Schimmels in de woning Groei van schimmels binnenshuis en haar gezondheidseffecten EINDRAPPORT Glen van Balgooy, projectleider Mark Bogaart, projectmedewerker Louise Prud’homme de Lodder, projectmedewerker Jef Segers, projectmedewerker Heerlen, 29 augustus 2006 ONDERZOEK UITGEVOERD IN OPDRACHT VAN GGD-ROTTERDAM, CLUSTER MILIEU & HYGIËNE SCHIMMELS IN DE WONING Colofon Naam document Eindrapport ‘Schimmels in de woning’ Auteur(s) document Glen van Balgooy; Mark Bogaart; Louise Prud’homme de Lodder; Jef Segers Uitgave InCompany Milieuadvies faculteit Natuurwetenschappen Open Universiteit Nederland Postbus 2960 6401 DL Heerlen NL. www.ou.nl/nw Opdrachtgever GGD Rotterdam Telefoon: (010) 4339 872 Fax: (010) 4339 833 Website: www.ggd.rotterdam.nl Bezoekadres: Schiedamsedijk 95 Postadres: Postbus 70032, 3000 LP Rotterdam Projectteam IM M42, Schimmels in de woning, run voorjaar 2006 Kenmerk Versie nummer 1 Datum eerste versie 27 juni 2006 Laatst bijgewerkt 18-9-2006 10:03 InCompany Milieuadvies hanteert de APA 5th Style als norm voor haar wetenschappelijke rapportages. Historie Status Copyright © 2006 Open Universiteit Nederland, Heerlen De auteursrechten op dit materiaal berusten bij de Open Universiteit Nederland. Behoudens uitzonderingen door de Wet gesteld mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende(n) op het auteursrecht niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, hetgeen ook van toepassing is op de gehele of gedeeltelijke bewerking. Copyright on this material is vested in the Open Universiteit Nederland. Save exceptions stated by the law no part of this publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or other means, included a complete or partial transcription, without the prior written permission of the publisher. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc SCHIMMELS IN DE WONING Projectgegevens Titel Groei van schimmels binnenshuis en haar gezondheidseffecten. Title Residential Mould Growth and Health Opdrachtgevende instantie Tiny Habets-Willems tel.: (010) 4339509 e-mail: [email protected] GGD Rotterdam Telefoon: (010) 4339 872 Fax: (010) 4339 833 Website: www.ggd.rotterdam.nl Bezoekadres: Schiedamsedijk 95 Postadres: Postbus 70032, 3000 LP Rotterdam Contactpersoon: Louise Prud’homme de Lodder (Glen van Balgooy) Omschrijving opdracht (nl) 1) Literatuuronderzoek met als onderwerp: Welke schimmels uit het binnenmilieu zijn het meest schadelijk voor de gezondheid van de mens? 2) Protocol dat beschrijft hoe schimmels in de woning het beste, wat betreft gezondheid en doeltreffendheid, verwijderd kunnen worden. Description of the order (in English) 1) Research and systematic literature investigation on harmful indoor molds and demonstrable health effects in humans. 2) Identifying effective clean-up procedures for mold in houses. Trefwoorden Schimmel, binnenmilieu, gezondheid, protocol Key words Mould, fungi, residential, health, protocol Betrokkene(n) bij opdrachtgeversorganisatie Tiny Habets-Willems tel.: 010 - 4339509 e-mail: [email protected] VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc SCHIMMELS IN DE WONING Projectleider team IM Glen van Balgooy, studentnummer: 838906665 Menadostraat 13-A 9715 KT Groningen 050-5719601 (thuis) / 06-22755456 (mobiel) 038-8512562 (werk) Privé: [email protected] Werk: [email protected] Cursus: Virtueel Milieuadviesbureau; N50213 (3 modulen) Studie: WO-Bachelor Milieu-natuurwetenschappen (BSc), major Gezondheid, Open Universiteit Nederland. Rol t.o.v. opdrachtgever/externen: groepsgericht leidinggeven en eindverantwoording project. Projectmedewerker team IM Mark Bogaart, studentnummer: 837536828 Vogelenzang 82 4661 JD Halsteren Tel: 0164 – 680755 [email protected] Cursus: Virtueel milieuadviesbureau eerste run; N50213 (3 modulen). In september 2006 aanvang tweede run (4 modulen). Studie: Wo-bachelor Milieu-natuurwetenschappen (BSc.), major Gezondheid, Open Universiteit Nederland. Rol t.o.v. opdrachtgever/externen: uitwerker van probleemdefinitie opdracht, inbreng in eindrapportage opdracht. Projectmedewerker team IM Louise Prud’homme de Lodder, studentnummer: 836081492 A. Romerostraat 137 3573 AE Utrecht Tel. 030-2725339 (thuis) [email protected] Tel. 030-2742540 (werk) [email protected] Cursus: Virtueel Milieuadviesbureau N50217 (4 modulen) Studie:Wo-bachelor Milieu-natuurwetenschappen (BSc), major Gezondheid, Open Universiteit Nederland. Rol t.o.v. opdrachtgever/externen: contactpersoon, presentatie, inbreng eindrapportage Projectmedewerker team IM Joseph Segers, studentnummer: 835928453 Violetlaan 15 2920 Kalmthout [email protected] Cursus: Virtueel Milieuadviesbureau N50217 (4 modulen) Studie: Wo-bachelor Milieu-natuurwetenschappen (BSc), major Gezondheid, Open Universiteit Nederland. Rol t.o.v. opdrachtgever/externen: notuleren, verzamelen en verwerken van gegevens, inbreng eindrapportage VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc SCHIMMELS IN DE WONING Projectcoach Els Jans (faculteit Natuurwetenschappen, Open Universiteit Nederland) Contact via e-room en telefoneren via internet (OU) Opdrachtgever Tiny Habets- Willems Cluster Milieu & Hygiëne tel.: (010) 4339509 e-mail: [email protected] GGD Rotterdam Telefoon: (010) 4339 872 Fax: (010) 4339 833 Website: www.ggd.rotterdam.nl Bezoekadres: Schiedamsedijk 95 Postadres: Postbus 70032, 3000 LP Rotterdam Examinator Dr. Wilfried Ivens, faculteit Natuurwetenschappen, Open Universiteit Nederland, Heerlen, NL Referentie naar dit rapport Balgooy van G., Bogaart, M., Prud’homme de Lodder, L., Segers, J. (2006). Schimmels in de woning. Groei van schimmels binnenshuis en haar gezondheidseffecten. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van GGD-Rotterdam, NL. Residential Mould Growth and Health. Investigation by order of the Area Health Authority in Rotterdam, NL (in Dutch). Unpublished Bachelor's Thesis, Open Universiteit Nederland, Heerlen, NL. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc SCHIMMELS IN DE WONING Inhoud Colofon 2 Projectgegevens 3 Inhoud 6 Voorwoord 8 Samenvatting 9 Abstract 10 1 Inleiding (achtergrondinformatie) 11 1.1 Probleemstelling 11 1.2 Vraagstelling (milieuwetenschappelijk) 12 1.3 Doelstelling 12 1.4 Kenmerken (criteria)resultaten 12 1.5 Randvoorwaarden en afbakening 13 2 Methode en technieken 14 2.1 Literatuuronderzoek 14 2.2 Sleutelbegrippen 14 2.3 Inhoudelijke criteria 14 2.4 Informatiebronnen 15 3 Literatuurverslag meest schadelijke schimmels binnenshuis 17 3.1 Inleiding 17 3.2 Wat zijn schimmels? 18 3.2.1 Inleiding 18 3.2.2 Fylogenie 18 3.2.3 Morfologie 19 3.2.4 Voortplanting en levenscyclus 19 3.2.5 Voorwaarden voor schimmelgroei 20 3.3 De schadelijke componenten/producten van schimmels 22 3.3.1 Inleiding 22 3.3.2 Allergenen 22 3.3.3 Glucanen 25 3.3.4 MVOS (microbiële vluchtige organische stoffen) 26 3.3.5 Mycotoxinen 26 3.4 Schimmels als ziekteveroorzakers 27 3.4.1 Inleiding 27 3.4.2 Zes manieren waarop schimmels ziekten kunnen veroorzaken 28 3.5 Aspergillus 29 3.5.1 Taxonomische classificatie 29 3.5.2 Beschrijving, schadelijke componenten en gezondheidseffecten van Aspergillus 29 3.6 Penicillium 31 3.6.1 Taxonomische classificatie 31 3.6.2 Beschrijving, schadelijke componenten en gezondheidseffecten van Penicillium 31 3.7 Cladosporium 32 3.7.1 Taxonomische classificatie 32 3.7.2 Beschrijving , schadelijke componenten en gezondheidseffecten van Cladosporium 32 3.8 Overige schadelijke schimmels en een gist 34 3.8.1 Inleiding 34 3.8.2 Stachybotrys 34 3.8.3 Alternaria 34 3.8.4 Candida albicans 35 4 Adviesverslag voor GGD Rotterdam 36 4.1 Vocht in de woningen 36 4.2 Verminderen van de vochtproductie 37 4.3 Rol van de GGD Rotterdam e.o. en derden 39 VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 6 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING 4.4 Preventie van schimmelvorming 4.4.1 Controle van vochtigheid 4.4.2 Schoonmaken versus desinfecteren 4.4.3 Verwijdering van schimmels 4.4.4 Middelen voor schimmelverwijdering 4.4.5 Werkwijze voor schimmelverwijdering 4.5 Het bewonersprotocol 4.5.1 Inleiding 4.5.2 Wat is een protocol? 4.5.3 Kenmerken van het bewonersprotocol 4.5.4 Welke bewoners kunnen het bewonersprotocol gebruiken? 4.5.5 Wat is het doel van het bewonersprotocol? 4.5.6 Eisen van het protocol 4.5.7 Blad Tips & Tricks 4.5.8 Top 3 Tips 5 Conclusie 5.1 Conclusie naar aanleiding van het literatuurverslag 5.2 Conclusie naar aanleiding van het adviesverslag 6 Aanbevelingen 6.1 Aanbevelingen naar aanleiding van het literatuurverslag 6.2 Aanbevelingen naar aanleiding van adviesverslag 7 Referentielijst Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage A: Literatuurverslag B: Middelen C: Bewonersprotocol D: Tips and tricks VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 7 van 90 39 39 41 42 43 45 47 47 48 49 49 50 50 51 51 52 52 52 53 53 54 55 SCHIMMELS IN DE WONING Voorwoord In de eindfase van de bacheloropleiding Milieu-natuurwetenschappen wordt door de studenten een externe opdracht gekozen. Wij hebben gekozen voor een opdracht waarbij “gezondheid” centraal staat. Onze opdrachtgever is de GGD van Rotterdam en omstreken. Deze heeft ons de mogelijkheid gegeven om onze milieuadviesvaardigheden op academisch niveau te kunnen ontwikkelen. Graag zouden wij iedereen willen bedanken die ons, langs welke weg dan ook hulp heeft geboden bij het milieuadviesproject. In de eerste plaats willen wij onze projectbegeleidster Drs. Els Jans bedanken voor haar stimulerende begeleiding. Bij haar konden we steeds terecht voor goede raad en al onze vragen. Ook dank aan alle personen die ons gedurende heel het traject met raad en daad hebben bijgestaan. De dames A.Thys, R. Slob en T. Habets. De heren J. Bosselaers, D. Heederik, R. Samson en K. Snepvangers R. van Strien. Maar naast deze professionals zijn er ook de mensen in onze directe omgeving die ons steeds hebben gesteund. Familie en vrienden hebben altijd oprechte interesse getoond en boden ons steeds de gelegenheid enthousiast uitgebreid te vertellen over ons project. Zonder een goede samenwerking tussen de teamleden was het niet mogelijk geweest om deze klus te klaren. Collega’s denk later goedgemutst terug aan onze acht handen op één buik! 29 augustus 2006 Glen van Balgooy Mark Bogaart Louise Prud’homme de Lodder Jef Segers VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 8 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Samenvatting In Nederland heeft 15 tot 20% van de woningen vochtproblemen. Vochtige woningen zijn te herkennen aan zichtbare vochtplekken, schimmelgroei en/of een muffe lucht. Bovendien kan vocht indirect gezondheidsklachten veroorzaken. Schimmelsoorten die binnen groeien zijn onder andere van de geslachten Penicillium, Aspergillus, Alternaria en Cladosporium. Deze schimmels komen ook in de buitenlucht voor. Onder gunstige omstandigheden kunnen schimmelsporen uitgroeien tot schimmels, zowel binnenshuis als buitenshuis. Een aantal factoren beïnvloedt de groei van schimmels, zoals temperatuur, zuurtegraad van voedingsbodem en beschikbaarheid van voedingsstoffen en van zuurstof. Schimmels kunnen groeien op een groot aantal verschillende (bouw)materialen. Sommige materialen zijn meer ‘schimmelgevoelig’ dan andere materialen. Behang bijvoorbeeld kan, wanneer het vochtig genoeg is, uitstekend als voedingsbodem dienen. Schimmelsporen en –deeltjes kunnen bij personen die daar gevoelig voor zijn allergische reacties veroorzaken. Allergische reacties zijn de meest voorkomende klachten bij schimmels in het binnenmilieu. Daarnaast kunnen schimmels mycotoxinen en vluchtige organische stoffen (VOS) vormen, die ook nadelige gezondheidseffecten kunnen opleveren. Bepaalde mycotoxinen zijn bijvoorbeeld carcinogeen en bij inhalatie van VOS kan irritatie van de luchtwegen ontstaan. Een bestanddeel van de celwand van schimmels zijn glucanen. Naast de ontstekingsreacties die glucanen kunnen geven, mogen ook de irriterende en toxische effecten van dit celwandbestanddeel niet onderschat worden. Als laatste zijn er mycosen (schimmelinfecties). Deze infecties kunnen longinfectie veroorzaken bij mensen met een onderdrukt afweersysteem. In 90% van de woningen in België en in Nederland voeren drie schimmelgeslachten de boventoon, dit zijn Aspergillus, Penicillium en Cladosporium. Uit onderzoek kwam naar voren dat deze schimmels verantwoordelijk zijn voor gezondheidsklachten en verbonden zijn met woonomstandigheden. Het dient opgemerkt te worden dat elke schimmel potentieel schadelijk is voor de gezondheid en gezondheidsproblemen kan veroorzaken. Het projectteam beveelt aan om naast literatuuronderzoek de fungale binnenvervuiling te meten en geschikte meetmethoden voor degelijke kwantitatieve onderbouwing te zoeken. Verder zou onderzocht moeten worden in hoeverre de blootstelling, geschat met behulp van vragenlijsten, correleert met de werkelijke blootstelling aan relevante schimmelcomponenten. Bewoners kunnen schimmelgroei bestrijden door het verwijderen van schimmelgroei. Bij preventie is het van belang dat de woning voldoende en voortdurend geventileerd wordt en dat deze gelijkmatig verwarmd wordt. Verder is het van belang dat oppervlakken in de woning droog, schoon en stofvrij gehouden worden. Bij verwijdering van schimmels moet gedacht worden aan bepaalde methoden/handelingen en middelen. Er is een stapsgewijze strategie ontworpen om schimmels zo effectief mogelijk te verwijderen. Wanneer gekeken wordt naar de blootstelling en de effectiviteit van bepaalde schimmelbestrijdingsmiddelen zijn soda en alcohol het meest geschikt. De aanpak van vochtophoping, schimmelpreventie en –verwijdering zijn verwerkt in een protocol en een aanvullend blad genaamd Tips and Tricks. Beide zijn bedoeld voor bewoners en vormen een leidraad bij schimmelpreventie en – bestrijding. Daar staan ook tips, adviezen, handelingen, methoden, middelen en andere informatie. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 9 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Abstract In the Netherlands 15 till 20% of the houses have moisture problems. Moisture problems can be recognized by moisture spots, fungus development and musty air. In houses where the moisture level is high there are more fungi present, where some people can be allergic to. Fungi spores and particles can cause allergic reactions in people who are sensitive to them. Allergic reactions are the most common complaints caused by fungi in houses. In addition to these reactions fungi can produce mycotoxins and volatile organic compounds that both have adverse health effects. In 90% of all Belgian and Dutch houses there are three fungi that are important, these are Aspergillus, Penicilium and Cladosporium. These are responsible for health complaints and are linked with the house environment. It should be underlined that all fungi are potentially dangerous and can cause health problems. Besides literature research our projectteam recommends that the fungal population in houses must be measured with the right methods for a quantitative analysis. Furthermore there should be a research in how far real fungi indoors correlate with the relevant fungi components by means of questionnaires. Inhabitants can counteract fungi growth by preventing and removing those fungi. In case of prevention it is for example important to have natural constant ventilation in house. In case of removal a stepwise strategy has been constructed to remove fungi as effective as possible. When one looks at the exposure and the effectivity of certain fungicides, soda and alcohol should be used. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 10 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING 1 Inleiding (achtergrondinformatie) Mensen brengen gemiddeld meer tijd binnenshuis in de eigen woning (circa 70%) door dan buitenshuis. Daarom is het van belang dat het binnenmilieu van de woning gezond is. Dat is helaas niet altijd het geval. Naar schatting van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) wordt in Nederland twee tot vijf procent van het totale verlies aan gezonde levensjaren veroorzaakt door milieuverontreiniging. Naast geluidshinder en luchtverontreiniging door het verkeer, leveren factoren in het binnenmilieu van woningen hieraan de grootste bijdrage. Vaak worden voor schadelijke stoffen in het binnenmilieu de normen en richtwaarden, zoals opgesteld voor het buitenmilieu, overschreden. Doordat bewoners veel tijd binnenshuis verblijven bij vaak verhoogde concentraties luchtverontreinigde stoffen, kan het binnenmilieu in woningen een risico voor de gezondheid vormen. Met name bij luchtwegklachten kan de kwaliteit van het binnenmilieu een belangrijke factor zijn. Tien tot vijftien procent van de Nederlandse bevolking heeft last van luchtwegklachten. In het werkgebied van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst voor Rotterdam en omstreken is dit percentage hetzelfde (Steevens, 2005). Opbouw van het rapport Het projectteam geeft in dit rapport aan welke schimmels volgens de literatuur in het binnenmilieu voor de mens de meest gezondheidsschadelijke eigenschappen bezitten. Dit vormt het literatuurverslag. We gaan daarbij in op diverse schimmels als Aspergillus, Penicillium, en Cladosporium. Ook wordt beschreven wat de oorzaken zijn van vochtophoping en schimmelvorming. Dit vormt het adviesverslag voor de GGD Rotterdam. Aan de hand van de vele informatiebronnen is een protocol ontworpen om de schimmels te bestrijden. In het protocolwordt aangegeven hoe schimmels in de woning het beste, wat betreft gezondheid en doeltreffendheid, verwijderd kunnen worden. 1.1 Probleemstelling GGD-en krijgen regelmatig meldingen van schimmels in een woning. Bekend is dat er vele vochtbronnen in woningen aanwezig zijn, die kunnen leiden tot vocht en schimmelproblemen. Zowel bouwtechnische mankementen aan een woning (vochtige kruipruimte, lekkage, optrekkend vocht of regendoorslag) als bewonersgedrag (zoals ventilatie, luchten, koken en verwarmen) of een combinatie van beide kunnen leiden tot vocht- en/of schimmelproblemen. Vocht is een van de factoren die regelmatig tot gezondheidsklachten leidt. In Nederland leeft een groot deel van de bevolking in vochtige woningen: uit onderzoek blijkt dat rond 20% van de woningen vochtproblemen heeft. Vochtige woningen zijn gedefinieerd als woningen waarin sprake is van de aanwezigheid van vocht- en/of schimmelplekken. De populatie ‘at risk’ is dus groot en ook de meest gevoelige groep, de mensen met bestaande luchtwegaandoeningen zoals astma, is relatief groot. Daarnaast worden aspecifieke klachten zoals vermoeidheid, hoofdpijn, misselijkheid en oogirritaties in verband gebracht met vocht en schimmels in woningen. Mensen kunnen ook visuele- en/of geurhinder ervaren van een vochtige woning. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 11 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING De meeste van de aan het milieu gerelateerde vragen en klachten die jaarlijks bij GGD-en binnenkomen gaan over het binnenklimaat van woningen, in het bijzonder over vocht in relatie tot luchtwegklachten (Steevens, 2005). 1.2 Vraagstelling (milieuwetenschappelijk) Naar aanleiding van bovenstaande probleemstelling had de GGD-Rotterdam, cluster Milieu&Hygiëne, twee vraagstellingen voor het projectteam M42: Welke schimmels uit het binnenmilieu zijn het meest schadelijk voor de gezondheid van de mens? Stel een protocol op dat aangeeft hoe schimmels in de woning het beste, wat betreft gezondheid en doeltreffendheid, verwijderd kunnen worden. 1.3 Doelstelling De doelstelling is te splitsen in: A. Kennisdoel Meer weten over schadelijke schimmels in binnenmilieu. B. Het kennisbelang van het kennisdoel is voor: bewoners: minder vocht- en schimmelproblemen in woningen; minder gezondheidsklachten van bewoners door vocht- en schimmelproblemen. GGD: protocol voor verwijdering van schimmels. 1.4 Kenmerken (criteria)resultaten Het literatuurverslag moest aan de volgende criteria voldoen: - Samenhangende en heldere bespreking. Conclusies die een duidelijke weergave vormen van de gehanteerde literatuurstudie. Verslag moet consequente aanbevelingen bevatten voor verder onderzoek. Het adviesverslag moest aan de volgende criteria voldoen: - Bespreking van aanleiding en context probleem. Het bieden van oplossingen en het bepalen van randvoorwaarden. Het eigenlijke advies met de daarbij gegeven onderbouwing uitmondend in een protocol. Het vermelden van onderzoeksgegevens en achtergrondinformatie. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 12 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Voor het advies aan de bewoners voor de verwijdering van schimmels diende het protocol de volgende criteria te hebben: - praktisch - zo goed mogelijk uitvoerbaar en op te volgen - geen angst veroorzaken bij de bewoners - duidelijk weergegeven in begrijpelijke taal - 1.5 het duidelijk vermelden van beschermende maatregelen indien noodzakelijk, zoals adembescherming (mondkapje), kleding, etc het duidelijk aangeven welke middelen de bewoner kan gebruiken (bijv soda of borax, maar geen chloor) het aangeven van de juiste aanvullende maatregelen tegen het ontstaan van schimmelgroei (bewonersgedrag, zoals: op een juiste manier ventileren (hoe, wanneer, hoe lang, etc.), luchten (idem), koken (m.b.t. ventilatie) en verwarmen woning (wanneer, hoe lang, etc), aanschaf luchtvochtigheidsmeter? Kan de bewoner bepaalde bouwtechnische mankementen in woning in eerste instantie zelf verhelpen?) Randvoorwaarden en afbakening De GGD Rotterdam gaat uit van de volgende vertrekpunten geformuleerd in vragen die het projectteam bij het uitwerken van het adviesverslag, protocol en literatuurverslag (voor literatuurverslag specifiek het eerste, tweede, derde en vijfde punt) in ogenschouw diende te nemen: 1. Het is van belang te weten welke schimmels echt een gezondheidsprobleem vormen. 2. Het is van belang te weten welke symptomen in de woning optreden bij een (te) hoog vochtgehalte . 3. Hoe zijn deze symptomen te herkennen aan bijvoorbeeld uiterlijke kenmerken? 4. Wanneer is het voor de bewoner/bewoonster het geschikte moment om op te treden tegen schimmels? 5. Waar moet de bewoner/bewoonster alert op zijn (specifieke details over schimmelgroei)? 6. Hoe adviseer je iemand op zo’n manier dat zijn of haar gedrag doeltreffend wordt m.b.t. het verwijderen van schimmels? Doeltreffend heeft hier betrekking op de verwijdering. Bij de volgende schimmelbevorderende activiteiten en gebeurtenissen moet volgens de GGD de bewoner contact opnemen met de verhuurder: - bij koudebruggen en vochtdoorslag; - bij verwijdering van gipsplaten of ander materiaal als hier tenminste schimmel op zit. Wat betreft contracteren van deskundigen: voor experts van de GGD Rotterdam e.o. (mevr. Tiny Habets en Rita Slob), de GGD Groningen (dhr. F. Duijm) en de GGD Amsterdam (Rob van Strien). Verder het Centraal bureau voor Schimmelcultures (Robert Samson), Janssen Pharmaceutica (Jan Bosselaers en Amber Thys), en Athene Noctua binnenmilieu-advies (Kees Snepvangers). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 13 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING 2 Methode en technieken In dit hoofdstuk worden methoden en technieken (i.e. onderzoeksmethoden) beschreven over het zoeken van gegevens om het literatuurverslag en het adviesverslag te schrijven. De onderzoeksvraag welke is behandeld in hoofdstuk 1 is tweeledig. • • 2.1 Welke schimmels uit het binnenmilieu zijn het meest schadelijk voor de gezondheid van de mens? Stel een protocol op dat aangeeft hoe schimmels in de woning het beste, wat betreft gezondheid en doeltreffendheid verwijderd kunnen worden. Literatuuronderzoek Voor de beantwoording van beide vragen hebben wij literatuuronderzoek verricht om meer te weten over het onderwerp ‘Schimmels in woning’ en de betreffende gezondheidsaspecten en over de verwijdering van schimmels. Hiervoor hebben wij verschillende soorten informatiebronnen geraadpleegd. Het document ‘Het verloop van vochtproblemen in woningen’ van Jessie Steevens (2005) is bij de start van het project gebruikt. Voor het literatuuronderzoek zijn sleutelbegrippen belangrijk. 2.2 Sleutelbegrippen Om te zoeken naar relevante wetenschappelijke artikelen en websites zijn sleutelbegrippen noodzakelijk. Hiervoor hebben wij als ‘keywords’ synoniemen of andere gerelateerde termen gebruikt (enkelvoud en meervoud). Om in andere talen literatuur te gaan zoeken, is het nodig om de zoektermen te vertalen. De volgende zoektermen zijn gebruikt: schimmel, woning, binnenmilieu, gezondheid, verwijdering, allergie, astma, vocht. Engelse termen zijn onder andere mold, fungi, homes, residential, indoor, health, allergy, controll, damp, prevention. De woorden zijn ook gecombineerd gebruikt bijvoorbeeld schimmel en woning. Duitse termen zijn bijvoorbeeld Schimmelpilz en Wohnung/Haus. Hierna is zoveel mogelijk naar geschikte informatiebronnen gezocht die voldoen aan inhoudelijke criteria zoals is vermeld in de volgende paragraven. 2.3 Inhoudelijke criteria Inhoudelijke criteria waarmee je de kwaliteit van informatie op het web kunt beoordelen zijn geldigheid, actualiteit, accuraatheid, status, volledigheid en dekking (webcursus.ubvu.vu.nl) Geldigheid Bij geldigheid wordt gekeken naar de onderbouwing van de inhoud en of deze aannemelijk en betrouwbaar is. We letten hierbij op: VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 14 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING • • • literatuurverwijzingen en bibliografieën; verantwoording van de herkomst van de informatie; vermelding van het doel van de site. (webcursus.ubvu.vu.nl) Actualiteit Bij actualiteit is de vraag of de inhoud up-to-date is. We letten hierbij op: • de datum dat de informatie gecreëerd (creation date) of beschikbaar gesteld is (publication date); • de datum dat de informatie voor het laatst is bijgewerkt (last updated) (webcursus.ubvu.vu.nl) . Accuraatheid Bij accuraatheid dient de informatie correct te zijn. Hierbij is het van belang dat de bron (zoveel mogelijk) een onafhankelijke instantie is (bijvoorbeeld een uitgever, redacteur of vakspecialist die de informatie gecontroleerd heeft) en dat er zorg besteed is aan het artikel (geen typefouten, spelfouten en/of grammaticale fouten) (webcursus.ubvu.vu.nl) . Status De status van de auteur of uitgever of met andere woorden de bron dient gezaghebbend te zijn. Hierbij kijken we naar: • status van de (eventuele) bron van herkomst van de gepresenteerde feiten en beweringen • andere referenties • contactinformatie (e-mail adres of postadres) (webcursus.ubvu.vu.nl) Volledigheid Bij het criterium volledigheid is het belangrijk dat de informatie in zijn geheel (afgeronde vorm) beschikbaar is. We letten dan met name op: • of de informatie geheel of slechts gedeeltelijk beschikbaar wordt gesteld • grijze (inactieve) links (webcursus.ubvu.vu.nl) Dekking Het laatste criterium houdt in dat wij letten op de reikwijdte en de diepgang van de informatie i.e., aanwezigheid van een inhoudspagina, index, site map, literatuurverwijzingen en bibliografieën (webcursus.ubvu.vu.nl) . Verder zijn verschillende bronnen, websites en wetenschappelijke tijdschriften geraadpleegd en is een keuze gemaakt tussen alle (tegenstrijdige) informatie die voorhanden is. 2.4 Informatiebronnen Informatiebronnen kunnen naast wetenschappelijke publicaties, populair-wetenschappelijke publicaties en praktijkgerichte vakpublicaties zijn. Kenmerken van wetenschappelijke publicaties zijn onder andere bronvermeldingen, beschrijving van onderzoeksmethoden en toetsing door andere wetenschappers (peer review bij gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften). Wetenschappelijke publicaties kunnen worden ingedeeld in artikelen en in boeken. (webcursus.ubvu.vu.nl) VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 15 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Artikelen in wetenschappelijke tijdschriften geven resultaten van een bepaald onderzoek weer. Op internet is bijvoorbeeld het voor ons relevante tijdschrift ‘Environmental Health Perspective’ vrij toegankelijk. Op het werk van één van de teamleden is het tijdschrift ‘Clinical and Experimental Allergy’ elektronisch beschikbaar. Deze wetenschappelijke tijdschriften kunnen interessante artikelen over schimmel bevatten. Wetenschappelijke boeken behandelen één onderwerp en bevatten diepgaande informatie met veel literatuurverwijzingen. Een voorbeeld van een review boek is ‘Damp indoor spaces and health’ dat diverse artikelen over schimmels en over alle onderwerpen die in verband staan met dit onderwerp zoals vochtige huizen, gezondheidsaspecten en verwijdering van schimmel beoordeelt. Verder zijn er hulpmiddelen zoals woordenboeken die begrippen beschrijven en encyclopedieën die gebaseerd zijn op wetenschappelijke artikelen en boeken. Websites Op Internet zijn veel soorten sites en publicaties te vinden. Deze zijn als wetenschappelijk te beschouwen wanneer aan één van de volgende criteria is voldaan. De site of publicatie is de elektronische variant van een gedrukte wetenschappelijke publicatie. De site is onder verantwoordelijkheid van een gerenommeerde wetenschappelijke instelling (b.v. RIVM, US EPA) of onder redactie van een of meer wetenschappers gepubliceerd. De site of publicatie heeft een auteursvermelding, een substantiële literatuurlijst en volgt de methodische opbouw van een wetenschappelijke publicatie (webcursus.ubvu.vu.nl). Een voorbeeld is ‘Moulds: identification, isolation and cultivation’ met bibliografie die geschreven is door David Malloch van de universiteit van Toronto. Website: http://www.botany.utoronto.ca/ResearchLabs/MallochLab/Malloch/Moulds/Moulds.html Internetadres Een internetadres geeft informatie over uit welk land de site afkomstig is door gebruik te maken van een 2-letterige landencode als aanduiding van een domein of geeft informatie over de herkomst van de site via een domeinnaam. Sites van academische - of onderwijsinstellingen (.ac of .edu), non-profit organisaties (.org) en overheden (VS: .gov) zijn over het algemeen betrouwbaarder dan commerciele sites (.com) (webcursus.ubvu.vu.nl) . Voorbeelden zijn http://www.epa.gov/mold/ van ‘US Environmental Protection Agency’ en http://www.oznet.ksu.edu/library/hous2/MF2141.PDF afkomstig van de universiteit van Kansas City. Laatstgenoemde site gaat over ‘Controlling mold growth in the home’. Het volgend voorbeeld is afkomstig van het Duitse ‘Umweltsamt für Mensch und Umwelt’ http://www.umweltbundesamt.de/uba-info-medien/index.htm. Deze instantie heeft publicaties op zijn site die gaan over schimmels in de woning. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 16 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING 3 Literatuurverslag meest schadelijke schimmels binnenshuis 3.1 Inleiding In 1991 constateerde het Nederlandse Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) dat ruim 19 % van de Nederlandse woningen last had van vocht en schimmels. Hiermee werden hoofdzakelijk de vieze plekken bedoeld op pleisterwerk, behang en muurverven, vaak met blijvende materiële schade. In de Belgische sociale woningbouw zijn de cijfers vergelijkbaar, 20 %, terwijl in Groot-Brittannië zelfs ruim 23 % van de woningen aan ernstige vochtschade lijdt. Vocht is een belangrijke bevorderende factor voor kolonisatie van woningen van schimmels. Maar schimmels vormen niet enkel een probleem in ons milde, vochtige klimaat. In de kuststrook van Israël blijkt 45 % van de woningen last te hebben van schimmels (Adan, 1997). Uit de literatuur is bekend dat er vele bronnen voorkomen in woningen, die kunnen leiden tot vochtproblemen. Dit kunnen zowel bouwtechnische tekorten zijn (lekkage, optrekkend vocht of regendoorslag) als bewonersgedrag (verkeerd ventileren, verkeerd luchten, koken en verwarmen terwijl te weinig wordt geventileerd). Een combinatie van deze twee kan leiden tot vocht- en/of schimmelproblemen (Steevens, 2005). We brengen 80% van ons leven binnenshuis door en de kwaliteit van het binnenmilieu bepaalt daarmee voor een groot deel de kwaliteit van onze directe leefomgeving. Daarom is het belangrijk dat het binnenmilieu van de woning gezond is, wat helaas lang niet altijd het geval is. Chemische en biologische factoren bepalen in belangrijke mate de kwaliteit van het binnenmilieu. De chemische factoren zijn afhankelijk van de ventilatie in een woning terwijl de biologische factoren daarnaast afhankelijk zijn van de vochtigheid van de woning. Vanuit het oogpunt ‘energiezuinigheid’ richt het woningbouwbeleid zich op een dichtere bouwschil met een lagere, natuurlijke ventilatie. Vraag is welke implicaties dit voor de binnenluchtkwaliteit heeft. Uit enquêtes (door het RIVM onder GGD-en) blijkt dat meer klachten worden gemeld over het binnenmilieu dan over het buitenmilieu. Huisbewoners melden hun bezorgdheid en ongerustheid over ongewenste factoren in het binnenmilieu spontaan bij de gemeentelijke gezondheidskundige diensten. Hierbij dient opgemerkt dat chemische (38%) en biologische factoren (34%) ongeveer even vaak als oorzaak van een binnenmilieuklacht worden aangewezen (van Veen et al., 2001). Figuur 1 in bijlage A toont de factoren die oorzaak zijn van gezondheidsklachten in het binnenmilieu en het aandeel hierin van schimmels. Dit verslag gaat dieper in op de schimmel als één van de belangrijkere biologische factoren in het binnenmilieu, die bedreigend kan zijn voor de gezondheid. Het verslag is opgebouwd uit twee delen: Deel 1 bestaat uit één paragaaf (paragraaf 3.2) en beschrijft in vijf onderdelen de elementaire biologische begrippen van schimmels. Deel 2 bestaat uit twee paragrafen: de eerste paragraaf toont een inventarisatie van toxische metabolieten die de gezondheid kunnen schaden VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 17 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING (paragraaf 3.3). De tweede paragraaf geeft een overzicht van de schimmels die schadelijk zijn voor de gezondheid en hun gezondheidsbedreigende effecten (paragraaf 3.4). 3.2 Wat zijn schimmels? 3.2.1 Inleiding Bioaerosolen in de binnenomgeving omvatten een uitgebreid scala aan microscopische biologische partikels van dierlijke, plantaardige en andere oorsprong. Inhaleren van deze deeltjes kan de menselijke gezondheid nadelig beïnvloeden. De medisch meest belangrijke microbiële partikels in de woning zijn afkomstig van de cellen en sporen van schimmels, bacteriën en virussen. (Flanningan et al., 2002). Zoals vermeld in de algemene inleiding staat de schimmel in dit verslag centraal. De paragrafen 3.2.2 tot 3.2.5 geven elementaire beschouwingen over de schimmel. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan bod: fylogenetica, morfologie, reproductiviteit en voorwaarden voor ontwikkeling. Gespecialiseerde informatie over deze onderwerpen is te vinden in het boek van Flannigan van 1994: Health implications of fungi in indoor environments – an overview. 3.2.2 Fylogenie (zwartgedrukte woorden: zie glossarium in bijlage A tabel 2) Alle levende wezens kunnen worden onderverdeeld in één van de 5 biologische koninkrijken: het koninkrijk Monera, het koninkrijk Protoctista, het koninkrijk Animalia, het koninkrijk Plantae en het koninkrijk Fungi. Tabel 1 in bijlage A toont de kenmerken en enkele voorbeelden van de vijf koninkrijken. Elk koninkrijk op zich is onderverdeeld in progressief kleinere subgroepen, namelijk: fylum, klasse, orde, familie, genus en soort (Patterson et al., 2006). De term schimmel verwijst generisch naar alle leden van het Koninkrijk Fungi. Er zijn meer dan een miljoen soorten schimmels, waarvan er ongeveer 400 ziekten veroorzaken bij mens, dier of plant. De meerderheid van de pathogene soorten zijn geclassificeerd binnen de fyla Zygomycotina, Basidiomycotina, Ascomycotina of de groep Deuteromycotina. Figuur 2 in bijlage A toont een overzicht van de fyla. Fungi kunnen ook nog op een andere manier ingedeeld worden: de schimmels en de gisten (Patterson et al., 2006). Het consortium schimmels vormt steeds een onderdeel van de viervernoemde fyla, terwijl de gisten alleen bij de fyla Ascomycotina of Basidiomycotina thuishoren. Figuren 3 en 4 in bijlage A tonen respectievelijk een microscopische opname van een gist en een meercellige fungi. Gisten onderscheiden zich van schimmels door: • • • de ééncelligheid; de groeiwijze: uiterlijk vormen gisten gladde, egale kolonies, terwijl schimmels een stoffig, of harig uiterlijk vertonen; de manier van voortplanten: gistcellen planten zich niet voort met sporen, maar door ‘budding’ en ‘fission’ (Patterson et al. 2006). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 18 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING 3.2.3 Morfologie De meeste schimmels bestaan uit een zwamvlok of mycelium. Dit is het ‘pluizige’ deel dat op oppervlakten groeit. Het mycelium is spore opgebouwd uit schimmeldraden of hyfen. Op de schimmeldraden ontwikkelen zich sporendragers waarin sporen worden gevormd. De sporen zorgen voor de verspreiding van de schimmel. Het zijn kleine deeltjes (1-10 micrometer) die gemakkelijk door de lucht worden verplaatst. Bij gunstige omstandigheden kunnen de sporen hyfe ontkiemen, vervolgens schimmeldraden vormen en ten slotte opnieuw uitgroeien tot een nieuw mycelium mycelium (Brokerhof et al., 2005). Figuur 1 toont de ontwikkeling van een spore tot het mycelium. Figuur 1. Het mycelium Identificatie van fungi is gebaseerd op hun fysieke verschijning (fenotypische karakBelangrijkste delen van het mycelium teristieken). bron: Diepgaande en specialistische benadering is te http://www.lifesci.utexas.edu/faculty/sj vinden in het boek: ‘MICROORGANISMS IN aper/bio231/ HOME AND INDOOR WORK ENVIRONMENTS: Diversity, Health Impacts, Investigation and Control’ van Flannigan et al.(2002). 3.2.4 Voortplanting en levenscyclus Voortplanting filamenteuze fungi In het binnenmilieu kunnen drie phyla met een seksuele fase voorkomen: de Zygomyceten, de Basidiomyceten en de Ascomyceten. Het overgrote deel van de filamentale fungi (fungi waarbij hyfen gevormd worden), wordt in een kunstmatige groep ondergebracht. Het kenmerk van deze groep is de afwezigheid van een reproductieve fase. De groep waarbij de seksuele fase ontbreekt, behoort tot de klasse van de Deuteromyceten (Fungi imperfecti). Figuur 2 toont de aseksuele levenscyclus van Deuteromyceten. Bij het determineren van schimmels hoort een specifiek vakjargon. Zo wordt bijvoorbeeld een spoor conidium genoemd, terwijl de spoordragende structuur een conidiofoor heet. Figuur 2. Aseksuele levenscyclus Een schimmel met alleen ongeslachtelijke sporen noemt men De aseksuele levenscyclus van de Deuteromyceten anamorf, met alleen geslachtelijke bron : sporen teleomorf. Enerzijds stellen http://www.bodley.ox.ac.uk/dept/preservation/train sommige experts dat Deuteroing/mould/myco.htm myceten in het evolutieproces hun VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 19 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING teleomorfische fase verloren hebben, terwijl dit anderzijds weer wordt ontkracht. Het lijkt al met al beter te stellen dat ze anamorfen zijn waarbij nog geen teleomorf gevonden werd (Flannigan et al. 2002). De seksuele fase van de leden van Ascomyceten, Basidiomyceten en Zygomyceten resulteert in de productie van respectievelijk ascosporen, basidiosporen en zygosporen. Ascosporen en basidiosporen zijn klein en worden door luchtstromingen verspreid. Zygosporen daarentegen zijn groter en verspreiden zich niet zo snel. Hun leven staat meer in het teken van overleven dan zich over grote oppervlakten/ruimten te verspreiden. Onder gunstige omstandigheden kan echter een zygospoor ontkiemen en een anamorfe structuur produceren, met name het sporangium. Deze structuur bevat sporen die door de lucht verspreid worden (Flannigan et al. 2002). Voortplanting gisten Gisten worden gebruikelijk gedefinieerd als unicellulaire fungi die zich vegetatief voortplanten door ‘budding’. Tijdens dit proces ontstaan ‘knopachtige structuren’ in de moedercel, die zich vervolgens afscheiden en voor verspreiding zorgen. Wanneer echter de celdeling niet volledig is, kan zich een soort van mycelium vormen. Enkele gisten planten zich niet voort door ‘budding’, maar door ‘fission’. Bij deze manier van vermeerderen, splitsen celwanden de moedercellen in kleinere eenheden die tenslotte onafhankelijk van elkaar tot ontwikkeling komen (Flannigan et al. 2002). 3.2.5 Voorwaarden voor schimmelgroei Huizen en gebouwen zijn dynamische milieus die beïnvloed worden door: • • • • • • • • de geografische locatie en het klimaat; de woningconstructie zelf; de gebruikte materialen in de woningconstructie; het binnenhuisontwerp; de werking van airconditioningsystemen; de manier van verwarmen en ventileren; menselijke activiteiten; de aanwezigheid van vocht en kolonisatie door ongedierte (Flannigan et al, 2002). Fungi zijn van nature alomtegenwoordig, dus ook in het binnenmilieu. Een schimmel stelt vier eisen om te groeien en zich voort te planten: 1. 2. 3. 4. er moeten voldoende nutriënten aanwezig zijn; de temperatuur moet geschikt zijn; de omgeving moet voldoende vochtig zijn; de zuurtegraad moet laag zijn (Wallcoverings, 2005). Stopzetting van schimmelgroei vereist eliminatie van één of meer van deze essentiële factoren. Helaas is eliminatie van warmte en/of voedingsbronnen in een doorsnee comfortabele binnenomgeving bijna onmogelijk. Nochtans kan alvast één factor worden verwijderd: vocht (Wallcoverings, 2005). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 20 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Factoren die schimmelgroei bevorderen Bron van nutriënten In huizen en gebouwen kunnen schimmels ontelbare voedingsbronnen vinden. Dit zijn ondermeer materialen die cellulose bevatten zoals sommige wandbedekkingen, gipsen bouwplaten, verf, panelen, houten lambrisering, triplex, plafond tegels en tapijt. Verbazingwekkend kunnen zelfs wandbedekkingen, lijmen/primers die biociden bevatten door schimmels worden aangetast (Wallcoverings, 2005). Temperatuur De meeste schimmels zijn mesofiel, wat wil zeggen dat ze groeien bij een temperatuur tussen 10 en 30°C. Aangezien de binnenhuistemperatuur meestal tussen 18 tot 24 °C is kunnen veel fungi hier best gedijen (Flannigan et al., 2002) Vocht Voldoende vocht gedurende een lange periode stimuleert schimmelgroei in huizen en gebouwen. Er zijn vier factoren die de hoeveelheid vocht in het binnenmilieu bepalen, nl. : 1. de isolatie van gebouwen, dit weerhoudt vocht om naar buiten te verdwijnen; 2. structurele foute constructies van een huis: een slecht gebouwde woning kan een aanleiding vormen tot infiltratie van water, met als gevolg lekkage aan ramen, plafonds, daken en goten; 4. de condensatie door waterdamp op bouwmaterialen; 5. de activiteiten van de huisbewoners, waaronder koken, douchen/baden en kleren drogen (Wallcoverings, 2005). De zuurtegraad Schimmels geven een voorkeur aan zure milieus/substraten (Wallcoverings, 2005). Verklaring van de term wateractiviteit Vocht kan zowel van binnen- als van buiten de woning afkomstig zijn. De hoeveelheden water die een schimmel nodig heeft varieert sterk per soort. Om consequent met de benaming vocht/water om te gaan wordt in wetenschappelijke literatuur regelmatig de term ‘wateractiviteit’ (aw) gehanteerd. H.A. Burge, een befaamd expert in mycologie, definieert de wateractiviteit als volgt: “the equilibrium relative humidity in the immediate vicinity of the substrate [building] material [or building component] and is expressed as a decimal”. Met andere woorden: de wateractiviteit is een maat voor het vermogen van een bouwmateriaal om water te bevatten. Voor schimmelgroei is dus de vochtigheid direct aan een oppervlak van belang en niet de ambiënte relatieve vochtigheid in een ruimte. De ambiënte relatieve vochtigheid drukt een gemiddelde vochtigheid van een ruimte uit en is dus niet noodzakelijk representatief voor de relatieve vochtigheid aan de oppervlakte van een bouwmateriaal. Veel schimmels hebben een optimum aw van 0.80 tot 0.90. Dit betekent dat wanneer de vochtigheid aan een oppervlakte 80 à 90 % is, ze kunnen groeien en zich reproduceren. Maar er zijn ook uitersten: er bestaan schimmels die minimaal een aw-waarde van 0.90 nodig hebben (hydrofiele fungi), terwijl andere kunnen groeien en voortplanten bij een aw-waarde van 0.69 (xerofiele fungi). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 21 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Het oppervlak van het bouwmateriaal dient lang genoeg vochtig te blijven willen schimmels zich vestigen. Meestal is dat ongeveer 48 uur. Temperatuur en wateractiviteit zijn geen losstaande factoren: zij interfereren met elkaar. Experimenten tonen aan dat temperatuur een belangrijke invloed heeft op de ‘minimum aw-waarde voor groei’. Ayerst (1969) concludeerde dat de grootste tolerantie voor lage aw-waarden voorkwam bij temperaturen dicht bij de optimumtemperatuur en bij de optimum-aw. Anderzijds bleken de ‘optimum-aw’s voor de groei’ het laagst bij de maximum temperaturen (Flanningan et al, 2002). 3.3 De schadelijke componenten/producten van schimmels 3.3.1 Inleiding Uit onderzoek naar de schadelijkheid van schimmels binnenshuis blijkt dat specifieke microbiële componenten verantwoordelijk zijn voor infectie, allergie of intoxicatie. Tot deze componenten behoren zowel sporen, fragmenten van de hyfen, allergenen en structurele celonderdelen (zoals β(1-3)–glucanen), als microbiële vluchtige organische bestanddelen (MVOS) (Institute of Medicine (U.S.), 2004). In volgende paragrafen zullen deze componenten en producten in het kort behandeld worden. 3.3.2 Allergenen Antigeen: lichaamsvreemd deeltje, zoals spore of hyfe; Antilichaam, Ig, immumoglobuline : stof die het lichaam produceert als reactie op binnengedrongen antigeen (figuur 5 in bijlage A toont de basisstructuur van een antilichaam); IgE antilichaam: alleen allergische personen produceren dit type antilichaam; Mestcel: plaatselijke cellen in de neusholten, luchtwegen, betrokken bij overgevoeligheidsreacties; Mediator: stof door mestcel geproduceerd, bijvoorbeeld histamine. Figuur 3. Het allergiemechanisme en verklaring van belangrijke termen. bron : http://www.songallergy.com/assets/MastCell.gif Schimmelallergenen staan zowel in de top twee van allergenen binnenshuis (naast huisstofmijtallergenen) als in die van allergenen buitenshuis (naast stuifmeel). Onder allergenen verstaan we stoffen die van buiten het menselijke lichaam afkomstig zijn en aanleiding kunnen geven tot allergische klachten. Bij allergie is er sprake van een verstoorde afweerreactie waardoor sommige mensen op ‘gewone’ stoffen, zoals pollen en schimmels, overmatig reageren (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003). Figuur 3 toont hoe het allergiemechanisme werkt. Schimmels kunnen overgevoeligheidsreacties VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 22 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING geven als sporen of andere schimmeldeeltjes worden ingeademd. Dit kan leiden tot benauwdheid, verergering van astmaklachten en rinitus. De meeste sporen zijn tussen de 3 en 10 µm groot en kunnen dus gemakkelijk geïnhaleerd worden en diep in de luchtwegen doordringen. De sporen van een groot aantal algemeen voorkomende schimmels kunnen IgE inducerende allergenen produceren. Op hun beurt kunnen deze allergene eiwitten in gevoelige individuen tot sensibilisatie, het (over)gevoelig worden van het lichaam voor een allergeen en allergieën leiden. Individuen waarbij IgEniveaus voortdurend hoog zijn, worden atopisch genoemd (Woods, 2002). Sensibilisatie voor schimmelsporen komt het meest voor bij schimmels die vooral buitenshuis aanwezig zijn (zoals Alternaria. Deze schimmel kan trouwens ook binnenshuis frequent voorkomen, zie: par. 3.8.1 en par. 3.8.3). Bij schimmels die het meest in huis voorkomen (Aspergillus en Penicillium), komt sensibilisatie minder vaak voor, hoewel dit sterk bepaald kan zijn door de hoeveelheid sporen die in vochtige woningen aanwezig zijn. De mate van sensibilisatie tegen deze schimmels is uiteraard afhankelijk van de expositie en de gevoeligheid van de betrokken individuen (Kauffman, 2000). Er bestaan vier typen overgevoeligheidsreacties. Deze worden besproken in bijlage A tabel 3. Van deze vier wordt het mechanisme van de schimmelallergie hoofdzakelijk gecategoriseerd als ‘type I immunologische reactie’. Bij dit reactietype ontstaat er een binding tussen het schimmelallergeen met IgE (antistof) op het oppervlak van gesensibiliseerde mestcellen. De mestcellen reageren hierop door vasoactief histamine uit te storten. De mediator histamine veroorzaakt hierna verwijding- en toenemende opzuigende kracht van de bloedvaten met als resultaat (McClusky, 2002; Rollins et al, 2000): • bloeddrukdaling; • rode ogen (conjunctivis: ontsteking van de conjunctiva, de membraan van het binnenste ooglid); • moeilijke ademhaling; • nasal discharge’ (loopneus); • niezen. Er zijn drie routes waarlangs individuen aan schimmelallergenen blootgesteld kunnen worden. Ten eerste via de mond, ten tweede via huidcontact en ten derde via inademing. De voornaamste route blijkt de luchtweg te zijn. Blootstelling uit zich in de volgende twee klinische manifestaties: 1. Rinitus: in het bovenste deel van het ademhalingskanaal vormt zich vocht en tevens zwellen plaatselijke weefsels. De hiervoor verantwoordelijke allergenen zijn groter dan 10 μm; 2. Astma: in het onderste deel van het ademhalingskanaal trekt de gladde bronchiale spier samen en er vormt zich overvloedig veel slijm. Hierdoor raken de kleine luchtwegen, de bronchiolen, verstopt en de ademhaling verloopt problematisch. De verantwoordelijke allergenen zijn kleiner dan 10 μm (McClusky, 2002). De studies van Norback et al. van 1999 en Black et al. van 2000 tonen een verhoogde prevalentie van sensibilisatie aan bij bewoners van vochtige woningen en bij mensen met astma. Ook kinderen zijn vatbaarder voor allergenen in vochtige woningen dan volwassenen. Naast het inademen van sporen kan dood schimmelmateriaal een mogelijke oorzaak zijn van sensibilisatie, maar duidelijke gegevens ontbreken hierover. Tabel 4 in bijlage A geeft een overzicht van de belangrijkste, geïsoleerde allergenen uit schimmels. Het lijkt dus mogelijk dat schimmelallergenen in het binnenmilieu tot ongewenste gezondheidseffecten kunnen leiden. Het is echter onduidelijk welk risico allergenen vormen voor gezondheid omdat ze moeilijk meetbaar zijn. Het is evenmin duidelijk bij welke concentraties sensibilisatie kan optreden. Op basis van de huidige literatuur kan dan ook VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 23 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING geen advieswaarde worden afgeleid voor schimmelallergenen in het binnenmilieu (van Veen et al., 2001; Dusseldorp et al., 2004). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 24 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING 3.3.3 Glucanen De celwand van schimmels bestaat uit een plasmamembraam, glucanen en celwandproteinen. Figuur 6 in bijlage A toont de samenstelling van een schimmelcelwand. Schimmels bestaan uit cellen die omgeven zijn door een plasmamembraam. Naast een plasmamembraam bezitten schimmels nog een celwand die de membraam omsluit. Deze celwand bestaat uit geglycosyleerde eiwitten en uit een vlechtwerk van polysachariden. Deze zorgen samen voor de mechanische stabiliteit van de cel en bieden bescherming tegen invloeden uit de omgeving. Eén van de polysachariden die een belangrijke component vormt voor vele schimmels is β(1,3)-glucaan (Mueller et al., 2000; Farkas, 1976). β(1,3)–glucanen activeren longmacrofagen en versterken mogelijk de reactie op endotoxinen (celwandbestanddelen van Gram-negatieve bacteriën). De fagocyterende reactie van de longmacrofagen op de vreemde partikels is hevig en resulteert in ontsteking van de slijmvliezen (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003). De reactiemechanismen van alveolaire macrofagen (d.w.z. longmacrofagen) en de immuumrespons op glucanen zijn momenteel nog onduidelijk (Bruce et al., 2002). Naast de ontstekingsreacties mogen misschien ook de irriterende en toxische effecten van glucanen niet onderschat worden. Zo kunnen deze polysachariden betrokken zijn bij het ontstaan van symptomen van ‘Sick Building Syndrome’ (Williams, 1997). Dit syndroom omvat uiteenlopende biologische effecten als chronische ademhalingsproblemen en oververmoeidheid in geval van langdurige blootstelling (Thorn et al., 1998). Een Zweeds en een Zwitsers onderzoek (voor meer informatie zie Rylander et al., 1992; Rylander, 1994) hebben volgens Dusseldorp et al. (2004) aangetoond dat in gebouwen met schimmelproblemen hogere concentraties ß(1,3)-glucanen worden gemeten (ongeveer 10 tot 100 keer hoger) dan in huizen en kantoorgebouwen zonder vocht-/schimmelproblemen (Dusseldorp et al., 2004). Enkele kleine Zweedse studies suggereren een verband tussen de luchtgedragen ß(1,3)glucanenconcentratie en symptomen zoals hoesten en keel- en oogirritaties. Tevens werden in één van deze studies een positieve associatie met aangeboren overgevoeligheidsreacties (atopie) en verlaagde longfunctie aangetoond. Enkele experimentele blootstellingsstudies bij vrijwilligers in Zweden bevestigen dit beeld maar de effecten die gemeten zijn, waren relatief mild (Dusseldorp et al., 2004; voor meer informatie: zie Rylander et al., 1992; Rylander, 1997a, 1997b, 1999). Een wat grotere studie in Nederland onder 159 kinderen liet een positief verband zien tussen glucanen gemeten in huisstof en piekflow-variabiliteit (een maat voor de ernst van astma) in kinderen met luchtwegklachten (Dusseldorp et al., 2004). Momenteel zijn er echter te weinig epidemiologische veldstudies uitgevoerd waarin de rol van glucanen is bestudeerd (Dusseldorp et al., 2004). Data van dierexperimenten lijken er verder op te wijzen dat glucanen de effecten van endotoxinen van bacteriën op de luchtwegen (luchtwegontstekingen) versterken bij gecombineerde en langdurige blootstelling. Ofschoon op basis van in vitro studies een causale rol van ß(1,3)-glucanen in de ontwikkeling van luchtwegsymptomen biologisch plausibel is, is op het moment de epidemiologische bewijsvoering nog onvoldoende (Dusseldorp et al., 2004). Tabel 5 in Bijlage A toont de gezondheidseffecten door blootstelling aan β(1-3)– glucanen. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 25 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Om aanbevelingen te doen naar maximum toelaatbare grenzen dienen eerst de monstername- en analysemethoden gestandaardiseerd te worden. Er wordt geen advieswaarde gesteld, mede door de onzekerheden die bestaan ten aanzien van de rol van glucanen in gezondheidseffecten (Dusseldorp et al., 2004). 3.3.4 MVOS (microbiële vluchtige organische stoffen) Onderzoek wijst uit dat schimmels uiteenlopende microbiële vluchtige organische stoffen (MVOS) produceren. De typische schimmelgeur in vochtige gebouwen getuigt hiervan. MVOS staat voor een onduidelijk gedefinieerde groep van organische verbindingen die voornamelijk in gedrag bij de bemonstering en chemische analyse met elkaar overeenkomen. De verschillen in fysische en chemische eigenschappen kunnen leiden tot verschillen in de effecten op mensen. Vluchtige organische verbindingen kunnen ook optreden door indirecte metabolische effecten. Een bekend voorbeeld is de fungale degradatie van ‘urea-formaldehyde isolatieschuim’. Kolonisatie van schimmels op dit materiaal resulteert in de scheiding van urea uit de polymeer. Dit is waarschijnlijk bedoeld als koolstof- of stikstofbron voor de schimmel. Gedurende dit proces ontstaat de vluchtige organische verbinding formaldehyde wat de kwaliteit van de binnenlucht nadelig beïnvloedt (Scott, 2001). Talrijke organische stoffen, waaronder ethylhexanol (bekend om zijn irriterende eigenschappen) werden gedetecteerd in zuivere culturen met Aspergillus versicolor. In concentraties boven de geurdrempel kan MVOS leiden tot een gevoel van onbehagen. Vocht speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van schimmels. Onderzoek heeft aangetoond dat de productie van MVOS afhangt van de relatieve luchtvochtigheid. Aangezien de combinatie vocht en schimmels kan leiden tot gezondheidsproblemen, geldt dit misschien ook voor de combinatie vocht en MVOS. Op basis van de huidige literatuur kan echter (nog) niet worden aangetoond dat de productie van deze verbindingen MVOS ook effectief zou leiden tot irritatie van de ogen, huid, luchtwegen en tot vermoeidheid. De VOSverontreiniging in de binnenlucht kan worden toegeschreven aan uiteenlopende bronnen. Over het algemeen is de concentratie van deze bestanddelen in de lucht laag. Niettemin zou langdurige blootstelling de gezondheid kunnen schaden (Institute of Medicine (U.S.), 2000; Dusseldorp et al., 2004; Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003). Op basis van de huidige literatuur kan geen advieswaarde voor MVOS in het binnenmilieu worden afgeleid (Dusseldorp et al., 2004). 3.3.5 Mycotoxinen Mycotoxinen zijn secundaire metabolieten die worden geproduceerd door talrijke schimmels. De metabolieten zijn laagmoleculaire verbindingen (200 - 10.000 dalton) met voor mens en dier zeer toxische eigenschappen. Deze verbindingen zijn gelokaliseerd in de celwand van de hyfen maar vooral geconcentreerd in de sporen. De meest bekende mycotoxinen zijn penicilline, aflatoxine en trychoteceen. Mycotoxinen zijn niet essentieel voor het primair in stand houden van de schimmel. Het vergaren van energie of het bouwen van structurele componenten zijn dit bijvoorbeeld wel. De mycotoxinen verschaffen de schimmel een competitief voordeel in de strijd met andere VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 26 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING schimmelsoorten en bacteriën. Als voorbeeld halen we aan dat bij het koloniseren van een geschikte ecologische niche, mycotoxinen humane cellen kunnen beschadigen op twee manieren. Ten eerste door het aantasten van cellulaire structuren zoals membramen. Ten tweede door te interfereren met vitale cellulaire processen zoals RNA en DNA synthese. Vele factoren beïnvloeden de toxineproductie. Tot de bekendste behoren de temperatuur, de luchtvochtigheid, de aanwezigheid van damp, de dag/seizoenscycli en de soort/stam van de schimmel. Verder beïnvloeden ook de groeisnelheid van de schimmel en het type substraat de toxinesynthese. Vermeldenswaard is dat de omstandigheden, noodzakelijk voor mycotoxineproductie, vaak geheel verschillen van deze welke nodig zijn voor de groei. Dit is logisch omdat mycotoxineproductie niet noodzakelijk een resultaat is van schimmelgroei (Ammann, s.d.). Mycotoxinen in het binnenmilieu, met name trychotecenen, ontvingen recentelijk veel aandacht in de Amerikaanse media (Etzel, 2002). Trychotecenen zijn zeer toxische mycotoxinen geproduceerd door Stachybotrys. Zij worden in verband gebracht met een uitbraak van acute, levensbedreigende longbloedingen in baby’s (‘acute pulmonary hemorrhage’) (Montana et al., 1997). Hoewel negatieve effecten van Stachybotrysmycotoxinen op de gezondheid worden vermoed, is de bewijskracht op dit moment nog onvoldoende (Miller et al., 2003). De mycotoxinen patuline en penicilinezuren worden door enkele Penicilliumsoorten geproduceerd en zijn acuut toxisch gebleken voor macrofagen in de longblaasjes (Amitani et al., 1995). Het lijkt dus mogelijk dat inhalatie van grote hoeveelheden toxinebevattende sporen invloed heeft op het ademhalingsstelsel. Mycotoxinen kunnen bij de mens zowel een cytotoxische, als een immunosuppressieve werking hebben. Blootgestelde personen zijn vatbaarder voor infectueuze ziekten en ontvankelijker voor kanker. Omdat het binnenmilieu meestal een mix van schimmels is, kan een algemene test op cytotoxinogeniteit onmogelijk het risico vaststellen (Ammann, s.d.). Alhoewel de gevaren van vele mycotoxinen zijn beschreven, blijven de concrete risico’s die schimmels in vochtige woningen vormen onduidelijk (Miller et al., 2003). Bijlage A tabel 6 geeft een overzicht van belangrijke mycotoxinen geproduceerd door schimmels in woningen. De huidige literatuur biedt onvoldoende houvast om aan te nemen dat mycotoxinen een belangrijke risicofactor vormen voor de volksgezondheid. Hierdoor bestaat er in Nederland dan ook geen advieswaarde voor mycotoxinen in het binnenmilieu (Dusseldorp et al., 2004). 3.4 Schimmels als ziekteveroorzakers 3.4.1 Inleiding Schimmels komen voor in de natuur in enorme verscheidenheid. Slechts een duizendtal werd tot nu toe beschreven. De schimmelflora, voorkomend in het binnenmilieu, is niet gelijkaardig aan deze die buiten voorkomt. Van de schimmels in woningen zijn ongeveer 120 soorten bekend. Opmerkelijk is dat deze haast allemaal op levensmiddelen voorkomen (Kung’u, 2005). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 27 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Tabel 7 in bijlage A toont een samenvattend overzicht van schimmels die in het binnenmilieu voorkomen. Dit rapport beperkt zich tot die genera die een prominente rol spelen in het binnenmilieu, zoals blijkt uit de literatuur. In België startte men midden 2000 met het onderzoek naar de belangrijkste schimmels die: 1e verantwoordelijk zijn voor gezondheidsklachten en 2e verbonden zijn met woonomstandigheden. Uit de resultaten blijkt dat in 90% van de woningen drie schimmelgeslachten de boventoon voeren, dit zijn Aspergillus, Penicilium en Cladosporium (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003). Ook uit een eerder uitgevoerde studie in noordoost Nederland blijken deze drie de meest voorkomende genera te zijn (Beaumont et al., 1984). De fungi kunnen ingedeeld worden volgens voortplanting en/of genetische achtergrond. Brengt men enkel de voortplanting in rekening, dan behoren voornoemde schimmels tot de klasse van de Deuteromyceten (“imperfecte fungi” genoemd omdat er geen geslachtelijke voortplanting bekend is). Wordt het genetisch profiel in aanmerking genomen, dan behoren de drie schimmelsoorten tot de klasse van de Ascomyceten. In de volgende paragrafen volgt een algemene beschrijving van de drie meest schadelijke schimmels binnenshuis. Verder komt ook een paragraaf met overige schadelijke schimmels aan bod. Daarnaast zal ingegaan worden op de gezondheidseffecten van de schimmels. Als inleiding beschrijft paragraaf 3.4.2 de manieren waarop schimmels ziekten kunnen veroorzaken. Een uitgebreide en specialistische beschrijving omtrent identificatie en detectie van schimmels kan teruggevonden worden in “MICROORGANISMS IN HOME AND INDOOR WORK ENVIRONMENTS “ van Flannigan B. et al. (2002). 3.4.2 Zes manieren waarop schimmels ziekten kunnen veroorzaken Schimmels kunnen ziekten veroorzaken of verergeren: • doordat de schimmelproducten (sporen) en -fragmenten (hyfen) aanleiding geven tot een allergische reactie van het type I; • door een allergische reactie van het type III; • doordat microbiële vluchtige organische verbindingen de slijmvliezen irriteren, analoog aan tabaksrook, gas emissies en ozon; • door de productie van mycotoxinen; • doordat ongewenste, toxische effecten van bacteriële endotoxinen versterkt worden door glucanen, afbraakprodukten van fungi (lees paragraaf 3.3.3) (McClusky, 2002); • door schimmelinfecties (mycosen). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 28 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Tabel 8 in bijlage A geeft verdere toelichting bij de manieren waarop schimmels ziekten kunnen veroorzaken. In de volgende paragrafen worden de 3 belangrijkste schimmels in woningen besproken. 3.5 Aspergillus Figuur 7 in bijlage A toont Aspergillus in een petrischaal, op een muur en op een brood. Daarnaast geeft tabel 9 in bijlage A een overzicht van potentiële ziekten die de mens kan oplopen door Aspergillus. 3.5.1 Taxonomische classificatie Rijk : Fungi Stam : Ascomycota Klasse : Eurotiaceae Orde : Eurotiales Familie : Trichocomaceae Geslacht : Aspergillus (Doctor Fungus Corporation, 2006) 3.5.2 Beschrijving, schadelijke componenten en gezondheidseffecten van Aspergillus Aspergillus species zijn wereldwijd voorkomende saprofyten. Het geslacht Aspergillus bevat ongeveer 200 soorten (Lat. aspergillum = wijwaterkwast). De schimmelkolonies kunnen sterk in kleur variëren. De gele, grijze, bruine en/of andere kleuren zijn dan ook belangrijke details bij het identificeren van de juiste soort. Naast deze kleurparameter zijn ook de microscopische kenmerken van de conidiën, de fialiden, de vesikel en de conidioforen bepalend bij het determineren van de soort. De belangrijkste wijze van voortplanting van de schimmel is ongeslachtelijk en geschiedt door middel van sporen (conidiën), die gevormd worden op conidioforen (Samson et al., 2004). De sporen van Aspergillus en Penicillium zijn klein en moeilijk te determineren. Praktische laboratoriumrichtlijnen voor identificatie zijn gebaseerd op morfologie en karakteristieken van afzonderlijke kolonies (Flannigan et al., 2002). Schimmelsporen van Aspergillus komen in hoge concentraties voor in vochtige ruimten en in sommige gedroogde voedingsmiddelen. Talrijke soorten kunnen in een natte woonomgeving aangetroffen worden, waaronder A. fumigatus, A. versicolor en A. niger (New York City Department of Health & Mental Hygiene, 2006; Brussels Instituut Voor Milieubeheer, 2002; Manuel et al., 1998). Tabel 10 in bijlage A toont de voorkeur van Aspergillussoorten voor een aantal plaatsen in het binnenmilieu. Verschillende Aspergillussoorten kunnen ziekten veroorzaken. De belangrijkste soorten, tenminste wat gezondheidseffecten betreft, zijn A. clavutus, A. flavus, A. fumigatus, A. niger, en A. versicolor . Deze schimmels zijn zowel toxisch als pathogeen en vereisen onmiddellijke actie wanneer zij voorkomen in een bewoond binnenmilieu (Kung’u, 2005). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 29 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Mycotoxinen Alle Aspergillussoorten produceren toxische verbindingen. De bekendste daarvan zijn de carcinogene aflatoxinen, geproduceerd door o.a. stammen van A. flavus. Een tweede groep van toxische stoffen tast de neuronen van het bewegingsapparaat aan en veroorzaken een onwillekeurige contractie van spieren. Deze toxische metabolieten worden door A. fugimatus uitgescheiden. Tot de derde groep behoren oxaalzuurverbindingen met een carcinogene werking. Voorbeelden van schimmels die carcinogene stoffen produceren zijn de stammen van A. niger, A. versicolor en A. flavus (McClusky, 2002; Toxic Black Mold Information Center, 2002). Herhaalde of hoge blootstellingen aan luchtgedragen mycotoxinen veroorzaken irritatie van slijmvliezen in ogen, neus en keel. Dit geldt trouwens niet alleen voor Aspergillus maar ook voor die van Penicillium en Cladosporium. Wanneer kleine sporen van deze schimmels worden ingeademd, kunnen zij de alveoli van de longen (d.z.w. longblaasjes) bereiken en daar een ontstekingsreactie induceren (toxische pneumonitis). Deze longontsteking veroorzaakt koorts, griepachtige symptomen en (erge) vermoeidheid. In het Engels spreekt men van ’the organic toxic dust syndrome’ (Dooley, 2006; McNeel et al, 1996). Andere symptomen die toegeschreven worden aan mycotoxinen zijn hoofdpijn, duizeligheid, dermatitis (huidontsteking), diarree en verminderde immuniteit (Toxic Black Information Center, 2002). Infecties A. fumigatus is een pathogeen dat een uiterst kwaadaardige schimmelinfectie van de luchtwegen kan veroorzaken (aspergillose). Het ziektebeeld is uiterst gevarieerd en complex (Kung’u, 2006). Mensen met een gezond afweersysteem worden in het algemeen niet ziek door A.fumigatus. Personen met een verminderde afweer kunnen echter zeer ernstige gevolgen ondervinden. In de meeste gevallen is A. fumigatus het veroorzakende microorganisme van aspergillose maar ook andere soorten zoals A. niger en A. flavus kunnen infecties veroorzaken (Kung’u, 2005). Allergische reacties Veel soorten van Aspergillus produceren makkelijk te inhaleren droge, hydrofobische sporen. Deze sporen hebben kleine afmetingen. Ongeveer 70 % van de sporen van A. fumigatus hebben het vermogen om in de luchtpijp en bronchiën te penetreren, bovendien bereikt 1% de alveoli. De schimmels A. fugimatus, A. niger en A. versicoler kunnen type I reacties veroorzaken, zoals allergische rinitis, conjunctivis en allergische sinusitus (allergische reactie op sporen in sinusholten). Hierna kunnen de sinussen ontsteken of zich met slijm vullen. Tot de symptomen behoren koorts, pijn in het aangezicht en hevige hoestbuien. Een andere allergische type I reactie is ‘bronchopulmonaire aspergillose’, een ziekte die voorkomt bij astmatici. Hierbij raken de luchtpijp en bronchiën geïnfecteerd. De symptomen lijken erg op die van astma waarbij patiënten piepend ademhalen en hoesten. A. clavutus veroorzaakt soms ‘malt worker’s lung’ (type III reactie), een ontsteking van de alveoli. ‘Malt worker’s lung’ is een vorm van ‘hypersensitivity pneumonitis’ en is een verzamelnaam voor een groep van respiratoire ziekten die gepaard gaan met ontsteking van de longen. Symptomen zijn terugkerende perioden van koorts, koude rillingen, droge hoest en kortademigheid (Kung’u, 2006; Vilar, 2006; Gallup, 2006). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 30 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING 3.6 Penicillium Figuur 8 in bijlage A toont ten eerste Penicillium in een petrischaal, ten tweede Penicillium op een plafond en op fruit en ten slotte toont de figuur een microscopische opname de groeiende Penicilliumhyfen en sporencapsules. 3.6.1 Taxonomische classificatie Rijk : Fungi Stam : Ascomycota Klasse : Eurotiaceae Orde : Eurotiales Familie : Trichomaceae Geslacht : Penicillium (Doctor Fungus Corporation, 2006). 3.6.2 Beschrijving, schadelijke componenten en gezondheidseffecten van Penicillium Penicillium spp. (v. Lat. penicillus = penseel) zijn wijd verspreid en komen voor van de polen tot de evenaar. Deze schimmels zijn veel voorkomende luchtverontreinigers, zowel in woningen als buitenshuis. Talrijke soorten kunnen aangetroffen worden in de natte woonomgeving; sommige schimmels komen zeer vaak voor, P. chrysogenum is hiervan de voornaamste (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003). P. aurantiogriseum, P. brevicompactum, P. spinulosum, kunnen soms in grote mate voorkomen op muren van kamers, woonkamers en keukens. Muurverf en behangpapier worden snel overwoekerd (Nolard, s.d.). Ook tapijt- en huisstof kunnen belangrijke schimmelreservoirs zijn (Engelhart et al., 2002). De laagste wateractiviteit (aw) waarbij schimmels nog groeien is 0,7 , hetgeen overeenkomt met een relatieve luchtvochtigheid van 70%. Enkele soorten, zoals P. brevicompactum, kunnen onder deze omstandigheden groeien (Grant et al., 1989). De kolonies hebben meestal een grijs- tot blauwgroene kleur. Ze produceren, net als het genus Aspergillus, lange ketens ‘droge’ conidiën. De sporen laten makkelijk los en worden door de luchtstroom verspreid (Flannigan et al, 2002). Tabel 11 in bijlage A geeft een overzicht van potentiële ziekten die de mens kan oplopen door Penicillium. Schimmelsoorten (binnen het geslacht P.) met de meest schadelijke gezondheidseffecten zijn : P. chrysogenum, P. citrinum, , P. expansum, P. janthinellum, P. marneffei, P. purpurogenum, P. spinulosum en P. verrucosum (Vilar, 2006). Mycotoxinen Bij de mens worden een aantal aandoeningen aan mycotoxinen toegeschreven. Het bewijs hiervoor kan echter niet steeds onomstotelijk geleverd worden. Het achterhalen van de invloed van Penicillium op de humane gezondheid vergt nog veel onderzoek (McNeel et al.,1996; Robbins et al.,2000). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 31 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Infecties Een van de belangrijkste infectueuze schimmelsoorten is P. marneffei. Een kwetsbare groep zijn AIDS-patienten. Deze patiënten lijden vaak aan secundaire schimmelinfecties die niet zouden voorkomen bij individuen met een gezonde immuniteit. Een voorbeeld van zo’n infectie is ‘penicilliosis marneffei’. Infectie met P. marneffei in Aids-patienten gebeurt via inhalatie van sporen en resulteert in eerste instantie in een longsteking. Na de eerste infectie verspreidt de opportunistische schimmel zich naar andere delen van het lichaam (lymfe, lever, milt en beenderen). Een indicatie van deze infectie is de verschijning van ‘papules’ (huiduitslag zonder pus) op gezicht en nek (Vilar, 2006). Andere infecties, in verband te brengen met Penicillium zijn: keratitis (oogontsteking), endocarditis (hartvliesontsteking), peritonitis (buikvliesontsteking), hepatitis (leverontsteking), oorinfecties en ontsteking aan de urinebuis (Patterson et al, 2006). Allergische reacties Sommige Peniciliumsoorten kunnen allergische reacties veroorzaken bij sensitieve personen. De betrokken allergenen veroorzaken type I (uitlokken van astma-aanval bij astmapatiënten) en type III reacties (hypersensitieve pneumonitis) (Gallup, 2006). Bij astmapatiënten zijn diagnostiek, huidtests, dosering van specifieke IgE's en positieve provocatietests beschreven. In verband met de woonomgeving werden reeds enkele gevallen van alveolitis (ontstekking van de alveoli) met precipitines waargenomen. De betrokkenheid van de verschillende Penicilliumsoorten bij ademhalingsallergieën is echter moeilijk in te schatten. Huidtesten, vaak beperkt tot 4 soorten, laten niet toe het allergene karakter van de diverse soorten van de groep te bestuderen (Brussels Instituut voor Milieubeheer, 2002). Het grootste gedeelte van de aandoeningen, veroorzaakt door Penicillium, wordt meestal bestudeerd in dierexperimenten. 3.7 Cladosporium Figuur 9 in bijlage A toont Cladosporium in een petrischaal (laboconditie) en een door Cladosporium aangetaste woning. 3.7.1 Taxonomische classificatie Rijk : Fungi Stam : Ascomycota Geslacht : Cladosporium (Doctor Fungus Corporation, 2006) 3.7.2 Beschrijving , schadelijke componenten en gezondheidseffecten van Cladosporium Het geslacht Cladosporium spp. omvat ongeveer 30 soorten. De voornaamste soorten in Europa zijn C. cladosporioides C. herbarum en C. sphaerospemum. Dit zijn saprofietaire schimmels die donkere olijfgroene tot zwarte vlekken geven op papier en vochtig pleisterwerk. Schimmelsporen en deeltjes kunnen zich bovendien ontwikkelen in matrassen en zichtbaar worden op het contactoppervlak van matras en lattenbodem. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 32 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING In de loop van de tijd is duidelijk geworden dat de optimale groeitemperatuur van C. 24°C is. Dit weerhoudt de schimmel echter niet om tevens in koelkasten te groeien. De donkere kolonies zijn dan ook het zichtbare resultaat van deze verontreiniging. Het genus C. kent een duidelijk seizoensgebonden periodiciteit. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de beschikbaarheid van een geschikt substraat, de juiste temperatuur en een voldoende hoog vochtgehalte. In het voorjaar zijn de sporenconcentraties van de 3 genoemde soorten laag en vergelijkbaar. Naarmate het jaar vordert neemt de concentratie van C. herbarum toe. In augustus is meer dan 90% van de totale hoeveelheid sporen afkomstig van C. herbarum. In de winter daalt de totale kwantiteit van alle C. spp. in de buitenlucht. Het aantal sporen van C. sphaerospermum daarentegen blijft in het binnenmilieu het hele jaar hoog (in vergelijking met het aantal sporen in de buitenlucht) (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003; Brussels Instituut voor Milieubeheer, 2002; Beaumont et al.,1985; Gill et al., 1982). In vochtige woningen is het genus C., althans wat betreft aanwezigheid, de belangrijkste schimmel (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003). Een Schotse studie Hunter et al.,1988) toont een positieve relatie aan tussen de Cladosporiumconcentratie in woningen en het stofzuigen van tapijten. Dit valt te verklaren als volgt: tijdens het stofzuigen worden schimmeldeeltjes opgezogen en vervolgens in de binnenlucht verspreid. Tabel 12 in bijlage A vermeldt de voorkeur van de afzonderlijke Cladosporiumsoorten voor een aantal plaatsen in het binnenmilieu. Naast de esthetische schade die schimmels aan woningen toebrengen, kunnen ze sporen in de atmosfeer verspreiden en gezondheidsproblemen veroorzaken. Hieronder volgt een opsomming. Mycotoxinen De meest schadelijke soorten van het genus Cladosporium zijn: C. cladosporioides, C. herbarum, C. macrocarpum en C. sphaerospermum (Kung’u, 2005). In optimale omstandigheden produceren deze schimmels de toxine ‘Epicladosporic acid’, welk een immunosuppressieve werking heeft (Tracy, 2006). Infecties Cladosporiumsoorten kunnen huidontstekingen, sinusitis, longinfectie, keratitis (hoornvliesontsteking) en onychomycosis (nagelinfectie) veroorzaken (Patterson et al., 2006). Allergische reacties Onderzoek wijst uit dat personen die gevoelig zijn voor Cladosporium enkel reageren op hoge sporenconcentraties (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003; Gioulekas et al., 2004). Verder toont wetenschappelijke literatuur aan dat het allergeniserend vermogen van deze soort sterker is bij atopische kinderen, dan bij atopische volwassenen (Kauffman et al., 1995; Woods, 2002). Een allergie voor Cladosporium uit zich vooral in eczeem en ook in niet-seizoensgebonden rinitis, bronchiale astma en luchtweginfecties (Tariq et al., 1996). C. herbarum veroorzaakt zowel type I als type III reacties (Gallup, 2006; Kung’u, 2006). Een uitvoerige Europese studie toont tevens een associatie aan tussen schimmelsensitisatie en de ernst van de klachten van astmatici (Zureik et al., 2002). De beschikbare literatuur terzake bevat echter talloze onzekerheden en contradicties. Hierdoor krijgen geschreven documenten, waarvan de wetenschappelijke grondslag niet VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 33 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING steeds even expliciet is, vrij spel. Dit alles blijft het nagaan van de relatie tussen de blootstelling aan schimmels en gezondheidseffecten, bemoeilijken. 3.8 3.8.1 Overige schadelijke schimmels en een gist Inleiding Op advies van twee deskundige mycologen, Kees Snepvangers (Athene Noctua binnenmilieu-advies) en Amber Thys (Janssen Pharmaceutica), behandelt dit verslag beknopt nog twee schimmelgenera en één gistsoort, te weten: Stachbotrys, Alternaria en Candida albicans. Volgens Amber Thys is Stachybotrys niet zeldzaam en gevaarlijk. Altarnaria en Candida komen volgens Kees Snepvangers in huizen frequent voor en kunnen in een ongezond binnenmilieu hoge concentraties bereiken. Bij gevoelige individuen kan dit tot negatieve gezondheidseffecten leiden. 3.8.2 Stachybotrys Stachybotrys, ook wel ‘zwarte schimmel’ genoemd, is een schimmel die het meest voorkomt op vochtige muren. Dit genus bevat meerdere soorten, waarbij Stachybotrys chartarum de voornaamste soort is. Stachybotrys produceert ‘trichotheceen-mycotoxinen’, gekend onder de term satratoxinen. Bij stijging van de kamertemperatuur verdroogt de schimmel tot stof en kan zo gemakkelijk worden ingeademd. Inademing van de schimmel kan vervolgens het ‘sick building syndrome’ veroorzaken. Enkele van de symptomen van het ‘sick building syndrome’ zijn vermoeidheid, spierpijn, hoofdpijn en huidproblemen (Kuhn et al., 2003; Doctor Fungus Corporation, 2006). De oorsprong van deze pathologieën is complex, aangezien talrijke omgevingsparameters dezelfde schade kunnen berokkenen aan de gezondheid. Sinds 1993 worden satratoxinen in verband gebracht met dodelijke longbloedingen van 16 kinderen in Cleveland (USA). Diverse studies, waaronder die van Burnett et al. uit 1992, tonen aan dat Stachybotrys ook in Europa en meer bepaald in België voorkomt (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003). De beschikbare literatuur hieromtrent bevat vele tegenstrijdigheden. Hierdoor krijgen geschreven documenten, waarvan de wetenschappelijke grondslag niet steeds even expliciet is, vrij spel. Dit alles blijft het nagaan van de relatie tussen de blootstelling aan schimmels en gezondheidseffecten bemoeilijken. 3.8.3 Alternaria Het genus Alternaria omvat momenteel een 50-tal soorten waarvan Alternaria alternata schadelijke gevolgen kan hebben. Indien men uitsluitend infecties door schimmels bij de mens onderzoekt, is deze soort één van de belangrijkste infectieveroorzakers. De kolonies zijn eerst grijswit om vrij snel te verkleuren tot fluweelachtig groenzwart of olijfbruin. Sporen van deze schimmel kunnen in hoge concentraties voorkomen, zowel in binnen- als buitenlucht. Dergelijke schimmelsporen kunnen verantwoordelijk zijn voor allergieën. De klachten kunnen variëren tussen niezen, een loopneus, tranende ogen en astmatische aandoeningen. Ervaringen uit het verleden hebben duidelijk gemaakt dat blootstelling ook kan resulteren in allergische dermatitis (huideczeem) (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003; Doctor Fungus Corporation, 2006). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 34 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING 3.8.4 Candida albicans Candida albicans is een gistcel die van nature in het menselijke lichaam voorkomt. Zolang de fungus onder controle van het afweersysteem staat is er niets aan de hand. Maar als gevolg van veranderingen in het binnenmilieu kan ‘candidiasis’ ontstaan. Men spreekt van candidiasis wanneer de schimmels in het lichaam de overhand krijgen op de bacteriën en zo het biologisch evenwicht verstoren. Als gevolg hiervan beginnen de problemen: het afweersysteem wordt aangetast en ziekteverwekkers van allerlei aard kunnen hun gang gaan. Dit uit zich in een grote variëteit van klachten (Doctor Fungus, 2006; Snepvangers, 2006; Twynstra, 2005). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 35 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING 4 Adviesverslag voor GGD Rotterdam 4.1 Vocht in de woningen In Nederland heeft bijna 20% van de woningen te kampen met vochtproblemen. Deze kunnen zich onder andere uiten in zichtbare vochtplekken, schimmelgroei en een muffe lucht in de woning. Naast een vermindering van het woongenot kan vocht indirect gezondheidsklachten veroorzaken bij personen die overgevoelig zijn voor huisstofmijt en/of schimmels. In ons adviesverslag bakenen we de gezondheidsproblemen af naar gezondheidsproblemen die veroorzaakt worden door schimmels in het binnenmilieu. (Steevens, 2005 en Handboek Binnenmilieu GGD, 1990). Verschillende factoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van vochtproblemen. In hoofdlijn kunnen twee groepen worden onderscheiden: bouwtechnische aspecten en bewonersgedrag. (Steevens, 2005 en Handboek Binnenmilieu GGD, 1990) De belangrijkste (bouw)technische oorzaken van vochtproblemen in woningen komen hier nu kort aan bod. Bouwtechnische aspecten • Bouwvocht. Tijdens de traditionele bouw van een woning wordt vrij veel water gebruikt in bindmiddelen, beton, cement, stucwerk en dergelijke. Na het gereedkomen van de woning is dus veel water aanwezig (Handboek Binnenmilieu GGD, 1990). • Optrekkend vocht. Grondwater kan door capillaire krachten in de muren naar boven worden gezogen. Het gaat dan om dragende muren waarvan de fundering in het grondwater staat. Het opgezogen water kan daarna alleen door verdamping de muren weer verlaten (Handboek Binnenmilieu GGD, 1990). • Vochtige kruipruimte. Een vochtige kruipruimte kan een belangrijke bron van waterdamp zijn voor de bovenliggende woning. Door openingen in de vloer kan vochtige lucht vanuit de kruipruimte naar de woonvertrekken opstijgen. Houten vloeren vertonen naden en kieren en zijn dus niet dampdicht, maar ook steenachtige vloeren zijn niet dampdicht (Handboek Binnenmilieu GGD, 1990). • Oppervlaktecondensatie. Oppervlaktecondensatie is een veel voorkomende oorzaak van vochtproblemen. Lucht kan een bepaalde hoeveelheid waterdamp bevatten. Wanneer de temperatuur hoger is, kan de lucht meer waterdamp bevatten. Wanneer lucht afkoelt, zal bij een bepaalde temperatuur condensatie optreden (Handboek Binnenmilieu GGD, 1990). • Gebrekkige ventilatievoorzieningen. Vochtproblemen kunnen ontstaan door een te gering aantal of niet juist te gebruiken ventilatievoorzieningen (Handboek Binnenmilieu GGD, 1990). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 36 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING In het kort hebben we de bouwtechnische oorzaken genoemd van de vochtproblemen. In hoeverre speelt het bewonersgedrag mee bij het veroorzaken van vochtproblemen? Bewonersgedrag Naast bouwtechnische aspecten is uiteraard ook het gedrag van de bewoners van invloed op de vochthuishouding binnenshuis. In de woning vinden allerlei vochtproducerende activiteiten plaats zoals koken, afwassen, was drogen, baden, douchen en het gebruik van (gas)verbrandingsproducten. Daarnaast wordt vocht geproduceerd door de aanwezigheid van mensen, planten en dieren. Het geproduceerde vocht moet afgevoerd worden. Het gedrag van bewoners is zowel bepalend voor de hoeveelheid vocht die geproduceerd wordt in een woning als voor de snelheid en de efficiëntie waarmee het vocht wordt afgevoerd. Het bewonersgedrag speelt dus hierbij een belangrijke rol. (Huybregts, 1986) Ventilatie speelt een centrale rol bij de beheersing van de hoeveelheid vocht binnenshuis. Ventilatie is het proces waarbij “verse” lucht van buiten naar binnen wordt toegevoerd en “gebruikte” lucht van binnen naar buiten wordt afgevoerd. Er zijn vier verschillende ventilatiesystemen. Natuurlijke aan– en afvoer en mechanische afvoer met natuurlijke aanvoer zijn de meest voorkomende. Natuurlijke ventilatie vindt plaats via ramen, deuren, roosters en kieren en is afhankelijk van het weer. Nadeel van dit systeem is dat het niet altijd goed functioneert, terwijl de bewoners dit niet altijd snel in de gaten hebben. Het is belangrijk dat de bewoners hierop geattendeerd worden en dit gegeven zal dan ook meegenomen (moeten) worden in het bewonersprotocol. Naast natuurlijke en mechanische ventilatie is er ook bewuste en onbewuste ventilatie. Bewuste ventilatie is het ventilatiegedrag van bewoners. Bij onbewuste ventilatie is de toe en/of de afvoer van lucht via bijvoorbeeld kieren en naden. Door het steeds meer beperken van de onbewuste ventilatie moeten bewoners veel bewuster gaan ventileren. Het (extra) ventileren kan door bewoners soms als nadeel worden gezien, namelijk: het verbruik van extra energie, de tocht, lawaai en/of stank van buiten. Hierdoor wordt er niet in voldoende mate geventileerd. Ook overdreven kierenjacht (zonder aanpassing van de ventilatie), afsluiten van de woning tegen inbraak en gebrekkige ventilatievoorzieningen kunnen de vochtafvoer belemmeren. (Pasman, 1993) Het is algemeen bekend dat veel vochtproblemen in woningen kunnen leiden tot schimmelvorming. In dit adviesverslag geven wij een oplossing voor bewoners om vochtproblemen te voorkomen. De kans op het ontstaan van vochtproblemen kan verkleind worden met het door ons ontworpen bewonersprotocol. Voor een uitleg wordt verwezen naar paragraaf 4.5. In paragraaf 4.2 zal nu ingegaan worden op vermindering van de vochtproductie. 4.2 Verminderen van de vochtproductie Voordat er gezocht wordt naar de oplossing van een vochtprobleem, is het belangrijk en nodig te trachten de oorzaak ervan te achterhalen. Gaat het om een bouwtechnisch aspect of speelt het bewonersgedrag hierbij een grote rol? Of spelen beide factoren een rol? Bij het verminderen van de vochtproductie moet men beginnen bij de vochtbronnen. Wanneer de bewoners aandacht besteden aan de vochtbronnen, bewuster ventileren en hun woning goed verwarmen, dan kan de relatieve luchtvochtigheid verlaagd worden. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 37 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING De volgende items kunnen invloed hebben op de relatieve luchtvochtigheid: • dagelijks activiteitenpatroon van de bewoners, zoals koken, douchen en drogen van de was; • het aantal mensen, huisdieren en planten in één ruimte; • temperatuur binnenshuis; • verwarming; • bestemming en gebruik van de vertrekken; • aanwezigheid van meubels, gordijnen bij (buiten)muren; • de bruikbaarheid van de ventilatievoorzieningen in de zin van gebruiksvriendelijkheid. Om de relatieve vochtigheid te verlagen, kunnen de bewoners bijvoorbeeld: • de vochtbron(nen) bestrijden; • meer en bewuster ventileren; • het verwarmen van de woning. Deze drie punten zijn de belangrijkste handelingen als het gaat om het verminderen van de relatieve vochtigheid en zullen dan ook bij het bewonersprotocol meegenomen worden. In het bewonersprotocol en het Blad Tips and Tricks worden handelingen vermeld die ervoor kunnen zorgen dat de vochtproductie in een woning beperkt wordt. Een nadeel bij de vochtproductie is dat bewoners in eerste instantie geen controle kunnen hebben. Dat is met name het geval als het om een bouwtechnisch aspect gaat, bijvoorbeeld de aanwezigheid van koudebruggen. Een koude brug in een gebouw is een plaats waar relatief gezien veel warmte verloren gaat, met name bij overgangen van een (geïsoleerde) muur met een vloerconstructie, waarbij de muurisolatie niet overgaat in de vloerisolatie, en aldus een "koudebrug" ontstaat. Ook bij de overgang van de muur naar ramen, deuren en andere kunnen bruggen ontstaan. Koudebruggen veroorzaken plaatselijk een warmteverlies en zorgen voor een temperatuurdaling op het oppervlak, waardoor luchtcondensatie en andere vochtproblemen kunnen optreden. Voordat er gezocht wordt naar de oplossing van een vochtprobleem is het belangrijk te trachten de oorzaak hiervan te achterhalen. Het is in de praktijk gebleken dat het niet eenvoudig is te achterhalen welke van de bronnen de problemen veroorzaakt. Herkenning van problemen waarin lekkage, regendoorslag of optrekkend vocht een rol spelen, is meestal niet moeilijk. Conclusies over oorzaken en de daartegen te treffen maatregelen zijn pas te trekken na controle van de woning. Hierbij zal naar zowel de vochtproblematiek als naar de bouwkundige situatie gekeken worden en naar de manier van ventileren en verwarmen. Vaak wordt het probleem veroorzaakt door een combinatie van verschillende factoren. Onder bouwtechnische aanpassingen valt een scala aan maatregelen: • als de begane grondvloer een te grote luchtdoorlatendheid heeft, moet isolatiemateriaal in de kruipruimte geplaatst worden; • ook kan de onderkant van de begane grondvloer luchtdicht gemaakt worden, waardoor vochtige lucht niet meer kan doordringen in de woning; • bij koudebruggen kan het betreffende constructiedeel aan de buitenkant van de constructie geïsoleerd worden; • er kan eventueel gebruik gemaakt worden van een WTW (warmte-terug-winsysteem) bij een nieuwe woning. Bij huurwoningen is dat niet goed te realiseren vanwege de hoge kosten; • het Schrijver systeem kan soelaas bieden; dit systeem kan de oorzaak van vochtoverlast weg te nemen. Het Schrijver systeem is een vochtregulerend systeem VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 38 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING dat bestaat uit een element van steen en een keramische koker. Zie voor meer informatie www.schrijversysteem.nl. • het aanpassen van de woning naar aanleiding van een EPA (energie Prestatie Advies). Een energie-adviseur onderzoekt energietechnische en bouwkundige gegevens van een woning. Van daaruit kan bepaald worden welke middelen genomen kunnen worden om een woning beter te isoleren en zo de vochttoevoer te verminderen. De bewoner en de verhuurder kunnen samen bepalen welke maatregelen relevant zijn. Daarbij moet gekeken worden naar de hoogte van de kosten. 4.3 Rol van de GGD Rotterdam e.o. en derden De GGD zou een belangrijkere rol moeten spelen bij het onderwerp “Schimmels in de woning”. Het is niet algemeen bekend onder de bevolking dat men bij de GGD Rotterdam e.o. terecht kan met vragen en klachten over het milieu in relatie tot de gezondheid. Dat veel mensen de GGD toch weten te vinden komt door verwijzing van de huisarts en vermoedelijk doordat mensen elkaar informeren over de GGD (Peeters, 2003). Bij het oplossen van vochtproblemen is vaak hulp van derden nodig. Dit is bijvoorbeeld de GGD. De GGD kan iets zeggen over de relatie tussen vochtproblemen en gezondheid. De GGD zal proberen te bereiken dat anderen (de verhuurden en de bewoner) het vochtprobleem oplossen. De GGD doet dit door bemiddeling tussen of aansporing van partijen. De verhuurders doen dit door het verhelpen van een lekkage, gebruik van antischimmelmiddelen, het verwijderen van beschimmelde materialen of het verbeteren van ventilatievoorzieningen. De bewoners ventileren en stoken meer en verwijderen zelf de schimmels. Een juiste combinatie van verschillende acties door de betrokkenen kan effectief zijn. In het protocol komen deze drie betrokkenen daarom voor. Bewoners hebben vaak specifieke verwachtingen van verhuurders. De verhuurder neemt de taak om het probleem op te lossen echter niet altijd op zich, om verschillende redenen. Omdat verhuurders actief dienen te zijn bij het oplossen van vocht- en/of schimmelproblemen is ook deze partij meegenomen bij de bestrijding van schimmels. Bouwtechnische aanpassingen dienen altijd door de verhuurder gerealiseerd te worden. 4.4 Preventie van schimmelvorming 4.4.1 Controle van vochtigheid In voorgaande paragraven is beschreven hoe vochtophoping in woningen kan ontstaan en welke maatregelen hiertegen genomen kunnen worden. In bepaalde situaties kan het gebeuren dat de hoeveelheid vocht zodanig is dat sporen van schimmels zich kunnen ontwikkelen. Hoe ontstaan schimmels en hoe kan schimmelvorming voorkomen worden? Schimmelvorming kan ontstaan wanneer er een binnenmilieu wordt gecreëerd dat gunstig is voor de ontwikkeling van de sporen. Deze kunnen zich dan ontwikkelen tot schimmels met hun herkenbare draden (hyfen) en zwamvlok (mycelium). Er is een samenhang tussen de factoren die schimmelgroei bevorderen en de factoren die schimmelvorming beperken. Zie figuur 4. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 39 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Blok I Bevorderende factoren Vochtophoping Lekkage Weinig luchten Slechte ventilatie Koudebruggen Blok II Verminderende factoren Meer luchten Meer ventileren Meer verwarmen Oppervlakken droog, schoon en stofvrij houden Figuur 4: Samenhang tussen de factoren Alle factoren die in de tekstvakken worden vermeld, kunnen een rol spelen bij schimmelvorming. Wanneer er meer factoren uit blok I aanwezig zijn, dan zal er sneller schimmelvorming plaatsvinden. Wanneer er meer factoren uit blok II een rol spelen, dan zal er weinig tot geen schimmelvorming zijn. Hier wordt weinig tot geen schimmels genoemd omdat er op bepaalde plekken schimmels kunnen gaan groeien ook als de bewoners preventief werken. Het gaat met name om het microklimaat waarin de schimmels kunnen gaan groeien. Eén van de mogelijkheden om te voorkómen dat schimmels in woningen vóórkomen is het ventilatiegedrag. Ventilatie is vanuit gezondheidskundig oogpunt belangrijk, omdat door ventilatie voorkomen kan worden dat hinderlijke en schadelijke stoffen en gassen zich in de binnenlucht ophopen. Naast de kwaliteit van het ventilatiesysteem speelt natuurlijk ook het ventilatiegedrag van de bewoners een belangrijke rol bij de mate van ventilatie. Adan (1997) maakt duidelijk dat betere isolatie en meer ventilatie niet altijd schimmel kunnen voorkomen. Schimmelproblemen treden namelijk ook op in goed geïsoleerde woningen waarvan de kamers een lage gemiddelde relatieve luchtvochtigheid hebben. Ruimten waar schimmel regelmatig voorkomt zijn de badkamer (60%) en de slaapkamer/woonkamer (40%). In slaap- of woonkamers is het vochtverloop gedurende de dag beperkt. Tijdens het gebruik van de ruimtes zal in de slaapkamer (’s nachts) en in de woonkamer (overdag) een wat hogere relatieve luchtvochtigheid zijn dan wanneer de ruimtes niet gebruikt worden door de bewoners. Echter de badkamer heeft een sterke wisseling in de relatieve luchtvochtigheid. Bij douchen zal waterdamp condenseren op het buitenste laagje van plafond, wanden en vloer. Het poreuze laagje van bijvoorbeeld voegen of verf absorbeert de waterdamp en zal langere tijd – ‘time of wetness’ (TOW) – vochtig blijven. Dit microklimaat creëert ideale omstandigheden voor schimmelgroei. Bijvoorbeeld de groei van Penicillium chrysogenum neemt sterk toe als het langer nat is dan droog. Dit is afhankelijk van de schimmelgevoeligheid van de materialen: groeistimulerende en groeiremmende stoffen, vermogen om vocht te absorberen en vast te houden. “Ventilatie zal de gemiddelde condities in de lucht wel beïnvloeden, maar dit proces van bevochtiging nauwelijks. Meer ventilatie zal de lucht gemiddeld droger maken en daardoor droging van het materiaal versnellen, maar de processen in het materiaal blijven in hoofdzaak de droogsnelheid bepalen. De condities van de binnenlucht, en dus ook ventilatie, zijn hierbij ondergeschikt.” (Adan, 1997) Minder ventilatie leidt gewoonlijk tot een hogere gemiddelde luchtvochtigheid waardoor het materiaal langzamer droogt i.e. een hoge TOW. Dit verhoogt de kans op schimmels. Toepassing van minder gevoelige (afwerk)materialen vermindert de mogelijkheid op schimmelgroei. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 40 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING In slaap- of woonkamers met een vrij constant binnenklimaat komt minder schimmelgroei voor als de relatieve vochtigheid onder de 70% ligt. De muren mogen in dit geval niet kouder zijn dan de lucht, want dan zal al snel oppervlaktecondensatie optreden. De relatieve vochtigheid en temperatuur aan buitenmuren en daken zijn van belang voor het microklimaat waarin schimmels groeien. Isolatie voorkomt schimmelgroei. Doordat de binnentemperatuur aan de buitenmuren hoger is wordt de relatieve vochtigheid verlaagd in het microklimaat en daardoor de kans op oppervlaktecondensatie. In een aantal woningen kan het toch te vochtig zijn: “het devies luidt in dat geval wél primair: meer ventileren!” (Adan, 1997). In voorgaande paragraaf is vermeld hoe de vochtproductie in een woning verminderd kan worden. Het betreft dezelfde adviezen als bij de schimmelpreventie. Schimmelvorming is onlosmakelijk verbonden met vochtophoping. Schimmelvorming kan grotendeels bestreden worden door de vochtophoping te verminderen. 4.4.2 Schoonmaken versus desinfecteren Pathogene en potentiëel pathogene microben zoals schimmels zijn er continu. Ze worden in de woning geïntroduceerd via de bewoners (mensen, huisdieren, planten) en via de buitenlucht. Een goede kwaliteit van de binnenlucht dient gehandhaafd te worden door: • goede ventilatie van de gehele woning; • goede schoonmaakprocedures inclusief stofzuigen; • regelmatig schoonmaken van oppervlakken waar schimmelgroei waarschijnlijk is (International Scientific Forum on Home Hygiene: IFH, 2001a). Op deze manier voorkomen de bewoners ophoping van stof en schimmelsporen (IFH, 2001b). Hoge blootstelling aan schimmel in woningen is namelijk geassocieerd met minder regelmatig ventileren of minder regelmatig stofzuigen, aanwezigheid van huisdieren, zichtbare schimmel en oude tapijten (Dharmage et al., 1999). Controle van de vochtigheid is een factor om schimmel te voorkomen. Voor betegelde wanden of voor andere oppervlakken waar vocht zich kan ophopen, adviseert de IFH (2002b) om schoon te maken en om te desinfecteren. Op deze manier kan de bewoner voorkomen dat schimmel gaat groeien. De IFH (2002b) definieert schoonmaken als het fysieke proces om vuil en organisch materiaal van een object of oppervlak te verwijderen. Dit proces hoeft niet noodzakelijkerwijs het niveau van microbiële contaminatie te verminderen. Desinfecteren is het fysieke proces dat zorg draagt voor de verwijdering van vuil en organisch materiaal. Verder zorgt desinfecteren ook voor de vermindering van de microbiële contaminatie tot een niveau dat geen bedreiging meer is voor de gezondheid. Om hygiëne te bewerkstellingen voor oppervlakken is noodzakelijk dat na het reinigen met een (verdund) schoonmaakmiddel het oppervlak rijkelijk wordt afgespoeld met stromend heet water (indien mogelijk). Hierna dient het oppervlak te drogen. Drogen is een belangrijk onderdeel om oppervlakken hygiënisch schoon te houden (IFH, 2002a; Voedsel en Waren Autoriteit: VWA, 1999). Na de verwijdering van organisch materiaal op deze manier kan een desinfectans gebruikt worden. Op deze manier heeft het desinfectans een beter contact met oppervlaktegebonden schimmels. Alhoewel een desinfectans een bepaalde activiteit heeft tegen schimmels, wil dit nog niet zeggen dat het desinfectans werkt als een consument het gebruikt. Alleen regelmatig gebruik op een doelgerichte manier kan resulteren in een significante grotere VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 41 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING reductie in het voorkomen van schimmels dan wanneer alleen een schoonmaakmiddel gebruikt wordt (IFH, 2002a). Het beleid van de Nederlandse regering is er op gericht het gebruik van chemische desinfectantia in huishoudens te beperken (VWA, 1999). Verschillende redenen spelen hierbij een rol. Om micro-organismen te verwijderen is normaal reinigen en drogen voldoende. Micro-organismen kunnen resistent worden, waardoor een hogere dosering noodzakelijk is om de micro-organismen te verwijderen. Verder gebruiken consumenten desinfectantia niet altijd volgens de gebruiksinstructie; dit betreft de dosering, inwerktijd, en de werkwijze. Ten slotte kan het gebruik van desinfectantia effect hebben op de gezondheid van de mens en/of op het milieu. Regelmatig gebruiken consumenten reinigingsmiddelen met chloorbleekmiddelen of zuurstofbleekmiddelen. Het is mogelijk om een product te gebruiken dat schoonmaken en desinfecteren combineert (b.v. reinigingsmiddel met actief chloor). Deze producten optimaliseren de schimmelverwijdering van oppervlakken (IFH, 2002a). Hygiënische reinigingsproducten zijn niet geregistreerd en vallen niet onder de Bestrijdingsmiddelenwet (VWA, 1999). Desinfectantia zijn toegestaan voor keukens en badkamers (VWA, 1999). Voor de reiniging van schimmels binnenshuis zijn twee desinfectantia voor consumentengebruik geregistreerd bij het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB: www.ctb.agro.nl). Deze twee producten (“Bison Schimmelvreter” en “HG Schimmel-, vocht- & weerplekkenreiniger”) zijn verkrijgbaar als gebruiksklare ‘trigger sprays’. 4.4.3 Verwijdering van schimmels In deze paragraaf wordt beschreven welke middelen en handelingen nodig zijn om schimmels (effectief) te verwijderen door desinfectie. Echter, het gebruik van desinfectantia is geen oplossing! Vochtproblemen en de daarmee gerelateerde schimmelproblemen in woningen moeten eerst opgelost worden door de (bouwkundige) oorzaak aan te pakken. Anders is het verwijderen van schimmels meer symptoombestrijding. De bewoner kan schimmel verwijderen door chemische middelen toe te passen bijvoorbeeld bleekwater of soda. Chemische desinfectie van beschimmelde oppervlakken heeft als doel om het aantal levensvatbare fungi (schimmel en sporen) te reduceren. Om schimmels onschadelijk te maken zorgt het desinfectans voor verandering van de schimmelstructuur of hun metabolisme (Thalmann, 2001a). Desinfectantia dienen veilig gebruikt te kunnen worden door de consument (niet-irriterend, niet-corrosief, niet-toxisch) en zo min mogelijk invloed te hebben op het milieu (nietschadelijk voor waterorganismen). Verder dienen desinfectantia materiaal‘vriendelijk’ te zijn, goedkoop te zijn en in dit geval effectief tegen schimmels te zijn. Of het desinfectans effectief is tegen schimmels hangt af van verschillende factoren zoals (British Columbia’s Centre for Disease Control: BCCDC, 2003): • de chemische eigenschappen van de actieve (i.e. werkzame) stof in het desinfectans; • de juiste concentratie van het desinfectans; • de juiste hoeveelheid van het desinfectans; • de inwerktijd van het desinfectans; • de temperatuur, de pH en de interactie met andere stoffen; • de hoeveelheid (zichtbare) schimmels; • de aanwezigheid van organisch materiaal en zeepresten op het materiaal. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 42 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Andere factoren die de effectiviteit beïnvloeden zijn (Kruse et al., 1963; Kruse et al., 1964): • de gevoeligheid van de soort schimmel/schimmelspore; • de aanwezigheid van hulpstoffen zoals oppervlakte-actieve stoffen (‘surfactants’); • het materiaaloppervlak waarop schimmels groeien. In bijlage B van de bijlagenlijst zijn de blootstelling voor de bewoner en de milieueffecten van diverse actieve stoffen beschreven. In de volgende paragraaf is gekeken naar de effectiviteit van deze middelen (schoonmaakmiddelen en desinfectantia) tegen schimmels. 4.4.4 Middelen voor schimmelverwijdering Op diverse websites (zie websites Middelen) worden diverse huishoudelijke middelen aanbevolen om schimmels in de woning te verwijderen. In deze paragraaf is gekeken naar de effectiviteit van deze middelen tegen schimmels. Alcohol (ethanol) 70%-90% Het werkingsmechanisme van ethanol/alcohol bestaat uit denaturatie van eiwitten en de beïnvloeding van de celwandpermeabiliteit van schimmels (Association Internationale de la Savonnerie, de la Détergence et des Produits d’Entretien: AISE, 1997b). Volgens de AISE (1997b) is de activiteit van ethanol tegen schimmels redelijk (±). Thalmann (2001b) noemt ethanol wel als een fungicide. Thalmann (2001a) noemt de volgende voordelen van ethanol: het is stabiel, materiaal vriendelijk en biologisch afbreekbaar. De volgende nadelen zijn genoemd: alcohol is niet actief tegen sporen, het is vuurgevaarlijk en er is geen blijvend effect door verdamping. Verder is alcohol gevoelig voor organisch materiaal (proteïnen) en het ontvet de huid. Kruse et al. hebben de desinfecterende werking van alcohol onderzocht op oppervlakken welke gecontamineerd waren met vier verschillende schimmels (Kruse et al.,1963) en drie verschillende schimmelsporen (Kruse et al., 1964). Het gebruik van alcohol is effectief bij de juiste inwerktijd en concentratie. Op droge oppervlakken is 70% alcohol effectief en op natte oppervlakken is 90% alcohol effectief. De porositeit van de diverse materialen is met de microscoop bepaald. Bijvoorbeeld geverfd hout is meer poreus dan glas, waardoor de inwerktijd (bij dezelfde concentratie) op geverfd hout langer is dan op glas (Kruse et al.,1963). Schimmelsporen zijn meer resistent tegen alcohol en de inwerktijd dient hier langer te zijn dan bij schimmels (Kruse et al., 1964). Echter, de activiteit van alcohol neemt snel af door verdamping. Soda (natriumbicarbonaat) en “washing” soda (natriumcarbonaat) De pH van het oppervlak speelt een rol in het microklimaat waar schimmels groeien. De meeste schimmels groeien bij een pH tussen 5 en 8 (i.e. neutraal tot licht zuur milieu). Om deze reden werd vroeger vaak “witkalk” (pH 10-13) gebruikt om schimmelgroei te voorkomen (Ontario Association of Architects: OAA, 2003). Soda (zuiveringszout) bestaat uit natriumbicarbonaat (NaHCO3) en de pH van de 0,1 M soda-oplossing is ongeveer 8; “washing” soda bestaat uit natriumcarbonaat (Na2CO3) met een pH voor de 0,1 M oplossing van circa 11,5 (www.brunnermond.com). Daar natriumcarbonaat sterker alkalisch is dan natriumbicarbonaat, zal de effectiviteit om schimmels te verwijderen voor natriumcarbonaat groter zijn dan voor natriumbicarbonaat. Natriumpercarbonaat, natriumperboraat en borax Natriumpercarbonaat en natriumperboraat behoren tot de zuurstofbleekmiddelen. Na oplossing van de zuurstofbleekmiddelen ontstaat waterstofperoxide, dat vrije radicalen VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 43 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING (OH●) vormt, die met organische stoffen zoals eiwitten, vetten en suikers reageren (AISE, 1997a). Volgens de AISE (1997a) is de activiteit van waterstofperoxide tegen schimmels redelijk (±). Thalmann (2001b) noemt waterstofperoxide wel als een fungicide. Thalmann (2001a) noemt als voordeel dat waterstofperoxide biologisch afbreekbaar is en verder de volgende nadelen: niet stabiel, mogelijk corrosief en vorming van reactieproducten. Natriumpercarbonaat valt in water uiteen in natriumcarbonaat en waterstofperoxide. Uit de voorgaande beschrijving van deze stoffen blijkt dat beide effectief kunnen zijn tegen schimmels. Na hydrolyse van natriumperboraat wordt waterstofperoxide en boraat gevormd (zie bijlage 5). Beide stoffen kunnen effectief zijn tegen schimmelgroei. Stoffen die boraat of borax bevatten - actief element is boor (B) -, worden gebruikt in de houtindustrie als biocide tegen schimmelgroei (preventief en curatief gebruik). Als fungicide zal boraat de schimmelontwikkeling remmen door te voorkomen dat sporen worden gevormd (NPTN (National Pesticide Telecommunications Network: NPTN, 2001). Borax of dinatrium tetraboraat decahydraat (B4O7Na2.10H2O) bevat ook boor en kan gebruikt worden als fungicide. Chloorbleekmiddel (natriumhypochloriet) De actieve stof in bleekmiddel is natriumhypochloriet (NaOCl). Afhankelijk van de pH is actief chloor beschikbaar in drie vormen: OCl-, HOCl en Cl2. De meest actieve vorm om te desinfecteren is de HOCl vorm. Actief chloor is een effectieve oxidator van biologische moleculen en is een goed middel tegen schimmels (AISE, 1997a), Thalmann (2001b) zet natriumhypochloriet tussen haakjes wat betreft zijn werking als fungicide. Thalmann (2001a) noemt verder de nadelen van natriumhypochloriet. Het is irriterend voor slijmvliezen, corrosief voor metalen, onstabiel, moeilijk afbreekbaar, en het is gevoelig voor organisch materiaal. Natriumhypochloriet kan namelijk met organisch materiaal reageren waarbij organohalogeen bijproducten (OBPs) worden gevormd. Voorbeelden zijn trihalomethanen (chloroform, dichlorobromoform) en halogeen azijnzuren (AISE, 1997a) Kruse et al. (1963, 1964) hebben de desinfecterende werking van natriumhypochloriet onderzocht (zie alcohol). Het gebruik van natriumhypochloriet is effectief bij de juiste concentratie en de bijbehorende inwerktijd. Hoe hoger de concentratie hoe korter de benodigde inwerktijd. Bijvoorbeeld bij een concentratie van 5% hypochloriet is de inwerktijd op roestvrij staal een paar minuten, maar bij een concentratie van 1% is de inwerktijd circa 10 minuten om effectief te zijn tegen schimmels. De porositeit van de diverse materialen is ook bepalend voor de inwerktijd. Bijvoorbeeld geverfd hout is meer poreus dan roestvrij staal, waardoor de inwerktijd (bij dezelfde concentratie) op geverfd hout langer is dan op roestvrij staal (Kruse et al.,1963). Schimmelsporen zijn meer resistent tegen natriumhypochloriet en de inwerktijd dient hier langer te zijn dan bij schimmels. Wanneer aan de oplossing natriumhypochloriet een oppervlakte-actieve stof (“surfactant”) is toegevoegd, wordt de effectiviteit tegen schimmelsporen verhoogd (Kruse et al., 1964). Schimmelverwijderaars (sprays) bevatten naast 5% natriumhypochloriet, anionogene oppervlakte-actieve stoffen (productinformatie). De conclusie uit de studie van Martyny et al. (2005) was dat het gebruik van desinfecterende sprays met natriumhypochloriet resulteerde in het verminderen van de schimmel Aspergillus A. fumigatus en van het detecteerbare allergeen van A. fumigatus aanwezig op het onderzochte bouwmateriaal (multiplex, gipsplaat en spaanplaat). Discussie VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 44 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Schimmel kan verwijderd door diverse schoonmaak- of desinfecteermiddelen, maar omdat schimmelsporen meer resistent zijn tegen diverse middelen, kan een aantal sporen overleven. Tijdens de verwijdering van schimmels op oppervlakken komen (levende) sporen in de lucht terecht en ze kunnen zich zo weer verspreiden door de woning. Als de omstandigheden optimaal zijn kan schimmelgroei weer optreden. Omdat schimmels de oppervlakken doen verkleuren, gebruiken bewoners vaak natriumhypochloriet tegen schimmels vanwege de blekende werking (Stevens, 2004). Echter, natriumhypochloriet is onstabiel en reageert met organisch materiaal waardoor de effectiviteit al snel afneemt en schimmelgroei weer kan optreden. US Environmental Protection Agency (US EPA, 2003) en Umwelt Bundes Amt (UBA, 2004; 2005) bevelen het niet aan om biociden, i.e. desinfectantia, te gebruiken om schimmel te bestrijden. Na beoordeling door een deskundige kunnen deze middelen eventueel gebruikt worden onder goed ventileren. Schimmels dienen daadwerkelijk verwijderd te worden, daar dode schimmelmaterialen ook allergische reacties kunnen veroorzaken. De UBA (2005) raadt aan om gladde (gesloten) oppervlakken met een reinigingsmiddel te behandelen en aansluitend met alcohol 70% af te wrijven. 4.4.5 Werkwijze voor schimmelverwijdering Algemeen Hierna volgen de algemene beschermingsmaatregelen zodat de bewoners zo min mogelijk blootgesteld worden aan schimmel(sporen) en de maatregelen die de bewoners moeten doen na de schimmelverwijdering (mondelinge communicatie Snepvangers, 2006) Beschermingsmaatregelen: Schakel de GGD in, als de beschimmelde oppervlakken groter dan 0,5 m2 zijn. De GGD, cluster Milieu & Hygiëne, kunt u van advies dienen voor het schimmelprobleem. De GGD kan behulpzaam zijn bij het (laten) verwijderen van schimmels. Volgens de Huurcommissie (2003) is het namelijk een ernstig gebrek van de woning als vocht en schimmelvorming een oppervlakte heeft van: o 0,25 m2 of meer op wanden, plafonds, vloeren en in vaste kasten in verblijfsruimten (i.e. in de keuken, badkamer, woon- of slaapkamers); o 1 m2 of meer op oppervlakken in overige ruimten zoals binnenbergingen, kelders, en zolders. Zorg ervoor dat jonge kinderen, ouderen, zieken, allergische of astmatische personen niet in de ruimte (woning) aanwezig zijn tijdens het schoonmaken van de beschimmelde oppervlakken. Zorg ervoor dat jonge, gezonde volwassenen de schimmels verwijderen. Personen die oud, ziek of allergisch zijn, kunnen de schimmels beter niet zelf verwijderen. Dek de werkruimte af met schermplastic. Gebruik een mondkapje, stofbril en handschoenen. Gebruik kleding die de huid bedekt, d.w.z. lange broek en shirt met lange mouwen. Niet sprayen: dit veroorzaakt wervelingen, waardoor schimmelfragmenten/ sporen zich kunnen verspreiden. Gebruik liever geen bleekmiddel of waterstofperoxiden, omdat deze middelen reactieproducten kunnen vormen. Alcohol is brandgevaarlijk. Schimmelwerende verf VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 45 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING bevat bestrijdingsmiddelen die aan de lucht worden afgestaan. Op deze manier kunt u deze stoffen inademen. Maatregelen na afloop van de schimmelverwijdering: De gebruikte kleren in de ruimte uittrekken, dit om verspreiding van sporen te vermijden. Was de kleren meteen (600C: IFH, 2001b). Na het verwijderen van schimmel, goed ventileren (‘uitwaaien’) door de ramen tegenover elkaar open te zetten om zo de schimmelsporen uit de lucht te verwijderen. Hierdoor zullen schimmelsporen zich verspreiden door de ruimtes die zich in de luchtstroom bevinden. Echter door de sterke luchtstroom zullen veel schimmelsporen naar buiten waaien. Gladde gesloten oppervlakken Bij de bestrijding van schimmels is het ook belangrijk op welke ondergrond de schimmel groeit en wat met de ondergrond gedaan dient te worden. Wanneer schimmels groeien op een klein glad gesloten oppervlak en zij moeten verwijderd worden dan kunnen we hierin verschillende stappen onderscheiden (mondelinge communicatie Snepvangers, 2006), namelijk: Bevochtig en dep voorzichtig met een vochtige doek het oppervlak om zoveel mogelijk de schimmel te verwijderen. Gebruik hiervoor verschillende doeken of wegwerpdoeken. Schrob hierna het vochtige oppervlak met een borstel om de overige schimmelresten te verwijderen. Bij een vochtig oppervlak zal de verspreiding van schimmel(sporen) minder zijn dan bij een droog oppervlak. Maak verder schoon met een soda-oplossing en laat het 10 minuten inwerken . Spoel het na met (heet) water en droog het oppervlak. Poreuze oppervlakken Wanneer schimmels groeien op een poreus oppervlak (muren of wanden) en zij moeten verwijderd worden dan kunnen we de volgende stappen onderscheiden: Bevochtig en dep voorzichtig met een vochtige doek het oppervlak. Gebruik hiervoor verschillende doeken. Schrob hierna het oppervlak met een borstel om de overige schimmelresten te verwijderen. Behandel de (droge) muur met 70% alcohol (brandgevaarlijk). Zorg voor goede ventilatie (UBA, 2005). Deze stapsgewijze benadering kan ervoor zorgen dat de sporen geen tot weinig kans krijgen om zich te verspreiden en verder te ontwikkelen. Andere oppervlakken Meubelstukken met gladde oppervlakken (UBA, 2005) Bevochtig en dep voorzichtig met een vochtige doek het oppervlak. Gebruik hiervoor verschillende doeken. Behandel het oppervlak met 70% alcohol (brandgevaarlijk). Zorg voor goede ventilatie. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 46 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Gestoffeerde meubels (UBA, 2005) Als de stoffering van de meubels beschimmeld is, gooi de meubels weg. Het is moeilijk om de stoffering schimmelvrij te maken. Andere gestoffeerde meubels – die niet beschimmeld zijn – dienen goed gestofzuigd te worden, bij voorkeur met een stofzuiger die voorzien is van een HEPA filter (High Efficiency Particulate Air filter) of een fijn stof filter. Tapijt (UBA, 2005) Maak het tapijt nat. Dit voorkomt de verspreiding van sporen. Gooi het tapijt weg. Verpak het tapijt in plastic om verspreiding van sporen te voorkomen Behandel de (droge) vloer met alcohol 70% (brandgevaarlijk). Zorg voor goede ventilatie. Textiel (UBA, 2005) Neem b.v. gordijnen voorzichtig van de rail en was ze in de wasmachine (600C: IFH, 2001b). Eventuele vlekken en luchtjes die de schimmel heeft veroorzaakt, zijn moeilijk te verwijderen. Andere materialen Gooi beschimmeld materiaal zoals matrassen, gipsplaten, isolatiemateriaal en karton weg. Verpak het beschimmeld materiaal in plastic om verspreiding van sporen te voorkomen. 4.5 Het bewonersprotocol 4.5.1 Inleiding In het protocol wordt beschreven hoe men schimmelvorming kan voorkomen en hoe men schimmels kan bestrijden. Het protocol is een hulpmiddel waarbij ook het bewonersgedrag een grote rol speelt. Het protocol draagt zorg voor: een gedragsverandering, eindverantwoording bij de bewoners, actievere medewerking van de bewoners, gevoel van controleer- en beheersbaarheid. (Steevens, 2005). In het protocol wordt een actieve houding van bewoners verwacht. Van sommige bewoners kunnen we geen actievere houding verwachten vanwege ouderdom, beperkte mobiliteit of geestelijke- en/of lichamelijke handicap. Bij deze bewoners moet meer hulp gegeven worden door derden, bijvoorbeeld door de GGD, familieleden, verzorgenden, alfa hulp of door andere hulpverleners. Bij de verwijdering van schimmels zijn diverse methoden, hoeveelheid aan middelen, verscheidende stappen en verschillende situaties van toepassing. Deze factoren zijn belangrijk om mee te nemen in het bewonersprotocol: • Wat is de ondergrond waar de schimmelvorming heeft plaatsgevonden? • Is het oppervlak glad, poreus of kwetsbaar? • Om welk item gaat het? Gaat het om badkamers of kledingstukken? VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 47 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING • • • Wat is de ernst van de schimmelvorming? Is het veel of ruikt het erg muf of is het visueel hinderlijk? Welke stappen/handelingen moeten meegenomen worden bij het bestrijden van schimmels? Welke middelen zijn het effectiefst om deze schimmelvorming te bestrijden? In het adviesverslag wordt een overzicht gegeven van middelen en noodzakelijk te verrichte handelingen om schimmels effectief te bestrijden. Deze worden samengevat in een bewonersprotocol. Het bewonersprotocol is een leidraad die ervoor zorgt dat bewoners schimmelvorming kunnen voorkomen of verwijderen. De volgende punten zijn meegenomen bij het bewonersprotocol: • de bewoners hebben weinig besef van de hoeveelheid vocht die in een huis kan worden geproduceerd; • wanneer bewoners gewend raken aan vocht- en schimmelproblemen kan het zijn dat zij hieraan minder aandacht schenken; • indien bewoners geen gezondheidsklachten ondervinden zien ze de ernst van de schimmelbestrijding niet in; • de bewoners ventileren vanuit gewoonte en spelen daarbij niet echt bewust in op de vochtproblematiek; • het effect van het luchten is snel weg, omdat luchten incidenteel plaatsvindt; de woning moet het vooral hebben van ventilatie; • kennis onder de bewoners over hun ventilatiegedrag dient vergroot te worden; • voorlichtingsmaterialen zoals brieven en folders worden het best herinnerd; • het protocol moet als een apart onderdeel bij een voorlichtingsbijeenkomst worden toegelicht zodat het beter door bewoners onthouden wordt; • huisbezoek van een GGD-inspecteur is essentieel bij de bestrijding, omdat bewoners dan het gevoel krijgen dat ze serieus genomen worden; • vermeld is dat de GGD Rotterdam e.o. afspraken kan maken met derden zoals de verhuurders; • combinatie mondelinge en schriftelijke informatie handhaven; • De GGD Rotterdam e.o. meldt contact met derden aan de bewoners; • de huurder kan bijvoorbeeld de huurcommissie, de rechter of de afdeling Bouw- en woningtoezicht van de gemeente Rotterdam inschakelen; • communicatie tussen GGD, de melder en de verhuurder is belangrijk. (Steevens, 2005) Schimmelbestrijding vindt pas plaats wanneer bewoners hinder van de schimmels ondervinden. Het is de verantwoordelijkheid van de bewoners zelf om te reageren wanneer zij schimmels signaleren. 4.5.2 Wat is een protocol? Het woord protocol kan vele betekenissen hebben en is op vele gebieden van toepassing. Er zijn hiervoor verschillende definities voor het woord protocol te vinden. Enkele voorbeelden: • “Een schematische weergave van handelingsregels of –afspraken betreffende een specifieke onderwerp” (Maarssen, 1997) • “Het geheel van geschreven en ongeschreven gedragsregels betreffende het verkeer tussen en met hoge autoriteiten” (Kleine Koenen, 1983) VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 48 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING • “Een geëxpliciteerde vorm van consensus over de aanpak (een sequentie van beroepsinhoudelijke handelingen en organisatorische stappen) van een bepaald probleem en / of bepaalde situatie” (Azn, 2001) In ons geval heeft het bewonersprotocol de volgende definitie die overeenkomt met die van Maarssen: “Een schematische weergave van handelingen, methoden en middelen om schimmel(vorming) in woningen effectief te kunnen bestrijden” Onder schimmelbestrijding wordt zowel preventie als schimmelverwijdering verstaan. De adviezen voor bestrijding van schimmels bestaat uit twee onderdelen: het protocol “Lekker Fris!” en het aanvullende blad “Tips & Tricks”. Het protocol beschrijft de handelingen die nodig zijn om schimmelvorming te voorkomen en schimmels (effectief) te verwijderen. Het blad “Tips & Tricks” is een uitgebreide versie van het protocol. 4.5.3 Kenmerken van het bewonersprotocol Uit bovengenoemde definitie is een aantal kenmerken van een protocol af te leiden. 1. Het protocol geeft procedures van schimmelbestrijding aan. 2. Het gaat om een specifiek model. Het is een richtsnoer dat bij de individuele behandeling als referentiekader dient. Per situatie moet gekeken worden naar wat haalbaar is. In paragraaf 4.4.4 zijn de middelen om schimmels te verwijderen beschreven. Om deze informatie voor bewoners goed weer te geven, is het nodig om een soort samenvatting op te stellen. Deze samenvatting wordt omgezet in een protocol voor bewoners. In dit protocol wordt beschreven hoe schimmels in het binnenmilieu (effectief) bestreden kunnen worden. Bestrijden van schimmels kan op meerdere niveaus plaatsvinden. Namelijk het verwijderen van deze schimmels kan met (chemische) middelen uitgevoerd worden. Om schimmelvorming te verhinderen is het nodig om preventief te werk te gaan, door bijvoorbeeld te luchten, te ventileren en te verwarmen. Ons protocol geeft bewoners de mogelijkheid om op een snelle manier hun thuissituatie te bekijken. Van hieruit kunnen zij bepalen welke methoden nodig zijn om deze te verbeteren. Twee situaties zijn mogelijk, namelijk de situatie waarbij geen schimmels visueel waarneembaar zijn en de situatie waarbij wel schimmels visueel waarneembaar zijn. Bij elk situatie worden stappen of te ondernemen handelingen beschreven die nodig zijn om de situatie te verbeteren. Het schimmelprotocol is een combinatie tussen advisering en doelgerichte handelingen. 4.5.4 Welke bewoners kunnen het bewonersprotocol gebruiken? Het protocol is in principe bedoeld voor bewoners met een lage sociaal-economische status die wonen in sociale huurwoningen die last hebben van schimmelvorming in de woning. Hierbij is het oppervlak met schimmel kleiner 0,5 m2. Als het beschimmelde oppervlak groter is dan 0,5 m2 dan dient de schimmel verwijdering overgelaten te worden aan deskundigen en moet eventueel voor het verhelpen van bouwtechnische mankementen worden gekozen. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 49 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Het protocol is zodanig opgesteld dat dit zonder directe hulp van buitenaf uitvoerbaar is. Het protocol zal door de De GGD Rotterdam e.o. en de verhuurders beschikbaar gesteld kunnen worden. De schimmelbestrijding wordt op deze manier door alle drie de partijen op dezelfde manier aangepakt. 4.5.5 Wat is het doel van het bewonersprotocol? Het protocol beschrijft: • de methoden om schimmels (effectief) te verwijderen; • de adviezen rondom luchten en ventileren; • de voorlichting over schimmels, luchten / ventileren, vochtbronnen enzovoorts; • de stappen die bewoners moeten volgen in preventie en bestrijding van schimmelvorming; • in hoeverre de GGD en de eventuele verhuurder betrokken kunnen zijn. 4.5.6 Eisen van het protocol We willen dat het protocol praktisch uitvoerbaar is voor de bewoners die te kampen hebben met schimmelvorming. De beschreven handelingen dienen zo min mogelijk als belasting te worden ervaren. Om ervoor te zorgen dat het protocol sneller zal worden geraadpleegd hebben we bij het opstellen en vormgeven van het protocol gelet op bepaalde aandachtspunten. Deze aandachtspunten kunnen ervoor zorgen dat het protocol snel, gemakkelijk, praktisch en overzichtelijk wordt toegepast door de bewoners. Het is de bedoeling dat met dit protocol snel en gemakkelijk te werken is. Dat je in één oogopslag kunt zien wat er gedaan moet worden. Het protocol dient praktisch en makkelijk uitvoerbaar te zijn en makkelijk te hanteren door de gemiddelde bewoner. Er worden in twee kolommen twee basissituaties weergegeven. De situatie van de schimmelvorming en de situatie van geen schimmelvorming Woordgebruik Het woordgebruik moet aan een aantal eisen voldoen, te weten: • voor iedereen begrijpelijke woordkeuze; • gebruik van steekwoorden; • het gebruik van korte zinnen; • de titel van het protocol is eenvoudig, kort en krachtig; • het logo van De GGD Rotterdam e.o. is geplaatst omdat zij de initiatiefnemer is voor het tot stand komen van het protocol; • daarnaast zijn algemene gegevens van de GGD toegevoegd. Vormgeving / lay out • Het protocol moet zo kort mogelijk zijn omdat veel lezen te veel tijd kost voor de bewoners; • De lettergrootte van de tekst moet niet te groot zijn omdat het protocol daardoor te lang lijkt. Wel moet de lettergrootte zo groot zijn dat het protocol voor iedereen leesbaar is; VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 50 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING • • • • • • • Het protocol is op een A3-formaat opgesteld. Wij hebben voor deze grootte gekozen omdat daardoor de diverse gegevens goed en overzichtelijk weergegeven worden; Het protocol moet gemakkelijk hanteerbaar en duidelijk gestructureerd zijn. Daarom is het protocol ingedeeld in twee kolommen; Het protocol is opgesteld met het computerprogramma Microsoft Office Visio 2003. Met dit programma zijn stroomdiagrammen ontworpen om de onderlinge stappen van elkaar te onderscheiden; De hoeveelheid schimmels is hier ook van belang. Deze vormt een onderdeel van de situatie waarbij schimmels gesignaleerd worden; De stappen van een procedure zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden met pijlen, ruiten en vierkanten. De pijlen geven aan wat de volgende handeling dient te zijn; De tekst in een violette rechthoek beschrijft een handeling. De tekst in een gele rechthoek beschrijft een toestand. De tekst in een ruit beschrijft een vraag (blauw); Het protocol is zodanig opgesteld dat alle betrokken partijen weten wat van elkaar verwacht wordt. Of het protocol praktisch uitvoerbaar is, dient gecontroleerd te worden door elk van de drie partijen. Verdere toelichting Het protocol is géén strakke handelingsmethode, maar een richtlijn. Het is de bedoeling te beginnen bij de eerste stap. Als blijkt dat een aantal stappen al gedaan zijn of overgeslagen kunnen worden, dan kan verder gegaan worden met de volgende stap. De gebruiker kan zelf bepalen welke situatie voor hem van toepassing is. Eventueel kan dit protocol geplastificeerd worden. Mensen krijgen dan de associatie dat het belangrijk is. Het bewonersprotocol bevindt zich in bijlage C. 4.5.7 Blad Tips & Tricks Het protocol is éénvoudig, het geeft aan welke handelingen nodig zijn om schimmel(vorming) te bestrijden. Als aanvulling op het protocol is een extra blad, namelijk Tips & Tricks opgesteld. Mocht de bewoner vragen hebben naar aanleiding van het protocol, dan kan dit blad geraadpleegd worden. Dit blad of Tips en tricks is niet alleen informatief maar ook voorlichtend van aard. Het geeft een overzicht en een samenvatting over de mogelijkheden van schimmelbestrijding en schimmelpreventie. Verder staan in het blad welke handelingen uitgevoerd moeten worden in een bepaalde situatie, algemene tips en adviezen, te raadplegen internetsites en te raadplegen instanties. Al deze tips en adviezen hebben we uit diverse literatuurbronnen verzameld en samengevoegd in Tips & Tricks. Het blad “Tips & Tricks” bevindt zich in bijlage D. (Steevens, 2005; Peeters, 2003; Pasman, 1993; Huurcommissie, 2003; GGD Nederland 1999; van Dongen et al., 1993) 4.5.8 Top 3 Tips De bewoners ontvangen veel informatie die vermeld is in het protocol en in het blad Tips & Tricks. De informatie gaat over vochtbronnen, vochtbestrijding, preventie van schimmels, schimmelbestrijding, methoden bij bestrijding, de beschikbare middelen et cetera. Al deze informatie hebben we samengevat in een Top 3 lijst met de belangrijkste tips. Hierbij verwijzen we naar bijlage D. Deze Top 3 is samengevoegd bij het protocol. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 51 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING 5 Conclusie 5.1 Conclusie naar aanleiding van het literatuurverslag Uit het literatuuronderzoek van het projectteam is gebleken dat op de vraagstelling ‘welke schimmels uit het binnenmilieu zijn het meest schadelijk voor de gezondheid’ geen helder en duidelijk antwoord is te geven. Hoewel Aspergillus, Penicilium en Cladosporium de belangrijkste schimmels zijn die in het binnenmilieu gezondheidsklachten kunnen veroorzaken, dient opgemerkt te worden dat elke schimmel potentieel gevaarlijk is en gezondheidsproblemen kan veroorzaken. 5.2 Conclusie naar aanleiding van het adviesverslag Schimmelgroei is multifactorieel. Een balans bestaat namelijk tussen bouwtechnische factoren en het bewonersgedrag (zie figuur 22, pagina 51). Bouwtechnische mankementen kunnen ervoor zorgen dat sporen de kans krijgen zich te ontwikkelen tot schimmels. Spelen meer bouwtechnische oorzaken een rol dan vormt het bewonersgedrag een (ondergeschikte) rol bij de preventie van schimmels. Is een woning bouwtechnisch in orde dan kan het bewonersgedrag een belangrijke rol betekenen bij de preventie van schimmels. Beide factoren kunnen dus schimmelgroei veroorzaken of schimmelgroei beperken. Op de markt zijn veel schimmelwerende middelen verkrijgbaar. In hoeverre deze middelen effectief werken is niet éénduidig te bepalen. De effectiviteit van de schimmelverwijdering is niet alleen afhankelijk van deze middelen maar ook van vele bijkomende factoren, waaronder: bouwtechnische factoren, het bewonersgedrag, de methode van de verwijdering en de frequentie van de verwijdering. Het is in de praktijk gebleken dat schimmels op den duur terug (kunnen) komen onafhankelijk van het schimmelwerend middel dat gebruikt wordt. De bewoner kan schimmel verwijderen met een bepaald middel maar dit is meer symptoombestrijding en is van korte duur. Voor raadpleging van een middel wordt verwezen naar bijlage B. De middelen zijn beoordeeld op hun werking, de gezondheidseffecten en de effectiviteit. De volgende elementen zijn dus essentieel bij schimmelpreventie en -verwijdering en dienen ook in samenhang uitgevoerd te worden: • De problemen met schimmels in woningen moeten serieus genomen worden; • Het bouwtechnische mankementen dienen verholpen te worden; • Het bewonersgedrag speelt bij de preventie van schimmelgroei een grote rol; • Schimmelbestrijdingsmiddelen zijn geen oplossing; • De juiste handelingen en methoden bij schimmelverwijdering dienen goed uitgevoerd te worden. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 52 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING 6 6.1 Aanbevelingen Aanbevelingen naar aanleiding van het literatuurverslag Er bestaan geen algemeen geldende gegevens voor pathogene schimmels in het binnenmilieu. Een groot aantal epidemiologische studies heeft een verband aangetoond tussen gerapporteerde schimmelblootstelling in de woonomgeving en luchtwegsymptomen. Ook is een associatie tussen schimmelsensibilisatie, vochtige woningen en astma aangetoond, en zijn associaties tussen schimmelblootstelling (Alternaria) in de buitenlucht en astma geobserveerd . Tevens is bekend dat schimmels potente allergenen, mycotoxinen en stoffen zoals ß(1 3)-glucanen en MVOCs kunnen produceren . Een rol voor schimmels in de met vochtige woningen geassocieerde gezondheidseffecten is dus zeer plausibel, omdat genoemde producten en stoffen negatieve gezondheidseffecten kunnen bewerkstelligen. Het bewijs hiervoor is echter minder sterk dan vaak wordt aangenomen. Dit gebrek aan bewijs wordt met name veroorzaakt doordat geen goede kwantitatieve methoden beschikbaar zijn voor het meten van de blootstelling. In de meeste epidemiologische studies is de blootstelling geschat op basis van vragenlijstgegevens (vocht en schimmelplekken in de woning, schimmelgeur etc) en het is de vraag in hoeverre deze schattingen correleren met de werkelijke blootstelling aan de relevante schimmelcomponenten. Naast studies waarin blootstelling is geschat aan de hand van vragenlijsten zijn ook een aantal studies uitgevoerd waarin ‘objectieve’ schimmelmetingen in de woning zijn uitgevoerd, echter slechts een aantal van deze studies liet een verband met gezondheidseffecten zien. Blootstelling werd in deze studies voornamelijk bepaald door monstername van levensvatbare schimmels in de binnenlucht. De waarde van het meten van levensvatbare schimmels als schatting van de blootstelling is echter beperkt, omdat: 1. Alleen levensvatbare schimmels worden gemeten terwijl dode of anderszins nietlevensvatbare schimmels en schimmeldelen ook gezondheidseffecten kunnen veroorzaken; 2. De resultaten zijn zowel kwalitatief als kwantitatief sterk afhankelijk van de gebruikte monsternameapparatuur en voedingsmedia; 3. De reproduceerbaarheid en daarmee de precisie van de metingen is zeer matig. Dit laatste wordt met name veroorzaakt door de vaak zeer korte monsternametijd. Dit in combinatie met een zeer hoge variatie in luchtgedragen concentraties over de tijd. Metingen van levensvatbare schimmels in huisstof zijn robuuster. Maar ook deze metingen zijn onvoldoende precies voor kwantitatieve schattingen van blootstelling. Het gebrek in precisie van dit soort blootstellingsmetingen is zeer waarschijnlijk de oorzaak voor de afwezigheid van een duidelijk verband tussen gemeten schimmelblootstelling en gezondheidseffecten. Alternatieve methodes zijn recent ontwikkeld maar de ervaring met deze technieken is nog gering. Geen advieswaarde Een causale rol voor schimmelblootstelling in de met vochtige woningen geassocieerde gezondheidseffecten is plausibel maar de kwantitatieve onderbouwing hiervoor is op dit moment nog onvoldoende. Op basis van de huidige literatuur is het niet mogelijk VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 53 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING kwantitatieve advieswaarden te geven. Er zijn in de literatuur wel suggesties gedaan voor grenswaarden maar deze zijn niet onderbouwd. (RIVM, 2004). Het is nodig in de toekomst de snelle evolutie van de wetenschap op dit gebied van kortbij te blijven volgen. Wij bevelen aan om naast dit literatuuronderzoek daadwerkelijk de fungale binnenvervuiling te meten en geschikte meetmethoden voor degelijke kwantitatieve onderbouwing te zoeken. Daarbij moeten de volgende punten in ieder geval in beschouwing worden genomen: - metingen moeten reproduceerbaar zijn; - standaardisatie monsternameapparatuur; - standaardisatie voedingsbodem; - standaardisatie monstername tijd. Verder zou onderzocht moeten worden in hoeverre de blootstelling geschat m.b.v. vragenlijsten correleert met de werkelijke blootstelling aan relevante schimmelcomponenten. 6.2 Aanbevelingen naar aanleiding van adviesverslag Daarnaast is de doelstelling van dit project om een protocol voor bewoners te ontwikkelen dat ervoor zorgt dat schimmels in het binnenmilieu effectief verwijderd kunnen worden. We hebben literatuurbronnen geraadpleegd en nuttige tips en adviezen hieruit overgebracht naar twee producten, namelijk: • het bewonersprotocol; • blad Tips and Tricks. Het protocol zorgt ervoor dat met behulp van bepaalde handelingen en adviezen het mogelijk moet zijn voor bewoners om op zelfstandige wijze schimmels te verwijderen. Daarbij vormt het Blad Tips and Tricks een aanvullend blad ter informatie en is voorlichtend van aard. Beide producten vormen een goede ondersteuning bij schimmelpreventie en – verwijdering. Wij hebben het bewonersprotocol en het blad Tips and Tricks ontworpen met een achterliggende gedachte, namelijk dat dit protocol praktisch uitvoerbaar is. Dit protocol en het aanvullende blad zijn alleen niet praktisch getest. Wij adviseren dan ook om eerst beide producten te laten testen alvorens het te kunnen gebruiken. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 54 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING 7 Referentielijst Literatuur Adan, O. (1997) Schimmels in huis. Natuur en Techniek. 1/1/1997. Retrieved May 24, 2006 from Kennislink, Stichting Nationaal Centrum voor Wetenschap en Technologie © 1999-2005, available at: http://www.kennislink.nl/web/show?id=27670 AISE (Association Internationale de la Savonnerie, de la Détergence et des Produits d’Entretien) (1997a) Benefits and Safety Aspects of Hypochlorite formulated in domestic Products (Scientific Dossier). Retrieved May 26, 2006, from AISE, publications (search term: hypochlorite), available at: http://www.aise-net.org/downloads/AISE_hypo_intr_scientific.pdf (1997b) Benefits and Safety Aspects of Hypochlorite formulated in domestic Products (Briefing Document). Retrieved May 26, 2006, from AISE, publications (search term: hypochlorite), available at: http://www.aise-net.org/downloads/AISE_hypo_briefing97_upd.pdf Amitani, R., Taylor, G., Elezis, E.N., Llewellyn-Jones, C., Mitchell, J., Kuze, F., Cole, P.J. and Wilson, R. (1995) Purification and characterization of factors produced by Aspergillus fumigatus which affect human ciliated respiratory epithelium. Infect Immun 63 (9): 3266–3271. Ammann H.M. (s.d.) Is Indoor Mold Contamination a Threat to Health? [article] Washington: Washington State Department of Health, Olympia. BCCDC (British Columbia’s Centre for Disease Control) (2003) A guide to selection and use of disinfectants. Retrieved May 26, 2006, from BC Centre for Disease Control (search term: disinfectant), Infection Control Guidelines, Disinfection Selection Guide, available at http://www.bccdc.org/content.php?item=194 Beaumont, F., Kauffman, H.F., Sluiter, H.J., and de Vries, K. (1984) A volumetric-aerobiological study of seasonal fungus prevalence inside and outside dwellings of asthmatic patients living in northeast Netherlands. Ann Allergy 53(6): 486-492. Beaumont, F., Kauffman, H.F., van der Mark, T.H., Sluiter, H.J. and de Vries, K. (1985) Volumetric aerobiological survey of conidial fungi in the North-East Netherlands. I. Seasonal patterns and the influence of meteorological variables. Allergy 40: 173-180. Black, P.N., Udy, A.A. and Brodie, S.M. (2000) Sensitivity to fungal allergens is a risk factor for life-threatening asthma. Allergy 55: 501-504. Brokerhof, A.W, van Zanen, B., and den Teuling, A. (1999) Pluis in huis: geïntegreerde bestrijding van schimmels in archieven. Amsterdam, the Netherlands: Instituut Collectie Nederland. Herziene webversie: 2003. Retrieved February 1, 2006. Burge, H. (1990) Bioaerosols: Prevalence and health effects in the indoor environment. J. Allergy Clin. Immunol. 86(5): 687-701. Dharmage, S., Baily, M., Raven, J., Mitakakis, T., Thiens, F., Forbes, A., Guest, D., Abramson, M. and Walters, E.H. (1999) VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 55 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Prevalence and residential determinants of fungi within homes in Melbourne, Australia. Clin Exp Allergy 29: 1481–1489. Dongen van, J.E.F. and Steenbekkers J.H.M. (1993) Gezondheidsproblemen en het binnenmilieu van woningen. Leiden: Nederlands Instituut voor Preventieve Gezondheidszorg TNO. Dusseldorp, A., Bruggen van, M., Douwes, J., Janssen, P.J.C.M and Kelfkens, G. (2004) Gezondheidkundige advieswaarden binnenmilieu. [Health-based guidelines for indoor air]. Bilthoven, The Netherlands, RIVM report 609021029/2004. Retrieved April 5, 2006, available at: http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/609021029.pdf Englehart, S., Loock, A., Skutlarek, D., Sagunski, H., Lommel, A., Färber, H. and Exner, M. (2002) Occurrence of toxigenic Aspergillus versicolor isolates and sterigmatocystin in carpet dust from damp indoor environments. Appl Environ Microbiol 68(8): 3886–3890. Etzel, R.A. (2002) Mycotoxins. J Am Med Assoc 287(4): 425–427. Farkas, V. (1979) Biosynthesis of cell walls of fungi. Microbiol Rev 43(2): 117–144. Flannigan, B., and Miller, J.D. (1994) Health implications of fungi in indoor environments: an overview. In Health Implications of Fungi in Indoor Environments (edited by R.A. Samson, B. Flannigan, M.E. Flannigan, A.P. Verhoeff, O.C.G. Adan, and E.S. Hoekstra). Amsterdam: Elsevier: 3–28. Flannigan B., Miller J.D. and Samson A.R. (eds) (2002) Microorganisms in home and indoor work environments: diversity, health impacts, investigation and control [book]; chapter 1, 3, 4 and 5. First edition, CRC press, USA. Grant C., Hunter, C.A. Flannigan, B., and Bravery, A.F. (1989) The moisture requirements of moulds isolated from domestic dwellings. Int Biodeterior 25(4): 259–284. Hunter, C.A., Grant, C. Flannigan, B., and Bravery, A.F. (1988) Mould in building: the air spora of domestic dwellings. Int Biodeterior 24(2): 81-101. GGD Nederland (1990) Handboek Binnenmilieu GGD. Hst 2: Aanpak binnenmilieuklachten, fig.2.1 Stappenschema, p.5. Gill, C.O. and Lowry, P.D. (1982) Growth at sub-zero temperatures of blackspot fungi from meat. J Appl Bacteriol 52(2): 245-250. Gioulekas, D., Damialis, A., Papakosta, D., Spieksma, F., Giouleka, P., and Patakas, D. (2004) Allergenic fungi spore records (15 years) and sensitization in patients with respiratory allergy in Thessaloniki-Greece. J Invest Allergol Clin Immunol 14(3): 225-231. HERA (Human & Environmental Risk Assessment, 2002) Sodium percarbonate, Cas.No. 15630-89-4. Human and Environmental Risk Assessment on ingredients of European household cleaning products. Draft. Retrieved June 24, 2006 from Heraproject, Risk Assessments, Sodium Percarbonate; available at: http://www.heraproject.com/files/6-F-04-HERA%20percarbonate%20full%20web%20wd.pdf Huurcommissie (2003) Gebrekenboek Huurcommissie. Ernstige Gebreken en Tekortkomingen. Aangevuld 1 januari 2004. Retrieved May 24, 2006 from Google, search term: bouwbesluit, schimmel, oppervlakte; available at http://vrom.nl/get.asp?file=Docs/huurcom/gebrekenboek_2004.pdf Huybregts P. (1986) VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 56 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Vocht en bewonersgedrag. Bouwwereld 82:39-43 IFH (International Scientific Forum on Home Hygiene) (2001a) Guidelines for Prevention of Infection and Cross Infection in the Domestic Environment. Retrieved May 26, 2006, from IFH, IFH Guidelines and Education Material, available at: http://www.ifh-homehygiene.org/2003/2public/2pub00.asp (2001b) Recommendations for Selection of Suitable Hygiene Procedures for Use in the Domestic Environment. This Consensus Document by the Scientific Advisory Board of the IFH is a Supplement to the “Guidelines for Prevention of Infection and Cross Infection in the Domestic Environment”. Retrieved May 26, 2006, from IFH, IFH Guidelines and Education Material, available at: http://www.ifh-homehygiene.org/2003/2public/2pub00.asp (2002a) Hygiene Procedures in the Home and their Effectiveness: A Review of the Scientific Evidence Base. A paper produced by the Scientific Advisory Board of the IFH Retrieved May 26, 2006, from IFH, Home Hygiene Scientific Library, available at: http://www.ifh-homehygiene.org/2003/2library/2lbr00.asp (2002b) The Infection Potential in the Domestic Setting and the Role of Hygiene Practice in Reducing. Retrieved May 26, 2006, from IFH, Home Hygiene Scientific Library, available at: http://www.ifh-homehygiene.org/2003/2library/2lbr00.asp Institute of Medicine (U.S.) (2000) Clearing the air: Asthma and indoor air exposures. Committee on the Assessment of Asthma and Indoor Air, Division of Health Promotion and Disease Prevention, Institute of Medicine. Washington, D.C., U.S.A.: National Academy Press. [Electronic PDF] Retrieved April 3, 2006, available at: http://fermat.nap.edu/books/0309064961/html/174.html Institute of Medicine (U.S.) (2004) Damp indoor spaces and health. Committee on Damp Indoor Spaces and Health, Board on Health Promotion and Disease Prevention. Washington, D.C., U.S.A.: National Academy Press. [Electronic PDF]. Retrieved April 3, 2006, available at: http://fermat.nap.edu/books/0309091934/html Kauffman, H.F., Tomee, J.F., van der Werf, T.S., de Monchy, J.G. and Koeter, G.K. (2000) Review of fungus-induced asthmatic reaction. Am J Respir Crit Care Med 151(6): 2109-2115. Available at: http://www.phadia.nl/upload/Netherlands/Allergy/Capriolen/Schimmelsallergie.pdf search=%22kauffman%202000%20schimmels%22 Kruse, R.H., Green, T.D., Chambers, R.C., and Jones, M.W. (1963) Disinfection of Aerolized Pathogenic Fungi on Laboratory Surfaces. I. Tissue Phase. Appl Environ Microbiol 11(5): 436-445. Kruse, R.H., Green, T.D., Chambers, R.C., and Jones, M.W. (1964) Disinfection of Aerolized Pathogenic Fungi on Laboratory Surfaces. II. Culture Phase. Appl Environ Microbiol 12(2): 155-160. Kuhn, D.M. and Ghannoum, M.A. (2003) Indoor mold, toxigenic fungi, and stachybotrys chartarum: Infectious disease perspective. Clin Microbiol Rev 16(1): 144-172. Maarssen (1997) Dieetbehandelingsprotocollen. Elsevier. De Tijdstroom. Manuel, R.J. and Kibbler, C.C. (1998) The epidemiology and prevention of invasive aspergillosis. J Hosp Infect 39: 95-109. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 57 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Martyny, J.W., Harbeck, R.J., Pacheco, K., Barker, E.A., Sills, M., Silveira, L., Arbuckle, S. and Newman, L. (2005) Aerolized sodium hypochlorite inhibits viability and allergenicity of mold on building materials. J Allergy Clin Immunol 116(3): 630-635. McClusky O.E., (2002) Report of council on scientific affairs of the Texas Medical Association: black mold and human illness. [article], CSA-Report 1-I-02. Austin, Texas: Texas Medical Association. McNeel S.V. and Kreutzer R.A. (1996) Fungi and indoor air quality. Health Environ Digest 10(2): 9-12. Miller, J.D., Rand, T.G. and Jarvis, B.B. (2003) Stachybotrys chartarum: cause of human disease or media darling? Med Mycol 41(4): 271-291. Montana, E., Etzel, R.A., Allan, T., Horgan, T.E. and Dearborn, D.G. (1997) Environmental risk factors associated with pediatric idiopathic pulmonary hemorrhage and hemosiderosis in a Cleveland community. Pediatrics 99(1): E51-E58. Mueller, A., Raptis, J., Rice P.J., Kalbfleisch, J.H., Stout, R.D., Ensley, H.E., Browder, W., and Williams, D.L. (2000) The influence of glucan polymer structure and solution conformation on binding to (1→3)-ß-D-glucan receptors in a human monocyte-like cell line. Glycobiology 10(4): 339-346. New York City Department of Health and Mental Hygiene, Bureau of Environmental and Occupational Disease Epidemiology (2002) Guidelines on Assessment and Remediation of Fungi in Indoor Environments. Retrieved April 21, 2006, available at: http://www.lchd.org/environhealth/aq/pdfs/NYC%20DOH%20Guidelines.pdf Norbäck, D., Björnsson, E., Janson, C., Palmgren, U. and Boman, G. (1999) Current asthma and biochemical signs of inflammation in relation to building dampness in dwellings. Int J Tuberc Lung Dis 3(5): 368-376. OAA (Ontario Association of Architects, 2003) OAA Mould Control Practice Guide. Retrieved May 26, 2006, from OAA, search term mould, available at: http://www.oaa.on.ca/client/oaa/OAAHome.nsf/object/Mould+Guide/$file/E2+OAA+MPG+AD.pdf Pasman, C.M. (1993) Het binnenmilieu onder de loep. Een onderzoek naar de determinanten van ventileergedrag. Rijksuniversiteit Limburg, Faculteit der Gezondheidswetenschappen, Maastricht. Peeters, E.L. (2003) GGD Rotterdam e.o.: Jaarverslagen 2000-2002. Meldingen medische milieukunde. Portnoy, J.M., Kwak, K., Dowling, P., VanOsdol, Th. and Barnes, C. (2005) Health effects of indoor fungi, Ann Allery Asthma Immunol 94:313-319. Robbins, C.A., Swenson, L.J., Nealley, M.L., Kelman, B.J. and Gots, R.E. (2000) Health effects of mycotoxins in indoor air: a critical review. Appl Occup Environ Hygiene 15 (10): 773-784. Ru de, C.A. (1983) Wolters Ster Woordenboek, Kleine Koenen. Wolters-Noordhoff, 1983. Samson, R.A., Hoekstra, E.S., and Frisvad, J.C. (2004) Introduction to food- and airborne fungi [book]: chapter 1. Seventh edition. Wageningen, the Netherlands: Ponsen and Looyen. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 58 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Scherpenisse, A.M.C. and Verbeek, G. (1995) Introductie in de gezondheidszorg. Fourth edition. Houten/Diegem, the Netherlands: Bohn Stafleu Van Loghum. Scott J.A. (2001) Studies on indoor fungi. [thesis] University of Toronto, Department of Botany. Sedlbauer, K. (s.d.) Prediction of mould fungus formation on the surface of inside building components. [dissertation] Fraunhofer institute for Building Physics. http://www.hoki.ibp.fraunhofer.de/ibp/publikationen/dissertationen/ks_dissertation_e.pdf Small, B.M, P. Eng. (2002) Indoor air pollutants in residential settings. Respiratory health effects and remedial measures to minimize exposure. A review for The Ontario Lung Association by Small and Fleming Limited.. Retrieved on June 8, 2006, available at: http://www.on.lung.ca/cando/IAPRS.doc Snepvangers, K. (2006) Mondelinge voordracht GGD Rotterdam. May 11, 2006. Steevens, J. (2005) Het verloop van vochtproblemen in woningen. Effectonderzoek naar de behandeling van vocht- en schimmelmeldingen door de GGD Rotterdam en omstreken. [thesis], GGD Rotterdam, cluster Milieu and Hygiëne, sectie Medische milieukunde. Retrieved January 12, 2006 from GGD Rotterdam, search term: woningen, publicaties; available at http://www.ggd.rotterdam.nl/index.html?pid=77 Stevens, D. (2004) Fungi in the Domestic Environment and Community Settings- Association with Health Problems. Retrieved May 26, 2006, from IFH, Home Hygiene Scientific Library, available at: http://www.ifh-homehygiene.org/2003/2library/2lbr00.asp Tariq, S.M., Matthews, S.M., Stevens, M. and Hakim, E.A. (1996) Sensitization to Alternaria and Cladosporium by the age of 4 years. Clin Exp Allergy 26(7): 794. Thalman, P. (2001a) Fact sheet Chemical Disinfection. Küng-Biotech and Environment for the Chemical and Biological Safety department (KCB) of the State Laboratory of the Canton Basel City Retrieved May 26, 2006, from Google (search term: chemical disinfection), available at: http://www.kantonslabor-bs.ch/files/e_desinfektion.pdf Thalmann, P. (2001b) Fact sheet Practical Information on Disinfectants: Standards, properties, search aid. Küng-Biotech and Environment for the State Laboratory of the cantons of Basel City and Berne. Retrieved May 26, 2006, from Google (search term: Thalmann chemical disinfection), available at http://www.kantonslabor-bs.ch/files/e_praxis_desinfektion.pdf Thorn, J. and Rylander, R. (1998) Airways Inflammation and Glucan in a Rowhouse Area. Am J Respir Crit Care Med 157: 1798–1803. USEPA (US Environmental Protection Agency, 2003) A Brief Guide to Mold, Moisture and your Home. EPA 402-K-02-003. Retrieved May 26, 2006, from USEPA.gov, search term mold, mold resources, available at http://www.epa.gov/iaq/molds/images/moldguide.pdf UBA (Umwelt Bundes Amt) (2004) Hilfe! Schimmel im Haus. Berlin: Umweltbundesamt, Fachgebiet “Innenraumhygiene” und “Mikrobiologie”, available at http://www.umweltdaten.de/publikationen/fpdf-l/2227.pdf VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 59 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING (2005) Leitfaden zur Ursachensuche und Sanierung bei Schimmelpilzwachstum in Innenräumen (“Schimmelpilzsanierungs-Leitfaden”), available at http://www.umweltdaten.de/publikationen/fpdfl/2951.pdf USEPA (US Environmental Protection Agency, 2003) A Brief Guide to Mold, Moisture and your Home. EPA 402-K-02-003. Retrieved May 26, 2006, from USEPA.gov, search term mold, mold resources, available at http://www.epa.gov/iaq/molds/images/moldguide.pdf Veen van, M.P., Crommentuijn L.E.M., Janssen M.P.M., and Hollander de, A.E.M. (2001) Binnenmilieu-kwaliteit: ventilatie en vochtigheid: Een studie voor Milieuverkenning 5. Bilthoven, The Netherlands, RIVM report 630920 001. Available at: http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/630920001.pdf VWA (Voedsel en Waren Autoriteit , Netherlands Nutrition Centre, 1999) Hygiene Code for the private household. Based on the Dutch situation. Retrieved May 26, 2006, from Google (search term: home hygiene household/ pagina’s uit Nederland), available at: http://www.voedingscentrum.nl/NR/rdonlyres/4033CD15-FA11-424D-A2C817B3C332B448/0/Hygiene_codepdf.pdf Wallcoverings Association and the Chemical Fabrics and Film Assosiation (2005) Mold: cause, effect and response; a study of wallcovering products [article, no authors mentioned] Woods J.P. (2002) Fungal Allergens. [article] MMI 410-edition. The University of Wisconsin, Madison. Medical Microbiology and Immunology. Williams, D.L. (1997) Overview of (1->3)-beta-D-glucan immunobiology. Mediators Inflamm 6(4):247-250. Zureik, M., Neukirch, C., Leynaert, B., Liard, R., Bousquet, J. and Neukirch, F. (2002) Sensitisation to airborne moulds and severity of asthma: cross sectional study from European Community respiratory health survey. BMJ 325: 411-414. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 60 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Geraadpleegde websites: francisholisticmedicalcenter. com Retrieved April 2006 from Francis Holistic Medical Center, P.C (2006), Tracy (2006). Molds and mycotoxins. Available at: http://francisholisticmedicalcenter.com/Mold and Mycotoxins.htm npic.orst.edu Retrieved May 26, 2006, from National Pesticide Telecommunications Network (NPTN) (2001). Technical Fact Sheet of Boric Acid. Available at: http://npic.orst.edu/factsheets/borictech.pdf webcursus.ubvu.vu.nl Retrieved April 21, 2006, from Vrije Universiteit (VU) Amsterdam, Bibliotheek VU, Webcursussen en handleidingen. Informatievaardigheden Niveau A (Overige Studierichtingen). Available at: http://webcursus.ubvu.vu.nl/cursus/default.asp?lettergr=klein&cursus_id=25 www.adviesallergie.nl Retrieved May 2006 from Stichting Bevordering Rhinologie (en Allergie ), van Dishoeck E.A. (2004). www.borax.com Retrieved May 24, 2006 from Rio Tinto Borax. Subject bleaching. Available at: http://www.borax.com/detergents www.brunnermond.com Retrieved May 26, 2006, from Brunnermond, Products, Refined Sodium Bicarbonate, Comparison of solubility and pH. Available at: http://www.brunnermond.com/products/bicarb/Comparison_of_solubility_.pdf www.ctb.agro.nl Retrieved May 26, 2006, from College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen, (CTB i.e. Board for the Authorisation of Pesticides) bestrijdingsmiddelen en stoffen, bestrijdingsmiddelen databank, productsoort biociden, PT02. www.doctorfungus.org Retrieved April 1, 2006 from Doctor Fungus Corporation (2006). Patterson, T.F. and McGinnis, M.R. (2006). The five kingdoms of live. Available at: http://www.doctorfungus.org/thefungi/kingdoms.htm www.emlab.com Retrieved April 2006 from Environmental Microbiology Laboratory Inc., Gallup D. (2006). An index of some commonly encountered fungal genera. Available at: http://www.emlab.com/app/fungi/Fungi.po www.fungalresearchtrust.org Retrieved April 2006 from The Fungal Research Trust, Vilar J. (2006).Fungal diseases index. Available at: http://www.fungalresearchtrust.org/fdindex.html www.gezondegebouwen.nl Retrieved April 22, 2006 from Gezonde Gebouwen, Samson, R.A. (2005). Schimmels en gezond wonen. Available at: http://www.gezondegebouwen.nl/media/symposia/Presentatie_Samson.pdf www.gezondheidsplein.nl Retrieved August 2006 from van Woerden C. (2006). (Chronische) ontsteking. Available at: http://www.gezondheidsplein.nl/gp/gp.php?type=aandoeningen&actie=toon&id=7 11 www.ibgebim.be Retrieved April 5, 2006 from Brussels Instituut voor Milieubeheer, Leefmilieu Brussel-BIM (2002). Available at: http://www.ibgebim.be/nederlands/contenu/content.asp?ref=1463 VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 61 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Geraadpleegde websites: www.ilo.org All International Chemical Safety Cards (ICSCs) retrieved May 24, 2006, from International Labour Organization (ILO), and International Occupational Safety and Health Information Centre (CIS) for the International Programme on Chemical Safety (IPCS) (2004) ICSC 0567: Sodium borate decahydrate (borax) (1999) ICSC 0044: Ethanol (anhydrous) (2004a) ICSC 1044: Sodium bicarbonate (2004b) ICSC 1135: Sodium carbonate (anhydrous) (2004c) ICSC 1046: Sodium perborate tetrahydrate (2004d) ICSC 0482: Sodium hypochlorite (2004e) (solution, active chlorine < 10%) Available at: http://www.ilo.org/public/english/protection/safework/cis/products/icsc/dtasht/ind ex.htm www.indoorpol.com Retrieved April 10, 2006 from Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid Afdeling mycologie (2003). www.isditproductveilig.nl Retrieved May 24, 2006, from Is dit product veilig, Was en reinigingsmiddelen, producten, bleekreinigers (item natriumhypochloriet). Gezamenlijke project van overheid, industrie en overige partijen. www.jtbaker.com Retrieved May 24, 2006, from JT Baker, Mallinckrodt Baker. MSDS H4068: Material Safety Data Sheet of Hydrogen Peroxide 10% solution. Available at: http://www.jtbaker.com/msds/englishhtml/h4068.htm www.life.umd.edu/ Retrieved August 2006 from University of Maryland, Department of Cell Biology and Molecular Genetics. Rollins, D.M and Joseph, S.W. (1999). Disorders associated with the immunity system. Available at: http://www.life.umd.edu/classroom/bsci424/BSCI223WebSiteFiles/Chapter19.htm www.mnp.nl Retrieved April 2006 from Milieu en Natuur Planbureau. Twynstra, G. (2005) Milieu en natuur compendium, effecten op de volksgezondheid, gezondheidsklachten binnenmilieu. Available at: http://www.mnp.nl/mnc/i-nl-0346.html www.moldbacteria.com Retrieved April 2006 from Mold and Bacteria consultant Laboratories, Kung’u, J. (2005). Important species of Aspergillus. Available at: http://www.moldbacteria.com/learnmore/aspergillus.html www.poisoncentre.be Retrieved April 6, 2006 from Antigifcentrum, Nolard, N. Lezing: Vochtige woningen en schimmels: toxische en allergische risico’s. Available at: http://www.poisoncentre.be/nl/symposium/logements-humides.php www.toxic-black-moldinfo.com Retrieved April 2006 from Layton Toxic Black Mold Information Center (2002). Common species of mold. Available at: http://www.toxic-black-mold-info.com/moldtypes.htm - Aspergillus www.usmicro-solutions.com Retrieved April 2006 from US Micro-Solutions Inc., Layman H. (2006). Fungi and human health effects. Available at: http://www.usmicro-solutions.com/specialfocus.html - Part%203%20of%203 VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 62 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Middelen retrieved from: http://www.bt.cdc.gov/disasters/mold/report/recommendations.asp http://www.ctahr.hawaii.edu/oc/freepubs/pdf/HH-6.pdf http://www.klickitatcounty.org/SolidWaste/ContentROne.asp?fContentIdSelected=959870294&fCategoryIdSelect ed=-1671944469 http://www.milieucentraal.nl/pagina?onderwerp=Desinfectie%20en%20bleekmiddelen http://www.mitros.nl/brochures/MKW-schimmelsindedoucheDEF.pdf http://www.mmk.be/index.cfm?Id=154&Rubr=4&subId=154 http://www.purenature.de/content/pdf/10114.pdf?uin=fe520e0a2c98bcc05280e0be604f076f http://www.waschbaer.de/Borax-Pulver--17d1a103464.html Pictures retrieved from: http://filebox.vt.edu/users/chagedor/biol_4684/Microbes/Penicillium.html http://users.rcn.com/jkimball.ma.ultranet/BiologyPages/T/TOC.html http://www.ahobart.co.uk/biology/advanced/htmlpages/naturaldefences.htm http://www.amtmoldtesting.com/glossary.php http://www.biotox.cz/toxikon/mikromycety/potraviny_chleb.htm http://www.bodley.ox.ac.uk/dept/preservation/training/mould/myco.htm http://www.doctorfungus.org/imageban/index_enlarge.pl http://www.iaqm.com/mold_education.html http://www.lifesci.utexas.edu/faculty/sjaper/bio231/ http://www.moldbacteria.com/myblog/2005_05_01_moldbacteria_archive.html http://www.moldinspector.com/ http://www.mould.ph/penicillium_mould.htm http://www.mycology.adelaide.edu.au/gallery/photos/pen1.html http://www.palaeos.com/Fungi/FPieces/CellWall.html http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o4552n24389.html http://www.schoolscience.co.uk/content/4/biology/sgm/sgmfoods16.html http://www.songallergy.com/assets/MastCell.gif VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 63 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Bijlage A: Literatuurverslag trillingen Oorzaak van gezondheidsklachten binnenilieu 1997 (in % ) straing(radioactief, aard-) drinkwater(biologisch) sigarettenrook drinkwater(chemisch) elektromagnetische straling/velden lawaai laagfrequent geluid afval ventilatie VOS ongedierte asbest anders stank 0 5 10 15 20 25 schimmels, vocht Figuur 1. Oorzaak van gezondheidsklachten in het binnenmilieu (1997). Figuur 1 geeft voor 1997 alle bij de GGD-en geïnventariseerde meldingen van gezondheids- klachten en het aandeel van schimmels/vocht hierin. Uit de figuur blijkt dat klachten over schimmels/vocht in woningen het meest worden geuit. bron : ‘Nationaal Kompas Volksgezondheid, (2006). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 64 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Tabel 1. De 5 biologische koninkrijken. Uit tabel 1 blijkt dat schimmels en gisten tot het koninkrijk van de Fungi behoren. bron : Patterson et al. , 2006. De vijf biologische koninkrijken koninkrijk kenmerk(en) voorbeelden Monera dit zijn ééncellige organismen die geen nucleus bezitten bacteriën, actinomycetes, en blauw-groene algen Protoctista de meest eenvoudige eukaryoten: ééncellige organismen die wel een nucleus bezitten algen met nucleus en slijmachtige schimmels (Gymnomycotina). Animalia deze eukaryoten zijn meercellige organismen die ontwikkelen vanuit een blastula wormen, dieren Plantae deze eukaryoten ontwikkelen vanuit een embryo en gebruiken chlorofyl mossen en vasculaire planten Fungi deze onbeweeglijke eukaryoten hebben geen flagella (uitsteeksels om te bewegen) en ontwikkelen vanuit sporen gisten, schimmels en paddestoelen arthropoden, en Koninkrijk Fungi Mastigomycota Zygomycotina Amastigomycota Ascomycotina Basiiomycotina Deuteromycotina Figuur 2. De onderverdeling van het koninkrijk Fungi. Het koninrijk Fungi wordt onderverdeeld in twee divisies, met name de Mastigomycota en de Amastigomycota. De divisie Amastigomycota wordt verder onderverdeeld in de subdivisies Zygomycotina, Ascomycotina, Basidiomycotina en Deuteromycotina. De meerderheid van de pathogene soorten zijn geclassificeerd binnen de phylia Zygomycotina, Basidiomycotina, Ascomycotina of de groep Deuteromycotina. bron : Kauffman, 2000. Tabel 2. Glossarium VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 65 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Tabel 2 geeft de verklaring van de zwartgedrukte woorden in hoofdstuk 3 (literatuurverslag). bron : Flannigan et al. ,2002. Glossarium anamorph imperfect (or asexual state) conidial form of sporulation ascospores sexual spores produced in an ascus ascus (mv asci) a sac-like organ in which the ascospores are formed after karyogamy and meiosis basidium the organ of the Basidiomycetes which bears the basidiospores after karyogamy and meiosis basidiospores spores of Basidiomycete fungi. These spores are usually uninucleate and haploid budding a process of vegetative multiplication in which there is a development of a "daughter" cell from a small outgrowth of a "mother" cell conidiophore specialized hypha, simple or branched, on which conidiogenous cells are born conidium Conidia, or conidiospores, are asexual, non-motile spores of a fungus. In Deuteromycetes the term "conidium" is recommended and the term "spore" is reserved for zoo-, sporangio-, basidio- and ascospores fission fission refers to the process whereby a prokaryote reproduces by cell division haploid a cell or organism having a single set of chromosomes hypha is a long, branching filament found in fungi phialide a conidiogenous cell which produces conidia (phialoconidia) in basipetal succession, without an increase in length of the phialide itself teleomorph perfect (sexual) state of a fungus; ascigerous or basidial form of sporulation mycelium (vegetative) mass of hyphae; thallus orvegetative body of the fungus zygospore a sexual spore produced by Zygomycetes, thick-walled, often ornamented and darkly pigmented, formed by fusion of a pair of gametangia Figuur 3. Ééncellige gist Figuur 4. Meercellige fungi (Cephalosporium acremonium) Figuren 3 en 4 tonen respectievelijk een microscopische opname van een ééncellige gist en een meercellige fungi. bron fig. 3 : http://www.schoolscience.co.uk/content/4/biology/sgm/sgmfoods16.html bron fig. 4 : http://www.doctorfungus.org/imageban/index_enlarge.pl VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 66 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING constant deel variabel deel Een antilichaam is een Y-vormig molecuul en bestaat uit een variabel en een niet-variabel deel. De samenstelling van het variabele deel verschilt van antilichaam tot antilichaam en hangt af van het type allergeen dat gebonden wordt. Het niet-variabele deel behoort tot één van vijf mogelijke structuren die de klasse van het antilichaam bepalen – IgG, IgM, IgE, IgD, of IgA ( Ig = immunoglobuline). Figuur 5. Structuur van een antilichaam Bron : www.ahobart.co.uk/.../naturaldefences.htm VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 67 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Tabel 3. Vier typen immuunreacties. Tabel 3 toont de verschillende typen immuunreacties. Van deze vier reacties wordt het mechanisme van de schimmelallergie hoofdzakelijk gecategoriseerd als ‘type I immuno- logische reactie’. Bron: McClusky, 2002; Rollins et al. 2000. Vier immuunreacties Type I-reactie Bindt een allergeen zich voor de tweede maal aan Ig E op de membraan van een mestcel dan geeft deze cel histamine uit de granula vrij. Hierdoor kunnen een aantal ongewenste veranderingen in het lichaam plaatsvinden. De klachten ontstaan al snel: enkele minuten tot enkele uren na blootstelling aan het allergeen. Dit type reactie is Nederland de meest gediagnosticeerde allergische aandoening (van Dishoeck, 2004) bron : http://users.rcn.com/jkimball.ma.ultranet/BiologyPages/T/TOC.html Type II- reactie Antilichamen richten zich op het oppervlak van cellen en weefsels, op de aldaar aanwezige antigenen. Zo start een reeks reacties die uiteindelijk de afbraak van cellen of weefsel veroorzaakt (McClusky, 2002; Rollins et al. 2000). Type III-reactie Een ontsteking is een plaatselijke reactie van het lichaam op beschadiging van het weefsel. Een ontsteking kan verschillende oorzaken hebben. Het ontstekingsproces bestaat echter meestal uit dezelfde verschijnselen: roodheid, pijn, zwelling en temperatuursverhoging. Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen een acute en een chronische ontsteking. Een acute ontsteking ontstaat enkele uren tot ongeveer twee dagen na de aanvang van de ontsteking. Meestal is het beloop vrij hevig maar van korte duur. Een chronische ontsteking begint veel langzamer, verloopt minder hevig, maar blijft voortdurend aanwezig (van Woerden, 2006). Type IV-reactie Dit type van respons kan zowel ontstaan bij orgaantransplantatie, bij reactie op chemicaliën als bij kankervorming. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 68 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Tabel 4. Belangrijkste, geïsoleerde allergenen uit schimmels. Het is mogelijk dat schimmelallergenen in het binnenmilieu tot ongewenste gezondheidseffec- ten kunnen leiden. Tabel 4 vermeldt de belangrijkste, geïsoleerde allergenen uit schimmels. bron : The National Academies Press ,2000. Fungus Aspergillus fumigatus Nature of Allergen(s) mitogillin (ribotoxins, which inactivate the ribosome enzymeactivity) Peroxisomal membrane protein Aspergillus oryzae Alkaline serine protease Cladosporium herbarum glycoprotein Penicillium chrysogenum protein Penicillium citrinum protein Psilocybe cubensis protein; cyclophilin Cyclophilins, (proteins that bind to cyclosporin A, an immunosuppressant) Malassezia furfur protein Trichophyton tonsurans protein VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 69 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Figuur 6: Schema van de celwand van schimmels. De celwand van schimmels bestaat uit geglycosyleerde eiwitten en uit een vlechtwerk van polysachariden. Deze zorgen samen voor de mechanische stabiliteit van de cel en bieden bescherming tegen invloeden uit de omgeving. Figuur 3 toont de chemische structuur van één van de polysachariden die een belangrijke component vormt voor vele schimmels, met name β(1,3)-glucaan. bron : http://www.palaeos.com/Fungi/FPieces/CellWall.html VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 70 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Tabel 5. Gezondheidseffecten door blootstelling aan β(1-3)– glucanen. Bron : The National Academies Press, 2004. gezondheidseffecten door blootstelling aan β(1-3)– glucanen Exposure5 Health effect Adverse effects Decline in FEV1 and FEV/FVC2; increase in asthma medication and symptoms 2.59 ng/mg 1.78 ng/mg Decline in FEV, and FEV/FVC; increase in asthma medication and symptoms 4 1–100 EU/mg Increase in asthma medication and symptoms in asthmatic children 24.9 EU/mg Increased PEF3 variability in atopic children with asthma symptoms 100 EU/mg Increased prevalence of wheeze during first year of life Protective effects 20–2,000 EU/mg Decreased prevalence of atopic sensitization; increased type 1 helper T cell (Th1) and decreased type 2 helper T cell (Th2) expression 2.9 EU/mg Decreased risk of eczema 24,221 EU/m Decreased prevalence of atopic sensitization 23–38 EU/mg Decreased prevalence of hay fever, atopy sensitization, and atopic asthma 1 Forced expiratory volume - FEV (The volume of air that can be forced out taking a deep breath, an important measure of pulmonary function). 2 Forced vital capacity – FVC (The maximum volume of gas an individual can exhale with force after a maximum inhalation). 3 Peak expiratory flow - PEF (Is a measure of how fast a person can exhale while breathing out as hard and fast as possible). Zowel 1,2 als 4 3 zijn de betrouwbaarste parameters om een gehinderde luchtstroom te meten. EU = endotoxin units per milligram 5 Mean exposure (or range of mean exposures if no overall mean given); 1 endotoxin unit is about 0.1 ng (exact conversion factor depends on source of endotoxin for calibration). Mean β(1→3)-glucans concentrations in house dust determined with a specific enzyme immunoassay (µg/g of dust and µg/m2) VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 71 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Tabel 6. Mycotoxinen geproduceerd door schimmels in woningen. Mycotoxinen kunnen bij de mens de gezondheid negatief beïnvloeden. Tabel 6 geeft een overzicht van de gezondheidseffecten van enkele soorten schimmels en het verantwoordelijke mycotoxine. Bron : The National Academies Press, 2004. Mycotoxinen geproduceerd door schimmels in woningen. Mycotoxin Primary health effect Fungal producers Aflatoxins Carcinogens, hepatotoxins A. flavus A. parasiticus Citrinin Nephrotoxin P. citrinum P. verrucosum Cyclosporin Immunosuppressant Tolypocladium inflatum Fumonisins Carcinogens, neurotoxins Fusarium moniliforme F. proliferatum Ochratoxin A Carcinogen A. ochraceus P. verrucosum Patulin Protein synthesis inhibitor, Nephrotoxin A. terreus P. expansum P. griseofulvum Paecilomyces variotii P. roquefortii Sterigmatocystin Carcinogen, hepatotoxin A. nidulans A. versicolor Chaetomium spp. Trichothecenes, macrocyclic Satratoxins Protein synthesis inhibitors Stachybotrys chartarum Myrothecium spp Trichothecenes, nonmacrocyclic Deoxynivalenol (vomitoxin) Emetic F.cerealis F. culmorum F. graminearum T-2 toxin Hemorrhagic, emetic, carcinogen F. sporotrichioides Verrucosidin Neurotoxin P. aurantiogriseum group Xanthomegnin Hepatotoxin, nephrotoxin A. ochraceus P. aurantiogriseum group Zeralenone Estrogenic F. spp. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 72 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Tabel 7. Schimmels die in het binnenmilieu voorkomen Tabel 7 geeft een opsomming van de 120 bekende soorten schimmels in woningen. Bron : Frisvad et al., 2004. Lijst met schimmels die in het binnenmilieu voorkomen 1 3 Absidia corymbifera Acremonium butyri1 Acremonium strictum3 Alternaria alternaria3 Aspergillus candidus1 Aspergillus clavatus1 Aspergillus flavus1 Aspergillus fumigatus3 Aspergillus niger3 Aspergillus ochraceus3 Aspergillus oryzae1 Aspergillus parasiticus1 Aspergillus penicillioides3 Aspergillus sydowii3 Aspergillus tamrii3 Aspergillus terreus3 Aspergillus ustus3 Aspergillus versicolor3 Aspergillus wentii3 Aureobasidium pullulans3 Botrytis aclada1 Botrytis cinerea3 Byssochlamys nivea1 Chaetomium globosum2 Chrysonillia sitophila3 Cladosporium cladosporioides3 Cladosporium herbarum3 Cladosporium macrocarpum1 Cladosporium sphaerospermum3 Curvularia giniculata2 Emericella nidulans3 Epicoccum nigrum3 Euro amstelodami3 Eurotium chevalieri3 Eurotium herbariorum3 Fusarium acuminatum1 Fusarium avenaceum1 Fusarium crookwellense1 Fusarium culmorium3 Fusarium equiseti1 Fusarium graminearum1 Fusarium oxysporum3 Fusarium poae1 = voeding; 1 2 = binnenmilieu; Fusarium proliferatum Fusarium sambucinum1 Fusarium semitectum1 Fusarium solani3 Fusarium sporotrichioides1 Fusarium subglutinans1 Fusarium tricinctum1 Fusarium verticillioides1 Geotrichum candidum1 Lecythophora hoffmannii1 Memnoniella echinata2 Monascus rubber1 Moniliella acetoabutens1 Moniliella suaveolens1 Mucor circinelloides1 Mucor hiemalis3 Mucor plumbeus3 Mucor racemosus3 Neosartorya fischeri1 Neosartorya glaber1 Neosartorya pseudofischeri1 Neosartorya spinosa1 Oidiodendron griseum2 Paecilomyces variotii3 Penicilium allii1 Penicilium aethiopicum1 Penicilium altramentosum1 Penicilium albocoremium1 Penicilium aurantiogriseum3 Penicilium aurantiocandidum1 Penicilium brevicompactum3 Penicilium camemberti1 Penicilium carneum1 Penicilium chrysogenum3 Penicilium caseifulfum1 Penicilium citrinum3 Penicilium commune3 Penicilium crustosum1 Penicilium corylophilum3 Penicilium cysclopium1 Penicilium digitatum1 Penicilium discolor1 Penicilium echinulatum1 VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 73 van 90 3 = voeding en binnenmilieu Penicilium expansum1 Penicilium funicolosum3 Penicilium freii1 Penicilium glabrum3 Penicilium griseofulvum1 Penicilium hirsutum1 Penicilium hordei1 Penicilium italicum1 Penicilium melanoconidium1 Penicilium nalgiovense 1 Penicilium nordicum1 Penicilium olsonii3 Penicilium palitans1 Penicilium paneum1 Penicilium polonicum1 Penicilium roqueforti1 Penicilium rugulosum1 Penicilium solitum1 Penicilium tricolour1 Penicilium ulaiense1 Penicilium variabile3 Penicilium verrucosum1 Penicilium viridicatum1 Phialophora fastigiata3 Phoma glomerata3 Phoma macrostoma3 Rhizopus oligosporus1 Rhisopus oryzae1 Rhizopus stolonifer3 Scopulariopsis brevicaulis3 Scopulariopsis candida1 Scopulariopsis fusca3 Stachybotrys chartarum2 Syncephalastrum racemosum3 Talaromyces macrosporus1 Trichoderma harzianum3 Trichoderma viride3 Trichothecium roseum1 Ulocladium chartarum3 Wallenia sebi3 Xeromyces bisporus1 SCHIMMELS IN DE WONING Tabel 8. Zes manieren waarop schimmels ziekten kunnen veroorzaken. Schimmels kunnen ziekten veroorzaken of verergeren. Tabel 8 in bijlage A geeft toelichting bij de manieren waarop schimmels ziekten kunnen veroorzaken. Bron : McClusky O.E., 2002 Zes manieren waarop schimmels ziekten kunnen veroorzaken Manier 1 Schimmelproducten (sporen) en -fragmenten (hyfen) kunnen aanleiding geven tot een allergische reactie van het type I. Veruit de meeste schimmelallergieën ressorteren onder dit reactietype. In paragraaf 3.3.2 worden rinitus en astma, twee klinische manifestaties van allergenen, kort besproken. Manier 2 Schimmels kunnen een allergische reactie van het type III kunnen veroorzaken. Zo blijkt deze reactie betrokken te zijn bij het ontstaan van hypersensitieve pneumonitis, een ernstige vorm van longontsteking. Een voorbeeld hiervan is de ‘farmers lung’, waarbij de patiënt na het inhaleren van schimmelig hooi kortademig wordt. Een andere type III reactie is allergische aspergillose, een zeldzame longontsteking waarbij luchtwegen en weefsels in de longen betrokken zijn. Manier 3 De blootstelling bij MVOC’s verloopt meestal via inhalatie en/of huidcontact. MVOC’s kunnen irritatie veroorzaken. Irritatie valt echter niet onder één van de vier typen allergische reacties. Een allergische reactie vereist een specifieke interactie met het immuunsysteem. Hiervoor is de unieke gevoeligheid van een persoon bepalend. Hier tegenover staan irriterende stoffen, zoals microbiële vluchtige organische verbindingen waarop geen specifieke reactie volgt. Manier 4 Mycotoxinen kunnen verschillende ongewenste gezondheidseffecten veroorzaken. Voorbeelden zijn carcinogene, hepatogene (intoxicatie lever), neurotoxische (intoxicatie zenuwstelsel), cytotoxische (celintoxicatie), en immunosuppressieve effecten (onderdrukken afweer). Verwar de cytotoxische werking niet met type II allergische reactie. Deze laatste wordt wel een cytotoxische reactie genoemd maar heeft niets gemeen met toxiciteit. Toxische reacties door mycotoxinen, worden niet in één van de vier typen allergische reacties, ondergebracht omdat : a. allergische reacties vereisen een eerdere, voorafgaande blootstelling aan allergenen. Gevoeligheid voor mycotoxinen daarentegen, vereist dit niet; b. het immuunsysteem reageert snel bij een allergische prikkel (binnen 30 minuten). Een toxische reactie verloopt trager (6-8 uur); c. blootstelling aan myctoxinen meestal verloopt via indigestie en/of huidcontact terwijl contact met allergenen verloopt via luchtwegen of de huid. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 74 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Zes manieren waarop schimmels ziekten kunnen veroorzaken (vervolg) Manier 5 Ongewenste, toxische effecten van bacteriële endotoxinen kunnen versterkt worden door glucanen, afbraakprodukten van fungi (McClusky, 2002). Manier 6 Infecties kunnen ontstaan door inhalatie, indigestie en huidcontact. (In tegenstelling tot infecties zullen allergische reacties na herhaalde blootstellingen steeds heftiger worden). Schimmelinfecties zijn in twee groepen onder te verdelen: a. Oppervlakkige schimmelinfecties. Betreffen infecties op huid, haar en nagels die doorgaans goed behandelbaar zijn. Verschillende schimmels zijn verantwoordelijk voor oppervlakkige huidontstekingen, zoals Trichophyton, Epidermophyton en Microsporum. In dit literatuuronderzoek komen deze fungi niet verder aan bod. Uit de resultaten blijkt immers dat in 90% van de woningen drie schimmelgeslachten de boventoon voeren, dit zijn Aspergillus, Penicilium en Cladosporium (Wetenschappelijk Instituut Voor Volksgezondheid, 2003). Ook uit een eerder uitgevoerde studie in noordoost Nederland blijken deze drie de meest voorkomende genera te zijn (Beaumont et al., 1984). Dit neemt niet weg dat de schimmels Trichophyton, Epidermophyton en Microsporum voor gezondheidsproblemen kunnen zorgen. b. Ernstige infecties. Deze infecties zijn pathogeen bij individuen met een onderdrukt immuunsyteem, zoals HIV- en kankerpatiënten. Bekende boosdoeners zijn Aspergillus, Penicillum, Cladosporium en Candida (Layman, 2006). VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 75 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING A. spp. in een petrischaal1 Aspergillus flavus op brood3 A. spp. op een muur2 detailopname van Aspergillus flavus op brood3 Figuur 7. Aspergillus spp. in een petrischaal, op een muur en op een brood. Bron : 1 http://www.moldbacteria.com/myblog/2005_05_01_moldbacteria_archive.html http://www.iaqm.com/mold_education.html 3 http://www.biotox.cz/toxikon/mikromycety/potraviny_chleb.htm 2 VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 76 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Tabel 9. Overzicht van potentiële ziekten die de mens kan oplopen door Aspergillus. Bron : Sedlbauwer, s.d. Potentiële ziekten die de mens kan oplopen door Aspergillus. Term mycosen Beschrijving Type geïnfecteerd schimmel schimmel groeit op of in de menselijke gastheer epidermale mycose huid A. fumigatus endo- en systeem mycosen interne organen, zoals: hart, lever, nier A. niger mycotoxicosen intoxicatie door mycotoxinen aflatoxine hepatitis; primaire leverkanker A. flavus mycogene allergieën contact van schimmelcomponenten met vochtige membramen bronciale astma geen gegevens Trichocomaceae (familie waartoe A. behoort) allergene alveolitis long A. spp. Tabel 10. Aspergillussoorten en hun voorkeur voor een aantal plaatsen in het binnenmilieu. bron : Flannigan et al, 2002; Kung’u, 2005. Aspergillussoorten en hun voorkeur voor een aantal plaatsen in het binnenmilieu. Aspergillus niger stof van de vloer, matrassen en gordijnen, filters van ventilatiesystemen Aspergillus versicolor gipsen platen, stof van de vloer, gordijnen, matrassen en meubilair, vochtige wanden, geschilderde metalen Aspergillus flavus gestoffeerd meubilair en potgrond voor planten Aspergillus fugimatus badkamers, kelders, stof van tapijten matrassen, filters van ventilatiesystemen VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 77 van 90 en SCHIMMELS IN DE WONING Penicillium spp.in petrischaal1 Groeiende hyfen en sporencapsules Penicillium spp. op het plafond3 Penicillium spp. op fruit4 2 Figuur 8. Penicillium spp. in een petrischaal ( + microscopische opname de groeiende Penicilliumhyfen en sporencapsules) op een plafond en op fruit. bron : 1 http://www.mould.ph/penicillium_mould.htm http://filebox.vt.edu/users/chagedor/biol_4684/Microbes/Penicillium.html 3 http://www.moldinspector.com/ 4 http://www.mycology.adelaide.edu.au/gallery/photos/pen1.html 2 VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 78 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Tabel 11. Overzicht van potentiële ziekten die de mens kan oplopen door Penicilium. bron : Sedlbauwer, s.d. Potentiële ziekten die de mens kan oplopen door Penicilium. Term mycotoxicosen Beschrijving intoxicatie door mycotoxinen Type geinfecteerd schimmel aflatoxine hepatitis; primaire leverkanker P. spinilosum penicillium mycotoxicose nephropathie; cardiacale beriberi P. verrucosum P. citreoviride mycosen schimmel groeit op of in de menselijke gastheer epidermale mycose huid hepatitis; primaire leverkanker P.spinulosum mycogene allegieën contact van schimmelcomponenten met vochtige membramen bronciaal astma geen gegevens Trichocomaceae (familie waartoe P. behoort) allergene alveolitis long P. spp. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 79 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Cladosporium spp. in petrischaal1 de praktijk…2 Figuur 9. Cladosporium spp.in een petrischaal en in een woning. bron : 1 2 http://www.amtmoldtesting.com/glossary.php http://www.superrestoration.com/MoldNewsandInformation.htm Tabel 12. Cladosporium spp. en hun voorkeur voor een aantal plaatsen in het binnenmilieu. bronnen : Flannigan et al, 2002; Gallup, 2006; Kung’u, 2006. Cladosporiumsoorten en hun voorkeur voor een aantal plaatsen in het binnenmilieu Cladosporium herbarum stof van de vloer, matrassen en tapijten, vochtige muren die geverfd zijn met acrylverf, behang, ventilatiefilters, pleisterwerk en voedingsmiddelen; Cladosporium sphaerospermum stof van tapijten en matrassen, met acryl geschil- derde wanden, behang, ventilatiefilters en waaiers, geweven stoffen, gipsen platen; Cladosporium cladosporioides geweven stoffen, schilderwerk en vlees; Cladosporium macrocarpum dode planten, voedingsmiddelen, verf en textiel. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 80 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Bijlage B: Middelen Effecten van middelen om schimmels te verwijderen Vaak wordt het verwijderen van schimmels in combinatie gedaan met preventie. Om schimmels te verwijderen worden verschillende middelen aangeraden (zie websites middelen). Het gaat om de volgende middelen: • • • • • spiritus of alcohol/ethanol 70% - 90% soda producten zoals gewone soda (zuiveringszout) en “washing” soda zuurstofbleekmiddelen zoals natriumpercarbonaat en natriumperboraat boor (B) bevattende producten zoals borax en natriumperboraat chloorbleekmiddelen zoals natriumhypochloriet Bovengenoemde middelen bevatten verschillende actieve (i.e. werkzame) stoffen tegen schimmels en/of sporen (zie Tabel 13). In deze bijlage wordt niet ingegaan op de effectiviteit tegen schimmelgroei en sporenvorming. Hier is alleen gekeken naar Material Safety Data Sheets (MSDS’s) of International Chemical Safety Cards (ISCS’s) van de diverse actieve stoffen om na te gaan of de bewoners deze stoffen veilig kunnen gebruiken. Bewoners kunnen blootgesteld worden tijdens het oplossen van een vaste stof of tijdens het verdunnen van een vloeistof (‘mixing and loading’). Bij het oplossen van een vaste stof kan de fijne stof ingeademd worden en kunnen kleine deeltjes op de huid of in de ogen terechtkomen. Omdat een geringe hoeveelheid product gebruikt wordt en omdat de tijdsduur van blootstelling kort is tijdens ‘mixing and loading’, zal de inhalatoire blootstelling aan de fijne stof beperkt zijn. Tijdens het verdunnen van een vloeistof kan kleine hoeveelheden vloeistof gemorst worden op de huid of tijdens spatten eventueel in de ogen terechtkomen. Verder kan er inhalatoire blootstelling aan vluchtige componenten zijn. Tijdens het gebruik van het (on)verdunde product kan er inhalatoire en/of dermale blootstelling zijn. Eventuele milieuaspecten zijn hierbij ook meegenomen. Aan het eind van deze bijlage zal een overzicht worden gegeven van de blootstelling en de milieu-effecten van de diverse middelen tegen schimmels. Tabel 13: Middelen om schimmels te verwijderen Middel Actieve stof Concentratie1) Spiritus (l)2) Ethanol (alcohol) Zuiveringszout (s)3 Baking soda Washing soda (s) Natriumbicarbonaat ca. 100% Natriumcarbonaat ca. 100% Natriumpercarbonaat (s) Natriumcarbonaat Waterstofperoxide Boraat Waterstofperoxide Dinatrium tetraboraat decahydraat Natriumhypochloriet Natriumperboraat (s) Boorzure soda (s) Borax Chloorbleekmiddel (l) Schimmelverwijderaar (l; spray) 1) Concentratie is de concentratie van het (onverdunde) product l = liquid 3) s= solid 2) VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 81 van 90 85% 15 – 40% > 30% na hydrolyse ca. 100% 5% SCHIMMELS IN DE WONING 1 Ethanol Gebruik Ethanol 70% kan onverdund gebruikt worden op beschimmelde oppervlakken. Blootstelling Ethanoldamp kan opgenomen worden in het lichaam door inhalatie (en door inslikken). Ethanol heeft een irriterend effect op de ogen. Blootstelling aan hoge concentraties ethanoldamp in de lucht kan irritatie veroorzaken van de ogen en van de luchtwegen. NB: een schadelijke luchtconcentratie van ethanol zal echter langzaam bereikt worden bij 20°C. Preventie Ethanol 70% is vluchtig en brandbaar. Bij gebruik hiervan moet goed geventileerd worden (vermijd open vuur). De bewoner dient het flesje ethanol na gebruik meteen te sluiten en dient oogbescherming (eventueel handschoenen) te gebruiken. Milieu-effecten Geen informatie. Vloeistof Namen Ethanol (anhydrous) Ethyl Alcohol Gegevens CH3CH2OH / C2H6O CAS 64-17-5 MW: 46.1 Blootstellingseffecten ethanol 70% Inhalatoir Dermaal Ogen hoesten droge huid roodheid hoofdpijn pijn moeheid brandend duizeligheid gevoel www.ilo.org (ICSC 0044) 2 Natriumbicarbonaat (zuiveringszout) Gebruik Los 1 eetlepel natriumbicarbonaat (ca. 6 gram) op in een liter warm of heet water. Blootstelling Natriumbicarbonaat (s) kan opgenomen worden in het lichaam door inslikken en heeft een licht irriterend effect op de ogen. Preventie Verdamping bij 20°C is verwaarloosbaar. Bij gebruik van dit middel eventueel oogbescherming gebruiken. Milieu-effecten Geen informatie. Vaste stof Namen (Baking) Soda Natrium hydrogen carbonaat Natriumbicarbonaat Gegevens NaHCO3 CAS 144-55-8 MW: 84.0 Blootstellingseffecten Natriumbicarbonaat (s) Inhalatoir Dermaal Ogen --roodheid www.ilo.org (ICSC 1044) 3 Natriumcarbonaat (washing soda) VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 82 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Gebruik Los 1 eetlepel washing soda (ca. 6 gram) op in een liter warm of heet water. Blootstelling Een schadelijke concentratie van soda partikels kan makkelijk bereikt worden indien de stof is verstrooid als poeder. Washing soda (s) heeft een irriterend effect op de ogen, huid en de luchtwegen. Een oplossing van natriumcarbonaat (l) is basisch (pH 10-11) en kan irriterend voor de huid en ogen (spatten) zijn. Preventie Om het inademingsrisico te vermijden, is het noodzakelijk om verspreiding van stofdeeltjes te voorkomen. De bewoner dient goed te ventileren en oogbescherming (eventueel handschoenen) te gebruiken tijdens het oplossen van natriumcarbonaat (s) en tijdens de toepassing van de oplossing natriumcarbonaat (l). Milieu-effecten Geen informatie. Namen (Washing) Soda Natriumcarbonaat (anhydrous) Gegevens Na2CO3 CAS 497-19-8 MW: 106.0 Blootstellingseffecten Natriumcarbonaat (s) Inhalatoir Dermaal Ogen hoesten roodheid roodheid keelpijn pijn www.ilo.org (ICSC 1135) 4 Natriumpercarbonaat Natriumpercarbonaat (natrium carbonaat peroxyhydraat) is een samengestelde chemische stof bestaande uit natriumcarbonaat en waterstofperoxide (ca. 30% w/w). Als deze stof wordt opgelost in water, splitst het in zijn componenten: 2Na2CO3.3H2O2 → 2 Na+ + 2 CO32- + 3 H2O2 (Human & Environmental Risk Assessment: HERA, 2002) De oplossing is basisch. De desinfecterende werking van waterstofperoxide is gebaseerd op de afgifte van vrije hydroxylradicalen (OH●). Waterstofperoxide maakt membraaneiwitten en enzymen door middel van oxidatie onwerkzaam. Peroxide verbindingen zijn meestal echter weinig stabiel doordat ze ontleden: 2 H2O2 → 2 H2O + O2 Gebruik Los 3-4 eetlepels natriumpercarbonaat (ca. 18-24 gram) op in een liter warm of heet water. Blootstelling Washing soda (s) heeft een irriterend effect op de ogen, de huid en de luchtwegen. Dit geldt ook voor waterstofperoxide. Een 1% oplossing in water is basisch (pH 10-11) en kan irriterend voor de huid en ogen zijn. Preventie Om het inademingsrisico te vermijden, is het noodzakelijk om verspreiding van stofdeeltjes natriumpercarbonaat te voorkomen. De bewoner dient goed te ventileren en oogbescherming (eventueel handschoenen) te gebruiken tijdens het oplossen van natriumpercarbonaat (s) en tijdens de toepassing van de oplossing natriumpercarbonaat (l). Milieu-effecten Geen informatie. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 83 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING Vaste stof Namen Natriumpercarbonaat Natriumcarbonaat peroxyhydraat Gegevens 2Na2CO3.3H2O2 MW: 314.3 Blootstellingseffecten Natriumpercarbonaat (s) Inhalatoir Dermaal Ogen hoesten roodheid roodheid keelpijn pijn www.ilo.org (ICSC 1135) en www.jtbaker.com 5 Natriumperboraat Natriumperboraat bestaat uit de volgende vormen: natriumperboraat tetrahydraat (PBS4) en natriumperboraat monohydraat (PBS1). Natriumperboraat kan gehydrolyseerd worden tot boraat en waterstofperoxide, welke beide als desinfectans werkzaam kunnen zijn. De oplossing is basisch. Waterstofperoxide kan omgezet worden in vrije hydroxylradicalen en kan ontleed worden in water en zuurstof. Figuur 10: Hydrolyse van natriumperboraat (www.borax.com) Gebruik Los 3-4 eetlepels natriumperboraat (ca. 18-24 gram) op in een liter warm of heet water. Blootstelling Natriumperboraat (s) heeft een irriterend effect op de ogen, de huid en de luchtwegen (dit laatste bij hoge blootstelling). Natriumperboraat (PBS4 en PBS1) kan opgenomen worden door het lichaam door inhalatie daar de stof uiteen kan vallen o.i.v. lucht of water. Een oplossing in water is basisch en kan irriterend voor de huid zijn. Preventie Om het inademingsrisico te vermijden, is het noodzakelijk om verspreiding van stofdeeltjes van natriumperboraat te voorkomen. De bewoner dient goed te ventileren en oogbescherming (eventueel handschoenen) te gebruiken tijdens het oplossen van natriumperboraat (s) en tijdens de toepassing van de oplossing natriumperboraat (l). Milieu-effecten Natriumperboraat is schadelijk voor waterorganismen. Vaste stof Namen Natriumperboraat tetrahydraat PBS4 Natriumperboraat monohydraat PBS1 Gegevens NaBO3 .4H2O CAS 10486-00-7 MW: 153.9 NaBO3 .H2O CAS 10332-33-9 MW:99.8 Blootstellingseffecten Natriumperboraat (s) Inhalatoir Dermaal Ogen hoesten roodheid roodheid kortademigheid pijn VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 84 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING www.ilo.org (ICSC 1046) 6 Borax Gebruik Los 1 kopje borax (ca. 100 gram) op in een liter warm of heet water. Blootstelling Boraxpartikels (s) kunnen opgenomen worden in het lichaam door inhalatie (en door inslikken). Borax (s) heeft een irriterend effect op de ogen, de huid en de luchtwegen. Preventie Om het inademingsrisico te vermijden, is het noodzakelijk om verspreiding van stofdeeltjes te voorkomen. De bewoner dient goed te ventileren en oogbescherming (eventueel handschoenen) te gebruiken tijdens het oplossen van borax (s) en tijdens de toepassing van de oplossing borax (l). Milieu-effecten Borax is schadelijk voor waterorganismen. Vaste stof Namen Borax Dinatrium tetraboraat decahydraat Gegevens Na2B4O7. 10H2O CAS 1303-96-4 MW: 381.4 Blootstellingseffecten Borax (s) Inhalatoir Dermaal Ogen hoesten roodheid roodheid keelpijn pijn pijn kortademigheid droge huid neusbloedingen www.ilo.org (ICSC 0567) 7 Natriumhypochloriet Gebruik Verdun huishoudbleek 1:1 met water (conc. 2.5 % g/v). Spray natriumhypochloriet (5%) (geregistreerde desinfectants in trigger sprays). Blootstelling Natriumhypochloriet (l, actief chloor < 10%) kan opgenomen worden in het lichaam door inhalatie van aërosolen (bij vernevelen met trigger sprays!). Natriumhypochloriet heeft een irriterend effect op de ogen, huid en de luchtwegen. Geen indicatie kan gegeven worden hoe snel een schadelijke luchtconcentratie is bereikt na verdamping van de stof bij 20°C. Preventie Bij gebruik van dit product is het belangrijk dat de bewoner voldoende ventileert en gebruik maakt van oogbescherming en handschoenen. Met name de vorming van aërosolen bij het gebruik van trigger sprays met natriumhypochloriet kunnen de ademhalingswegen irriteren. Bij het gebruik van natriumhypochloriet dient men contact te vermijden met zuren (vorming van giftig chloorgas!) of met ammonia (vorming van chlooramines, die irriterend zijn voor ogen en luchtwegen). (www.isditproductveilig.nl) Milieu-effecten Natriumhypochloriet is schadelijk voor waterorganismen. Vloeistof, actief chloor < 10% Namen Gegevens Natriumhypochloriet NaClO Natriumchloride oxide CAS 7681-52-9 MW: 74.44 Blootstellingseffecten natriumhypochloriet (l) Inhalatoir Dermaal Ogen hoesten roodheid roodheid keelpijn pijn pijn VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 85 van 90 SCHIMMELS IN DE WONING www.ilo.org (ICSC 0482) 8 Discussie Doordat sommige middelen voor de schimmelverwijdering niet dagelijks gebruikt zullen worden, zal de invloed ervan op de gezondheid en op het milieu beperkt zijn. Aan de hand van de gegevens die vermeld zijn in de vorige paragraaf, hebben we een (zeer) globale indeling gegeven voor de betreffende middelen. Dit is gedaan door voor de blootstelling van de bewoner en voor de Milieueffecten een kleurcode te geven. Groen betekent geen risico, geel matig risico en rood (mogelijk) risico. Bij de beoordeling is geen rekening gehouden met reactieproducten die mogelijk gevormd kunnen worden. Soda (zuiveringszout) heeft voor de blootstelling de kleurcode groen gekregen. Alcohol heeft hiervoor de code groen/ geel gekregen, i.e. in verband met de vluchtigheid van de vloeistof. De kleurcode geel voor blootstelling is gegeven aan washing soda, natriumpercarbonaat, natriumperboraat en natriumhypochloriet (oplossing). Deze stoffen kunnen een irriterend effect op ogen, huid en luchtwegen hebben. Natriumhypochloriet gebruikt als spray heeft de kleurcode rood gekregen voor de blootstelling, i.e. omdat bewoners tijdens het sprayen de aërosolen met natriumhypochloriet kunnen inademen. Zie tabel 14. De actieve stoffen met mogelijke milieu-effecten zijn natriumperboraat, borax en natriumhypochloriet. Tabel 14: Blootstelling en milieu-effecten van middelen om schimmel te verwijderen Keuze Middel Blootstelling* Milieu-effecten* 1 2 Soda/ zuiveringzout Alcohol 70% Washing soda Natriumpercarbonaat Natriumperboraat Borax Natriumhypochloriet Natriumhypochloriet spray *Hierbij is geen rekening gehouden met reactieproducten -- Niet genoemd Groen: geen risico Geel: matig risico Rood: (mogelijk) risico ----- 9 Conclusie Uit bovenstaande gegevens is het advies afgeleid om voor de verwijdering van schimmels als middel soda te gebruiken. Alcohol 70% kan ook gebruikt worden om te ontsmetten, maar tijdens het gebruik hiervan dient extra geventileerd te worden. VMAB2006vj-M43-GENEESMIDDELEN-Eindrapport17092006.doc Pagina 86 van 90 Bijlage C Top 3 om schimmelgroei te voorkomen Ventileer voldoende en voortdurend! Houd het droog, schoon en stofvrij! Verwarm uw woning gelijkmatig! Want voorkomen is beter dan verwijderen… Schimmelbestrijding door bewoners GGD Rotterdam Telefoon: 010 4339894 Fax: 010 4339343 Website: www.ggd.rotterdam.nl Bezoekadres: Schiedamsedijk 95 Postadres: Postbus 70032 3000 LP Rotterdam GGD Rotterdam Telefoon : 010 43398 94 Fax : 010 4339 343 Website: www.ggd.rotterdam .nl Bezoekadres : Schiedamsedijk 95 Postadres : Postbus 70032 3000 LP Rotterdam Voorkomen van schimmels Dit kunt u doen : - Ventileren en luchten - Verwarmen - Droog, schoon en stofvrij houden Zie blad ‘Tips & Tricks’ voor - Woonkamer - Badkamer - Keuken - Gang en overloop - Kruipruimte Zie blad ‘Tips & Tricks’: Hoe moet ik schimmels verwijderen? Oppervlak groter dan 0,5 m2? Verwijderen van schimmels Ja Deskundigen inschakelen * Nee Allergisch? Chronisch ziek? Ja Uitbesteden Nee Soort oppervlak? Poreus Glad en gesloten - Beschermingsmaatregelen - Goed ventileren - Beschermingsmaatregelen - Goed ventileren - Zie blad ‘Tips & Tricks’: Hoe moet ik schimmels verwijderen ? Bij poreuze oppervlakken of andere oppervlakken - Dep voorzichting met een vochtige doek - Schrob daarna het oppervlak met een borstel - Maak verder schoon met soda (of alcohol) Verwijderd? Ja Verwijderd? Ja Blijf ventileren en luchten Blijf verwarmen Houd het droog, schoon en stofvrij Nee, komt terug * GGD bellen: 010 4339894 Eventueel verhuurder inschakelen Geen schimmels Nee Contact GGD Bijlage D Schimmelbestrijding door bewoners GGD Rotterdam Telefoon: 010 4339894 Fax: 010 4339343 Website: www.ggd.rotterdam.nl Bezoekadres: Schiedamsedijk 95 Postadres: Postbus 70032 3000 LP Rotterdam In Nederland heeft bijna 20% van de woningen te kampen met vochtproblemen. Deze kunnen zich onder andere uiten in zichtbare vochtplekken, schimmelgroei en een muffe lucht in de woning. Naast een vermindering van het woongenot, kan vocht indirect gezondheidsklachten veroorzaken bij personen die overgevoelig zijn voor huisstofmijt en/of schimmels. Hoe herken ik een vochtig huis? Dit zijn de mogelijke kenmerken: • vochtplekken en schimmelvorming op wanden, plafonds, meubels, leren bekleding en dergelijke; • houtrot; • vochtophoping op bijvoorbeeld enkelglas ruiten en op wanden; • zoutvorming. Deze is aan te treffen op vochtige, of voorheen vochtige steenachtige delen; • de aanwezigheid van insecten als pissebedden en zilvervisjes; • vochtige kruipruimte; • muffe lucht; • klamme atmosfeer. Het voorkomen van vochtophoping en schimmelgroei Onderaan vindt u tips, adviezen, handelingen en middelen om uw wooncomfort te verhogen. Het is voor u belangrijk om het onderstaande te lezen en na te gaan welke adviezen voor u van toepassing zijn. Heeft u bijvoorbeeld veel vochtophoping in uw woonkamer, bekijk dan de adviezen bij “Tips voor uw woonkamer”. Wilt u weten hoe u schimmels moet verwijderen, bekijk dan het kopje “Hoe moet ik schimmels verwijderen?”. Dit zijn de algemene tips voor uw woning: • Bestrijd vochtproblemen zo veel mogelijk bij de bron. • Breng voldoende regelbare ventilatieopeningen aan, zeker als u de hele woning kierdicht heeft gemaakt. Ventilatieroosters en ventilatiekleppen laten meer lucht door naarmate het harder waait. Regel daar de openingsstand dus naar. Vooral bij natuurlijke afvoer. • Zorg dat de relatieve luchtvochtigheid tussen de 35 en 75 % ligt. Een te hoge relatieve luchtvochtigheid kan worden verbeterd door kort maar krachtig te ventileren of te luchten. We spreken van luchten als ramen en/of buitendeuren ongeveer 8 centimeter openstaan. • Lucht uw kamers, vooral als het een beetje waait, maar 10 minuten. Dan is de meeste binnenlucht al vervangen door verse buitenlucht. Draai wel ruim van tevoren de radiatorkranen dicht of zet de thermostaat laag. Lucht in de winterperiode kort maar krachtig. Dat kost minder energie dan een voortdurende ventilatie door een kleine opening of door kieren. Bij grondig luchten van de (slaap)kamer is het openen van een (groot) raam gedurende een half uur in het algemeen wel voldoende. Langer open laten verhoogt niet de frisheid, maar wel uw energieverbruik. • Het verwarmen van uw woning kan een beschermende werking hebben tegen schimmelgroei. Dit geldt voornamelijk bij het hebben van centrale verwarming. • Gebruik in de woning liever zo min mogelijk tapijt, stoffering en materiaal dat stof verzamelt. • Stofzuig tapijt regelmatig, maak harde vloeren schoon met een vochtige mop en maak raamkozijnen regelmatig schoon met een vochtige doek. Houd de woning (zoveel mogelijk) droog, schoon en stofvrij. • Laat huisdieren niet in de slaapkamer. • Gebruik bij voorkeur schimmelresistente (afwerk)materialen. Tips voor uw woonkamer: • Zie algemene tips voor uw woning. • Wanneer u alleen de woonkamer verwarmt, dan loopt u meer kans op vochtproblemen in andere kamers dan wanneer u het hele huis verwarmt. Tips voor uw badkamer: • Zie algemene tips voor uw woning. • Maak na het douchen de vloer en muren droog met een trekker, of desnoods met een doek of spons. • Gebruik een ventilator voor de afvoer van vochtige lucht naar buiten. Laat de ventilator draaien tijdens en na het douchen of baden. • Lucht na het douchen of baden de badkamer 15 tot 30 minuten grondig. Dan zal de meeste waterdamp direct weer zijn afgevoerd. Zet ook dan de radiatorkraan even tevoren dicht. Niet de deur openzetten, dan verspreid het vocht zich naar de rest van de woning. Tips voor uw keuken: • Zie algemene tips voor uw woning. • Plaats een afvoerrooster in de keuken (of in het toilet) bij voorkeur boven in het vertrek aan de noord- of oostgevel. • Gebruik de hoogste stand of een kookstand bij een centraal afzuigsysteem. • Doe deksels op de pannen bij het koken. Het scheelt verdamping van kookvocht en is voordelig voor het energieverbruik. • Laat de afzuigkap na het koken nog 10-20 minuten draaien. • Let op het filter in uw afzuigkap. Door vervuiling neemt de capaciteit van het toestel af. Vervang de kunststoffilters op tijd. Als u een metalen filter heeft, maak dit dan schoon met een sopje of was het in de vaatwasser. Tips voor uw gang en overloop: • Dweil de vloer niet te nat. Tips voor uw kruipruimte: • Zorg voor een zoveel mogelijk schone en droge fundering en kruipruimte. Dek de grond af met een stevig stuk plasticfolie en laat de ventilatieroosters van de kruipruimte open. Een vochtige kruipruimte kan ontstaan door: een hoge waterstand, of door regenwater dat via de bestrating in de kruipruimte terechtkomt of door een lekke waterleiding of zelfs door een gebroken riolering. Tips voor uw wasgoed: • Tijdens het wassen van kleren komt ½ liter water vrij: sluit de deur van de wasruimte. • Bewaar kleren en handdoeken schoon en droog. Laat ze niet nat liggen in de wasmand of wasmachine. • Bij het drogen van de was komt veel damp vrij: doe dat dus buiten of in een wasdroger met afvoer naar buiten. • Als u de was droogt in huis, zorg dan voor voldoende ventilatie en verwarming. Droog de was in een kamer waarvan de deur gesloten is en het raam open, anders verspreidt het vocht zich. Tips voor uw ventilator: • Schakel een centraal afzuigsysteem niet uit. Het ventilatiesysteem is gebaseerd op een continue afzuiging. • Plaats een ventilator bij voorkeur niet op een gevel waar altijd de wind op staat. Schakel de ventilator tijdig in, dus vóór de noodzaak tot ventileren ontstaat. Kies een ventilator niet te krap. Juist in de piekuren (bijvoorbeeld tijdens het koken) is voldoende ventilatie belangrijk. • Raamventilatoren en afzuigkappen zuigen niet alleen ongewenste geurtjes weg, maar ook warme lucht. Gebruik ze daarom zo kort mogelijk. • Heeft uw woning mechanische ventilatie? In de ventilator kan zich vuil en vet ophopen. Laat deze periodiek reinigen, bijvoorbeeld gelijktijdig met de controle van uw cv-installatie. Tips bij een nieuwe woning: • Opvoeren van de ventilatiefrequentie om het bouwvocht versneld af te voeren, valt in de winter aan te bevelen. In de winter kun je een woning droogmaken omdat de buitenlucht dan erg droog is. Dat verhoogt wel het energieverbruik, maar voorkomt schimmelgroei en een langdurig vochtige woning. Bij een te hoge relatieve luchtvochtigheid heeft regelmatig een korte extra ventilatie meer nut. • Ventileer tijdens de 6 tot 8 weken durende drogingsperiode van ureumformaldehydeschuim spouwisolatiemateriaal wat meer dan gewoonlijk bij mogelijke hinder van formaldehydedampen. • Als u de mogelijkheid heeft, kies dan bij een nieuwbouwhuis in plaats van een ventilator voor een mechanische ventilatie met een warmte-terugwinsysteem. De warmte van de afgevoerde lucht wordt weer gebruikt om frisse buitenlucht te verwarmen. Binnen enkele jaren heeft u de investering terugverdiend. Overige tips: • Controleer regenpijpen en dakgoten opdat het water goed wordt afgevoerd. • Laat lekkages bij ramen en daken repareren. • Plak één stukje aluminiumfolie van bijvoorbeeld 15 bij 15 cm plat op een wand of plafond waar schimmelvorming is ontstaan. Als na een tijdje druppeltjes verschijnen op dat stukje aluminiumfolie, heeft u op die plek last van condensatie. • Gasapparaten en open haarden verbruiken zuurstof uit de lucht. Ze hebben dus, als ze in bedrijf zijn, voortdurend frisse lucht nodig. De daarvoor aangebrachte ventilatie-openingen mogen niet worden gedicht. • Geef of laat uw gastoestellen regelmatig een onderhoudsbeurt geven. Dit is van groot belang voor een goede verbranding, met name bij een afvoerloze geiser. • Vraag aan de installateur of het gasbedrijf, waar de luchttoevoeropeningen - en de grootte daarvan - voor gastoestellen moeten zitten. Hoe moet ik schimmels verwijderen? Gladde gesloten oppervlakken Bij de bestrijding van schimmels is het belangrijk op welke ondergrond de schimmel groeit en wat met de ondergrond gedaan moet worden. Wanneer schimmels groeien op een klein glad en dicht oppervlak en zij moeten verwijderd worden dan kunnen we hierin verschillende stappen onderscheiden, namelijk: Schakel de GGD in, als de beschimmelde oppervlakken groter dan 0,5 m2 zijn. De GGD, cluster Milieu & Hygiëne, kunt u van advies dienen voor het schimmelprobleem. De GGD kan behulpzaam zijn bij het (laten) verwijderen van schimmels. Telefoonnummer GGD-Rotterdam is 010-4339894. Indien de beschimmelde oppervlakken kleiner zijn dan 0,5 m2 kunt u de schimmels volgens onderstaande methode verwijderen. Zorg ervoor dat jonge kinderen, ouderen, zieken, allergische of astmatische personen niet in de ruimte (woning) aanwezig zijn tijdens het schoonmaken van de beschimmelde oppervlakken. Zorg ervoor dat jonge, gezonde volwassenen de schimmels verwijderen. Personen die oud, ziek of allergisch zijn, kunnen de schimmels beter niet zelf verwijderen. Dek de werkruimte af met schermplastic. Gebruik een mondkapje, stofbril en handschoenen. Gebruik kleding die de huid bedekt d.w.z. lange broek en shirt met lange mouwen. Niet sprayen: dit veroorzaakt wervelingen, waardoor schimmelfragmenten/ sporen zich kunnen verspreiden. Bevochtig en dep voorzichtig met een vochtige doek het oppervlak. Gebruik hiervoor verschillende doeken of wegwerpdoeken. Schrob hierna het vochtige oppervlak met een borstel om de overige schimmelresten te verwijderen. Maak verder schoon met een soda-oplossing en laat het inwerken voor 10 minuten. Spoel het na met (heet) water en droog het oppervlak. De gebruikte kleren in de ruimte uittrekken, dit om verspreiding van sporen te vermijden. Was de kleren meteen (600C). Na het verwijderen van schimmel, goed ventileren (‘uitwaaien’) door de ramen tegenover elkaar open te zetten zodat schimmelsporen door de sterke luchtstroom naar buiten kunnen waaien. Houd de deuren van andere kamers dicht. Deze stapsgewijze benadering kan ervoor zorgen dat schimmels geen tot weinig kans krijgen om zich verder te ontwikkelen. Poreuze oppervlakken Wanneer schimmels groeien op een poreus oppervlak (muren of wanden) en zij moeten verwijderd worden dan kunnen we de volgende stappen onderscheiden: Schakel de GGD in, als de beschimmelde oppervlakken groter dan 0,5 m2 zijn. De GGD, cluster Milieu & Hygiëne, kunt u van advies dienen voor het schimmelprobleem. De GGD kan behulpzaam zijn bij het (laten) verwijderen van schimmels. Telefoonnummer GGD-Rotterdam is 010-4339894. Indien de beschimmelde oppervlakken kleiner zijn dan 0,5 m2 kunt u de schimmels volgens onderstaande methode verwijderen. Zorg ervoor dat jonge kinderen, ouderen, zieken, allergische of astmatische personen niet in de ruimte (woning) aanwezig zijn tijdens het schoonmaken van de beschimmelde oppervlakken. Zorg ervoor dat jonge, gezonde volwassenen de schimmels verwijderen. Personen die oud, ziek of allergisch zijn, kunnen de schimmels beter niet zelf verwijderen Dek de werkruimte af met schermplastic. Gebruik een mondkapje, stofbril en handschoenen. Gebruik kleding die de huid bedekt d.w.z. lange broek en shirt met lange mouwen. Niet sprayen: dit veroorzaakt wervelingen, waardoor schimmelfragmenten/sporen zich kunnen verspreiden. Bevochtig en dep voorzichtig met een vochtige doek het oppervlak. Gebruik hiervoor verschillende doeken of wegwerpdoeken. Schrob hierna het oppervlak met een borstel om de overige schimmelresten te verwijderen. Behandel de (droge) muur met 70% alcohol (brandgevaarlijk). Zorg voor goede ventilatie. De gebruikte kleren in de ruimte uittrekken, dit om verspreiding van sporen te vermijden. Was de kleren meteen (600C). Andere oppervlakken Meubelstukken met gladde oppervlakken Bevochtig en dep voorzichtig met een vochtige doek het oppervlak. Gebruik hiervoor verschillende doeken. Behandel het oppervlak met 70% alcohol (brandgevaarlijk). Zorg voor goede ventilatie. Gestoffeerde meubels Als de stoffering van de meubels beschimmeld is, gooi de meubels weg. Het is moeilijk om de stoffering schimmelvrij te maken. Andere gestoffeerde meubels – die niet beschimmeld zijn – dienen goed gestofzuigd te worden, bij voorkeur met een stofzuiger die voorzien is van een HEPA filter (High Efficiency Particulate Air filter) of een fijn stof filter. Tapijt Maak het tapijt nat. Dit voorkomt de verspreiding van sporen. Gooi het tapijt weg. Verpak het tapijt in plastic om verspreiding van sporen te voorkomen Behandel de (droge) vloer met alcohol 70% (brandgevaarlijk). Zorg voor goede ventilatie. Textiel Neem b.v. gordijnen voorzichtig van de rail en was ze in de wasmachine (600C: IFH, 2001b). Eventuele vlekken en luchtjes die de schimmel heeft veroorzaakt, zijn moeilijk te verwijderen. Andere materialen Gooi beschimmeld materiaal zoals matrassen, gipsplaten, isolatiemateriaal en karton weg. Verpak het beschimmeld materiaal in plastic om verspreiding van sporen te voorkomen. Aanvullende informatie Hieronder vindt u telefoonnummers en internetadressen van instanties en bedrijven die u bij uw vocht- en schimmelprobleem kunnen helpen. Ook kunnen zij u aanvullende informatie leveren. GGD Rotterdam Cluster Milieu & Hygiëne Telefoon : (010) 4339894 Fax : (010) 4339343 Website : www.ggd.rotterdam.nl Bezoekadres : Schiedamsedijk 95 Postadres : Postbus 70032 3000 LP ROTTERDAM Het cluster Milieu & Hygiëne kan u informatie geven over schimmels en vocht in een woning en mogelijke gezondheidseffecten. De GGD kan behulpzaam zijn bij het (laten) verwijderen van schimmels, maar verwijdert zelf niet. Hiervoor dient u de specialisten te benaderen. Specialisten Soms kan het zijn dat de schimmelvorming zodanig is, dat u haar zelf niet meer kunt bestrijden of verwijderen. U kunt dan beter hulp inroepen van specialisten of experts. Bij specialisten of experts kunt u denken aan uw verhuurder of een bedrijf dat de schimmel op een professionele manier kan verwijderen. Burgerlijk Wetboek Over de woning worden in het Burgerlijk Wetboek de verplichtingen van de huurder en verhuurder beschreven. Het Burgerlijk Wetboek (B.W.) meldt dat de huurder verplicht is om: • Het gehuurde als een “goed huurder” te gebruiken en te behandelen. • De huurprijs op de afgesproken termijnen te voldoen. Daarbij is de verhuurder aansprakelijk voor alle schade aan het verhuurde toegebracht. De verhuurder is verplicht om: • Het verhuurde te onderhouden in zodanige staat dat het tot het gebruik waartoe het verhuurd is, dienen kan. • In te staan voor alle gebreken van het verhuurde goed. Indien door die gebreken enig nadeel voor de huurder ontstaat, is de verhuurder gehouden hem daarvoor schadeloos te stellen. Rol van klachtenbehandelende instanties Instanties zoals basisgezondheidsdiensten, kruisverenigingen en wetenschapswinkels behandelen klachten die gaan over het binnenmilieu. Zij zijn slechts adviserend en hebben geen directe juridische mogelijkheden om maatregelen ter verbetering af te dwingen. Ze kunnen echter wel bevoegde instanties, bijvoorbeeld Bouw- en Woningtoezicht of een Gemeentelijke Milieudienst, verzoeken om op te treden. Klachten Soms wordt een ongezond binnenmilieu (mede) veroorzaakt door (bouw)technische gebreken in uw woning. Aan uw verhuurder wordt dan gevraagd om deze op te lossen. Doet hij dit niet, dan kunt u in Rotterdam bij de afdeling Woningtoezicht van de dienst Stedenbouw, Wonen en Verkeer (dS+V) een klacht indienen. Een inspecteur gaat na of uw klacht reëel is en kan in dat geval uw verhuurder verplichten tot onderhoudswerkzaamheden. Astma of huisstofmijtallergie Wanneer u luchtwegklachten heeft, zoals astma of huisstofmijtallergie, is het des te belangrijker om vocht te bestrijden en stof weg te houden. Uw woning moet hier zo goed mogelijk op ingericht worden door zogenaamd saneren. Het Astma-COPD team van Thuiszorg Rotterdam kan u helpen bij de sanering van de woning. Wanneer een goede sanering niet mogelijk is, kunt u medische urgentie aanvragen voor een andere woning. De aanvraag moet ingediend worden bij dS+V. Deze dienst stuurt de aanvraag door naar de GGD-afdeling Sociaal Medische Advisering en Zorg (SMAZ). Schrijver systeem Het Schrijver systeem® is speciaal ontwikkeld om de oorzaak van vochtoverlast weg te nemen. Het Schrijver systeem® is een vochtregulerend systeem dat bestaat uit een element van steen en een keramische koker. Zie voor meer informatie www.schrijversysteem.nl Energie Prestatie Advies (EPA) EPA kan laten zien welke energiebesparende maatregelen zinvol zijn. Zo kan men gericht investeren bij de komende renovatie, aanpassing of verbouwing. Eerst inventariseert een adviseur de energietechnische en bouwkundige gegevens van de woning of het woongebouw. Vervolgens bepaalt hij samen met bijvoorbeeld een woningcorporatie welke woningen onderzocht moeten worden. Hij kijkt hierbij naar de grootte van de woningen, de constructie en isolatie, de verwarmings- en warmtapwaterinstallatie, het ventilatiesysteem en het gemiddelde aardgasverbruik. Het resultaat is een gedetailleerd rapport dat aangeeft hoe goed de woningen 'presteren' en hoe die prestatie verbeterd kan worden. Het vermeldt de meest rendabele maatregelen, kosten, subsidie en terugverdientijden. Op basis hiervan kan men effectieve keuzes maken uit het voorgestelde maatregelenpakket. Wat zijn de voordelen hierbij? • Men krijgt inzicht in de bouwkundige en energetische situaties in de woningen en kan dus heel gericht investeren. • Niet alleen de energieprestaties van de woningen gaan erop vooruit, ook het comfort en de kwaliteit van het binnenmilieu stijgen. • Het EPA is voor woningen waarvan de bouwvergunning is afgegeven voor 1 januari 1998. Folders • Saneren van het Astmafonds. Deze kunt u bij de Astmafonds bestellen. • Isoleren is prima, maar ventileren moet ook. Deze kunt u bij de GGD ophalen. Internetsites www.lekkerfris.nu voor zeer algemene informatie www.wonenplusplus.nl Een gezonder leefklimaat, een comfortabeler huis en een lagere energierekening? Via Wonen++ kunt u voor een scherpe prijs en via een speciale financiële constructie uw huis laten isoleren of een HR-ketel aanschaffen. Voor meer informatie kunt u deze site bezoeken. De investeringskosten kunt u tegen hypothecaire voorwaarden financieren. Dit geldt niet voor huurders. faculteit Natuurwetenschappen Open Universiteit Nederland Postbus 2960 6401 DL Heerlen, NL tel. 045-5762877 [email protected] www.ou.nl/nw