OEFENINGEN HOOFDSTUK 3 De computerconfiguratie 3.1.1 Een computerconfiguratie a) Een computerconfiguratie bestaat uit volgende delen: 1. Systeemeenheid 2. Diskettestation 3. Toetsenbord 4. Beeldscherm of monitor 5. Muis 6. Luidsprekers 7. Printer Zet de juiste benaming bij de afbeelding en teken de ontbrekende apparaten. b) Welke van onderstaande (rand)apparaten heb je nodig om te kunnen spreken van een minimale computerconfiguratie of basis computerconfiguratie? Benoem de verschillende onderdelen en duid de basis configuratie aan met een kruisje. Basisvaardigheden ICT 1 L. Nijs c) In onderstaande tabel vind je een aantal randapparaten. Noteer hun functie in het gevensproces. (Invoer, uitvoer of eventueel beide) Kruis aan. Invoer Randapparaat Uitvoer Beide Printer Beeldscherm Toetsenbord Microfoon Scanner Luidsprekers Muis Diskettestation Harde schijf Scanner d) In de computerklas heeft staan een aantal computerconfiguraties. Over welke (rand)apparaten kan jij beschikken. Noteer in volgende tabel hun naam en geef hun functie in het verwerkingsproces. Functie Randapparaat e) Hierna volgen enkele uitspraken. Welke van uitspraken is juist en welke fout? Kruis je keuze aan. Juist Uitspraak Fout Ik eet steeds mijn boterhammen op als ik aan de computer aan het werken ben. Ik zet steeds de computer uit als ik hem wil verplaatsen. Het scherm moet je niet uitzetten als je naar tv gaat kijken. Er verschijnt niets op het scherm en toch staat mijn computer aan. Ik controleer de kabels. Als het toetsenbord vuil is, spoel ik het af onder de kraan. Mijn moeder legt een doekje over de ventilator van de systeemeenheid. Zo kan ze een bloempot op de computer zetten ter versiering. Mijn vader haalt het balletje uit de muis en reinigt dit als de muis niet meer correct werkt. f) Taak 1: Zoek documentatie over computers in tijdschriften, weekbladen of folders. Plak deze op een huistakenblad. Schrijf de naam bij elk deel samen met de functie in de gegevensverwerking Basisvaardigheden ICT 2 L. Nijs 3.1.2 De verbindingen a) Al de stekkers werden achteraan uit je systeemeenheid verwijderd. Verbind de randapparaten terug met de systeemeenheid en vul onderstaande gegevens aan. Welke verbinding is aanwezig op jou configuratie? Duid op onderstaande tekening die verbindingen aan (met een kruisje) en geef de juiste benaming. b) Ben je akkoord met volgende uitspraken? Juist Uitspraak Fout Ik heb geen internetverbinding. Ik geef het open ga spelen. Ik wil mijn document afdrukken. De printer werkt niet. Ik controleer de aansluiting met de systeemeenheid. Als een stekker niet goed loskomt, schud ik hem maar wat heen en weer. De bijgeleverde schroeven bij het contactpunt heb ik verwijderd. Ze storen me toch maar.. Basisvaardigheden ICT 3 L. Nijs 3.1.3 Opslag door de computer. a) Taak 2 Zoek documentatie over gegevensdragers in tijdschriften, weekbladen of folders. Plak deze op een huistakenblad. Noteer voor elke gegevensdrager de naam en 2 eigenschappen. b) Je vriend(in) houdt er enkele rare uitspraken op na. Ben je akkoord met wat hij zegt? Juist Uitspraak Fout Mijn diskettes liggen steeds in de auto.. Ik speel graag met het metalen afdekplaatje van de diskette. Je systeemeenheid verplaats je best niet als deze aan staat.. Een cd-rom is ongevoelig voor grote temperatuurverschillen en magnetische invloeden. Ik haal de diskette al uit het diskettestation ook al brand het lampje nog. Wil ik de gegevens op mijn diskette beveiligen tegen overschrijven dan zet ik het schrijfbeveiligingsschuifje open. Als ik vertrek steek Ik een diskette vlug in mijn broekzak. 3.1.4 Verwerking Een aantal stappen van de verwerking door een computer zijn door elkaar gehaald. Nummer de verschillende stappen en maak zo het gegevensverwerkend proces in een computer zo volledig. Stap in het verwerkingsproces. Volgorde De verbeteringen worden via de processor verwerkt. De computer leest het verslag in vanaf de diskette. Je verbetert het verslag. Het verslag wordt terug opgeslagen op een permanente gegegevensdrager. Je sluit het document en het werkgeheugen wordt terug leeggemaakt. Een kopie van het verslag wordt in het werkgeheugen geplaatst en op het scherm getoond. Stap in het verwerkingsproces. Volgorde De ingetypte tekst verschijnt op het scherm en wordt in het werkgeheugen geplaatst. Je sluit het document en het werkgeheugen wordt terug leeggemaakt. De processor verwerkt je opdracht en stuurt de gegevens naar de printer. Je geeft de opdracht aan de computer om de brief af te drukken. Je tikt een brief in. Basisvaardigheden ICT 4 L. Nijs 3.1.5 Het meten van geheugen - geheugencapaciteit a) Schrijf de volgende eenheden voluit en rangschik ze van klein naar groot. Notatie: TB, MB, KB, GB Notatie Eenheid byte 3.2 Software In een computer is veel software (programma’s) aanwezig. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen toepassingssoftware (programma’s die een specifieke toepassing hebben) en systeemsoftware (programma’s die al de hardware laten functioneren). In de tabel vind je een aantal programma’s terug. Noteer achter elk programma of dit behoort tot de toepassingssoftware (TS) of besturingssoftware (BS). Een programma … TS of BS voor het invoeren, bewerken en afdrukken van teksten. om je printer te installeren en andere programma’s te beheren. om je harde schijf in te delen. voor het maken en aanpassen van tekeningen en foto’s. voor het spelen van een spel. om iets te leren. Basisvaardigheden ICT 5 L. Nijs Basisvaardigheden ICT 6 L. Nijs