Schimmels in de woning - DSpace Open Universiteit

advertisement
Schimmels in de woning
Groei van schimmels binnenshuis en haar
gezondheidseffecten
EINDRAPPORT
Glen van Balgooy, projectleider
Mark Bogaart, projectmedewerker
Louise Prud’homme de Lodder, projectmedewerker
Jef Segers, projectmedewerker
Heerlen, 29 augustus 2006
ONDERZOEK UITGEVOERD IN OPDRACHT VAN GGD-ROTTERDAM, CLUSTER MILIEU & HYGIËNE
SCHIMMELS IN DE WONING
Colofon
Naam document
Eindrapport ‘Schimmels in de woning’
Auteur(s) document
Glen van Balgooy; Mark Bogaart; Louise Prud’homme de Lodder; Jef Segers
Uitgave
InCompany Milieuadvies
faculteit Natuurwetenschappen
Open Universiteit Nederland
Postbus 2960
6401 DL Heerlen NL.
www.ou.nl/nw
Opdrachtgever
GGD Rotterdam
Telefoon: (010) 4339 872
Fax: (010) 4339 833
Website: www.ggd.rotterdam.nl
Bezoekadres: Schiedamsedijk 95
Postadres: Postbus 70032, 3000 LP Rotterdam
Projectteam IM
M42, Schimmels in de woning, run voorjaar 2006
Kenmerk
Versie nummer
1
Datum eerste versie
27 juni 2006
Laatst bijgewerkt
18-9-2006 10:03
InCompany Milieuadvies hanteert de APA 5th Style als norm voor haar
wetenschappelijke rapportages.
Historie
Status
Copyright
© 2006 Open Universiteit Nederland, Heerlen
De auteursrechten op dit materiaal berusten bij de Open Universiteit Nederland. Behoudens
uitzonderingen door de Wet gesteld mag zonder schriftelijke toestemming van de
rechthebbende(n) op het auteursrecht niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of
openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, hetgeen ook van
toepassing is op de gehele of gedeeltelijke bewerking.
Copyright on this material is vested in the Open Universiteit Nederland. Save exceptions
stated by the law no part of this publication may be reproduced in any form, by print,
photoprint, microfilm or other means, included a complete or partial transcription, without the
prior written permission of the publisher.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
SCHIMMELS IN DE WONING
Projectgegevens
Titel
Groei van schimmels binnenshuis en haar
gezondheidseffecten.
Title
Residential Mould Growth and Health
Opdrachtgevende instantie
Tiny Habets-Willems
tel.: (010) 4339509
e-mail: [email protected]
GGD Rotterdam
Telefoon: (010) 4339 872
Fax: (010) 4339 833
Website: www.ggd.rotterdam.nl
Bezoekadres: Schiedamsedijk 95
Postadres: Postbus 70032, 3000 LP Rotterdam
Contactpersoon: Louise Prud’homme de Lodder
(Glen van Balgooy)
Omschrijving opdracht (nl)
1) Literatuuronderzoek met als onderwerp: Welke schimmels
uit het binnenmilieu zijn het meest schadelijk voor de
gezondheid van de mens?
2) Protocol dat beschrijft hoe schimmels in de woning het
beste, wat betreft gezondheid en doeltreffendheid,
verwijderd kunnen worden.
Description of the order (in English)
1) Research and systematic literature investigation on harmful
indoor molds and demonstrable health effects in humans.
2) Identifying effective clean-up procedures for mold in
houses.
Trefwoorden
Schimmel, binnenmilieu, gezondheid, protocol
Key words
Mould, fungi, residential, health, protocol
Betrokkene(n) bij opdrachtgeversorganisatie
Tiny Habets-Willems
tel.: 010 - 4339509
e-mail: [email protected]
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
SCHIMMELS IN DE WONING
Projectleider team IM
Glen van Balgooy, studentnummer: 838906665
Menadostraat 13-A
9715 KT Groningen
050-5719601 (thuis) / 06-22755456 (mobiel)
038-8512562 (werk)
Privé: [email protected]
Werk: [email protected]
Cursus: Virtueel Milieuadviesbureau; N50213 (3 modulen)
Studie: WO-Bachelor Milieu-natuurwetenschappen (BSc),
major Gezondheid, Open Universiteit Nederland.
Rol t.o.v. opdrachtgever/externen: groepsgericht leidinggeven
en eindverantwoording project.
Projectmedewerker team IM
Mark Bogaart, studentnummer: 837536828
Vogelenzang 82
4661 JD Halsteren
Tel: 0164 – 680755
[email protected]
Cursus: Virtueel milieuadviesbureau eerste run; N50213 (3
modulen). In september 2006 aanvang tweede run (4
modulen).
Studie: Wo-bachelor Milieu-natuurwetenschappen (BSc.),
major Gezondheid, Open Universiteit Nederland.
Rol t.o.v. opdrachtgever/externen: uitwerker van
probleemdefinitie opdracht, inbreng in eindrapportage
opdracht.
Projectmedewerker team IM
Louise Prud’homme de Lodder, studentnummer: 836081492
A. Romerostraat 137
3573 AE Utrecht
Tel. 030-2725339 (thuis) [email protected]
Tel. 030-2742540 (werk) [email protected]
Cursus: Virtueel Milieuadviesbureau N50217 (4 modulen)
Studie:Wo-bachelor Milieu-natuurwetenschappen (BSc), major
Gezondheid, Open Universiteit Nederland.
Rol t.o.v. opdrachtgever/externen: contactpersoon,
presentatie, inbreng eindrapportage
Projectmedewerker team IM
Joseph Segers, studentnummer: 835928453
Violetlaan 15
2920 Kalmthout
[email protected]
Cursus: Virtueel Milieuadviesbureau N50217 (4 modulen)
Studie: Wo-bachelor Milieu-natuurwetenschappen (BSc),
major Gezondheid, Open Universiteit Nederland.
Rol t.o.v. opdrachtgever/externen: notuleren, verzamelen en
verwerken van gegevens, inbreng eindrapportage
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
SCHIMMELS IN DE WONING
Projectcoach
Els Jans (faculteit Natuurwetenschappen, Open Universiteit
Nederland)
Contact via e-room en telefoneren via internet (OU)
Opdrachtgever
Tiny Habets- Willems
Cluster Milieu & Hygiëne
tel.: (010) 4339509
e-mail: [email protected]
GGD Rotterdam
Telefoon: (010) 4339 872
Fax: (010) 4339 833
Website: www.ggd.rotterdam.nl
Bezoekadres: Schiedamsedijk 95
Postadres: Postbus 70032, 3000 LP Rotterdam
Examinator
Dr. Wilfried Ivens, faculteit Natuurwetenschappen, Open Universiteit
Nederland, Heerlen, NL
Referentie naar dit rapport
Balgooy van G., Bogaart, M., Prud’homme de Lodder, L., Segers, J.
(2006). Schimmels in de woning. Groei van schimmels binnenshuis en
haar gezondheidseffecten. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van
GGD-Rotterdam, NL. Residential Mould Growth and Health.
Investigation by order of the Area Health Authority in Rotterdam, NL
(in Dutch). Unpublished Bachelor's Thesis, Open Universiteit Nederland,
Heerlen, NL.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
SCHIMMELS IN DE WONING
Inhoud
Colofon
2
Projectgegevens
3
Inhoud
6
Voorwoord
8
Samenvatting
9
Abstract
10
1
Inleiding (achtergrondinformatie)
11
1.1
Probleemstelling
11
1.2
Vraagstelling (milieuwetenschappelijk)
12
1.3
Doelstelling
12
1.4
Kenmerken (criteria)resultaten
12
1.5
Randvoorwaarden en afbakening
13
2
Methode en technieken
14
2.1
Literatuuronderzoek
14
2.2
Sleutelbegrippen
14
2.3
Inhoudelijke criteria
14
2.4
Informatiebronnen
15
3
Literatuurverslag meest schadelijke schimmels binnenshuis
17
3.1
Inleiding
17
3.2
Wat zijn schimmels?
18
3.2.1
Inleiding
18
3.2.2
Fylogenie
18
3.2.3
Morfologie
19
3.2.4
Voortplanting en levenscyclus
19
3.2.5
Voorwaarden voor schimmelgroei
20
3.3
De schadelijke componenten/producten van schimmels
22
3.3.1
Inleiding
22
3.3.2
Allergenen
22
3.3.3
Glucanen
25
3.3.4
MVOS (microbiële vluchtige organische stoffen)
26
3.3.5
Mycotoxinen
26
3.4
Schimmels als ziekteveroorzakers
27
3.4.1
Inleiding
27
3.4.2
Zes manieren waarop schimmels ziekten kunnen veroorzaken
28
3.5
Aspergillus
29
3.5.1
Taxonomische classificatie
29
3.5.2
Beschrijving, schadelijke componenten en gezondheidseffecten van Aspergillus 29
3.6
Penicillium
31
3.6.1
Taxonomische classificatie
31
3.6.2
Beschrijving, schadelijke componenten en gezondheidseffecten van Penicillium 31
3.7
Cladosporium
32
3.7.1
Taxonomische classificatie
32
3.7.2
Beschrijving , schadelijke componenten en gezondheidseffecten van Cladosporium
32
3.8
Overige schadelijke schimmels en een gist
34
3.8.1
Inleiding
34
3.8.2
Stachybotrys
34
3.8.3
Alternaria
34
3.8.4
Candida albicans
35
4
Adviesverslag voor GGD Rotterdam
36
4.1
Vocht in de woningen
36
4.2
Verminderen van de vochtproductie
37
4.3
Rol van de GGD Rotterdam e.o. en derden
39
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 6 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
4.4
Preventie van schimmelvorming
4.4.1
Controle van vochtigheid
4.4.2
Schoonmaken versus desinfecteren
4.4.3
Verwijdering van schimmels
4.4.4
Middelen voor schimmelverwijdering
4.4.5
Werkwijze voor schimmelverwijdering
4.5
Het bewonersprotocol
4.5.1
Inleiding
4.5.2
Wat is een protocol?
4.5.3
Kenmerken van het bewonersprotocol
4.5.4
Welke bewoners kunnen het bewonersprotocol gebruiken?
4.5.5
Wat is het doel van het bewonersprotocol?
4.5.6
Eisen van het protocol
4.5.7
Blad Tips & Tricks
4.5.8
Top 3 Tips
5
Conclusie
5.1
Conclusie naar aanleiding van het literatuurverslag
5.2
Conclusie naar aanleiding van het adviesverslag
6
Aanbevelingen
6.1
Aanbevelingen naar aanleiding van het literatuurverslag
6.2
Aanbevelingen naar aanleiding van adviesverslag
7
Referentielijst
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
A: Literatuurverslag
B: Middelen
C: Bewonersprotocol
D: Tips and tricks
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 7 van 90
39
39
41
42
43
45
47
47
48
49
49
50
50
51
51
52
52
52
53
53
54
55
SCHIMMELS IN DE WONING
Voorwoord
In de eindfase van de bacheloropleiding Milieu-natuurwetenschappen wordt door de
studenten een externe opdracht gekozen. Wij hebben gekozen voor een opdracht waarbij
“gezondheid” centraal staat. Onze opdrachtgever is de GGD van Rotterdam en omstreken.
Deze heeft ons de mogelijkheid gegeven om onze milieuadviesvaardigheden op academisch
niveau te kunnen ontwikkelen.
Graag zouden wij iedereen willen bedanken die ons, langs welke weg dan ook hulp heeft
geboden bij het milieuadviesproject.
In de eerste plaats willen wij onze projectbegeleidster Drs. Els Jans bedanken voor haar
stimulerende begeleiding. Bij haar konden we steeds terecht voor goede raad en al onze
vragen.
Ook dank aan alle personen die ons gedurende heel het traject met raad en daad hebben
bijgestaan.
De dames A.Thys, R. Slob en T. Habets.
De heren J. Bosselaers, D. Heederik, R. Samson en K. Snepvangers R. van Strien.
Maar naast deze professionals zijn er ook de mensen in onze directe omgeving die ons
steeds hebben gesteund. Familie en vrienden hebben altijd oprechte interesse getoond en
boden ons steeds de gelegenheid enthousiast uitgebreid te vertellen over ons project.
Zonder een goede samenwerking tussen de teamleden was het niet mogelijk geweest om
deze klus te klaren.
Collega’s denk later goedgemutst terug aan onze acht handen op één buik!
29 augustus 2006
Glen van Balgooy
Mark Bogaart
Louise Prud’homme de Lodder
Jef Segers
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 8 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Samenvatting
In Nederland heeft 15 tot 20% van de woningen vochtproblemen. Vochtige woningen zijn te
herkennen aan zichtbare vochtplekken, schimmelgroei en/of een muffe lucht. Bovendien kan
vocht indirect gezondheidsklachten veroorzaken.
Schimmelsoorten die binnen groeien zijn onder andere van de geslachten Penicillium,
Aspergillus, Alternaria en Cladosporium. Deze schimmels komen ook in de buitenlucht voor.
Onder gunstige omstandigheden kunnen schimmelsporen uitgroeien tot schimmels, zowel
binnenshuis als buitenshuis. Een aantal factoren beïnvloedt de groei van schimmels, zoals
temperatuur, zuurtegraad van voedingsbodem en beschikbaarheid van voedingsstoffen en
van zuurstof. Schimmels kunnen groeien op een groot aantal verschillende
(bouw)materialen. Sommige materialen zijn meer ‘schimmelgevoelig’ dan andere
materialen. Behang bijvoorbeeld kan, wanneer het vochtig genoeg is, uitstekend als
voedingsbodem dienen.
Schimmelsporen en –deeltjes kunnen bij personen die daar gevoelig voor zijn allergische
reacties veroorzaken. Allergische reacties zijn de meest voorkomende klachten bij
schimmels in het binnenmilieu. Daarnaast kunnen schimmels mycotoxinen en vluchtige
organische stoffen (VOS) vormen, die ook nadelige gezondheidseffecten kunnen opleveren.
Bepaalde mycotoxinen zijn bijvoorbeeld carcinogeen en bij inhalatie van VOS kan irritatie
van de luchtwegen ontstaan. Een bestanddeel van de celwand van schimmels zijn glucanen.
Naast de ontstekingsreacties die glucanen kunnen geven, mogen ook de irriterende en
toxische effecten van dit celwandbestanddeel niet onderschat worden. Als laatste zijn er
mycosen (schimmelinfecties). Deze infecties kunnen longinfectie veroorzaken bij mensen
met een onderdrukt afweersysteem.
In 90% van de woningen in België en in Nederland voeren drie schimmelgeslachten de
boventoon, dit zijn Aspergillus, Penicillium en Cladosporium. Uit onderzoek kwam naar voren
dat deze schimmels verantwoordelijk zijn voor gezondheidsklachten en verbonden zijn met
woonomstandigheden. Het dient opgemerkt te worden dat elke schimmel potentieel
schadelijk is voor de gezondheid en gezondheidsproblemen kan veroorzaken.
Het projectteam beveelt aan om naast literatuuronderzoek de fungale binnenvervuiling te
meten en geschikte meetmethoden voor degelijke kwantitatieve onderbouwing te zoeken.
Verder zou onderzocht moeten worden in hoeverre de blootstelling, geschat met behulp van
vragenlijsten,
correleert
met
de
werkelijke
blootstelling
aan
relevante
schimmelcomponenten.
Bewoners kunnen schimmelgroei bestrijden door het verwijderen van schimmelgroei. Bij
preventie is het van belang dat de woning voldoende en voortdurend geventileerd wordt en
dat deze gelijkmatig verwarmd wordt. Verder is het van belang dat oppervlakken in de
woning droog, schoon en stofvrij gehouden worden. Bij verwijdering van schimmels moet
gedacht worden aan bepaalde methoden/handelingen en middelen. Er is een stapsgewijze
strategie ontworpen om schimmels zo effectief mogelijk te verwijderen. Wanneer gekeken
wordt naar de blootstelling en de effectiviteit van bepaalde schimmelbestrijdingsmiddelen
zijn soda en alcohol het meest geschikt. De aanpak van vochtophoping, schimmelpreventie
en –verwijdering zijn verwerkt in een protocol en een aanvullend blad genaamd Tips and
Tricks. Beide zijn bedoeld voor bewoners en vormen een leidraad bij schimmelpreventie en –
bestrijding. Daar staan ook tips, adviezen, handelingen, methoden, middelen en andere
informatie.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 9 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Abstract
In the Netherlands 15 till 20% of the houses have moisture problems. Moisture problems
can be recognized by moisture spots, fungus development and musty air. In houses where
the moisture level is high there are more fungi present, where some people can be allergic
to.
Fungi spores and particles can cause allergic reactions in people who are sensitive to them.
Allergic reactions are the most common complaints caused by fungi in houses. In addition to
these reactions fungi can produce mycotoxins and volatile organic compounds that both
have adverse health effects.
In 90% of all Belgian and Dutch houses there are three fungi that are important, these are
Aspergillus, Penicilium and Cladosporium. These are responsible for health complaints and
are linked with the house environment. It should be underlined that all fungi are potentially
dangerous and can cause health problems.
Besides literature research our projectteam recommends that the fungal population in
houses must be measured with the right methods for a quantitative analysis. Furthermore
there should be a research in how far real fungi indoors correlate with the relevant fungi
components by means of questionnaires.
Inhabitants can counteract fungi growth by preventing and removing those fungi. In case of
prevention it is for example important to have natural constant ventilation in house. In case
of removal a stepwise strategy has been constructed to remove fungi as effective as
possible. When one looks at the exposure and the effectivity of certain fungicides, soda and
alcohol should be used.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 10 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
1
Inleiding (achtergrondinformatie)
Mensen brengen gemiddeld meer tijd binnenshuis in de eigen woning (circa 70%) door dan
buitenshuis. Daarom is het van belang dat het binnenmilieu van de woning gezond is. Dat is
helaas niet altijd het geval. Naar schatting van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM) wordt in Nederland twee tot vijf procent van het totale verlies aan gezonde
levensjaren
veroorzaakt
door
milieuverontreiniging.
Naast
geluidshinder
en
luchtverontreiniging door het verkeer, leveren factoren in het binnenmilieu van woningen
hieraan de grootste bijdrage. Vaak worden voor schadelijke stoffen in het binnenmilieu de
normen en richtwaarden, zoals opgesteld voor het buitenmilieu, overschreden. Doordat
bewoners veel tijd binnenshuis verblijven bij vaak verhoogde concentraties
luchtverontreinigde stoffen, kan het binnenmilieu in woningen een risico voor de gezondheid
vormen.
Met name bij luchtwegklachten kan de kwaliteit van het binnenmilieu een belangrijke factor
zijn. Tien tot vijftien procent van de Nederlandse bevolking heeft last van luchtwegklachten.
In het werkgebied van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst voor Rotterdam en omstreken is
dit percentage hetzelfde (Steevens, 2005).
Opbouw van het rapport
Het projectteam geeft in dit rapport aan welke schimmels volgens de literatuur in het
binnenmilieu voor de mens de meest gezondheidsschadelijke eigenschappen bezitten. Dit
vormt het literatuurverslag. We gaan daarbij in op diverse schimmels als Aspergillus,
Penicillium, en Cladosporium.
Ook wordt beschreven wat de oorzaken zijn van vochtophoping en schimmelvorming. Dit
vormt het adviesverslag voor de GGD Rotterdam. Aan de hand van de vele
informatiebronnen is een protocol ontworpen om de schimmels te bestrijden. In het
protocolwordt aangegeven hoe schimmels in de woning het beste, wat betreft gezondheid en
doeltreffendheid, verwijderd kunnen worden.
1.1
Probleemstelling
GGD-en krijgen regelmatig meldingen van schimmels in een woning. Bekend is dat er vele
vochtbronnen in woningen aanwezig zijn, die kunnen leiden tot vocht en
schimmelproblemen. Zowel bouwtechnische mankementen aan een woning (vochtige
kruipruimte, lekkage, optrekkend vocht of regendoorslag) als bewonersgedrag (zoals
ventilatie, luchten, koken en verwarmen) of een combinatie van beide kunnen leiden tot
vocht- en/of schimmelproblemen.
Vocht is een van de factoren die regelmatig tot gezondheidsklachten leidt. In Nederland leeft
een groot deel van de bevolking in vochtige woningen: uit onderzoek blijkt dat rond 20%
van de woningen vochtproblemen heeft. Vochtige woningen zijn gedefinieerd als woningen
waarin sprake is van de aanwezigheid van vocht- en/of schimmelplekken. De populatie ‘at
risk’ is dus groot en ook de meest gevoelige groep, de mensen met bestaande
luchtwegaandoeningen zoals astma, is relatief groot. Daarnaast worden aspecifieke klachten
zoals vermoeidheid, hoofdpijn, misselijkheid en oogirritaties in verband gebracht met vocht
en schimmels in woningen. Mensen kunnen ook visuele- en/of geurhinder ervaren van een
vochtige woning.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 11 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
De meeste van de aan het milieu gerelateerde vragen en klachten die jaarlijks bij GGD-en
binnenkomen gaan over het binnenklimaat van woningen, in het bijzonder over vocht in
relatie tot luchtwegklachten (Steevens, 2005).
1.2
Vraagstelling (milieuwetenschappelijk)
Naar aanleiding van bovenstaande probleemstelling had de GGD-Rotterdam, cluster
Milieu&Hygiëne, twee vraagstellingen voor het projectteam M42:
Welke schimmels uit het binnenmilieu zijn het meest schadelijk voor de gezondheid
van de mens?
Stel een protocol op dat aangeeft hoe schimmels in de woning het beste, wat betreft
gezondheid en doeltreffendheid, verwijderd kunnen worden.
1.3
Doelstelling
De doelstelling is te splitsen in:
A. Kennisdoel
Meer weten over schadelijke schimmels in binnenmilieu.
B. Het kennisbelang van het kennisdoel is voor:
bewoners:
minder vocht- en schimmelproblemen in woningen;
minder gezondheidsklachten van bewoners door vocht- en schimmelproblemen.
GGD:
protocol voor verwijdering van schimmels.
1.4
Kenmerken (criteria)resultaten
Het literatuurverslag moest aan de volgende criteria voldoen:
-
Samenhangende en heldere bespreking.
Conclusies die een duidelijke weergave vormen van de gehanteerde
literatuurstudie.
Verslag moet consequente aanbevelingen bevatten voor verder onderzoek.
Het adviesverslag moest aan de volgende criteria voldoen:
-
Bespreking van aanleiding en context probleem.
Het bieden van oplossingen en het bepalen van randvoorwaarden.
Het eigenlijke advies met de daarbij gegeven onderbouwing uitmondend in
een protocol.
Het vermelden van onderzoeksgegevens en achtergrondinformatie.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 12 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Voor het advies aan de bewoners voor de verwijdering van schimmels diende het protocol de
volgende criteria te hebben:
- praktisch
- zo goed mogelijk uitvoerbaar en op te volgen
- geen angst veroorzaken bij de bewoners
- duidelijk weergegeven in begrijpelijke taal
-
1.5
het duidelijk vermelden van beschermende maatregelen indien noodzakelijk,
zoals adembescherming (mondkapje), kleding, etc
het duidelijk aangeven welke middelen de bewoner kan gebruiken (bijv soda
of borax, maar geen chloor)
het aangeven van de juiste aanvullende maatregelen tegen het ontstaan van
schimmelgroei (bewonersgedrag, zoals: op een juiste manier ventileren (hoe,
wanneer, hoe lang, etc.), luchten (idem), koken (m.b.t. ventilatie) en
verwarmen
woning
(wanneer,
hoe
lang,
etc),
aanschaf
luchtvochtigheidsmeter?
Kan
de
bewoner
bepaalde
bouwtechnische
mankementen in woning in eerste instantie zelf verhelpen?)
Randvoorwaarden en afbakening
De GGD Rotterdam gaat uit van de volgende vertrekpunten geformuleerd in vragen die het
projectteam bij het uitwerken van het adviesverslag, protocol en literatuurverslag (voor
literatuurverslag specifiek het eerste, tweede, derde en vijfde punt) in ogenschouw diende te
nemen:
1. Het is van belang te weten welke schimmels echt een gezondheidsprobleem
vormen.
2. Het is van belang te weten welke symptomen in de woning optreden bij een
(te) hoog vochtgehalte .
3. Hoe zijn deze symptomen te herkennen aan bijvoorbeeld uiterlijke
kenmerken?
4. Wanneer is het voor de bewoner/bewoonster het geschikte moment om op te
treden tegen schimmels?
5. Waar moet de bewoner/bewoonster alert op zijn (specifieke details over
schimmelgroei)?
6. Hoe adviseer je iemand op zo’n manier dat zijn of haar gedrag doeltreffend
wordt m.b.t. het verwijderen van schimmels? Doeltreffend heeft hier
betrekking op de verwijdering.
Bij de volgende schimmelbevorderende activiteiten en gebeurtenissen moet volgens de GGD
de bewoner contact opnemen met de verhuurder:
- bij koudebruggen en vochtdoorslag;
- bij verwijdering van gipsplaten of ander materiaal als hier tenminste schimmel
op zit.
Wat betreft contracteren van deskundigen: voor experts van de GGD Rotterdam e.o. (mevr.
Tiny Habets en Rita Slob), de GGD Groningen (dhr. F. Duijm) en de GGD Amsterdam (Rob
van Strien). Verder het Centraal bureau voor Schimmelcultures (Robert Samson), Janssen
Pharmaceutica (Jan Bosselaers en Amber Thys), en Athene Noctua binnenmilieu-advies
(Kees Snepvangers).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 13 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
2
Methode en technieken
In dit hoofdstuk worden methoden en technieken (i.e. onderzoeksmethoden) beschreven
over het zoeken van gegevens om het literatuurverslag en het adviesverslag te schrijven. De
onderzoeksvraag welke is behandeld in hoofdstuk 1 is tweeledig.
•
•
2.1
Welke schimmels uit het binnenmilieu zijn het meest schadelijk voor de gezondheid
van de mens?
Stel een protocol op dat aangeeft hoe schimmels in de woning het beste, wat betreft
gezondheid en doeltreffendheid verwijderd kunnen worden.
Literatuuronderzoek
Voor de beantwoording van beide vragen hebben wij literatuuronderzoek verricht om meer
te weten over het onderwerp ‘Schimmels in woning’ en de betreffende gezondheidsaspecten
en over de verwijdering van schimmels. Hiervoor hebben wij verschillende soorten
informatiebronnen geraadpleegd. Het document ‘Het verloop van vochtproblemen in
woningen’ van Jessie Steevens (2005) is bij de start van het project gebruikt. Voor het
literatuuronderzoek zijn sleutelbegrippen belangrijk.
2.2
Sleutelbegrippen
Om te zoeken naar relevante wetenschappelijke artikelen en websites zijn sleutelbegrippen
noodzakelijk. Hiervoor hebben wij als ‘keywords’ synoniemen of andere gerelateerde termen
gebruikt (enkelvoud en meervoud). Om in andere talen literatuur te gaan zoeken, is het
nodig om de zoektermen te vertalen. De volgende zoektermen zijn gebruikt: schimmel,
woning, binnenmilieu, gezondheid, verwijdering, allergie, astma, vocht. Engelse termen zijn
onder andere mold, fungi, homes, residential, indoor, health, allergy, controll, damp,
prevention. De woorden zijn ook gecombineerd gebruikt bijvoorbeeld schimmel en woning.
Duitse termen zijn bijvoorbeeld Schimmelpilz en Wohnung/Haus.
Hierna is zoveel mogelijk naar geschikte informatiebronnen gezocht die voldoen aan
inhoudelijke criteria zoals is vermeld in de volgende paragraven.
2.3
Inhoudelijke criteria
Inhoudelijke criteria waarmee je de kwaliteit van informatie op het web kunt beoordelen zijn
geldigheid, actualiteit, accuraatheid, status, volledigheid en dekking (webcursus.ubvu.vu.nl)
Geldigheid
Bij geldigheid wordt gekeken naar de onderbouwing van de inhoud en of deze aannemelijk
en betrouwbaar is. We letten hierbij op:
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 14 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
•
•
•
literatuurverwijzingen en bibliografieën;
verantwoording van de herkomst van de informatie;
vermelding van het doel van de site.
(webcursus.ubvu.vu.nl)
Actualiteit
Bij actualiteit is de vraag of de inhoud up-to-date is. We letten hierbij op:
• de datum dat de informatie gecreëerd (creation date) of beschikbaar gesteld is
(publication date);
• de datum dat de informatie voor het laatst is bijgewerkt (last updated)
(webcursus.ubvu.vu.nl) .
Accuraatheid
Bij accuraatheid dient de informatie correct te zijn. Hierbij is het van belang dat de bron
(zoveel mogelijk) een onafhankelijke instantie is (bijvoorbeeld een uitgever, redacteur of
vakspecialist die de informatie gecontroleerd heeft) en dat er zorg besteed is aan het artikel
(geen typefouten, spelfouten en/of grammaticale fouten) (webcursus.ubvu.vu.nl) .
Status
De status van de auteur of uitgever of met andere woorden de bron dient gezaghebbend te
zijn. Hierbij kijken we naar:
• status van de (eventuele) bron van herkomst van de gepresenteerde feiten en
beweringen
• andere referenties
• contactinformatie (e-mail adres of postadres)
(webcursus.ubvu.vu.nl)
Volledigheid
Bij het criterium volledigheid is het belangrijk dat de informatie in zijn geheel (afgeronde
vorm) beschikbaar is. We letten dan met name op:
• of de informatie geheel of slechts gedeeltelijk beschikbaar wordt gesteld
• grijze (inactieve) links
(webcursus.ubvu.vu.nl)
Dekking
Het laatste criterium houdt in dat wij letten op de reikwijdte en de diepgang van de
informatie i.e., aanwezigheid van een inhoudspagina, index, site map, literatuurverwijzingen
en bibliografieën (webcursus.ubvu.vu.nl) .
Verder zijn verschillende bronnen, websites en wetenschappelijke tijdschriften geraadpleegd
en is een keuze gemaakt tussen alle (tegenstrijdige) informatie die voorhanden is.
2.4
Informatiebronnen
Informatiebronnen kunnen naast wetenschappelijke publicaties, populair-wetenschappelijke
publicaties en praktijkgerichte vakpublicaties zijn. Kenmerken van wetenschappelijke
publicaties zijn onder andere bronvermeldingen, beschrijving van onderzoeksmethoden en
toetsing door andere wetenschappers (peer review bij gerenommeerde wetenschappelijke
tijdschriften). Wetenschappelijke publicaties kunnen worden ingedeeld in artikelen en in
boeken. (webcursus.ubvu.vu.nl)
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 15 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Artikelen in wetenschappelijke tijdschriften geven resultaten van een bepaald onderzoek
weer. Op internet is bijvoorbeeld het voor ons relevante tijdschrift ‘Environmental Health
Perspective’ vrij toegankelijk. Op het werk van één van de teamleden is het tijdschrift
‘Clinical and Experimental Allergy’ elektronisch beschikbaar. Deze wetenschappelijke
tijdschriften kunnen interessante artikelen over schimmel bevatten.
Wetenschappelijke boeken behandelen één onderwerp en bevatten diepgaande informatie
met veel literatuurverwijzingen. Een voorbeeld van een review boek is ‘Damp indoor spaces
and health’ dat diverse artikelen over schimmels en over alle onderwerpen die in verband
staan met dit onderwerp zoals vochtige huizen, gezondheidsaspecten en verwijdering van
schimmel beoordeelt. Verder zijn er hulpmiddelen zoals woordenboeken die begrippen
beschrijven en encyclopedieën die gebaseerd zijn op wetenschappelijke artikelen en boeken.
Websites
Op Internet zijn veel soorten sites en publicaties te vinden. Deze zijn als wetenschappelijk te
beschouwen wanneer aan één van de volgende criteria is voldaan. De site of publicatie is de
elektronische variant van een gedrukte wetenschappelijke publicatie. De site is onder
verantwoordelijkheid van een gerenommeerde wetenschappelijke instelling (b.v. RIVM, US
EPA) of onder redactie van een of meer wetenschappers gepubliceerd. De site of publicatie
heeft een auteursvermelding, een substantiële literatuurlijst en volgt de methodische
opbouw van een wetenschappelijke publicatie (webcursus.ubvu.vu.nl). Een voorbeeld is
‘Moulds: identification, isolation and cultivation’ met bibliografie die geschreven is door
David Malloch van de universiteit van Toronto. Website:
http://www.botany.utoronto.ca/ResearchLabs/MallochLab/Malloch/Moulds/Moulds.html
Internetadres
Een internetadres geeft informatie over uit welk land de site afkomstig is door gebruik te
maken van een 2-letterige landencode als aanduiding van een domein of geeft informatie
over de herkomst van de site via een domeinnaam. Sites van academische - of
onderwijsinstellingen (.ac of .edu), non-profit organisaties (.org) en overheden (VS: .gov)
zijn over het algemeen betrouwbaarder dan commerciele sites (.com)
(webcursus.ubvu.vu.nl) .
Voorbeelden zijn http://www.epa.gov/mold/ van ‘US Environmental Protection Agency’ en
http://www.oznet.ksu.edu/library/hous2/MF2141.PDF afkomstig van de universiteit van
Kansas City. Laatstgenoemde site gaat over ‘Controlling mold growth in the home’. Het
volgend voorbeeld is afkomstig van het Duitse ‘Umweltsamt für Mensch und Umwelt’
http://www.umweltbundesamt.de/uba-info-medien/index.htm. Deze instantie heeft
publicaties op zijn site die gaan over schimmels in de woning.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 16 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
3
Literatuurverslag meest schadelijke
schimmels binnenshuis
3.1
Inleiding
In 1991 constateerde het Nederlandse Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer (VROM) dat ruim 19 % van de Nederlandse woningen last had van vocht en
schimmels. Hiermee werden hoofdzakelijk de vieze plekken bedoeld op pleisterwerk, behang
en muurverven, vaak met blijvende materiële schade. In de Belgische sociale woningbouw zijn
de cijfers vergelijkbaar, 20 %, terwijl in Groot-Brittannië zelfs ruim 23 % van de woningen
aan ernstige vochtschade lijdt. Vocht is een belangrijke bevorderende factor voor kolonisatie
van woningen van schimmels. Maar schimmels vormen niet enkel een probleem in ons milde,
vochtige klimaat. In de kuststrook van Israël blijkt 45 % van de woningen last te hebben van
schimmels (Adan, 1997).
Uit de literatuur is bekend dat er vele bronnen voorkomen in woningen, die kunnen leiden tot
vochtproblemen. Dit kunnen zowel bouwtechnische tekorten zijn (lekkage, optrekkend vocht
of regendoorslag) als bewonersgedrag (verkeerd ventileren, verkeerd luchten, koken en
verwarmen terwijl te weinig wordt geventileerd). Een combinatie van deze twee kan leiden tot
vocht- en/of schimmelproblemen (Steevens, 2005).
We brengen 80% van ons leven binnenshuis door en de kwaliteit van het binnenmilieu bepaalt
daarmee voor een groot deel de kwaliteit van onze directe leefomgeving. Daarom is het
belangrijk dat het binnenmilieu van de woning gezond is, wat helaas lang niet altijd het geval
is.
Chemische en biologische factoren bepalen in belangrijke mate de kwaliteit van het
binnenmilieu. De chemische factoren zijn afhankelijk van de ventilatie in een woning terwijl de
biologische factoren daarnaast afhankelijk zijn van de vochtigheid van de woning. Vanuit het
oogpunt ‘energiezuinigheid’ richt het woningbouwbeleid zich op een dichtere bouwschil met
een lagere, natuurlijke ventilatie. Vraag is welke implicaties dit voor de binnenluchtkwaliteit
heeft.
Uit enquêtes (door het RIVM onder GGD-en) blijkt dat meer klachten worden gemeld over het
binnenmilieu dan over het buitenmilieu. Huisbewoners melden hun bezorgdheid en
ongerustheid over ongewenste factoren in het binnenmilieu spontaan bij de gemeentelijke
gezondheidskundige diensten. Hierbij dient opgemerkt dat chemische (38%) en biologische
factoren (34%) ongeveer even vaak als oorzaak van een binnenmilieuklacht worden
aangewezen (van Veen et al., 2001).
Figuur 1 in bijlage A toont de factoren die oorzaak zijn van gezondheidsklachten in het
binnenmilieu en het aandeel hierin van schimmels.
Dit verslag gaat dieper in op de schimmel als één van de belangrijkere biologische factoren in
het binnenmilieu, die bedreigend kan zijn voor de gezondheid.
Het verslag is opgebouwd uit twee delen:
Deel 1 bestaat uit één paragaaf (paragraaf 3.2) en beschrijft in vijf onderdelen de elementaire
biologische begrippen van schimmels. Deel 2 bestaat uit twee paragrafen: de eerste paragraaf
toont een inventarisatie van toxische metabolieten die de gezondheid kunnen schaden
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 17 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
(paragraaf 3.3). De tweede paragraaf geeft een overzicht van de schimmels die schadelijk zijn
voor de gezondheid en hun gezondheidsbedreigende effecten (paragraaf 3.4).
3.2
Wat zijn schimmels?
3.2.1
Inleiding
Bioaerosolen in de binnenomgeving omvatten een uitgebreid scala aan microscopische
biologische partikels van dierlijke, plantaardige en andere oorsprong. Inhaleren van deze
deeltjes kan de menselijke gezondheid nadelig beïnvloeden. De medisch meest belangrijke
microbiële partikels in de woning zijn afkomstig van de cellen en sporen van schimmels,
bacteriën en virussen. (Flanningan et al., 2002). Zoals vermeld in de algemene inleiding staat
de schimmel in dit verslag centraal. De paragrafen 3.2.2 tot 3.2.5 geven elementaire
beschouwingen over de schimmel. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan
bod: fylogenetica, morfologie, reproductiviteit en voorwaarden voor ontwikkeling.
Gespecialiseerde informatie over deze onderwerpen is te vinden in het boek van Flannigan van
1994: Health implications of fungi in indoor environments – an overview.
3.2.2
Fylogenie
(zwartgedrukte woorden: zie glossarium in bijlage A tabel 2)
Alle levende wezens kunnen worden onderverdeeld in één van de 5 biologische koninkrijken:
het koninkrijk Monera, het koninkrijk Protoctista, het koninkrijk Animalia, het koninkrijk
Plantae en het koninkrijk Fungi. Tabel 1 in bijlage A toont de kenmerken en enkele
voorbeelden van de vijf koninkrijken. Elk koninkrijk op zich is onderverdeeld in progressief
kleinere subgroepen, namelijk: fylum, klasse, orde, familie, genus en soort (Patterson et al.,
2006).
De term schimmel verwijst generisch naar alle leden van het Koninkrijk Fungi. Er zijn meer
dan een miljoen soorten schimmels, waarvan er ongeveer 400 ziekten veroorzaken bij mens,
dier of plant. De meerderheid van de pathogene soorten zijn geclassificeerd binnen de fyla
Zygomycotina, Basidiomycotina, Ascomycotina of de groep Deuteromycotina. Figuur 2 in
bijlage A toont een overzicht van de fyla.
Fungi kunnen ook nog op een andere manier ingedeeld worden: de schimmels en de gisten
(Patterson et al., 2006). Het consortium schimmels vormt steeds een onderdeel van de
viervernoemde fyla, terwijl de gisten alleen bij de fyla Ascomycotina of Basidiomycotina
thuishoren. Figuren 3 en 4 in bijlage A tonen respectievelijk een microscopische opname van
een gist en een meercellige fungi.
Gisten onderscheiden zich van schimmels door:
•
•
•
de ééncelligheid;
de groeiwijze: uiterlijk vormen gisten gladde, egale kolonies, terwijl schimmels een
stoffig, of harig uiterlijk vertonen;
de manier van voortplanten: gistcellen planten zich niet voort met sporen, maar door
‘budding’ en ‘fission’ (Patterson et al. 2006).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 18 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
3.2.3
Morfologie
De meeste schimmels bestaan uit een zwamvlok of mycelium. Dit is het ‘pluizige’ deel dat
op oppervlakten groeit. Het mycelium is
spore
opgebouwd uit schimmeldraden of hyfen. Op de
schimmeldraden ontwikkelen zich sporendragers
waarin sporen worden gevormd. De sporen
zorgen voor de verspreiding van de schimmel.
Het zijn kleine deeltjes (1-10 micrometer) die
gemakkelijk door de lucht worden verplaatst. Bij
gunstige omstandigheden kunnen de sporen
hyfe
ontkiemen, vervolgens schimmeldraden vormen
en ten slotte opnieuw uitgroeien tot een nieuw
mycelium
mycelium (Brokerhof et al., 2005). Figuur 1
toont de ontwikkeling van een spore tot het
mycelium.
Figuur 1. Het mycelium
Identificatie van fungi is gebaseerd op hun
fysieke
verschijning
(fenotypische
karakBelangrijkste delen van het mycelium
teristieken).
bron:
Diepgaande en specialistische benadering is te
http://www.lifesci.utexas.edu/faculty/sj
vinden in het boek: ‘MICROORGANISMS IN
aper/bio231/
HOME AND INDOOR WORK ENVIRONMENTS:
Diversity, Health Impacts, Investigation and
Control’ van Flannigan et al.(2002).
3.2.4
Voortplanting en levenscyclus
Voortplanting filamenteuze fungi
In het binnenmilieu kunnen drie phyla met een seksuele fase voorkomen: de Zygomyceten,
de Basidiomyceten en de Ascomyceten. Het overgrote deel van de filamentale fungi (fungi
waarbij hyfen gevormd worden),
wordt in een kunstmatige groep
ondergebracht. Het kenmerk van
deze groep is de afwezigheid van
een reproductieve fase. De groep
waarbij de seksuele fase ontbreekt,
behoort tot de klasse van de
Deuteromyceten (Fungi imperfecti).
Figuur 2 toont de aseksuele
levenscyclus van Deuteromyceten.
Bij het determineren van schimmels
hoort een specifiek vakjargon. Zo
wordt
bijvoorbeeld
een
spoor
conidium genoemd, terwijl de
spoordragende
structuur
een
conidiofoor heet.
Figuur 2. Aseksuele levenscyclus
Een schimmel met alleen ongeslachtelijke sporen noemt men
De aseksuele levenscyclus van de Deuteromyceten
anamorf, met alleen geslachtelijke
bron :
sporen teleomorf. Enerzijds stellen
http://www.bodley.ox.ac.uk/dept/preservation/train
sommige
experts dat Deuteroing/mould/myco.htm
myceten in het evolutieproces hun
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 19 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
teleomorfische fase verloren hebben, terwijl dit anderzijds weer wordt ontkracht. Het lijkt al
met al beter te stellen dat ze anamorfen zijn waarbij nog geen teleomorf gevonden werd
(Flannigan et al. 2002).
De seksuele fase van de leden van Ascomyceten, Basidiomyceten en Zygomyceten resulteert
in de productie van respectievelijk ascosporen, basidiosporen en zygosporen.
Ascosporen en basidiosporen zijn klein en worden door luchtstromingen verspreid.
Zygosporen daarentegen zijn groter en verspreiden zich niet zo snel. Hun leven staat meer
in het teken van overleven dan zich over grote oppervlakten/ruimten te verspreiden. Onder
gunstige omstandigheden kan echter een zygospoor ontkiemen en een anamorfe structuur
produceren, met name het sporangium. Deze structuur bevat sporen die door de lucht
verspreid worden (Flannigan et al. 2002).
Voortplanting gisten
Gisten worden gebruikelijk gedefinieerd als unicellulaire fungi die zich vegetatief
voortplanten door ‘budding’. Tijdens dit proces ontstaan ‘knopachtige structuren’ in de
moedercel, die zich vervolgens afscheiden en voor verspreiding zorgen. Wanneer echter de
celdeling niet volledig is, kan zich een soort van mycelium vormen.
Enkele gisten planten zich niet voort door ‘budding’, maar door ‘fission’. Bij deze manier van
vermeerderen, splitsen celwanden de moedercellen in kleinere eenheden die tenslotte
onafhankelijk van elkaar tot ontwikkeling komen (Flannigan et al. 2002).
3.2.5
Voorwaarden voor schimmelgroei
Huizen en gebouwen zijn dynamische milieus die beïnvloed worden door:
•
•
•
•
•
•
•
•
de geografische locatie en het klimaat;
de woningconstructie zelf;
de gebruikte materialen in de woningconstructie;
het binnenhuisontwerp;
de werking van airconditioningsystemen;
de manier van verwarmen en ventileren;
menselijke activiteiten;
de aanwezigheid van vocht en kolonisatie door ongedierte (Flannigan et al, 2002).
Fungi zijn van nature alomtegenwoordig, dus ook in het binnenmilieu.
Een schimmel stelt vier eisen om te groeien en zich voort te planten:
1.
2.
3.
4.
er moeten voldoende nutriënten aanwezig zijn;
de temperatuur moet geschikt zijn;
de omgeving moet voldoende vochtig zijn;
de zuurtegraad moet laag zijn (Wallcoverings, 2005).
Stopzetting van schimmelgroei vereist eliminatie van één of meer van deze essentiële
factoren. Helaas is eliminatie van warmte en/of voedingsbronnen in een doorsnee
comfortabele binnenomgeving bijna onmogelijk. Nochtans kan alvast één factor worden
verwijderd: vocht (Wallcoverings, 2005).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 20 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Factoren die schimmelgroei bevorderen
Bron van nutriënten
In huizen en gebouwen kunnen schimmels ontelbare voedingsbronnen vinden. Dit zijn
ondermeer materialen die cellulose bevatten zoals sommige wandbedekkingen, gipsen
bouwplaten, verf, panelen, houten lambrisering, triplex, plafond tegels en tapijt.
Verbazingwekkend kunnen zelfs wandbedekkingen, lijmen/primers die biociden bevatten
door schimmels worden aangetast (Wallcoverings, 2005).
Temperatuur
De meeste schimmels zijn mesofiel, wat wil zeggen dat ze groeien bij een temperatuur
tussen 10 en 30°C. Aangezien de binnenhuistemperatuur meestal tussen 18 tot 24 °C is
kunnen veel fungi hier best gedijen (Flannigan et al., 2002)
Vocht
Voldoende vocht gedurende een lange periode stimuleert schimmelgroei in huizen en
gebouwen.
Er zijn vier factoren die de hoeveelheid vocht in het binnenmilieu bepalen, nl. :
1. de isolatie van gebouwen, dit weerhoudt vocht om naar buiten te verdwijnen;
2. structurele foute constructies van een huis: een slecht gebouwde woning kan een
aanleiding vormen tot infiltratie van water, met als gevolg lekkage aan ramen,
plafonds, daken en goten;
4. de condensatie door waterdamp op bouwmaterialen;
5. de activiteiten van de huisbewoners, waaronder koken, douchen/baden en kleren
drogen (Wallcoverings, 2005).
De zuurtegraad
Schimmels geven een voorkeur aan zure milieus/substraten (Wallcoverings, 2005).
Verklaring van de term wateractiviteit
Vocht kan zowel van binnen- als van buiten de woning afkomstig zijn. De hoeveelheden
water die een schimmel nodig heeft varieert sterk per soort. Om consequent met de
benaming vocht/water om te gaan wordt in wetenschappelijke literatuur regelmatig de term
‘wateractiviteit’ (aw) gehanteerd. H.A. Burge, een befaamd expert in mycologie, definieert de
wateractiviteit als volgt: “the equilibrium relative humidity in the immediate vicinity of the
substrate [building] material [or building component] and is expressed as a decimal”. Met
andere woorden: de wateractiviteit is een maat voor het vermogen van een bouwmateriaal
om water te bevatten. Voor schimmelgroei is dus de vochtigheid direct aan een oppervlak
van belang en niet de ambiënte relatieve vochtigheid in een ruimte. De ambiënte relatieve
vochtigheid drukt een gemiddelde vochtigheid van een ruimte uit en is dus niet noodzakelijk
representatief voor de relatieve vochtigheid aan de oppervlakte van een bouwmateriaal.
Veel schimmels hebben een optimum aw van 0.80 tot 0.90. Dit betekent dat wanneer de
vochtigheid aan een oppervlakte 80 à 90 % is, ze kunnen groeien en zich reproduceren.
Maar er zijn ook uitersten: er bestaan schimmels die minimaal een aw-waarde van 0.90
nodig hebben (hydrofiele fungi), terwijl andere kunnen groeien en voortplanten bij een
aw-waarde van 0.69 (xerofiele fungi).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 21 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Het oppervlak van het bouwmateriaal dient lang genoeg vochtig te blijven willen schimmels
zich vestigen. Meestal is dat ongeveer 48 uur.
Temperatuur en wateractiviteit zijn geen losstaande factoren: zij interfereren met elkaar.
Experimenten tonen aan dat temperatuur een belangrijke invloed heeft op de ‘minimum
aw-waarde voor groei’. Ayerst (1969) concludeerde dat de grootste tolerantie voor lage
aw-waarden voorkwam bij temperaturen dicht bij de optimumtemperatuur en bij de
optimum-aw. Anderzijds bleken de ‘optimum-aw’s voor de groei’ het laagst bij de maximum
temperaturen (Flanningan et al, 2002).
3.3
De schadelijke componenten/producten van
schimmels
3.3.1
Inleiding
Uit onderzoek naar de schadelijkheid van schimmels binnenshuis blijkt dat specifieke
microbiële componenten verantwoordelijk zijn voor infectie, allergie of intoxicatie. Tot deze
componenten behoren zowel sporen, fragmenten van de hyfen, allergenen en structurele
celonderdelen (zoals β(1-3)–glucanen), als microbiële vluchtige organische bestanddelen
(MVOS) (Institute of Medicine (U.S.), 2004).
In volgende paragrafen zullen deze componenten en producten in het kort behandeld
worden.
3.3.2
Allergenen
Antigeen: lichaamsvreemd deeltje, zoals spore of
hyfe;
Antilichaam, Ig, immumoglobuline : stof die het
lichaam produceert als reactie op binnengedrongen antigeen (figuur 5 in bijlage A toont de basisstructuur van een antilichaam);
IgE antilichaam: alleen allergische personen produceren dit type antilichaam;
Mestcel: plaatselijke cellen in de neusholten,
luchtwegen, betrokken bij overgevoeligheidsreacties;
Mediator: stof door mestcel geproduceerd,
bijvoorbeeld histamine.
Figuur 3. Het allergiemechanisme en verklaring van belangrijke termen.
bron : http://www.songallergy.com/assets/MastCell.gif
Schimmelallergenen staan zowel in de top twee van allergenen binnenshuis (naast
huisstofmijtallergenen) als in die van allergenen buitenshuis (naast stuifmeel). Onder
allergenen verstaan we stoffen die van buiten het menselijke lichaam afkomstig zijn en
aanleiding kunnen geven tot allergische klachten. Bij allergie is er sprake van een verstoorde
afweerreactie waardoor sommige mensen op ‘gewone’ stoffen, zoals pollen en schimmels,
overmatig reageren (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003). Figuur 3
toont hoe het allergiemechanisme werkt. Schimmels kunnen overgevoeligheidsreacties
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 22 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
geven als sporen of andere schimmeldeeltjes worden ingeademd. Dit kan leiden tot
benauwdheid, verergering van astmaklachten en rinitus.
De meeste sporen zijn tussen de 3 en 10 µm groot en kunnen dus gemakkelijk geïnhaleerd
worden en diep in de luchtwegen doordringen. De sporen van een groot aantal algemeen
voorkomende schimmels kunnen IgE inducerende allergenen produceren. Op hun beurt
kunnen deze allergene eiwitten in gevoelige individuen tot sensibilisatie, het (over)gevoelig
worden van het lichaam voor een allergeen en allergieën leiden. Individuen waarbij IgEniveaus voortdurend hoog zijn, worden atopisch genoemd (Woods, 2002). Sensibilisatie voor
schimmelsporen komt het meest voor bij schimmels die vooral buitenshuis aanwezig zijn
(zoals Alternaria. Deze schimmel kan trouwens ook binnenshuis frequent voorkomen, zie:
par. 3.8.1 en par. 3.8.3). Bij schimmels die het meest in huis voorkomen (Aspergillus en
Penicillium), komt sensibilisatie minder vaak voor, hoewel dit sterk bepaald kan zijn door de
hoeveelheid sporen die in vochtige woningen aanwezig zijn. De mate van sensibilisatie tegen
deze schimmels is uiteraard afhankelijk van de expositie en de gevoeligheid van de
betrokken individuen (Kauffman, 2000).
Er bestaan vier typen overgevoeligheidsreacties. Deze worden besproken in bijlage A tabel
3. Van deze vier wordt het mechanisme van de schimmelallergie hoofdzakelijk
gecategoriseerd als ‘type I immunologische reactie’. Bij dit reactietype ontstaat er een
binding tussen het schimmelallergeen met IgE (antistof) op het oppervlak van
gesensibiliseerde mestcellen. De mestcellen reageren hierop door vasoactief histamine uit te
storten. De mediator histamine veroorzaakt hierna verwijding- en toenemende opzuigende
kracht van de bloedvaten met als resultaat (McClusky, 2002; Rollins et al, 2000):
• bloeddrukdaling;
• rode ogen (conjunctivis: ontsteking van de conjunctiva, de membraan van het
binnenste ooglid);
• moeilijke ademhaling;
• nasal discharge’ (loopneus);
• niezen.
Er zijn drie routes waarlangs individuen aan schimmelallergenen blootgesteld kunnen
worden. Ten eerste via de mond, ten tweede via huidcontact en ten derde via inademing. De
voornaamste route blijkt de luchtweg te zijn. Blootstelling uit zich in de volgende twee
klinische manifestaties:
1. Rinitus: in het bovenste deel van het ademhalingskanaal vormt zich vocht en tevens
zwellen plaatselijke weefsels. De hiervoor verantwoordelijke allergenen zijn groter
dan 10 μm;
2. Astma: in het onderste deel van het ademhalingskanaal trekt de gladde bronchiale
spier samen en er vormt zich overvloedig veel slijm. Hierdoor raken de kleine
luchtwegen, de bronchiolen, verstopt en de ademhaling verloopt problematisch. De
verantwoordelijke allergenen zijn kleiner dan 10 μm (McClusky, 2002).
De studies van Norback et al. van 1999 en Black et al. van 2000 tonen een verhoogde
prevalentie van sensibilisatie aan bij bewoners van vochtige woningen en bij mensen met
astma. Ook kinderen zijn vatbaarder voor allergenen in vochtige woningen dan volwassenen.
Naast het inademen van sporen kan dood schimmelmateriaal een mogelijke oorzaak zijn van
sensibilisatie, maar duidelijke gegevens ontbreken hierover. Tabel 4 in bijlage A geeft een
overzicht van de belangrijkste, geïsoleerde allergenen uit schimmels.
Het lijkt dus mogelijk dat schimmelallergenen in het binnenmilieu tot ongewenste
gezondheidseffecten kunnen leiden. Het is echter onduidelijk welk risico allergenen vormen
voor gezondheid omdat ze moeilijk meetbaar zijn. Het is evenmin duidelijk bij welke
concentraties sensibilisatie kan optreden. Op basis van de huidige literatuur kan dan ook
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 23 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
geen advieswaarde worden afgeleid voor schimmelallergenen in het binnenmilieu (van Veen
et al., 2001; Dusseldorp et al., 2004).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 24 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
3.3.3
Glucanen
De celwand van schimmels bestaat uit een plasmamembraam, glucanen en celwandproteinen.
Figuur 6 in bijlage A toont de samenstelling van een schimmelcelwand. Schimmels bestaan
uit cellen die omgeven zijn door een plasmamembraam. Naast een plasmamembraam
bezitten schimmels nog een celwand die de membraam omsluit. Deze celwand bestaat uit
geglycosyleerde eiwitten en uit een vlechtwerk van polysachariden. Deze zorgen samen voor
de mechanische stabiliteit van de cel en bieden bescherming tegen invloeden uit de
omgeving. Eén van de polysachariden die een belangrijke component vormt voor vele
schimmels is β(1,3)-glucaan (Mueller et al., 2000; Farkas, 1976).
β(1,3)–glucanen activeren longmacrofagen en versterken mogelijk de reactie op
endotoxinen (celwandbestanddelen van Gram-negatieve bacteriën). De fagocyterende
reactie van de longmacrofagen op de vreemde partikels is hevig en resulteert in ontsteking
van de slijmvliezen (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003). De
reactiemechanismen van alveolaire macrofagen (d.w.z. longmacrofagen) en de
immuumrespons op glucanen zijn momenteel nog onduidelijk (Bruce et al., 2002).
Naast de ontstekingsreacties mogen misschien ook de irriterende en toxische effecten van
glucanen niet onderschat worden. Zo kunnen deze polysachariden betrokken zijn bij het
ontstaan van symptomen van ‘Sick Building Syndrome’ (Williams, 1997). Dit syndroom
omvat uiteenlopende biologische effecten als chronische ademhalingsproblemen en
oververmoeidheid in geval van langdurige blootstelling (Thorn et al., 1998).
Een Zweeds en een Zwitsers onderzoek (voor meer informatie zie Rylander et al., 1992;
Rylander, 1994) hebben volgens Dusseldorp et al. (2004) aangetoond dat in gebouwen met
schimmelproblemen hogere concentraties ß(1,3)-glucanen worden gemeten (ongeveer 10
tot 100 keer hoger) dan in huizen en kantoorgebouwen zonder vocht-/schimmelproblemen
(Dusseldorp et al., 2004).
Enkele kleine Zweedse studies suggereren een verband tussen de luchtgedragen ß(1,3)glucanenconcentratie en symptomen zoals hoesten en keel- en oogirritaties. Tevens werden
in één van deze studies een positieve associatie met aangeboren overgevoeligheidsreacties
(atopie) en verlaagde longfunctie aangetoond. Enkele experimentele blootstellingsstudies bij
vrijwilligers in Zweden bevestigen dit beeld maar de effecten die gemeten zijn, waren
relatief mild (Dusseldorp et al., 2004; voor meer informatie: zie Rylander et al., 1992;
Rylander, 1997a, 1997b, 1999). Een wat grotere studie in Nederland onder 159 kinderen liet
een positief verband zien tussen glucanen gemeten in huisstof en piekflow-variabiliteit (een
maat voor de ernst van astma) in kinderen met luchtwegklachten (Dusseldorp et al., 2004).
Momenteel zijn er echter te weinig epidemiologische veldstudies uitgevoerd waarin de rol
van glucanen is bestudeerd (Dusseldorp et al., 2004).
Data van dierexperimenten lijken er verder op te wijzen dat glucanen de effecten van
endotoxinen van bacteriën op de luchtwegen (luchtwegontstekingen) versterken bij
gecombineerde en langdurige blootstelling. Ofschoon op basis van in vitro studies een
causale rol van ß(1,3)-glucanen in de ontwikkeling van luchtwegsymptomen biologisch
plausibel is, is op het moment de epidemiologische bewijsvoering nog onvoldoende
(Dusseldorp et al., 2004). Tabel 5 in Bijlage A toont de gezondheidseffecten door
blootstelling aan β(1-3)– glucanen.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 25 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Om aanbevelingen te doen naar maximum toelaatbare grenzen dienen eerst de
monstername- en analysemethoden gestandaardiseerd te worden.
Er wordt geen advieswaarde gesteld, mede door de onzekerheden die bestaan ten aanzien
van de rol van glucanen in gezondheidseffecten (Dusseldorp et al., 2004).
3.3.4
MVOS (microbiële vluchtige organische stoffen)
Onderzoek wijst uit dat schimmels uiteenlopende microbiële vluchtige organische stoffen
(MVOS) produceren. De typische schimmelgeur in vochtige gebouwen getuigt hiervan. MVOS
staat voor een onduidelijk gedefinieerde groep van organische verbindingen die
voornamelijk in gedrag bij de bemonstering en chemische analyse met elkaar
overeenkomen. De verschillen in fysische en chemische eigenschappen kunnen leiden tot
verschillen in de effecten op mensen. Vluchtige organische verbindingen kunnen ook
optreden door indirecte metabolische effecten. Een bekend voorbeeld is de fungale
degradatie van ‘urea-formaldehyde isolatieschuim’. Kolonisatie van schimmels op dit
materiaal resulteert in de scheiding van urea uit de polymeer. Dit is waarschijnlijk bedoeld
als koolstof- of stikstofbron voor de schimmel. Gedurende dit proces ontstaat de vluchtige
organische verbinding formaldehyde wat de kwaliteit van de binnenlucht nadelig beïnvloedt
(Scott, 2001).
Talrijke organische stoffen, waaronder ethylhexanol (bekend om zijn irriterende
eigenschappen) werden gedetecteerd in zuivere culturen met Aspergillus versicolor. In
concentraties boven de geurdrempel kan MVOS leiden tot een gevoel van onbehagen.
Vocht speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van schimmels. Onderzoek heeft
aangetoond dat de productie van MVOS afhangt van de relatieve luchtvochtigheid.
Aangezien de combinatie vocht en schimmels kan leiden tot gezondheidsproblemen, geldt dit
misschien ook voor de combinatie vocht en MVOS. Op basis van de huidige literatuur kan
echter (nog) niet worden aangetoond dat de productie van deze verbindingen MVOS ook
effectief zou leiden tot irritatie van de ogen, huid, luchtwegen en tot vermoeidheid. De VOSverontreiniging in de binnenlucht kan worden toegeschreven aan uiteenlopende bronnen.
Over het algemeen is de concentratie van deze bestanddelen in de lucht laag. Niettemin zou
langdurige blootstelling de gezondheid kunnen schaden (Institute of Medicine (U.S.), 2000;
Dusseldorp et al., 2004; Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003).
Op basis van de huidige literatuur kan geen advieswaarde voor MVOS in het binnenmilieu
worden afgeleid (Dusseldorp et al., 2004).
3.3.5
Mycotoxinen
Mycotoxinen zijn secundaire metabolieten die worden geproduceerd door talrijke schimmels.
De metabolieten zijn laagmoleculaire verbindingen (200 - 10.000 dalton) met voor mens en
dier zeer toxische eigenschappen. Deze verbindingen zijn gelokaliseerd in de celwand van de
hyfen maar vooral geconcentreerd in de sporen. De meest bekende mycotoxinen zijn
penicilline, aflatoxine en trychoteceen.
Mycotoxinen zijn niet essentieel voor het primair in stand houden van de schimmel. Het
vergaren van energie of het bouwen van structurele componenten zijn dit bijvoorbeeld wel.
De mycotoxinen verschaffen de schimmel een competitief voordeel in de strijd met andere
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 26 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
schimmelsoorten en bacteriën. Als voorbeeld halen we aan dat bij het koloniseren van een
geschikte ecologische niche, mycotoxinen humane cellen kunnen beschadigen op twee
manieren. Ten eerste door het aantasten van cellulaire structuren zoals membramen. Ten
tweede door te interfereren met vitale cellulaire processen zoals RNA en DNA synthese.
Vele factoren beïnvloeden de toxineproductie. Tot de bekendste behoren de temperatuur, de
luchtvochtigheid, de aanwezigheid van damp, de dag/seizoenscycli en de soort/stam van de
schimmel. Verder beïnvloeden ook de groeisnelheid van de schimmel en het type substraat
de toxinesynthese.
Vermeldenswaard is dat de omstandigheden, noodzakelijk voor mycotoxineproductie, vaak
geheel verschillen van deze welke nodig zijn voor de groei. Dit is logisch omdat
mycotoxineproductie niet noodzakelijk een resultaat is van schimmelgroei (Ammann, s.d.).
Mycotoxinen in het binnenmilieu, met name trychotecenen, ontvingen recentelijk veel
aandacht in de Amerikaanse media (Etzel, 2002). Trychotecenen zijn zeer toxische
mycotoxinen geproduceerd door Stachybotrys. Zij worden in verband gebracht met een
uitbraak van acute, levensbedreigende longbloedingen in baby’s (‘acute pulmonary
hemorrhage’)
(Montana
et
al.,
1997).
Hoewel
negatieve
effecten
van
Stachybotrysmycotoxinen op de gezondheid worden vermoed, is de bewijskracht op dit
moment nog onvoldoende (Miller et al., 2003).
De mycotoxinen patuline en penicilinezuren worden door enkele Penicilliumsoorten
geproduceerd en zijn acuut toxisch gebleken voor macrofagen in de longblaasjes (Amitani et
al., 1995). Het lijkt dus mogelijk dat inhalatie van grote hoeveelheden toxinebevattende
sporen invloed heeft op het ademhalingsstelsel.
Mycotoxinen kunnen bij de mens zowel een cytotoxische, als een immunosuppressieve
werking hebben. Blootgestelde personen zijn vatbaarder voor infectueuze ziekten en
ontvankelijker voor kanker. Omdat het binnenmilieu meestal een mix van schimmels is, kan
een algemene test op cytotoxinogeniteit onmogelijk het risico vaststellen (Ammann, s.d.).
Alhoewel de gevaren van vele mycotoxinen zijn beschreven, blijven de concrete risico’s die
schimmels in vochtige woningen vormen onduidelijk (Miller et al., 2003). Bijlage A tabel 6
geeft een overzicht van belangrijke mycotoxinen geproduceerd door schimmels in woningen.
De huidige literatuur biedt onvoldoende houvast om aan te nemen dat mycotoxinen een
belangrijke risicofactor vormen voor de volksgezondheid. Hierdoor bestaat er in Nederland
dan ook geen advieswaarde voor mycotoxinen in het binnenmilieu (Dusseldorp et al., 2004).
3.4
Schimmels als ziekteveroorzakers
3.4.1
Inleiding
Schimmels komen voor in de natuur in enorme verscheidenheid. Slechts een duizendtal
werd tot nu toe beschreven. De schimmelflora, voorkomend in het binnenmilieu, is niet
gelijkaardig aan deze die buiten voorkomt. Van de schimmels in woningen zijn ongeveer 120
soorten bekend. Opmerkelijk is dat deze haast allemaal op levensmiddelen voorkomen
(Kung’u, 2005).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 27 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Tabel 7 in bijlage A toont een samenvattend overzicht van schimmels die in het binnenmilieu
voorkomen. Dit rapport beperkt zich tot die genera die een prominente rol spelen in het
binnenmilieu, zoals blijkt uit de literatuur.
In België startte men midden 2000 met het onderzoek naar de belangrijkste schimmels die:
1e verantwoordelijk zijn voor gezondheidsklachten en
2e verbonden zijn met woonomstandigheden.
Uit de resultaten blijkt dat in 90% van de woningen drie schimmelgeslachten de boventoon
voeren, dit zijn Aspergillus, Penicilium en Cladosporium (Wetenschappelijk Instituut Voor
Volksgezondheid, 2003). Ook uit een eerder uitgevoerde studie in noordoost Nederland
blijken deze drie de meest voorkomende genera te zijn (Beaumont et al., 1984).
De fungi kunnen ingedeeld worden volgens voortplanting en/of genetische achtergrond.
Brengt men enkel de voortplanting in rekening, dan behoren voornoemde schimmels tot de
klasse van de Deuteromyceten (“imperfecte fungi” genoemd omdat er geen geslachtelijke
voortplanting bekend is). Wordt het genetisch profiel in aanmerking genomen, dan behoren
de drie schimmelsoorten tot de klasse van de Ascomyceten.
In de volgende paragrafen volgt een algemene beschrijving van de drie meest schadelijke
schimmels binnenshuis. Verder komt ook een paragraaf met overige schadelijke schimmels
aan bod. Daarnaast zal ingegaan worden op de gezondheidseffecten van de schimmels. Als
inleiding beschrijft paragraaf 3.4.2 de manieren waarop schimmels ziekten kunnen
veroorzaken.
Een uitgebreide en specialistische beschrijving omtrent identificatie en detectie van
schimmels kan teruggevonden worden in “MICROORGANISMS IN HOME AND INDOOR WORK
ENVIRONMENTS “ van Flannigan B. et al. (2002).
3.4.2
Zes manieren waarop schimmels ziekten kunnen
veroorzaken
Schimmels kunnen ziekten veroorzaken of verergeren:
•
doordat de schimmelproducten (sporen) en -fragmenten (hyfen) aanleiding geven
tot een allergische reactie van het type I;
•
door een allergische reactie van het type III;
•
doordat microbiële vluchtige organische verbindingen de slijmvliezen irriteren,
analoog aan tabaksrook, gas emissies en ozon;
•
door de productie van mycotoxinen;
•
doordat ongewenste, toxische effecten van bacteriële endotoxinen versterkt worden
door glucanen, afbraakprodukten van fungi (lees paragraaf 3.3.3) (McClusky,
2002);
•
door schimmelinfecties (mycosen).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 28 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Tabel 8 in bijlage A geeft verdere toelichting bij de manieren waarop schimmels ziekten
kunnen veroorzaken.
In de volgende paragrafen worden de 3 belangrijkste schimmels in woningen besproken.
3.5
Aspergillus
Figuur 7 in bijlage A toont Aspergillus in een petrischaal, op een muur en op een brood.
Daarnaast geeft tabel 9 in bijlage A een overzicht van potentiële ziekten die de mens kan
oplopen door Aspergillus.
3.5.1
Taxonomische classificatie
Rijk : Fungi
Stam : Ascomycota
Klasse : Eurotiaceae
Orde : Eurotiales
Familie : Trichocomaceae
Geslacht : Aspergillus
(Doctor Fungus Corporation, 2006)
3.5.2
Beschrijving, schadelijke componenten en
gezondheidseffecten van Aspergillus
Aspergillus species zijn wereldwijd voorkomende saprofyten. Het geslacht Aspergillus bevat
ongeveer 200 soorten (Lat. aspergillum = wijwaterkwast). De schimmelkolonies kunnen
sterk in kleur variëren. De gele, grijze, bruine en/of andere kleuren zijn dan ook belangrijke
details bij het identificeren van de juiste soort. Naast deze kleurparameter zijn ook de
microscopische kenmerken van de conidiën, de fialiden, de vesikel en de conidioforen
bepalend bij het determineren van de soort. De belangrijkste wijze van voortplanting van de
schimmel is ongeslachtelijk en geschiedt door middel van sporen (conidiën), die gevormd
worden op conidioforen (Samson et al., 2004).
De sporen van Aspergillus en Penicillium zijn klein en moeilijk te determineren. Praktische
laboratoriumrichtlijnen voor identificatie zijn gebaseerd op morfologie en karakteristieken
van afzonderlijke kolonies (Flannigan et al., 2002).
Schimmelsporen van Aspergillus komen in hoge concentraties voor in vochtige ruimten en in
sommige gedroogde voedingsmiddelen. Talrijke soorten kunnen in een natte woonomgeving
aangetroffen worden, waaronder A. fumigatus, A. versicolor en A. niger (New York City
Department of Health & Mental Hygiene, 2006; Brussels Instituut Voor Milieubeheer, 2002;
Manuel et al., 1998). Tabel 10 in bijlage A toont de voorkeur van Aspergillussoorten voor
een aantal plaatsen in het binnenmilieu.
Verschillende Aspergillussoorten kunnen ziekten veroorzaken. De belangrijkste soorten,
tenminste wat gezondheidseffecten betreft, zijn A. clavutus, A. flavus, A. fumigatus, A.
niger, en A. versicolor . Deze schimmels zijn zowel toxisch als pathogeen en vereisen
onmiddellijke actie wanneer zij voorkomen in een bewoond binnenmilieu (Kung’u, 2005).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 29 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Mycotoxinen
Alle Aspergillussoorten produceren toxische verbindingen. De bekendste daarvan zijn de
carcinogene aflatoxinen, geproduceerd door o.a. stammen van A. flavus. Een tweede groep
van toxische stoffen tast de neuronen van het bewegingsapparaat aan en veroorzaken een
onwillekeurige contractie van spieren. Deze toxische metabolieten worden door A. fugimatus
uitgescheiden. Tot de derde groep behoren oxaalzuurverbindingen met een carcinogene
werking. Voorbeelden van schimmels die carcinogene stoffen produceren zijn de stammen
van A. niger, A. versicolor en A. flavus (McClusky, 2002; Toxic Black Mold Information
Center, 2002).
Herhaalde of hoge blootstellingen aan luchtgedragen mycotoxinen veroorzaken irritatie van
slijmvliezen in ogen, neus en keel. Dit geldt trouwens niet alleen voor Aspergillus maar ook
voor die van Penicillium en Cladosporium. Wanneer kleine sporen van deze schimmels
worden ingeademd, kunnen zij de alveoli van de longen (d.z.w. longblaasjes) bereiken en
daar een ontstekingsreactie induceren (toxische pneumonitis). Deze longontsteking
veroorzaakt koorts, griepachtige symptomen en (erge) vermoeidheid. In het Engels spreekt
men van ’the organic toxic dust syndrome’ (Dooley, 2006; McNeel et al, 1996).
Andere symptomen die toegeschreven worden aan mycotoxinen zijn hoofdpijn, duizeligheid,
dermatitis (huidontsteking), diarree en verminderde immuniteit (Toxic Black Information
Center, 2002).
Infecties
A. fumigatus is een pathogeen dat een uiterst kwaadaardige schimmelinfectie van de
luchtwegen kan veroorzaken (aspergillose). Het ziektebeeld is uiterst gevarieerd en complex
(Kung’u, 2006). Mensen met een gezond afweersysteem worden in het algemeen niet ziek
door A.fumigatus. Personen met een verminderde afweer kunnen echter zeer ernstige
gevolgen ondervinden. In de meeste gevallen is A. fumigatus het veroorzakende microorganisme van aspergillose maar ook andere soorten zoals A. niger en A. flavus kunnen
infecties veroorzaken (Kung’u, 2005).
Allergische reacties
Veel soorten van Aspergillus produceren makkelijk te inhaleren droge, hydrofobische sporen.
Deze sporen hebben kleine afmetingen. Ongeveer 70 % van de sporen van A. fumigatus
hebben het vermogen om in de luchtpijp en bronchiën te penetreren, bovendien bereikt 1%
de alveoli. De schimmels A. fugimatus, A. niger en A. versicoler kunnen type I reacties
veroorzaken, zoals allergische rinitis, conjunctivis en allergische sinusitus (allergische reactie
op sporen in sinusholten). Hierna kunnen de sinussen ontsteken of zich met slijm vullen. Tot
de symptomen behoren koorts, pijn in het aangezicht en hevige hoestbuien.
Een andere allergische type I reactie is ‘bronchopulmonaire aspergillose’, een ziekte die
voorkomt bij astmatici. Hierbij raken de luchtpijp en bronchiën geïnfecteerd. De symptomen
lijken erg op die van astma waarbij patiënten piepend ademhalen en hoesten.
A. clavutus veroorzaakt soms ‘malt worker’s lung’ (type III reactie), een ontsteking van de
alveoli. ‘Malt worker’s lung’ is een vorm van ‘hypersensitivity pneumonitis’ en is een
verzamelnaam voor een groep van respiratoire ziekten die gepaard gaan met ontsteking van
de longen. Symptomen zijn terugkerende perioden van koorts, koude rillingen, droge hoest
en kortademigheid (Kung’u, 2006; Vilar, 2006; Gallup, 2006).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 30 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
3.6
Penicillium
Figuur 8 in bijlage A toont ten eerste Penicillium in een petrischaal, ten tweede Penicillium
op een plafond en op fruit en ten slotte toont de figuur een microscopische opname de
groeiende Penicilliumhyfen en sporencapsules.
3.6.1
Taxonomische classificatie
Rijk : Fungi
Stam : Ascomycota
Klasse : Eurotiaceae
Orde : Eurotiales
Familie : Trichomaceae
Geslacht : Penicillium
(Doctor Fungus Corporation, 2006).
3.6.2
Beschrijving, schadelijke componenten en
gezondheidseffecten van Penicillium
Penicillium spp. (v. Lat. penicillus = penseel) zijn wijd verspreid en komen voor van de polen
tot de evenaar. Deze schimmels zijn veel voorkomende luchtverontreinigers, zowel in
woningen als buitenshuis. Talrijke soorten kunnen aangetroffen worden in de natte
woonomgeving; sommige schimmels komen zeer vaak voor, P. chrysogenum is hiervan de
voornaamste (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003). P. aurantiogriseum,
P. brevicompactum, P. spinulosum, kunnen soms in grote mate voorkomen op muren van
kamers, woonkamers en keukens. Muurverf en behangpapier worden snel overwoekerd
(Nolard, s.d.). Ook tapijt- en huisstof kunnen belangrijke schimmelreservoirs zijn (Engelhart
et al., 2002). De laagste wateractiviteit (aw) waarbij schimmels nog groeien is 0,7 , hetgeen
overeenkomt met een relatieve luchtvochtigheid van 70%. Enkele soorten, zoals P.
brevicompactum, kunnen onder deze omstandigheden groeien (Grant et al., 1989).
De kolonies hebben meestal een grijs- tot blauwgroene kleur. Ze produceren, net als het
genus Aspergillus, lange ketens ‘droge’ conidiën. De sporen laten makkelijk los en worden
door de luchtstroom verspreid (Flannigan et al, 2002).
Tabel 11 in bijlage A geeft een overzicht van potentiële ziekten die de mens kan oplopen
door Penicillium. Schimmelsoorten (binnen het geslacht P.) met de meest schadelijke
gezondheidseffecten zijn : P. chrysogenum, P. citrinum, , P. expansum, P. janthinellum, P.
marneffei, P. purpurogenum, P. spinulosum en P. verrucosum (Vilar, 2006).
Mycotoxinen
Bij de mens worden een aantal aandoeningen aan mycotoxinen toegeschreven. Het bewijs
hiervoor kan echter niet steeds onomstotelijk geleverd worden. Het achterhalen van de
invloed van Penicillium op de humane gezondheid vergt nog veel onderzoek (McNeel et
al.,1996; Robbins et al.,2000).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 31 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Infecties
Een van de belangrijkste infectueuze schimmelsoorten is P. marneffei. Een kwetsbare groep
zijn AIDS-patienten. Deze patiënten lijden vaak aan secundaire schimmelinfecties die niet
zouden voorkomen bij individuen met een gezonde immuniteit. Een voorbeeld van zo’n
infectie is ‘penicilliosis marneffei’. Infectie met P. marneffei in Aids-patienten gebeurt via
inhalatie van sporen en resulteert in eerste instantie in een longsteking. Na de eerste
infectie verspreidt de opportunistische schimmel zich naar andere delen van het lichaam
(lymfe, lever, milt en beenderen). Een indicatie van deze infectie is de verschijning van
‘papules’ (huiduitslag zonder pus) op gezicht en nek (Vilar, 2006).
Andere infecties, in verband te brengen met Penicillium zijn: keratitis (oogontsteking),
endocarditis (hartvliesontsteking), peritonitis (buikvliesontsteking), hepatitis (leverontsteking), oorinfecties en ontsteking aan de urinebuis (Patterson et al, 2006).
Allergische reacties
Sommige Peniciliumsoorten kunnen allergische reacties veroorzaken bij sensitieve personen.
De betrokken allergenen veroorzaken type I (uitlokken van astma-aanval bij
astmapatiënten) en type III reacties (hypersensitieve pneumonitis) (Gallup, 2006).
Bij astmapatiënten zijn diagnostiek, huidtests, dosering van specifieke IgE's en positieve
provocatietests beschreven. In verband met de woonomgeving werden reeds enkele
gevallen van alveolitis (ontstekking van de alveoli) met precipitines waargenomen. De
betrokkenheid van de verschillende Penicilliumsoorten bij ademhalingsallergieën is echter
moeilijk in te schatten. Huidtesten, vaak beperkt tot 4 soorten, laten niet toe het allergene
karakter van de diverse soorten van de groep te bestuderen (Brussels Instituut voor
Milieubeheer, 2002). Het grootste gedeelte van de aandoeningen, veroorzaakt door
Penicillium, wordt meestal bestudeerd in dierexperimenten.
3.7
Cladosporium
Figuur 9 in bijlage A toont Cladosporium in een petrischaal (laboconditie) en een door
Cladosporium aangetaste woning.
3.7.1
Taxonomische classificatie
Rijk : Fungi
Stam : Ascomycota
Geslacht : Cladosporium
(Doctor Fungus Corporation, 2006)
3.7.2
Beschrijving , schadelijke componenten en
gezondheidseffecten van Cladosporium
Het geslacht Cladosporium spp. omvat ongeveer 30 soorten. De voornaamste soorten in
Europa zijn C. cladosporioides C. herbarum en C. sphaerospemum. Dit zijn saprofietaire
schimmels die donkere olijfgroene tot zwarte vlekken geven op papier en vochtig
pleisterwerk. Schimmelsporen en deeltjes kunnen zich bovendien ontwikkelen in matrassen
en zichtbaar worden op het contactoppervlak van matras en lattenbodem.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 32 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
In de loop van de tijd is duidelijk geworden dat de optimale groeitemperatuur van C. 24°C
is. Dit weerhoudt de schimmel echter niet om tevens in koelkasten te groeien. De donkere
kolonies zijn dan ook het zichtbare resultaat van deze verontreiniging.
Het genus C. kent een duidelijk seizoensgebonden periodiciteit. Waarschijnlijk heeft dit te
maken met de beschikbaarheid van een geschikt substraat, de juiste temperatuur en een
voldoende hoog vochtgehalte. In het voorjaar zijn de sporenconcentraties van de 3
genoemde soorten laag en vergelijkbaar. Naarmate het jaar vordert neemt de concentratie
van C. herbarum toe. In augustus is meer dan 90% van de totale hoeveelheid sporen
afkomstig van C. herbarum. In de winter daalt de totale kwantiteit van alle C. spp. in de
buitenlucht. Het aantal sporen van C. sphaerospermum daarentegen blijft in het
binnenmilieu het hele jaar hoog (in vergelijking met het aantal sporen in de buitenlucht)
(Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003; Brussels Instituut voor
Milieubeheer, 2002; Beaumont et al.,1985; Gill et al., 1982).
In vochtige woningen is het genus C., althans wat betreft aanwezigheid, de belangrijkste
schimmel (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003). Een Schotse studie
Hunter et al.,1988) toont een positieve relatie aan tussen de Cladosporiumconcentratie in
woningen en het stofzuigen van tapijten. Dit valt te verklaren als volgt: tijdens het
stofzuigen worden schimmeldeeltjes opgezogen en vervolgens in de binnenlucht verspreid.
Tabel 12 in bijlage A vermeldt de voorkeur van de afzonderlijke Cladosporiumsoorten voor
een aantal plaatsen in het binnenmilieu.
Naast de esthetische schade die schimmels aan woningen toebrengen, kunnen ze sporen in
de atmosfeer verspreiden en gezondheidsproblemen veroorzaken. Hieronder volgt een
opsomming.
Mycotoxinen
De meest schadelijke soorten van het genus Cladosporium zijn: C. cladosporioides, C.
herbarum, C. macrocarpum en C. sphaerospermum (Kung’u, 2005). In optimale
omstandigheden produceren deze schimmels de toxine ‘Epicladosporic acid’, welk een
immunosuppressieve werking heeft (Tracy, 2006).
Infecties
Cladosporiumsoorten
kunnen
huidontstekingen,
sinusitis,
longinfectie,
keratitis
(hoornvliesontsteking) en onychomycosis (nagelinfectie) veroorzaken (Patterson et al.,
2006).
Allergische reacties
Onderzoek wijst uit dat personen die gevoelig zijn voor Cladosporium enkel reageren op
hoge sporenconcentraties (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003;
Gioulekas et al., 2004). Verder toont wetenschappelijke literatuur aan dat het
allergeniserend vermogen van deze soort sterker is bij atopische kinderen, dan bij atopische
volwassenen (Kauffman et al., 1995; Woods, 2002). Een allergie voor Cladosporium uit zich
vooral in eczeem en ook in niet-seizoensgebonden rinitis, bronchiale astma en
luchtweginfecties (Tariq et al., 1996). C. herbarum veroorzaakt zowel type I als type III
reacties (Gallup, 2006; Kung’u, 2006).
Een uitvoerige Europese studie toont tevens een associatie aan tussen schimmelsensitisatie
en de ernst van de klachten van astmatici (Zureik et al., 2002).
De beschikbare literatuur terzake bevat echter talloze onzekerheden en contradicties.
Hierdoor krijgen geschreven documenten, waarvan de wetenschappelijke grondslag niet
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 33 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
steeds even expliciet is, vrij spel. Dit alles blijft het nagaan van de relatie tussen de
blootstelling aan schimmels en gezondheidseffecten, bemoeilijken.
3.8
3.8.1
Overige schadelijke schimmels en een gist
Inleiding
Op advies van twee deskundige mycologen, Kees Snepvangers (Athene Noctua
binnenmilieu-advies) en Amber Thys (Janssen Pharmaceutica), behandelt dit verslag
beknopt nog twee schimmelgenera en één gistsoort, te weten: Stachbotrys, Alternaria en
Candida albicans. Volgens Amber Thys is Stachybotrys niet zeldzaam en gevaarlijk.
Altarnaria en Candida komen volgens Kees Snepvangers in huizen frequent voor en kunnen
in een ongezond binnenmilieu hoge concentraties bereiken. Bij gevoelige individuen kan dit
tot negatieve gezondheidseffecten leiden.
3.8.2
Stachybotrys
Stachybotrys, ook wel ‘zwarte schimmel’ genoemd, is een schimmel die het meest voorkomt
op vochtige muren. Dit genus bevat meerdere soorten, waarbij Stachybotrys chartarum de
voornaamste soort is. Stachybotrys produceert ‘trichotheceen-mycotoxinen’, gekend onder
de term satratoxinen. Bij stijging van de kamertemperatuur verdroogt de schimmel tot stof
en kan zo gemakkelijk worden ingeademd. Inademing van de schimmel kan vervolgens het
‘sick building syndrome’ veroorzaken. Enkele van de symptomen van het ‘sick building
syndrome’ zijn vermoeidheid, spierpijn, hoofdpijn en huidproblemen (Kuhn et al., 2003;
Doctor Fungus Corporation, 2006). De oorsprong van deze pathologieën is complex,
aangezien talrijke omgevingsparameters dezelfde schade kunnen berokkenen aan de
gezondheid.
Sinds 1993 worden satratoxinen in verband gebracht met dodelijke longbloedingen van 16
kinderen in Cleveland (USA). Diverse studies, waaronder die van Burnett et al. uit 1992,
tonen aan dat Stachybotrys ook in Europa en meer bepaald in België voorkomt
(Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003). De beschikbare literatuur
hieromtrent bevat vele tegenstrijdigheden. Hierdoor krijgen geschreven documenten,
waarvan de wetenschappelijke grondslag niet steeds even expliciet is, vrij spel. Dit alles
blijft het nagaan van de relatie tussen de blootstelling aan schimmels en
gezondheidseffecten bemoeilijken.
3.8.3
Alternaria
Het genus Alternaria omvat momenteel een 50-tal soorten waarvan Alternaria alternata
schadelijke gevolgen kan hebben. Indien men uitsluitend infecties door schimmels bij de
mens onderzoekt, is deze soort één van de belangrijkste infectieveroorzakers. De kolonies
zijn eerst grijswit om vrij snel te verkleuren tot fluweelachtig groenzwart of olijfbruin.
Sporen van deze schimmel kunnen in hoge concentraties voorkomen, zowel in binnen- als
buitenlucht. Dergelijke schimmelsporen kunnen verantwoordelijk zijn voor allergieën. De
klachten kunnen variëren tussen niezen, een loopneus, tranende ogen en astmatische
aandoeningen. Ervaringen uit het verleden hebben duidelijk gemaakt dat blootstelling ook
kan resulteren in allergische dermatitis (huideczeem) (Wetenschappelijk Instituut Voor
Volksgezondheid, 2003; Doctor Fungus Corporation, 2006).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 34 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
3.8.4
Candida albicans
Candida albicans is een gistcel die van nature in het menselijke lichaam voorkomt. Zolang
de fungus onder controle van het afweersysteem staat is er niets aan de hand. Maar als
gevolg van veranderingen in het binnenmilieu kan ‘candidiasis’ ontstaan. Men spreekt van
candidiasis wanneer de schimmels in het lichaam de overhand krijgen op de bacteriën en zo
het biologisch evenwicht verstoren. Als gevolg hiervan beginnen de problemen: het
afweersysteem wordt aangetast en ziekteverwekkers van allerlei aard kunnen hun gang
gaan. Dit uit zich in een grote variëteit van klachten (Doctor Fungus, 2006; Snepvangers,
2006; Twynstra, 2005).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 35 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
4
Adviesverslag voor GGD Rotterdam
4.1
Vocht in de woningen
In Nederland heeft bijna 20% van de woningen te kampen met vochtproblemen. Deze
kunnen zich onder andere uiten in zichtbare vochtplekken, schimmelgroei en een muffe lucht
in de woning. Naast een vermindering van het woongenot kan vocht indirect
gezondheidsklachten veroorzaken bij personen die overgevoelig zijn voor huisstofmijt en/of
schimmels. In ons adviesverslag bakenen we de gezondheidsproblemen af naar
gezondheidsproblemen die veroorzaakt worden door schimmels in het binnenmilieu.
(Steevens, 2005 en Handboek Binnenmilieu GGD, 1990).
Verschillende factoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van vochtproblemen. In
hoofdlijn kunnen twee groepen worden onderscheiden: bouwtechnische aspecten en
bewonersgedrag. (Steevens, 2005 en Handboek Binnenmilieu GGD, 1990) De belangrijkste
(bouw)technische oorzaken van vochtproblemen in woningen komen hier nu kort aan bod.
Bouwtechnische aspecten
•
Bouwvocht.
Tijdens de traditionele bouw van een woning wordt vrij veel water gebruikt in
bindmiddelen, beton, cement, stucwerk en dergelijke. Na het gereedkomen van de
woning is dus veel water aanwezig (Handboek Binnenmilieu GGD, 1990).
•
Optrekkend vocht.
Grondwater kan door capillaire krachten in de muren naar boven worden gezogen.
Het gaat dan om dragende muren waarvan de fundering in het grondwater staat. Het
opgezogen water kan daarna alleen door verdamping de muren weer verlaten
(Handboek Binnenmilieu GGD, 1990).
•
Vochtige kruipruimte.
Een vochtige kruipruimte kan een belangrijke bron van waterdamp zijn voor de
bovenliggende woning. Door openingen in de vloer kan vochtige lucht vanuit de
kruipruimte naar de woonvertrekken opstijgen. Houten vloeren vertonen naden en
kieren en zijn dus niet dampdicht, maar ook steenachtige vloeren zijn niet dampdicht
(Handboek Binnenmilieu GGD, 1990).
•
Oppervlaktecondensatie.
Oppervlaktecondensatie is een veel voorkomende oorzaak van vochtproblemen. Lucht
kan een bepaalde hoeveelheid waterdamp bevatten. Wanneer de temperatuur
hoger is, kan de lucht meer waterdamp bevatten. Wanneer lucht afkoelt, zal bij een
bepaalde temperatuur condensatie optreden (Handboek Binnenmilieu GGD, 1990).
•
Gebrekkige ventilatievoorzieningen.
Vochtproblemen kunnen ontstaan door een te gering aantal of niet juist te gebruiken
ventilatievoorzieningen (Handboek Binnenmilieu GGD, 1990).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 36 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
In het kort hebben we de bouwtechnische oorzaken genoemd van de vochtproblemen. In
hoeverre speelt het bewonersgedrag mee bij het veroorzaken van vochtproblemen?
Bewonersgedrag
Naast bouwtechnische aspecten is uiteraard ook het gedrag van de bewoners van invloed op
de vochthuishouding binnenshuis. In de woning vinden allerlei vochtproducerende
activiteiten plaats zoals koken, afwassen, was drogen, baden, douchen en het gebruik van
(gas)verbrandingsproducten. Daarnaast wordt vocht geproduceerd door de aanwezigheid
van mensen, planten en dieren. Het geproduceerde vocht moet afgevoerd worden. Het
gedrag van bewoners is zowel bepalend voor de hoeveelheid vocht die geproduceerd wordt
in een woning als voor de snelheid en de efficiëntie waarmee het vocht wordt afgevoerd. Het
bewonersgedrag speelt dus hierbij een belangrijke rol. (Huybregts, 1986)
Ventilatie speelt een centrale rol bij de beheersing van de hoeveelheid vocht binnenshuis.
Ventilatie is het proces waarbij “verse” lucht van buiten naar binnen wordt toegevoerd en
“gebruikte” lucht van binnen naar buiten wordt afgevoerd. Er zijn vier verschillende
ventilatiesystemen. Natuurlijke aan– en afvoer en mechanische afvoer met natuurlijke
aanvoer zijn de meest voorkomende. Natuurlijke ventilatie vindt plaats via ramen, deuren,
roosters en kieren en is afhankelijk van het weer. Nadeel van dit systeem is dat het niet
altijd goed functioneert, terwijl de bewoners dit niet altijd snel in de gaten hebben. Het is
belangrijk dat de bewoners hierop geattendeerd worden en dit gegeven zal dan ook
meegenomen (moeten) worden in het bewonersprotocol.
Naast natuurlijke en mechanische ventilatie is er ook bewuste en onbewuste ventilatie.
Bewuste ventilatie is het ventilatiegedrag van bewoners. Bij onbewuste ventilatie is de toe
en/of de afvoer van lucht via bijvoorbeeld kieren en naden. Door het steeds meer beperken
van de onbewuste ventilatie moeten bewoners veel bewuster gaan ventileren. Het (extra)
ventileren kan door bewoners soms als nadeel worden gezien, namelijk: het verbruik van
extra energie, de tocht, lawaai en/of stank van buiten. Hierdoor wordt er niet in voldoende
mate geventileerd. Ook overdreven kierenjacht (zonder aanpassing van de ventilatie),
afsluiten van de woning tegen inbraak en gebrekkige ventilatievoorzieningen kunnen de
vochtafvoer belemmeren. (Pasman, 1993)
Het is algemeen bekend dat veel vochtproblemen in woningen kunnen leiden tot
schimmelvorming. In dit adviesverslag geven wij een oplossing voor bewoners om
vochtproblemen te voorkomen. De kans op het ontstaan van vochtproblemen kan verkleind
worden met het door ons ontworpen bewonersprotocol. Voor een uitleg wordt verwezen naar
paragraaf 4.5. In paragraaf 4.2 zal nu ingegaan worden op vermindering van de
vochtproductie.
4.2
Verminderen van de vochtproductie
Voordat er gezocht wordt naar de oplossing van een vochtprobleem, is het belangrijk en
nodig te trachten de oorzaak ervan te achterhalen. Gaat het om een bouwtechnisch aspect
of speelt het bewonersgedrag hierbij een grote rol? Of spelen beide factoren een rol?
Bij het verminderen van de vochtproductie moet men beginnen bij de vochtbronnen.
Wanneer de bewoners aandacht besteden aan de vochtbronnen, bewuster ventileren en hun
woning goed verwarmen, dan kan de relatieve luchtvochtigheid verlaagd worden.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 37 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
De volgende items kunnen invloed hebben op de relatieve luchtvochtigheid:
• dagelijks activiteitenpatroon van de bewoners, zoals koken, douchen en drogen van
de was;
• het aantal mensen, huisdieren en planten in één ruimte;
• temperatuur binnenshuis;
• verwarming;
• bestemming en gebruik van de vertrekken;
• aanwezigheid van meubels, gordijnen bij (buiten)muren;
• de bruikbaarheid van de ventilatievoorzieningen in de zin van gebruiksvriendelijkheid.
Om de relatieve vochtigheid te verlagen, kunnen de bewoners bijvoorbeeld:
• de vochtbron(nen) bestrijden;
• meer en bewuster ventileren;
• het verwarmen van de woning.
Deze drie punten zijn de belangrijkste handelingen als het gaat om het verminderen van de
relatieve vochtigheid en zullen dan ook bij het bewonersprotocol meegenomen worden. In
het bewonersprotocol en het Blad Tips and Tricks worden handelingen vermeld die ervoor
kunnen zorgen dat de vochtproductie in een woning beperkt wordt.
Een nadeel bij de vochtproductie is dat bewoners in eerste instantie geen controle kunnen
hebben. Dat is met name het geval als het om een bouwtechnisch aspect gaat, bijvoorbeeld
de aanwezigheid van koudebruggen. Een koude brug in een gebouw is een plaats waar
relatief gezien veel warmte verloren gaat, met name bij overgangen van een (geïsoleerde)
muur met een vloerconstructie, waarbij de muurisolatie niet overgaat in de vloerisolatie, en
aldus een "koudebrug" ontstaat. Ook bij de overgang van de muur naar ramen, deuren en
andere kunnen bruggen ontstaan. Koudebruggen veroorzaken plaatselijk een warmteverlies
en zorgen voor een temperatuurdaling op het oppervlak, waardoor luchtcondensatie en
andere vochtproblemen kunnen optreden.
Voordat er gezocht wordt naar de oplossing van een vochtprobleem is het belangrijk te
trachten de oorzaak hiervan te achterhalen. Het is in de praktijk gebleken dat het niet
eenvoudig is te achterhalen welke van de bronnen de problemen veroorzaakt. Herkenning
van problemen waarin lekkage, regendoorslag of optrekkend vocht een rol spelen, is meestal
niet moeilijk. Conclusies over oorzaken en de daartegen te treffen maatregelen zijn pas te
trekken na controle van de woning. Hierbij zal naar zowel de vochtproblematiek als naar de
bouwkundige situatie gekeken worden en naar de manier van ventileren en verwarmen.
Vaak wordt het probleem veroorzaakt door een combinatie van verschillende factoren.
Onder bouwtechnische aanpassingen valt een scala aan maatregelen:
• als de begane grondvloer een te grote luchtdoorlatendheid heeft, moet
isolatiemateriaal in de kruipruimte geplaatst worden;
• ook kan de onderkant van de begane grondvloer luchtdicht gemaakt worden,
waardoor vochtige lucht niet meer kan doordringen in de woning;
• bij koudebruggen kan het betreffende constructiedeel aan de buitenkant van de
constructie geïsoleerd worden;
• er kan eventueel gebruik gemaakt worden van een WTW (warmte-terug-winsysteem) bij een nieuwe woning. Bij huurwoningen is dat niet goed te realiseren
vanwege de hoge kosten;
• het Schrijver systeem kan soelaas bieden; dit systeem kan de oorzaak van
vochtoverlast weg te nemen. Het Schrijver systeem is een vochtregulerend systeem
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 38 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
dat bestaat uit een element van steen en een keramische koker. Zie voor meer
informatie www.schrijversysteem.nl.
• het aanpassen van de woning naar aanleiding van een EPA (energie Prestatie
Advies). Een energie-adviseur onderzoekt energietechnische en bouwkundige
gegevens van een woning. Van daaruit kan bepaald worden welke middelen genomen
kunnen worden om een woning beter te isoleren en zo de vochttoevoer te
verminderen.
De bewoner en de verhuurder kunnen samen bepalen welke maatregelen relevant zijn.
Daarbij moet gekeken worden naar de hoogte van de kosten.
4.3
Rol van de GGD Rotterdam e.o. en derden
De GGD zou een belangrijkere rol moeten spelen bij het onderwerp “Schimmels in de
woning”. Het is niet algemeen bekend onder de bevolking dat men bij de GGD Rotterdam
e.o. terecht kan met vragen en klachten over het milieu in relatie tot de gezondheid. Dat
veel mensen de GGD toch weten te vinden komt door verwijzing van de huisarts en
vermoedelijk doordat mensen elkaar informeren over de GGD (Peeters, 2003).
Bij het oplossen van vochtproblemen is vaak hulp van derden nodig. Dit is bijvoorbeeld de
GGD. De GGD kan iets zeggen over de relatie tussen vochtproblemen en gezondheid. De
GGD zal proberen te bereiken dat anderen (de verhuurden en de bewoner) het
vochtprobleem oplossen. De GGD doet dit door bemiddeling tussen of aansporing van
partijen. De verhuurders doen dit door het verhelpen van een lekkage, gebruik van antischimmelmiddelen, het verwijderen van beschimmelde materialen of het verbeteren van
ventilatievoorzieningen. De bewoners ventileren en stoken meer en verwijderen zelf de
schimmels. Een juiste combinatie van verschillende acties door de betrokkenen kan effectief
zijn. In het protocol komen deze drie betrokkenen daarom voor.
Bewoners hebben vaak specifieke verwachtingen van verhuurders. De verhuurder neemt de
taak om het probleem op te lossen echter niet altijd op zich, om verschillende redenen.
Omdat verhuurders actief dienen te zijn bij het oplossen van vocht- en/of
schimmelproblemen is ook deze partij meegenomen bij de bestrijding van schimmels.
Bouwtechnische aanpassingen dienen altijd door de verhuurder gerealiseerd te worden.
4.4
Preventie van schimmelvorming
4.4.1
Controle van vochtigheid
In voorgaande paragraven is beschreven hoe vochtophoping in woningen kan ontstaan en
welke maatregelen hiertegen genomen kunnen worden. In bepaalde situaties kan het
gebeuren dat de hoeveelheid vocht zodanig is dat sporen van schimmels zich kunnen
ontwikkelen. Hoe ontstaan schimmels en hoe kan schimmelvorming voorkomen worden?
Schimmelvorming kan ontstaan wanneer er een binnenmilieu wordt gecreëerd dat gunstig is
voor de ontwikkeling van de sporen. Deze kunnen zich dan ontwikkelen tot schimmels met
hun herkenbare draden (hyfen) en zwamvlok (mycelium). Er is een samenhang tussen de
factoren die schimmelgroei bevorderen en de factoren die schimmelvorming beperken.
Zie figuur 4.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 39 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Blok I Bevorderende factoren
Vochtophoping
Lekkage
Weinig luchten
Slechte ventilatie
Koudebruggen
Blok II Verminderende factoren
Meer luchten
Meer ventileren
Meer verwarmen
Oppervlakken droog,
schoon en stofvrij houden
Figuur 4: Samenhang tussen de factoren
Alle factoren die in de tekstvakken worden vermeld, kunnen een rol spelen bij
schimmelvorming. Wanneer er meer factoren uit blok I aanwezig zijn, dan zal er sneller
schimmelvorming plaatsvinden. Wanneer er meer factoren uit blok II een rol spelen, dan zal
er weinig tot geen schimmelvorming zijn. Hier wordt weinig tot geen schimmels genoemd
omdat er op bepaalde plekken schimmels kunnen gaan groeien ook als de bewoners
preventief werken. Het gaat met name om het microklimaat waarin de schimmels kunnen
gaan groeien.
Eén van de mogelijkheden om te voorkómen dat schimmels in woningen vóórkomen is het
ventilatiegedrag. Ventilatie is vanuit gezondheidskundig oogpunt belangrijk, omdat door
ventilatie voorkomen kan worden dat hinderlijke en schadelijke stoffen en gassen zich in de
binnenlucht ophopen. Naast de kwaliteit van het ventilatiesysteem speelt natuurlijk ook het
ventilatiegedrag van de bewoners een belangrijke rol bij de mate van ventilatie.
Adan (1997) maakt duidelijk dat betere isolatie en meer ventilatie niet altijd schimmel
kunnen voorkomen. Schimmelproblemen treden namelijk ook op in goed geïsoleerde
woningen waarvan de kamers een lage gemiddelde relatieve luchtvochtigheid hebben.
Ruimten waar schimmel regelmatig voorkomt zijn de badkamer (60%) en de
slaapkamer/woonkamer (40%).
In slaap- of woonkamers is het vochtverloop gedurende de dag beperkt. Tijdens het gebruik
van de ruimtes zal in de slaapkamer (’s nachts) en in de woonkamer (overdag) een wat
hogere relatieve luchtvochtigheid zijn dan wanneer de ruimtes niet gebruikt worden door de
bewoners. Echter de badkamer heeft een sterke wisseling in de relatieve luchtvochtigheid.
Bij douchen zal waterdamp condenseren op het buitenste laagje van plafond, wanden en
vloer. Het poreuze laagje van bijvoorbeeld voegen of verf absorbeert de waterdamp en zal
langere tijd – ‘time of wetness’ (TOW) – vochtig blijven. Dit microklimaat creëert ideale
omstandigheden voor schimmelgroei. Bijvoorbeeld de groei van Penicillium chrysogenum
neemt sterk toe als het langer nat is dan droog. Dit is afhankelijk van de
schimmelgevoeligheid van de materialen: groeistimulerende en groeiremmende stoffen,
vermogen om vocht te absorberen en vast te houden.
“Ventilatie zal de gemiddelde condities in de lucht wel beïnvloeden, maar dit proces van
bevochtiging nauwelijks. Meer ventilatie zal de lucht gemiddeld droger maken en daardoor
droging van het materiaal versnellen, maar de processen in het materiaal blijven in
hoofdzaak de droogsnelheid bepalen. De condities van de binnenlucht, en dus ook ventilatie,
zijn hierbij ondergeschikt.” (Adan, 1997) Minder ventilatie leidt gewoonlijk tot een hogere
gemiddelde luchtvochtigheid waardoor het materiaal langzamer droogt i.e. een hoge TOW.
Dit verhoogt de kans op schimmels. Toepassing van minder gevoelige (afwerk)materialen
vermindert de mogelijkheid op schimmelgroei.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 40 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
In slaap- of woonkamers met een vrij constant binnenklimaat komt minder schimmelgroei
voor als de relatieve vochtigheid onder de 70% ligt. De muren mogen in dit geval niet
kouder zijn dan de lucht, want dan zal al snel oppervlaktecondensatie optreden. De relatieve
vochtigheid en temperatuur aan buitenmuren en daken zijn van belang voor het
microklimaat waarin schimmels groeien. Isolatie voorkomt schimmelgroei. Doordat de
binnentemperatuur aan de buitenmuren hoger is wordt de relatieve vochtigheid verlaagd in
het microklimaat en daardoor de kans op oppervlaktecondensatie. In een aantal woningen
kan het toch te vochtig zijn: “het devies luidt in dat geval wél primair: meer ventileren!”
(Adan, 1997).
In voorgaande paragraaf is vermeld hoe de vochtproductie in een woning verminderd kan
worden. Het betreft dezelfde adviezen als bij de schimmelpreventie. Schimmelvorming is
onlosmakelijk verbonden met vochtophoping. Schimmelvorming kan grotendeels bestreden
worden door de vochtophoping te verminderen.
4.4.2
Schoonmaken versus desinfecteren
Pathogene en potentiëel pathogene microben zoals schimmels zijn er continu. Ze worden in
de woning geïntroduceerd via de bewoners (mensen, huisdieren, planten) en via de
buitenlucht. Een goede kwaliteit van de binnenlucht dient gehandhaafd te worden door:
• goede ventilatie van de gehele woning;
• goede schoonmaakprocedures inclusief stofzuigen;
• regelmatig schoonmaken van oppervlakken waar schimmelgroei waarschijnlijk is
(International Scientific Forum on Home Hygiene: IFH, 2001a).
Op deze manier voorkomen de bewoners ophoping van stof en schimmelsporen (IFH,
2001b). Hoge blootstelling aan schimmel in woningen is namelijk geassocieerd met minder
regelmatig ventileren of minder regelmatig stofzuigen, aanwezigheid van huisdieren,
zichtbare schimmel en oude tapijten (Dharmage et al., 1999).
Controle van de vochtigheid is een factor om schimmel te voorkomen. Voor betegelde
wanden of voor andere oppervlakken waar vocht zich kan ophopen, adviseert de IFH
(2002b) om schoon te maken en om te desinfecteren. Op deze manier kan de bewoner
voorkomen dat schimmel gaat groeien. De IFH (2002b) definieert schoonmaken als het
fysieke proces om vuil en organisch materiaal van een object of oppervlak te verwijderen.
Dit proces hoeft niet noodzakelijkerwijs het niveau van microbiële contaminatie te
verminderen. Desinfecteren is het fysieke proces dat zorg draagt voor de verwijdering van
vuil en organisch materiaal. Verder zorgt desinfecteren ook voor de vermindering van de
microbiële contaminatie tot een niveau dat geen bedreiging meer is voor de gezondheid.
Om hygiëne te bewerkstellingen voor oppervlakken is noodzakelijk dat na het reinigen met
een (verdund) schoonmaakmiddel het oppervlak rijkelijk wordt afgespoeld met stromend
heet water (indien mogelijk). Hierna dient het oppervlak te drogen. Drogen is een belangrijk
onderdeel om oppervlakken hygiënisch schoon te houden (IFH, 2002a; Voedsel en Waren
Autoriteit: VWA, 1999).
Na de verwijdering van organisch materiaal op deze manier kan een desinfectans gebruikt
worden. Op deze manier heeft het desinfectans een beter contact met oppervlaktegebonden
schimmels. Alhoewel een desinfectans een bepaalde activiteit heeft tegen schimmels, wil dit
nog niet zeggen dat het desinfectans werkt als een consument het gebruikt. Alleen
regelmatig gebruik op een doelgerichte manier kan resulteren in een significante grotere
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 41 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
reductie in het voorkomen van schimmels dan wanneer alleen een schoonmaakmiddel
gebruikt wordt (IFH, 2002a).
Het beleid van de Nederlandse regering is er op gericht het gebruik van chemische
desinfectantia in huishoudens te beperken (VWA, 1999). Verschillende redenen spelen
hierbij een rol. Om micro-organismen te verwijderen is normaal reinigen en drogen
voldoende. Micro-organismen kunnen resistent worden, waardoor een hogere dosering
noodzakelijk is om de micro-organismen te verwijderen. Verder gebruiken consumenten
desinfectantia niet altijd volgens de gebruiksinstructie; dit betreft de dosering, inwerktijd, en
de werkwijze. Ten slotte kan het gebruik van desinfectantia effect hebben op de gezondheid
van de mens en/of op het milieu.
Regelmatig gebruiken consumenten reinigingsmiddelen met chloorbleekmiddelen of
zuurstofbleekmiddelen. Het is mogelijk om een product te gebruiken dat schoonmaken en
desinfecteren combineert (b.v. reinigingsmiddel met actief chloor). Deze producten
optimaliseren de schimmelverwijdering van oppervlakken (IFH, 2002a). Hygiënische
reinigingsproducten zijn niet geregistreerd en vallen niet onder de Bestrijdingsmiddelenwet
(VWA, 1999). Desinfectantia zijn toegestaan voor keukens en badkamers (VWA, 1999).
Voor de reiniging van schimmels binnenshuis zijn twee desinfectantia voor
consumentengebruik geregistreerd bij het College voor de Toelating van
Bestrijdingsmiddelen (CTB: www.ctb.agro.nl). Deze twee producten (“Bison Schimmelvreter”
en “HG Schimmel-, vocht- & weerplekkenreiniger”) zijn verkrijgbaar als gebruiksklare
‘trigger sprays’.
4.4.3
Verwijdering van schimmels
In deze paragraaf wordt beschreven welke middelen en handelingen nodig zijn om
schimmels (effectief) te verwijderen door desinfectie. Echter, het gebruik van desinfectantia
is geen oplossing! Vochtproblemen en de daarmee gerelateerde schimmelproblemen in
woningen moeten eerst opgelost worden door de (bouwkundige) oorzaak aan te pakken.
Anders is het verwijderen van schimmels meer symptoombestrijding. De bewoner kan
schimmel verwijderen door chemische middelen toe te passen bijvoorbeeld bleekwater of
soda. Chemische desinfectie van beschimmelde oppervlakken heeft als doel om het aantal
levensvatbare fungi (schimmel en sporen) te reduceren. Om schimmels onschadelijk te
maken zorgt het desinfectans voor verandering van de schimmelstructuur of hun
metabolisme (Thalmann, 2001a).
Desinfectantia dienen veilig gebruikt te kunnen worden door de consument (niet-irriterend,
niet-corrosief, niet-toxisch) en zo min mogelijk invloed te hebben op het milieu (nietschadelijk voor waterorganismen). Verder dienen desinfectantia materiaal‘vriendelijk’ te zijn,
goedkoop te zijn en in dit geval effectief tegen schimmels te zijn. Of het desinfectans
effectief is tegen schimmels hangt af van verschillende factoren zoals (British Columbia’s
Centre for Disease Control: BCCDC, 2003):
• de chemische eigenschappen van de actieve (i.e. werkzame) stof in het desinfectans;
• de juiste concentratie van het desinfectans;
• de juiste hoeveelheid van het desinfectans;
• de inwerktijd van het desinfectans;
• de temperatuur, de pH en de interactie met andere stoffen;
• de hoeveelheid (zichtbare) schimmels;
• de aanwezigheid van organisch materiaal en zeepresten op het materiaal.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 42 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Andere factoren die de effectiviteit beïnvloeden zijn (Kruse et al., 1963; Kruse et al., 1964):
• de gevoeligheid van de soort schimmel/schimmelspore;
• de aanwezigheid van hulpstoffen zoals oppervlakte-actieve stoffen (‘surfactants’);
•
het materiaaloppervlak waarop schimmels groeien.
In bijlage B van de bijlagenlijst zijn de blootstelling voor de bewoner en de milieueffecten
van diverse actieve stoffen beschreven. In de volgende paragraaf is gekeken naar de
effectiviteit van deze middelen (schoonmaakmiddelen en desinfectantia) tegen schimmels.
4.4.4
Middelen voor schimmelverwijdering
Op diverse websites (zie websites Middelen) worden diverse huishoudelijke middelen
aanbevolen om schimmels in de woning te verwijderen. In deze paragraaf is gekeken naar
de effectiviteit van deze middelen tegen schimmels.
Alcohol (ethanol) 70%-90%
Het werkingsmechanisme van ethanol/alcohol bestaat uit denaturatie van eiwitten en de
beïnvloeding van de celwandpermeabiliteit van schimmels (Association Internationale de la
Savonnerie, de la Détergence et des Produits d’Entretien: AISE, 1997b). Volgens de AISE
(1997b) is de activiteit van ethanol tegen schimmels redelijk (±). Thalmann (2001b) noemt
ethanol wel als een fungicide. Thalmann (2001a) noemt de volgende voordelen van ethanol:
het is stabiel, materiaal vriendelijk en biologisch afbreekbaar. De volgende nadelen zijn
genoemd: alcohol is niet actief tegen sporen, het is vuurgevaarlijk en er is geen blijvend
effect door verdamping. Verder is alcohol gevoelig voor organisch materiaal (proteïnen) en
het ontvet de huid.
Kruse et al. hebben de desinfecterende werking van alcohol onderzocht op oppervlakken
welke gecontamineerd waren met vier verschillende schimmels (Kruse et al.,1963) en drie
verschillende schimmelsporen (Kruse et al., 1964). Het gebruik van alcohol is effectief bij de
juiste inwerktijd en concentratie. Op droge oppervlakken is 70% alcohol effectief en op natte
oppervlakken is 90% alcohol effectief. De porositeit van de diverse materialen is met de
microscoop bepaald. Bijvoorbeeld geverfd hout is meer poreus dan glas, waardoor de
inwerktijd (bij dezelfde concentratie) op geverfd hout langer is dan op glas (Kruse et
al.,1963). Schimmelsporen zijn meer resistent tegen alcohol en de inwerktijd dient hier
langer te zijn dan bij schimmels (Kruse et al., 1964). Echter, de activiteit van alcohol neemt
snel af door verdamping.
Soda (natriumbicarbonaat) en “washing” soda (natriumcarbonaat)
De pH van het oppervlak speelt een rol in het microklimaat waar schimmels groeien. De
meeste schimmels groeien bij een pH tussen 5 en 8 (i.e. neutraal tot licht zuur milieu). Om
deze reden werd vroeger vaak “witkalk” (pH 10-13) gebruikt om schimmelgroei te
voorkomen (Ontario Association of Architects: OAA, 2003). Soda (zuiveringszout) bestaat uit
natriumbicarbonaat (NaHCO3) en de pH van de 0,1 M soda-oplossing is ongeveer 8;
“washing” soda bestaat uit natriumcarbonaat (Na2CO3) met een pH voor de 0,1 M oplossing
van circa 11,5 (www.brunnermond.com). Daar natriumcarbonaat sterker alkalisch is dan
natriumbicarbonaat, zal de effectiviteit om schimmels te verwijderen voor natriumcarbonaat
groter zijn dan voor natriumbicarbonaat.
Natriumpercarbonaat, natriumperboraat en borax
Natriumpercarbonaat en natriumperboraat behoren tot de zuurstofbleekmiddelen. Na
oplossing van de zuurstofbleekmiddelen ontstaat waterstofperoxide, dat vrije radicalen
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 43 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
(OH●) vormt, die met organische stoffen zoals eiwitten, vetten en suikers reageren (AISE,
1997a). Volgens de AISE (1997a) is de activiteit van waterstofperoxide tegen schimmels
redelijk (±). Thalmann (2001b) noemt waterstofperoxide wel als een fungicide. Thalmann
(2001a) noemt als voordeel dat waterstofperoxide biologisch afbreekbaar is en verder de
volgende nadelen: niet stabiel, mogelijk corrosief en vorming van reactieproducten.
Natriumpercarbonaat valt in water uiteen in natriumcarbonaat en waterstofperoxide. Uit de
voorgaande beschrijving van deze stoffen blijkt dat beide effectief kunnen zijn tegen
schimmels.
Na hydrolyse van natriumperboraat wordt waterstofperoxide en boraat gevormd (zie bijlage
5). Beide stoffen kunnen effectief zijn tegen schimmelgroei. Stoffen die boraat of borax
bevatten - actief element is boor (B) -, worden gebruikt in de houtindustrie als biocide tegen
schimmelgroei (preventief en curatief gebruik). Als fungicide zal boraat de
schimmelontwikkeling remmen door te voorkomen dat sporen worden gevormd (NPTN
(National Pesticide Telecommunications Network: NPTN, 2001). Borax of dinatrium
tetraboraat decahydraat (B4O7Na2.10H2O) bevat ook boor en kan gebruikt worden als
fungicide.
Chloorbleekmiddel (natriumhypochloriet)
De actieve stof in bleekmiddel is natriumhypochloriet (NaOCl). Afhankelijk van de pH is
actief chloor beschikbaar in drie vormen: OCl-, HOCl en Cl2. De meest actieve vorm om te
desinfecteren is de HOCl vorm. Actief chloor is een effectieve oxidator van biologische
moleculen en is een goed middel tegen schimmels (AISE, 1997a), Thalmann (2001b) zet
natriumhypochloriet tussen haakjes wat betreft zijn werking als fungicide. Thalmann
(2001a) noemt verder de nadelen van natriumhypochloriet. Het is irriterend voor
slijmvliezen, corrosief voor metalen, onstabiel, moeilijk afbreekbaar, en het is gevoelig voor
organisch materiaal. Natriumhypochloriet kan namelijk met organisch materiaal reageren
waarbij organohalogeen bijproducten (OBPs) worden gevormd. Voorbeelden zijn
trihalomethanen (chloroform, dichlorobromoform) en halogeen azijnzuren (AISE, 1997a)
Kruse et al. (1963, 1964) hebben de desinfecterende werking van natriumhypochloriet
onderzocht (zie alcohol). Het gebruik van natriumhypochloriet is effectief bij de juiste
concentratie en de bijbehorende inwerktijd. Hoe hoger de concentratie hoe korter de
benodigde inwerktijd. Bijvoorbeeld bij een concentratie van 5% hypochloriet is de inwerktijd
op roestvrij staal een paar minuten, maar bij een concentratie van 1% is de inwerktijd circa
10 minuten om effectief te zijn tegen schimmels. De porositeit van de diverse materialen is
ook bepalend voor de inwerktijd. Bijvoorbeeld geverfd hout is meer poreus dan roestvrij
staal, waardoor de inwerktijd (bij dezelfde concentratie) op geverfd hout langer is dan op
roestvrij staal (Kruse et al.,1963).
Schimmelsporen zijn meer resistent tegen natriumhypochloriet en de inwerktijd dient hier
langer te zijn dan bij schimmels. Wanneer aan de oplossing natriumhypochloriet een
oppervlakte-actieve stof (“surfactant”) is toegevoegd, wordt de effectiviteit tegen
schimmelsporen verhoogd (Kruse et al., 1964). Schimmelverwijderaars (sprays) bevatten
naast 5% natriumhypochloriet, anionogene oppervlakte-actieve stoffen (productinformatie).
De conclusie uit de studie van Martyny et al. (2005) was dat het gebruik van
desinfecterende sprays met natriumhypochloriet resulteerde in het verminderen van de
schimmel Aspergillus A. fumigatus en van het detecteerbare allergeen van A. fumigatus
aanwezig op het onderzochte bouwmateriaal (multiplex, gipsplaat en spaanplaat).
Discussie
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 44 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Schimmel kan verwijderd door diverse schoonmaak- of desinfecteermiddelen, maar omdat
schimmelsporen meer resistent zijn tegen diverse middelen, kan een aantal sporen
overleven. Tijdens de verwijdering van schimmels op oppervlakken komen (levende) sporen
in de lucht terecht en ze kunnen zich zo weer verspreiden door de woning. Als de
omstandigheden optimaal zijn kan schimmelgroei weer optreden. Omdat schimmels de
oppervlakken doen verkleuren, gebruiken bewoners vaak natriumhypochloriet tegen
schimmels vanwege de blekende werking (Stevens, 2004). Echter, natriumhypochloriet is
onstabiel en reageert met organisch materiaal waardoor de effectiviteit al snel afneemt en
schimmelgroei weer kan optreden.
US Environmental Protection Agency (US EPA, 2003) en Umwelt Bundes Amt (UBA, 2004;
2005) bevelen het niet aan om biociden, i.e. desinfectantia, te gebruiken om schimmel te
bestrijden. Na beoordeling door een deskundige kunnen deze middelen eventueel gebruikt
worden onder goed ventileren. Schimmels dienen daadwerkelijk verwijderd te worden, daar
dode schimmelmaterialen ook allergische reacties kunnen veroorzaken. De UBA (2005) raadt
aan om gladde (gesloten) oppervlakken met een reinigingsmiddel te behandelen en
aansluitend met alcohol 70% af te wrijven.
4.4.5
Werkwijze voor schimmelverwijdering
Algemeen
Hierna volgen de algemene beschermingsmaatregelen zodat de bewoners zo min mogelijk
blootgesteld worden aan schimmel(sporen) en de maatregelen die de bewoners moeten
doen na de schimmelverwijdering (mondelinge communicatie Snepvangers, 2006)
Beschermingsmaatregelen:
Schakel de GGD in, als de beschimmelde oppervlakken groter dan 0,5 m2 zijn. De
GGD, cluster Milieu & Hygiëne, kunt u van advies dienen voor het schimmelprobleem.
De GGD kan behulpzaam zijn bij het (laten) verwijderen van schimmels. Volgens de
Huurcommissie (2003) is het namelijk een ernstig gebrek van de woning als vocht en
schimmelvorming een oppervlakte heeft van:
o 0,25 m2 of meer op wanden, plafonds, vloeren en in vaste kasten in
verblijfsruimten (i.e. in de keuken, badkamer, woon- of slaapkamers);
o 1 m2 of meer op oppervlakken in overige ruimten zoals binnenbergingen,
kelders, en zolders.
Zorg ervoor dat jonge kinderen, ouderen, zieken, allergische of astmatische personen
niet in de ruimte (woning) aanwezig zijn tijdens het schoonmaken van de
beschimmelde oppervlakken.
Zorg ervoor dat jonge, gezonde volwassenen de schimmels verwijderen. Personen die
oud, ziek of allergisch zijn, kunnen de schimmels beter niet zelf verwijderen.
Dek de werkruimte af met schermplastic.
Gebruik een mondkapje, stofbril en handschoenen. Gebruik kleding die de huid
bedekt, d.w.z. lange broek en shirt met lange mouwen.
Niet sprayen: dit veroorzaakt wervelingen, waardoor schimmelfragmenten/ sporen
zich kunnen verspreiden.
Gebruik liever geen bleekmiddel of waterstofperoxiden, omdat deze middelen
reactieproducten kunnen vormen. Alcohol is brandgevaarlijk. Schimmelwerende verf
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 45 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
bevat bestrijdingsmiddelen die aan de lucht worden afgestaan. Op deze manier kunt
u deze stoffen inademen.
Maatregelen na afloop van de schimmelverwijdering:
De gebruikte kleren in de ruimte uittrekken, dit om verspreiding van sporen te
vermijden. Was de kleren meteen (600C: IFH, 2001b).
Na het verwijderen van schimmel, goed ventileren (‘uitwaaien’) door de ramen
tegenover elkaar open te zetten om zo de schimmelsporen uit de lucht te
verwijderen. Hierdoor zullen schimmelsporen zich verspreiden door de ruimtes die
zich in de luchtstroom bevinden. Echter door de sterke luchtstroom zullen veel
schimmelsporen naar buiten waaien.
Gladde gesloten oppervlakken
Bij de bestrijding van schimmels is het ook belangrijk op welke ondergrond de schimmel
groeit en wat met de ondergrond gedaan dient te worden. Wanneer schimmels groeien op
een klein glad gesloten oppervlak en zij moeten verwijderd worden dan kunnen we hierin
verschillende stappen onderscheiden (mondelinge communicatie Snepvangers, 2006),
namelijk:
Bevochtig en dep voorzichtig met een vochtige doek het oppervlak om zoveel
mogelijk de schimmel te verwijderen. Gebruik hiervoor verschillende doeken of
wegwerpdoeken.
Schrob hierna het vochtige oppervlak met een borstel om de overige schimmelresten
te verwijderen. Bij een vochtig oppervlak zal de verspreiding van schimmel(sporen)
minder zijn dan bij een droog oppervlak.
Maak verder schoon met een soda-oplossing en laat het 10 minuten inwerken .
Spoel het na met (heet) water en droog het oppervlak.
Poreuze oppervlakken
Wanneer schimmels groeien op een poreus oppervlak (muren of wanden) en zij moeten
verwijderd worden dan kunnen we de volgende stappen onderscheiden:
Bevochtig en dep voorzichtig met een vochtige doek het oppervlak. Gebruik hiervoor
verschillende doeken.
Schrob hierna het oppervlak met een borstel om de overige schimmelresten te
verwijderen.
Behandel de (droge) muur met 70% alcohol (brandgevaarlijk). Zorg voor goede
ventilatie (UBA, 2005).
Deze stapsgewijze benadering kan ervoor zorgen dat de sporen geen tot weinig kans krijgen
om zich te verspreiden en verder te ontwikkelen.
Andere oppervlakken
Meubelstukken met gladde oppervlakken (UBA, 2005)
Bevochtig en dep voorzichtig met een vochtige doek het oppervlak. Gebruik hiervoor
verschillende doeken.
Behandel het oppervlak met 70% alcohol (brandgevaarlijk). Zorg voor goede
ventilatie.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 46 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Gestoffeerde meubels (UBA, 2005)
Als de stoffering van de meubels beschimmeld is, gooi de meubels weg. Het is
moeilijk om de stoffering schimmelvrij te maken.
Andere gestoffeerde meubels – die niet beschimmeld zijn – dienen goed gestofzuigd
te worden, bij voorkeur met een stofzuiger die voorzien is van een HEPA filter (High
Efficiency Particulate Air filter) of een fijn stof filter.
Tapijt (UBA, 2005)
Maak het tapijt nat. Dit voorkomt de verspreiding van sporen.
Gooi het tapijt weg.
Verpak het tapijt in plastic om verspreiding van sporen te voorkomen
Behandel de (droge) vloer met alcohol 70% (brandgevaarlijk). Zorg voor goede
ventilatie.
Textiel (UBA, 2005)
Neem b.v. gordijnen voorzichtig van de rail en was ze in de wasmachine
(600C: IFH, 2001b).
Eventuele vlekken en luchtjes die de schimmel heeft veroorzaakt, zijn moeilijk te
verwijderen.
Andere materialen
Gooi beschimmeld materiaal zoals matrassen, gipsplaten, isolatiemateriaal en karton
weg. Verpak het beschimmeld materiaal in plastic om verspreiding van sporen te
voorkomen.
4.5
Het bewonersprotocol
4.5.1
Inleiding
In het protocol wordt beschreven hoe men schimmelvorming kan voorkomen en hoe men
schimmels kan bestrijden. Het protocol is een hulpmiddel waarbij ook het bewonersgedrag
een grote rol speelt. Het protocol draagt zorg voor: een gedragsverandering,
eindverantwoording bij de bewoners, actievere medewerking van de bewoners, gevoel van
controleer- en beheersbaarheid. (Steevens, 2005).
In het protocol wordt een actieve houding van bewoners verwacht. Van sommige bewoners
kunnen we geen actievere houding verwachten vanwege ouderdom, beperkte mobiliteit of
geestelijke- en/of lichamelijke handicap. Bij deze bewoners moet meer hulp gegeven worden
door derden, bijvoorbeeld door de GGD, familieleden, verzorgenden, alfa hulp of door
andere hulpverleners.
Bij de verwijdering van schimmels zijn diverse methoden, hoeveelheid aan middelen,
verscheidende stappen en verschillende situaties van toepassing. Deze factoren zijn
belangrijk om mee te nemen in het bewonersprotocol:
• Wat is de ondergrond waar de schimmelvorming heeft plaatsgevonden?
• Is het oppervlak glad, poreus of kwetsbaar?
• Om welk item gaat het? Gaat het om badkamers of kledingstukken?
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 47 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
•
•
•
Wat is de ernst van de schimmelvorming? Is het veel of ruikt het erg muf of is het
visueel hinderlijk?
Welke stappen/handelingen moeten meegenomen worden bij het bestrijden van
schimmels?
Welke middelen zijn het effectiefst om deze schimmelvorming te bestrijden?
In het adviesverslag wordt een overzicht gegeven van middelen en noodzakelijk te verrichte
handelingen om schimmels effectief te bestrijden. Deze worden samengevat in een
bewonersprotocol. Het bewonersprotocol is een leidraad die ervoor zorgt dat bewoners
schimmelvorming kunnen voorkomen of verwijderen.
De volgende punten zijn meegenomen bij het bewonersprotocol:
• de bewoners hebben weinig besef van de hoeveelheid vocht die in een huis kan
worden geproduceerd;
• wanneer bewoners gewend raken aan vocht- en schimmelproblemen kan het zijn dat
zij hieraan minder aandacht schenken;
• indien bewoners geen gezondheidsklachten ondervinden zien ze de ernst van de
schimmelbestrijding niet in;
• de bewoners ventileren vanuit gewoonte en spelen daarbij niet echt bewust in op de
vochtproblematiek;
• het effect van het luchten is snel weg, omdat luchten incidenteel plaatsvindt; de
woning moet het vooral hebben van ventilatie;
• kennis onder de bewoners over hun ventilatiegedrag dient vergroot te worden;
• voorlichtingsmaterialen zoals brieven en folders worden het best herinnerd;
• het protocol moet als een apart onderdeel bij een voorlichtingsbijeenkomst worden
toegelicht zodat het beter door bewoners onthouden wordt;
• huisbezoek van een GGD-inspecteur is essentieel bij de bestrijding, omdat bewoners
dan het gevoel krijgen dat ze serieus genomen worden;
• vermeld is dat de GGD Rotterdam e.o. afspraken kan maken met derden zoals de
verhuurders;
• combinatie mondelinge en schriftelijke informatie handhaven;
• De GGD Rotterdam e.o. meldt contact met derden aan de bewoners;
• de huurder kan bijvoorbeeld de huurcommissie, de rechter of de afdeling Bouw- en
woningtoezicht van de gemeente Rotterdam inschakelen;
• communicatie tussen GGD, de melder en de verhuurder is belangrijk. (Steevens,
2005)
Schimmelbestrijding vindt pas plaats wanneer bewoners hinder van de schimmels
ondervinden. Het is de verantwoordelijkheid van de bewoners zelf om te reageren wanneer
zij schimmels signaleren.
4.5.2
Wat is een protocol?
Het woord protocol kan vele betekenissen hebben en is op vele gebieden van toepassing. Er
zijn hiervoor verschillende definities voor het woord protocol te vinden.
Enkele voorbeelden:
• “Een schematische weergave van handelingsregels of –afspraken betreffende een
specifieke onderwerp” (Maarssen, 1997)
• “Het geheel van geschreven en ongeschreven gedragsregels betreffende het verkeer
tussen en met hoge autoriteiten” (Kleine Koenen, 1983)
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 48 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
•
“Een geëxpliciteerde vorm van consensus over de aanpak (een sequentie van
beroepsinhoudelijke handelingen en organisatorische stappen) van een bepaald
probleem en / of bepaalde situatie” (Azn, 2001)
In ons geval heeft het bewonersprotocol de volgende definitie die overeenkomt met die van
Maarssen:
“Een schematische weergave van handelingen, methoden en middelen om
schimmel(vorming) in woningen effectief te kunnen bestrijden”
Onder schimmelbestrijding wordt zowel preventie als schimmelverwijdering verstaan. De
adviezen voor bestrijding van schimmels bestaat uit twee onderdelen: het protocol “Lekker
Fris!” en het aanvullende blad “Tips & Tricks”. Het protocol beschrijft de handelingen die
nodig zijn om schimmelvorming te voorkomen en schimmels (effectief) te verwijderen. Het
blad “Tips & Tricks” is een uitgebreide versie van het protocol.
4.5.3
Kenmerken van het bewonersprotocol
Uit bovengenoemde definitie is een aantal kenmerken van een protocol af te leiden.
1. Het protocol geeft procedures van schimmelbestrijding aan.
2. Het gaat om een specifiek model. Het is een richtsnoer dat bij de individuele behandeling
als referentiekader dient. Per situatie moet gekeken worden naar wat haalbaar is.
In paragraaf 4.4.4 zijn de middelen om schimmels te verwijderen beschreven. Om deze
informatie voor bewoners goed weer te geven, is het nodig om een soort samenvatting op te
stellen. Deze samenvatting wordt omgezet in een protocol voor bewoners. In dit protocol
wordt beschreven hoe schimmels in het binnenmilieu (effectief) bestreden kunnen worden.
Bestrijden van schimmels kan op meerdere niveaus plaatsvinden. Namelijk het verwijderen
van deze schimmels kan met (chemische) middelen uitgevoerd worden. Om
schimmelvorming te verhinderen is het nodig om preventief te werk te gaan, door
bijvoorbeeld te luchten, te ventileren en te verwarmen.
Ons protocol geeft bewoners de mogelijkheid om op een snelle manier hun thuissituatie te
bekijken. Van hieruit kunnen zij bepalen welke methoden nodig zijn om deze te verbeteren.
Twee situaties zijn mogelijk, namelijk de situatie waarbij geen schimmels visueel
waarneembaar zijn en de situatie waarbij wel schimmels visueel waarneembaar zijn. Bij elk
situatie worden stappen of te ondernemen handelingen beschreven die nodig zijn om de
situatie te verbeteren. Het schimmelprotocol is een combinatie tussen advisering en
doelgerichte handelingen.
4.5.4
Welke bewoners kunnen het bewonersprotocol
gebruiken?
Het protocol is in principe bedoeld voor bewoners met een lage sociaal-economische status
die wonen in sociale huurwoningen die last hebben van schimmelvorming in de woning.
Hierbij is het oppervlak met schimmel kleiner 0,5 m2. Als het beschimmelde oppervlak groter
is dan 0,5 m2 dan dient de schimmel verwijdering overgelaten te worden aan deskundigen
en moet eventueel voor het verhelpen van bouwtechnische mankementen worden gekozen.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 49 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Het protocol is zodanig opgesteld dat dit zonder directe hulp van buitenaf uitvoerbaar is. Het
protocol zal door de De GGD Rotterdam e.o. en de verhuurders beschikbaar gesteld kunnen
worden. De schimmelbestrijding wordt op deze manier door alle drie de partijen op dezelfde
manier aangepakt.
4.5.5
Wat is het doel van het bewonersprotocol?
Het protocol beschrijft:
• de methoden om schimmels (effectief) te verwijderen;
• de adviezen rondom luchten en ventileren;
• de voorlichting over schimmels, luchten / ventileren, vochtbronnen enzovoorts;
• de stappen die bewoners moeten volgen in preventie en bestrijding van
schimmelvorming;
• in hoeverre de GGD en de eventuele verhuurder betrokken kunnen zijn.
4.5.6
Eisen van het protocol
We willen dat het protocol praktisch uitvoerbaar is voor de bewoners die te kampen hebben
met schimmelvorming. De beschreven handelingen dienen zo min mogelijk als belasting te
worden ervaren. Om ervoor te zorgen dat het protocol sneller zal worden geraadpleegd
hebben we bij het opstellen en vormgeven van het protocol gelet op bepaalde
aandachtspunten. Deze aandachtspunten kunnen ervoor zorgen dat het protocol snel,
gemakkelijk, praktisch en overzichtelijk wordt toegepast door de bewoners. Het is de
bedoeling dat met dit protocol snel en gemakkelijk te werken is. Dat je in één oogopslag
kunt zien wat er gedaan moet worden. Het protocol dient praktisch en makkelijk uitvoerbaar
te zijn en makkelijk te hanteren door de gemiddelde bewoner. Er worden in twee kolommen
twee basissituaties weergegeven. De situatie van de schimmelvorming en de situatie van
geen schimmelvorming
Woordgebruik
Het woordgebruik moet aan een aantal eisen voldoen, te weten:
• voor iedereen begrijpelijke woordkeuze;
• gebruik van steekwoorden;
• het gebruik van korte zinnen;
• de titel van het protocol is eenvoudig, kort en krachtig;
• het logo van De GGD Rotterdam e.o. is geplaatst omdat zij de initiatiefnemer is voor
het tot stand komen van het protocol;
• daarnaast zijn algemene gegevens van de GGD toegevoegd.
Vormgeving / lay out
• Het protocol moet zo kort mogelijk zijn omdat veel lezen te veel tijd kost voor de
bewoners;
• De lettergrootte van de tekst moet niet te groot zijn omdat het protocol daardoor te
lang lijkt. Wel moet de lettergrootte zo groot zijn dat het protocol voor iedereen
leesbaar is;
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 50 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
•
•
•
•
•
•
•
Het protocol is op een A3-formaat opgesteld. Wij hebben voor deze grootte gekozen
omdat daardoor de diverse gegevens goed en overzichtelijk weergegeven worden;
Het protocol moet gemakkelijk hanteerbaar en duidelijk gestructureerd zijn. Daarom
is het protocol ingedeeld in twee kolommen;
Het protocol is opgesteld met het computerprogramma Microsoft Office Visio 2003.
Met dit programma zijn stroomdiagrammen ontworpen om de onderlinge stappen van
elkaar te onderscheiden;
De hoeveelheid schimmels is hier ook van belang. Deze vormt een onderdeel van de
situatie waarbij schimmels gesignaleerd worden;
De stappen van een procedure zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden met pijlen,
ruiten en vierkanten. De pijlen geven aan wat de volgende handeling dient te zijn;
De tekst in een violette rechthoek beschrijft een handeling. De tekst in een gele
rechthoek beschrijft een toestand. De tekst in een ruit beschrijft een vraag (blauw);
Het protocol is zodanig opgesteld dat alle betrokken partijen weten wat van elkaar
verwacht wordt. Of het protocol praktisch uitvoerbaar is, dient gecontroleerd te
worden door elk van de drie partijen.
Verdere toelichting
Het protocol is géén strakke handelingsmethode, maar een richtlijn. Het is de bedoeling te
beginnen bij de eerste stap. Als blijkt dat een aantal stappen al gedaan zijn of overgeslagen
kunnen worden, dan kan verder gegaan worden met de volgende stap. De gebruiker kan zelf
bepalen welke situatie voor hem van toepassing is. Eventueel kan dit protocol geplastificeerd
worden. Mensen krijgen dan de associatie dat het belangrijk is. Het bewonersprotocol
bevindt zich in bijlage C.
4.5.7
Blad Tips & Tricks
Het protocol is éénvoudig, het geeft aan welke handelingen nodig zijn om
schimmel(vorming) te bestrijden. Als aanvulling op het protocol is een extra blad, namelijk
Tips & Tricks opgesteld. Mocht de bewoner vragen hebben naar aanleiding van het protocol,
dan kan dit blad geraadpleegd worden. Dit blad of Tips en tricks is niet alleen informatief
maar ook voorlichtend van aard. Het geeft een overzicht en een samenvatting over de
mogelijkheden van schimmelbestrijding en schimmelpreventie. Verder staan in het blad
welke handelingen uitgevoerd moeten worden in een bepaalde situatie, algemene tips en
adviezen, te raadplegen internetsites en te raadplegen instanties. Al deze tips en adviezen
hebben we uit diverse literatuurbronnen verzameld en samengevoegd in Tips & Tricks. Het
blad “Tips & Tricks” bevindt zich in bijlage D. (Steevens, 2005; Peeters, 2003; Pasman,
1993; Huurcommissie, 2003; GGD Nederland 1999; van Dongen et al., 1993)
4.5.8
Top 3 Tips
De bewoners ontvangen veel informatie die vermeld is in het protocol en in het blad Tips &
Tricks. De informatie gaat over vochtbronnen, vochtbestrijding, preventie van schimmels,
schimmelbestrijding, methoden bij bestrijding, de beschikbare middelen et cetera. Al deze
informatie hebben we samengevat in een Top 3 lijst met de belangrijkste tips. Hierbij
verwijzen we naar bijlage D. Deze Top 3 is samengevoegd bij het protocol.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 51 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
5
Conclusie
5.1
Conclusie naar aanleiding van het literatuurverslag
Uit het literatuuronderzoek van het projectteam is gebleken dat op de vraagstelling ‘welke
schimmels uit het binnenmilieu zijn het meest schadelijk voor de gezondheid’ geen helder en
duidelijk antwoord is te geven. Hoewel Aspergillus, Penicilium en Cladosporium de
belangrijkste schimmels zijn die in het binnenmilieu gezondheidsklachten kunnen
veroorzaken, dient opgemerkt te worden dat elke schimmel potentieel gevaarlijk is en
gezondheidsproblemen kan veroorzaken.
5.2
Conclusie naar aanleiding van het adviesverslag
Schimmelgroei is multifactorieel. Een balans bestaat namelijk tussen bouwtechnische
factoren en het bewonersgedrag (zie figuur 22, pagina 51). Bouwtechnische mankementen
kunnen ervoor zorgen dat sporen de kans krijgen zich te ontwikkelen tot schimmels. Spelen
meer bouwtechnische oorzaken een rol dan vormt het bewonersgedrag een (ondergeschikte)
rol bij de preventie van schimmels. Is een woning bouwtechnisch in orde dan kan het
bewonersgedrag een belangrijke rol betekenen bij de preventie van schimmels. Beide
factoren kunnen dus schimmelgroei veroorzaken of schimmelgroei beperken.
Op de markt zijn veel schimmelwerende middelen verkrijgbaar. In hoeverre deze middelen
effectief werken is niet éénduidig te bepalen. De effectiviteit van de schimmelverwijdering is
niet alleen afhankelijk van deze middelen maar ook van vele bijkomende factoren,
waaronder: bouwtechnische factoren, het bewonersgedrag, de methode van de verwijdering
en de frequentie van de verwijdering. Het is in de praktijk gebleken dat schimmels op den
duur terug (kunnen) komen onafhankelijk van het schimmelwerend middel dat gebruikt
wordt. De bewoner kan schimmel verwijderen met een bepaald middel maar dit is meer
symptoombestrijding en is van korte duur. Voor raadpleging van een middel wordt verwezen
naar bijlage B. De middelen zijn beoordeeld op hun werking, de gezondheidseffecten en de
effectiviteit.
De volgende elementen zijn dus essentieel bij schimmelpreventie en -verwijdering en dienen
ook in samenhang uitgevoerd te worden:
• De problemen met schimmels in woningen moeten serieus genomen worden;
• Het bouwtechnische mankementen dienen verholpen te worden;
• Het bewonersgedrag speelt bij de preventie van schimmelgroei een grote rol;
• Schimmelbestrijdingsmiddelen zijn geen oplossing;
• De juiste handelingen en methoden bij schimmelverwijdering dienen goed uitgevoerd
te worden.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 52 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
6
6.1
Aanbevelingen
Aanbevelingen naar aanleiding van het
literatuurverslag
Er bestaan geen algemeen geldende gegevens voor pathogene schimmels in het
binnenmilieu. Een groot aantal epidemiologische studies heeft een verband aangetoond
tussen gerapporteerde schimmelblootstelling in de woonomgeving en luchtwegsymptomen.
Ook is een associatie tussen schimmelsensibilisatie, vochtige woningen en astma
aangetoond, en zijn associaties tussen schimmelblootstelling (Alternaria) in de buitenlucht
en astma geobserveerd . Tevens is bekend dat schimmels potente allergenen, mycotoxinen
en stoffen zoals ß(1 3)-glucanen en MVOCs kunnen produceren . Een rol voor schimmels in
de met vochtige woningen geassocieerde gezondheidseffecten is dus zeer plausibel, omdat
genoemde producten en stoffen negatieve gezondheidseffecten kunnen bewerkstelligen. Het
bewijs hiervoor is echter minder sterk dan vaak wordt aangenomen. Dit gebrek aan bewijs
wordt met name veroorzaakt doordat geen goede kwantitatieve methoden beschikbaar zijn
voor het meten van de blootstelling. In de meeste epidemiologische studies is de
blootstelling geschat op basis van vragenlijstgegevens (vocht en schimmelplekken in de
woning, schimmelgeur etc) en het is de vraag in hoeverre deze schattingen correleren met
de werkelijke blootstelling aan de relevante schimmelcomponenten. Naast studies waarin
blootstelling is geschat aan de hand van vragenlijsten zijn ook een aantal studies uitgevoerd
waarin ‘objectieve’ schimmelmetingen in de woning zijn uitgevoerd, echter slechts een
aantal van deze studies liet een verband met gezondheidseffecten zien. Blootstelling werd in
deze studies voornamelijk bepaald door monstername van levensvatbare schimmels in de
binnenlucht. De waarde van het meten van levensvatbare schimmels als schatting van de
blootstelling is echter beperkt, omdat:
1. Alleen levensvatbare schimmels worden gemeten terwijl dode of anderszins nietlevensvatbare schimmels en schimmeldelen ook gezondheidseffecten kunnen
veroorzaken;
2. De resultaten zijn zowel kwalitatief als kwantitatief sterk afhankelijk van de gebruikte
monsternameapparatuur en voedingsmedia;
3. De reproduceerbaarheid en daarmee de precisie van de metingen is zeer matig. Dit
laatste wordt met name veroorzaakt door de vaak zeer korte monsternametijd. Dit in
combinatie met een zeer hoge variatie in luchtgedragen concentraties over de tijd. Metingen
van levensvatbare schimmels in huisstof zijn robuuster. Maar ook deze metingen zijn
onvoldoende precies voor kwantitatieve schattingen van blootstelling. Het gebrek in precisie
van dit soort blootstellingsmetingen is zeer waarschijnlijk de oorzaak voor de afwezigheid
van een duidelijk verband tussen gemeten schimmelblootstelling en gezondheidseffecten.
Alternatieve methodes zijn recent ontwikkeld maar de ervaring met deze technieken is nog
gering.
Geen advieswaarde
Een causale rol voor schimmelblootstelling in de met vochtige woningen geassocieerde
gezondheidseffecten is plausibel maar de kwantitatieve onderbouwing hiervoor is op dit
moment nog onvoldoende. Op basis van de huidige literatuur is het niet mogelijk
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 53 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
kwantitatieve advieswaarden te geven. Er zijn in de literatuur wel suggesties gedaan voor
grenswaarden maar deze zijn niet onderbouwd. (RIVM, 2004).
Het is nodig in de toekomst de snelle evolutie van de wetenschap op dit gebied van kortbij
te blijven volgen. Wij bevelen aan om naast dit literatuuronderzoek daadwerkelijk de fungale
binnenvervuiling te meten en geschikte meetmethoden voor degelijke kwantitatieve
onderbouwing te zoeken. Daarbij moeten de volgende punten in ieder geval in beschouwing
worden genomen:
- metingen moeten reproduceerbaar zijn;
- standaardisatie monsternameapparatuur;
- standaardisatie voedingsbodem;
- standaardisatie monstername tijd.
Verder zou onderzocht moeten worden in hoeverre de blootstelling geschat m.b.v.
vragenlijsten
correleert
met
de
werkelijke
blootstelling
aan
relevante
schimmelcomponenten.
6.2
Aanbevelingen naar aanleiding van adviesverslag
Daarnaast is de doelstelling van dit project om een protocol voor bewoners te ontwikkelen
dat ervoor zorgt dat schimmels in het binnenmilieu effectief verwijderd kunnen worden. We
hebben literatuurbronnen geraadpleegd en nuttige tips en adviezen hieruit overgebracht
naar twee producten, namelijk:
•
het bewonersprotocol;
•
blad Tips and Tricks.
Het protocol zorgt ervoor dat met behulp van bepaalde handelingen en adviezen het
mogelijk moet zijn voor bewoners om op zelfstandige wijze schimmels te verwijderen.
Daarbij vormt het Blad Tips and Tricks een aanvullend blad ter informatie en is voorlichtend
van aard. Beide producten vormen een goede ondersteuning bij schimmelpreventie en –
verwijdering.
Wij hebben het bewonersprotocol en het blad Tips and Tricks ontworpen met een
achterliggende gedachte, namelijk dat dit protocol praktisch uitvoerbaar is. Dit protocol en
het aanvullende blad zijn alleen niet praktisch getest. Wij adviseren dan ook om eerst beide
producten te laten testen alvorens het te kunnen gebruiken.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 54 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
7
Referentielijst
Literatuur
Adan, O. (1997)
Schimmels in huis. Natuur en Techniek. 1/1/1997. Retrieved May 24, 2006 from Kennislink, Stichting
Nationaal Centrum voor Wetenschap en Technologie © 1999-2005, available
at: http://www.kennislink.nl/web/show?id=27670
AISE (Association Internationale de la Savonnerie, de la Détergence et des Produits d’Entretien)
(1997a)
Benefits and Safety Aspects of Hypochlorite formulated in domestic Products (Scientific Dossier).
Retrieved May 26, 2006, from AISE, publications (search term: hypochlorite), available at:
http://www.aise-net.org/downloads/AISE_hypo_intr_scientific.pdf
(1997b)
Benefits and Safety Aspects of Hypochlorite formulated in domestic Products (Briefing Document).
Retrieved May 26, 2006, from AISE, publications (search term: hypochlorite), available at:
http://www.aise-net.org/downloads/AISE_hypo_briefing97_upd.pdf
Amitani, R., Taylor, G., Elezis, E.N., Llewellyn-Jones, C., Mitchell, J., Kuze, F., Cole, P.J. and
Wilson, R. (1995)
Purification and characterization of factors produced by Aspergillus fumigatus which affect human
ciliated respiratory epithelium. Infect Immun 63 (9): 3266–3271.
Ammann H.M. (s.d.)
Is Indoor Mold Contamination a Threat to Health? [article] Washington: Washington State
Department of Health, Olympia.
BCCDC (British Columbia’s Centre for Disease Control) (2003)
A guide to selection and use of disinfectants. Retrieved May 26, 2006, from BC Centre for Disease
Control (search term: disinfectant), Infection Control Guidelines, Disinfection Selection Guide,
available at http://www.bccdc.org/content.php?item=194
Beaumont, F., Kauffman, H.F., Sluiter, H.J., and de Vries, K. (1984)
A volumetric-aerobiological study of seasonal fungus prevalence inside and outside dwellings of
asthmatic patients living in northeast Netherlands. Ann Allergy 53(6): 486-492.
Beaumont, F., Kauffman, H.F., van der Mark, T.H., Sluiter, H.J. and de Vries, K. (1985)
Volumetric aerobiological survey of conidial fungi in the North-East Netherlands. I. Seasonal patterns
and the influence of meteorological variables. Allergy 40: 173-180.
Black, P.N., Udy, A.A. and Brodie, S.M. (2000)
Sensitivity to fungal allergens is a risk factor for life-threatening asthma. Allergy 55: 501-504.
Brokerhof, A.W, van Zanen, B., and den Teuling, A. (1999)
Pluis in huis: geïntegreerde bestrijding van schimmels in archieven. Amsterdam, the Netherlands:
Instituut Collectie Nederland. Herziene webversie: 2003. Retrieved February 1, 2006.
Burge, H. (1990)
Bioaerosols: Prevalence and health effects in the indoor environment. J. Allergy Clin. Immunol.
86(5): 687-701.
Dharmage, S., Baily, M., Raven, J., Mitakakis, T., Thiens, F., Forbes, A., Guest, D., Abramson, M. and
Walters, E.H. (1999)
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 55 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Prevalence and residential determinants of fungi within homes in Melbourne, Australia. Clin Exp
Allergy 29: 1481–1489.
Dongen van, J.E.F. and Steenbekkers J.H.M. (1993)
Gezondheidsproblemen en het binnenmilieu van woningen. Leiden: Nederlands Instituut voor
Preventieve Gezondheidszorg TNO.
Dusseldorp, A., Bruggen van, M., Douwes, J., Janssen, P.J.C.M and Kelfkens, G. (2004)
Gezondheidkundige advieswaarden binnenmilieu. [Health-based guidelines for indoor air]. Bilthoven,
The Netherlands, RIVM report 609021029/2004. Retrieved April 5, 2006, available at:
http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/609021029.pdf
Englehart, S., Loock, A., Skutlarek, D., Sagunski, H., Lommel, A., Färber, H. and Exner, M. (2002)
Occurrence of toxigenic Aspergillus versicolor isolates and sterigmatocystin in carpet dust from damp
indoor environments. Appl Environ Microbiol 68(8): 3886–3890.
Etzel, R.A. (2002)
Mycotoxins. J Am Med Assoc 287(4): 425–427.
Farkas, V. (1979)
Biosynthesis of cell walls of fungi. Microbiol Rev 43(2): 117–144.
Flannigan, B., and Miller, J.D. (1994)
Health implications of fungi in indoor environments: an overview. In Health Implications of Fungi in
Indoor Environments (edited by R.A. Samson, B. Flannigan, M.E. Flannigan, A.P. Verhoeff, O.C.G.
Adan, and E.S. Hoekstra). Amsterdam: Elsevier: 3–28.
Flannigan B., Miller J.D. and Samson A.R. (eds) (2002)
Microorganisms in home and indoor work environments: diversity, health impacts, investigation and
control [book]; chapter 1, 3, 4 and 5. First edition, CRC press, USA.
Grant C., Hunter, C.A. Flannigan, B., and Bravery, A.F. (1989)
The moisture requirements of moulds isolated from domestic dwellings. Int Biodeterior 25(4):
259–284.
Hunter, C.A., Grant, C. Flannigan, B., and Bravery, A.F. (1988)
Mould in building: the air spora of domestic dwellings. Int Biodeterior 24(2): 81-101.
GGD Nederland (1990)
Handboek Binnenmilieu GGD. Hst 2: Aanpak binnenmilieuklachten, fig.2.1 Stappenschema, p.5.
Gill, C.O. and Lowry, P.D. (1982)
Growth at sub-zero temperatures of blackspot fungi from meat. J Appl Bacteriol 52(2): 245-250.
Gioulekas, D., Damialis, A., Papakosta, D., Spieksma, F., Giouleka, P., and Patakas, D. (2004)
Allergenic fungi spore records (15 years) and sensitization in patients with respiratory allergy in
Thessaloniki-Greece. J Invest Allergol Clin Immunol 14(3): 225-231.
HERA (Human & Environmental Risk Assessment, 2002)
Sodium percarbonate, Cas.No. 15630-89-4. Human and Environmental Risk Assessment on
ingredients of European household cleaning products. Draft. Retrieved June 24, 2006 from
Heraproject, Risk Assessments, Sodium Percarbonate; available at:
http://www.heraproject.com/files/6-F-04-HERA%20percarbonate%20full%20web%20wd.pdf
Huurcommissie (2003)
Gebrekenboek Huurcommissie. Ernstige Gebreken en Tekortkomingen. Aangevuld 1 januari 2004.
Retrieved May 24, 2006 from Google, search term: bouwbesluit, schimmel, oppervlakte; available at
http://vrom.nl/get.asp?file=Docs/huurcom/gebrekenboek_2004.pdf
Huybregts P. (1986)
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 56 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Vocht en bewonersgedrag. Bouwwereld 82:39-43
IFH (International Scientific Forum on Home Hygiene)
(2001a)
Guidelines for Prevention of Infection and Cross Infection in the Domestic Environment.
Retrieved May 26, 2006, from IFH, IFH Guidelines and Education Material, available at:
http://www.ifh-homehygiene.org/2003/2public/2pub00.asp
(2001b)
Recommendations for Selection of Suitable Hygiene Procedures for Use in the Domestic
Environment. This Consensus Document by the Scientific Advisory Board of the IFH is a Supplement
to the “Guidelines for Prevention of Infection and Cross Infection in the Domestic Environment”.
Retrieved May 26, 2006, from IFH, IFH Guidelines and Education Material, available at:
http://www.ifh-homehygiene.org/2003/2public/2pub00.asp
(2002a)
Hygiene Procedures in the Home and their Effectiveness: A Review of the Scientific Evidence Base. A
paper produced by the Scientific Advisory Board of the IFH
Retrieved May 26, 2006, from IFH, Home Hygiene Scientific Library, available at:
http://www.ifh-homehygiene.org/2003/2library/2lbr00.asp
(2002b)
The Infection Potential in the Domestic Setting and the Role of Hygiene Practice in Reducing.
Retrieved May 26, 2006, from IFH, Home Hygiene Scientific Library, available at:
http://www.ifh-homehygiene.org/2003/2library/2lbr00.asp
Institute of Medicine (U.S.) (2000)
Clearing the air: Asthma and indoor air exposures. Committee on the Assessment of Asthma and
Indoor Air, Division of Health Promotion and Disease Prevention, Institute of Medicine. Washington,
D.C., U.S.A.: National Academy Press. [Electronic PDF] Retrieved April 3, 2006, available at:
http://fermat.nap.edu/books/0309064961/html/174.html
Institute of Medicine (U.S.) (2004)
Damp indoor spaces and health. Committee on Damp Indoor Spaces and Health, Board on Health
Promotion and Disease Prevention. Washington, D.C., U.S.A.: National Academy Press. [Electronic
PDF]. Retrieved April 3, 2006, available at: http://fermat.nap.edu/books/0309091934/html
Kauffman, H.F., Tomee, J.F., van der Werf, T.S., de Monchy, J.G. and Koeter, G.K. (2000)
Review of fungus-induced asthmatic reaction. Am J Respir Crit Care Med 151(6): 2109-2115.
Available at: http://www.phadia.nl/upload/Netherlands/Allergy/Capriolen/Schimmelsallergie.pdf search=%22kauffman%202000%20schimmels%22
Kruse, R.H., Green, T.D., Chambers, R.C., and Jones, M.W. (1963)
Disinfection of Aerolized Pathogenic Fungi on Laboratory Surfaces. I. Tissue Phase. Appl Environ
Microbiol 11(5): 436-445.
Kruse, R.H., Green, T.D., Chambers, R.C., and Jones, M.W. (1964)
Disinfection of Aerolized Pathogenic Fungi on Laboratory Surfaces. II. Culture Phase. Appl Environ
Microbiol 12(2): 155-160.
Kuhn, D.M. and Ghannoum, M.A. (2003)
Indoor mold, toxigenic fungi, and stachybotrys chartarum: Infectious disease perspective. Clin
Microbiol Rev 16(1): 144-172.
Maarssen (1997)
Dieetbehandelingsprotocollen. Elsevier. De Tijdstroom.
Manuel, R.J. and Kibbler, C.C. (1998)
The epidemiology and prevention of invasive aspergillosis. J Hosp Infect 39: 95-109.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 57 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Martyny, J.W., Harbeck, R.J., Pacheco, K., Barker, E.A., Sills, M., Silveira, L., Arbuckle, S. and
Newman, L. (2005)
Aerolized sodium hypochlorite inhibits viability and allergenicity of mold on building materials.
J Allergy Clin Immunol 116(3): 630-635.
McClusky O.E., (2002)
Report of council on scientific affairs of the Texas Medical Association: black mold and human
illness. [article], CSA-Report 1-I-02. Austin, Texas: Texas Medical Association.
McNeel S.V. and Kreutzer R.A. (1996)
Fungi and indoor air quality. Health Environ Digest 10(2): 9-12.
Miller, J.D., Rand, T.G. and Jarvis, B.B. (2003)
Stachybotrys chartarum: cause of human disease or media darling? Med Mycol 41(4): 271-291.
Montana, E., Etzel, R.A., Allan, T., Horgan, T.E. and Dearborn, D.G. (1997)
Environmental risk factors associated with pediatric idiopathic pulmonary hemorrhage and
hemosiderosis in a Cleveland community. Pediatrics 99(1): E51-E58.
Mueller, A., Raptis, J., Rice P.J., Kalbfleisch, J.H., Stout, R.D., Ensley, H.E., Browder, W.,
and Williams, D.L. (2000)
The influence of glucan polymer structure and solution conformation on binding to (1→3)-ß-D-glucan
receptors in a human monocyte-like cell line. Glycobiology 10(4): 339-346.
New York City Department of Health and Mental Hygiene, Bureau of Environmental and Occupational
Disease Epidemiology (2002)
Guidelines on Assessment and Remediation of Fungi in Indoor Environments. Retrieved April 21,
2006, available at: http://www.lchd.org/environhealth/aq/pdfs/NYC%20DOH%20Guidelines.pdf
Norbäck, D., Björnsson, E., Janson, C., Palmgren, U. and Boman, G. (1999)
Current asthma and biochemical signs of inflammation in relation to building dampness in dwellings.
Int J Tuberc Lung Dis 3(5): 368-376.
OAA (Ontario Association of Architects, 2003)
OAA Mould Control Practice Guide. Retrieved May 26, 2006, from OAA, search term mould, available
at: http://www.oaa.on.ca/client/oaa/OAAHome.nsf/object/Mould+Guide/$file/E2+OAA+MPG+AD.pdf
Pasman, C.M. (1993)
Het binnenmilieu onder de loep. Een onderzoek naar de determinanten van ventileergedrag.
Rijksuniversiteit Limburg, Faculteit der Gezondheidswetenschappen, Maastricht.
Peeters, E.L. (2003)
GGD Rotterdam e.o.: Jaarverslagen 2000-2002. Meldingen medische milieukunde.
Portnoy, J.M., Kwak, K., Dowling, P., VanOsdol, Th. and Barnes, C. (2005)
Health effects of indoor fungi, Ann Allery Asthma Immunol 94:313-319.
Robbins, C.A., Swenson, L.J., Nealley, M.L., Kelman, B.J. and Gots, R.E. (2000)
Health effects of mycotoxins in indoor air: a critical review. Appl Occup Environ Hygiene 15 (10):
773-784.
Ru de, C.A. (1983)
Wolters Ster Woordenboek, Kleine Koenen. Wolters-Noordhoff, 1983.
Samson, R.A., Hoekstra, E.S., and Frisvad, J.C. (2004)
Introduction to food- and airborne fungi [book]: chapter 1. Seventh edition. Wageningen, the
Netherlands: Ponsen and Looyen.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 58 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Scherpenisse, A.M.C. and Verbeek, G. (1995)
Introductie in de gezondheidszorg. Fourth edition. Houten/Diegem, the Netherlands: Bohn Stafleu
Van Loghum.
Scott J.A. (2001)
Studies on indoor fungi. [thesis] University of Toronto, Department of Botany.
Sedlbauer, K. (s.d.)
Prediction of mould fungus formation on the surface of inside building components. [dissertation]
Fraunhofer institute for Building Physics.
http://www.hoki.ibp.fraunhofer.de/ibp/publikationen/dissertationen/ks_dissertation_e.pdf
Small, B.M, P. Eng. (2002)
Indoor air pollutants in residential settings. Respiratory health effects and remedial measures to
minimize exposure. A review for The Ontario Lung Association by Small and Fleming Limited..
Retrieved on June 8, 2006, available at: http://www.on.lung.ca/cando/IAPRS.doc
Snepvangers, K. (2006)
Mondelinge voordracht GGD Rotterdam. May 11, 2006.
Steevens, J. (2005)
Het verloop van vochtproblemen in woningen. Effectonderzoek naar de behandeling van vocht- en
schimmelmeldingen door de GGD Rotterdam en omstreken. [thesis], GGD Rotterdam, cluster Milieu
and Hygiëne, sectie Medische milieukunde. Retrieved January 12, 2006 from GGD Rotterdam, search
term: woningen, publicaties; available at http://www.ggd.rotterdam.nl/index.html?pid=77
Stevens, D. (2004)
Fungi in the Domestic Environment and Community Settings- Association with Health Problems.
Retrieved May 26, 2006, from IFH, Home Hygiene Scientific Library, available at:
http://www.ifh-homehygiene.org/2003/2library/2lbr00.asp
Tariq, S.M., Matthews, S.M., Stevens, M. and Hakim, E.A. (1996)
Sensitization to Alternaria and Cladosporium by the age of 4 years. Clin Exp Allergy 26(7): 794.
Thalman, P. (2001a)
Fact sheet Chemical Disinfection. Küng-Biotech and Environment for the Chemical and Biological
Safety department (KCB) of the State Laboratory of the Canton Basel City
Retrieved May 26, 2006, from Google (search term: chemical disinfection), available at:
http://www.kantonslabor-bs.ch/files/e_desinfektion.pdf
Thalmann, P. (2001b)
Fact sheet Practical Information on Disinfectants: Standards, properties, search aid. Küng-Biotech
and Environment for the State Laboratory of the cantons of Basel City and Berne.
Retrieved May 26, 2006, from Google (search term: Thalmann chemical disinfection), available at
http://www.kantonslabor-bs.ch/files/e_praxis_desinfektion.pdf
Thorn, J. and Rylander, R. (1998)
Airways Inflammation and Glucan in a Rowhouse Area. Am J Respir Crit Care Med 157: 1798–1803.
USEPA (US Environmental Protection Agency, 2003)
A Brief Guide to Mold, Moisture and your Home. EPA 402-K-02-003. Retrieved May 26, 2006, from
USEPA.gov, search term mold, mold resources, available at
http://www.epa.gov/iaq/molds/images/moldguide.pdf
UBA (Umwelt Bundes Amt)
(2004)
Hilfe! Schimmel im Haus. Berlin: Umweltbundesamt, Fachgebiet “Innenraumhygiene” und
“Mikrobiologie”, available at http://www.umweltdaten.de/publikationen/fpdf-l/2227.pdf
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 59 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
(2005)
Leitfaden zur Ursachensuche und Sanierung bei Schimmelpilzwachstum in Innenräumen
(“Schimmelpilzsanierungs-Leitfaden”), available at http://www.umweltdaten.de/publikationen/fpdfl/2951.pdf
USEPA (US Environmental Protection Agency, 2003)
A Brief Guide to Mold, Moisture and your Home. EPA 402-K-02-003. Retrieved May 26, 2006, from
USEPA.gov, search term mold, mold resources, available at
http://www.epa.gov/iaq/molds/images/moldguide.pdf
Veen van, M.P., Crommentuijn L.E.M., Janssen M.P.M., and Hollander de, A.E.M. (2001)
Binnenmilieu-kwaliteit: ventilatie en vochtigheid: Een studie voor Milieuverkenning 5. Bilthoven, The
Netherlands, RIVM report 630920 001. Available at:
http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/630920001.pdf
VWA (Voedsel en Waren Autoriteit , Netherlands Nutrition Centre, 1999)
Hygiene Code for the private household. Based on the Dutch situation. Retrieved May 26, 2006, from
Google (search term: home hygiene household/ pagina’s uit Nederland), available at:
http://www.voedingscentrum.nl/NR/rdonlyres/4033CD15-FA11-424D-A2C817B3C332B448/0/Hygiene_codepdf.pdf
Wallcoverings Association and the Chemical Fabrics and Film Assosiation (2005)
Mold: cause, effect and response; a study of wallcovering products [article, no authors mentioned]
Woods J.P. (2002)
Fungal Allergens. [article] MMI 410-edition. The University of Wisconsin, Madison. Medical
Microbiology and Immunology.
Williams, D.L. (1997)
Overview of (1->3)-beta-D-glucan immunobiology. Mediators Inflamm 6(4):247-250.
Zureik, M., Neukirch, C., Leynaert, B., Liard, R., Bousquet, J. and Neukirch, F. (2002)
Sensitisation to airborne moulds and severity of asthma: cross sectional study from European
Community respiratory health survey. BMJ 325: 411-414.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 60 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Geraadpleegde websites:
francisholisticmedicalcenter.
com
Retrieved April 2006 from Francis Holistic Medical Center, P.C (2006), Tracy
(2006). Molds and mycotoxins. Available at:
http://francisholisticmedicalcenter.com/Mold and Mycotoxins.htm
npic.orst.edu
Retrieved May 26, 2006, from National Pesticide Telecommunications Network
(NPTN) (2001). Technical Fact Sheet of Boric Acid. Available at:
http://npic.orst.edu/factsheets/borictech.pdf
webcursus.ubvu.vu.nl
Retrieved April 21, 2006, from Vrije Universiteit (VU) Amsterdam, Bibliotheek VU,
Webcursussen en handleidingen. Informatievaardigheden Niveau A (Overige
Studierichtingen). Available at:
http://webcursus.ubvu.vu.nl/cursus/default.asp?lettergr=klein&cursus_id=25
www.adviesallergie.nl
Retrieved May 2006 from Stichting Bevordering Rhinologie (en Allergie ), van
Dishoeck E.A. (2004).
www.borax.com
Retrieved May 24, 2006 from Rio Tinto Borax. Subject bleaching. Available at:
http://www.borax.com/detergents
www.brunnermond.com
Retrieved May 26, 2006, from Brunnermond, Products, Refined Sodium
Bicarbonate, Comparison of solubility and pH. Available at:
http://www.brunnermond.com/products/bicarb/Comparison_of_solubility_.pdf
www.ctb.agro.nl
Retrieved May 26, 2006, from College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen,
(CTB i.e. Board for the Authorisation of Pesticides) bestrijdingsmiddelen en stoffen,
bestrijdingsmiddelen databank, productsoort biociden, PT02.
www.doctorfungus.org
Retrieved April 1, 2006 from Doctor Fungus Corporation (2006).
Patterson, T.F. and McGinnis, M.R. (2006). The five kingdoms of live. Available at:
http://www.doctorfungus.org/thefungi/kingdoms.htm
www.emlab.com
Retrieved April 2006 from Environmental Microbiology Laboratory Inc., Gallup D.
(2006). An index of some commonly encountered fungal genera. Available at:
http://www.emlab.com/app/fungi/Fungi.po
www.fungalresearchtrust.org
Retrieved April 2006 from The Fungal Research Trust, Vilar J. (2006).Fungal
diseases index. Available at: http://www.fungalresearchtrust.org/fdindex.html
www.gezondegebouwen.nl
Retrieved April 22, 2006 from Gezonde Gebouwen, Samson, R.A. (2005).
Schimmels en gezond wonen. Available at:
http://www.gezondegebouwen.nl/media/symposia/Presentatie_Samson.pdf
www.gezondheidsplein.nl
Retrieved August 2006 from van Woerden C. (2006). (Chronische) ontsteking.
Available at:
http://www.gezondheidsplein.nl/gp/gp.php?type=aandoeningen&actie=toon&id=7
11
www.ibgebim.be
Retrieved April 5, 2006 from Brussels Instituut voor Milieubeheer, Leefmilieu
Brussel-BIM (2002). Available at:
http://www.ibgebim.be/nederlands/contenu/content.asp?ref=1463
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 61 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Geraadpleegde websites:
www.ilo.org
All International Chemical Safety Cards (ICSCs) retrieved May 24, 2006, from
International Labour Organization (ILO), and International Occupational Safety and
Health Information Centre (CIS) for the International Programme on Chemical
Safety (IPCS) (2004)
ICSC 0567: Sodium borate decahydrate (borax)
(1999)
ICSC 0044: Ethanol (anhydrous)
(2004a)
ICSC 1044: Sodium bicarbonate
(2004b)
ICSC 1135: Sodium carbonate (anhydrous)
(2004c)
ICSC 1046: Sodium perborate tetrahydrate
(2004d)
ICSC 0482: Sodium hypochlorite
(2004e)
(solution, active chlorine < 10%)
Available at:
http://www.ilo.org/public/english/protection/safework/cis/products/icsc/dtasht/ind
ex.htm
www.indoorpol.com
Retrieved April 10, 2006 from Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid
Afdeling mycologie (2003).
www.isditproductveilig.nl
Retrieved May 24, 2006, from Is dit product veilig, Was en reinigingsmiddelen,
producten, bleekreinigers (item natriumhypochloriet). Gezamenlijke project van
overheid, industrie en overige partijen.
www.jtbaker.com
Retrieved May 24, 2006, from JT Baker, Mallinckrodt Baker. MSDS H4068: Material
Safety Data Sheet of Hydrogen Peroxide 10% solution. Available at:
http://www.jtbaker.com/msds/englishhtml/h4068.htm
www.life.umd.edu/
Retrieved August 2006 from University of Maryland, Department of Cell Biology
and Molecular Genetics. Rollins, D.M and Joseph, S.W. (1999). Disorders
associated with the immunity system. Available at:
http://www.life.umd.edu/classroom/bsci424/BSCI223WebSiteFiles/Chapter19.htm
www.mnp.nl
Retrieved April 2006 from Milieu en Natuur Planbureau. Twynstra, G. (2005) Milieu
en natuur compendium, effecten op de volksgezondheid, gezondheidsklachten
binnenmilieu.
Available at: http://www.mnp.nl/mnc/i-nl-0346.html
www.moldbacteria.com
Retrieved April 2006 from Mold and Bacteria consultant Laboratories, Kung’u, J.
(2005). Important species of Aspergillus. Available at:
http://www.moldbacteria.com/learnmore/aspergillus.html
www.poisoncentre.be
Retrieved April 6, 2006 from Antigifcentrum, Nolard, N. Lezing: Vochtige woningen
en schimmels: toxische en allergische risico’s. Available at:
http://www.poisoncentre.be/nl/symposium/logements-humides.php
www.toxic-black-moldinfo.com
Retrieved April 2006 from Layton Toxic Black Mold Information Center (2002).
Common species of mold. Available at:
http://www.toxic-black-mold-info.com/moldtypes.htm - Aspergillus
www.usmicro-solutions.com
Retrieved April 2006 from US Micro-Solutions Inc., Layman H. (2006). Fungi and
human health effects. Available at:
http://www.usmicro-solutions.com/specialfocus.html - Part%203%20of%203
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 62 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Middelen retrieved from:
http://www.bt.cdc.gov/disasters/mold/report/recommendations.asp
http://www.ctahr.hawaii.edu/oc/freepubs/pdf/HH-6.pdf
http://www.klickitatcounty.org/SolidWaste/ContentROne.asp?fContentIdSelected=959870294&fCategoryIdSelect
ed=-1671944469
http://www.milieucentraal.nl/pagina?onderwerp=Desinfectie%20en%20bleekmiddelen
http://www.mitros.nl/brochures/MKW-schimmelsindedoucheDEF.pdf
http://www.mmk.be/index.cfm?Id=154&Rubr=4&subId=154
http://www.purenature.de/content/pdf/10114.pdf?uin=fe520e0a2c98bcc05280e0be604f076f
http://www.waschbaer.de/Borax-Pulver--17d1a103464.html
Pictures retrieved from:
http://filebox.vt.edu/users/chagedor/biol_4684/Microbes/Penicillium.html
http://users.rcn.com/jkimball.ma.ultranet/BiologyPages/T/TOC.html
http://www.ahobart.co.uk/biology/advanced/htmlpages/naturaldefences.htm
http://www.amtmoldtesting.com/glossary.php
http://www.biotox.cz/toxikon/mikromycety/potraviny_chleb.htm
http://www.bodley.ox.ac.uk/dept/preservation/training/mould/myco.htm
http://www.doctorfungus.org/imageban/index_enlarge.pl
http://www.iaqm.com/mold_education.html
http://www.lifesci.utexas.edu/faculty/sjaper/bio231/
http://www.moldbacteria.com/myblog/2005_05_01_moldbacteria_archive.html
http://www.moldinspector.com/
http://www.mould.ph/penicillium_mould.htm
http://www.mycology.adelaide.edu.au/gallery/photos/pen1.html
http://www.palaeos.com/Fungi/FPieces/CellWall.html
http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o4552n24389.html
http://www.schoolscience.co.uk/content/4/biology/sgm/sgmfoods16.html
http://www.songallergy.com/assets/MastCell.gif
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 63 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Bijlage A: Literatuurverslag
trillingen
Oorzaak van gezondheidsklachten
binnenilieu 1997 (in % )
straing(radioactief, aard-)
drinkwater(biologisch)
sigarettenrook
drinkwater(chemisch)
elektromagnetische
straling/velden
lawaai
laagfrequent geluid
afval
ventilatie
VOS
ongedierte
asbest
anders
stank
0
5
10
15
20
25
schimmels, vocht
Figuur 1. Oorzaak van gezondheidsklachten in het binnenmilieu (1997).
Figuur 1 geeft voor 1997 alle bij de GGD-en geïnventariseerde meldingen van gezondheids- klachten
en het aandeel van schimmels/vocht hierin. Uit de figuur blijkt dat klachten over schimmels/vocht in
woningen het meest worden geuit.
bron : ‘Nationaal Kompas Volksgezondheid, (2006).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 64 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Tabel 1. De 5 biologische koninkrijken.
Uit tabel 1 blijkt dat schimmels en gisten tot het koninkrijk van de Fungi behoren.
bron : Patterson et al. , 2006.
De vijf biologische koninkrijken
koninkrijk
kenmerk(en)
voorbeelden
Monera
dit zijn ééncellige organismen die geen
nucleus bezitten
bacteriën, actinomycetes, en
blauw-groene algen
Protoctista
de meest eenvoudige eukaryoten: ééncellige organismen die wel een nucleus
bezitten
algen met nucleus en slijmachtige schimmels (Gymnomycotina).
Animalia
deze
eukaryoten
zijn
meercellige
organismen die ontwikkelen vanuit een
blastula
wormen,
dieren
Plantae
deze eukaryoten ontwikkelen vanuit een
embryo en gebruiken chlorofyl
mossen en vasculaire planten
Fungi
deze onbeweeglijke eukaryoten hebben
geen flagella (uitsteeksels om te bewegen)
en ontwikkelen vanuit sporen
gisten, schimmels en paddestoelen
arthropoden,
en
Koninkrijk Fungi
Mastigomycota
Zygomycotina
Amastigomycota
Ascomycotina
Basiiomycotina
Deuteromycotina
Figuur 2. De onderverdeling van het koninkrijk Fungi.
Het koninrijk Fungi wordt onderverdeeld in twee divisies, met name de Mastigomycota en de
Amastigomycota. De divisie Amastigomycota wordt verder onderverdeeld in de subdivisies
Zygomycotina, Ascomycotina, Basidiomycotina en Deuteromycotina. De meerderheid van de
pathogene soorten zijn geclassificeerd binnen de phylia Zygomycotina, Basidiomycotina, Ascomycotina
of de groep Deuteromycotina.
bron : Kauffman, 2000.
Tabel 2. Glossarium
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 65 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Tabel 2 geeft de verklaring van de zwartgedrukte woorden in hoofdstuk 3 (literatuurverslag).
bron : Flannigan et al. ,2002.
Glossarium
anamorph
imperfect (or asexual state) conidial form of sporulation
ascospores
sexual spores produced in an ascus
ascus (mv asci)
a sac-like organ in which the ascospores are formed after karyogamy
and meiosis
basidium
the organ of the Basidiomycetes which bears the basidiospores after
karyogamy and meiosis
basidiospores
spores of Basidiomycete fungi. These spores are usually uninucleate
and haploid
budding
a process of vegetative multiplication in which there is a development
of a "daughter" cell from a small outgrowth of a "mother" cell
conidiophore
specialized hypha, simple or branched, on which conidiogenous cells
are born
conidium
Conidia, or conidiospores, are asexual, non-motile spores of a fungus.
In Deuteromycetes the term "conidium" is recommended and the term
"spore" is reserved for zoo-, sporangio-, basidio- and ascospores
fission
fission refers to the process whereby a prokaryote reproduces by cell
division
haploid
a cell or organism having a single set of chromosomes
hypha
is a long, branching filament found in fungi
phialide
a conidiogenous cell which produces conidia (phialoconidia) in basipetal
succession, without an increase in length of the phialide itself
teleomorph
perfect (sexual) state of a fungus; ascigerous or basidial form of
sporulation
mycelium
(vegetative) mass of hyphae; thallus orvegetative body of the fungus
zygospore
a sexual spore produced by Zygomycetes, thick-walled, often
ornamented and darkly pigmented, formed by fusion of a pair of
gametangia
Figuur 3. Ééncellige gist
Figuur 4. Meercellige fungi (Cephalosporium acremonium)
Figuren 3 en 4 tonen respectievelijk een microscopische opname van een ééncellige gist en een
meercellige fungi.
bron fig. 3 : http://www.schoolscience.co.uk/content/4/biology/sgm/sgmfoods16.html
bron fig. 4 : http://www.doctorfungus.org/imageban/index_enlarge.pl
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 66 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
constant
deel
variabel
deel
Een antilichaam is een Y-vormig molecuul en bestaat
uit een variabel en een niet-variabel deel. De
samenstelling van het variabele deel verschilt van
antilichaam tot antilichaam en hangt af van het type
allergeen dat gebonden wordt. Het niet-variabele
deel behoort tot één van vijf mogelijke structuren die
de klasse van het antilichaam bepalen – IgG, IgM,
IgE, IgD, of IgA ( Ig = immunoglobuline).
Figuur 5. Structuur van een antilichaam
Bron : www.ahobart.co.uk/.../naturaldefences.htm
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 67 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Tabel 3. Vier typen immuunreacties.
Tabel 3 toont de verschillende typen immuunreacties. Van deze vier reacties wordt het mechanisme
van de schimmelallergie hoofdzakelijk gecategoriseerd als ‘type I immuno- logische reactie’.
Bron: McClusky, 2002; Rollins et al. 2000.
Vier immuunreacties
Type I-reactie
Bindt een allergeen zich voor de tweede maal aan
Ig E op de membraan van een mestcel dan geeft
deze cel histamine uit de granula vrij. Hierdoor
kunnen een aantal ongewenste veranderingen in
het lichaam plaatsvinden. De klachten ontstaan al
snel: enkele minuten tot enkele uren na
blootstelling aan het allergeen.
Dit type reactie is Nederland de meest gediagnosticeerde allergische aandoening (van Dishoeck,
2004)
bron : http://users.rcn.com/jkimball.ma.ultranet/BiologyPages/T/TOC.html
Type II- reactie
Antilichamen richten zich op het oppervlak van cellen en weefsels, op de aldaar aanwezige
antigenen. Zo start een reeks reacties die uiteindelijk de afbraak van cellen of weefsel
veroorzaakt (McClusky, 2002; Rollins et al. 2000).
Type III-reactie
Een ontsteking is een plaatselijke reactie van het lichaam op beschadiging van het weefsel.
Een ontsteking kan verschillende oorzaken hebben. Het ontstekingsproces bestaat echter
meestal uit dezelfde verschijnselen: roodheid, pijn, zwelling en temperatuursverhoging. Er
dient onderscheid gemaakt te worden tussen een acute en een chronische ontsteking. Een
acute ontsteking ontstaat enkele uren tot ongeveer twee dagen na de aanvang van de
ontsteking. Meestal is het beloop vrij hevig maar van korte duur. Een chronische ontsteking
begint veel langzamer, verloopt minder hevig, maar blijft voortdurend aanwezig (van
Woerden, 2006).
Type IV-reactie
Dit type van respons kan zowel ontstaan bij orgaantransplantatie, bij reactie op chemicaliën
als bij kankervorming.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 68 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Tabel 4. Belangrijkste, geïsoleerde allergenen uit schimmels.
Het is mogelijk dat schimmelallergenen in het binnenmilieu tot ongewenste gezondheidseffec- ten
kunnen leiden. Tabel 4 vermeldt de belangrijkste, geïsoleerde allergenen uit schimmels.
bron : The National Academies Press ,2000.
Fungus
Aspergillus fumigatus
Nature of Allergen(s)
mitogillin (ribotoxins, which inactivate the ribosome enzymeactivity)
Peroxisomal membrane protein
Aspergillus oryzae
Alkaline serine protease
Cladosporium herbarum
glycoprotein
Penicillium chrysogenum
protein
Penicillium citrinum
protein
Psilocybe cubensis
protein; cyclophilin Cyclophilins, (proteins that bind to
cyclosporin A, an immunosuppressant)
Malassezia furfur
protein
Trichophyton tonsurans
protein
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 69 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Figuur 6: Schema van de celwand van schimmels.
De celwand van schimmels bestaat uit geglycosyleerde eiwitten en uit een vlechtwerk van
polysachariden. Deze zorgen samen voor de mechanische stabiliteit van de cel en bieden bescherming
tegen invloeden uit de omgeving. Figuur 3 toont
de chemische structuur van één van de
polysachariden die een belangrijke component vormt voor vele schimmels, met name β(1,3)-glucaan.
bron : http://www.palaeos.com/Fungi/FPieces/CellWall.html
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 70 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Tabel 5. Gezondheidseffecten door blootstelling aan β(1-3)– glucanen.
Bron : The National Academies Press, 2004.
gezondheidseffecten door blootstelling aan β(1-3)– glucanen
Exposure5
Health effect
Adverse effects
Decline in FEV1 and FEV/FVC2; increase in asthma medication and symptoms
2.59 ng/mg
1.78 ng/mg
Decline in FEV, and FEV/FVC; increase in asthma medication and symptoms
4
1–100 EU/mg
Increase in asthma medication and symptoms in asthmatic children
24.9 EU/mg
Increased PEF3 variability in atopic children with asthma symptoms
100 EU/mg
Increased prevalence of wheeze during first year of life
Protective effects
20–2,000
EU/mg
Decreased prevalence of atopic sensitization; increased type 1 helper T cell
(Th1) and decreased type 2 helper T cell (Th2) expression
2.9 EU/mg
Decreased risk of eczema
24,221 EU/m
Decreased prevalence of atopic sensitization
23–38 EU/mg
Decreased prevalence of hay fever, atopy sensitization, and atopic asthma
1
Forced expiratory volume - FEV (The volume of air that can be forced out taking a deep breath, an
important measure of pulmonary function).
2
Forced vital capacity – FVC (The maximum volume of gas an individual can exhale with force after a
maximum inhalation).
3
Peak expiratory flow - PEF (Is a measure of how fast a person can exhale while breathing out as hard
and fast as possible).
Zowel 1,2 als
4
3
zijn de betrouwbaarste parameters om een gehinderde luchtstroom te meten.
EU = endotoxin units per milligram
5
Mean exposure (or range of mean exposures if no overall mean given); 1 endotoxin unit is about 0.1
ng (exact conversion factor depends on source of endotoxin for calibration).
Mean β(1→3)-glucans concentrations in house dust determined with a specific enzyme immunoassay
(µg/g of dust and µg/m2)
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 71 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Tabel 6. Mycotoxinen geproduceerd door schimmels in woningen.
Mycotoxinen kunnen bij de mens de gezondheid negatief beïnvloeden. Tabel 6 geeft een overzicht van
de gezondheidseffecten van enkele soorten schimmels en het verantwoordelijke mycotoxine.
Bron : The National Academies Press, 2004.
Mycotoxinen geproduceerd door schimmels in woningen.
Mycotoxin
Primary health effect
Fungal producers
Aflatoxins
Carcinogens, hepatotoxins
A. flavus
A. parasiticus
Citrinin
Nephrotoxin
P. citrinum
P. verrucosum
Cyclosporin
Immunosuppressant
Tolypocladium inflatum
Fumonisins
Carcinogens, neurotoxins
Fusarium moniliforme
F. proliferatum
Ochratoxin A
Carcinogen
A. ochraceus
P. verrucosum
Patulin
Protein synthesis inhibitor,
Nephrotoxin
A. terreus
P. expansum
P. griseofulvum
Paecilomyces variotii
P. roquefortii
Sterigmatocystin
Carcinogen, hepatotoxin
A. nidulans
A. versicolor
Chaetomium spp.
Trichothecenes, macrocyclic
Satratoxins
Protein synthesis inhibitors
Stachybotrys chartarum
Myrothecium spp
Trichothecenes, nonmacrocyclic Deoxynivalenol
(vomitoxin)
Emetic
F.cerealis
F. culmorum
F. graminearum
T-2 toxin
Hemorrhagic, emetic,
carcinogen
F. sporotrichioides
Verrucosidin
Neurotoxin
P. aurantiogriseum group
Xanthomegnin
Hepatotoxin, nephrotoxin
A. ochraceus
P. aurantiogriseum group
Zeralenone
Estrogenic
F. spp.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 72 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Tabel 7. Schimmels die in het binnenmilieu voorkomen
Tabel 7 geeft een opsomming van de 120 bekende soorten schimmels in woningen.
Bron : Frisvad et al., 2004.
Lijst met schimmels die in het binnenmilieu voorkomen
1
3
Absidia corymbifera
Acremonium butyri1
Acremonium strictum3
Alternaria alternaria3
Aspergillus candidus1
Aspergillus clavatus1
Aspergillus flavus1
Aspergillus fumigatus3
Aspergillus niger3
Aspergillus ochraceus3
Aspergillus oryzae1
Aspergillus parasiticus1
Aspergillus penicillioides3
Aspergillus sydowii3
Aspergillus tamrii3
Aspergillus terreus3
Aspergillus ustus3
Aspergillus versicolor3
Aspergillus wentii3
Aureobasidium pullulans3
Botrytis aclada1
Botrytis cinerea3
Byssochlamys nivea1
Chaetomium globosum2
Chrysonillia sitophila3
Cladosporium cladosporioides3
Cladosporium herbarum3
Cladosporium macrocarpum1
Cladosporium
sphaerospermum3
Curvularia giniculata2
Emericella nidulans3
Epicoccum nigrum3
Euro amstelodami3
Eurotium chevalieri3
Eurotium herbariorum3
Fusarium acuminatum1
Fusarium avenaceum1
Fusarium crookwellense1
Fusarium culmorium3
Fusarium equiseti1
Fusarium graminearum1
Fusarium oxysporum3
Fusarium poae1
= voeding;
1
2
= binnenmilieu;
Fusarium proliferatum
Fusarium sambucinum1
Fusarium semitectum1
Fusarium solani3
Fusarium sporotrichioides1
Fusarium subglutinans1
Fusarium tricinctum1
Fusarium verticillioides1
Geotrichum candidum1
Lecythophora hoffmannii1
Memnoniella echinata2
Monascus rubber1
Moniliella acetoabutens1
Moniliella suaveolens1
Mucor circinelloides1
Mucor hiemalis3
Mucor plumbeus3
Mucor racemosus3
Neosartorya fischeri1
Neosartorya glaber1
Neosartorya pseudofischeri1
Neosartorya spinosa1
Oidiodendron griseum2
Paecilomyces variotii3
Penicilium allii1
Penicilium aethiopicum1
Penicilium altramentosum1
Penicilium albocoremium1
Penicilium aurantiogriseum3
Penicilium aurantiocandidum1
Penicilium brevicompactum3
Penicilium camemberti1
Penicilium carneum1
Penicilium chrysogenum3
Penicilium caseifulfum1
Penicilium citrinum3
Penicilium commune3
Penicilium crustosum1
Penicilium corylophilum3
Penicilium cysclopium1
Penicilium digitatum1
Penicilium discolor1
Penicilium echinulatum1
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 73 van 90
3
= voeding en binnenmilieu
Penicilium expansum1
Penicilium funicolosum3
Penicilium freii1
Penicilium glabrum3
Penicilium griseofulvum1
Penicilium hirsutum1
Penicilium hordei1
Penicilium italicum1
Penicilium melanoconidium1
Penicilium nalgiovense 1
Penicilium nordicum1
Penicilium olsonii3
Penicilium palitans1
Penicilium paneum1
Penicilium polonicum1
Penicilium roqueforti1
Penicilium rugulosum1
Penicilium solitum1
Penicilium tricolour1
Penicilium ulaiense1
Penicilium variabile3
Penicilium verrucosum1
Penicilium viridicatum1
Phialophora fastigiata3
Phoma glomerata3
Phoma macrostoma3
Rhizopus oligosporus1
Rhisopus oryzae1
Rhizopus stolonifer3
Scopulariopsis brevicaulis3
Scopulariopsis candida1
Scopulariopsis fusca3
Stachybotrys chartarum2
Syncephalastrum racemosum3
Talaromyces macrosporus1
Trichoderma harzianum3
Trichoderma viride3
Trichothecium roseum1
Ulocladium chartarum3
Wallenia sebi3
Xeromyces bisporus1
SCHIMMELS IN DE WONING
Tabel 8. Zes manieren waarop schimmels ziekten kunnen veroorzaken.
Schimmels kunnen ziekten veroorzaken of verergeren. Tabel 8 in bijlage A geeft toelichting bij de
manieren waarop schimmels ziekten kunnen veroorzaken.
Bron : McClusky O.E., 2002
Zes manieren waarop schimmels ziekten kunnen veroorzaken
Manier 1
Schimmelproducten (sporen) en -fragmenten (hyfen) kunnen aanleiding geven tot een allergische
reactie van het type I. Veruit de meeste schimmelallergieën ressorteren onder dit reactietype. In
paragraaf 3.3.2 worden rinitus en astma, twee klinische manifestaties van allergenen, kort
besproken.
Manier 2
Schimmels kunnen een allergische reactie van het type III kunnen veroorzaken. Zo blijkt deze
reactie betrokken te zijn bij het ontstaan van hypersensitieve pneumonitis, een ernstige vorm van
longontsteking. Een voorbeeld hiervan is de ‘farmers lung’, waarbij de patiënt na het inhaleren van
schimmelig hooi kortademig wordt. Een andere type III reactie is allergische aspergillose, een
zeldzame longontsteking waarbij luchtwegen en weefsels in de longen betrokken zijn.
Manier 3
De blootstelling bij MVOC’s verloopt meestal via inhalatie en/of huidcontact. MVOC’s kunnen irritatie
veroorzaken. Irritatie valt echter niet onder één van de vier typen allergische reacties. Een
allergische reactie vereist een specifieke interactie met het immuunsysteem. Hiervoor is de unieke
gevoeligheid van een persoon bepalend. Hier tegenover staan irriterende stoffen, zoals microbiële
vluchtige organische verbindingen waarop geen specifieke reactie volgt.
Manier 4
Mycotoxinen kunnen verschillende ongewenste gezondheidseffecten veroorzaken. Voorbeelden zijn
carcinogene, hepatogene (intoxicatie lever), neurotoxische (intoxicatie zenuwstelsel), cytotoxische
(celintoxicatie), en immunosuppressieve effecten (onderdrukken afweer). Verwar de cytotoxische
werking niet met type II allergische reactie. Deze laatste wordt wel een cytotoxische reactie
genoemd maar heeft niets gemeen met toxiciteit. Toxische reacties door mycotoxinen, worden niet
in één van de vier typen allergische reacties, ondergebracht
omdat :
a. allergische reacties vereisen een eerdere, voorafgaande blootstelling aan allergenen.
Gevoeligheid voor mycotoxinen daarentegen, vereist dit niet;
b. het immuunsysteem reageert snel bij een allergische prikkel (binnen 30 minuten). Een
toxische reactie verloopt trager (6-8 uur);
c. blootstelling aan myctoxinen meestal verloopt via indigestie en/of huidcontact terwijl
contact met allergenen verloopt via luchtwegen of de huid.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 74 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Zes manieren waarop schimmels ziekten kunnen veroorzaken (vervolg)
Manier 5
Ongewenste, toxische effecten van bacteriële endotoxinen kunnen versterkt worden door
glucanen, afbraakprodukten van fungi (McClusky, 2002).
Manier 6
Infecties kunnen ontstaan door inhalatie, indigestie en huidcontact. (In tegenstelling tot
infecties zullen allergische reacties na herhaalde blootstellingen steeds heftiger worden).
Schimmelinfecties zijn in twee groepen onder te verdelen:
a. Oppervlakkige schimmelinfecties. Betreffen infecties op huid, haar en
nagels die doorgaans goed behandelbaar zijn. Verschillende
schimmels
zijn
verantwoordelijk
voor
oppervlakkige
huidontstekingen,
zoals
Trichophyton,
Epidermophyton
en
Microsporum. In dit literatuuronderzoek komen deze fungi niet
verder aan bod. Uit de resultaten blijkt immers dat in 90% van de
woningen drie schimmelgeslachten de boventoon voeren, dit zijn
Aspergillus, Penicilium en Cladosporium (Wetenschappelijk Instituut
Voor Volksgezondheid, 2003). Ook uit een eerder uitgevoerde studie
in noordoost Nederland blijken deze drie de meest voorkomende
genera te zijn (Beaumont et al., 1984). Dit neemt niet weg dat de
schimmels Trichophyton, Epidermophyton en Microsporum voor
gezondheidsproblemen kunnen zorgen.
b. Ernstige infecties. Deze infecties zijn pathogeen bij individuen met
een onderdrukt immuunsyteem, zoals HIV- en kankerpatiënten.
Bekende boosdoeners zijn Aspergillus, Penicillum, Cladosporium en
Candida (Layman, 2006).
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 75 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
A. spp. in een petrischaal1
Aspergillus flavus op brood3
A. spp. op een muur2
detailopname van Aspergillus flavus op
brood3
Figuur 7. Aspergillus spp. in een petrischaal, op een muur en op een brood.
Bron :
1
http://www.moldbacteria.com/myblog/2005_05_01_moldbacteria_archive.html
http://www.iaqm.com/mold_education.html
3
http://www.biotox.cz/toxikon/mikromycety/potraviny_chleb.htm
2
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 76 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Tabel 9. Overzicht van potentiële ziekten die de mens kan oplopen door Aspergillus.
Bron : Sedlbauwer, s.d.
Potentiële ziekten die de mens kan oplopen door Aspergillus.
Term
mycosen
Beschrijving
Type
geïnfecteerd
schimmel
schimmel groeit
op of in de
menselijke
gastheer
epidermale
mycose
huid
A. fumigatus
endo- en systeem
mycosen
interne organen,
zoals: hart, lever,
nier
A. niger
mycotoxicosen
intoxicatie door
mycotoxinen
aflatoxine
hepatitis; primaire leverkanker
A. flavus
mycogene
allergieën
contact van
schimmelcomponenten met
vochtige membramen
bronciale astma
geen gegevens
Trichocomaceae
(familie waartoe A.
behoort)
allergene
alveolitis
long
A. spp.
Tabel 10. Aspergillussoorten en hun voorkeur voor een aantal plaatsen in het binnenmilieu.
bron : Flannigan et al, 2002; Kung’u, 2005.
Aspergillussoorten en hun voorkeur voor een aantal plaatsen in het binnenmilieu.
Aspergillus niger
stof van de vloer, matrassen en gordijnen,
filters van ventilatiesystemen
Aspergillus versicolor
gipsen platen, stof van de vloer, gordijnen,
matrassen en meubilair, vochtige wanden,
geschilderde metalen
Aspergillus flavus
gestoffeerd meubilair en potgrond voor planten
Aspergillus fugimatus
badkamers, kelders, stof van tapijten
matrassen, filters van ventilatiesystemen
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 77 van 90
en
SCHIMMELS IN DE WONING
Penicillium spp.in petrischaal1
Groeiende hyfen en sporencapsules
Penicillium spp. op het plafond3
Penicillium spp. op fruit4
2
Figuur 8. Penicillium spp. in een petrischaal ( + microscopische opname de groeiende Penicilliumhyfen
en sporencapsules) op een plafond en op fruit.
bron :
1
http://www.mould.ph/penicillium_mould.htm
http://filebox.vt.edu/users/chagedor/biol_4684/Microbes/Penicillium.html
3
http://www.moldinspector.com/
4
http://www.mycology.adelaide.edu.au/gallery/photos/pen1.html
2
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 78 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Tabel 11. Overzicht van potentiële ziekten die de mens kan oplopen door Penicilium.
bron : Sedlbauwer, s.d.
Potentiële ziekten die de mens kan oplopen door Penicilium.
Term
mycotoxicosen
Beschrijving
intoxicatie door
mycotoxinen
Type
geinfecteerd
schimmel
aflatoxine
hepatitis;
primaire
leverkanker
P. spinilosum
penicillium
mycotoxicose
nephropathie;
cardiacale
beriberi
P. verrucosum
P. citreoviride
mycosen
schimmel groeit op of in de
menselijke gastheer
epidermale
mycose
huid hepatitis;
primaire
leverkanker
P.spinulosum
mycogene
allegieën
contact van
schimmelcomponenten
met vochtige membramen
bronciaal astma
geen gegevens
Trichocomaceae
(familie waartoe P.
behoort)
allergene
alveolitis
long
P. spp.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 79 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Cladosporium spp. in petrischaal1
de praktijk…2
Figuur 9. Cladosporium spp.in een petrischaal en in een woning.
bron :
1
2
http://www.amtmoldtesting.com/glossary.php
http://www.superrestoration.com/MoldNewsandInformation.htm
Tabel 12. Cladosporium spp. en hun voorkeur voor een aantal plaatsen in het binnenmilieu.
bronnen : Flannigan et al, 2002; Gallup, 2006; Kung’u, 2006.
Cladosporiumsoorten en hun voorkeur voor een aantal plaatsen in het binnenmilieu
Cladosporium herbarum
stof van de vloer, matrassen en tapijten, vochtige muren
die geverfd zijn met acrylverf, behang, ventilatiefilters,
pleisterwerk en voedingsmiddelen;
Cladosporium sphaerospermum
stof van tapijten en matrassen, met acryl geschil- derde
wanden, behang, ventilatiefilters en waaiers, geweven
stoffen, gipsen platen;
Cladosporium cladosporioides
geweven stoffen, schilderwerk en vlees;
Cladosporium macrocarpum
dode planten, voedingsmiddelen, verf en textiel.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 80 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Bijlage B: Middelen
Effecten van middelen om schimmels te verwijderen
Vaak wordt het verwijderen van schimmels in combinatie gedaan met preventie. Om schimmels te
verwijderen worden verschillende middelen aangeraden (zie websites middelen). Het gaat om de
volgende middelen:
•
•
•
•
•
spiritus of alcohol/ethanol 70% - 90%
soda producten zoals gewone soda (zuiveringszout) en “washing” soda
zuurstofbleekmiddelen zoals natriumpercarbonaat en natriumperboraat
boor (B) bevattende producten zoals borax en natriumperboraat
chloorbleekmiddelen zoals natriumhypochloriet
Bovengenoemde middelen bevatten verschillende actieve (i.e. werkzame) stoffen tegen schimmels
en/of sporen (zie Tabel 13). In deze bijlage wordt niet ingegaan op de effectiviteit tegen schimmelgroei
en sporenvorming. Hier is alleen gekeken naar Material Safety Data Sheets (MSDS’s) of International
Chemical Safety Cards (ISCS’s) van de diverse actieve stoffen om na te gaan of de bewoners deze
stoffen veilig kunnen gebruiken. Bewoners kunnen blootgesteld worden tijdens het oplossen van een
vaste stof of tijdens het verdunnen van een vloeistof (‘mixing and loading’). Bij het oplossen van een
vaste stof kan de fijne stof ingeademd worden en kunnen kleine deeltjes op de huid of in de ogen
terechtkomen. Omdat een geringe hoeveelheid product gebruikt wordt en omdat de tijdsduur van
blootstelling kort is tijdens ‘mixing and loading’, zal de inhalatoire blootstelling aan de fijne stof
beperkt zijn. Tijdens het verdunnen van een vloeistof kan kleine hoeveelheden vloeistof gemorst
worden op de huid of tijdens spatten eventueel in de ogen terechtkomen. Verder kan er inhalatoire
blootstelling aan vluchtige componenten zijn. Tijdens het gebruik van het (on)verdunde product kan er
inhalatoire en/of dermale blootstelling zijn.
Eventuele milieuaspecten zijn hierbij ook meegenomen. Aan het eind van deze bijlage zal een
overzicht worden gegeven van de blootstelling en de milieu-effecten van de diverse middelen tegen
schimmels.
Tabel 13: Middelen om schimmels te verwijderen
Middel
Actieve stof
Concentratie1)
Spiritus (l)2)
Ethanol (alcohol)
Zuiveringszout (s)3
Baking soda
Washing soda (s)
Natriumbicarbonaat
ca. 100%
Natriumcarbonaat
ca. 100%
Natriumpercarbonaat (s)
Natriumcarbonaat
Waterstofperoxide
Boraat
Waterstofperoxide
Dinatrium
tetraboraat
decahydraat
Natriumhypochloriet
Natriumperboraat (s)
Boorzure soda (s)
Borax
Chloorbleekmiddel (l)
Schimmelverwijderaar (l; spray)
1)
Concentratie is de concentratie van het (onverdunde) product
l = liquid
3)
s= solid
2)
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 81 van 90
85%
15 – 40%
> 30%
na hydrolyse
ca. 100%
5%
SCHIMMELS IN DE WONING
1
Ethanol
Gebruik
Ethanol 70% kan onverdund gebruikt worden op beschimmelde oppervlakken.
Blootstelling
Ethanoldamp kan opgenomen worden in het lichaam door inhalatie (en door inslikken).
Ethanol heeft een irriterend effect op de ogen. Blootstelling aan hoge concentraties ethanoldamp in de
lucht kan irritatie veroorzaken van de ogen en van de luchtwegen. NB: een schadelijke
luchtconcentratie van ethanol zal echter langzaam bereikt worden bij 20°C.
Preventie
Ethanol 70% is vluchtig en brandbaar. Bij gebruik hiervan moet goed geventileerd worden (vermijd
open vuur). De bewoner dient het flesje ethanol na gebruik meteen te sluiten en dient oogbescherming
(eventueel handschoenen) te gebruiken.
Milieu-effecten
Geen informatie.
Vloeistof
Namen
Ethanol (anhydrous)
Ethyl Alcohol
Gegevens
CH3CH2OH / C2H6O
CAS 64-17-5
MW: 46.1
Blootstellingseffecten ethanol 70%
Inhalatoir
Dermaal
Ogen
hoesten
droge huid
roodheid
hoofdpijn
pijn
moeheid
brandend
duizeligheid
gevoel
www.ilo.org (ICSC 0044)
2
Natriumbicarbonaat (zuiveringszout)
Gebruik
Los 1 eetlepel natriumbicarbonaat (ca. 6 gram) op in een liter warm of heet water.
Blootstelling
Natriumbicarbonaat (s) kan opgenomen worden in het lichaam door inslikken en heeft een licht
irriterend effect op de ogen.
Preventie
Verdamping bij 20°C is verwaarloosbaar. Bij gebruik van dit middel eventueel oogbescherming
gebruiken.
Milieu-effecten
Geen informatie.
Vaste stof
Namen
(Baking) Soda
Natrium hydrogen
carbonaat
Natriumbicarbonaat
Gegevens
NaHCO3
CAS 144-55-8
MW: 84.0
Blootstellingseffecten Natriumbicarbonaat (s)
Inhalatoir
Dermaal
Ogen
--roodheid
www.ilo.org (ICSC 1044)
3
Natriumcarbonaat (washing soda)
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 82 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Gebruik
Los 1 eetlepel washing soda (ca. 6 gram) op in een liter warm of heet water.
Blootstelling
Een schadelijke concentratie van soda partikels kan makkelijk bereikt worden indien de stof is
verstrooid als poeder. Washing soda (s) heeft een irriterend effect op de ogen, huid en de luchtwegen.
Een oplossing van natriumcarbonaat (l) is basisch (pH 10-11) en kan irriterend voor de huid en ogen
(spatten) zijn.
Preventie
Om het inademingsrisico te vermijden, is het noodzakelijk om verspreiding van stofdeeltjes te
voorkomen. De bewoner dient goed te ventileren en oogbescherming (eventueel handschoenen) te
gebruiken tijdens het oplossen van natriumcarbonaat (s) en tijdens de toepassing van de oplossing
natriumcarbonaat (l).
Milieu-effecten
Geen informatie.
Namen
(Washing) Soda
Natriumcarbonaat
(anhydrous)
Gegevens
Na2CO3
CAS 497-19-8
MW: 106.0
Blootstellingseffecten Natriumcarbonaat (s)
Inhalatoir
Dermaal
Ogen
hoesten
roodheid
roodheid
keelpijn
pijn
www.ilo.org (ICSC 1135)
4
Natriumpercarbonaat
Natriumpercarbonaat (natrium carbonaat peroxyhydraat) is een samengestelde chemische stof
bestaande uit natriumcarbonaat en waterstofperoxide (ca. 30% w/w). Als deze stof wordt opgelost in
water, splitst het in zijn componenten:
2Na2CO3.3H2O2 → 2 Na+ + 2 CO32- + 3 H2O2
(Human & Environmental Risk Assessment:
HERA, 2002)
De oplossing is basisch. De desinfecterende werking van waterstofperoxide is gebaseerd op de afgifte
van vrije hydroxylradicalen (OH●). Waterstofperoxide maakt membraaneiwitten en enzymen door
middel van oxidatie onwerkzaam. Peroxide verbindingen zijn meestal echter weinig stabiel doordat ze
ontleden: 2 H2O2 → 2 H2O + O2
Gebruik
Los 3-4 eetlepels natriumpercarbonaat (ca. 18-24 gram) op in een liter warm of heet water.
Blootstelling
Washing soda (s) heeft een irriterend effect op de ogen, de huid en de luchtwegen. Dit geldt ook voor
waterstofperoxide. Een 1% oplossing in water is basisch (pH 10-11) en kan irriterend voor de huid en
ogen zijn.
Preventie
Om het inademingsrisico te vermijden, is het noodzakelijk om verspreiding van stofdeeltjes
natriumpercarbonaat te voorkomen. De bewoner dient goed te ventileren en oogbescherming
(eventueel handschoenen) te gebruiken tijdens het oplossen van natriumpercarbonaat (s) en tijdens
de toepassing van de oplossing natriumpercarbonaat (l).
Milieu-effecten
Geen informatie.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 83 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
Vaste stof
Namen
Natriumpercarbonaat
Natriumcarbonaat
peroxyhydraat
Gegevens
2Na2CO3.3H2O2
MW: 314.3
Blootstellingseffecten Natriumpercarbonaat (s)
Inhalatoir
Dermaal
Ogen
hoesten
roodheid
roodheid
keelpijn
pijn
www.ilo.org (ICSC 1135) en www.jtbaker.com
5 Natriumperboraat
Natriumperboraat bestaat uit de volgende vormen: natriumperboraat tetrahydraat (PBS4) en
natriumperboraat monohydraat (PBS1). Natriumperboraat kan gehydrolyseerd worden tot boraat en
waterstofperoxide, welke beide als desinfectans werkzaam kunnen zijn. De oplossing is basisch.
Waterstofperoxide kan omgezet worden in vrije hydroxylradicalen en kan ontleed worden in water en
zuurstof.
Figuur 10: Hydrolyse van natriumperboraat (www.borax.com)
Gebruik
Los 3-4 eetlepels natriumperboraat (ca. 18-24 gram) op in een liter warm of heet water.
Blootstelling
Natriumperboraat (s) heeft een irriterend effect op de ogen, de huid en de luchtwegen (dit laatste bij
hoge blootstelling). Natriumperboraat (PBS4 en PBS1) kan opgenomen worden door het lichaam door
inhalatie daar de stof uiteen kan vallen o.i.v. lucht of water. Een oplossing in water is basisch en kan
irriterend voor de huid zijn.
Preventie
Om het inademingsrisico te vermijden, is het noodzakelijk om verspreiding van stofdeeltjes van
natriumperboraat te voorkomen. De bewoner dient goed te ventileren en oogbescherming (eventueel
handschoenen) te gebruiken tijdens het oplossen van natriumperboraat (s) en tijdens de toepassing
van de oplossing natriumperboraat (l).
Milieu-effecten
Natriumperboraat is schadelijk voor waterorganismen.
Vaste stof
Namen
Natriumperboraat
tetrahydraat
PBS4
Natriumperboraat
monohydraat
PBS1
Gegevens
NaBO3 .4H2O
CAS 10486-00-7
MW: 153.9
NaBO3 .H2O
CAS 10332-33-9
MW:99.8
Blootstellingseffecten Natriumperboraat (s)
Inhalatoir
Dermaal
Ogen
hoesten
roodheid
roodheid
kortademigheid
pijn
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 84 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
www.ilo.org (ICSC 1046)
6
Borax
Gebruik
Los 1 kopje borax (ca. 100 gram) op in een liter warm of heet water.
Blootstelling
Boraxpartikels (s) kunnen opgenomen worden in het lichaam door inhalatie (en door inslikken). Borax
(s) heeft een irriterend effect op de ogen, de huid en de luchtwegen.
Preventie
Om het inademingsrisico te vermijden, is het noodzakelijk om verspreiding van stofdeeltjes te
voorkomen. De bewoner dient goed te ventileren en oogbescherming (eventueel handschoenen) te
gebruiken tijdens het oplossen van borax (s) en tijdens de toepassing van de oplossing borax (l).
Milieu-effecten
Borax is schadelijk voor waterorganismen.
Vaste stof
Namen
Borax
Dinatrium tetraboraat
decahydraat
Gegevens
Na2B4O7. 10H2O
CAS 1303-96-4
MW: 381.4
Blootstellingseffecten Borax (s)
Inhalatoir
Dermaal
Ogen
hoesten
roodheid
roodheid
keelpijn
pijn
pijn
kortademigheid
droge huid
neusbloedingen
www.ilo.org (ICSC 0567)
7
Natriumhypochloriet
Gebruik
Verdun huishoudbleek 1:1 met water (conc. 2.5 % g/v).
Spray natriumhypochloriet (5%) (geregistreerde desinfectants in trigger sprays).
Blootstelling
Natriumhypochloriet (l, actief chloor < 10%) kan opgenomen worden in het lichaam door inhalatie van
aërosolen (bij vernevelen met trigger sprays!). Natriumhypochloriet heeft een irriterend effect op de
ogen, huid en de luchtwegen. Geen indicatie kan gegeven worden hoe snel een schadelijke
luchtconcentratie is bereikt na verdamping van de stof bij 20°C.
Preventie
Bij gebruik van dit product is het belangrijk dat de bewoner voldoende ventileert en gebruik maakt van
oogbescherming en handschoenen. Met name de vorming van aërosolen bij het gebruik van trigger
sprays met natriumhypochloriet kunnen de ademhalingswegen irriteren.
Bij het gebruik van natriumhypochloriet dient men contact te vermijden met zuren (vorming van giftig
chloorgas!) of met ammonia (vorming van chlooramines, die irriterend zijn voor ogen en luchtwegen).
(www.isditproductveilig.nl)
Milieu-effecten
Natriumhypochloriet is schadelijk voor waterorganismen.
Vloeistof, actief chloor < 10%
Namen
Gegevens
Natriumhypochloriet
NaClO
Natriumchloride oxide
CAS 7681-52-9
MW: 74.44
Blootstellingseffecten natriumhypochloriet (l)
Inhalatoir
Dermaal
Ogen
hoesten
roodheid
roodheid
keelpijn
pijn
pijn
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 85 van 90
SCHIMMELS IN DE WONING
www.ilo.org (ICSC 0482)
8 Discussie
Doordat sommige middelen voor de schimmelverwijdering niet dagelijks gebruikt zullen worden, zal de
invloed ervan op de gezondheid en op het milieu beperkt zijn. Aan de hand van de gegevens die
vermeld zijn in de vorige paragraaf, hebben we een (zeer) globale indeling gegeven voor de
betreffende middelen. Dit is gedaan door voor de blootstelling van de bewoner en voor de Milieueffecten een kleurcode te geven. Groen betekent geen risico, geel matig risico en rood (mogelijk)
risico. Bij de beoordeling is geen rekening gehouden met reactieproducten die mogelijk gevormd
kunnen worden.
Soda (zuiveringszout) heeft voor de blootstelling de kleurcode groen gekregen. Alcohol heeft hiervoor
de code groen/ geel gekregen, i.e. in verband met de vluchtigheid van de vloeistof. De kleurcode geel
voor blootstelling is gegeven aan washing soda, natriumpercarbonaat, natriumperboraat en
natriumhypochloriet (oplossing). Deze stoffen kunnen een irriterend effect op ogen, huid en
luchtwegen hebben. Natriumhypochloriet gebruikt als spray heeft de kleurcode rood gekregen voor de
blootstelling, i.e. omdat bewoners tijdens het sprayen de aërosolen met natriumhypochloriet kunnen
inademen. Zie tabel 14.
De actieve stoffen met mogelijke milieu-effecten zijn natriumperboraat, borax en natriumhypochloriet.
Tabel 14: Blootstelling en milieu-effecten van middelen om schimmel te verwijderen
Keuze
Middel
Blootstelling*
Milieu-effecten*
1
2
Soda/ zuiveringzout
Alcohol 70%
Washing soda
Natriumpercarbonaat
Natriumperboraat
Borax
Natriumhypochloriet
Natriumhypochloriet spray
*Hierbij is geen rekening gehouden met reactieproducten
-- Niet genoemd
Groen: geen risico
Geel: matig risico
Rood: (mogelijk) risico
-----
9 Conclusie
Uit bovenstaande gegevens is het advies afgeleid om voor de verwijdering van schimmels als middel
soda te gebruiken. Alcohol 70% kan ook gebruikt worden om te ontsmetten, maar tijdens het gebruik
hiervan dient extra geventileerd te worden.
VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc
Pagina 86 van 90
Bijlage C
Top 3
om schimmelgroei
te voorkomen
Ventileer voldoende en voortdurend!
Houd het droog, schoon en stofvrij!
Verwarm uw woning gelijkmatig!
Want voorkomen is beter dan
verwijderen…
Schimmelbestrijding
door
bewoners
GGD Rotterdam
Telefoon: 010 4339894
Fax: 010 4339343
Website: www.ggd.rotterdam.nl
Bezoekadres: Schiedamsedijk 95
Postadres: Postbus 70032
3000 LP Rotterdam
GGD Rotterdam
Telefoon : 010 43398 94
Fax : 010 4339 343
Website: www.ggd.rotterdam .nl
Bezoekadres : Schiedamsedijk 95
Postadres : Postbus 70032
3000 LP Rotterdam
Voorkomen van
schimmels
Dit kunt u doen :
- Ventileren en luchten
- Verwarmen
- Droog, schoon en stofvrij houden
Zie blad ‘Tips & Tricks’ voor
- Woonkamer
- Badkamer
- Keuken
- Gang en overloop
- Kruipruimte
Zie blad ‘Tips & Tricks’:
Hoe moet ik schimmels
verwijderen?
Oppervlak groter
dan 0,5 m2?
Verwijderen van
schimmels
Ja
Deskundigen inschakelen
*
Nee
Allergisch?
Chronisch ziek?
Ja
Uitbesteden
Nee
Soort oppervlak?
Poreus
Glad en gesloten
- Beschermingsmaatregelen
- Goed ventileren
- Beschermingsmaatregelen
- Goed ventileren
- Zie blad ‘Tips & Tricks’:
Hoe moet ik schimmels verwijderen ? Bij
poreuze oppervlakken of andere oppervlakken
- Dep voorzichting met een vochtige doek
- Schrob daarna het oppervlak met een borstel
- Maak verder schoon met soda (of alcohol)
Verwijderd?
Ja
Verwijderd?
Ja
Blijf ventileren en luchten
Blijf verwarmen
Houd het droog, schoon en stofvrij
Nee, komt terug
*
GGD bellen: 010 4339894
Eventueel verhuurder inschakelen
Geen schimmels
Nee
Contact GGD
Bijlage D
Schimmelbestrijding
door
bewoners
GGD Rotterdam
Telefoon: 010 4339894
Fax: 010 4339343
Website: www.ggd.rotterdam.nl
Bezoekadres: Schiedamsedijk 95
Postadres: Postbus 70032
3000 LP Rotterdam
In Nederland heeft bijna 20% van de woningen te kampen met vochtproblemen. Deze
kunnen zich onder andere uiten in zichtbare vochtplekken, schimmelgroei en een muffe
lucht in de woning. Naast een vermindering van het woongenot, kan vocht indirect
gezondheidsklachten veroorzaken bij personen die overgevoelig zijn voor huisstofmijt en/of
schimmels.
Hoe herken ik een vochtig huis?
Dit zijn de mogelijke kenmerken:
•
vochtplekken en schimmelvorming op wanden, plafonds, meubels, leren bekleding en
dergelijke;
•
houtrot;
•
vochtophoping op bijvoorbeeld enkelglas ruiten en op wanden;
•
zoutvorming. Deze is aan te treffen op vochtige, of voorheen vochtige steenachtige
delen;
•
de aanwezigheid van insecten als pissebedden en zilvervisjes;
•
vochtige kruipruimte;
•
muffe lucht;
•
klamme atmosfeer.
Het voorkomen van vochtophoping en schimmelgroei
Onderaan vindt u tips, adviezen, handelingen en middelen om uw wooncomfort te
verhogen. Het is voor u belangrijk om het onderstaande te lezen en na te gaan welke
adviezen voor u van toepassing zijn. Heeft u bijvoorbeeld veel vochtophoping in uw
woonkamer, bekijk dan de adviezen bij “Tips voor uw woonkamer”. Wilt u weten hoe u
schimmels moet verwijderen, bekijk dan het kopje “Hoe moet ik schimmels verwijderen?”.
Dit zijn de algemene tips voor uw woning:
•
Bestrijd vochtproblemen zo veel mogelijk bij de bron.
•
Breng voldoende regelbare ventilatieopeningen aan, zeker als u de hele woning
kierdicht heeft gemaakt. Ventilatieroosters en ventilatiekleppen laten meer lucht
door naarmate het harder waait. Regel daar de openingsstand dus naar. Vooral bij
natuurlijke afvoer.
•
Zorg dat de relatieve luchtvochtigheid tussen de 35 en 75 % ligt. Een te hoge
relatieve luchtvochtigheid kan worden verbeterd door kort maar krachtig te
ventileren of te luchten. We spreken van luchten als ramen en/of buitendeuren
ongeveer 8 centimeter openstaan.
•
Lucht uw kamers, vooral als het een beetje waait, maar 10 minuten. Dan is de
meeste binnenlucht al vervangen door verse buitenlucht. Draai wel ruim van tevoren
de radiatorkranen dicht of zet de thermostaat laag. Lucht in de winterperiode kort
maar krachtig. Dat kost minder energie dan een voortdurende ventilatie door een
kleine opening of door kieren. Bij grondig luchten van de (slaap)kamer is het openen
van een (groot) raam gedurende een half uur in het algemeen wel voldoende. Langer
open laten verhoogt niet de frisheid, maar wel uw energieverbruik.
•
Het verwarmen van uw woning kan een beschermende werking hebben tegen
schimmelgroei. Dit geldt voornamelijk bij het hebben van centrale verwarming.
•
Gebruik in de woning liever zo min mogelijk tapijt, stoffering en materiaal dat stof
verzamelt.
•
Stofzuig tapijt regelmatig, maak harde vloeren schoon met een vochtige mop en
maak raamkozijnen regelmatig schoon met een vochtige doek. Houd de woning
(zoveel mogelijk) droog, schoon en stofvrij.
•
Laat huisdieren niet in de slaapkamer.
•
Gebruik bij voorkeur schimmelresistente (afwerk)materialen.
Tips voor uw woonkamer:
•
Zie algemene tips voor uw woning.
•
Wanneer u alleen de woonkamer verwarmt, dan loopt u meer kans op
vochtproblemen in andere kamers dan wanneer u het hele huis verwarmt.
Tips voor uw badkamer:
•
Zie algemene tips voor uw woning.
•
Maak na het douchen de vloer en muren droog met een trekker, of desnoods met
een doek of spons.
•
Gebruik een ventilator voor de afvoer van vochtige lucht naar buiten. Laat de
ventilator draaien tijdens en na het douchen of baden.
•
Lucht na het douchen of baden de badkamer 15 tot 30 minuten grondig. Dan zal de
meeste waterdamp direct weer zijn afgevoerd. Zet ook dan de radiatorkraan even
tevoren dicht. Niet de deur openzetten, dan verspreid het vocht zich naar de rest van
de woning.
Tips voor uw keuken:
•
Zie algemene tips voor uw woning.
•
Plaats een afvoerrooster in de keuken (of in het toilet) bij voorkeur boven in het
vertrek aan de noord- of oostgevel.
•
Gebruik de hoogste stand of een kookstand bij een centraal afzuigsysteem.
•
Doe deksels op de pannen bij het koken. Het scheelt verdamping van kookvocht en
is voordelig voor het energieverbruik.
•
Laat de afzuigkap na het koken nog 10-20 minuten draaien.
•
Let op het filter in uw afzuigkap. Door vervuiling neemt de capaciteit van het toestel
af. Vervang de kunststoffilters op tijd. Als u een metalen filter heeft, maak dit dan
schoon met een sopje of was het in de vaatwasser.
Tips voor uw gang en overloop:
•
Dweil de vloer niet te nat.
Tips voor uw kruipruimte:
•
Zorg voor een zoveel mogelijk schone en droge fundering en kruipruimte. Dek de
grond af met een stevig stuk plasticfolie en laat de ventilatieroosters van de
kruipruimte open. Een vochtige kruipruimte kan ontstaan door: een hoge
waterstand, of door regenwater dat via de bestrating in de kruipruimte terechtkomt
of door een lekke waterleiding of zelfs door een gebroken riolering.
Tips voor uw wasgoed:
•
Tijdens het wassen van kleren komt ½ liter water vrij: sluit de deur van de
wasruimte.
•
Bewaar kleren en handdoeken schoon en droog. Laat ze niet nat liggen in de
wasmand of wasmachine.
•
Bij het drogen van de was komt veel damp vrij: doe dat dus buiten of in een
wasdroger met afvoer naar buiten.
•
Als u de was droogt in huis, zorg dan voor voldoende ventilatie en verwarming.
Droog de was in een kamer waarvan de deur gesloten is en het raam open, anders
verspreidt het vocht zich.
Tips voor uw ventilator:
•
Schakel een centraal afzuigsysteem niet uit. Het ventilatiesysteem is gebaseerd op
een continue afzuiging.
•
Plaats een ventilator bij voorkeur niet op een gevel waar altijd de wind op staat.
Schakel de ventilator tijdig in, dus vóór de noodzaak tot ventileren ontstaat. Kies een
ventilator niet te krap. Juist in de piekuren (bijvoorbeeld tijdens het koken) is
voldoende ventilatie belangrijk.
•
Raamventilatoren en afzuigkappen zuigen niet alleen ongewenste geurtjes weg,
maar ook warme lucht. Gebruik ze daarom zo kort mogelijk.
•
Heeft uw woning mechanische ventilatie? In de ventilator kan zich vuil en vet
ophopen. Laat deze periodiek reinigen, bijvoorbeeld gelijktijdig met de controle van
uw cv-installatie.
Tips bij een nieuwe woning:
•
Opvoeren van de ventilatiefrequentie om het bouwvocht versneld af te voeren, valt
in de winter aan te bevelen. In de winter kun je een woning droogmaken omdat de
buitenlucht dan erg droog is. Dat verhoogt wel het energieverbruik, maar voorkomt
schimmelgroei en een langdurig vochtige woning. Bij een te hoge relatieve
luchtvochtigheid heeft regelmatig een korte extra ventilatie meer nut.
•
Ventileer tijdens de 6 tot 8 weken durende drogingsperiode van ureumformaldehydeschuim spouwisolatiemateriaal wat meer dan gewoonlijk bij mogelijke hinder van
formaldehydedampen.
•
Als u de mogelijkheid heeft, kies dan bij een nieuwbouwhuis in plaats van een
ventilator voor een mechanische ventilatie met een warmte-terugwinsysteem. De
warmte van de afgevoerde lucht wordt weer gebruikt om frisse buitenlucht te
verwarmen. Binnen enkele jaren heeft u de investering terugverdiend.
Overige tips:
•
Controleer regenpijpen en dakgoten opdat het water goed wordt afgevoerd.
•
Laat lekkages bij ramen en daken repareren.
•
Plak één stukje aluminiumfolie van bijvoorbeeld 15 bij 15 cm plat op een wand of
plafond waar schimmelvorming is ontstaan. Als na een tijdje druppeltjes verschijnen
op dat stukje aluminiumfolie, heeft u op die plek last van condensatie.
•
Gasapparaten en open haarden verbruiken zuurstof uit de lucht. Ze hebben dus, als
ze in bedrijf zijn, voortdurend frisse lucht nodig. De daarvoor aangebrachte
ventilatie-openingen mogen niet worden gedicht.
•
Geef of laat uw gastoestellen regelmatig een onderhoudsbeurt geven. Dit is van
groot belang voor een goede verbranding, met name bij een afvoerloze geiser.
•
Vraag aan de installateur of het gasbedrijf, waar de luchttoevoeropeningen - en de
grootte daarvan - voor gastoestellen moeten zitten.
Hoe moet ik schimmels verwijderen?
Gladde gesloten oppervlakken
Bij de bestrijding van schimmels is het belangrijk op welke ondergrond de schimmel groeit
en wat met de ondergrond gedaan moet worden. Wanneer schimmels groeien op een klein
glad en dicht oppervlak en zij moeten verwijderd worden dan kunnen we hierin
verschillende stappen onderscheiden, namelijk:
Schakel de GGD in, als de beschimmelde oppervlakken groter dan 0,5 m2 zijn. De
GGD, cluster Milieu & Hygiëne, kunt u van advies dienen voor het
schimmelprobleem. De GGD kan behulpzaam zijn bij het (laten) verwijderen van
schimmels. Telefoonnummer GGD-Rotterdam is 010-4339894.
Indien de beschimmelde oppervlakken kleiner zijn dan 0,5 m2 kunt u de schimmels
volgens onderstaande methode verwijderen.
Zorg ervoor dat jonge kinderen, ouderen, zieken, allergische of astmatische
personen niet in de ruimte (woning) aanwezig zijn tijdens het schoonmaken van de
beschimmelde oppervlakken.
Zorg ervoor dat jonge, gezonde volwassenen de schimmels verwijderen. Personen
die oud, ziek of allergisch zijn, kunnen de schimmels beter niet zelf verwijderen.
Dek de werkruimte af met schermplastic.
Gebruik een mondkapje, stofbril en handschoenen. Gebruik kleding die de huid
bedekt d.w.z. lange broek en shirt met lange mouwen.
Niet sprayen: dit veroorzaakt wervelingen, waardoor schimmelfragmenten/ sporen
zich kunnen verspreiden.
Bevochtig en dep voorzichtig met een vochtige doek het oppervlak. Gebruik hiervoor
verschillende doeken of wegwerpdoeken.
Schrob hierna het vochtige oppervlak met een borstel om de overige schimmelresten
te verwijderen.
Maak verder schoon met een soda-oplossing en laat het inwerken voor 10 minuten.
Spoel het na met (heet) water en droog het oppervlak.
De gebruikte kleren in de ruimte uittrekken, dit om verspreiding van sporen te
vermijden. Was de kleren meteen (600C).
Na het verwijderen van schimmel, goed ventileren (‘uitwaaien’) door de ramen
tegenover elkaar open te zetten zodat schimmelsporen door de sterke luchtstroom
naar buiten kunnen waaien. Houd de deuren van andere kamers dicht.
Deze stapsgewijze benadering kan ervoor zorgen dat schimmels geen tot weinig kans
krijgen om zich verder te ontwikkelen.
Poreuze oppervlakken
Wanneer schimmels groeien op een poreus oppervlak (muren of wanden) en zij moeten
verwijderd worden dan kunnen we de volgende stappen onderscheiden:
Schakel de GGD in, als de beschimmelde oppervlakken groter dan 0,5 m2 zijn. De
GGD, cluster Milieu & Hygiëne, kunt u van advies dienen voor het
schimmelprobleem. De GGD kan behulpzaam zijn bij het (laten) verwijderen van
schimmels. Telefoonnummer GGD-Rotterdam is 010-4339894.
Indien de beschimmelde oppervlakken kleiner zijn dan 0,5 m2 kunt u de schimmels
volgens onderstaande methode verwijderen.
Zorg ervoor dat jonge kinderen, ouderen, zieken, allergische of astmatische
personen niet in de ruimte (woning) aanwezig zijn tijdens het schoonmaken van de
beschimmelde oppervlakken.
Zorg ervoor dat jonge, gezonde volwassenen de schimmels verwijderen. Personen
die oud, ziek of allergisch zijn, kunnen de schimmels beter niet zelf verwijderen
Dek de werkruimte af met schermplastic.
Gebruik een mondkapje, stofbril en handschoenen. Gebruik kleding die de huid
bedekt d.w.z. lange broek en shirt met lange mouwen.
Niet sprayen: dit veroorzaakt wervelingen, waardoor schimmelfragmenten/sporen
zich kunnen verspreiden.
Bevochtig en dep voorzichtig met een vochtige doek het oppervlak. Gebruik hiervoor
verschillende doeken of wegwerpdoeken.
Schrob hierna het oppervlak met een borstel om de overige schimmelresten te
verwijderen.
Behandel de (droge) muur met 70% alcohol (brandgevaarlijk). Zorg voor goede
ventilatie.
De gebruikte kleren in de ruimte uittrekken, dit om verspreiding van sporen te
vermijden. Was de kleren meteen (600C).
Andere oppervlakken
Meubelstukken met gladde oppervlakken
Bevochtig en dep voorzichtig met een vochtige doek het oppervlak. Gebruik hiervoor
verschillende doeken.
Behandel het oppervlak met 70% alcohol (brandgevaarlijk). Zorg voor goede
ventilatie.
Gestoffeerde meubels
Als de stoffering van de meubels beschimmeld is, gooi de meubels weg. Het is
moeilijk om de stoffering schimmelvrij te maken.
Andere gestoffeerde meubels – die niet beschimmeld zijn – dienen goed gestofzuigd
te worden, bij voorkeur met een stofzuiger die voorzien is van een HEPA filter (High
Efficiency Particulate Air filter) of een fijn stof filter.
Tapijt
Maak het tapijt nat. Dit voorkomt de verspreiding van sporen.
Gooi het tapijt weg.
Verpak het tapijt in plastic om verspreiding van sporen te voorkomen
Behandel de (droge) vloer met alcohol 70% (brandgevaarlijk). Zorg voor goede
ventilatie.
Textiel
Neem b.v. gordijnen voorzichtig van de rail en was ze in de wasmachine
(600C: IFH, 2001b).
Eventuele vlekken en luchtjes die de schimmel heeft veroorzaakt, zijn moeilijk te
verwijderen.
Andere materialen
Gooi beschimmeld materiaal zoals matrassen, gipsplaten, isolatiemateriaal en karton
weg. Verpak het beschimmeld materiaal in plastic om verspreiding van sporen te
voorkomen.
Aanvullende informatie
Hieronder vindt u telefoonnummers en internetadressen van instanties en bedrijven die u bij
uw vocht- en schimmelprobleem kunnen helpen. Ook kunnen zij u aanvullende informatie
leveren.
GGD Rotterdam
Cluster Milieu & Hygiëne
Telefoon : (010) 4339894
Fax : (010) 4339343
Website : www.ggd.rotterdam.nl
Bezoekadres : Schiedamsedijk 95
Postadres : Postbus 70032
3000 LP ROTTERDAM
Het cluster Milieu & Hygiëne kan u informatie geven over schimmels en vocht in een woning
en mogelijke gezondheidseffecten. De GGD kan behulpzaam zijn bij het (laten) verwijderen
van schimmels, maar verwijdert zelf niet. Hiervoor dient u de specialisten te benaderen.
Specialisten
Soms kan het zijn dat de schimmelvorming zodanig is, dat u haar zelf niet meer kunt
bestrijden of verwijderen. U kunt dan beter hulp inroepen van specialisten of experts. Bij
specialisten of experts kunt u denken aan uw verhuurder of een bedrijf dat de schimmel op
een professionele manier kan verwijderen.
Burgerlijk Wetboek
Over de woning worden in het Burgerlijk Wetboek de verplichtingen van de huurder en
verhuurder beschreven. Het Burgerlijk Wetboek (B.W.) meldt dat de huurder verplicht is
om:
• Het gehuurde als een “goed huurder” te gebruiken en te behandelen.
• De huurprijs op de afgesproken termijnen te voldoen. Daarbij is de verhuurder
aansprakelijk voor alle schade aan het verhuurde toegebracht.
De verhuurder is verplicht om:
• Het verhuurde te onderhouden in zodanige staat dat het tot het gebruik waartoe het
verhuurd is, dienen kan.
• In te staan voor alle gebreken van het verhuurde goed. Indien door die gebreken
enig nadeel voor de huurder ontstaat, is de verhuurder gehouden hem daarvoor
schadeloos te stellen.
Rol van klachtenbehandelende instanties
Instanties zoals basisgezondheidsdiensten, kruisverenigingen en wetenschapswinkels
behandelen klachten die gaan over het binnenmilieu. Zij zijn slechts adviserend en hebben
geen directe juridische mogelijkheden om maatregelen ter verbetering af te dwingen. Ze
kunnen echter wel bevoegde instanties, bijvoorbeeld Bouw- en Woningtoezicht of een
Gemeentelijke Milieudienst, verzoeken om op te treden.
Klachten
Soms wordt een ongezond binnenmilieu (mede) veroorzaakt door (bouw)technische
gebreken in uw woning. Aan uw verhuurder wordt dan gevraagd om deze op te lossen.
Doet hij dit niet, dan kunt u in Rotterdam bij de afdeling Woningtoezicht van de dienst
Stedenbouw, Wonen en Verkeer (dS+V) een klacht indienen. Een inspecteur gaat na of uw
klacht reëel is en kan in dat geval uw verhuurder verplichten tot onderhoudswerkzaamheden.
Astma of huisstofmijtallergie
Wanneer u luchtwegklachten heeft, zoals astma of huisstofmijtallergie, is het des te
belangrijker om vocht te bestrijden en stof weg te houden. Uw woning moet hier zo goed
mogelijk op ingericht worden door zogenaamd saneren. Het Astma-COPD team van
Thuiszorg Rotterdam kan u helpen bij de sanering van de woning. Wanneer een goede
sanering niet mogelijk is, kunt u medische urgentie aanvragen voor een andere woning. De
aanvraag moet ingediend worden bij dS+V. Deze dienst stuurt de aanvraag door naar de
GGD-afdeling Sociaal Medische Advisering en Zorg (SMAZ).
Schrijver systeem
Het Schrijver systeem® is speciaal ontwikkeld om de oorzaak van vochtoverlast weg te
nemen. Het Schrijver systeem® is een vochtregulerend systeem dat bestaat uit een
element van steen en een keramische koker. Zie voor meer informatie
www.schrijversysteem.nl
Energie Prestatie Advies (EPA)
EPA kan laten zien welke energiebesparende maatregelen zinvol zijn. Zo kan men gericht
investeren bij de komende renovatie, aanpassing of verbouwing. Eerst inventariseert een
adviseur de energietechnische en bouwkundige gegevens van de woning of het
woongebouw. Vervolgens bepaalt hij samen met bijvoorbeeld een woningcorporatie welke
woningen onderzocht moeten worden. Hij kijkt hierbij naar de grootte van de woningen, de
constructie en isolatie, de verwarmings- en warmtapwaterinstallatie, het ventilatiesysteem
en het gemiddelde aardgasverbruik.
Het resultaat is een gedetailleerd rapport dat aangeeft hoe goed de woningen 'presteren' en
hoe die prestatie verbeterd kan worden. Het vermeldt de meest rendabele maatregelen,
kosten, subsidie en terugverdientijden. Op basis hiervan kan men effectieve keuzes maken
uit het voorgestelde maatregelenpakket.
Wat zijn de voordelen hierbij?
• Men krijgt inzicht in de bouwkundige en energetische situaties in de woningen en kan
dus heel gericht investeren.
• Niet alleen de energieprestaties van de woningen gaan erop vooruit, ook het comfort
en de kwaliteit van het binnenmilieu stijgen.
• Het EPA is voor woningen waarvan de bouwvergunning is afgegeven voor 1 januari
1998.
Folders
• Saneren van het Astmafonds. Deze kunt u bij de Astmafonds bestellen.
• Isoleren is prima, maar ventileren moet ook. Deze kunt u bij de GGD ophalen.
Internetsites
www.lekkerfris.nu voor zeer algemene informatie
www.wonenplusplus.nl
Een gezonder leefklimaat, een comfortabeler huis en een lagere energierekening? Via
Wonen++ kunt u voor een scherpe prijs en via een speciale financiële constructie uw huis
laten isoleren of een HR-ketel aanschaffen. Voor meer informatie kunt u deze site bezoeken.
De investeringskosten kunt u tegen hypothecaire voorwaarden financieren. Dit geldt niet
voor huurders.
faculteit Natuurwetenschappen
Open Universiteit Nederland
Postbus 2960
6401 DL Heerlen, NL
tel. 045-5762877
[email protected]
www.ou.nl/nw
Download