jaar), vooral in combinatie met een late 13/41 5.11.2017 overgang (na de 55e), een licht verhoogd risico geeft op borstkanker. Vrouwen die geen kinderen hebben of hun eerste kind na de leeftijd van 30 jaar krijgen, hebben een verhoogd risico op borstkanker. Kinderen krijgen voor de leeftijd van 30 jaar in combinatie met borstvoeding heeft een gunstig effect op het risico op borstkanker doordat de oestrogeenproductie dan is onderbroken. oncologie Gebruik van medicatie die oestrogenen en progesteron bevatten o Het gebruik van orale anticonceptie geeft een verhoogd risico op borstkanker. Radiotherapie van de borst tijdens de kinderjaren of adolescentie (meestal gegeven voor de behandeling van lymfomen) verhoogt het risico op borstkanker op volwassen leeftijd. Overgewicht - Deze oorzaak is waarschijnlijk toe te schrijven aan de productie van oestrogenen in het vetweefsel dat plaatsvindt onder invloed van de bijnier. Na de menopauze is het vetweefsel de belangrijkste bron van oestrogenen. Alcohol - Het gebruik van alcohol verhoogt het risico op borstkanker. Waardoor dit wordt veroorzaakt is onduidelijk. 14/41 5.11.2017 o Dit risico daalt meteen als met de inname van de pil wordt gestaakt. Na tien jaar is het verhoogde risico op borstkanker verdwenen. Het gebruik van hormonale substitutietherapie na de menopauze om overgangsklachten te verminderen. Het risico is enkel aanwezig bij huidige en recente gebruiksters. Na staken van deze therapie is het risico na 5 jaar niet hoger als bij iemand die nooit hormonale substitutietherapie kreeg voorgeschreven. oncologie 3.4 Het stellen van de diagnose Er kunnen verschillende omstandigheden zijn waardoor u door uw huisarts of een medisch specialist bent verwezen naar de mammapolikliniek van het ZGT. Zo kan het zijn dat u zelf een knobbeltje in uw borst heeft gevoeld of een andere afwijking aan uw borst hebt ontdekt. Ook is het mogelijk dat de uitkomst van het bevolkingsonderzoek aanleiding is geweest voor een verwijzing naar de mammapolikliniek. Om de diagnose borstkanker vast te stellen zijn de volgende 3 onderzoeken nodig: 1. Klinisch onderzoek door de mammachirurg Dit omvat een lichamelijk onderzoek van de borsten en de omliggende lymfeklieren door de mammachirurg. Op grond van de bevindingen wordt besloten welke aanvullende onderzoeken nodig zijn. 2. Beeldvormend onderzoek door de radioloog/nucleair geneeskundige Mammografie Het radiologisch onderzoek bestaat uit (opnieuw) een mammografie van de borsten. Een mammografie is een röntgenfoto van de borsten waarmee op een snelle en betrouwbare manier borstkanker kan worden opgespoord. Op de foto worden vetweefsel, klierweefsel en bindweefsel en mogelijke afwijkingen in het weefsel zichtbaar. Een mammografie bestaat uit een serie digitale röntgenfoto’s van de borst. Op deze foto’s kunnen veranderingen in het borstweefsel te zien zijn. Deze veranderingen hoeven niet voelbaar te zijn. De röntgenfoto’s kunnen soms niet voldoende zijn om een complete diagnose te stellen. De radioloog stelt dan een echografie van de borst voor. Echografie Bij een echografie wordt er een afbeelding van uw borst en eventueel van de oksel gemaakt met behulp van geluidsgolven. Voor een goede geleiding van de geluidsgolven wordt wat gel op de borst aangebracht. De radioloog gaat met een echoapparaatje over uw borst. Dit is volkomen pijnloos. Afhankelijk van de bevindingen van de radioloog kan in dezelfde sessie een biopsie volgen. Biopsie Door middel van een biopsie wordt weefsel verkregen om te bepalen of een afwijking goed- of kwaadaardig is. Bij een biopsie wordt gebruik gemaakt van echografie of van speciale röntgenfoto’s. De radioloog bekijkt op welke manier de biopsie het beste kan worden gedaan. 5.11.2017 15/41 oncologie Echogeleide biopsie Als de aandoening in de borst goed is te zien met de echografie kan de radioloog de afwijking lokaliseren. Aan de hand van het echobeeld bepaalt de radioloog waar het biopt moet worden genomen. De huid wordt plaatselijk verdoofd. Vervolgens wordt er een klein sneetje in de huid gemaakt. De punctienaald kan zo makkelijker ingebracht worden. Met de punctienaald worden meerdere stukjes weefsel uit de borst genomen. Dit om er zeker van te zijn dat de patholoog voldoende weefsel heeft om onder een microscoop te onderzoeken. Stereotactische biopsie Als de afwijking alleen op de mammografie zichtbaar is en niet op de echo krijgt u een afspraak mee voor een stereotactisch geleid biopt. Dit is bv het geval indien er sprake is van kalkspatjes (microcalcificaties). Tijdens deze biopsie wordt gebruik gemaakt van een mammograaf met een specifiek stereotactisch computersysteem. Daardoor is een precieze plaatsbepaling van de afwijking mogelijk. De radioloog haalt vervolgens onder lokale verdoving met een holle naald enkele stukjes weefsel uit de borst. Van deze weefselstukjes worden foto’s gemaakt. Daarna worden deze stukjes in het laboratorium onderzocht door de patholoog. Op de plaats waar de biopsie genomen is, wordt een markering achtergelaten. Dit is een klein metalen clipje dat niet te voelen is. Als een operatie nodig is dan geeft deze markering de plaats aan van de oorspronkelijke afwijking. Is de afwijking goedaardig en hoeft u niet geopereerd te worden, dan kan de markering zonder problemen blijven zitten. MRI scan Bij sommige patiënten kan een aanvullende MRI (Magnetic Resonance Imaging) nodig zijn, vooral bij jonge vrouwen met dicht borstweefsel. Een MRI kan ook worden overwogen wanneer tumorcellen zijn gevonden in een verdachte lymfklier in de oksel maar op de mammografie geen borsttumor zichtbaar is of wanneer er verdenking bestaat op meerdere tumoren in de borst. MRI is een methode om beelden te maken van het menselijke lichaam. Bij dit onderzoek gebruiken we een sterk magneetveld en radiogolven. Er wordt geen gebruik gemaakt van röntgenstralen. Met de radiogolven en het magneetveld worden bepaalde signalen opgewekt in het lichaam. Een antenne ontvangt deze signalen en een computer vertaalt het in een beeld. Dit beeld laat een doorsnede van (een deel van) het lichaam zien. Beeldvorming bij verdenking op uitzaaiing Borstkanker zaait vooral uit naar de longen, de lever of het botweefsel. Wanneer bij het stellen van de diagnose borstkanker de kans bestaat dat er uitzaaiingen aanwezig zijn, bijvoorbeeld als er lymfeklieren zijn aangedaan, volgt aanvullend onderzoek, om eventuele uitzaaiingen uit te sluiten. De volgende onderzoeken zijn hierbij van belang: CT-scan Een CT-scan is een onderzoek, waarbij dezelfde röntgenstralen worden gebruikt als bij een ‘gewone’ röntgenfoto. Alleen maakt de CT-scan dwarsdoorsneden van het lichaam. De radioloog kan als het ware plakjes van het lichaam zien. Door de plakjes achter elkaar te leggen, ontstaat een driedimensionaal beeld van het onderzochte lichaamsdeel. Met een CTscan kunnen op deze wijze nauwkeurige beelden van het lichaam worden gemaakt. Daarom is deze bij uitstek geschikt voor het opsporen van allerlei afwijkingen. 5.11.2017 16/41 oncologie PET scan Kankercellen delen zich sneller dan gezonde cellen, en met een snellere celstofwisseling. De PET-scan (Positron Emissie Tomografie) is een nucleair geneeskundig onderzoek waarbij veranderingen in die stofwisseling van cellen in beeld worden gebracht met behulp van een kleine hoeveelheid radioactieve stof en een speciale scanner. Om de kwaliteit van het onderzoek te verhogen kan een PET-scan gecombineerd worden met een CT-scan. . Botscan Een botscan is een nucleair onderzoek waarbij eventuele afwijkingen in botten en gewrichten kunnen worden aangetoond met behulp van een kleine hoeveelheid radioactieve stof. Nadat een kleine hoeveelheid radioactief materiaal is geïnjecteerd worden foto’s genomen. Echo lever Hetzelfde apparaat dat de echo van de borst maakt doet ook de echo van de lever, alleen komt dan uiteraard de buik in beeld. Thorax foto Een thorax foto is een röntgenfoto van de borstkast. Indien er de kans bestaat op uitzaaiingen naar bijvoorbeeld de longen, ribben of wervels kan een thoraxfoto hier meer informatie over geven. 3. Histopathologisch onderzoek door de patholoog Een andere naam voor weefselonderzoek is histologieonderzoek of histopathologisch onderzoek. Het bewerken van een biopt door de patholoog duurt een paar dagen. De diagnose borstkanker kan daarom niet in één dag worden gesteld. Hier staat tegenover dat wij met grote zekerheid u een betrouwbare diagnose geven op het moment dat u terugkomt voor een uitslaggesprek. Bovendien kunnen met behulp van histopathologie onderzoek tumorkenmerken worden vastgesteld wat niet mogelijk is na een cytologie onderzoek1. De patholoog verricht op basis van de biopsie microscopisch onderzoek. Hierbij kijkt hij naar de volgende aspecten: 1. Uit welk celtype is de tumor samengesteld Gaat de tumor uit van de melkgangen (ductaal) of van de melkklieren (lobulair). Betreft het een voorstadium van borstkanker (carcinoom in situ) of is de tumor al uitgegroeid tot een invasieve vorm. 2. Gradatie volgens Bloom en Richardson De gradatie zegt iets over de mate van agressiviteit. Zo wordt borstkanker ingedeeld naar de gradatie vgls Bloom en Richardson. Hierbij kijkt de patholoog in hoeverre de tumorcellen nog gelijkenis vertonen met gezonde borstweefselcellen. Zo kennen we 3 gradaties: 1 Bij cytologie onderzoek kan de uitslag in één dag worden bepaald. Bij een cytologie-onderzoek worden met een fijne naald slechts enkele cellen opgezogen voor onderzoek op kwaadaardigheid. 5.11.2017 17/41 oncologie Graad I goed gedifferentieerd of laaggradige tumoren; dwz de tumorcellen lijken nog het meest op de oorspronkelijk borstkliercellen. Bij graad I tumoren is er sprake van een langzame groei. Graad II, matig gedifferentieerd; de cellen hebben een structuur die nog deels lijkt op die van normale borstkliercellen. Er is sprake van een middelmatige groei. Graad III slecht gedifferentieerd of hooggradige tumoren: de tumorcellen vertonen geen of weinig gelijkenis met de oorspronkelijke borstkliercellen. Deze tumoren hebben een hoge delingssnelheid. Hoe lager de gradatie, hoe beter de prognose. 3. Overige tumorkenmerken Behalve onderzoek naar het celtype en de gradatie verricht de patholoog nog enkele aanvullende onderzoeken namelijk: De hormoonreceptorstatus voor oestrogeen en progesteron Tumorcellen kunnen aan hun oppervlak of in de cel oestrogeen- en progesteronreceptoren hebben. Receptoren zijn ontvangers. Hormonen die normaal gesproken in het lichaam circuleren, kunnen zich hieraan hechten. Tumorcellen met veel receptoren worden op deze wijze in groei en vermenigvuldiging gestimuleerd. We spreken in dat geval van een hormoongevoelige borstkanker of ook wel van een oestrogeen en progesteron positieve tumor (ER+ en PR+) Wanneer de hormonen de tumor niet kunnen stimuleren om te groeien, hebben we te maken met een hormoon-ongevoelige borstkanker (ER- PR-). Voor de behandeling is het van belang om te weten of we te maken hebben met een hormoonongevoelige of hormoongevoelige borstkanker. Hormoongevoelige borstkankers hebben een betere prognose. Hormoongevoelige borstkanker kan nl. goed worden behandeld met hormonale therapie of beter gezegd (anti) hormonale therapie omdat deze therapie de werking van hormonen blokkeert. Tachtig procent van alle borstkankers is oestrogeen positief. Ongeveer 65% van deze oestrogeen-positieve tumoren is ook progesteron-positief. Bij jonge vrouwen zijn deze percentages over het algemeen lager, bij oudere vrouwen juist hoger. HER2 neu status Ongeveer 20% (één op de vijf) van de vrouwen met borstkanker heeft een overmaat aan bepaalde (eiwit)receptoren op de tumorcellen, de zgn Humane Epidermale groeifactor Receptor 2, afgekort HER2neu. Deze eiwitten zorgen er voor dat de tumorcellen veel groeiprikkels ontvangen waardoor er een agressievere vorm van kanker kan ontstaan. De informatie over de hoeveelheid HER2neu receptoren in de tumorcellen (verkregen dmv pathologisch onderzoek) bepaalt of de tumor HER2neu positief of HER2neu negatief is. Sinds enkele jaren zijn er middelen op de markt die zich specifiek op dit eiwit richten bij de HER2neu positieve tumoren. Voordien was de prognose van HER2neu positieve borstkanker slechter dan van HER2neu negatieve kanker. Met de beschikbaarheid van deze zgn doelgerichte therapie is de prognose van HER2neu positieve borstkanker aanzienlijk verbeterd. 5.11.2017 18/41 oncologie Triple negatieve borstkanker Ongeveer 15-20% van alle borstkankers is triple negatief. Dat wil zeggen dat zowel oestrogeen-, als progesteron-, als HER2neu receptoren in de tumor niet aanwezig zijn. Triple negatieve tumoren komen vaker voor op jonge leeftijd. Deze tumoren zijn vaak hooggradig (graad III). Deze tumoren zijn dus niet gevoelig voor (anti) hormoontherapie of tegen HER2 neu receptoren gerichte therapie. Deze tumoren reageren, door hun delingssnelheid, daarentegen vaak beter op de standaard chemotherapie die wordt geadviseerd in vergelijking met andere borstkankertumoren. Pathologisch onderzoek naar deze overige tumorkenmerken vindt doorgaans plaats na de operatie. Voor de praktijk zijn deze bepalingen belangrijk voor de verdere keuze van het behandelbeleid. Het kan echter zijn dat u, voorafgaand aan de operatie, eerst een behandeling met medicijnen (chemotherapie en/of doelgerichte middelen of hormoontherapie ) wordt geadviseerd. In dat geval vindt het onderzoek naar deze tumorkenmerken plaats op het eerder verkregen biopsiemateriaal. 5.11.2017 19/41 oncologie 3.5 Stadiering van borstkanker Bij borstkanker onderscheid men verschillende stadia. Het stadium geeft aan in hoeverre de borstkanker zich in het lichaam heeft verspreid. Het bepalen van het stadium is van belang voor het bepalen van de uiteindelijke behandeling. De stadiering (= het bepalen van het stadium) wordt in eerste instantie uitgevoerd na het lichamelijk en beeldvormend onderzoek. Bij het de stadiering maakt men gebruik van de zogenaamde TNM classificatie. Naast de grootte van de tumor (T) en de aangedane lymfeklieren (N) worden eventuele uitzaaiingen of metastasen (M) beoordeeld. Borstkanker wordt op basis van deze TNM classificatie als volgt ingedeeld: Stadium Stadium 0 Betekenis Dit is een voorstadium van borstkanker. De tumor is nog niet buiten de grens van één melkklier of één melkgang gegroeid. Stadium I De tumor heeft een doorsnee van minder dan twee centimeter en er zijn geen uitzaaiingen in de lymfklieren van de oksel. Stadium II De grootte van de tumor ligt tussen de twee en vijf centimeter. Er zijn eventueel uitzaaiingen naar de lymfklieren. Stadium III De tumor is groter dan vijf centimeter en er zijn uitzaaiingen naar de lymfklieren in de oksel. Dit stadium geldt ook voor tumoren die door de huid naar buiten komen, of aan de borstwand vastzitten. In beide gevallen is de kans op uitzaaiingen groot. Stadium IV De tumor is uitgezaaid naar andere plekken in het lichaam 3.6 Multidisciplinair overleg Multidisciplinair team Als alle onderzoeken zijn verricht worden de uitslagen besproken in een multidisciplinair oncologisch team. Dit team bestaat uit de oncologisch chirurg, de radiotherapeut-oncoloog, internist-oncoloog, plastisch chirurg, de radioloog, de nucleair geneeskundige, de patholoog, mammacareverpleegkundige en verpleegkundig specialist. Deze disciplines hebben zich alle gespecialiseerd in borstkanker. Zij werken nauw met elkaar samen om de zorg onderling goed op elkaar af te stemmen. Vanuit het multidisciplinaire overleg volgt een behandeladvies dat de chirurg met u zal bespreken. Soms wordt aanvullend onderzoek geadviseerd. 5.11.2017 20/41 oncologie 3.7 De behandeling van borstkanker (algemeen) Borstkanker is over het algemeen een ziekte die goed is te behandelen. De keuze van de behandeling hangt in grote lijn af van: 1. 2. 3. 4. 5. het stadium van de tumor (TNM classificatie) de tumorkenmerken (gradatie, hormoonreceptoren, HER2neu-status) de diagnose triple negatieve borstkanker uw leeftijd; uw overige gezondheidssituatie Nadat alle uitslagen van de onderzoeken bekend zijn komt u terug op de mammapolikliniek voor de uitslag. Op basis van het advies van het behandelteam, bespreekt de chirurg met u het behandelplan. U bepaalt in overleg met de chirurg uiteindelijk zelf voor welke behandeling u kiest. Chirurgie is meestal de eerste behandeling van borstkanker al dan niet gecombineerd met radiotherapie (bestraling). Soms is een aanvullende behandeling met medicijnen nodig, zoals chemotherapie, (anti) hormoontherapie of een behandeling met zgn doelgerichte middelen. Soms wordt een behandeling met bijvoorbeeld chemotherapie of hormoontherapie voorafgaand aan de operatie gegeven. We noemen dit respectievelijk neo-adjuvante chemotherapie en neo-adjuvante hormoontherapie. Neo-adjuvante therapie kan worden geadviseerd; Met als doel de tumor dusdanig te verkleinen dat een operatie alsnog mogelijk is Of omdat op basis van kenmerken van de kanker er met zekerheid een indicatie is voor een nabehandeling na de operatie. In die situatie waarbij in eerste instantie een borstsparende operatie niet mogelijk is maar wel na verkleining van de tumor door voorbehandeling. Tot slot geeft een behandeling voorafgaand aan chirurgie de tijd om een keuze te maken t.a.v. (plastische) chirurgie eventueel afhankelijk van genetica. Het doel van de operatie is om tumorweefsel uit de borst weg te halen. Dit weefsel wordt na de operatie door de patholoog onderzocht op specifieke tumorkenmerken. Daarnaast is de operatie bedoeld om informatie te krijgen over eventuele aangedane lymfeklieren. De uitkomst van de tumorkenmerken en het al dan niet aanwezig zijn van aangedane lymfeklieren zijn van invloed op de keuze van de (verdere) behandeling Bij borstkanker is niet altijd één keus de beste. In de praktijk blijkt dat het maken van een keuze niet altijd gemakkelijk is. De chirurg en de mammacareverpleegkundige kijken samen met u wat de gevolgen van de behandeling zijn voor u en uw partner of naaste. 5.11.2017 21/41 oncologie 3.8 De chirurgische behandeling van borstkanker De chirurgische behandeling van borstkanker kan via een borstsparende operatie gevolgd door radiotherapie of door het verwijderen van de hele borst. Beide behandelingen bieden gelijke kans op genezing. Er zijn een aantal factoren die bepalen voor welke operatie u in aanmerking komt: De grootte van de tumor ten opzicht van de borst De plaats (en) waar de tumor zich bevindt Erfelijke aanleg Uw conditie Indien mogelijk uw eigen voorkeur De chirurg zal deze keuze uitgebreid met u bespreken. Soms kan het zijn dat voorafgaand aan een borstsparende operatie de radioloog de afwijking moet lokaliseren omdat de chirurg de afwijking niet kan voelen. Dit gebeurt met behulp van mammografie of echografie een enkele keer met de MRI. De plek van de tumor wordt vervolgens gemarkeerd door middel van het plaatsen van één of meerdere radioactieve jodiumzaadjes. Op deze manier weet de chirurg precies de plaats waar hij moet opereren. Als deze situatie op u van toepassing is ontvangt u hierover meer informatie in een aparte folder op de afdeling beeldvormende diagnostiek. 3.8.1.Borstsparende operatie Bij een borstsparende operatie wordt de tumor inclusief een rand gezond borstweefsel in zijn geheel verwijderd. Dit om er zeker van te zijn dat er geen kwaadaardige cellen in de borst achterblijven. De plaats waar de tumor zat wordt gemarkeerd met enkele titanium clips. Een borstsparende operatie wordt altijd gevolgd door een behandeling met radiotherapie gedurende vijf of zes weken. Radiotherapie is er op gericht om de plaatselijke terugkeer van de ziekte te voorkomen. Het vanzelfsprekende voordeel van de borstsparende behandeling is dat de borst behouden blijft. De vorm en kleur van de borst zullen deels door de intensieve behandeling verandering vertonen in vergelijking met de andere borst. Na de operatie kan de borst rondom het litteken wat gevoelloos worden en door littekenvorming op termijn wat verhard aanvoelen. De kans op genezing na een borstsparende operatie met bestraling komt overeen met de kans op genezing na een borstamputatie. De borstsparende behandeling is niet aangewezen als het gezwel te groot is in verhouding tot de afmetingen van de borst. Als er meer dan één gezwel in de borst is of als er uitgebreide uitlopers van borstkankercellen zijn, dan is er een verhoogd risico dat na een borstsparende behandeling tumorweefsel achterblijft en het gezwel weer in de borst uitgroeit. De groeiwijze van de tumor is soms ook een reden om niet tot een borstsparende behandeling over te gaan. Wordt wel aan alle voorwaarden voldaan dan is de keuze van behandeling uiteindelijk aan u. 5.11.2017 22/41 oncologie Uw chirurg en de mammacareverpleegkundige staan u daar graag in bij en geven zo nodig verder advies. Oncoplastische chirurgie bij borstsparende operatie Voor uw uiterlijk is een borstsparende operatie minder ingrijpend dan wanneer de chirurg de borst verwijdert. Toch kan het zo zijn dat bij een borstsparende operatie het eindresultaat minder fraai wordt als de chirurg in verhouding een behoorlijk deel van de borst verwijderd. Om dat te voorkomen kan de plastisch chirurg helpen om de vorm van de geopereerde borst te herstellen. Dit gebeurt dan direct nadat de chirurg de tumor heeft verwijderd. Deze ingreep wordt een oncoplastische operatie genoemd. Oncoplastische chirurgie is een reconstructie van een holte in de borst na verwijderen van kanker met plastische chirurgische technieken. Oncoplastische reconstructie wordt het liefst aansluitend aan de borstsparende operatie uitgevoerd. De behandeling met radiotherapie die standaard wordt gegeven na een borstsparende operatie geeft namelijk levenslang een minder goede wondgenezing. Daarnaast gaat opereren in een bestraalde borst vaak minder goed dan in een onbestraalde borst. Zodra de chirurg het aangedane borstweefsel heeft verwijderd neemt de plastisch chirurg het over. Door het defect als gevolg van het verwijderen van de tumor slim te vullen of te sluiten blijft de borstcontour behouden. Eventueel kan hiervoor een reconstructie uitgevoerd worden met lichaamseigen vetweefsel. Soms kan na de ingreep aan de aangedane borst een corrigerende ingreep aan de nietgeopereerde borst nodig zijn. Voor meer informatie en advies over de mogelijkheden van oncoplastische chirurgie kan uw chirurg u verwijzen naar de plastisch chirurg. 5.11.2017 23/41 oncologie 3.8.2 Borstverwijdering Bij een borstverwijdering wordt de hele borstklier met huid, tepel en tepelhof en het vetweefsel verwijderd. De ribben blijven bedekt door de borstspier. Door de operatie ontstaat een vrij groot litteken. De borstwand is niet altijd glad, maar kan iets verdikt zijn. Dit zal zich na een paar maanden herstellen. De borsthuid wordt veel minder gevoelig of helemaal gevoelloos. Rond het litteken is er in het begin soms helemaal geen gevoel meer, soms trekt dit later wat bij. Het kan ook zijn dat een deel van de wond juist extra gevoelig wordt. Tijdens de operatie krijgt u soms een drain om wondvocht af te voeren uit het operatiegebied. Meestal is bestraling niet nodig. Als echter blijkt dat het gezwel mogelijk niet ruim is weggenomen, wordt is sommige gevallen toch radiotherapie geadviseerd. Wanneer u een borstverwijdering heeft ondergaan, kunt u er voor kiezen om een uitwendige borstprothese te dragen. Voordat u het ziekenhuis verlaat krijgt u dan in elk geval een tijdelijke prothese aangemeten. De mammacareverpleegkundige zal de mogelijkheden voor een definitieve prothese na de operatie met u bespreken. Borstverwijdering met reconstructie Na een borstamputatie kunt u een reconstructie van de borst overwegen. Een borstreconstructie kan (soms) tegelijkertijd plaatsvinden wanneer de borst (deels) verwijderd moet worden. Een reconstructie kan ook enkele maanden of jaren later plaats vinden. Er zijn verschillende manieren waarop de reconstructie kan worden uitgevoerd. U kunt hiervoor altijd via uw chirurg advies vragen aan de plastisch chirurg. Alhoewel na een verwijdering alle moeite wordt gedaan om een zo natuurlijk mogelijke nieuwe borst te creëren, voelt deze altijd anders aan en kan ook qua vorm afwijken van de oorspronkelijke borst. Soms is een ‘lifting’ van de andere borst nodig als deze erg afhangt. Soms is ook een borstverkleining nodig. 3.8.3. Verwijdering van lymfeklieren in de oksel Uit onderzoek blijkt dat borstkanker volgens een vast patroon het eerst uitzaait naar één of twee lymfeklieren in de oksel en vandaar uit verder kan uitzaaien. In het verleden was het gebruikelijk een borstsparende operatie of een borstamputatie te combineren met het verwijderen van alle lymfeklieren in de oksel. Achteraf bleek vaak dat de okselklieren onterecht waren verwijderd omdat ze schoon waren van tumorweefsel. Het verwijderen van alle lymfeklieren kan klachten geven zoals het ontstaan van een dikke arm door ophoping van lymfevocht. Met de zogenaamde schildwachtklierprocedure wordt tegenwoordig eerst de lymfeklier opgespoord waar het lymfevocht uit de borst het eerste passeert en die dus mogelijk tumorcellen kan bevatten. Als de schildwachtklier gevonden wordt en schoon is van tumorcellen, hoeven de andere lymfeklieren niet worden weggenomen. Dit kan ongemakken later voorkomen. Omgekeerd, als die eerste klier tumorweefsel bevat, kunnen meerdere klieren uitzaaiingen bevatten. anker reeds is uitgezaaid. In dat geval moet de oksel behandeld worden. Met een operatie kunnen de lymfklieren in de oksel worden verwijderd. Een goede 5.11.2017 24/41 oncologie andere mogelijkheid is bestraling van de oksel in plaats van okselklierdissectie in combinatie met systeembehandeling met hormoontherapie en/of chemotherapie. In de brochure “Schildwachtklier bij borstkanker” staat de procedure uitgebreid beschreven. U leest onder meer informatie over de voorbereiding en over het onderzoek zelf. Mogelijke complicaties na de operatie Geen enkele ingreep is vrij van de kans op complicaties. Een operatie voor borstkanker is lichamelijk gezien geen zware operatie. Ook mensen op hogere leeftijd kunnen de operatie veilig doorstaan. Soms ontstaat er een nabloeding waardoor opnieuw een operatie nodig is. Een enkele keer wordt de wondgenezing vertraagd door een infectie. Doordat bij het verwijderen van de okselklieren meestal de gevoelszenuwen die dwars door de oksel lopen moeten worden weggenomen, heeft u na de operatie aan de binnenkant van de bovenarm een gevoelloos gebied. Dit gebied “slaapt”. Dit “nare, dove” gevoel is blijvend. Hoewel de drain na enkele dagen wordt verwijderd kan daarna toch nog wondvochtophoping (seroomvorming) ontstaan. Met behulp van een spuit kan het vocht over het algemeen pijnloos worden weggezogen. Dikke arm: Wanneer de okselklieren worden verwijderd (okselklierdissectie) blijven er minder intacte lymfevaten over om het lymfevocht af te voeren, met name vanuit de arm. Er ontstaat extra lymfevocht als u te veel zwaar werk doet met uw arm of wanneer u aan uw arm of hand een ontsteking krijgt. Ontzie daarom uw arm en draag handschoenen bij huishoudelijk werk en bij het werken in de tuin. De kans op een hinderlijk dikke arm is vijf tot tien procent. Dat wil zeggen dat meer dan 90 % van alle vrouwen geen dikke arm heeft en normaal kan functioneren. In het “Informatieboekje oedeem ” vindt u aanvullende informatie over lymfoedeem en voorzorgsmaatregelen die u zelf kunt treffen om de kans op lymfoedeem te verkleinen Stijve arm/schouder: Door de operatie kan de schouder aan de geopereerde kant stijf lijken. Dit komt door de houding van de arm tijdens de operatie. Wij adviseren u uw arm te oefenen. Het is van belang dat u de armoefeningen die u in het ziekenhuis leert, thuis voortzet. Probeer één tot vier keer per dag te oefenen, zonder te forceren. Meestal is de functie van de arm en de schouder na enige maanden weer vrijwel normaal. 3.8.4 Weefselonderzoek door de patholoog na de operatie Na de operatie onderzoekt de patholoog het weggenomen borstweefsel en de verwijderde lymfeklieren of schildwachtklieren. Na ongeveer tien dagen na de operatie is deze zogenaamde PA-uitslag bekend. De chirurg bespreekt deze uitslag met u op de polikliniek. Voorafgaand aan uw bezoek heeft de chirurg de uitslag besproken in het multidisciplinaire overleg. Bij onderzoek van het weggenomen borstweefsel wordt gekeken naar: 5.11.2017 25/41 oncologie de grootte van de tumor of de T status, (zie ook bldz 16 ) de differentiatiegraad (Bloom-Richardson graad I-III, (bldz 16/17); de aanwezigheid van receptoren: oestrogeen-, progesteron- en Her2/Neu-receptoren, (bldz 17); de radicaliteit van de verwijderde tumor, dat wil zeggen of deze in zijn geheel is verwijderd. Bij het onderzoek van de lymfeklieren kijkt de patholoog naar de aanwezigheid van tumorcellen. Vervolg behandeling op basis van het weefselonderzoek Op grond van de PA-uitslag wordt bepaald of aanvullende behandeling nodig is. Wanneer na een borstsparende operatie de tumor niet radicaal blijkt te zijn verwijderd overlegt de chirurg met u of een vervolgoperatie noodzakelijk is. Hierbij bespreekt de chirurg met u of deze borstsparend kan worden uitgevoerd of dat toch een amputatie nodig is. Als er uitzaaiingen in de schildwachtklieren zijn gevonden kunt u samen met de chirurg kiezen voor een okselklieroperatie of bestraling van de oksel. Veelal vindt er daarna ook aanvullende systemische behandeling plaats met medicijnen. 3.9 Aanvullende behandelingen (algemeen) Een aanvullende behandeling na een borstoperatie is bedoeld om uitzaaiingen of terugkeer van de ziekte te voorkomen. Dit kan plaatselijk (lokaal) door bijvoorbeeld radiotherapie. Het kan ook zijn dat uw behandelend specialist u (daarnaast) een behandeling met medicijnen adviseert. Het gaat dan meestal om chemotherapie, en/of anti-hormonale therapie of doelgerichte middelen (bijvoorbeeld Herceptin® of Perjeta®). Dit zijn zogenaamde ‘systemische’ behandelingen met medicijnen waarbij de werking zich richt op het hele lichaam, dus niet alleen in uw borst en/of oksel zoals bij radiotherapie. 3.9.1. Radiotherapie (bestraling) Radiotherapie is de behandeling van kanker door gebruik te maken van straling. Dit is nodig om de kans op terugkeer van tumorgroei ter plaatse te verminderen. Radiotherapie is een lokale behandeling en heeft daarom meestal alleen effect in het gebied dat door de stralen wordt getroffen. Zo kan radiotherapie lokaal wat huidirritatie geven. Algemene klachten, zoals vermoeidheid of misselijkheid, kunnen eveneens voorkomen. Na borstsparende operatie Na een borstsparende operatie wordt altijd de geopereerde borst bestraald. Dit is nodig om de kans op terugkeer van de kanker ter plekke te verminderen. Afhankelijk van onder andere uw leeftijd en de tumorkenmerken wordt een zogenoemde boost gegeven. Dit is een extra dosis bestraling op de plek waar de tumor heeft gezeten. 5.11.2017 26/41 oncologie Na borstamputatie Na een borstamputatie is een behandeling met radiotherapie afhankelijk van de uitslag van de patholoog. Radiotherapie na een borstamputatie kan bijv. nodig zijn wanneer het gezwel is ingegroeid in de borstwand, maar ook als er sprake is van uitgebreide lymfeklieruitzaaiingen. Details over uw individuele behandelplan, worden met u besproken door de radiotherapeutoncoloog (bestralingsarts) bij het intakegesprek, en soms ook al voorafgaand aan de operatie of chemotherapie. Radiotherapie oksel na borstsparende operatie en borstamputatie Zowel na een borstsparende operatie als na een borstamputatie kunnen bij eventuele door weefselonderzoek gevonden uitzaaiingen naar de lymfeklieren in het oksel gebied worden nabestraald. Soms worden ook andere lymfeklierstations bestraald zoals de klieren langs het sleutelbeen als deze bij pre-operatief onderzoek verdacht waren voor eventuele uitzaaiingen. Voor een behandeling met radiotherapie kunt u naar verschillende ziekenhuizen worden doorverwezen. In deze regio zijn dat de radiotherapeutische centra in Enschede, Deventer, en Zwolle. U ontvangt in het desbetreffende radiocentrum uitgebreide informatie over deze behandeling. Meer informatie vindt u op de website: Het Radiotherapeutisch instituut Enschede; www.mstwente.nl/radiotherapie. Radiotherapiegroep Deventer; https://www.radiotherapiegroep.nl/task-menu/patient/dit-is-radiotherapie.html Radiotherapie Isala Zwolle; http://www.isala.nl/patienten/folders/5626-borst 3.9.2. Systemische therapie Borstkanker kan ook worden behandeld met medicijnen die per tablet, via een infuus of via een injectie worden gegeven. Dit zijn de zogenaamde systemische therapieën die zich over het hele lichaam verspreiden. Het doel van een systemische behandeling is om kankercellen die mogelijk naar andere organen zijn uitgezaaid te bestrijden. Voor de systemische therapie zijn drie soorten behandelingen mogelijk. 1. Chemotherapie Chemotherapie is een behandeling met medicijnen, cytostatica genaamd, die erop gericht is om het proces van celdeling stop te zetten. Alle delende cellen - dus ook normale cellen worden hierdoor getroffen. Vooral de kankercellen worden getroffen omdat deze zich relatief sneller delen en daardoor gevoeliger zijn voor de behandeling. Vooral de gewone cellen zullen zich na de chemokuur weer herstellen. Veel gebruikte middelen zijn; 5-fluoro-uracil, epirubicine, doxorubicine, cyclofosfamide, carboplatin, docetaxel en paclitaxel, in verschillende combinaties. 5.11.2017 27/41 oncologie Algemeen te verwachten bijwerkingen zijn moeheid, haaruitval (meestal voordat de tweede kuur gegeven wordt), een veranderd bloedbeeld (met name een laag aantal witte bloedcellen waardoor u snel vatbaar bent voor een infectie ), misselijkheid en braken, diarree, stomatitis (ontsteking van het mondslijmvlies) Antracyclines (epirubicine en doxorubicine) hebben invloed op de pompfunctie van het hart. Sommige middelen (taxanen; docetaxel, paclitaxel ) kunnen neuropathische klachten geven waardoor een gevoelsstoornis kan ontstaan in handen en voeten. Uitgebreide informatie over chemotherapie vindt u in een aparte patiënteninformatie map (PIM) “Chemotherapie”. 2. Doelgerichte middelen Doelgerichte middelen zijn medicijnen die de eventueel achtergebleven kankercellen op celniveau heel gericht aanvallen om daarmee hun groei te remmen. Doelgerichte middelen worden ook wel targeted therapy genoemd of biologische middelen. Een voorbeeld van doelgerichte therapie bij borstkanker zijn de monoklonale antilichamen zoals; Trastuzumab (merknaam Herceptin®) Pertuzumab (merknaam Perjeta®) Ongeveer 20% (één op de vijf) van de vrouwen met borstkanker heeft een overmaat aan bepaalde eiwitreceptoren op de tumorcellen de zgn Humane Epidermale groeifactor Receptor 2, afgekort HER2neu. Deze eiwitten zorgen er voor dat de tumorcellen veel groeiprikkels in de cel doorlaten die de tumorgroei stimuleren Monoklonale antilichamen zoals Trastuzumab (Herceptin®) kunnen die Her2neu eiwitten blokkeren. De kankercellen sterven af of herstellen zich minder goed nadat ze beschadigd zijn door chemo en/of hormoontherapie. 3. Hormonale therapie Borstkliercellen hebben de hormonen oestrogeen en progesteron nodig om te kunnen groeien. De hormonen worden voornamelijk in de eierstokken gemaakt en gedeeltelijk ook in de bijnieren en in het onderhuids vetweefsel. De hormonen hechten zich op bepaalde plaatsen van de borstkliercellen; de receptoren. Borstkankercellen hebben vaak ook deze receptoren. Als dat het geval is kunnen oestrogeen en progesteron zich hechten aan tumorcellen waardoor ze groeien. We spreken dan van een hormoongevoelige borstkanker. In dat geval kan (anti)hormonale therapie worden geadviseerd. Deze therapie richt zich op het blokkeren van de geslachtshormonen waardoor de tumorgroei wordt geremd. Er zijn verschillende manieren waarop hormonale therapie bij borstkanker kan worden toegepast: Anti-oestrogenen (bijv. Tamoxifen (merknaam Nolvadex® en Faslodex®) Anti-oestrogenen blokkeren de oestrogeenreceptoren waardoor de groei van (mogelijke) kankercellen in de groei of vermeerdering niet meer worden gestimuleerd. Aromataseremmers (bijv. Anastrozole, Letrozole en Exemestane) Na de overgang of als de eierstokken zijn verwijderd of de werking van de eierstokken is geblokkeerd worden in het vet-en spierweefsel nog oestrogenen geproduceerd. Dit gebeurt 5.11.2017 28/41 oncologie onder invloed van het enzym aromatase. Met een aromataseremmer wordt de actieve werking van dit enzym geremd of stilgelegd. Hierdoor wordt voorkomen dat onder invloed van dit enzym oestrogenen worden geproduceerd. Een LHRH-analoog. (bijv. Gosereline, Busereline en Leuproreline) Een LHRH-analoog onderdrukt de door de hypofyse aangemaakte Luteotroop hormoon (LH) en follikelstimulerend hormoon (FSH). LH en FSH stimuleren de productie van oestrogenen in de eierstokken. De te verwachten bijwerkingen van de hormoontherapieën zijn; opvliegers, droge slijmvliezen. vaginale bloedingen en een licht verhoogde kans op baarmoederkanker (1%) bij langdurig gebruik van tamoxifen (langer als 5 jaar). Het gunstige effect van tamoxifen op borstkanker is echter vele malen groter. Bij de zogenaamde aromataseremmers zoals arimidex, aromasin) staan vooral gewrichtspijnen en een lichte verlaging van de botdichtheid op de voorgrond. Uitgebreide informatie over hormoontherapie vindt u in een aparte patiënteninformatie map (PIM) “Hormoontherapie”. Wanneer komt u in aanmerking voor systemische therapie? Afhankelijk van het risico op uitzaaiingen, welke bepaald wordt door de volgende kenmerken: Leeftijd Delingsgraad van de tumor (gradatie vgls Bloom Richardson) Tumorgrootte ( T-stadium) Lymfeklierstatus (N-stadium) De hormoonreceptorstatus (het aan of afwezig zijn van de oestrogeenreceptor (ER) en de progesteron (PR)) De mate van HER2neu overexpressie Triple negatieve borstkanker; (oestrogeen-, progesteron- en HER2neu receptor negatieve borstkanker) volgt een verwijzing naar de internist-oncoloog voor het bespreken van de winst op (ziektevrije)overleving van systeemtherapie Bij de keuze van de therapie wordt naast uw lichamelijke conditie ook rekening gehouden met uw eigen wens. Na het gesprek met de internist-oncoloog zijn de volgende behandelopties mogelijk: Neoadjuvante systemische therapie Neoadjuvante systemische therapie is een aanvullende therapie die voorafgaand aan de chirurgische ingreep wordt gegeven, met als doel de tumor operabel te krijgen. De neoadjuvante systemische behandeling bij borstkanker kan bestaan uit chemotherapie of hormoontherapie. Een neoadjuvante behandeling valt te overwegen bij bijvoorbeeld een relatief grote tumor in een kleine borst waarbij de wens bestaat voor een borstsparende behandeling. Neoadjuvante therapie wordt ook vaak toegepast wanneer de tumor zo uitgebreid is dat het in eerste instantie niet mogelijk is alle tumorcellen operatief te verwijderen. Neo-adjuvante doelgerichte therapie zoals Trastuzumab (Herceptin®) en Pertuzumab (Perjeta ®) worden aan de chemotherapie toegevoegd bij een stadium II Her2neu positieve tumor. 5.11.2017 29/41 oncologie Adjuvante systemische therapie Tegenwoordig is er bij het merendeel van de patiënten met borstkanker na de lokale behandeling (operatie al dan niet gecombineerd met radiotherapie) een indicatie voor een aanvullende (adjuvante) systemische behandeling. In samenspraak met de internist-oncoloog kiest u voor chemo-, en/of hormoontherapie. De chemotherapie kan eventueel worden gecombineerd met doelgerichte middelen. Het doel van adjuvante systemische therapie is om mogelijke aanwezige maar nog niet zichtbare uitzaaiingen (zogenaamde micrometastasen) elders in het lichaam te bestrijden om de overlevingskansen te verbeteren. De behandeling met chemotherapie wordt over het algemeen poliklinisch gegeven op de dagbehandeling oncologie. Bij ongeveer 20% van de vrouwen met borstkanker is de humane epidermale groeifactorreceptor HER2/neu in overmaat aanwezig. Patiënten bij wie dit het geval is, krijgen naast de chemotherapie een jaar lang Trastuzumab (Herceptin®). Trastuzumab wordt goed verdragen en is effectief als het wordt toegevoegd aan chemotherapie. Omdat trastuzumab vooral in combinatie anthracycline bevattende chemotherapie( epirubicine en doxorubicine) een potentieel negatieve invloed heeft op de pompfunctie van het hart, wordt elke drie maanden de ejectiefractie gecontroleerd. De ejectiefractie is een percentage dat uitdrukt hoeveel bloed er bij het samentrekken van de hartspier uit de linker- of de rechterkamer wordt geperst. Als de hartfunctie tengevolge van Trastuzumab is verminderd wordt deze preventief gestaakt. De vermindering van de hartpompfunctie is tijdelijk van aard. Bij staken van het middel treedt meestal een volledig herstel op en kan deze nadien vaak weer worden herstart. Bij hormoonreceptorpositieve tumoren kan adjuvante hormoontherapie of (anti) hormonale therapie zinvol zijn. De behandeling met hormonale therapie wordt soms als enige adjuvante systemische behandeling gegeven na de operatie, maar kan ook gegeven worden nadat u chemotherapie en/of radiotherapie heeft gehad. Volgens de op dit moment geldende landelijke richtlijn wordt aan vrouwen die nog niet in de overgang zijn (premenopauzaal) één van de volgende aanvullende behandelingen gegeven: Vijf jaar tamoxifen, bij hoog risico mammacarcinoom eventueel 10 jaar De combinatie van vijf jaar tamoxifen met uitschakeling van de eierstokfunctie met een LHRH agonist2 (bijv. Leuproreline, Gosereline) gedurende twee tot vijf jaar, men name bij vrouwen onder de 40 bij wie, ondanks chemotherapie, de eierstokfunctie en dus de productie van oestrogenen terugkomt. Voor vrouwen die in de overgang (postmenopauzaal) zijn wordt één van de volgende aanvullende behandelingen gekozen. Twee tot drie jaar tamoxifen gevolgd door drie tot vijf jaar een aromataseremmer 2 LHRH antagonisten zijn medicijnen die ervoor zorgen dat de hypofyse (klier in de hersenen) géén signaleren meer krijgt om de hormonen aan te maken die vervolgens de eierstokken zouden moeten stimuleren tot de aanmaak van oestrogenen. Uitgebreide informatie over de werking van LHRH antagonisten leest u in de PIM “Hormoontherapie”. 5.11.2017 30/41 oncologie Vijf jaar een aromataseremmer Momenteel lopen er veel studies om te kijken of langer doorbehandelen aanvullende winst biedt 3.9.2.Mammaprint Bij een beperkte groep patiënten met hormoongevoelig mammacarcinoom bij wie geen uitzaaiingen zijn gevonden in de lymfeklieren kan de mammaprint worden ingezet. De MammaPrint® is een gen-expressie test, waarmee nauwkeurig het gedrag van de cellen in de tumor in kaart gebracht wordt. De test laat zien hoe agressief de borsttumor is. Op deze manier kan een voorspelling gedaan worden over het risico of er in de toekomst uitzaaiingen ontstaan in de op andere plaatsen in uw lichaam. Met behulp van de MammaPrint® kan de internist-oncoloog beter bepalen of naast de (anti) hormoontherapie chemotherapie van toegevoegde waarde lijkt te zijn. Voor de Mammaprint test wordt een stukje weefsel van de tumor vanuit het pathologielab in Hengelo opgestuurd naar het laboratorium van Agendia in Amsterdam. De meeste zorgverzekeraars vergoeden de MammaPrint® test. Met de internist-oncoloog kunt u bespreken of het in uw situatie zinvol is om gebruik te maken van deze test. 3.10 Klinisch wetenschappelijk onderzoek De behandeling van borstkanker heeft met name de laatste 10 jaar veel vooruitgang geboekt. Deze vooruitgang is het resultaat van voortdurend zoeken naar nieuwe en betere behandelingen. Dit gebeurt wereldwijd door middel van wetenschappelijk onderzoek bij patiënten (ook wel klinische studies genoemd). Klinische studies zijn onderzoeken waarin naar antwoord op wetenschappelijke vragen wordt gezocht en waarin naar betere manieren wordt gezocht om ziekten te behandelen. ZGT neemt deel aan meerdere nationale en internationale klinisch wetenschappelijke studies bij borstkanker. Indien u geschikt bent voor een dergelijk onderzoek zal de specialist (en de verpleegkundige) u vragen hieraan deel te nemen. Pas na uitgebreide voorlichting, zowel mondeling als schriftelijk krijgt u alle ruimte om daarin toe te stemmen of te weigeren. Op de website van ZGT kunt u een actueel aanbod vinden van studies waar ZGT op dit gebied aan deelneemt; 3.11 Erfelijkheid Bij 5-10% van de mensen met borstkanker (of eierstokkanker) is er sprake van een erfelijke vorm. Aanwijzingen voor een erfelijke vorm van borstkanker op jonge leeftijd (ruim voor het 50e jaar) zijn; 5.11.2017 31/41 oncologie Borstkanker bij een man of meerdere personen in meerdere generaties. Dubbelzijdige borstkanker en/of meerdere tumoren in één borst en eierstokkanker in de familie. Uw medisch specialist kan beoordelen of verwijzing voor erfelijkheidsadvies voor u aangewezen is. Na verwijzing naar de afdeling klinisch genetica heeft u een informatief gesprek met een klinisch geneticus (erfelijkheidsarts). De klinisch geneticus beoordeelt aan de hand van uw medische gegevens en familiegeschiedenis of er reden is voor DNA onderzoek (bloedonderzoek) naar een erfelijke vorm van borstkanker. Verder wordt beoordeeld of er reden is voor borstcontroles buiten het bevolkingsonderzoek en zo ja, voor welke familieleden deze adviezen gelden. Indien er een indicatie voor een DNA onderzoek is, bepaalt u uiteindelijk zelf of u ook DNA onderzoek wenst. De klinisch geneticus zal met u de consequenties en de voor- en nadelen van DNA onderzoek bespreken. Meer informatie kunt u vinden op; https://www.radboudumc.nl/Zorg/Afdelingen/Genetica/KlinischeGenetica/Pages/Erfelijkheidsbo rstkankereneierstokkanker.aspx 3.12 Second opinion U kunt u om een second opinion vragen, een tweede mening, bijvoorbeeld wanneer u twijfelt aan de diagnose of de voorgestelde behandeling. Met een tweede mening wordt het oordeel of advies bedoeld van een andere deskundige dan uw eigen zorgverlener. Deze geeft op uw verzoek alleen zijn mening en neemt de behandeling niet over. Informeer bij uw zorgverzekeraar of de second opinion wordt vergoed. 5.11.2017 32/41 oncologie 4.0 Psychosociale begeleiding Als u te horen krijgt dat u kanker heeft, roept dit waarschijnlijk veel vragen en emoties op. Zowel voor uzelf, als voor uw naasten, is het een spannende tijd. Zo kunnen er vragen zijn over het omgaan met een veranderde situatie en kan dit in emotioneel opzicht gevolgen hebben op uw dagelijks functioneren. De medewerkers van het behandelteam ondersteunen u zoveel mogelijk. Op deze pagina leest u wat u op de verschillende momenten van hen mag verwachten. Psychosociale begeleiding op maat Omdat ieder mens verschillend is, is het goed om de psychosociale begeleiding op u persoonlijk te laten aansluiten. Door gesprekken met u en uw naasten proberen de medewerkers duidelijk te krijgen waar uw vragen en behoeften op dat moment liggen. Zij stellen het zeer op prijs als u aangeeft waar u behoefte aan heeft. Ook de lastmeter kan hierin behulpzaam zijn. De mammacareverpleegkundige zal u op bepaalde momenten vragen de lastmeter in te vullen. De lastmeter is een vragenlijst die in kaart brengt of u klachten ervaart en op welk gebied deze klachten zich voordoen. Afhankelijk van de uitkomst kunt u advies krijgen voor ondersteuning door andere zorgverleners bijvoorbeeld een medisch maatschappelijk werker, geestelijke verzorger en/of een klinisch psycholoog. Ook zou een revalidatieprogramma hulp of ondersteuning kunnen bieden. Een eventuele doorverwijzing vindt altijd in overleg met u plaats. Begeleiding tijdens de fase van onderzoek en behandeling Tijdens deze fase hebben de meeste patiënten en hun partner of naasten behoefte aan voorlichting en advies op maat. Omdat er keuzes zijn in de behandelingsmogelijkheden is het belangrijk dat u weet welke keuzes er zijn, hoe bij deze keuzes de genezingskans is, wat de kans is op uitzaaiingen en wat de mogelijke bijwerkingen en gevolgen van de behandelingen. De chirurg bespreekt alle opties met u en uw partner of naasten zodat u een weloverwogen keuze kunt maken. De mammacareverpleegkundige bespreekt de gegeven informatie met u na, geeft eventueel aanvullende informatie en geeft voorlichting en advies over psychosociale begeleiding. Na de behandeling In de periode na de behandeling is er vaak behoefte aan informatie over de manier van omgaan met de gevolgen van de behandeling en de terugkeer naar het normale leven. Meer hierover leest u in het volgende hoofdstuk. 5.11.2017 33/41 oncologie 5.0 Herstel na de behandeling Het is belangrijk dat u uzelf een aantal weken de tijd geeft om te herstellen. Eenmaal thuis in uw eigen omgeving komen vaak opnieuw emoties los. De mammacareverpleegkundige van de polikliniek chirurgie of verpleegkundig specialist van de interne oncologie zullen tijdens uw bezoek op de polikliniek zowel het lichamelijk als geestelijk herstel met u bespreken. Aarzelt u niet uw vragen of gevoelens hierover met haar te bespreken. De mammacareverpleegkundige of verpleegkundig specialist oncologie zijn hiervoor ook telefonisch bereikbaar (zie voor telefoonnummers hoofdstuk 3). Omgaan met de veranderende situatie Zowel de ziekte als de behandeling die u ondergaat, kunnen veel stress en spanning veroorzaken. Dit vraagt vaak veel van u, terwijl uw weerbaarheid juist minder is. Ook kan ziekte en behandeling veel gevolgen hebben voor uw dagelijks leven. Bijvoorbeeld in de omgang met anderen (partner, familie, vrienden), bij het vinden of hervatten van werk en/of huishouden en het weer doen van activiteiten die altijd belangrijk voor u waren. Bekijk goed welke werkzaamheden u thuis aan kunt en in welk tempo. Probeer balans te vinden tussen activiteit en rust. Het kan zijn dat extra hulp thuis noodzakelijk is. Misschien kunt u dat in eigen familie- of vriendenkring regelen. Zo niet, dan kunt u in overleg met uw huisarts of met de mammacareverpleegkundig de eventuele mogelijkheden van thuiszorg bespreken. Vaak zijn er door de ziekte en/of de behandeling uiterlijke veranderingen opgetreden. Hierdoor kunt u zich onzeker voelen of andere problemen ervaren. Het kan moeilijk zijn om met de veranderde situatie om te gaan en hierin een nieuwe weg te vinden. Soms roept het gevoelens op waarin u uzelf niet meer herkent. U kunt het gevoel hebben dat alles u overspoelt en dat u weinig greep meer op uw eigen situatie heeft. Ook kunnen er klachten ontstaan zoals slapeloosheid, vermoeidheid, concentratiestoornissen, lusteloosheid of onrust. Wanneer dit zo is, is het verstandig extra begeleiding te zoeken om te voorkomen dat u in een vicieuze cirkel terecht komt. De mammacareverpleegkundige kan zorgen voor een verwijzing als u dat wilt. Controleschema op de Mammapoli Als u bij ons voor het eerst op de mammapoli komt wordt u gezien door één van de mammachirurgen of de mammadokter. Mammachirurgen: Dr. K.M.J. Thijssens H.J. Heijmans Mw. D.M. de Leeuw Mw. M. Jagers op Akkerhuis Mammadokters: M. van der Heide – Pol E. Dokter 5.11.2017 34/41 oncologie Als blijkt dat u een operatie moet ondergaan wordt u bij de verdere bezoeken voor de operatie gezien door een mammachirurg. We proberen dit zoveel mogelijk bij 1 vaste mammachirurg te plannen. Na de operatie komt u terug voor de uitslag en controle, u wordt dan gezien door de mammachirurg die u geopereerd heeft. Drie maanden na de operatie wordt u gezien door de mammacare-verpleegkundige. Zij bespreekt met u de lastmeter en zij leggen de volgende controles aan u uit. Zes maanden na de operatie wordt u gezien door de mammadokter of door de verpleegkundige specialist. Mevr. Meen is een verpleegkundig specialist die speciaal is opgeleid om deze controles uit te voeren. Zowel de verpleegkundig specialist als de mammadokter zien patiënten 6 maanden na de operatie en vanaf de controle 2 jaar na de operatie. Eén jaar na de operatie wordt u gezien door de mammachirurg (de mammachirurg die u ook geopereerd heeft) en daarbij wordt er ook een mammografie gemaakt, indien dit mogelijk is. Vanaf de 2e jaar controle wordt u gezien door de mammadokter of door de verpleegkundig specialist, de controle zal dan plaats vinden bij de verpleegkundig specialist of mammadokter die u ook heeft bezocht bij de controle 6 maanden na de operatie. De controles vinden in principe gedurende 5 jaar plaats volgens de huidige richtlijnen. 5.11.2017 35/41 oncologie 6.0 Oncologische revalidatie Veel patiënten met kanker kampen tijdens en na de behandeling met klachten zoals vermoeidheid, conditieverlies, pijn, emotionele instabiliteit en depressie. Revalidatie kan een groot deel van de (ex-) kankerpatiënten helpen om de gevolgen van ziekte en behandelingen boven te komen. In recente Nederlandse studies is aangetoond dat kankerpatiënten met revalidatie een betere kwaliteit van leven hebben dan patiënten die niet revalideren. Afhankelijk van uw situatie en hulpvraag zijn allerlei therapiecombinaties mogelijk, onder meer: Training onder begeleiding van een fysiotherapeut. Zo verbetert u uw conditie en spierkracht. Een trainingsprogramma is vaak een combinatie van kracht en conditietraining. Soms aangevuld met sport en spel. Praten met een psycholoog of maatschappelijk werker is soms een mogelijkheid. Als u psychisch meer weerstand opbouwt, kunt u het dagelijks leven beter aan. Ook als u heel erg vermoeid blijft helpen zij u verder. Een bezoek aan een diëtiste die u voedingstips geeft om weer op krachten te komen. Voor bovenbeschreven therapieën kunt u binnen het ziekenhuis terecht. Als er sprake is van meervoudige en/of complexe problematiek dan is behandeling onder begeleiding van een revalidatie-arts nodig. U kunt zowel zelfstandig als in een groep revalideren. Revalideren is mogelijk tijdens de behandeling en daarna. Ook als u niet meer kunt genezen heeft revalidatie zin. Revalidatie is erop gericht klachten tijdens de verschillende fasen van het ziekteproces te voorkomen of te verminderen.In het programma wordt gewerkt aan het opnieuw vertrouwd raken met het eigen lichaam, het ontdekken van bewegingsmogelijkheden, (arbeids)reintegratiemogelijkheden en het verwerken van het ziekteproces, onder andere door lotgenotencontact. Afhankelijk van uw situatie kunt u te maken krijgen met een revalidatiearts, fysiotherapeut, ergotherapeut, psycholoog, maatschappelijk werker en logopedist. In geval van chemotherapie worden patiënten 3 maanden na de laatste chemokuur door de verpleegkundig specialist gezien. Deze zal samen met de patiënt kijken in welke vorm en mate oncologische revalidatie is geïndiceerd. Bespreek met uw arts of oncologieverpleegkundige waar u last van heeft en welke ondersteuning u wilt. Ze geven u advies en kunnen u verwijzen naar een zorgverlener of revalidatieprogramma. Meer informatie ZGT ziekenhuislocatie Almelo: Afdeling fysiotherapie: telefoon 088 708 3210 ZGT ziekenhuislocatie Hengelo: Afdeling fysiotherapie: telefoon 088 708 5200 www.zgt.nl/oncologischerevalidatie 5.11.2017 36/41 oncologie 7.0 Uiterlijke verzorging en kanker Workshops uiterlijke verzorging in ZGT; “Look good feel better” Om patiënten met kanker beter te verzorgen, organiseert ZGT 6 keer per jaar op locatie in Hengelo of Almelo (telkens routerend) workshops uiterlijke verzorging. Het ziekenhuis doet dit in samenwerking met Stichting Look Good…Feel Better. Tijdens deze workshops krijgen deelnemers tips en adviezen over de verzorging van het uiterlijk en gaan zij zelf aan de slag met huidverzorging en make-up. Deze workshops worden gesponsord door de Stichting Roparun. Roparun is een organisatie die door het organiseren van sportieve activiteiten geld inzamelt voor de zorg van mensen met kanker. Een goed verzorgd uiterlijk geeft meer zelfvertrouwen. Dit geldt voor gezonde mensen, maar zeker ook voor mensen die er door ziekte of behandeling soms minder goed uitzien. Kanker en de behandelingen daarvan hebben vaak grote gevolgen voor het uiterlijk. Veel mensen verliezen hun haar of krijgen te maken met huid- en nagelproblemen. Hoewel dit vaak tijdelijke verschijnselen zijn, is extra aandacht en zorg voor deze veranderingen belangrijk voor het welzijn van de patiënt. De workshops ‘Look Good…Feel Better’ helpen patiënten de uiterlijke gevolgen van bijvoorbeeld chemotherapie en bestraling te verminderen. Bij de workshop zijn speciaal getrainde schoonheidsspecialisten, visagisten en een kapper/haarwerker aanwezig. Tijdens de twee uur durende bijeenkomsten kan men in een ontspannen sfeer vragen stellen over het veranderende uiterlijk om vervolgens zelf aan de slag te gaan met de door de cosmeticabranche ter beschikking gestelde producten. De Stichting Look Good…Feel Better organiseert de workshops door het hele land. Momenteel zijn acht organisaties direct verbonden aan de Stichting. Het betreft organisaties op het gebied van kanker, uiterlijke verzorging en de brancheorganisatie van fabrikanten en importeurs van cosmetica. Mensen met kanker die onder behandeling zijn in ZGT kunnen kosteloos deelnemen aan de workshop. Voor informatie en inschrijving kunt u contact opnemen met ZGT via Ingrid Pasman, coördinerend oncologieverpleegkundige: [email protected]. Voor aanvullende informatie kunt u ook terecht op www.lookgoodfeelbetter.nl. ZGT Helon Huid- en Laserkliniek Oost Nederland Helon, Huid en Laserkliniek Oost Nederland biedt een compleet scala aan behandelingen voor bijna elke vorm van huidproblematiek. Denk hierbij bijvoorbeeld aan ontharingsbehandelingen voor gezicht of lichaam, littekenmassage, oedeemtherapie, huidverjonging/huidverbetering, medische tatoeage (dermatografie) bij bijvoorbeeld het geheel of gedeeltelijk ontbreken van de wenkbrauwen als gevolg van een chemotherapiebehandeling of bij het inkleuren van de tepelhof na een borstreconstructie bij borstkankerpatiënten. Alle behandelingen worden uitgevoerd onder medische supervisie van dermatologen en BIG geregistreerde huidtherapeuten. Hierdoor voldoet ZGT Helon aan de voorwaarden van veel zorgverzekeraars om voor eventuele vergoeding in aanmerking te komen. Meer informatie vindt u op de website www.helon.nl 5.11.2017 37/41 oncologie Contactgegevens ZGT Helon: Geerdinksweg 139-53 7555 DL Hengelo Telefoonnummer: 088 708 49 90 Caroline Cosmetics Caroline Cosmetics geeft op een positieve manier praktische informatie en advies over uiterlijke verzorging bij kanker. Tevens kan zij u adviezen geven over de juiste kleren en kleuren die uw natuurlijke uitstraling versterken. Contactgegevens: Caroline Budel Kettingbrugweg 6 7552 CW Hengelo Telefoonnummers: 074 250 19 50 of 06 21 89 44 06 5.11.2017 38/41 oncologie 8.0 Brochures en extra informatie Er zijn in Nederland verschillende organisaties die u kunnen informeren over borstkanker en alles daaromheen. Zij geven bijvoorbeeld brochures uit over uiteenlopende onderwerpen rondom kanker. Enkele voorbeelden zijn: Kanker in de familie, Als u als vader of moeder kanker heeft, Leven met kanker, Seksualiteit en vruchtbaarheid etc. Ook kunnen zij u informeren als u graag in contact wilt komen met lotgenoten. Als u over deze (of andere) zaken informatie wilt, dan kunt u zich wenden tot: Borstkanker Vereniging Nederland Lotgenoten telefoon: (030) 291 72 20 website: www.borstkankervereniging.nl Onderdeel van de Borstkanker Vereniging Nederland is het Contact Jonge Vrouwen met borstkanker, speciaal voor vrouwen tot 45 jaar. Voorlichtingscentrum Nederlandse Kankerbestrijding (KWF) gratis hulp + informatielijn (0800) 022 66 22 24 uur per dag voor bestellen brochures: www.kankerbestrijding.nl op werkdagen van 10.00 – 12.30 uur en van 13.30 – 16.00 uur voor gesprek met een voorlichter De Amazones De Amazones is een site voor jonge vrouwen die borstkanker hebben (gehad). Naast lotgenoten zijn ook andere betrokkenen en geïnteresseerden actief op deze site. http://www.de-amazones.nl/ Helen Dowling Instituut Het Helen Dowling Instituut helpt u en uw naasten omgaan met emoties en angsten naar aanleiding van de diagnose kanker. Zij bieden professionele hulp in de vorm van individuele gesprekken en groepsgesprekken. http://www.hdi.nl Leven met Kanker Bij de Stichting “Leven met kanker”, voorheen de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenverenigingen (NFK)’, kunt u informatie krijgen over patiëntenorganisaties voor mensen met een bepaalde soortkanker. telefoon: (030) 291 60 91 ( ma t/m vrij van 10.00 uur tot 13.00 uur) internet: https://www.kanker.nl/organisaties/levenmetkanker-beweging e-mail:[email protected] 5.11.2017 39/41 oncologie Informatie voor kinderen Om (klein)kinderen uit te leggen wat kanker precies is heeft het KWF allerlei informatie. Daarnaast zijn er ook internetsites voor kinderen zoals www.kankerspoken.nl. Boekjes speciaal voor kinderen zijn: Chemo Kasper ( ISBN 90 75281161) Radio Robbie (ISBN 90 75281226) Deze zijn te bestellen bij de Vereniging ‘Ouders, Kinderen en Kanker’: www.vokk.nl Zorgverlening Als u een zorgvraag heeft of wanneer uw zorgvraag veranderd is, dient u contact op te nemen met het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) bij u in de buurt. U doet er verstandig aan om bij uw ziektekostenverzekering te informeren bij welke thuiszorgorganisatie u uw zorg kunt aanvragen. Vervoersvergoeding Om te weten of u voor een vervoersvergoeding in aanmerking komt, kunt U contact opnemen met uw ziektekostenverzekeraar. Werk en kanker Zodra u de de diagnose borstkanker krijgt wordt alles anders. Het is niet voor iedereen mogelijk om door te werken tijdens de behandelingen en weer te gaan werken als de behandelingen achter de rug zijn. Voor een kleine groep mensen, is het om welke reden dan ook, erg moeilijk om de draad weer op te pakken. Om aan het werk te komen zijn er tegenwoordig meerdere instanties die u daarbij kunnen helpen Op de website van de borstkankervereniging; http://www.borstkanker.nl/tips_reintegratie_na_borstkanker vindt u hierover meer informatie 5.11.2017 40/41 oncologie 9.0 Ruimte voor eigen aantekeningen 5.11.2017 41/41