Patiënten Informatie Map (PIM)

advertisement
oncologie
Patiënten Informatie Map (PIM)
Borstkanker
Deze Patiënten Informatie Map is eigendom van:
Naam: _________________________________
De vinder van deze map wordt dringend verzocht contact op te nemen met de
mammapolikliniek van ZGT (Tel. 088 708 52 32)
5.11.2017
1/41
oncologie
Inhoudsopgave
1.0 Inleiding ................................................................................................................. 3
2.0 Namen en telefoonnummers ...................................................................................... 5
3.0 Informatie over borstkanker en de behandeling ........................................................... 9
3.1 De borst ............................................................................................................... 9
3.2 Het ontstaan van een tumor ................................................................................. 10
3.3 Borstkanker ........................................................................................................ 11
3.4 Het stellen van de diagnose .................................................................................. 15
3.5 Stadiering van borstkanker................................................................................... 20
3.6 Multidisciplinair overleg ........................................................................................ 20
3.7 De behandeling van borstkanker (algemeen) .......................................................... 21
3.8 De chirurgische behandeling van borstkanker ......................................................... 22
3.8.1.Borstsparende operatie .................................................................................. 22
3.8.2 Borstverwijdering .......................................................................................... 24
3.8.3. Verwijdering van lymfeklieren in de oksel ........................................................ 24
3.8.4 Weefselonderzoek door de patholoog na de operatie .......................................... 25
3.9 Aanvullende behandelingen (algemeen) ................................................................. 26
3.9.1. Radiotherapie (bestraling) ............................................................................. 26
3.9.2. Systemische therapie .................................................................................... 27
3.9.2.Mammaprint ................................................................................................. 31
3.10 Klinisch wetenschappelijk onderzoek .................................................................... 31
3.11 Erfelijkheid ....................................................................................................... 31
3.12 Second opinion ................................................................................................. 32
4.0 Psychosociale begeleiding ....................................................................................... 33
5.0 Herstel na de behandeling ....................................................................................... 34
6.0 Oncologische revalidatie ......................................................................................... 36
7.0 Uiterlijke verzorging en kanker ................................................................................ 37
8.0 Brochures en extra informatie ................................................................................. 39
9.0 Ruimte voor eigen aantekeningen ............................................................................ 41
5.11.2017
2/41
oncologie
1.0 Inleiding
De mammachirurg heeft bij u een kwaadaardige borsttumor vastgesteld. Bij het horen van
deze diagnose komt er veel op u af. Informatie is daarbij belangrijk om de ziekte te kunnen
begrijpen en om in samenspraak met uw specialist keuzes te kunnen maken over de
behandeling. Ervaring leert namelijk dat patiënten graag zelf de regie willen houden, mee
willen beslissen wat er met hen gebeurt.
Bij borstkanker is niet altijd één keuze de beste. De leden van het behandelteam van de ZGT
Borstkliniek Oost-Nederland (BON) zullen u met hun deskundigheid ondersteunen bij uw
besluitvorming. De mondelinge informatie die u daarbij van het team ontvangt kunt u in deze
patiënten-informatiemap (PIM) thuis op uw gemak nog eens rustig nalezen.
In Nederland wordt jaarlijks bij ruim 14.000 vrouwen de diagnose borstkanker vastgesteld en
bij ongeveer 2.000 een voorstadium van borstkanker.
Borstkanker is de meest voorkomende vorm van kanker in de westerse wereld. In Nederland
krijgt 1 op de 7 à 8 vrouwen krijgt het ooit in haar leven. Met name vanaf de leeftijd van 35
jaar stijgt het aantal vrouwen dat getroffen wordt snel. De piek ligt bij vrouwen boven 50 jaar.
Dankzij de betere behandeling en vroege opsporing door middel van het bevolkingsonderzoek
is de prognose voor patiënten met borstkanker verbeterd.
Borstkanker komt ook, zij het zelden, bij mannen voor. Dit percentage betreft minder dan 1%
van alle borstkankers. Hoewel de informatie in deze PIM in eerste instantie is gericht op de
vrouwelijke patiëntengroep kan deze informatie ook gelezen worden door mannen.
Als de diagnose borstkanker is gesteld is aanvullend onderzoek nodig om de ziekte te
stadiëren. Stadiëren is het zo goed mogelijk bepalen van de uitgebreidheid van de ziekte om
het beste behandelplan vast te stellen.
Om vast te stellen wat voor u de beste behandeling is spelen verschillende factoren een rol
zoals de grootte van de tumor en de mate van de agressiviteit, uw leeftijd etc.
Tijdens het mammateamoverleg wordt een behandeladvies opgesteld dat door uw chirurg met
u wordt besproken.
De behandeling is vaak een combinatie van lokale therapie gericht op de tumor, zoals operatie
en radiotherapie, met systemische therapie, zoals chemotherapie, hormoontherapie en
doelgerichte of immunotherapie.
De voor- en nadelen van de verschillende behandelopties komen in deze PIM uitgebreid aan de
orde. Dit kan u helpen om in samenspraak met uw behandelend specialist een weloverwogen
keuze te maken.
Tijdens het diagnostische en operatieve traject is de chirurg uw hoofdbehandelaar. Dat wil
zeggen dat hij of zij de regie voert over het medisch traject dat u doorloopt. Het is mogelijk
dat de chirurg u daarbij voor een behandeling verwijst naar de internist-oncoloog en/of de
5.11.2017
3/41
oncologie
radiotherapeut. De internist-oncoloog neemt voor de duur van de chemotherapie het hoofdbehandelaarschap van de chirurg over. Als dit in uw geval van toepassing is, zal de chirurg dit
met u bespreken. De radiotherapeut is in alle gevallen uw medebehandelaar. Dat wil zeggen
dat hij/zij alleen uw aanspreekpunt is bij eventuele klachten die kunnen ontstaan ten gevolge
van de radiotherapeutische behandeling. Voor andere klachten neemt u contact op met de
chirurg.
Behalve informatie over de diagnose en de behandeling besteden wij in deze PIM aandacht aan
informatie over herstel, mogelijkheden voor oncologische revalidatie en uiterlijke verzorging bij
kanker.
Tot slot, wanneer er iets niet duidelijk is, wanneer u ergens over twijfelt of wanneer u vragen
heeft, dan kunt u altijd terecht bij de behandelend specialist, (mammacare) verpleegkundige
of verpleegkundig specialist. Wanneer er zaken zijn die niet voldoen aan uw verwachtingen en
die naar uw idee anders of beter zouden kunnen, meldt dit dan s.v.p. aan ons. Uw suggesties
en opmerkingen bieden ons de mogelijkheid om de zorg nog beter af te stemmen op de
wensen en behoeften van onze borstkankerpatiënten.
5.11.2017
4/41
oncologie
2.0 Namen en telefoonnummers
In het ZGT Mammateam zijn verschillende zorgverleners betrokken bij de zorg voor vrouwen
met borstkanker.
Mammachirurgen
H.J. Heijmans
Mw. M. Jagers op Akkerhuis
Mw. D.M. de Leeuw
Mw. Dr. K.M.J. Thijssens
Telefoonnummer 088 708 5232
Mammadokters
Mw. M. van der Heide-Pol
Mw. E. Dokter
Op de mammapoli werken chirurgen en artsen mammazorg. Zij zijn gespecialiseerd in het
onderzoek en de behandeling van borstafwijkingen. De mammapolikliniek bevindt zich op
locatie Hengelo en is van maandag tot en met vrijdag bereikbaar van 9.00 tot 16.00 uur.
Mammacareverpleegkundigen
Mw. B. Annink
Mw. T. Boomkamp
Mw. E. Dubbink
Mw. C. Heerikhuizen
Mw. A. Scholten
Mw. S. Zweekhorst
Telefoonnummer 088 708 5259
De mammacareverpleegkundige is een algemeen verpleegkundige die de vervolgopleiding
mammacare heeft gevolgd. Haar taak is het begeleiden van vrouwen en mannen met een
borstafwijking gedurende het gehele poliklinische en klinische traject van onderzoek,
behandeling en nazorg. De mammacareverpleegkundige werkt samen met alle betrokken
specialisten. Spreekuren worden samen met de chirurg gedaan maar ook zelfstandig.
Verpleegkundig specialist mammacare
Mw. I. Meen
Telefoonnummer 088 708 5232
De verpleegkundig specialist mammacare is een verpleegkundige die bevoegd is om taken
over te nemen van de chirurg betreffende borstkanker en borstproblematiek. Tijdens het
onderzoek en behandeltraject kunt u ook gezien worden door de verpleegkundig specialist
mammacare Op de mammapolikliniek ziet de verpleegkundig specialist zowel patiënten met
een goedaardige afwijking als patiënten die behandeld zijn voor borstkanker.
Bereikbaarheid buiten kantooruren
Verpleegafdeling A1 ZGT Hengelo
Telefoonnummer 088 708 5540
U kunt uw vraag ook per e-mail stellen: [email protected]
5.11.2017
5/41
oncologie
Internist-oncologen ZGT Almelo
Dr. R. Hoekstra
Mw. Dr. I.M. Oving
Telefoonnummer 088 708 3170
Internist-oncologen ZGT Hengelo
Dr. C.J.H. Gerrits
Mw. Dr. E.J.M. Siemerink
Telefoonnummer 088 708 5330
De internist-oncoloog is een internist die zich gespecialiseerd heeft in de behandeling van
kanker met medicijnen. Met de internist-oncoloog krijgt u te maken wanneer een systemische
therapie zoals chemotherapie, hormoontherapie of immunotherapie zinvol is. Deze therapie
wordt onder zijn of haar leiding uitgevoerd. Tijdens de chemotherapie is de internist-oncoloog
uw hoofdbehandelaar. Voor deze behandeling kunt u zowel op locatie ZGT Almelo als op locatie
ZGT Hengelo terecht.
Verpleegkundig specialisten oncologie
Mw. E. Postel
Mw. B. Dwars (verpleegkundig specialist i.o.)
Telefoonnummer 088 708 4102
De verpleegkundig specialist oncologie is een verpleegkundige die bevoegd is om bepaalde
taken over te nemen van de internist-oncoloog. Tijdens het behandeltraject kunt u ook gezien
worden door de verpleegkundig specialist oncologie.
Radiotherapeuten MST
A. Bhawanie
Mw. J.A.W.F. Dortmans
Mw. A. Jonkman
Mw. E.M. Hendriksen
Mw. E. Koiter
Telefoonnummer 053 487 2750
Een radiotherapeut is een medisch specialist die patiënten met ioniserende straling behandelt.
U wordt door de chirurg naar de radiotherapeut verwezen als u in aanmerking komt voor deze
therapie. Een behandeling met radiotherapie vindt plaats in het Medisch Spectrum Twente in
Enschede.
Mammaradiologen
R.L.J.H. Bourez
W.L. van der Burg
C.M. Stassen
Mw. M.L. Schimmelpenninck
Dr. J. Veltman
Dr. P.J.W. Wensing
Telefoonnummer 088 708 3655
Een radioloog is een medisch specialist die zich bezig houdt met het vaststellen van een
diagnose, de aard en de locatie van een ziekte door middel van röntgenstraling, (röntgenfoto
zoals een mammografie of CT scan), geluidsgolven (echografie) of magnetische velden (MRI).
5.11.2017
6/41
oncologie
In geval van mammadiagnostiek verricht de radioloog tevens puncties voor het verkrijgen van
weefselbiopten voor verder onderzoek. Binnen de radiologie bestaan er subspecialisaties. Zo
houden boven genoemde radiologen zich in ZGT bezig met de mammadiagnostiek. Zij maken
hierbij gebruik van de modernste apparatuur.
Nucleair geneeskundigen
Dr. A. Agool
N.R.L. Wagenaar
Telefoonnummer 088 708 5670
Een nucleaire geneeskundige is een medisch specialist die zich bezig houdt met diagnostische
en therapeutische toepassingen van radiofarmaca, dit zijn radioactief gekenmerkte stoffen.
Bij de diagnostiek maakt de nucleair geneeskundige gebruik van het feit dat ziek weefsel meer
radioactieve stof opneemt dan gezond weefsel. Ook kan de specifieke locatie van bv een
schildwachtklier worden bepaald. De opgenomen radioactieve deeltjes zenden straling uit, die
door een speciale camera worden opgevangen. De straling wordt zo vertaald in beelden die
vervolgens door de nucleair geneeskundige worden beoordeeld.
Bij de mammadiagnostiek is de nucleair geneeskundige betrokken bij het
schildwachtklieronderzoek en in geval er een PET-scan moet worden verricht.
Een nucleair onderzoek is een veilige manier van onderzoek. Er wordt een zo laag mogelijke
dosering radioactieve stof gebruikt die niet schadelijk is.
Pathologen
Mw. Dr. M. Brinkhuis
Mw. A. Krukkert
H. Peters
Mw. Dr. S. Riemersma
Mw. Dr. M. Tebar
R. Vink
Telefoonnummer 088 537 4570
De patholoog is een medisch specialist die zich bezig houdt met het ontstaan en verloop van
ziekten. De patholoog onderzoekt weefselstukjes (histologie) en celvocht (cytologie) met
behulp van een lichtmicroscoop, stelt de diagnose en koppelt deze terug aan de behandelend
specialist. Naast het vaststellen van aard en oorzaak van de ziekte, wordt de patholoog ook
betrokken bij het behandelingsplan van patiënten. Alle pathologen in het LabPON
(Laboratorium Pathologie Oost-Nederland) onderzoeken borstafwijkingen; de boven genoemde
pathologen hebben als aandachtsgebied de pathologie van de borst en houden zich bezig in
het bijzonder met deze subspecialisatie van de pathologie.
5.11.2017
7/41
oncologie
Plastisch chirurgen
Mw N. Hendriks
H. Rakhorst
Mw Y.C.M. Smulders
Mw U. Schmidbauer
O. Zöphel
Telefoonnummer 088 708 5245
Een plastisch chirurg is
Een plastisch chirurg is gespecialiseerd in reconstructieve chirurgie. Hij of zij heeft als doel een
nieuwe borst te maken of in het geval van borstsparende operaties de borstvorm zo goed
mogelijk te maken. U kunt zowel voor of na een borstamputatie als voor en na een
borstsparende operatie op eigen wens door de chirurg verwezen worden naar de plastisch
chirurg voor een reconstructie.
Een reconstructie na het verwijderen van de borst kan op veel manieren en ook later in uw
leven. Een reconstructie is dus een keuze en een mogelijkheid maar geen “verplicht” onderdeel
van de behandeling. Het eerste gesprek zal dan ook altijd een informerend gesprek zijn over
de diverse mogelijkheden. Hierna kunt u zelf een keuze maken aan de hand van de voor u
geldende adviezen. De plastisch chirurg houdt spreekuur op locatie ZGT Hengelo.
Voor meer informatie over borstkanker en de werkwijze in ZGT zie:
www.zgt.nl/mammapolikliniek
5.11.2017
8/41
oncologie
3.0 Informatie over borstkanker en de behandeling
3.1 De borst
Afbeelding 1
De borst bestaat voornamelijk uit (melk) klieren en bind- en vetweefsel. Het (melk)
klierweefsel bestaat uit melkklieren en een vertakt gangenstelsel. Vanaf de melkklieren (lobuli)
lopen er vertakkingen naar melkgangen (ducten) die allemaal naar de tepel leiden. Het
bindweefsel geeft de borst stevigheid. Het vetweefsel bevindt zich tussen het bindweefsel en
het klierweefsel in.
De achterbegrenzing van de borst is een spier, de musculus pectoralis. Deze spier maakt deel
uit van de wand van de borstkas, ook wel thoraxwand genoemd. De musculus pectoralis loopt
van het borstbeen naar het schoudergewricht en bekleedt hier voor een groot deel de ribben.
De borst hangt aan deze spier. De mannelijke borst heeft dezelfde structuren maar is minder
ontwikkeld. Het Latijnse woord voor borst is mamma. Zie afbeelding 1.
In de borst bevinden zich ook lymfevaten gevuld met lymfevocht. De lymfevaten vormen een
systeem van aan-en afvoer van voedings-en afvalstoffen naar de cellen en van de cellen af.
Lymfevaten worden onderbroken door lymfeklieren. Lymfeklieren zijn meestal boonvormig en
kunnen in grootte variëren. In de lymfeklieren worden witte bloedcellen (lymfocyten) gemaakt
die het passerende lymfevocht van bacteriën kunnen zuiveren. Via steeds grotere lymfevaten
komt de lymfe uiteindelijk in de bloedbaan terecht.
Lymfevaten en lymfeklieren bevinden zich in ons hele lichaam. Relevante lymfeklieren voor de
borst liggen in de oksel, rondom het sleutelbeen en langs de rand van het borstbeen tussen en
5.11.2017
9/41
oncologie
achter de ribben. Zie afbeelding 2. Het normale aantal lymfeklieren in de oksel varieert sterk
per persoon.
Afbeelding 2
3.2 Het ontstaan van een tumor
Ons lichaam is opgebouwd uit miljarden cellen. Deze cellen verouderen, kunnen beschadigen
en worden regelmatig vervangen. Om oude cellen te vervangen worden nieuwe cellen
gemaakt. Nieuwe cellen ontstaan door celdeling. De celdeling is een proces dat heel strak
wordt geregeld. Elke celkern bevat informatie die bepaalt of de cel moet gaan delen en
wanneer de cel moet stoppen met delen. Deze informatie bevindt zich in de celkern in het
DNA.
Dagelijks vinden miljoenen celdelingen plaats. Dit gaat gepaard met kleine foutjes. Deze
foutjes worden normaal gesproken door reparatiemechanismen ongedaan gemaakt. Als er
meerdere fouten plaatsvinden die niet gerepareerd worden dan kan de cel zich
ongecontroleerd gaan delen. Hierdoor ontstaat een tumor. Tumor is een ander woord voor
gezwel. Een tumor kan goedaardig of kwaadaardig zijn.
Goedaardig en kwaadaardige tumoren
Goedaardige tumorcellen veroorzaken wel een zwelling, maar groeien niet door andere
weefsels heen waardoor ze zich ook niet verder in het lichaam verspreiden.
Kwaadaardige tumorcellen houden zich daarentegen niet aan grenzen; ze groeien door alle
weefselstructuren heen.
5.11.2017
10/41
oncologie
Na verloop van tijd kan een opeenhoping van deze kwaadaardige cellen ontstaan. Dit wordt
een kwaadaardig gezwel of ook wel carcinoom genoemd. De medische term voor borstkanker
is dan ook mammacarcinoom. Zie afbeelding 3 op de volgende bladzijde.
Als cellen uit dit kwaadaardig gezwel loslaten en zich verspreiden door het lichaam om daar
verder te groeien is er sprake van een uitzaaiing, ook wel metastase genoemd.
Afbeelding 3
3.3 Borstkanker
Inleiding
Wanneer een kwaadaardig gezwel in één van de borsten is ontstaan, is er sprake van
borstkanker, ook wel mammacarcinoom genoemd. Bij vrouwen is dit de meest voorkomende
vorm van kanker. Ongeveer 1 op de 7 à 8 vrouwen krijgt borstkanker. Niet alleen vrouwen
maar ook mannen kunnen borstkanker krijgen. Wel komt het bij hen minder vaak voor.
Types borstkanker
Borstkanker ontstaat vanuit de melkklieren (lobuli) of vanuit de melkgangen (ducten). Meestal
ontwikkelt borstkanker zich in de melkgangen (75%) en wordt daarom ductaal carcinoom
genoemd of wel NST (in het Engels non specified type). Een klein gedeelte van de gezwellen
ontstaat in de melkklieren en wordt een lobulair carcinoom genoemd.
5.11.2017
11/41
oncologie
Voorstadia en ontwikkeling naar borstkanker
Uit onderzoek is gebleken dat een gezwel geleidelijk ontstaat, in de loop der jaren.
In de melkgangen en melkklieren kunnen extra cellen ontstaan en dichtgroeien. Dit
verschijnsel noemen we hyperplasie. Het komt bij vrij veel vrouwen voor en is vaak
onschuldig. Soms groeit een melkgang of melkklier dicht door deze overtollige cellen. Het kan
zijn dat sommige cellen er anders uit zien en een atypisch of kwaadaardig aspect krijgen. Als
dit gebeurt in een melkgang wordt gesproken van een ductaal carcinoom in situ (DCIS). Als
een melkklier dichtgroeit wordt gesproken van lobulair carcinoma in situ (LCIS). In situ
betekent dat de begrenzing voor de melkgang en de melkklier nog intact is en dat er nog geen
uitzaaiingen mogelijk zijn.
Invasieve kanker
Als de celgroei echter doorzet en zich uitbreidt door de melkgang dan wel de melkklier heen
naar het omgevend weefsel, is er sprake van borstkanker. Daarom is ook vaak behandeling
van een voorstadium nodig.
DCIS
DCIS kan op een mammografie te zien zijn als kalkspatjes (plekjes van afwijkende cellen ofwel
microcalcificaties), die vaak bij atypische cellen voorkomen. Bij verdere ontwikkeling en
doorgroei door de begrenzing van de melkgang kan er uiteindelijk een gezwel ontstaan. Dit
gezwel krijgt meestal de vorm van een knobbeltje. Op dat moment hebben we te maken met
invasieve kanker, in dit geval ductaal carcinoom (ofwel NST) genoemd. DCIS kan echter ook
voorkomen rond een tevoren bestaande borstkankertumor.
LCIS
Bij LCIS ontstaat een verdikking van de melkklier. In tegenstelling tot DCIS is bij LCIS de kans
op de ontwikkeling van een invasief carcinoom veel lager. LCIS is eigenlijk niet echt een
precarcinoom maar veeleer een risicofactor op het ontwikkelen van een invasieve tumor in
beide borsten op lange termijn.
Overige zeldzame types van borstkanker
Overige types, zoals het inflammatoire carcinoom (ontstekingsborstkanker) en de ziekte van
Paget, waarbij de tepel is aangetast, zijn zeldzaam. Het inflammatoire carcinoom uit zich in
een zwelling van de borst waarbij de huid rood is en warm aanvoelt. Door de zwelling worden
de poriën opgerekt waardoor deze open gaan staan. De huid krijgt het aspect van een
sinaasappelschil. De ziekte van Paget uit zich in een wat rode en schilferige huiduitslag op de
tepel. Dit fenomeen is vernoemd naar de arts die dit voor het eerst heeft beschreven.
Symptomen die kunnen wijzen op borstkanker
Verschillende signalen kunnen wijzen op de aanwezigheid van borstkanker:




Een verdikking in de borst (knobbeltje) die anders aanvoelt dan het omgevend
borstklierweefsel
Een deukje of kuiltje in de borst
Een ingetrokken tepel
Een aanhoudende verandering van de tepel, zoals roodheid, schilfertjes of een plekje
dat op eczeem lijkt
Bloedig vocht uit de tepel
12/41
5.11.2017

oncologie


Een borst die warm aanvoelt en rood verkleurd is. Soms is de huid verdikt en vertoont
putjes zoals een sinaasappelschil.
Een huidwondje dat niet geneest.
Risicofactoren
Het is niet duidelijk waarom borstkanker optreedt. Wel is duidelijk dat persoonlijke factoren
van invloed kunnen zijn op de kans dat iemand borstkanker krijgt.
De belangrijkste risicofactoren van borstkanker bij vrouwen:

Leeftijd - het risico op borstkanker neemt toe met de leeftijd. Voor het dertigste
levensjaar is borstkanker een zeldzame ziekte. Na deze leeftijd neemt de kans op het
krijgen van borstkanker toe. Circa 75% van de vrouwen bij wie borstkanker wordt
ontdekt is ouder dan 50 jaar.

Familieleden met borstkanker - een eerstegraadsverwante (moeder, zus, dochter, broer
en vader) die borstkanker heeft gehad, verhoogt het risico op borstkanker vooral
wanneer deze verwante jonger dan 50 jaar was op het moment van diagnose. Wanneer
verschillende familieleden borst-en/of eierstokkanker hebben gehad op jeugdige
leeftijd, moet het vermoeden bestaan op een genetische aanleg. BRCA1 en BRCA2 zijn
de twee belangrijkste genen die betrokken zijn bij erfelijke vormen van borstkanker.
Sinds kort wordt ook standaard naar het CHEK2 gen gekeken.

Persoonlijke voorgeschiedenis van borstkanker - vroege borstkanker verhoogt het risico
op nieuwe borstkanker in een ander deel van de borst of in de andere borst.

Lobulaire atypische hyperplasie of ductale atypische hyperplasie in de voorgeschiedenis
(zie ook bldz 10)

Blootstelling aan oestrogeen en progesteron tijdens het leven
 De twee belangrijkste vrouwelijke geslachtshormonen zijn oestrogeen en progesteron.
Normaal borstklierweefsel heeft geslachtshormonen nodig om te kunnen groeien en te
kunnen functioneren. De eierstokken produceren vanaf de eerste menstruatie de
vrouwelijke geslachtshormonen oestrogeen en progesteron. Tegen de tijd dat een
vrouw de overgang nadert produceren de eierstokken steeds minder hormonen. Op een
gegeven moment houdt de aanmaak in de eierstokken helemaal op. Het is niet zo dat
er vanaf dat moment helemaal geen oestrogenen en progestagenen meer in het
lichaam worden aangemaakt. Zowel bij mannen als bij vrouwen worden deze hormonen
ook door de bijnieren, zij het in een veel lagere concentratie, geproduceerd.
 In grote lijnen geldt; hoe langer borsten blootgesteld zijn aan deze hormonen, hoe
groter de kans op borstkanker. Dit betekent voor een vrouw dat;
 Een vroege eerste menstruatie (voor het 12e jaar), vooral in combinatie met een late
13/41
5.11.2017

overgang (na de 55e), een licht verhoogd risico geeft op borstkanker.
Vrouwen die geen kinderen hebben of hun eerste kind na de leeftijd van 30 jaar
krijgen, hebben een verhoogd risico op borstkanker. Kinderen krijgen voor de leeftijd
van 30 jaar in combinatie met borstvoeding heeft een gunstig effect op het risico op
borstkanker doordat de oestrogeenproductie dan is onderbroken.
oncologie
 Gebruik van medicatie die oestrogenen en progesteron bevatten
o Het gebruik van orale anticonceptie geeft een verhoogd risico op borstkanker.

Radiotherapie van de borst tijdens de kinderjaren of adolescentie (meestal gegeven
voor de behandeling van lymfomen) verhoogt het risico op borstkanker op volwassen
leeftijd.

Overgewicht - Deze oorzaak is waarschijnlijk toe te schrijven aan de productie van
oestrogenen in het vetweefsel dat plaatsvindt onder invloed van de bijnier. Na de
menopauze is het vetweefsel de belangrijkste bron van oestrogenen.

Alcohol - Het gebruik van alcohol verhoogt het risico op borstkanker. Waardoor dit
wordt veroorzaakt is onduidelijk.
14/41
5.11.2017
o
Dit risico daalt meteen als met de inname van de pil wordt gestaakt. Na tien jaar
is het verhoogde risico op borstkanker verdwenen.
Het gebruik van hormonale substitutietherapie na de menopauze om
overgangsklachten te verminderen. Het risico is enkel aanwezig bij huidige en
recente gebruiksters. Na staken van deze therapie is het risico na 5 jaar niet
hoger als bij iemand die nooit hormonale substitutietherapie kreeg
voorgeschreven.
oncologie
3.4 Het stellen van de diagnose
Er kunnen verschillende omstandigheden zijn waardoor u door uw huisarts of een medisch
specialist bent verwezen naar de mammapolikliniek van het ZGT. Zo kan het zijn dat u zelf een
knobbeltje in uw borst heeft gevoeld of een andere afwijking aan uw borst hebt ontdekt. Ook
is het mogelijk dat de uitkomst van het bevolkingsonderzoek aanleiding is geweest voor een
verwijzing naar de mammapolikliniek.
Om de diagnose borstkanker vast te stellen zijn de volgende 3 onderzoeken nodig:
1. Klinisch onderzoek door de mammachirurg
Dit omvat een lichamelijk onderzoek van de borsten en de omliggende lymfeklieren door de
mammachirurg. Op grond van de bevindingen wordt besloten welke aanvullende onderzoeken
nodig zijn.
2. Beeldvormend onderzoek door de radioloog/nucleair geneeskundige
Mammografie
Het radiologisch onderzoek bestaat uit (opnieuw) een mammografie van de borsten.
Een mammografie is een röntgenfoto van de borsten waarmee op een snelle en betrouwbare
manier borstkanker kan worden opgespoord. Op de foto worden vetweefsel, klierweefsel en
bindweefsel en mogelijke afwijkingen in het weefsel zichtbaar. Een mammografie bestaat uit
een serie digitale röntgenfoto’s van de borst. Op deze foto’s kunnen veranderingen in het
borstweefsel te zien zijn. Deze veranderingen hoeven niet voelbaar te zijn. De röntgenfoto’s
kunnen soms niet voldoende zijn om een complete diagnose te stellen. De radioloog stelt
dan een echografie van de borst voor.
Echografie
Bij een echografie wordt er een afbeelding van uw borst en eventueel van de oksel gemaakt
met behulp van geluidsgolven. Voor een goede geleiding van de geluidsgolven wordt wat gel
op de borst aangebracht. De radioloog gaat met een echoapparaatje over uw borst. Dit is
volkomen pijnloos. Afhankelijk van de bevindingen van de radioloog kan in dezelfde sessie een
biopsie volgen.
Biopsie
Door middel van een biopsie wordt weefsel verkregen om te bepalen of een afwijking goed- of
kwaadaardig is. Bij een biopsie wordt gebruik gemaakt van echografie of van speciale
röntgenfoto’s. De radioloog bekijkt op welke manier de biopsie het beste kan worden gedaan.
5.11.2017
15/41
oncologie
Echogeleide biopsie
Als de aandoening in de borst goed is te zien met de echografie kan de radioloog de afwijking
lokaliseren. Aan de hand van het echobeeld bepaalt de radioloog waar het biopt moet worden
genomen. De huid wordt plaatselijk verdoofd. Vervolgens wordt er een klein sneetje in de huid
gemaakt. De punctienaald kan zo makkelijker ingebracht worden. Met de punctienaald worden
meerdere stukjes weefsel uit de borst genomen. Dit om er zeker van te zijn dat de patholoog
voldoende weefsel heeft om onder een microscoop te onderzoeken.
Stereotactische biopsie
Als de afwijking alleen op de mammografie zichtbaar is en niet op de echo krijgt u een
afspraak mee voor een stereotactisch geleid biopt. Dit is bv het geval indien er sprake is van
kalkspatjes (microcalcificaties). Tijdens deze biopsie wordt gebruik gemaakt van een
mammograaf met een specifiek stereotactisch computersysteem. Daardoor is een precieze
plaatsbepaling van de afwijking mogelijk. De radioloog haalt vervolgens onder lokale verdoving
met een holle naald enkele stukjes weefsel uit de borst. Van deze weefselstukjes worden foto’s
gemaakt. Daarna worden deze stukjes in het laboratorium onderzocht door de patholoog. Op
de plaats waar de biopsie genomen is, wordt een markering
achtergelaten. Dit is een klein metalen clipje dat niet te voelen is. Als een operatie nodig is dan
geeft deze markering de plaats aan van de oorspronkelijke afwijking. Is de afwijking
goedaardig en hoeft u niet geopereerd te worden, dan kan de markering zonder problemen
blijven zitten.
MRI scan
Bij sommige patiënten kan een aanvullende MRI (Magnetic Resonance Imaging) nodig zijn,
vooral bij jonge vrouwen met dicht borstweefsel. Een MRI kan ook worden overwogen wanneer
tumorcellen zijn gevonden in een verdachte lymfklier in de oksel maar op de mammografie
geen borsttumor zichtbaar is of wanneer er verdenking bestaat op meerdere tumoren in de
borst. MRI is een methode om beelden te maken van het menselijke lichaam. Bij dit onderzoek
gebruiken we een sterk magneetveld en radiogolven. Er wordt geen gebruik gemaakt van
röntgenstralen. Met de radiogolven en het magneetveld worden bepaalde signalen opgewekt in
het lichaam. Een antenne ontvangt deze signalen en een computer vertaalt het in een beeld.
Dit beeld laat een doorsnede van (een deel van) het lichaam zien.
Beeldvorming bij verdenking op uitzaaiing
Borstkanker zaait vooral uit naar de longen, de lever of het botweefsel. Wanneer bij het stellen
van de diagnose borstkanker de kans bestaat dat er uitzaaiingen aanwezig zijn, bijvoorbeeld
als er lymfeklieren zijn aangedaan, volgt aanvullend onderzoek, om eventuele uitzaaiingen uit
te sluiten. De volgende onderzoeken zijn hierbij van belang:
CT-scan
Een CT-scan is een onderzoek, waarbij dezelfde röntgenstralen worden gebruikt als bij een
‘gewone’ röntgenfoto. Alleen maakt de CT-scan dwarsdoorsneden van het lichaam. De
radioloog kan als het ware plakjes van het lichaam zien. Door de plakjes achter elkaar te
leggen, ontstaat een driedimensionaal beeld van het onderzochte lichaamsdeel. Met een CTscan kunnen op deze wijze nauwkeurige beelden van het lichaam worden gemaakt. Daarom is
deze bij uitstek geschikt voor het opsporen van allerlei afwijkingen.
5.11.2017
16/41
oncologie
PET scan
Kankercellen delen zich sneller dan gezonde cellen, en met een snellere celstofwisseling. De
PET-scan (Positron Emissie Tomografie) is een nucleair geneeskundig onderzoek waarbij
veranderingen in die stofwisseling van cellen in beeld worden gebracht met behulp van een
kleine hoeveelheid radioactieve stof en een speciale scanner. Om de kwaliteit van het
onderzoek te verhogen kan een PET-scan gecombineerd worden met een CT-scan. .
Botscan
Een botscan is een nucleair onderzoek waarbij eventuele afwijkingen in botten en gewrichten
kunnen worden aangetoond met behulp van een kleine hoeveelheid radioactieve stof. Nadat
een kleine hoeveelheid radioactief materiaal is geïnjecteerd worden foto’s genomen.
Echo lever
Hetzelfde apparaat dat de echo van de borst maakt doet ook de echo van de lever, alleen komt
dan uiteraard de buik in beeld.
Thorax foto
Een thorax foto is een röntgenfoto van de borstkast. Indien er de kans bestaat op uitzaaiingen
naar bijvoorbeeld de longen, ribben of wervels kan een thoraxfoto hier meer informatie over
geven.
3. Histopathologisch onderzoek door de patholoog
Een andere naam voor weefselonderzoek is histologieonderzoek of histopathologisch
onderzoek. Het bewerken van een biopt door de patholoog duurt een paar dagen. De diagnose
borstkanker kan daarom niet in één dag worden gesteld. Hier staat tegenover dat wij met
grote zekerheid u een betrouwbare diagnose geven op het moment dat u terugkomt voor een
uitslaggesprek. Bovendien kunnen met behulp van histopathologie onderzoek tumorkenmerken
worden vastgesteld wat niet mogelijk is na een cytologie onderzoek1.
De patholoog verricht op basis van de biopsie microscopisch onderzoek. Hierbij kijkt hij naar
de volgende aspecten:
1. Uit welk celtype is de tumor samengesteld
Gaat de tumor uit van de melkgangen (ductaal) of van de melkklieren (lobulair). Betreft het
een voorstadium van borstkanker (carcinoom in situ) of is de tumor al uitgegroeid tot een
invasieve vorm.
2. Gradatie volgens Bloom en Richardson
De gradatie zegt iets over de mate van agressiviteit. Zo wordt borstkanker ingedeeld naar de
gradatie vgls Bloom en Richardson. Hierbij kijkt de patholoog in hoeverre de tumorcellen nog
gelijkenis vertonen met gezonde borstweefselcellen. Zo kennen we 3 gradaties:
1
Bij cytologie onderzoek kan de uitslag in één dag worden bepaald. Bij een cytologie-onderzoek worden met een fijne
naald slechts enkele cellen opgezogen voor onderzoek op kwaadaardigheid.
5.11.2017
17/41
oncologie



Graad I goed gedifferentieerd of laaggradige tumoren; dwz de tumorcellen lijken nog
het meest op de oorspronkelijk borstkliercellen. Bij graad I tumoren is er sprake van
een langzame groei.
Graad II, matig gedifferentieerd; de cellen hebben een structuur die nog deels lijkt op
die van normale borstkliercellen. Er is sprake van een middelmatige groei.
Graad III slecht gedifferentieerd of hooggradige tumoren: de tumorcellen vertonen
geen of weinig gelijkenis met de oorspronkelijke borstkliercellen. Deze tumoren hebben
een hoge delingssnelheid.
Hoe lager de gradatie, hoe beter de prognose.
3. Overige tumorkenmerken
Behalve onderzoek naar het celtype en de gradatie verricht de patholoog nog enkele
aanvullende onderzoeken namelijk:
De hormoonreceptorstatus voor oestrogeen en progesteron
Tumorcellen kunnen aan hun oppervlak of in de cel oestrogeen- en progesteronreceptoren
hebben. Receptoren zijn ontvangers. Hormonen die normaal gesproken in het lichaam
circuleren, kunnen zich hieraan hechten. Tumorcellen met veel receptoren worden op deze
wijze in groei en vermenigvuldiging gestimuleerd. We spreken in dat geval van een
hormoongevoelige borstkanker of ook wel van een oestrogeen en progesteron positieve tumor
(ER+ en PR+) Wanneer de hormonen de tumor niet kunnen stimuleren om te groeien, hebben
we te maken met een hormoon-ongevoelige borstkanker (ER- PR-).
Voor de behandeling is het van belang om te weten of we te maken hebben met een hormoonongevoelige of hormoongevoelige borstkanker. Hormoongevoelige borstkankers hebben een
betere prognose. Hormoongevoelige borstkanker kan nl. goed worden behandeld met
hormonale therapie of beter gezegd (anti) hormonale therapie omdat deze therapie de werking
van hormonen blokkeert.
Tachtig procent van alle borstkankers is oestrogeen positief. Ongeveer 65% van deze
oestrogeen-positieve tumoren is ook progesteron-positief. Bij jonge vrouwen zijn deze
percentages over het algemeen lager, bij oudere vrouwen juist hoger.
HER2 neu status
Ongeveer 20% (één op de vijf) van de vrouwen met borstkanker heeft een overmaat aan
bepaalde (eiwit)receptoren op de tumorcellen, de zgn Humane Epidermale groeifactor
Receptor 2, afgekort HER2neu. Deze eiwitten zorgen er voor dat de tumorcellen veel
groeiprikkels ontvangen waardoor er een agressievere vorm van kanker kan ontstaan. De
informatie over de hoeveelheid HER2neu receptoren in de tumorcellen (verkregen dmv
pathologisch onderzoek) bepaalt of de tumor HER2neu positief of HER2neu negatief is. Sinds
enkele jaren zijn er middelen op de markt die zich specifiek op dit eiwit richten bij de HER2neu
positieve tumoren. Voordien was de prognose van HER2neu positieve borstkanker slechter dan
van HER2neu negatieve kanker. Met de beschikbaarheid van deze zgn doelgerichte therapie is
de prognose van HER2neu positieve borstkanker aanzienlijk verbeterd.
5.11.2017
18/41
oncologie
Triple negatieve borstkanker
Ongeveer 15-20% van alle borstkankers is triple negatief. Dat wil zeggen dat zowel
oestrogeen-, als progesteron-, als HER2neu receptoren in de tumor niet aanwezig zijn. Triple
negatieve tumoren komen vaker voor op jonge leeftijd. Deze tumoren zijn vaak hooggradig
(graad III). Deze tumoren zijn dus niet gevoelig voor (anti) hormoontherapie of tegen HER2
neu receptoren gerichte therapie. Deze tumoren reageren, door hun delingssnelheid,
daarentegen vaak beter op de standaard chemotherapie die wordt geadviseerd in vergelijking
met andere borstkankertumoren.
Pathologisch onderzoek naar deze overige tumorkenmerken vindt doorgaans plaats na de
operatie. Voor de praktijk zijn deze bepalingen belangrijk voor de verdere keuze van het
behandelbeleid. Het kan echter zijn dat u, voorafgaand aan de operatie, eerst een behandeling
met medicijnen (chemotherapie en/of doelgerichte middelen of hormoontherapie ) wordt
geadviseerd. In dat geval vindt het onderzoek naar deze tumorkenmerken plaats op het eerder
verkregen biopsiemateriaal.
5.11.2017
19/41
oncologie
3.5 Stadiering van borstkanker
Bij borstkanker onderscheid men verschillende stadia. Het stadium geeft aan in hoeverre de
borstkanker zich in het lichaam heeft verspreid. Het bepalen van het stadium is van belang
voor het bepalen van de uiteindelijke behandeling. De stadiering (= het bepalen van het
stadium) wordt in eerste instantie uitgevoerd na het lichamelijk en beeldvormend onderzoek.
Bij het de stadiering maakt men gebruik van de zogenaamde TNM classificatie. Naast de
grootte van de tumor (T) en de aangedane lymfeklieren (N) worden eventuele uitzaaiingen of
metastasen (M) beoordeeld.
Borstkanker wordt op basis van deze TNM classificatie als volgt ingedeeld:
Stadium
Stadium 0
Betekenis
Dit is een voorstadium van borstkanker. De tumor is nog niet buiten de
grens van één melkklier of één melkgang gegroeid.
Stadium I
De tumor heeft een doorsnee van minder dan twee centimeter en er
zijn geen uitzaaiingen in de lymfklieren van de oksel.
Stadium II
De grootte van de tumor ligt tussen de twee en vijf centimeter. Er zijn
eventueel uitzaaiingen naar de lymfklieren.
Stadium III
De tumor is groter dan vijf centimeter en er zijn uitzaaiingen naar de
lymfklieren in de oksel. Dit stadium geldt ook voor tumoren die door de
huid naar buiten komen, of aan de borstwand vastzitten. In beide
gevallen is de kans op uitzaaiingen groot.
Stadium IV
De tumor is uitgezaaid naar andere plekken in het lichaam
3.6 Multidisciplinair overleg
Multidisciplinair team
Als alle onderzoeken zijn verricht worden de uitslagen besproken in een multidisciplinair
oncologisch team. Dit team bestaat uit de oncologisch chirurg, de radiotherapeut-oncoloog,
internist-oncoloog, plastisch chirurg, de radioloog, de nucleair geneeskundige, de patholoog,
mammacareverpleegkundige en verpleegkundig specialist. Deze disciplines hebben
zich alle gespecialiseerd in borstkanker. Zij werken nauw met elkaar samen om de zorg
onderling goed op elkaar af te stemmen. Vanuit het multidisciplinaire overleg volgt een
behandeladvies dat de chirurg met u zal bespreken. Soms wordt aanvullend onderzoek
geadviseerd.
5.11.2017
20/41
oncologie
3.7 De behandeling van borstkanker (algemeen)
Borstkanker is over het algemeen een ziekte die goed is te behandelen. De keuze van de
behandeling hangt in grote lijn af van:
1.
2.
3.
4.
5.
het stadium van de tumor (TNM classificatie)
de tumorkenmerken (gradatie, hormoonreceptoren, HER2neu-status)
de diagnose triple negatieve borstkanker
uw leeftijd;
uw overige gezondheidssituatie
Nadat alle uitslagen van de onderzoeken bekend zijn komt u terug op de mammapolikliniek
voor de uitslag. Op basis van het advies van het behandelteam, bespreekt de chirurg met u
het behandelplan. U bepaalt in overleg met de chirurg uiteindelijk zelf voor welke behandeling
u kiest.
Chirurgie is meestal de eerste behandeling van borstkanker al dan niet gecombineerd met
radiotherapie (bestraling). Soms is een aanvullende behandeling met medicijnen nodig, zoals
chemotherapie, (anti) hormoontherapie of een behandeling met zgn doelgerichte middelen.
Soms wordt een behandeling met bijvoorbeeld chemotherapie of hormoontherapie
voorafgaand aan de operatie gegeven. We noemen dit respectievelijk neo-adjuvante
chemotherapie en neo-adjuvante hormoontherapie.
Neo-adjuvante therapie kan worden geadviseerd;



Met als doel de tumor dusdanig te verkleinen dat een operatie alsnog mogelijk is
Of omdat op basis van kenmerken van de kanker er met zekerheid een indicatie is voor
een nabehandeling na de operatie.
In die situatie waarbij in eerste instantie een borstsparende operatie niet mogelijk is
maar wel na verkleining van de tumor door voorbehandeling.
Tot slot geeft een behandeling voorafgaand aan chirurgie de tijd om een keuze te maken t.a.v.
(plastische) chirurgie eventueel afhankelijk van genetica.
Het doel van de operatie is om tumorweefsel uit de borst weg te halen. Dit weefsel wordt na
de operatie door de patholoog onderzocht op specifieke tumorkenmerken. Daarnaast is de
operatie bedoeld om informatie te krijgen over eventuele aangedane lymfeklieren. De uitkomst
van de tumorkenmerken en het al dan niet aanwezig zijn van aangedane lymfeklieren zijn van
invloed op de keuze van de (verdere) behandeling
Bij borstkanker is niet altijd één keus de beste. In de praktijk blijkt dat het maken van een
keuze niet altijd gemakkelijk is. De chirurg en de mammacareverpleegkundige kijken samen
met u wat de gevolgen van de behandeling zijn voor u en uw partner of naaste.
5.11.2017
21/41
oncologie
3.8 De chirurgische behandeling van borstkanker
De chirurgische behandeling van borstkanker kan via een borstsparende operatie gevolgd door
radiotherapie of door het verwijderen van de hele borst. Beide behandelingen bieden gelijke
kans op genezing.






Er zijn een aantal factoren die bepalen voor welke operatie u in aanmerking komt:
De grootte van de tumor ten opzicht van de borst
De plaats (en) waar de tumor zich bevindt
Erfelijke aanleg
Uw conditie
Indien mogelijk uw eigen voorkeur
De chirurg zal deze keuze uitgebreid met u bespreken. Soms kan het zijn dat voorafgaand aan
een borstsparende operatie de radioloog de afwijking moet lokaliseren omdat de chirurg de
afwijking niet kan voelen. Dit gebeurt met behulp van mammografie of echografie een enkele
keer met de MRI.
De plek van de tumor wordt vervolgens gemarkeerd door middel van het plaatsen van één of
meerdere radioactieve jodiumzaadjes.
Op deze manier weet de chirurg precies de plaats waar hij moet opereren.
Als deze situatie op u van toepassing is ontvangt u hierover meer informatie in een aparte
folder op de afdeling beeldvormende diagnostiek.
3.8.1.Borstsparende operatie
Bij een borstsparende operatie wordt de tumor inclusief een rand gezond borstweefsel in zijn
geheel verwijderd. Dit om er zeker van te zijn dat er geen kwaadaardige cellen in de borst
achterblijven. De plaats waar de tumor zat wordt gemarkeerd met enkele titanium clips. Een
borstsparende operatie wordt altijd gevolgd door een behandeling met radiotherapie
gedurende vijf of zes weken. Radiotherapie is er op gericht om de plaatselijke terugkeer van
de ziekte te voorkomen. Het vanzelfsprekende voordeel van de borstsparende behandeling is
dat de borst behouden blijft. De vorm en kleur van de borst zullen deels door de intensieve
behandeling verandering vertonen in vergelijking met de andere borst. Na de operatie kan de
borst rondom het litteken wat gevoelloos worden en door littekenvorming op termijn wat
verhard aanvoelen.
De kans op genezing na een borstsparende operatie met bestraling komt overeen met de kans
op genezing na een borstamputatie.
De borstsparende behandeling is niet aangewezen als het gezwel te groot is in verhouding tot
de afmetingen van de borst. Als er meer dan één gezwel in de borst is of als er uitgebreide
uitlopers van borstkankercellen zijn, dan is er een verhoogd risico dat na een borstsparende
behandeling tumorweefsel achterblijft en het gezwel weer in de borst uitgroeit. De groeiwijze
van de tumor is soms ook een reden om niet tot een borstsparende behandeling over te gaan.
Wordt wel aan alle voorwaarden voldaan dan is de keuze van behandeling uiteindelijk aan u.
5.11.2017
22/41
oncologie
Uw chirurg en de mammacareverpleegkundige staan u daar graag in bij en geven zo nodig
verder advies.
Oncoplastische chirurgie bij borstsparende operatie
Voor uw uiterlijk is een borstsparende operatie minder ingrijpend dan wanneer de chirurg de
borst verwijdert. Toch kan het zo zijn dat bij een borstsparende operatie het eindresultaat
minder fraai wordt als de chirurg in verhouding een behoorlijk deel van de borst verwijderd.
Om dat te voorkomen kan de plastisch chirurg helpen om de vorm van de geopereerde borst
te herstellen. Dit gebeurt dan direct nadat de chirurg de tumor heeft verwijderd. Deze ingreep
wordt een oncoplastische operatie genoemd. Oncoplastische chirurgie is een reconstructie van
een holte in de borst na verwijderen van kanker met plastische chirurgische technieken.
Oncoplastische reconstructie wordt het liefst aansluitend aan de borstsparende operatie
uitgevoerd. De behandeling met radiotherapie die standaard wordt gegeven na een
borstsparende operatie geeft namelijk levenslang een minder goede wondgenezing. Daarnaast
gaat opereren in een bestraalde borst vaak minder goed dan in een onbestraalde borst.
Zodra de chirurg het aangedane borstweefsel heeft verwijderd neemt de plastisch chirurg het
over. Door het defect als gevolg van het verwijderen van de tumor slim te vullen of te sluiten
blijft de borstcontour behouden. Eventueel kan hiervoor een reconstructie uitgevoerd worden
met lichaamseigen vetweefsel.
Soms kan na de ingreep aan de aangedane borst een corrigerende ingreep aan de nietgeopereerde borst nodig zijn.
Voor meer informatie en advies over de mogelijkheden van oncoplastische chirurgie kan uw
chirurg u verwijzen naar de plastisch chirurg.
5.11.2017
23/41
oncologie
3.8.2 Borstverwijdering
Bij een borstverwijdering wordt de hele borstklier met huid, tepel en tepelhof en het
vetweefsel verwijderd. De ribben blijven bedekt door de borstspier. Door de operatie ontstaat
een vrij groot litteken. De borstwand is niet altijd glad, maar kan iets verdikt zijn. Dit zal zich
na een paar maanden herstellen. De borsthuid wordt veel minder gevoelig of helemaal
gevoelloos. Rond het litteken is er in het begin soms helemaal geen gevoel meer, soms trekt
dit later wat bij. Het kan ook zijn dat een deel van de wond juist extra gevoelig wordt.
Tijdens de operatie krijgt u soms een drain om wondvocht af te voeren uit het operatiegebied.
Meestal is bestraling niet nodig. Als echter blijkt dat het gezwel mogelijk niet ruim is
weggenomen, wordt is sommige gevallen toch radiotherapie geadviseerd.
Wanneer u een borstverwijdering heeft ondergaan, kunt u er voor kiezen om een uitwendige
borstprothese te dragen. Voordat u het ziekenhuis verlaat krijgt u dan in elk geval een
tijdelijke prothese aangemeten. De mammacareverpleegkundige zal de mogelijkheden voor
een definitieve prothese na de operatie met u bespreken.
Borstverwijdering met reconstructie
Na een borstamputatie kunt u een reconstructie van de borst overwegen. Een
borstreconstructie kan (soms) tegelijkertijd plaatsvinden wanneer de borst (deels) verwijderd
moet worden. Een reconstructie kan ook enkele maanden of jaren later plaats vinden.
Er zijn verschillende manieren waarop de reconstructie kan worden uitgevoerd. U kunt
hiervoor altijd via uw chirurg advies vragen aan de plastisch chirurg.
Alhoewel na een verwijdering alle moeite wordt gedaan om een zo natuurlijk mogelijke nieuwe
borst te creëren, voelt deze altijd anders aan en kan ook qua vorm afwijken van de
oorspronkelijke borst. Soms is een ‘lifting’ van de andere borst nodig als deze erg afhangt.
Soms is ook een borstverkleining nodig.
3.8.3. Verwijdering van lymfeklieren in de oksel
Uit onderzoek blijkt dat borstkanker volgens een vast patroon het eerst uitzaait naar één of
twee lymfeklieren in de oksel en vandaar uit verder kan uitzaaien. In het verleden was het
gebruikelijk een borstsparende operatie of een borstamputatie te combineren met het
verwijderen van alle lymfeklieren in de oksel. Achteraf bleek vaak dat de okselklieren
onterecht waren verwijderd omdat ze schoon waren van tumorweefsel. Het verwijderen van
alle lymfeklieren kan klachten geven zoals het ontstaan van een dikke arm door ophoping van
lymfevocht.
Met de zogenaamde schildwachtklierprocedure wordt tegenwoordig eerst de lymfeklier
opgespoord waar het lymfevocht uit de borst het eerste passeert en die dus mogelijk
tumorcellen kan bevatten. Als de schildwachtklier gevonden wordt en schoon is van
tumorcellen, hoeven de andere lymfeklieren niet worden weggenomen. Dit kan ongemakken
later voorkomen. Omgekeerd, als die eerste klier tumorweefsel bevat, kunnen meerdere
klieren uitzaaiingen bevatten. anker reeds is uitgezaaid. In dat geval moet de oksel behandeld
worden. Met een operatie kunnen de lymfklieren in de oksel worden verwijderd. Een goede
5.11.2017
24/41
oncologie
andere mogelijkheid is bestraling van de oksel in plaats van okselklierdissectie in combinatie
met systeembehandeling met hormoontherapie en/of chemotherapie.
In de brochure “Schildwachtklier bij borstkanker” staat de procedure uitgebreid beschreven. U
leest onder meer informatie over de voorbereiding en over het onderzoek zelf.
Mogelijke complicaties na de operatie
Geen enkele ingreep is vrij van de kans op complicaties. Een operatie voor borstkanker is
lichamelijk gezien geen zware operatie. Ook mensen op hogere leeftijd kunnen de operatie
veilig doorstaan. Soms ontstaat er een nabloeding waardoor opnieuw een operatie nodig is.
Een enkele keer wordt de wondgenezing vertraagd door een infectie.
Doordat bij het verwijderen van de okselklieren meestal de gevoelszenuwen die dwars door de
oksel lopen moeten worden weggenomen, heeft u na de operatie aan de binnenkant van de
bovenarm een gevoelloos gebied. Dit gebied “slaapt”. Dit “nare, dove” gevoel is blijvend.
Hoewel de drain na enkele dagen wordt verwijderd kan daarna toch nog wondvochtophoping
(seroomvorming) ontstaan. Met behulp van een spuit kan het vocht over het algemeen
pijnloos worden weggezogen.

Dikke arm: Wanneer de okselklieren worden verwijderd (okselklierdissectie) blijven er
minder intacte lymfevaten over om het lymfevocht af te voeren, met name vanuit de
arm. Er ontstaat extra lymfevocht als u te veel zwaar werk doet met uw arm of
wanneer u aan uw arm of hand een ontsteking krijgt. Ontzie daarom uw arm en draag
handschoenen bij huishoudelijk werk en bij het werken in de tuin. De kans op een
hinderlijk dikke arm is vijf tot tien procent. Dat wil zeggen dat meer dan 90 % van alle
vrouwen geen dikke arm heeft en normaal kan functioneren.

In het “Informatieboekje oedeem ” vindt u aanvullende informatie over lymfoedeem en
voorzorgsmaatregelen die u zelf kunt treffen om de kans op lymfoedeem te verkleinen

Stijve arm/schouder: Door de operatie kan de schouder aan de geopereerde kant stijf
lijken. Dit komt door de houding van de arm tijdens de operatie. Wij adviseren u uw
arm te oefenen. Het is van belang dat u de armoefeningen die u in het ziekenhuis leert,
thuis voortzet. Probeer één tot vier keer per dag te oefenen, zonder te forceren.
Meestal is de functie van de arm en de schouder na enige maanden weer vrijwel
normaal.
3.8.4 Weefselonderzoek door de patholoog na de operatie
Na de operatie onderzoekt de patholoog het weggenomen borstweefsel en de verwijderde
lymfeklieren of schildwachtklieren. Na ongeveer tien dagen na de operatie is deze zogenaamde
PA-uitslag bekend. De chirurg bespreekt deze uitslag met u op de polikliniek. Voorafgaand aan
uw bezoek heeft de chirurg de uitslag besproken in het multidisciplinaire overleg.
Bij onderzoek van het weggenomen borstweefsel wordt gekeken naar:
5.11.2017
25/41
oncologie




de grootte van de tumor of de T status, (zie ook bldz 16 )
de differentiatiegraad (Bloom-Richardson graad I-III, (bldz 16/17);
de aanwezigheid van receptoren: oestrogeen-, progesteron- en Her2/Neu-receptoren,
(bldz 17);
de radicaliteit van de verwijderde tumor, dat wil zeggen of deze in zijn geheel is
verwijderd.
Bij het onderzoek van de lymfeklieren kijkt de patholoog naar de aanwezigheid van
tumorcellen.
Vervolg behandeling op basis van het weefselonderzoek
Op grond van de PA-uitslag wordt bepaald of aanvullende behandeling nodig is. Wanneer na
een borstsparende operatie de tumor niet radicaal blijkt te zijn verwijderd overlegt de chirurg
met u of een vervolgoperatie noodzakelijk is. Hierbij bespreekt de chirurg met u of deze
borstsparend kan worden uitgevoerd of dat toch een amputatie nodig is.
Als er uitzaaiingen in de schildwachtklieren zijn gevonden kunt u samen met de chirurg kiezen
voor een okselklieroperatie of bestraling van de oksel. Veelal vindt er daarna ook aanvullende
systemische behandeling plaats met medicijnen.
3.9 Aanvullende behandelingen (algemeen)
Een aanvullende behandeling na een borstoperatie is bedoeld om uitzaaiingen of terugkeer
van de ziekte te voorkomen. Dit kan plaatselijk (lokaal) door bijvoorbeeld radiotherapie. Het
kan ook zijn dat uw behandelend specialist u (daarnaast) een behandeling met medicijnen
adviseert. Het gaat dan meestal om chemotherapie, en/of anti-hormonale therapie of
doelgerichte middelen (bijvoorbeeld Herceptin® of Perjeta®). Dit zijn zogenaamde
‘systemische’ behandelingen met medicijnen waarbij de werking zich richt op het hele lichaam,
dus niet alleen in uw borst en/of oksel zoals bij radiotherapie.
3.9.1. Radiotherapie (bestraling)
Radiotherapie is de behandeling van kanker door gebruik te maken van straling. Dit is nodig
om de kans op terugkeer van tumorgroei ter plaatse te verminderen. Radiotherapie is een
lokale behandeling en heeft daarom meestal alleen effect in het gebied dat door de stralen
wordt getroffen. Zo kan radiotherapie lokaal wat huidirritatie geven. Algemene klachten, zoals
vermoeidheid of misselijkheid, kunnen eveneens voorkomen.
Na borstsparende operatie
Na een borstsparende operatie wordt altijd de geopereerde borst bestraald. Dit is nodig om de
kans op terugkeer van de kanker ter plekke te verminderen. Afhankelijk van onder andere uw
leeftijd en de tumorkenmerken wordt een zogenoemde boost gegeven. Dit is een extra dosis
bestraling op de plek waar de tumor heeft gezeten.
5.11.2017
26/41
oncologie
Na borstamputatie
Na een borstamputatie is een behandeling met radiotherapie afhankelijk van de uitslag van de
patholoog. Radiotherapie na een borstamputatie kan bijv. nodig zijn wanneer het gezwel is
ingegroeid in de borstwand, maar ook als er sprake is van uitgebreide lymfeklieruitzaaiingen.
Details over uw individuele behandelplan, worden met u besproken door de radiotherapeutoncoloog (bestralingsarts) bij het intakegesprek, en soms ook al voorafgaand aan de operatie
of chemotherapie.
Radiotherapie oksel na borstsparende operatie en borstamputatie
Zowel na een borstsparende operatie als na een borstamputatie kunnen bij eventuele door
weefselonderzoek gevonden uitzaaiingen naar de lymfeklieren in het oksel gebied worden
nabestraald. Soms worden ook andere lymfeklierstations bestraald zoals de klieren langs het
sleutelbeen als deze bij pre-operatief onderzoek verdacht waren voor eventuele uitzaaiingen.
Voor een behandeling met radiotherapie kunt u naar verschillende ziekenhuizen worden
doorverwezen. In deze regio zijn dat de radiotherapeutische centra in Enschede, Deventer, en
Zwolle. U ontvangt in het desbetreffende radiocentrum uitgebreide informatie over deze
behandeling. Meer informatie vindt u op de website:
Het Radiotherapeutisch instituut Enschede;
www.mstwente.nl/radiotherapie.
Radiotherapiegroep Deventer;
https://www.radiotherapiegroep.nl/task-menu/patient/dit-is-radiotherapie.html
Radiotherapie Isala Zwolle;
http://www.isala.nl/patienten/folders/5626-borst
3.9.2. Systemische therapie
Borstkanker kan ook worden behandeld met medicijnen die per tablet, via een infuus of via
een injectie worden gegeven. Dit zijn de zogenaamde systemische therapieën die zich over het
hele lichaam verspreiden. Het doel van een systemische behandeling is om kankercellen die
mogelijk naar andere organen zijn uitgezaaid te bestrijden.
Voor de systemische therapie zijn drie soorten behandelingen mogelijk.
1. Chemotherapie
Chemotherapie is een behandeling met medicijnen, cytostatica genaamd, die erop gericht is
om het proces van celdeling stop te zetten. Alle delende cellen - dus ook normale cellen worden hierdoor getroffen. Vooral de kankercellen worden getroffen omdat deze zich relatief
sneller delen en daardoor gevoeliger zijn voor de behandeling. Vooral de gewone cellen zullen
zich na de chemokuur weer herstellen. Veel gebruikte middelen zijn; 5-fluoro-uracil,
epirubicine, doxorubicine, cyclofosfamide, carboplatin, docetaxel en paclitaxel, in verschillende
combinaties.
5.11.2017
27/41
oncologie
Algemeen te verwachten bijwerkingen zijn moeheid, haaruitval (meestal voordat de tweede
kuur gegeven wordt), een veranderd bloedbeeld (met name een laag aantal witte bloedcellen
waardoor u snel vatbaar bent voor een infectie ), misselijkheid en braken, diarree, stomatitis
(ontsteking van het mondslijmvlies) Antracyclines (epirubicine en doxorubicine) hebben
invloed op de pompfunctie van het hart. Sommige middelen (taxanen; docetaxel, paclitaxel )
kunnen neuropathische klachten geven waardoor een gevoelsstoornis kan ontstaan in handen
en voeten.
Uitgebreide informatie over chemotherapie vindt u in een aparte patiënteninformatie map
(PIM) “Chemotherapie”.
2. Doelgerichte middelen
Doelgerichte middelen zijn medicijnen die de eventueel achtergebleven kankercellen op
celniveau heel gericht aanvallen om daarmee hun groei te remmen. Doelgerichte middelen
worden ook wel targeted therapy genoemd of biologische middelen. Een voorbeeld van
doelgerichte therapie bij borstkanker zijn de monoklonale antilichamen zoals;


Trastuzumab (merknaam Herceptin®)
Pertuzumab (merknaam Perjeta®)
Ongeveer 20% (één op de vijf) van de vrouwen met borstkanker heeft een overmaat aan
bepaalde eiwitreceptoren op de tumorcellen de zgn Humane Epidermale groeifactor
Receptor 2, afgekort HER2neu. Deze eiwitten zorgen er voor dat de tumorcellen veel
groeiprikkels in de cel doorlaten die de tumorgroei stimuleren
Monoklonale antilichamen zoals Trastuzumab (Herceptin®) kunnen die Her2neu eiwitten
blokkeren. De kankercellen sterven af of herstellen zich minder goed nadat ze beschadigd zijn
door chemo en/of hormoontherapie.
3. Hormonale therapie
Borstkliercellen hebben de hormonen oestrogeen en progesteron nodig om te kunnen groeien.
De hormonen worden voornamelijk in de eierstokken gemaakt en gedeeltelijk ook in de
bijnieren en in het onderhuids vetweefsel. De hormonen hechten zich op bepaalde plaatsen
van de borstkliercellen; de receptoren. Borstkankercellen hebben vaak ook deze receptoren.
Als dat het geval is kunnen oestrogeen en progesteron zich hechten aan tumorcellen waardoor
ze groeien. We spreken dan van een hormoongevoelige borstkanker. In dat geval kan
(anti)hormonale therapie worden geadviseerd. Deze therapie richt zich op het blokkeren van
de geslachtshormonen waardoor de tumorgroei wordt geremd. Er zijn verschillende manieren
waarop hormonale therapie bij borstkanker kan worden toegepast:
 Anti-oestrogenen (bijv. Tamoxifen (merknaam Nolvadex® en Faslodex®)
Anti-oestrogenen blokkeren de oestrogeenreceptoren waardoor de groei van (mogelijke)
kankercellen in de groei of vermeerdering niet meer worden gestimuleerd.
 Aromataseremmers (bijv. Anastrozole, Letrozole en Exemestane)
Na de overgang of als de eierstokken zijn verwijderd of de werking van de eierstokken is
geblokkeerd worden in het vet-en spierweefsel nog oestrogenen geproduceerd. Dit gebeurt
5.11.2017
28/41
oncologie
onder invloed van het enzym aromatase. Met een aromataseremmer wordt de actieve werking
van dit enzym geremd of stilgelegd. Hierdoor wordt voorkomen dat onder invloed van dit
enzym oestrogenen worden geproduceerd.
 Een LHRH-analoog. (bijv. Gosereline, Busereline en Leuproreline)
Een LHRH-analoog onderdrukt de door de hypofyse aangemaakte Luteotroop hormoon (LH) en
follikelstimulerend hormoon (FSH). LH en FSH stimuleren de productie van oestrogenen in de
eierstokken.
De te verwachten bijwerkingen van de hormoontherapieën zijn; opvliegers, droge slijmvliezen.
vaginale bloedingen en een licht verhoogde kans op baarmoederkanker (1%) bij langdurig
gebruik van tamoxifen (langer als 5 jaar). Het gunstige effect van tamoxifen op borstkanker is
echter vele malen groter. Bij de zogenaamde aromataseremmers zoals arimidex, aromasin)
staan vooral gewrichtspijnen en een lichte verlaging van de botdichtheid op de voorgrond.
Uitgebreide informatie over hormoontherapie vindt u in een aparte patiënteninformatie map
(PIM) “Hormoontherapie”.
Wanneer komt u in aanmerking voor systemische therapie?
Afhankelijk van het risico op uitzaaiingen, welke bepaald wordt door de volgende kenmerken:
 Leeftijd
 Delingsgraad van de tumor (gradatie vgls Bloom Richardson)
 Tumorgrootte ( T-stadium)
 Lymfeklierstatus (N-stadium)
 De hormoonreceptorstatus (het aan of afwezig zijn van de oestrogeenreceptor (ER) en
 de progesteron (PR))
 De mate van HER2neu overexpressie
 Triple negatieve borstkanker; (oestrogeen-, progesteron- en HER2neu receptor
negatieve borstkanker)
volgt een verwijzing naar de internist-oncoloog voor het bespreken van de winst op
(ziektevrije)overleving van systeemtherapie Bij de keuze van de therapie wordt naast uw
lichamelijke conditie ook rekening gehouden met uw eigen wens. Na het gesprek met de
internist-oncoloog zijn de volgende behandelopties mogelijk:
 Neoadjuvante systemische therapie
Neoadjuvante systemische therapie is een aanvullende therapie die voorafgaand aan de
chirurgische ingreep wordt gegeven, met als doel de tumor operabel te krijgen. De
neoadjuvante systemische behandeling bij borstkanker kan bestaan uit chemotherapie of
hormoontherapie. Een neoadjuvante behandeling valt te overwegen bij bijvoorbeeld een
relatief grote tumor in een kleine borst waarbij de wens bestaat voor een borstsparende
behandeling. Neoadjuvante therapie wordt ook vaak toegepast wanneer de tumor zo
uitgebreid is dat het in eerste instantie niet mogelijk is alle tumorcellen operatief te
verwijderen. Neo-adjuvante doelgerichte therapie zoals Trastuzumab (Herceptin®) en
Pertuzumab (Perjeta ®) worden aan de chemotherapie toegevoegd bij een stadium II Her2neu
positieve tumor.
5.11.2017
29/41
oncologie
 Adjuvante systemische therapie
Tegenwoordig is er bij het merendeel van de patiënten met borstkanker na de lokale
behandeling (operatie al dan niet gecombineerd met radiotherapie) een indicatie voor een
aanvullende (adjuvante) systemische behandeling. In samenspraak met de internist-oncoloog
kiest u voor chemo-, en/of hormoontherapie. De chemotherapie kan eventueel worden
gecombineerd met doelgerichte middelen.
Het doel van adjuvante systemische therapie is om mogelijke aanwezige maar nog niet
zichtbare uitzaaiingen (zogenaamde micrometastasen) elders in het lichaam te bestrijden om
de overlevingskansen te verbeteren. De behandeling met chemotherapie wordt over het
algemeen poliklinisch gegeven op de dagbehandeling oncologie.
Bij ongeveer 20% van de vrouwen met borstkanker is de humane epidermale
groeifactorreceptor HER2/neu in overmaat aanwezig. Patiënten bij wie dit het geval is, krijgen
naast de chemotherapie een jaar lang Trastuzumab (Herceptin®). Trastuzumab wordt goed
verdragen en is effectief als het wordt toegevoegd aan chemotherapie. Omdat trastuzumab
vooral in combinatie anthracycline bevattende chemotherapie( epirubicine en doxorubicine)
een potentieel negatieve invloed heeft op de pompfunctie van het hart, wordt elke drie
maanden de ejectiefractie gecontroleerd. De ejectiefractie is een percentage dat uitdrukt
hoeveel bloed er bij het samentrekken van de hartspier uit de linker- of de rechterkamer wordt
geperst. Als de hartfunctie tengevolge van Trastuzumab is verminderd wordt deze preventief
gestaakt. De vermindering van de hartpompfunctie is tijdelijk van aard.
Bij staken van het middel treedt meestal een volledig herstel op en kan deze nadien vaak weer
worden herstart.
Bij hormoonreceptorpositieve tumoren kan adjuvante hormoontherapie of (anti) hormonale
therapie zinvol zijn. De behandeling met hormonale therapie wordt soms als enige adjuvante
systemische behandeling gegeven na de operatie, maar kan ook gegeven worden nadat u
chemotherapie en/of radiotherapie heeft gehad.
Volgens de op dit moment geldende landelijke richtlijn wordt aan vrouwen die nog niet in de
overgang zijn (premenopauzaal) één van de volgende aanvullende behandelingen gegeven:
 Vijf jaar tamoxifen, bij hoog risico mammacarcinoom eventueel 10 jaar
 De combinatie van vijf jaar tamoxifen met uitschakeling van de eierstokfunctie met een
LHRH agonist2 (bijv. Leuproreline, Gosereline) gedurende twee tot vijf jaar, men name
bij vrouwen onder de 40 bij wie, ondanks chemotherapie, de eierstokfunctie en dus de
productie van oestrogenen terugkomt.
Voor vrouwen die in de overgang (postmenopauzaal) zijn wordt één van de volgende
aanvullende behandelingen gekozen.

Twee tot drie jaar tamoxifen gevolgd door drie tot vijf jaar een aromataseremmer
2
LHRH antagonisten zijn medicijnen die ervoor zorgen dat de hypofyse (klier in de hersenen) géén signaleren meer
krijgt om de hormonen aan te maken die vervolgens de eierstokken zouden moeten stimuleren tot de aanmaak van
oestrogenen. Uitgebreide informatie over de werking van LHRH antagonisten leest u in de PIM “Hormoontherapie”.
5.11.2017
30/41
oncologie


Vijf jaar een aromataseremmer
Momenteel lopen er veel studies om te kijken of langer doorbehandelen aanvullende
winst biedt
3.9.2.Mammaprint
Bij een beperkte groep patiënten met hormoongevoelig mammacarcinoom bij wie geen
uitzaaiingen zijn gevonden in de lymfeklieren kan de mammaprint worden ingezet. De
MammaPrint® is een gen-expressie test, waarmee nauwkeurig het gedrag van de cellen in de
tumor in kaart gebracht wordt. De test laat zien hoe agressief de borsttumor is. Op deze
manier kan een voorspelling gedaan worden over het risico of er in de toekomst uitzaaiingen
ontstaan in de op andere plaatsen in uw lichaam. Met behulp van de MammaPrint® kan de
internist-oncoloog beter bepalen of naast de (anti) hormoontherapie chemotherapie van
toegevoegde waarde lijkt te zijn. Voor de Mammaprint test wordt een stukje weefsel van de
tumor vanuit het pathologielab in Hengelo opgestuurd naar het laboratorium van Agendia in
Amsterdam. De meeste zorgverzekeraars vergoeden de MammaPrint® test.
Met de internist-oncoloog kunt u bespreken of het in uw situatie zinvol is om gebruik te maken
van deze test.
3.10 Klinisch wetenschappelijk onderzoek
De behandeling van borstkanker heeft met name de laatste 10 jaar veel vooruitgang geboekt.
Deze vooruitgang is het resultaat van voortdurend zoeken naar nieuwe en betere
behandelingen. Dit gebeurt wereldwijd door middel van wetenschappelijk onderzoek bij
patiënten (ook wel klinische studies genoemd). Klinische studies zijn onderzoeken waarin naar
antwoord op wetenschappelijke vragen wordt gezocht en waarin naar betere manieren wordt
gezocht om ziekten te behandelen.
ZGT neemt deel aan meerdere nationale en internationale klinisch wetenschappelijke studies
bij borstkanker. Indien u geschikt bent voor een dergelijk onderzoek zal de specialist (en de
verpleegkundige) u vragen hieraan deel te nemen.
Pas na uitgebreide voorlichting, zowel mondeling als schriftelijk krijgt u alle ruimte om daarin
toe te stemmen of te weigeren.
Op de website van ZGT kunt u een actueel aanbod vinden van studies waar ZGT op dit gebied
aan deelneemt;
3.11 Erfelijkheid
Bij 5-10% van de mensen met borstkanker (of eierstokkanker) is er sprake van een erfelijke
vorm. Aanwijzingen voor een erfelijke vorm van borstkanker op jonge leeftijd (ruim voor het
50e jaar) zijn;
5.11.2017
31/41
oncologie
 Borstkanker bij een man of meerdere personen in meerdere generaties.
 Dubbelzijdige borstkanker en/of meerdere tumoren in één borst en eierstokkanker in de
familie.
Uw medisch specialist kan beoordelen of verwijzing voor erfelijkheidsadvies voor u
aangewezen is.
Na verwijzing naar de afdeling klinisch genetica heeft u een informatief gesprek met een
klinisch geneticus (erfelijkheidsarts). De klinisch geneticus beoordeelt aan de hand van uw
medische gegevens en familiegeschiedenis of er reden is voor DNA onderzoek
(bloedonderzoek) naar een erfelijke vorm van borstkanker. Verder wordt beoordeeld of er
reden is voor borstcontroles buiten het bevolkingsonderzoek en zo ja, voor welke familieleden
deze adviezen gelden.
Indien er een indicatie voor een DNA onderzoek is, bepaalt u uiteindelijk zelf of u ook DNA
onderzoek wenst. De klinisch geneticus zal met u de consequenties en de voor- en nadelen
van DNA onderzoek bespreken.
Meer informatie kunt u vinden op;
https://www.radboudumc.nl/Zorg/Afdelingen/Genetica/KlinischeGenetica/Pages/Erfelijkheidsbo
rstkankereneierstokkanker.aspx
3.12 Second opinion
U kunt u om een second opinion vragen, een tweede mening, bijvoorbeeld wanneer u twijfelt
aan de diagnose of de voorgestelde behandeling. Met een tweede mening wordt het oordeel of
advies bedoeld van een andere deskundige dan uw eigen zorgverlener. Deze geeft op uw
verzoek alleen zijn mening en neemt de behandeling niet over. Informeer bij uw
zorgverzekeraar of de second opinion wordt vergoed.
5.11.2017
32/41
oncologie
4.0 Psychosociale begeleiding
Als u te horen krijgt dat u kanker heeft, roept dit waarschijnlijk veel vragen en emoties op.
Zowel voor uzelf, als voor uw naasten, is het een spannende tijd. Zo kunnen er vragen zijn
over het omgaan met een veranderde situatie en kan dit in emotioneel opzicht gevolgen
hebben op uw dagelijks functioneren. De medewerkers van het behandelteam ondersteunen u
zoveel mogelijk. Op deze pagina leest u wat u op de verschillende momenten van hen mag
verwachten.
Psychosociale begeleiding op maat
Omdat ieder mens verschillend is, is het goed om de psychosociale begeleiding op u
persoonlijk te laten aansluiten. Door gesprekken met u en uw naasten proberen de
medewerkers duidelijk te krijgen waar uw vragen en behoeften op dat moment liggen. Zij
stellen het zeer op prijs als u aangeeft waar u behoefte aan heeft. Ook de lastmeter kan hierin
behulpzaam zijn. De mammacareverpleegkundige zal u op bepaalde momenten vragen de
lastmeter in te vullen. De lastmeter is een vragenlijst die in kaart brengt of u klachten ervaart
en op welk gebied deze klachten zich voordoen. Afhankelijk van de uitkomst kunt u advies
krijgen voor ondersteuning door andere zorgverleners bijvoorbeeld een medisch
maatschappelijk werker, geestelijke verzorger en/of een klinisch psycholoog. Ook zou een
revalidatieprogramma hulp of ondersteuning kunnen bieden. Een eventuele doorverwijzing
vindt altijd in overleg met u plaats.
Begeleiding tijdens de fase van onderzoek en behandeling
Tijdens deze fase hebben de meeste patiënten en hun partner of naasten behoefte aan
voorlichting en advies op maat. Omdat er keuzes zijn in de behandelingsmogelijkheden is het
belangrijk dat u weet welke keuzes er zijn, hoe bij deze keuzes de genezingskans is, wat de
kans is op uitzaaiingen en wat de mogelijke bijwerkingen en gevolgen van de behandelingen.
De chirurg bespreekt alle opties met u en uw partner of naasten zodat u een weloverwogen
keuze kunt maken.
De mammacareverpleegkundige bespreekt de gegeven informatie met u na, geeft eventueel
aanvullende informatie en geeft voorlichting en advies over psychosociale begeleiding.
Na de behandeling
In de periode na de behandeling is er vaak behoefte aan informatie over de manier van
omgaan met de gevolgen van de behandeling en de terugkeer naar het normale leven. Meer
hierover leest u in het volgende hoofdstuk.
5.11.2017
33/41
oncologie
5.0 Herstel na de behandeling
Het is belangrijk dat u uzelf een aantal weken de tijd geeft om te herstellen. Eenmaal thuis in
uw eigen omgeving komen vaak opnieuw emoties los. De mammacareverpleegkundige van de
polikliniek chirurgie of verpleegkundig specialist van de interne oncologie zullen tijdens uw
bezoek op de polikliniek zowel het lichamelijk als geestelijk herstel met u bespreken. Aarzelt u
niet uw vragen of gevoelens hierover met haar te bespreken. De mammacareverpleegkundige
of verpleegkundig specialist oncologie zijn hiervoor ook telefonisch bereikbaar (zie voor
telefoonnummers hoofdstuk 3).
Omgaan met de veranderende situatie
Zowel de ziekte als de behandeling die u ondergaat, kunnen veel stress en spanning
veroorzaken. Dit vraagt vaak veel van u, terwijl uw weerbaarheid juist minder is.
Ook kan ziekte en behandeling veel gevolgen hebben voor uw dagelijks leven. Bijvoorbeeld in
de omgang met anderen (partner, familie, vrienden), bij het vinden of hervatten van werk
en/of huishouden en het weer doen van activiteiten die altijd belangrijk voor u waren. Bekijk
goed welke werkzaamheden u thuis aan kunt en in welk tempo. Probeer balans te vinden
tussen activiteit en rust. Het kan zijn dat extra hulp thuis noodzakelijk is. Misschien kunt u dat
in eigen familie- of vriendenkring regelen. Zo niet, dan kunt u in overleg met uw huisarts of
met de mammacareverpleegkundig de eventuele mogelijkheden van thuiszorg bespreken.
Vaak zijn er door de ziekte en/of de behandeling uiterlijke veranderingen opgetreden. Hierdoor
kunt u zich onzeker voelen of andere problemen ervaren.
Het kan moeilijk zijn om met de veranderde situatie om te gaan en hierin een nieuwe weg te
vinden. Soms roept het gevoelens op waarin u uzelf niet meer herkent. U kunt het gevoel
hebben dat alles u overspoelt en dat u weinig greep meer op uw eigen situatie heeft. Ook
kunnen er klachten ontstaan zoals slapeloosheid, vermoeidheid, concentratiestoornissen,
lusteloosheid of onrust. Wanneer dit zo is, is het verstandig extra begeleiding te zoeken om te
voorkomen dat u in een vicieuze cirkel terecht komt. De mammacareverpleegkundige kan
zorgen voor een verwijzing als u dat wilt.
Controleschema op de Mammapoli
Als u bij ons voor het eerst op de mammapoli komt wordt u gezien door één van de
mammachirurgen of de mammadokter.
Mammachirurgen:
Dr. K.M.J. Thijssens
H.J. Heijmans
Mw. D.M. de Leeuw
Mw. M. Jagers op Akkerhuis
Mammadokters:
M. van der Heide – Pol
E. Dokter
5.11.2017
34/41
oncologie
Als blijkt dat u een operatie moet ondergaan wordt u bij de verdere bezoeken voor de operatie
gezien door een mammachirurg. We proberen dit zoveel mogelijk bij 1 vaste mammachirurg te
plannen.
Na de operatie komt u terug voor de uitslag en controle, u wordt dan gezien door de
mammachirurg die u geopereerd heeft.

Drie maanden na de operatie wordt u gezien door de mammacare-verpleegkundige. Zij
bespreekt met u de lastmeter en zij leggen de volgende controles aan u uit.

Zes maanden na de operatie wordt u gezien door de mammadokter of door de
verpleegkundige specialist.

Mevr. Meen is een verpleegkundig specialist die speciaal is opgeleid om deze controles
uit te voeren. Zowel de verpleegkundig specialist als de mammadokter zien patiënten 6
maanden na de operatie en vanaf de controle 2 jaar na de operatie.

Eén jaar na de operatie wordt u gezien door de mammachirurg (de mammachirurg die
u ook geopereerd heeft) en daarbij wordt er ook een mammografie gemaakt, indien dit
mogelijk is.

Vanaf de 2e jaar controle wordt u gezien door de mammadokter of door de
verpleegkundig specialist, de controle zal dan plaats vinden bij de verpleegkundig
specialist of mammadokter die u ook heeft bezocht bij de controle 6 maanden na de
operatie.

De controles vinden in principe gedurende 5 jaar plaats volgens de huidige richtlijnen.
5.11.2017
35/41
oncologie
6.0 Oncologische revalidatie
Veel patiënten met kanker kampen tijdens en na de behandeling met klachten zoals
vermoeidheid, conditieverlies, pijn, emotionele instabiliteit en depressie. Revalidatie kan een
groot deel van de (ex-) kankerpatiënten helpen om de gevolgen van ziekte en behandelingen
boven te komen. In recente Nederlandse studies is aangetoond dat kankerpatiënten met
revalidatie een betere kwaliteit van leven hebben dan patiënten die niet revalideren.
Afhankelijk van uw situatie en hulpvraag zijn allerlei therapiecombinaties mogelijk, onder
meer:
 Training onder begeleiding van een fysiotherapeut. Zo verbetert u uw conditie en
spierkracht. Een trainingsprogramma is vaak een combinatie van kracht en
conditietraining. Soms aangevuld met sport en spel.
 Praten met een psycholoog of maatschappelijk werker is soms een mogelijkheid. Als u
psychisch meer weerstand opbouwt, kunt u het dagelijks leven beter aan. Ook als u heel
erg vermoeid blijft helpen zij u verder.
 Een bezoek aan een diëtiste die u voedingstips geeft om weer op krachten te komen.
Voor bovenbeschreven therapieën kunt u binnen het ziekenhuis terecht. Als er sprake is van
meervoudige en/of complexe problematiek dan is behandeling onder begeleiding van een
revalidatie-arts nodig.
U kunt zowel zelfstandig als in een groep revalideren. Revalideren is mogelijk tijdens de
behandeling en daarna. Ook als u niet meer kunt genezen heeft revalidatie zin. Revalidatie is
erop gericht klachten tijdens de verschillende fasen van het ziekteproces te voorkomen of te
verminderen.In het programma wordt gewerkt aan het opnieuw vertrouwd raken met het
eigen lichaam, het ontdekken van bewegingsmogelijkheden, (arbeids)reintegratiemogelijkheden en het verwerken van het ziekteproces, onder andere door
lotgenotencontact. Afhankelijk van uw situatie kunt u te maken krijgen met een
revalidatiearts, fysiotherapeut, ergotherapeut, psycholoog, maatschappelijk werker en
logopedist.
In geval van chemotherapie worden patiënten 3 maanden na de laatste chemokuur door de
verpleegkundig specialist gezien. Deze zal samen met de patiënt kijken in welke vorm en mate
oncologische revalidatie is geïndiceerd.
Bespreek met uw arts of oncologieverpleegkundige waar u last van heeft en welke
ondersteuning u wilt. Ze geven u advies en kunnen u verwijzen naar een zorgverlener of
revalidatieprogramma.
Meer informatie
ZGT ziekenhuislocatie Almelo: Afdeling fysiotherapie: telefoon 088 708 3210
ZGT ziekenhuislocatie Hengelo: Afdeling fysiotherapie: telefoon 088 708 5200
www.zgt.nl/oncologischerevalidatie
5.11.2017
36/41
oncologie
7.0 Uiterlijke verzorging en kanker
Workshops uiterlijke verzorging in ZGT; “Look good feel better”
Om patiënten met kanker beter te verzorgen, organiseert ZGT 6 keer per jaar op locatie in
Hengelo of Almelo (telkens routerend) workshops uiterlijke verzorging. Het ziekenhuis doet dit
in samenwerking met Stichting Look Good…Feel Better. Tijdens deze workshops krijgen
deelnemers tips en adviezen over de verzorging van het uiterlijk en gaan zij zelf aan de slag
met huidverzorging en make-up. Deze workshops worden gesponsord door de Stichting
Roparun. Roparun is een organisatie die door het organiseren van sportieve activiteiten geld
inzamelt voor de zorg van mensen met kanker.
Een goed verzorgd uiterlijk geeft meer zelfvertrouwen. Dit geldt voor gezonde mensen, maar
zeker ook voor mensen die er door ziekte of behandeling soms minder goed uitzien. Kanker en
de behandelingen daarvan hebben vaak grote gevolgen voor het uiterlijk. Veel mensen
verliezen hun haar of krijgen te maken met huid- en nagelproblemen. Hoewel dit vaak
tijdelijke verschijnselen zijn, is extra aandacht en zorg voor deze veranderingen belangrijk
voor het welzijn van de patiënt. De workshops ‘Look Good…Feel Better’ helpen patiënten de
uiterlijke gevolgen van bijvoorbeeld chemotherapie en bestraling te verminderen.
Bij de workshop zijn speciaal getrainde schoonheidsspecialisten, visagisten en een
kapper/haarwerker aanwezig. Tijdens de twee uur durende bijeenkomsten kan men in een
ontspannen sfeer vragen stellen over het veranderende uiterlijk om vervolgens zelf aan de slag
te gaan met de door de cosmeticabranche ter beschikking gestelde producten.
De Stichting Look Good…Feel Better organiseert de workshops door het hele land. Momenteel
zijn acht organisaties direct verbonden aan de Stichting. Het betreft organisaties op het gebied
van kanker, uiterlijke verzorging en de brancheorganisatie van fabrikanten en importeurs van
cosmetica. Mensen met kanker die onder behandeling zijn in ZGT kunnen kosteloos deelnemen
aan de workshop. Voor informatie en inschrijving kunt u contact opnemen met ZGT via Ingrid
Pasman, coördinerend oncologieverpleegkundige: [email protected]. Voor aanvullende
informatie kunt u ook terecht op www.lookgoodfeelbetter.nl.
ZGT Helon Huid- en Laserkliniek Oost Nederland
Helon, Huid en Laserkliniek Oost Nederland biedt een compleet scala aan behandelingen voor
bijna elke vorm van huidproblematiek. Denk hierbij bijvoorbeeld aan ontharingsbehandelingen
voor gezicht of lichaam, littekenmassage, oedeemtherapie, huidverjonging/huidverbetering,
medische tatoeage (dermatografie) bij bijvoorbeeld het geheel of gedeeltelijk ontbreken van
de wenkbrauwen als gevolg van een chemotherapiebehandeling of bij het inkleuren van de
tepelhof na een borstreconstructie bij borstkankerpatiënten.
Alle behandelingen worden uitgevoerd onder medische supervisie van dermatologen en BIG
geregistreerde huidtherapeuten. Hierdoor voldoet ZGT Helon aan de voorwaarden van veel
zorgverzekeraars om voor eventuele vergoeding in aanmerking te komen. Meer informatie
vindt u op de website www.helon.nl
5.11.2017
37/41
oncologie
Contactgegevens ZGT Helon:
Geerdinksweg 139-53
7555 DL Hengelo
Telefoonnummer: 088 708 49 90
Caroline Cosmetics
Caroline Cosmetics geeft op een positieve manier praktische informatie en advies over
uiterlijke verzorging bij kanker. Tevens kan zij u adviezen geven over de juiste kleren en
kleuren die uw natuurlijke uitstraling versterken.
Contactgegevens:
Caroline Budel
Kettingbrugweg 6
7552 CW Hengelo
Telefoonnummers: 074 250 19 50 of 06 21 89 44 06
5.11.2017
38/41
oncologie
8.0 Brochures en extra informatie
Er zijn in Nederland verschillende organisaties die u kunnen informeren over borstkanker en
alles daaromheen. Zij geven bijvoorbeeld brochures uit over uiteenlopende onderwerpen
rondom kanker. Enkele voorbeelden zijn: Kanker in de familie, Als u als vader of moeder
kanker heeft, Leven met kanker, Seksualiteit en vruchtbaarheid etc. Ook kunnen zij u
informeren als u graag in contact wilt komen met lotgenoten. Als u over deze (of andere)
zaken informatie wilt, dan kunt u zich wenden tot:
Borstkanker Vereniging Nederland
Lotgenoten telefoon: (030) 291 72 20
website: www.borstkankervereniging.nl
Onderdeel van de Borstkanker Vereniging Nederland is het Contact Jonge Vrouwen met
borstkanker, speciaal voor vrouwen tot 45 jaar.
Voorlichtingscentrum Nederlandse Kankerbestrijding (KWF)
 gratis hulp + informatielijn (0800) 022 66 22
 24 uur per dag voor bestellen brochures: www.kankerbestrijding.nl
 op werkdagen van 10.00 – 12.30 uur en van 13.30 – 16.00 uur voor gesprek met een
voorlichter
De Amazones
De Amazones is een site voor jonge vrouwen die borstkanker hebben (gehad). Naast
lotgenoten zijn ook andere betrokkenen en geïnteresseerden actief op deze site.
http://www.de-amazones.nl/
Helen Dowling Instituut
Het Helen Dowling Instituut helpt u en uw naasten omgaan met emoties en angsten naar
aanleiding van de diagnose kanker. Zij bieden professionele hulp in de vorm van individuele
gesprekken en groepsgesprekken.
http://www.hdi.nl
Leven met Kanker
Bij de Stichting “Leven met kanker”, voorheen de Nederlandse Federatie van
Kankerpatiëntenverenigingen (NFK)’, kunt u informatie krijgen over patiëntenorganisaties voor
mensen met een bepaalde soortkanker.
telefoon: (030) 291 60 91 ( ma t/m vrij van 10.00 uur tot 13.00 uur)
internet: https://www.kanker.nl/organisaties/levenmetkanker-beweging
e-mail:[email protected]
5.11.2017
39/41
oncologie
Informatie voor kinderen
Om (klein)kinderen uit te leggen wat kanker precies is heeft het KWF allerlei informatie.
Daarnaast zijn er ook internetsites voor kinderen zoals www.kankerspoken.nl.
Boekjes speciaal voor kinderen zijn:
 Chemo Kasper ( ISBN 90 75281161)
 Radio Robbie (ISBN 90 75281226)
Deze zijn te bestellen bij de Vereniging ‘Ouders, Kinderen en Kanker’: www.vokk.nl
Zorgverlening
Als u een zorgvraag heeft of wanneer uw zorgvraag veranderd is, dient u contact op te nemen
met het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) bij u in de buurt.
U doet er verstandig aan om bij uw ziektekostenverzekering te informeren bij welke
thuiszorgorganisatie u uw zorg kunt aanvragen.
Vervoersvergoeding
Om te weten of u voor een vervoersvergoeding in aanmerking komt, kunt U contact opnemen
met uw ziektekostenverzekeraar.
Werk en kanker
Zodra u de de diagnose borstkanker krijgt wordt alles anders. Het is niet voor iedereen
mogelijk om door te werken tijdens de behandelingen en weer te gaan werken als de
behandelingen achter de rug zijn. Voor een kleine groep mensen, is het om welke reden dan
ook, erg moeilijk om de draad weer op te pakken. Om aan het werk te komen zijn er
tegenwoordig meerdere instanties die u daarbij kunnen helpen Op de website van de
borstkankervereniging; http://www.borstkanker.nl/tips_reintegratie_na_borstkanker vindt u
hierover meer informatie
5.11.2017
40/41
oncologie
9.0 Ruimte voor eigen aantekeningen
5.11.2017
41/41
Download