©Willy van Strien De Volkskrant Bij de mier exploiteert het gewas ook de boer Gepubliceerd op 14 april 2007 Landbouw lijkt altijd de exploitatie van de natuur door de mens. Maar in hoeverre is het niet ook omgekeerd? Mieren kunnen de boer nog iets leren, vindt Wageningen. Door Willy van Strien Driehonderd soorten termieten en tweehonderd soorten mieren kweken schimmels in hun kolonies. Die schimmels zetten onverteerbare bestanddelen van planten om in stoffen die de insecten wel aan kunnen. Bovendien eten de insecten ook de schimmels zelf. De schimmels profiteren van het gunstige klimaat dat de ‘boeren’ voor hen scheppen, het voedsel dat ze aandragen en de bescherming die ze bieden tegen ziekten en plagen. De insecten kunnen niet buiten hun schimmels, de meeste gekweekte schimmels kunnen niet zonder de insecten. Een vorm van landbouw, vonden vrijdag in Wageningen sprekers van het symposium over darwinaanse landbouw. Behalve menselijke landbouw stonden daar ook mieren op het programma. En niet zonder reden. Frappant is dat termieten en mieren net als mensen hoogproductieve rassen in monoculturen verbouwen. Dan gaat er geen energie van het gewas verloren aan concurrentie tussen variëteiten en zijn de insecten verzekerd van een vaste opbrengst. Alleen: hoe komen ze aan die monoculturen? Een termietennest wordt gesticht door een koning en koningin die geen schimmel bij zich hebben, althans bij de meeste soorten. De eerste werkers die zij voortbrengen, pikken sporen op van paddestoelen die uit andere termietennesten opschieten als de vruchtlichamen van de daar gekweekte schimmels. Het gewas is familie van de ridderzwammen. Met die sporen, gewoonlijk een mengsel, begint de jonge kolonie zijn tuin. Door de schimmels te kweken ontdekte Duur Aanen (Wageningen) onlangs hoe daarvan per kolonie toch maar één genetische variëteit overblijft. ‘Als sporen tot dezelfde variëteit behoren, bundelen de draden die eruit groeien, hun krachten en dan doen ze het veel beter’, ondervond hij. ‘Schimmeldraden van verschillende typen werken niet samen. In een mengsel drukt de meest voorkomende variëteit de andere typen weg.’ Voor de termieten is het dan goed oogsten. Voedzaam Er rest één probleem: de schimmel probeert paddestoelen te vormen met seksuele sporen waarin nieuwe combinaties van eigenschappen mogelijk zijn. De termieten kunnen geen paddestoelen eten, dus de seksuele voortplanting van de schimmel is voor hen pure verspilling. Die onderdrukken ze. Zogauw er knopjes op de schimmeldraden verschijnen waaruit paddestoelen groeien, eten ze die op. De knopjes zijn erg voedzaam. De schimmel buit dat uit door op die knopjes aseksuele (genetisch identieke) sporen te maken die de termietendarm overleven. De insecten bemesten hun tuin met hun uitwerpselen en verspreiden zo die sporen. ‘Een duurzaam systeem’, zegt Aanen. Alleen als de termieten zich seksueel gaan voortplanten en gevleugelde individuen produceren in plaats van werkers, ontkomen de schimmels aan controle en ontstaan paddestoelen. De oogst is dan tijdelijk kleiner. Bij mieren komt een monocultuur makkelijker tot stand, want een koningin die een nest sticht, heeft een stukje schimmel uit haar ouderlijk nest meegenomen om een tuin te beginnen. Toch kan er een andere schimmel in het nest opduiken. ‘De gevestigde schimmel verdraagt dat niet en produceert stofjes die indringers tegenwerken’, zegt Koos Boomsma van de Universiteit van Kopenhagen. Maar ook de mieren gaan nestvreemde schimmels te lijf. Boomsma: ‘Als je een stuk schimmeltuin van het ene nest naar een naburig nest van dezelfde mierensoort verhuist, vernielen de mieren het binnen een halve dag. Dat lijkt zinloos, tot je beseft dat de nieuwe schimmel in botsing zou komen met de gevestigde schimmel en dat dan de productiviteit van het hele systeem vermindert.’ De mieren die de schimmels eten, nemen ook de tegenwerkende stofjes op en als ze hun tuinen met hun uitwerpselen bemesten, komen die stofjes mee. Daardoor zijn mieren gedwongen om overal in een nest dezelfde schimmelvariëteit te kweken, ook al zouden ze in verschillende kamers misschien liever monoculturen van verschillende variëteiten hebben. ‘De schimmel, het gewas, manipuleert wat dat betreft ook weer de mieren,’ zegt Boomsma.