Hoe verloopt de overgang van lager onderwijs naar

advertisement
15/06/2009
Methodeonderwijs
Groepsleden: Janssen Robin., Kerkhofs Stefanie, Loznik Krista, Piccart Ann
Klas: 3SAV
Vak: Keuzemodule methodeonderwijs
1
15/06/2009
Methodeonderwijs
Inleiding
Tijdens het laatste semester van dit schooljaar hebben wij gekozen voor de
keuzemodule methodeonderwijs. Voor deze module hebben wij als groep
onderzoek gedaan naar de overgang van lager naar secundair onderwijs. Zo zijn
we op een aantal cruciale vragen gestuit:

Hoe verloopt de overgang van regulier lager onderwijs naar regulier
secundair onderwijs?

Hoe verloopt de overgang van regulier lager onderwijs naar methode
secundair onderwijs?

Hoe verloopt de overgang van methode lager onderwijs naar regulier
secundair onderwijs?

Hoe verloopt de overgang van methode lager onderwijs naar methode
secundair onderwijs?
In deze bundel komen jullie meer te weten over ons onderzoek en jullie kunnen
via de site ook onze workshop downloaden. Via links kom je dan weer terecht bij
de verschillende scholen die wij hebben geobserveerd en met vragen kan u ook
terecht op onze site.
2
15/06/2009
Methodeonderwijs
Inhoudstabel
Onderzoeksvraag ....................................................................................... 4
Literatuuronderzoek ................................................................................. 13
Praktijkonderzoek..................................................................................... 21
In de praktijk… ........................................................................................ 41
Bibliografie .............................................................................................. 42
Bijlagen .................................................................................................. 43
3
15/06/2009
Methodeonderwijs
Onderzoeksvraag
Keuze van de onderzoeksvraag
De zoektocht naar een geschikte onderzoeksvraag doorliep in onze groep een
lange weg. Onze eerste gedachte was het verschil tussen het methodeonderwijs
in Nederland en België toe te lichten. Omdat de observatie in een Nederlandse
methodeschool niet mogelijk was, hebben een nieuwe onderzoeksvraag gekozen.
Dit is de volgende vraag geworden:
Hoe verloopt de overgang van lager onderwijs naar secundair
onderwijs?




Hoe verloopt de overgang
onderwijs?
Hoe verloopt de overgang
secundair onderwijs?
Hoe verloopt de overgang
secundair onderwijs?
Hoe verloopt de overgang
secundair onderwijs?
van regulier lager onderwijs naar regulier secundair
van regulier lager onderwijs naar methode
van methode lager onderwijs naar regulier
van methode lager onderwijs naar methode
Antwoorden op de onderzoeksvragen
Hoe verloopt de overgang van lager onderwijs naar secundair
onderwijs?
Hoe verloopt de overgang van regulier lager onderwijs naar regulier
secundair onderwijs?
Er zijn verschillende voordelen van de overstap van het reguliere basisonderwijs
naar het reguliere secundair onderwijs. De leerlingen zijn reeds klaargestoomd
om te starten in het secundair onderwijs, ze gaan door met de lesmethodes die
ze gewend zijn en ze weten wat hen te wachten staat.
Kinderen starten in het basisonderwijs vanaf de leeftijd van 6 jaar tot de leeftijd
van 12 jaar. Deze 6 jaar leren de leerlingen de basisvaardigheden, maar vanaf
het 5e leerjaar komen daar ook de zaakvakken bij.
 Een verschil met het methodeonderwijs is dat in het gemeenschapsonderwijs
de ouders ook moeten kiezen of de leerling godsdienst of NCZ volgt. In het
methodeonderwijs leren de leerlingen dit via cultuurbeschouwing.
Beide scholen moeten naast de vakdoelstellingen ook de vakoverschrijdende
leerdoelen behalen.
Een leerling volgt (normaal gesproken) vanaf zijn 12e tot 18e leeftijd secundair
onderwijs. Hierin kiest het zelf de richting die hij wil volgen (mits de resultaten
dit toelaten!!)
4
15/06/2009
Methodeonderwijs
Kenmerkend voor het reguliere onderwijs is dat er veelal klassikaal lesgegeven
wordt en er dus individueel gewerkt wordt door de leerlingen. In de
methodescholen wordt veel meer in groepjes gewerkt en nauwelijks klassikaal
lesgegeven. Toch zien we wel dat ook in het reguliere onderwijs steeds meer
nieuwe methodes worden in- en uitgevoerd. Denk hierbij aan samenwerken,
hoekenwerk, contractwerk etc.
Daarnaast is een volgend kenmerk dat de leerkracht steeds bepaalt wat de
leerlingen moeten doen en wanneer zij iets af moeten hebben. In
methodescholen mogen de leerlingen meebeslissen over verschillende taken en
de indeling van lessen.
De werkzelfstandigheid is in het regulier onderwijs ook beduidend lager.
Leerlingen stappen direct naar de leerkracht toe als er problemen zijn of als zij
dingen niet snappen. Daarbij kauwt de leerkracht de antwoorden ook nog eens
vaak voor, waardoor de leerling in principe verwend wordt. Het leert niet
zelfstandig te werken. Toch zien we ook dit steeds minder worden in het regulier
onderwijs. In methodescholen worden de leerlingen vaak aangewezen op hun
eigen zelfstandigheid en medeleerlingen waarbij ze terecht kunnen.
Als conclusie kunnen we stellen dat er vele voordelen terug te vinden zijn
wanneer de leerling van het reguliere lager onderwijs naar het reguliere
secundair onderwijs gaat. De leerling wordt grondig voorbereid op het secundair
onderwijs. Zeker op deze campus, waar het eigenlijk al bijna vaststaat dat de
leerling doorstroomt naar het atheneum dat ook op de campus ligt. De leerling
kent beide scholen en is de verschillende lesmethoden gewoon.
Voordelen zijn dan ook de bekendheid met de werkmethoden, de leerlingen
kunnen hun gehele schooltraject afleggen op een campus. Alles sluit op elkaar
aan. De leerkracht heeft hierbij wel de volledige controle over de leerlingen wat
natuurlijk wel makkelijker is!
Enkele nadelen zijn dat de werkzelfstandigheid beduidend lager is, de leerlingen
niet gewoon zijn samen te werken en hebben weinig tot geen inspraak op het
meebeslissen over verschillende werkzaamheden in het klasgebeuren.
5
15/06/2009
Methodeonderwijs
Hoe verloopt de overgang van regulier lager onderwijs naar methode
secundair onderwijs?
Ongeveer de helft van de leerlingen schakelt van het reguliere lager onderwijs
over naar methodeonderwijs in het secundair. De overstap van een klassieke
lagere school naar een eerste graad Freinet is dus mogelijk. Het kind moet wel
beschikken over een duidelijk, zelfstandig, leergierig en sociaalvaardig profiel.
Kinderen werken samen aan projecten en ze zijn zelf verantwoordelijk voor hun
studievooruitgang. De leerlingen krijgen dezelfde leerstof aangereikt als in de
reguliere klassen. Ze moeten dezelfde eindtermen behalen en werken ook aan
dezelfde VOETen. Alleen de manier waarop ze onderwijs krijgen is anders. Men
gaat de leerstof zoveel mogelijk ervaringsgericht aanbieden. Zelf exploreren
staat op de eerste plaats. Dit wilt niet zeggen dat alles een ongestructureerd
verloop kent. De begeleiding van de leerkrachten is zeer intens. Alleen zijn de
leerlingen heel bewust dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun
studievooruitgang. Ook zijn zelfstandig werken en in groep werken een must.
In sommige scholen organiseert men een test voor de vakken Nederlands en
wiskunde. De leerling moet hiervoor slagen als hij in het methodeonderwijs wilt
instappen. Men houdt ook een gesprek met de leerling, ouders en directeur.
Hierin wordt toegelicht waarvoor methodeonderwijs staat. Zo weten de ouders
duidelijk wat het betekent. Men probeert tijdens het gesprek ook duidelijkheid te
scheppen over wat het kind zelf wilt. Indien het gesprek een positieve afloop
kent en de leerlingen zijn geslaagd voor de tekst kan het kind in een
methodeklas worden ingeschreven.
Sommige scholen bieden de mogelijkheid niet om door de jaren heen van
regulier onderwijs over te stappen naar methodeonderwijs. Ze moeten hun
gehele schoolcarrière ofwel het regulier onderwijs volgen ofwel het
methodeonderwijs volgen. Andere scholen bieden deze mogelijkheden weer wel.
Daar organiseren ze bijvoorbeeld examens zodat de voor leerlingen die na een
eerste graad methodeonderwijs willen overschakelen naar regulier onderwijs in
de tweede graad de drempel verlaagd wordt.
Een probleem dat kan opduiken is dat een leerling niet meekan met de
werkwijzen en methodieken van methodeonderwijs. Deze leerlingen worden
terug naar het traditionele onderwijs overgeplaatst. Men voorziet hiervoor enkele
heroriënteringmomenten. Ongeveer 1/3 van de leerlingen die start in de
methodeklas wordt geheroriënteerd naar het traditionele onderwijs. Een
selectieprocedure voor leerlingen die klaar zijn voor het methodeonderwijs is een
heel moeilijke zaak.
Leerlingen die uit het regulier onderwijs doorstromen, krijgen zeker geen
speciale behandeling. Ze krijgen wel de nodige ondersteuning in het begin van
het schooljaar. Na verloop van tijd weten ze zelf wat ze moeten doen. Ook bij
beoordelingen maakt men geen onderscheid. Ze moeten over dezelfde kennis
beschikken. Als je nu van een traditionele school komt of van een methodeschool
lager, dit maakt niets uit!
6
15/06/2009
Methodeonderwijs
Werkvormen
Leerlingen die van het regulier onderwijs doorstromen, hebben sneller
ondersteuning nodig bij bepaalde werkvormen. Leerlingen uit methodeklassen
hebben de gewoonte om verschillende werkvormen toe te passen en kunnen hun
plan beter trekken tijdens een moeilijk moment. Leerlingen die uit het gewone
onderwijs doorstromen, zijn het gewoon dat de leerkracht doceert. Hier zouden
leerlingen die de methodeschool gewoon zijn het moeilijk mee hebben. Zij
exploreren zelf liever de dingen. Tegenwoordig worden er toch al werkvormen,
die in het methodeonderwijs bekend staan, geïntegreerd in het traditioneel lager
onderwijs. Enkele voorbeelden hiervan zijn contractwerk en hoekenwerk. Het is
dus niet dat ze totaal onbekend staan t.o.v. deze werkvormen.
Klasopstelling
Je ziet ook een duidelijk verschil in de klasopstelling van het regulier onderwijs
en de klasopstelling in de methodescholen. In een reguliere school staan de
banken meestal op een klassieke wijze opgesteld. Hiermee wordt bedoeld dat de
banken gewoon in rijen staan. Er is wel extra materiaal beschikbaar zoals laptops
en dergelijke om aan contract- en hoekenwerk te doen. Dit is al een stap naar de
werkwijze van het methodeonderwijs toe. Klassen worden ook versierd met
knutselwerken van de leerlingen. Ook zijn er andere lokalen om aan muzische
vormingen te doen en computerlokalen. Maar bijna voor alle vakken hebben de
leerlingen een vast lokaal.
In een methodeschool secundair onderwijs is dit ook het geval. De leerlingen
beschikken over een vast lokaal voor de algemene vakken. Alleen voor praktijkvakken moeten ze naar een ander lokaal zoals bijvoorbeeld P.O. De klassen
worden in een bepaalde kleur geschilderd. Ook worden, zoals in het regulier
lager onderwijs, de lokalen versierd met werkjes van de leerlingen. Alleen in het
methodeonderwijs zijn dit niet alleen knutselwerkjes maar ook planningen, lijsten
met symbolen, creatieve opdrachten waarrond ze in andere vakken gewerkt
hebben en dergelijke. De banken zijn ook niet op traditionele wijze opgesteld. De
klas is ook in verschillende hoeken ingericht zodat de leerlingen zelf optimaal
kunnen kiezen hoe ze aan een opdracht kunnen werken.
7
15/06/2009
Methodeonderwijs
Voor- en nadelen nog eens opgesomd.
Voordelen:
 De leerlingen krijgen dezelfde leerstof aangereikt als in de reguliere klassen.
Ze moeten dezelfde eindtermen behalen en werken ook aan dezelfde VOETen.
Alleen de manier waarop ze onderwijs krijgen, is anders. Men gaat de leerstof
zoveel mogelijk ervaringsgericht aanbieden. Zelf exploreren staat op de
eerste
plaats.
Leerlingen
zijn
zelf
verantwoordelijk
voor
hun
studievooruitgang en in groep werken is een must.
 Leerlingen die uit het regulier onderwijs doorstromen naar het
methodeonderwijs worden snel gewoon aan de methodieken. De leerlingen in
het eerste jaar groeien ook het snelst in deze methodieken. Indien leerlingen
niet meekunnen, is er de mogelijkheid dat ze geheroriënteerd worden.
 Er wordt voldoende differentiatie aangeboden om leerlingen uit het regulier
onderwijs te ondersteunen. Men vergeet hierbij echter de leerlingen uit het
methodeonderwijs niet want zij moeten ook de overstap van het lager naar
secundair maken. Dit blijft voor beide groepen een grote stap.
Nadelen:
 Een probleem dat kan opduiken is dat een leerling niet meekan met de
werkwijzen en methodieken van methodeonderwijs. Deze leerlingen worden
terug naar het traditionele onderwijs overgeplaatst. Men voorziet hiervoor
enkele heroriënteringmomenten. Een selectieprocedure voor leerlingen die
klaar zijn voor het methodeonderwijs is een heel moeilijke zaak.
 Leerlingen die van het regulier onderwijs doorstromen, hebben sneller
ondersteuning nodig bij bepaalde werkvormen. Leerlingen uit methodeklassen
hebben de gewoonte om verschillende werkvormen toe te passen en kunnen
hun plan beter trekken tijdens een moeilijk moment. Leerlingen die uit het
gewone onderwijs doorstromen zijn het gewoon dat de leerkracht doceert.
Besluit
De overschakeling van regulier lager onderwijs naar methode secundair
onderwijs is wel degelijk mogelijk. De leerlingen die dit willen doen moeten wel
over een zekere zelfstandigheid beschikken, leergierig zijn en sociaal vaardig.
Meestal verloopt deze overstap probleemloos. Indien het toch niet werkt, kunnen
deze leerlingen geheroriënteerd worden naar het regulier onderwijs.
8
15/06/2009
Methodeonderwijs
Hoe verloopt de overgang van methode lager onderwijs naar regulier
secundair onderwijs?
De overschakeling van lager naar secundair onderwijs vormt al een enorme stap
op zich. Kinderen gaan zich sowieso moeten aanpassen. Ook indien ze
doorstromen naar het traditioneel onderwijs.
Tegenwoordig starten er meer en meer secundaire scholen een afdeling
Freinetonderwijs. Hierdoor kunnen leerlingen die in het Freinetonderwijs starten
zonder veel problemen hun schoolloopbaan in het Freinetonderwijs ook verder
zetten. Indien men toch kiest om over te schakelen naar het traditionele
secundair onderwijs kent men zowel voor- als nadelen.
Werkvormen
In het methode lager onderwijs maakt men gebruikt van diverse werkvormen
zoals praatrondes, vrije tekst, atelier, klas- en kinderraad, correspondentie,
levend rekenen, het weekschema, projectmatig werken en contractwerk. In het
regulier secundair onderwijs staat de leerkracht meestal frontaal voor de klas.
Toch worden er tegenwoordig ook werkvormen toegepast die uit het
methodeonderwijs voortvloeien. Men doet er ook aan projectwerken, maar dan in
mindere mate. Deze projecten zijn meestal om aan de VOETen te werken. Ook
werkvormen zoals contract- en hoekenwerk worden al toegepast in het secundair
onderwijs. Dit hangt ook af van de leerkracht die er les geeft.
Klas opstelling
De eerste indruk de je in het Freinet lager onderwijs krijgt van een klaslokaal is
dat het nogal rommelig is. Maar het is rommel met een bepaalde functie. Het
voordeel is dat leerlingen tijdens de werktijd met verschillende opdrachten bezig
kunnen zijn zoals lezen, vrije teksten schrijven… Ieder kind moet zijn steentje
bijdragen aan het onderhoud van het klaslokaal in het lager Freinet onderwijs
zoals de tafels proper maken, het bord afvegen, de speelhoek opruimen,… Ze
beschikken over een takenbord waarop deze taken bijgehouden worden. De klas
wordt ook ingekleed met werkjes, planningen en dergelijke van de leerlingen.
In het traditioneel secundair onderwijs heeft men verschillende lokalen ter
beschikking. Eén lokaal voor de vakken zoals wiskunde en Nederlands. Vakken
zoals biologie, aardrijkskunde, geschiedenis,… worden allemaal in andere lokalen
gegeven. Meestal zijn de banken nog op klassieke wijze opgesteld. Er zijn geen
bepaalde hoeken waarin je kan werken aan een opdracht. De leerkracht geeft
meestal toch frontaal les dus dit is niet nodig. Men gaat klassen geen kleurtje
geven en ze worden meestal ingekleed in functie van het vak. Bijvoorbeeld het
aardrijkskundelokaal zal ingekleed worden met artikels over aardrijkskunde en
wereldkaarten, het biologielokaal i.v.m. biologie,… Ook in het secundair
onderwijs heeft men dergelijk systeem. Hierop wordt er afgesproken wie de
“orde” doet. Dit kan zijn dat één week lang twee leerlingen het lokaal uitkeren en
het bord dagelijks zuiver maken. Het kan ook zijn dat iedere dag andere
leerlingen de orde doen. Dit is naar keuze.
9
15/06/2009
Methodeonderwijs
Alle voor- en nadelen nog eens opgesomd.
Voordelen:
 Kinderen uit het Freinetonderwijs zijn zelfstandiger en kunnen goed planmatig
werken. Deze kwaliteiten kunnen ze zeker gebruiken in het secundair
onderwijs.
 De meerwaarde die deze kinderen hebben is een goede zelfkennis en
zelfreflectie.
 Ze zijn het gewoon om in groep samen te werken en kunnen rekening houden
met anderen.
 Hun probleemoplossend vermogen is goed ontwikkeld omdat ze kunnen
nadenken en brainstormen over verschillende onderwerpen.
 Weten waar welke informatie voor handen is, wordt hun ook van in het begin
eigen gemaakt.
 Een ander positief aspect is dat deze leerlingen gevoelens, belevingen, kritiek,
feedback,… bondig kunnen verwoorden. Dit kan ook als negatief ervaren
worden door minder mondige mensen.
Nadelen:
 Kinderen die naar het traditioneel secundair onderwijs overschakelen moeten
hun eigen belevingsrecht voor een stuk opgeven.
 Deze kinderen zullen zich moeten aanpassen aan de situatie. Ze moeten terug
klassikaal op de schoolbanken les volgen.
 Repetitief leren staat hier terug op de voorgrond. De vakinhoud is minder
lesoverstijgend. Hierdoor wordt de inhoud niet gezien als een groot geheel
maar wordt elk hoofdstuk apart behandeld. De leerlingen zien dus minder de
samenhang. Dit vergt een aanpassing.
 In het traditionele secundair onderwijs wordt men geconfronteerd met
prestatiegerichtheid. Ook hier moeten ze mee leren omgaan.
Besluit
De overstap van methode lager onderwijs naar regulier secundair onderwijs is
mogelijk. Leerlingen moeten dan wel voor een deel hun zelfstandigheid opgeven
en ze moeten zich aanpassen aan de manier van lesgeven. Ze zullen ook met de
prestatiegerichtheid van het regulier onderwijs moeten leren omgaan.
Tegenwoordig worden er meer en meer methodeklassen in het secundair
onderwijs ingericht. De kinderen die uit het methode lager onderwijs komen,
hebben dus meer en meer de mogelijkheid om door te stromen naar secundair
methodeonderwijs.
10
15/06/2009
Methodeonderwijs
Hoe verloopt de overgang van methode lager onderwijs naar methode
secundair onderwijs?
Er zijn verschillende voordelen van de overstap van methodebasisonderwijs naar
een methodeklas in het secundair onderwijs. De leerlingen zijn de methodiek van
het Freinetonderwijs gewoon. De leerlingen en de ouders weten wat
methodeonderwijs inhoudt.
Kenmerkend voor het Freinetonderwijs is het wederzijds respect. De leerlingen
leren dat iedereen gelijkwaardig is. Wanneer de leerling deze waarden in het
lager onderwijs al onder de knie heeft, zal de leerling in het secundair onderwijs
deze waarden ook meenemen. De leerling ziet niet enkel het negatieve in een
persoon, maar ook het positieve. De leerling weet dat niet iedereen gelijk is, dat
iedereen zijn sterke kanten heeft.
In het Freinetonderwijs draagt iedereen verantwoordelijkheid. De leerkracht,
maar ook de leerlingen zijn verantwoordelijk voor het vlot verloop van het
klasgebeuren, voor de orde in de klas, voor een vlot lesverloop. Iedereen wordt
op die manier serieus genomen, met iedereen wordt rekening gehouden.
Democratie is ook sterk ingeburgerd in Freinetscholen. De leerkracht bepaalt niet
alleen wat er gebeurt in de klas. De leerlingen en de leerkracht bepalen in
overleg wanneer welke doelen bereikt moeten worden. Ook de deadlines van
taken en werken worden democratisch bepaald. Op die manier zijn de leerlingen
meer betrokken bij het leren. Ze zijn meer gemotiveerd om taken tijdig af te
werken en om zich daarvoor ook ten volle voor in te zetten. De deadlines en de
onderwerpen zijn immers democratisch tot stand gekomen. Als de leerlingen
deze werkwijze onder de knie hebben, zal dat alleen maar voordelen opleveren
voor de leerling in een methodeklas in het secundair onderwijs. De leerlingen zijn
het immers gewoon om hun werk (deels) zelf te plannen.
Om je als leerkracht goed te kunnen voorbereiden op de lessen is kennis nodig
van de interesses van de leerlingen. Die interesses kunnen aangewend worden
om de kennis en vaardigheden onder de knie te krijgen die in de leerplannen
vermeld worden. Op die manier worden de leerplannen afgewerkt, maar werken
de leerlingen op hun eigen tempo. Op het einde van de rit hebben alle leerlingen
dezelfde doelen bereikt, dezelfde kennis opgedaan.
De leerlingen die in het basisonderwijs reeds in een methodeklas zaten, zijn het
gewoon dat de leerlingen soms aan andere taken aan het werken zijn, dat ze zelf
een eigen planning moeten opstellen die voor hen haalbaar is. Ze zijn zelf in
staat om te bepalen of ze met opdrachten starten die ze minder leuk vinden, die
ze juist heel leuk vinden, waar ze meer moeite mee hebben, of die ze net heel
vlot kunnen oplossen. Deze keuzes kunnen maken is een heel belangrijke
vaardigheid die in het secundaire onderwijs nog goed van pas komt.
Natuurlijk, de toegepaste werkmethodieken verschillen ook met die in het
regulier onderwijs. De leerlingen die in het basisonderwijs in een methodeklas
zaten, zijn het gewoon om verschillende van deze methodieken toe te passen en
te gebruiken. De leerkrachten in het secundair onderwijs hebben het in dat
opzicht gemakkelijker. De leerlingen zijn het immers gewoon om samen te
werken met andere leerlingen, om individueel aan een opdracht te werken, om
bepaalde oplossingsmethodes toe te passen…
11
15/06/2009
Methodeonderwijs
Deze leerlingen zullen ook eerder bij medeleerlingen te rade gaan als ze vast
zitten bij een mogelijk probleem. Ze proberen het onderling uit te zoeken. Als
dat niet lukt, wordt de hulp van de leerkracht ingeroepen. De leerkracht zal ze
enkel met de stappen vooruithelpen die ze zelf niet vonden. Daarna is het terug
aan de leerling, om verder te werken aan het probleem.
De leerlingen in een methodeklas krijgen de theorie op een andere manier
aangereikt. Ze verwerken meer informatie op zelfstandige basis. Dit heeft als
gevolg dat de leerlingen, als ze in het secundair onderwijs komen en
doorstromen naar de hogeschool of universiteit, zelfstandig kunnen werken. Ze
zijn niet angstig om aan een probleem te werken. Ze zullen ook minder
ontmoedigd raken als ze niet direct een oplossing vinden voor een probleem. Ze
zijn het immers gewend om verder te zoeken.
De overgang van secundair naar hogeschool of universiteit kan wel enkele
problemen opleveren. De leerlingen zijn het gewoon om in groep te werken. Ze
zijn het niet gewoon dat de leerkracht doceert. Dit kan problemen opleveren in
de hogeschool of universiteit. Daar wordt immers veel gedoceerd, en is de
inbreng van de leerlingen miniem. Dit vraagt enig aanpassingsvermogen van de
leerling.
Conclusie
Als conclusie kunnen we stellen dat er vele voordelen terug te vinden zijn
wanneer de leerling, als deze in het secundair onderwijs in een methodeklas zit,
in het lager ook in een methodeklas gezeten heeft. De leerling kent de
werkmethodieken, kan individueel achter oplossingen zoeken, maar is ook in
staat om in groep te werken. De leerkracht kan gebruik maken van de mate van
zelfstandigheid van de leerlingen. De leerlingen kunnen ook verliezen
aanvaarden. Democratie is namelijk erg belangrijk in het Freinetonderwijs. Als de
meerderheid van de klas iets beslist, moet de ganse klas zich daar aan houden.
Er is echter ook een belangrijk nadeel dat opduikt als de leerling, na het
secundair onderwijs, doorstroomt naar de hogeschool of universiteit. Daar wordt
veel gedoceerd. De inbreng van de student is daar miniem. Dit kan enige
aanpassingsproblemen geven. De student is het immers gewoon om zelf dingen
uit te zoeken, te experimenteren. De student is het gewoon om fouten te maken
bij het zoeken naar een oplossing, en de werkmethode aan te passen zodat de
juiste oplossing wel gevonden kan worden.
Het is duidelijk dat als leerlingen in het basisonderwijs in een methodeklas zaten,
dat deze leerlingen een voorsprong hebben in het secundair (methodeklas) ten
opzichte van leerlingen die in het basisonderwijs in een reguliere school zaten.
12
15/06/2009
Methodeonderwijs
Literatuuronderzoek
Gekozen boeken
De boeken die wij onder de loep genomen hebben zijn de volgende:
 AHLERS J.; DE WINTER F., Wat is dat voor een school?, uitgeverij, Van
Loghum Slaterus, Deventer, 1982.
 DOEKEMEIJER C.A.M.A, Een Freinetschool, uitgeverij, Zwijsen Tilburg,
1984.
 SCHOONHOVEN JANSEN W.A., De actualiteit van Freinet, uitgeverij,
Dekkeer & van de Vegt, Nijmegen, 1709.
Literatuurverslag
AHLERS J.; DE WINTER F., Wat is dat voor een school?, uitgeverij, Van Loghum
Slaterus, Deventer, 1982.
(Nederland)
De oude lagere school bestaat niet meer
(Jos Ahlers)
Van de reguliere lagere school bestaat het “gebouw” nog wel. Het onderwijs is
wel degelijk veranderd de laatste 20 jaar. Het doceren dat vroeger “in” was, is
tegenwoordig verdwenen. De school is geëvolueerd van een strakke school naar
een leefschool.
Een belangrijke verandering die in de jaren 80 wordt doorgevoerd is de invoering
van de basisscholen. Kleuter- en lagere scholen in Nederland verdwijnen en in de
plaats komen er basisscholen waarin kinderen vanaf hun 4e jaar toegelaten
worden. Deze evolutie gebeurt heel geleidelijk en niet zomaar plots ineens en
heeft nog velen jaren nodig.
Het is nog niet, omdat een school verandert, dat die daarom specifiek goed is. Er
zijn goede en minder goede vernieuwende scholen, bijvoorbeeld scholen met
Freinetonderwijs. Ook in reguliere scholen kunnen de vernieuwingen al enorm
gevorderd zijn.
Waarom nu deze veranderingen?
Vroeger leerde men lezen, schrijven en rekenen. In de jaren 50 leerde men zelfs
jaartallen plaatsen op blinde kaarten. Men moest, om naar het middelbaar te
mogen, gewoon oplossingen kunnen geven van bijvoorbeeld een wiskundige
som. Het huidige onderwijs gaat belang hechten aan andere zaken. Het
onderwijs volgt de veranderende maatschappij.
Het lager onderwijs wordt nog steeds geregeld uit een wet van 1920 en deze is
sterk beïnvloed met net negentiende – eeuwse ideeën. “Men zag het kind als een
vat dat je vol kennis moest gieten.” Men doceerde aan klassen met meer dan 50
leerlingen en men hield geen rekening met het individuele niveau van de
leerlingen. Iedereen moest op dezelfde tijd dezelfde stof kennen. Er is één
probleem, ieder kind is uniek.
13
15/06/2009
Methodeonderwijs
In de jaren twintig en dertig kwamen de onderwijsvernieuwers op de proppen.
Eerst bleef de klassikale school in Nederland belangrijk, pas in de laatste jaren
twintig begon men in te zien dat een klassikale school nadelen had. Meer en
meer leerkrachten werden voorstanders en het onderwijssysteem begon stilaan
te veranderen. In te grote klassen had je de mogelijkheid ook niet om rekening
te houden met de individuele leerling.
Eindonderwijs
In 1920 werden er op de lagere school meer gedaan voor de leerlingen die
verder zouden leren. Voor de meeste leerlingen vormde de lagere school het
“eindonderwijs”. Soms deden ze nog een 7e of 8e jaar en daarna ging men
werken. Ook hier hielpen de leerkrachten mee. Ze leerden kinderen praktische
dingen aan. Iets waar ze hun “latere leven” nog iets aan hadden. Kinderen die
doorstroomden naar het secundair onderwijs werden volgepropt met kennis.
Voordat ze in dat secundair onderwijs terecht kwamen, moesten ze eerst een
toelatingsproef doen en slagen. Men maakte deze zo moeilijk met opzet, want ze
wilden alleen de echte primussen op de secundaire school. Maar meer dan de
helft behaalde hun diploma niet van de gekozen school. Vele leerlingen haakten
vroegtijdig af of bleven zitten. Het leren van jaartallen, rivieren in Rusland,… gaf
geen garantie op een later schoolsucces. Bovendien zaten er op de lagere school
veel leerlingen die geen kansen kregen. Onterecht! Het waren vooral de
arbeiderskinderen waarvan men aannam dat ze niet meer konden dan ambachtsof huishoudschool. De oorzaak hiervan was een slecht contact met de school en
thuis.
Het moest anders! Secundair onderwijs hangt niet af van kennis, kennis en nog
eens kennis. Ook ijver, doorzettingsvermogen, creativiteit, zelfstandigheid en de
manier waarop er thuis op het onderwijs wordt gereageerd zijn belangrijke
pijlers. Je kon bijvoorbeeld wat tijd uittrekken om leerlingen zelfstandig iets te
leren aanpakken. Bijvoorbeeld: Zoek op welke vogels in de winter ons land
verlaten.
Het heeft geen zin om leerlingen veel zaken vanbuiten te laten leren. De wereld
verandert snel en hierdoor veroudert de kennis ook snel.
Lol in het leren
Belangrijk is om de leerlingen te laten inzien dat leren ook leuk kan zijn. Geen
stamp – en drilscholen meer. De kinderen van de secundaire school zouden
vaardigheden moeten krijgen. Niet alleen de kennis is belangrijk, maar ook de
ontwikkeling van de creativiteit, het gevoelsleven, de sociale bewustwording en
de zelfstandigheid.
In 1970 lag er een nieuw plan op tafel. Men wilde de lagere en kleuterschool
samenvoegen tot één nieuwe school. Men wilde de grote drempel tussen kleuteren lagere school weghalen. Men wilde een basisschool invoeren waar kinderen
vanaf hun vierde jaar naartoe konden gaan.
14
15/06/2009
Methodeonderwijs
Kenmerken
Vele lagere scholen hebben nieuwe elementen ingevoerd en gingen zich veel te
snel basisschool noemen. Maar basisscholen zijn er nog niet. Er zijn wel scholen
mee aan het experimenteren. Volgens de wet kunnen er pas in 1985 basisschool
ontstaan. Dit zijn totaal andere scholen. Deze verandering was een gigantische
operatie die veel tijd vergde.
Hieronder staan 5 kenmerken van het basisonderwijs:





Ieder kind moet zich op zijn eigen niveau kunnen ontwikkelen, zonder
enige hindernissen. Weg met de drempel tussen de kleuter- en de lagere
school. Weg met het zittenblijven. In de gewone scholen is het
zittenblijven al fel teruggebracht en bij de basisscholen hoort
individualisering. Hier is zittenblijven dus niet meer nodig.
Gelijke kansen is ook belangrijk. De kloof tussen het welgesteld milieu en
een arbeidersmilieu is nog steeds aanwezig. Diegene die van een
welgesteld milieu komt, heeft 30 maal zoveel kans om in een universiteit
terecht te komen. Ook meisjes hebben minder kansen dan jongens. Weg
met vooroordelen dus.
Het kleuter- en het lager onderwijs wordt geïntegreerd in één nieuwe
basisschool. De aanpak van de kleuterschool moet wel blijven bestaan.
Speelsituaties mogen maar heel geleidelijk omgaan in leersituaties.
Men moet op de nieuwe basisschool tijdig in de gaten krijgen wanneer er
met een kind iets misgaat en er wat aan proberen te doen. Kinderen
moeten niet te gemakkelijk naar vormen van buitengewoon of speciaal
onderwijs worden afgewimpeld.
Onderwijsleersituaties moeten aan het niveau van het kind worden
aangepast. “Het kind moet schoolrijp zijn en de school moet kindrijp zijn.”
Het belangrijkste doel van de nieuwe basisschool is om een ononderbroken
ontwikkelingsproces van een kind te ontwikkelen. Er zijn veel veranderingen
zoals; het rapport verandert, vakken moeten in samenhang met elkaar gegeven
worden, vaardigheden die men in de dagelijkse omgang nodig heeft moeten
bevorderd worden, bevordering van gezond gedrag en een aantaal
kennisgebieden.
kennisgebieden zijn:
 Aardrijkskunde
 Geschiedenis
 Biologie
 Maatschappelijke verhoudingen
expressie activiteiten:
 taalgebruik
 tekenen
 muziek
 handvaardigheid
 spel
 beweging
15
15/06/2009
Methodeonderwijs
Freinettechnieken in het Nederlandse onderwijs
(Leo Romein en Herman Weyers)
Wie was Célèstin Freinet?
Hij begon zijn loopbaan op 1920 in een dorpsschooltje in Bar sur Loupe. De
klassen waren veel te groot en de leerlingen waren niet geïnteresseerd en
gedemotiveerd. Er werden ook onvoldoende leerlingen ter beschikking gesteld en
de pedagogische hulpmiddelen werkten niet.
Freinet deed de ontdekking dat de leerlingen interesse hadden in andere dingen
dan school. Hij ging met zijn leerlingen het terrein op. Hij ging bijvoorbeeld
bedrijfjes in het dorp en de natuur bestuderen met zijn leerlingen.
Freinet bestudeerde werken van Montesoory, Decroly, Ferriëre, Dewey, Rousseau
en Makarenko. Zijn conclusie is dat het frontaal onderwijs ver afstaat van de
interessewereld van de leerlingen. Hij gaat in de praktijk opzoek naar andere
werkwijzen.
Hij vindt technieken om:
 in de school uit te gaan van de belangstelling en ervaringswereld van de
kinderen
 te individualiseren
 in pedagogische zin veel tijd en ruimte te geven voor een socialiserende
opvoeding.
Door deze technieken is het frontaal lesgeven een onmogelijke zaak geworden.
De start van het werk in de groep ligt niet bij de leerkracht of het leerplan maar
bij het kind zelf. De rol van de leerkracht verandert naar een gelijkwaardig lid
van de klas. Ook de inrichting van het lokaal speelt hierin een belangrijke rol.
Hoe meer verschillende werkgroepen er zijn, hoe meer rekening gehouden kan
worden met de individuele keuze van de leerling.
De school is ook geen eiland, maar is onlosmakelijk verbonden met het sociale
milieu waarin ze zich bevindt.
Het standpunt over niet-indoctrinatie (*) maakt het onmogelijk om de waarden
en normen van een traditionele school kritiekloos aan de volgende generatie over
te geven.
Men bekijkt in het begin Freinetonderwijs argwanend. Maar spoedig wordt het
toch geaccepteerd en gaan ze samen actief aan het werk.
In 1923 komt de techniek met de drukpers tot ontwikkeling. Leerlingen schreven
teksten over hun eigen leefwereld en hadden de nood om deze te
vermenigvuldigen. Deze situaties waren zo herkenbaar dat kinderen zich konden
inleven in deze teksten.
Freinet vormt ook zijn eigen mening over schoolwerkboeken:
 De inhouden van deze boeken staan recht t.o.v. de leerervaringen van
kinderen binnen en buiten school.
 De waarden en normen die worden overgedragen in deze boeken
beïnvloeden de ontwikkeling van bevestigende gedrag. (Bv.: rolgedrag=>
jongens - meisjes)
 De informatie is te beperkt.
 De waarden en normen hebben geen bedoeling om bijdrage te leveren aan
de ontwikkeling van de kritische volwassenen.
16
15/06/2009
Methodeonderwijs
Pedagogische uitgangspunten
“Het kind zal zijn persoonlijkheid maximaal ontwikkelen in een rationale
gemeenschap die hij en die hem dient’. In deze doelstelling legt Freinet heel
duidelijk de verhouding tussen individualiseren en het socialiseren. Dit
ontwikkelingsproces moet men realiseren via natuurlijke methodes, een
stimulerende omgeving te scheppen en door materiaal en technieken die een
natuurlijke, levende en culturele opvoeding mogelijk maken. Het kind moet
hierbij steunen op vrije expressie. Dankzij de technieken die Freinet hiervoor
ontwikkelt, hebben de leerlingen deze mogelijkheden. (De uitleg zie bij
Freinettechnieken).
De school moet zich afwenden van een passieve en formele instructie door de
leerkracht. Een opeenvolging van constructieve activiteiten vinden in de
Freinetgroep plaats met behulp van de vrije keuzen en gebruik van de ateliers en
diverse technieken.
Het onderwijs wordt als het ware geïntegreerd in het milieu en in het leven van
het kind zelf. Freinetpedagogie hangt hierdoor samen met de sociale en politieke
complexiteit van het milieu.
Volgens Freinet’s overtuiging moet de school verbonden worden met het lot van
de boeren en de arbeiders. De eisen met betrekking tot de school moeten zich
integreren in de eisen van de werkende bevolking in het algemeen.
Het zichzelf ontwikkelen is ook basis van Freinets opvattingen over de
ontwikkeling van het kind. Het kind moet zichzelf onderwijzen met behulp van
volwassenen. Het kind staat centraal in de school.

arbeid als vormingsprincipe
Het kind leeft in het heden. Een heden dat gekenmerkt wordt door het leven
en werk van de ouders en sociale organisaties.
Arbeid gaat hierbij een centrale plaats moeten innemen in het onderwijs.
Kinderen spelen als ze niet kunnen werken en hun de mogelijkheden hiertoe
niet gegeven worden, volgens Freinet. Dit werk moet beantwoorden aan de
behoefte van het kunnen. Het doel van onderwijs is volgens Freinet dat men
kinderen bewust maakt van de noodzaak van bepaalde kennis.

de psychopedagogie van Freinet
(20 wetten)
Freinettechnieken.
 vrije teksten
 het natuurlijk lezen
 het natuurlijk rekenen
 het vrije onderzoek
 de groepsvergadering
 de muurkrant
 de dag/weekplannen
 de schoolcorrespondentie
 de verantwoordelijken
 de vrije creatieve arbeid
 de samenstelling van de groepen
17
15/06/2009
Methodeonderwijs
Vragen en antwoorden
1. Hoe is de reactie van schoolbestuur, inspectie en rijk?
Er zijn verschillende reacties. De schoolbesturen verschillen nu immers
van elkaar. De eerste reactie was aarzelend en negatief, want niet ieder
bestuur is vertrouwd met deze manier van werken. Er is niet veel bekend
van het Freinetonderwijs. De verschillende meningen kunnen zowel
positief als negatief evolueren.
Men heeft natuurlijk ook geld nodig voor leer- een gebruikmiddelen.
Meestal wordt het geld besteed aan een methode. In plaats hiervan wordt
het geld gebruikt voor meer zaken waarvan zij het nut inzien. Deze zaken
zijn bijvoorbeeld een drukpers en lettercorps, bakken met maten en
gewichten en dergelijke.
Voor verbruiksmaterialen (verf, papier,…) heeft iedere school een
exploitatiebedrag ter beschikking. Deze scholen willen een aantal
materialen ter beschikking hebben die niet uit voorgenoemde posten
kunnen komen. Men heeft nog niet zolang ervaringen met kredieten voor
specifieke Freinet hulpmiddelen. Enkele voorbeelden hiervan zijn een
stencilmachine, spelmateriaal voor groepen; enz.… Andere manieren om
aan geld te komen zijn bijvoorbeeld het organiseren van een
rommelmarkt, fancy fair(*) ofwel aan de oudercommissie vragen of zij
bepaalde zaken willen kopen. De leerkrachten zelf kunnen ook wel eens
financiële hulp bieden.
Inspecties hebben een verschillende visie ten opzichte van Freinetscholen.
Deze visie is over het algemeen niet negatief. Zij zijn er aan gewend en
bovendien heeft iedere Freinetschool toestemming moeten vragen om niet
volgens een lesrooster te moeten werken.
2. Kan Freinetonderwijs ook gegeven worden in bestaande
gebouwen?
Deze mogelijkheid bestaat. Drie op de vier Freinetscholen bevinden zich in
een bestaand gebouw. Men kan het gebouw inrichten naar eigen goesting.
Er zijn geen speciale inrichtingen voor een Freinetklas. De leerkracht kan
simpelweg door het groeperen van tafels, afscheiding van kasten al
verschillende ruimtes scheppen in één grote ruimte. Je legt bijvoorbeeld in
een hoek kussens en je heb een leeshoek. In de gangen kan je door
middel van het schuiven van materiaal een werkruimte maken. Zo kan je
meer en meer materialen inslaan. Je moet alleen of in team eerst
beslissen wat realiseerbaar is.
3. Is de huidige leerlingenschaal voor een Freinetschool niet te hoog?
Een daling van de leerlingenschaal is gewenst in het Freinetonderwijs. De
ideale groepsgrootte wordt op 14 leerlingen gezien.
4. Is de Freinetschool voor iedereen?
Deze school is voor kinderen uit alle lagen van de bevolking en voor alle
gezindten. De Freinetschool is geen elitaire school en nemen niet alleen
kinderen aan met achterstandsituaties. Het is een school voor iedereen.
18
15/06/2009
Methodeonderwijs
5. De vrijheid van de leerling, zelf te doen waar hij/zij zin in heeft,
leidt dat niet tot excessen (*)?
Tekent een leerling dan geen 14 dagen? => Het zou moeten kunnen, maar
het komt niet voor omdat een kind geen twee weken achtereen hetzelfde
wilt doen. In de klas zijn er veel prikkels aanwezig voor een kind om iets
anders te willen gaan doen. Deze prikkels kunnen ook uit het tekenen zelf
voorkomen. Bijvoorbeeld: Een kind wilt een beer tekenen. Hij weet niet of
een beer een staart heeft en wilt dit opzoeken.
Als een kind toch blijft tekenen, kan de leerkracht zelf nog andere
voorstellen doen.
6. Hoe zit het met het vervolgonderwijs/voorgezet onderwijs? Zijn de
leerlingen niet achter bij hun leeftijdsgenoten?
Kinderen kunnen terecht komen in alle vormen van voortgezet onderwijs.
Wanneer een leerling van een Freinetschool in het voortgezet onderwijs
terecht komt, kunnen deze soms dezelfde feitenkennis beheersen als
leerlingen uit traditionele scholen. De leerlingen uit Freinetscholen hebben
wel een betere studie- en werkhouding. Ze hebben geleerd hun zelfstandig
werk in te delen, doormiddel van een werkplan, waardoor zij vrij
gemakkelijk deze stof tot zich nemen. Ze hebben ook geleerd om een
kritische blik te hebben t.o.v. van boeken en wat de leerkracht vertelt.
7. Is er een speciale opleiding voor mensen die dit soort onderwijs
willen gaan geven?
Neen , alle Freinetmedewerkers komen van een regulier pedagogische
academie of kleuterschool af. Er is geen speciale opleiding voor nodig. Men
heeft zich wel in de Freinetpedagogiek verdiept d.m.v. stages of
informatiemateriaal. In de praktijk is er de hulp van de collega’s om te
groeien in het proces.
Er steekt veel tijd in de voorbereidingen. Belangrijk is het voorbereiden
van een onderwerp dat de belangstelling heeft en veel administratieve
taken komen er ook bij kijken.
8. Is er een strategie hoe je een Freinetschool zou kunnen worden?
De evolutie van een reguliere school naar een Freinetschool vergt veel tijd.
Langzaam opbouwen, goed overdenken, evalueren, goede contacten
onderhouden met bestuur, ouders en inspectie en zo een school langzaam
ombuigen naar een Freinetschool is de boodschap.
9. Hoe kun je verder informatie krijgen?
Via de Freinetbeweging in Nederland.
19
15/06/2009
Methodeonderwijs
(*)Woordenlijst
 niet-indoctrinatie: is de wil om complete informatie door te geven

Faincy fair: is een activiteit voor kinderen. De aanwezige kinderen kunnen
tijdens een fancy fair spelenderwijs prijsjes, eten, drinken en/of snoepgoed
verdienen. Dit gebeurt door het spelen van spelletjes of het doen van kleine
opdrachten. Vaak worden deze opdrachten georganiseerd op een basisschool,
buurthuis of scoutingclub. Ze worden ook soms georganiseerd in combinatie
met een ander evenement bijvoorbeeld een rommelmarkt.
De reden waarom een fancy fair georganiseerd wordt, is een lustrum of de
klas van een vereniging te sponsoren.

Fragmentarisch: broksgewijs, gedeeltelijk, stuksgewijs
Conclusie
Hierboven lees je een verslag van één boek. De andere boeken die wij gelezen
hebben, boden ons ongeveer dezelfde informatie aan. De informatie die we uit
deze boeken konden halen, vond je bijna in alle boeken terug. Er werd uitgelegd
wie Freinet was, zijn pedagogische uitgangspunten werden belicht en de
Freinettechnieken worden besproken. Wij vonden dat deze boeken ons geen
meerwaarde konden bieden voor ons onderzoek. Om het antwoord te vinden op
onze onderzoeksvraag, “De overgang van lager onderwijs naar secundair
onderwijs”, hebben wij ons op het terrein moeten begeven. Wij zijn heel wat
scholen gaan observeren en interviewen. Hier kregen we wel de informatie die
we zochten.
20
15/06/2009
Methodeonderwijs
Praktijkonderzoek
Verwerking van de observatieopdrachten
De scholen die wij bezocht hebben zijn:
Methodeschool lager onderwijs:
 De toverfluit (Hasselt)
Methode secundair onderwijs:
 Middenschool Genk
 Middenschool Leopoldsburg
Regulier lager onderwijs:
 “In de Engelse hof te Lanaken”
De toverfluit
Praktische informatie



School: de toverfluit
Adres: Alfons Jeurissenstraat 46, 3500 Hasselt
Internet: http://www.toverfluit.be/
Algemene informatie
De visie van de school wordt als volgt omschreven: Onderwijs dat effectief
onderwijs beslaat, zal een volwaardige ontplooiing van de totale persoon
verzekeren. Het onderwijs dat mogelijkheden biedt aan kinderen om de nodige
kennis op te doen en die vaardigheden te ontwikkelen om in het heden en de
toekomst effectief om te gaan met de realiteit.
De volgende doelstellingen streven ze na in deze school:
 Het ontwikkelen van een democratie grondhouding in klas en school.
 betrokken zijn bij het klas- en schoolgebeuren
 maatschappelijke betrokkenheid vertonen
 Werken aan het welbevinden van kinderen.
 ouderbetrokkenheid
De gebruikte werkvormen in de Toverfluit zijn:
 praatrondes
 vrije tekst
 atelier
 klas- en kinderraad
 correspondentie
 levend rekenen
 het weekschema
 project
 klastaken
 contractwerk
 vrije tekst
21
15/06/2009
Methodeonderwijs
Interview leerkracht lager onderwijs
Functie: leerkracht lager onderwijs
Heeft u in het regulier onderwijs lesgegeven? Zo ja, welke school?
Ja, zij heeft in het regulier onderwijs lesgeven maar dan in het kleuteronderwijs.
De leerkracht die we geïnterviewd hebben is kleuterleidster van opleiding. Ze is
daarna in een Freinetschool in het lager onderwijs gaan lesgeven. Ze zou nooit in
het regulier onderwijs les willen geven. Dit komt door de andere manier van
werken. Je moet je in het regulier onderwijs echt houden aan uurroosters,
handleidingen. Het is allemaal meer in vakjes gestopt. De inbreng van de
kinderen is ook minimaal in reguliere scholen. Dit geldt niet voor alle reguliere
scholen. Sommige scholen werken ook op de manier waarop ze in het Freinetonderwijs werken. De manier van werken kan tussen de Freinetscholen ook weer
onderling verschillen.
Kunt u ons iets meer vertellen over de dagelijkse voorbereidingen voor
de lessen?
Ze werken met veel contractwerk voor de vakken taal en rekenen. Dit wordt
wekelijks voorbereid. Veel voorbereiding stopt in de voorbereiding van projecten.
Opzoeken rond projectwerking. Teksten rond projecten omzetten naar taallessen.
Voor rekenen wordt er wel gewerkt met een handboek, maar met een andere
methode. Dit wordt week per week bekeken.
Wat zijn volgens u de grootste verschillen tussen Freinet en regulier
onderwijs?
De inbreng van de kinderen is in het Freinetonderwijs groter. Ook de omgang
met de kinderen is anders. Je moet in een reguliere school de mentaliteit hebben
om boven de kinderen staan. Terwijl in deze school staan ze meer tussen hun
kinderen. Men gaat ook op een andere manier met de leerstof om. Je kan hier
meer mens zijn dan in een reguliere school. In een reguliere school moet je ook
meer gezag uitstralen.
De manier van lesgeven is helemaal anders. Men zoekt in het Freinetonderwijs
ook ieder jaar andere methodes om de les te geven. Men geeft nooit twee keer
iets op dezelfde manier. Hierdoor moet je je constant bijsturen en leer je ook het
meeste bij. Je geraakt niet vastgeroest. Dit neemt immers meer tijd in beslag en
maakt alles zwaarder. Zij zou, indien ze in het gewoon onderwijs zou les geven,
zeeën van vrije tijd hebben. Zij blijven ook zoeken naar andere methodes. Als
bijvoorbeeld een methode minder evident is, gaan ze weer zoeken naar een
andere manier om de leerstof te geven. Men kiest gewoon niet voor de
gemakkelijkste weg. Dit maakt het boeiend.
22
15/06/2009
Methodeonderwijs
Als leerlingen van het gewone onderwijs instromen, krijgen deze dan
extra ondersteuning of hulp? Zo ja, welke?
De leerlingen die uit het regulier onderwijs instromen, krijgen extra
ondersteuning. Ze worden bijgestuurd bij het zelfstandig plannen. In de derde
graad verwacht men ook al een zekere zelfstandigheid van kinderen. De ouders
worden hier ook over ingelicht. Ze zeggen ook aan de ouders wat men verwacht
en vraagt of het kind het aankan. Als er toch moeilijkheden zijn, krijgt het kind
de nodige ondersteuning en wordt er gedifferentieerd. In het systeem moeten ze
meegroeien. In het heden hadden zij er voor verkozen om in de derde graad
geen nieuwe leerlingen aan te nemen. Nu wordt dit weer wel gedaan. De vraag
was groot en het ging vaak om sociale problemen. Ze worden wel begeleid en
vooral in de planning. In de derde graad is het meer werken en minder
projectwerk.
Welke werkvormen vindt u persoonlijk typerend voor het
Freinetonderwijs?
 In de praatrondes waarin de kinderen hun ding kwijt kunnen vooraleer ze van
start gaan. De kinderen hun hierin hun eigen inbreng kwijt.
 projectwerking
Hoe wordt er ingespeeld op de leefwereld van de leerlingen?
Ze kiezen samen een klasproject op democratische wijze. De leerlingen maken
meerdere keren per jaar persoonlijke werkstukken naargelang de eigen
interesses. Dit wordt ook voor de klas gebracht. Dankzij de praatrondes komen
er dingen aanbod waarmee ze verder iets doen. Dit kunnen dingen zijn die in het
nieuws voorkomen, dingen die ze niet begrijpen,… Een kind kan ieder moment
met een vraag afkomen. Hiervoor bestaat geen vast moment. Bijvoorbeeld als ze
thuis iets meemaken, kunnen ze altijd terecht bij de leerkracht. De leerkrachten
luisteren ook altijd en proberen te helpen. Indien de leerkracht zelf iets niet weet
over een gebeurtenis en dergelijke kan deze dat ’s avonds altijd opzoeken.
Welke zaken worden buiten de klas georganiseerd om de ouders te
betrekken bij de school?
De activiteiten die buiten de klas georganiseerd worden om de ouders te
betrekken zijn: de klassenvergadering, thema avonden, activiteiten bijvoorbeeld
vriendenkring, werkgroepen (bv. tuingroep). De ouders worden tijdens de
schooluren ook betrokken bij het schoolgebeuren. Zij gaan bijvoorbeeld mee op
uitstap.
23
15/06/2009
Methodeonderwijs
Interview leerling lager Freinetonderwijs
Leerling: 6e studiejaar
Zit je hier graag op school?
Heel graag!
Ga je naar een Freinetschool voor het middelbaar wanneer je hier
afstudeert?
Neen, want mijn ouders hebben voor mij al een andere keuze gemaakt.
Wat vind je het leukste aan deze school?
De vrijheid die je krijgt. Je mag zitten waar je wilt. De tafels staan niet op rijen.
De inbreng die je zelf hebt over een onderwerp.
Wat vind je minder leuk?
Alles is even leuk!
Vind je het leuk om met kleinere groepjes te werken?
ja
Heb je zelf de klas mogen inrichten met de andere leerlingen?
Deze was al ingericht. Indien we toch iets anders willen, wordt dit samen met de
anderen en de leerkracht besproken.
Vind je dat jezelf mee mag beslissen over het onderwerp van de les?
Ik vind dit heel goed en ook dingen uit het nieuws die ik zelf mag meebrengen
24
15/06/2009
Methodeonderwijs
Middenschool Leopoldsburg
Praktische gegevens




school: Middenschool Leopoldsburg
adres: Atheneumstraat 2, 3970 Leopoldsburg
tel: 011/34 31 04
internet: http://www.middenschoolleopoldsburg.be/
Algemene informatie
Ann en ik zijn samen twee halve dagen gaan observeren in de middenschool van
Leopoldsburg. Ze beschikken er over een Freinetafdeling.
Enkele leerkrachten waren d.m.v. het werken met kleiner groepen op zoek naar
vernieuwende ideeën en integreerden Freinettechnieken al langer in de lessen
dan voor de start van het methodeonderwijs.
Men behandelt zowel in de reguliere klassen als in de methodeklassen dezelfde
leerstof. De lesmethode tussen deze klassen verschilt, deze is namelijk
gebaseerd op de pedagogie van Freinet. Men vertrekt vanuit de leef- en
interessewereld van de leerlingen. Doceren wordt vervangen door vaardigheden.
Men is van start gegaan in het eerste jaartje met een methodeklas in het
schooljaar 2006 – 2007. Ieder jaar komt er een jaartje bij (in het schooljaar
2009-2010 wordt er dus gestart met het eerste jaar in de tweede graad met
methodeonderwijs).
De bedoeling is dat de kinderen in hun ontwikkeling optimaal groeien via een
maximum aan ontwikkelingskansen. De leerlingen mogen niet blijven steken op
een bepaald ontwikkelingsniveau. Ze moeten uitkomen tot een integratie van
kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes waarmee ze ook iets zijn in situaties
buiten de school.
Het doel van de leerkracht is het creëren van onderwijsleersituaties met ruimte
voor zelfstandig leren en werken voor de leerlingen.
Enkele werkvormen die toegepast worden zijn projectwerk, contractwerk en
hoekenwerk.
De leerlingen hebben zelf de keuze welke oefeningen ze op een bepaald ogenblik
afwerken. De leerlingen plannen zelf hun eigen werk. Differentiatie is goed toe te
passen in deze klassen. Het gebruik van verbetersleutels stimuleert de behoefte
aan nauwkeurigheid en precisie bij de leerlingen.
Coöperatief leren wordt ook toegepast in deze school. Leerlingen van
verschillende prestatieniveaus werken samen om het doel van de les te bereiken.
De leerlingen leren dus door interactie met de leerkracht maar ook door
interactie
met
elkaar.
25
15/06/2009
Methodeonderwijs
Indeling van de lokalen en de leermiddelen die ze ter beschikking
hebben.
Hieronder heb ik de twee verschillende lokalen met hun leermiddelen die ter
beschikking stonden van de leerlingen uitvoerig beschreven:
Het eerste lokaal was een lokaal waarin meerdere vakken werden gegeven. Het
was verdeeld in drie delen als het ware. Ze hadden verschillende kleuren (groen,
blauw en rood). Ook hingen er posters van voetbal en popsterren aan de muren.
Zelfgemaakte dingen, planningen, lijsten met symbolen hingen ook aan de
muren. In het voorste deel stonden de banken in een u – vorm, in het middelste
gedeelte stonden de banken op rijen en in het achterste gedeelte stonden
computers om aan te werken. Er was ook een boekenkast aanwezig waar de
leerlingen informatie konden uitputten. Bij een groepswerk gaf dit de leerlingen
ook de mogelijkheid om zelf te beslissen waar ze wilden werken en de manier
waarop. Ze hadden ook enkele laptops ter beschikking waarmee ze op het
internet konden.
Het tweede lokaal dat we gezien hebben was een specifiek vaklokaal. Dit was het
lokaal van het vak P.O. Hier hingen vele werkjes aan de muren. De banken
stonden op rijen en er stonden ook enkele banken twee aan twee. De leerlingen
hadden ook voldoende verschillend materiaal waarmee ze konden werken zoals
kleurpotloden, verschillende soorten verf,…
26
15/06/2009
Methodeonderwijs
Plattegrond P.O.-lokaal:
27
15/06/2009
Methodeonderwijs
Indeling klaslokaal:
28
15/06/2009
Methodeonderwijs
Bespreking van de geobserveerde lessen
De eerste voormiddag hebben we geobserveerd in het eerste jaar. Het vak wat
ze toen kregen was wiskunde. Zij hadden toen de hele voormiddag wiskunde. Ze
werkten met hun cursus die ze zelf op eigen tempo moesten verwerken. Indien
er nieuwe delen waren, legde de leerkracht deze klassikaal uit. Hun cursus had
een bepaalde structuur en zag er als volgt uit:
 De witte papieren zijn de werkbladen.
 op de roze papieren staan definities die ze moeten opzoeken. Ze vormen
als het ware een soort samenvatting.
 Tenslotte hebben we de groene papieren nog. In het begin van het jaar
staan de symbolen weergegeven en moeten zij er de verklaring
beschrijven. Na verloop van tijd worden ook deze symbolen weggelaten en
moeten de leerlingen alles zelfstandig kunnen neerschrijven.
Op de toetsen van wiskunde staat een zelfreflectie voor de leerlingen. Deze
reflectie bestaat uit het volgende:
 Ik verwacht volgend resultaat: zeer goed, goed, voldoende, slecht en zeer
slecht.
 De moeilijke vragen zijn….
 De gemakkelijke vragen zijn…
De leerkracht geeft ook de volgende reflectie mee:
 Volgende begrippen/definities zijn niet gekend.
Tijdens de tweede voormiddag hebben we eerst nog een uurtje wiskunde mee
gevolgd. Daarna hebben we het vak P.O. geobserveerd. Tijdens dit vak moesten
de leerlingen een affiche ontwerpen voor een wedstrijd. Het thema van deze
wedstrijd was “vrede”. Vooraleer ze begonnen aan de uitvoering van hun affiche
hebben de leerlingen eerst in groep gebrainstormd. Daarna hebben de leerlingen
in groep beslist in welke richting ze willen verder werken. De klas wordt
natuurlijk versierd met de werkjes van de leerlingen en ze werken ook voor
projecten. Een voorbeeld hiervan is “pesten op school.” Een ander voorbeeld van
een opbracht die ze ooit hebben moeten maken is de Guernico van Picasso. Deze
is zwart-wit. Wat probeert een kunstenaar duidelijk te maken? De leerlingen
kiezen weer zelf wat ze hier rond willen doen.
De P.O.–leerkracht had een cursus voor de leerlingen met tekentechnieken en
dergelijke. Ze hadden ook een schema waarin ze hun eigen planning konden
opstellen.
Het derde vak dat wij geobserveerd hebben, was Nederlands. Eerst moesten de
leerlingen een toets afleggen. Na deze toets mochten de leerlingen hun examen
van Frans inkijken. Er werd dan ook een reflectiemoment ingelast over de
examens:
 De leerkracht vroeg als eerste wie er veel geleerd had? De leerlingen met
betrekking op deze vraag moesten zeggen of ze tevreden waren met hun
resultaat of waarom juist niet.
 De leerkracht legt ook de nadruk op stukken waar de leerlingen minder
goede punten op hebben. Ze moesten deze nakijken. Hier werkt men sterk
29
15/06/2009
Methodeonderwijs
aan de VOET: “Leren leren”! De leerlingen moesten op een papiertje
schrijven wat ze niet zo goed deden en wat ze eraan gingen doen.
Na het reflectiemoment werkten de leerlingen zelfstandig aan een creatieve
opdracht. Ze ontwierpen een affiche voor de opendeurdag. Er zijn zoals
bovenvermeld verschillende werkhoeken ter beschikking en verschillende
materialen. De leerlingen werkten aan deze opdracht in groepjes van twee.
Algemene informatie
Men maakt in het begin van het jaar afspraken en regels. Deze worden in
samenspraak met de leerlingen gemaakt. Ze zijn dan zelf op de hoogte van de
gemaakte afspraken. Ze zien dan sneller in wat ze fout doen. Er werd ook direct
een straf vastgelegd. Deze straf werd ook weer bepaald door de leerlingen zelf.
Ze bepalen dus zelf de norm in de klas: hoe zwaarder de straf, hoe erger ze de
overtreding vinden.
Er werd ook gewerkt met vrije teksten. De leerlingen moesten door het jaar heen
zowel een artikel als een vrije tekst schrijven. Deze werden om de beurt
besproken. Iedere leerling moest zowel een artikel als een eigen tekst schrijven.
Dit werd in een planning bijgehouden,bv. welke taak ze al gemaakt hadden. De
leerlingen bepaalden zelf wat ze het eerst deden (het artikel of de vrije tekst).
30
15/06/2009
Methodeonderwijs
Interview met de directeur van de Middenschool Leopoldsburg
Directeur: Herman Swerts
Wanneer is de school gestart met het methodeonderwijs? Waarom heeft
de school het methodeonderwijs in haar studieaanbod opgenomen?
Er ligt vlak langs de middelbare school een grote Freinetbasisschool. Er was in
Limburg nog geen methodeschool in het secundair onderwijs. Deze school is de
eerste school in Limburg die methodeonderwijs aanbiedt. Twee schooljaren
geleden zijn ze gestart met methodeonderwijs. Een tweede reden is dat volgens
de minister het pedagogisch systeem vernieuwd moet worden. De school tracht
hierop in te spelen.
Hoe verliep dat, hoe zijn jullie tewerk gegaan? (zelf gaan observeren in
andere methodescholen…)?
Het schooljaar voor de start heeft de directie de leerkrachten laten beslissen of
ze met methodeonderwijs wilden starten of niet. 95% was bereid om les te
geven in de methodeklassen. 30% was bereid om in het kernteam te zitten. De
leerkrachten die in de methodeklassen lesgeven en in het kernteam zitten,
moesten bereid zijn om elke week 2 uur extra te vergaderen. Tijdens deze
vergaderingen worden onder andere problemen besproken die zich voordoen. Er
worden bijvoorbeeld ook verschillende werkvormen besproken die toegepast
worden in de lessen.
Ze
krijgen
ook
hulp
van
de
pedagogische
dienst
van
het
Gemeenschapsonderwijs. In het begin dat deze school startte met
methodeonderwijs kregen ze heel veel steun en tips van deze dienst.
Stelselmatig wordt dit afgebouwd en doet de school steeds meer aan
zelfevaluatie. De pedagogische dienst zal er uiteindelijk enkel nog zijn als er zich
specifieke problemen voordoen waar de school zelf niet uitgeraakt.
Hebben jullie veel moeite moeten doen om het concept van
‘methodeschool’ bekend te maken bij het publiek? Op welke manier
hebben jullie dit aangepakt?
De ouders van de leerlingen die in het lager op de bijhorende methodeschool
zaten kenden het concept al. Via onder andere de leerkrachten, infopakketten…
werden ze op de hoogte gebracht dat de middelbare school ook met
methodeklassen ging starten. Veel leerlingen die in deze basisschool zaten
stroomden (logischerwijze) door naar de methodeklas.
De andere omliggende scholen werden ook geïnformeerd via een infopakket.
Volgende instrumenten worden ook gebruikt om ouders en toekomstige
leerlingen te informeren:
Schoolsite
Mondeling: volgens de directeur is dit de beste reclame.
De leerlingen uit het reguliere onderwijs en de methodeklassen waren
gemixt bij het VOS-project. Doen ze nog andere dingen samen
(uitstappen, projecten…)?
De leerlingen uit de methodeklassen moeten op het einde van de eerste graad
aan dezelfde eindtermen en vakoverschrijdende eindtermen voldoen. Tijdens het
VOS-project werken ze dus samen. Dat zijn dan vakoverschrijdende eindtermen
31
15/06/2009
Methodeonderwijs
waar ze ook aan gewerkt hebben. Andere uitstappen zoals filmvoorstelling,
toneelvoorstelling… doen ze samen. Dan worden de methodeklassen en klassen
uit het regulier onderwijs dus gemixt.
Het is nog niet zo dat de methodeklassen samenwerken met de klassen en
leerlingen uit het regulier secundaire onderwijs. In de toekomst willen ze die
samenwerking wel uitbreiden. Ze willen dan in de methodeklas en in het regulier
onderwijs rond dezelfde thema’s werken, en samenwerken. De kloof tussen
regulier onderwijs en methodeonderwijs wordt dan kleiner. De leerkrachten
moeten dan wel goed in het achterhoofd houden dat de leerlingen die in het
regulier onderwijs zitten, vaak de zelfstandigheid… zoals in de methodeklassen
nog niet aankunnen. De leerlingen worden dus extra ondersteund in bijvoorbeeld
de planning van het project.
Beslissen de leerlingen met de ouders zelf of ze in een methodeklas stappen of in
het regulier onderwijs? Beslist de school daarover? Welke criteria worden
gebruikt om te bepalen of de leerling in het methodeonderwijs kan stappen?
De ouders kunnen niet individueel de beslissing nemen om hun kind in een
methodeklas in te schrijven. De leerling moet om te beginnen een test
Nederlands en wiskunde afleggen. Hier moet de leerling voor geslaagd zijn.
Daarnaast vindt er nog een gesprek plaats tussen de leerling, ouders en
directeur. De directeur legt uit waar methodeonderwijs voor staat. Het is
namelijk niet altijd duidelijk voor de ouders wat ‘methodeonderwijs’ precies wilt
zeggen, wat het betekent. Vaak bestaan hier misverstanden over, zodat de
ouders methodeonderwijs opteren in plaats van het regulier secundair onderwijs,
terwijl dat niet altijd de beste keuze is voor het kind.
Tijdens het besprek met de directeur wordt ook duidelijk wat het kind zelf wil.
Het kind moet ook in staat zijn om zelfstandig te werken, maar in groep kunnen
werken is ook erg belangrijk.
Als de leerlingen geslaagd zijn voor de test, en het gesprek met de ouders, het
kind en de directeur is positief, dan kan het kind ingeschreven worden in de
methodeklas.
Moeten er veel leerlingen geheroriënteerd worden (van de methodeklas
naar het regulier onderwijs). Wanneer gebeurt deze heroriëntatie (bij
overgang van eerste naar tweede jaar, tijdens het jaar…)?
Er zijn over een schooljaar gezien drie momenten waarop de leerling
geheroriënteerd kan worden. Een eerste moment is na het eerste rapport. Als
dan al blijkt dat de leerling niet meekan met de methodieken en werkwijzen van
methodeonderwijs, wordt de leerling overgeplaatst naar het regulier onderwijs.
Een tweede mogelijk moment is na de kerstexamens. Vaak heeft de leerling
voordien al duidelijke signalen gekregen dat het mogelijk is dat de leerling
geheroriënteerd wordt. De leerling wordt dus niet verrast. Een laatste mogelijk
moment is het einde van het schooljaar. Als dan blijkt dat de score van de
leerling tegenvalt, en dat de leerling niet goed meekan met de methodieken van
het methodeonderwijs, wordt de leerling ofwel ingeschreven in hetzelfde jaar in
het regulier onderwijs of in het volgende jaar in het regulier onderwijs.
32
15/06/2009
Methodeonderwijs
Ongeveer 1/3 van de leerlingen die in het begin starten in de methodeklas
worden tijdens het schooljaar (of naar het volgend schooljaar toe)
geheroriënteerd naar het regulier onderwijs.
Het is dus nog moeilijk om de leerlingen te selecteren die klaar zijn voor de
methodieken van het methodeonderwijs.
Zijn er leerlingen die de overschakeling maken van het regulier
onderwijs naar het methodeonderwijs?
Ongeveer de helft van de leerlingen die nu in de methodeklas zit, komt uit het
regulier basisonderwijs.
Het komt niet voor dat leerlingen bijvoorbeeld het eerste jaar van de eerste
graad in het regulier onderwijs afronden, en dan het tweede jaar van de eerste
graad in de methodeklas volgen. Als er gestart wordt in het regulier onderwijs,
dan rondt de leerling zijn middelbare schoolcarrière af in het regulier onderwijs
(in deze school wordt die overstap toch niet gemaakt, deze overstap is misschien
toch mogelijk in andere secundaire scholen die het reguliere en het
methodeonderwijs aanbieden).
33
15/06/2009
Methodeonderwijs
Leerkracht wetenschappen eerste graad
(regulier secundair onderwijs + secundair methodeonderwijs).
Merk je (duidelijk) verschil tussen de leerlingen die in het
basisonderwijs ook in een methodeklas zaten en de leerlingen die in het
regulier basisonderwijs zaten?
In het eerste jaar in de methodeklassen merk ik een verschil tussen de leerlingen
die in het regulier onderwijs en methodeklas zaten. De meeste leerlingen uit het
regulier onderwijs benen wel snel bij. Je merkt dat velen de methodieken snel
gewoon worden. Je ziet in het eerste jaar die leerlingen ook het snelst groeien in
de schoolse vaardigheden.
Wanneer blijkt dat een leerling niet meekan met de methodieken van het
methodeonderwijs, wordt de leerling geheroriënteerd naar het regulier onderwijs.
Zo ja, heeft dat invloed op de lespraktijk?
In het begin van het schooljaar moeten de leerlingen uit het regulier onderwijs
iets meer ondersteuning krijgen om specifieke werkvormen onder de knie te
krijgen, om de werking ervan gewoon te worden. Na een tijdje (afhankelijk van
leerling tot leerling) kunnen ze steeds zelfstandiger werken. Er moet in het begin
van het schooljaar dus ingespeeld worden op de noden van de leerlingen, vooral
die uit het regulier onderwijs. Echter, de leerlingen die uit een methodeklas
(basisonderwijs) komen verdienen ook speciale aandacht. Ze moeten ook de
overstap maken van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs, en dat is
voor die leerlingen ook een grote stap.
Op welke manier houd je rekening met de leerlingen die uit het regulier
basisonderwijs komen?
Op zich worden ze niet speciaal behandeld. In het begin van het schooljaar
krijgen ze in verhouding extra ondersteuning. Na verloop van tijd zijn de
leerlingen de methodieken gewoon en hebben ze, ze onder de knie.
Bij de beoordeling wordt geen onderscheid gemaakt tussen leerlingen. Ze
moeten allen hetzelfde kennen, er wordt niet gekeken naar het soort onderwijs
dat de leerlingen genoten hebben in de basisschool.
Ondervinden de leerlingen die uit het regulier basisonderwijs komen
specifieke ‘problemen’ in het methodeonderwijs? Is er meer of andere
ondersteuning nodig voor deze leerlingen?
Echt problemen duiken er niet op. Sommigen moeten gewoon worden aan de
methodieken en de werkwijze in de methodeklas.
Je merkt ook dat de leerlingen een aanpassingsperiode nodig hebben als ze van
het basisonderwijs komen, maar dat is bij alle leerlingen van het eerste jaar in
de eerste graad zo, onafhankelijk van welk onderwijs ze genoten hebben in de
basisschool.
Bij groepstaken: mogen de leerlingen zelf de groepssamenstelling
bepalen? Zo neen: houd je rekening met het soort basisonderwijs dat de
leerlingen gehad hebben? Vorm je heterogene of homogene groepen
34
15/06/2009
Methodeonderwijs
(alle groepsleden in een methode-basisschool gezeten, of mengeling van
methode en gewoon basisonderwijs)?
In het begin van het schooljaar bepaal ik zelf de groepen. De leerlingen kennen
elkaar nog niet goed, of ze willen steeds met dezelfde medeleerling
samenwerken. In het begin van het schooljaar moeten ze elkaar nog leren
kennen (de zwakke punten, maar ook de sterke punten). Als de leerlingen elkaar
beter kennen, en als ik de leerlingen beter ken mogen ze zelf groepen
samenstellen.
Het is ook afhankelijk van het onderwerp. Soms werken leerlingen zo samen dat
de ene leerling uitleg kan geven aan de andere leerling (dat er een
niveauverschil is). Dit soort samenwerking komt enkel tot stand als ik de
groepen indeel. Anders werken leerlingen samen met ongeveer hetzelfde niveau.
Als de leerlingen zelf de groepen mogen indelen komt deze het meeste voor.
Er zijn werkvormen die zowel in het methodeonderwijs als in het
regulier secundaire onderwijs toegepast worden. Merk je een verschil in
de werking van de leerlingen als je een werkvorm in beide groepen
toepast?
De leerlingen uit het regulier onderwijs hebben vaak meer ondersteuning nodig
bij sommige werkvormen. De leerlingen in de methodeklassen werken meer met
verschillende werkvormen en kunnen beter hun plan trekken als het even niet
goed lukt. De leerlingen in de methodeklas hebben het daarentegen moeilijk met
doceren. Ze zoeken het vaak zelf graag uit.
Welk is volgens u het grootste verschil tussen Freinetonderwijs en het
regulier onderwijs?
De methodes die gebruikt worden, de zelfstandigheid die de leerlingen krijgen. Ik
sta er soms nog van versteld van hoe zelfstandig de leerlingen in de
methodeklassen zijn. Ze zoeken graag zelf achter antwoorden en oplossingen,
het lukt hen vaak ook goed om er zelf uit te komen. Ik merk ook dat de afstand
tussen de leerkracht en de leerling bij het methodeonderwijs kleiner is dan in het
regulier onderwijs. De relatie tussen beiden is anders.
Welke zaken worden buiten de klas georganiseerd om de ouders bij het
schoolgebeuren te betrekken?
Op dit moment worden de ouders nog niet zoveel betrokken bij het leren zelf. Op
termijn zullen er inspanningen geleverd worden om de ouders meer te betrekken
bij het leren. We zijn verschillende methodetechnieken stap voor stap aan het
integreren in onze school.
We kunnen beter stap voor stap de overschakeling maken van regulier naar
methodeklassen, en dit op een kwaliteitsvolle manier. Het is tenslotte voor de
leerkrachten ook een aanpassing om in een methodeklas les te geven. De
leerkracht moet ook kunnen groeien in die taak.
35
15/06/2009
Methodeonderwijs
Hoe verloopt de dagelijkse voorbereiding voor de lessen (in verband met
projectvoorbereiding en zo).
De inhouden lopen gelijk met de lesinhouden in het regulier onderwijs. De
onderwijsvorm verschilt vaak enorm. De leerlingen in de methodeklassen zijn in
staat om grotere onderdelen zelfstandig te verwerken. Daarvoor moeten de
leerlingen uiteraard gepast materiaal ter beschikking hebben. In dat opzicht heb
je als leerkracht meer voorbereidingstijd nodig voor de lessen in de
methodeklassen. Tijdens de les maak je, je niet nuttig door te doceren of door
klassikaal dingen uit te leggen. Je gaat dan wel groep per groep (of leerling per
leerling) individueel begeleiden in het leerproces.
36
15/06/2009
Methodeonderwijs
Middenschool Genk
Praktische gegevens
school: Middenschool Genk
adres: Mosselerlaan 62, 3600 Genk
tel: 089/35 24 51
internet: http://www.msgenk.be/
Algemene informatie
Aan de hand van zijn eindwerk heeft Robin contact kunnen leggen met de
middenschool Genk. Deze beschikt sinds kort ook over een Freinetafdeling. De
Freinetklasjes zitten in samen in één gang van het gebouw. Er zijn vier
kernleerkrachten met daar rond een team van algemene leerkrachten. Alhoewel
dat er dezelfde leerstof gezien moet worden gebruiken deze klassen de
methodiek van Freinet. De leerkrachten streven er na om te vertrekken vanuit de
leefwereld van de jongeren. De leerinhouden worden zoveel mogelijk in thema’s
en projecten verwerkt. Als een echt team willen de leerkrachten er zijn voor elke
leerling. De individuele ontplooiing van elke leerling is belangrijk. Met deze
methode wilt men er voor zorgen dat de overgang van het basis- naar het
secundair onderwijs minder groot wordt. Het kernteam wordt dan ook niet gezien
als enkel lesgevers maar ook als coaches, begeleiders en opvoeders. Net omdat
er zoveel belang wordt gehecht aan de ontwikkeling van de leerlingen zijn de
klassengroepen zo klein mogelijk gehouden. Zo optimaliseren de kansen om te
slagen. Specifieke problemen kunnen veel sneller en gemakkelijker worden
aangepast.
Naast de schoolomgeving is het ook zeer belangrijk dat de ouders betrokken
worden. Samen met de ouders en de leerlingen maakt de school een eigen
leeromgeving. Zo zal ook het grootste deel van de lessen gegeven worden in
hetzelfde lokaal. Elk Freinetklasje heeft dus een eigen lokaal dat volledig naar
hun hand wordt ingericht. Enkele werkvormen die toegepast worden zijn
projectwerk, contractwerk en hoekenwerk. De leerlingen bepalen zelf aan welke
oefeningen ze werken. Zo leren ze zelf goed plannen. Aan de hand van het
gebruik van verbeteringssleutels stimuleren de leerkrachten de leerlingen om
nauwkeuriger te werken tijdens oefeningen en een evaluatiemoment. Naast
differentiatie wordt er ook gedaan aan coöperatief leren. Zwakke en sterke
leerlingen worden samen gezet om samen een bepaald doel te bereiken. Zo leren
de leerlingen door interactie met elkaar en met de leerkracht
37
15/06/2009
Methodeonderwijs
Indeling van de lokalen en de leermiddelen die ze ter beschikking
hebben.
Hieronder beschrijf ik het lokaal van de klas die ik heb geobserveerd. Ik moet er
wel bijzeggen dat de leerlingen niet alle zeven uren in dit lokaal zaten maar wel
het grootste deel van de dag.
Het is dus met andere woorden een lokaal waarin meerdere vakken gegeven
worden maar het lokaal wordt ingericht met inspraak van de leerlingen. Zo
hangen in de klas verschillende werkjes op aan de muur. Ook voor het raam van
de gang hangen allerlei knutselwerken die de leerlingen zelf hebben gemaakt. Ze
hebben dus hun eigen leeromgeving gecreëerd. Één wand was een volledig
whiteboard. Met andere woorden in deze klas gebruiken ze geen simpel krijtbord
maar een whiteboard wat iets gemakkelijker schrijft voor de leerkracht. Het is
ook veel gemakkelijker om tekeningen te maken op een whiteboard dan op een
krijtbord. De banken van de leerlingen waren opgesteld zodat er steeds 4
leerlingen samen zaten. In het totaal waren er 4 verschillende groepen. Als je de
rand van het klaslokaal afgaat dan heb je een L-vormige structuur met 10
computers met internetverbinding. Hier kunnen de kinderen dus informatie
opzoeken tijdens hun opdrachten. De enige wand die nu nog overblijft, is de
wand met het raam naar de gang toe. Onder het langwerpige raam zijn er
verschillende kasten waarin allerlei werken van leerlingen, toetsen en
deelopdrachten liggen opgeslagen. Ook zijn er enkele encyclopedieën aanwezig
die de leerlingen nog kunnen gebruiken tijdens opzoekingen.
Plattegrond van het lokaal:
38
15/06/2009
Methodeonderwijs
Bespreking van de geobserveerde lessen:
Tijdens de observatie heb ik vooral gemerkt dat het nog niet 100% doet denken
aan methodeonderwijs. In onze cursus kregen wij meer uitleg over het
Freinetonderwijs en welke technieken dat zo een methodeschool nu net gebruikt.
Op deze school maken ze zeer goed gebruik van projecten en hoekenwerk maar
niet tijdens de gewone lessen. De projecten worden meestal in projectweken
gegoten wat zeer goed is voor het bereiken van de vakoverschrijdende
eindtermen. Tijdens zo een projectweek wordt er namelijk samengewerkt tussen
verschillende vakleerkrachten. Ik heb spijtig genoeg geen projectdag of –week
kunnen meemaken.
Tijdens de gewone lessen valt het me op dat er wel bepaalde technieken worden
gebruikt maar dat de gebruikte cursussen niet voor honderd procent aansluiten
bij het Freinetonderwijs. Zo weet ik namelijk dat de cursus aardrijkskunde naar
volgend jaar toe volledig wordt aangepast om zo de leerlingen meer projectmatig
leerstof aan te leren.
Op deze hele dag observatie hebben de leerlingen twee testen gekregen. Eén
test Frans en een test voor aardrijkskunde. Nu was er één leerling die enorm had
geblokt voor het vak Frans maar daardoor aardrijkskunde niet grondig genoeg
had geleerd. Deze leerling barstte in tranen uit nadat ze de test kreeg en niets
kon invullen. De leerkracht praatte met haar over hoe zij zich voelde, wat er
verkeerd is gelopen, wat er volgende keer aan gedaan kan worden, … . De
leerkracht trad hier niet op als puur lesgever maar als begeleider en opvoeder.
De leerling vertrouwde de leerkracht enorm en zo een band zie je niet meteen op
een traditionele secundaire school.
Algemeen kan ik dus zeggen dat deze school nog tijd nodig heeft om zich
volledig te ontwikkelen tot een echte Freinetschool. Het kernteam dat er werkt is
zeer gemotiveerd en wil zorgen voor een positieve ontwikkeling van de
leerlingen.
39
15/06/2009
Methodeonderwijs
‘In de Engelse hof’ te Lanaken
Praktische informatie
School: “In de Engelse hof”
Adres: Koning Albertlaan 58, 3620 Lanaken
Tel: 089/73.06.72
e-mail: http://www.bsengelsehof.be/pages/03als1.html
Interview directrice basisschool ‘In de Engelse hof’ te Lanaken
Hoe gaat men te werk als een leerling zich komt aanmelden?
In principe is iedereen hier welkom. We staan open voor iedereen! Ouders
kunnen een keer komen kijken met de leerling, een oefendag volgen of een
gesprek met de directie aanvragen. De ouders krijgen dan een infobrochure mee
waar alle verdere informatie instaat wat betreft aanmelden etc. Hierbij willen we
ouders er ook op attenderen dat hun kinderen op deze campus school kunnen
volgen vanaf 2,5 tot hun 18e jaar. Alicebourg moet dan ook wel datgene
aanbieden wat de leerling wilt volgen.
Hoe zit het met de doorstroom naar het secundair onderwijs?
We zijn samen met het Atheneum Alicebourg een grote campus. 95% van de
leerlingen stromen dan ook door naar Alicebourg.
Stromen er ook leerlingen door naar het secundair methodeonderwijs?
Hier in de buurt zijn eigenlijk geen methodescholen te vinden. Dan moeten de
leerlingen al gaan verhuizen en in die buurt een methodeschool moeten vinden.
De meeste leerlingen stromen dus gewoon door naar het regulier secundair
onderwijs.
Hoe wordt bepaald waar een leerling terecht komt in het secundair
onderwijs?
De leerlingen krijgen doorheen het 6e leerjaar verschillende toetsen. Denk hierbij
ook aan normeringtoetsen. Ook een CITO toets staat hierbij ingepland. Aan de
hand van al deze toetsen stelt de school een advies op voor de leerling. Dit wordt
grondig met de ouders en leerling besproken. De meeste ouders volgen dit
advies ook op.
Hierbij moet ik wel opmerken dat er voor wiskunde en Nederlands een
percentage van minimaal 50 gehaald moet worden. Is dit niet het geval, dan
krijgt de leerling alleen een attest en geen getuigschrift. Deze leerling stromen
meestal door naar het BSO.
40
15/06/2009
Methodeonderwijs
In de praktijk…
Lesvoorbereiding zie bijlage
41
15/06/2009
Methodeonderwijs
Bibliografie
Literatuur
AHLERS J.; DE WINTER F., Wat is dat voor een school?, uitgeverij, Van Loghum
Slaterus, Deventer, 1982.
DOEKEMEIJER C.A.M.A, Een Freinetschool, uitgeverij, Zwijsen Tilburg, 1984.
SCHOONHOVEN JANSEN W.A., De actualiteit van Freinet, uitgeverij, Dekkeer &
van de Vegt, Nijmegen, 1709.
Internet
http://www.toverfluit.be/
http://www.middenschoolleopoldsburg.be/
http://www.bsengelsehof.be/pages/03als1.html
http://www.msgenk.be/
http://www.freinetbewegingvlaanderen.be/
http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/default.htm
http://www.freinetschooldepit.be/wegwijs/faq.htm
http://www.g-o.be/sites/portaal_nieuw/Pages/Artikel.aspx?guid={AFC135E0A119-46C8-8B06-A46FCEE721C7}
eigen site
http://users.telenet.be/onderzoekmethodeonderwijs/
42
15/06/2009
Methodeonderwijs
Bijlagen
Workshop
Groep 1: Stellingen
Hoe verloopt de overgang van methode lager onderwijs naar methode
secundair onderwijs?
Aanpak
Op de tafel liggen verschillende kaarten met de tekstzijde naar onder. Een
medestudent kiest een kaart en leest de stelling luidop voor. Er wordt een kleine
discussie gevoerd over de stelling. De nadruk hierbij ligt op de overgang van het
basisonderwijs in een methodeklas naar een methodeklas in het secundair
onderwijs. De begeleider van deze hoek waakt erover dat het gesprek niet
afgeleid wordt naar andere onderwerpen (vb: van regulier basisonderwijs naar
methode secundair onderwijs…).
Stellingen
De leerlingen zijn niet altijd op tijd om hun taken in te leveren. Ze kunnen de
vrijheid die ze krijgen niet aan.
Als de leerlingen afstuderen in het secundair onderwijs en naar een hogeschool
of universiteit gaan, krijgen ze problemen omdat daar erg veel gedoceerd wordt.
De beslissing of een kind al dan niet in een methodeklas (secundair) kan zitten
hangt voornamelijk af van het soort basisonderwijs dat het kind gevolgd heeft.
Ca. 1/3de van de leerlingen, die starten in het secundair – methodeonderwijs,
moet geheroriënteerd worden naar het regulier onderwijs.
Doelstellingen


De leerlingen kunnen een eigen mening met argumenten onderbouwen.
De leerlingen hebben respect voor elkaars mening.
43
15/06/2009
Methodeonderwijs
Groep 2: “Surfend naar de oplossing”
Hoe verloopt de overgang van methode lager onderwijs naar regulier
secundair onderwijs?
Doelstellingen


De studenten kunnen met behulp van ICT tot een oplossing komen van een
vooropgesteld probleem.
De studenten kunnen hun mening formuleren en deze argumenteren.
Materiaal




Minstens één pc met internetverbinding
website http://users.telenet.be/ …  moet nog ingevuld worden
Inkleding van de hoek met papieren, slingers, ….
3 foto’s van de volgende hoek.
Aanpak
Opdracht  Surfend naar de oplossing:
Elk groepje studenten gaat naar onze website om een online opdracht te maken.
Het is de bedoeling dat ze de voor – en de nadelen verslepen naar de juiste
kolom op de website. Indien ze denken alles goed te hebben, klikken ze op de
oplossingssleutel. Ze vergelijken dan hun oplossingen met deze van de site.
Indien er fouten zijn gemaakt, wordt er een discussie gevoerd over deze fouten
en moeten ze proberen te verklaren waarom ze het in die bepaalde kolom
hebben geplaatst.
44
15/06/2009
Methodeonderwijs
Groep 3: Gesprek
Hoe verloopt de overgang van regulier lage onderwijs naar regulier
secundair onderwijs?
Doelstellingen


De leerlingen kunnen d.m.v. het gesprek een drietal voor- en nadelen geven
van de overgang van regulier basis naar regulier secundair onderwijs
De leerlingen doen actief mee aan het gesprek en vertellen hierbij hun eigen
bevindingen van hun eigen basis en secundaire schooltijdperiode
VOETEN:
De leerlingen kunnen:
 zichzelf sturen met behulp van een antwoordblad, een correctiesleutel, de
aanwijzingen van de leraar of de lesdoelstellingen.
 respect en waardering voor anderen opbrengen: de eigenheid van
medeleerlingen accepteren en waarderen.
 in groepsverband meewerken en een toegewezen opdracht uitvoeren.
 actief luisteren en weergeven wat een andere inbrengt
 in een groepsdiscussie hun mening weergeven, handhaven en bijsturen
Materiaal

foto (om aan groep mee te geven)
Aanpak
1. Jullie gaan een gesprek voeren over je basis- en secundaire schooltijdperiode
2. Ik stel jullie een aantal basisvragen die jullie samen gaan oplossen. Eigen
inbreng is natuurlijk altijd welkom!
3. Uiteindelijk gaan we aan het eind van het gesprek 3 voor- en 3 nadelen op
een rijtje zetten over de overgang van het regulier basisonderwijs naar het
regulier secundair onderwijs
Vragen:
1. Hoe heb jij de overstap van het basisonderwijs naar het secundair
onderwijs ervaren?
a. Vond je het makkelijk?
b. Vond je het moeilijk?
c. Moest je hiervoor naar een andere stad?
d. Waren er dingen die opvielen (denk aan lesgeefstijl, indeling klassen
etc.)?
e. Zijn er nog andere dingen die jou zijn opgevallen?
De 3
-
voordelen:
bekendheid met de werkmethoden
leerlingen kunnen hun gehele schooltraject afleggen op een campus
de leerkracht heeft volledige controle over de leerlingen
De 3 nadelen:
45
15/06/2009



Methodeonderwijs
de werkzelfstandigheid is lager
de leerlingen niet gewoon zijn samen te werken
de leerlingen hebben weinig tot geen inspraak op het meebeslissen over
verschillende werkzaamheden in het klasgebeuren
46
15/06/2009
Methodeonderwijs
Groep 4: Memorun
Hoe verloopt de overgang van regulier lager onderwijs naar methode
secundair onderwijs?
Doelstellingen
Algemene doelstellingen
 De leerlingen moeten 3 voordelen en 3 nadelen kunnen opnoemen van de
overgang van regulier lager onderwijs naar methode secundair onderwijs.
 De leerlingen zien in dat de overgang van regulier lager onderwijs naar
methode secundair een zware aanpassing vormt voor de betrokken leerlingen
die deze overstap maken.
VOET
 De leerlingen spelen volgens afgesproken en aangepaste spelregels.
 De leerlingen leren omgaan met elementen als spanning, verliezen, winnen
en fair – play.
 De leerlingen tonen in alle omstandigheden respect voor hun materiaal.
Timing


5 minuten (opdracht)
1 minuut om door te schuiven
Materiaal





Vier foto’s voor de groepen met de volgende plaats die de studenten moeten
zoeken.
Twee kegels of iets anders om het traject af te bakenen dat de studenten
moeten afleggen.
Kaartjes met voordelen en de kaartjes met vragen die hierbij van toepassing
zijn. (2X)
Kaartjes met nadelen en de kaartjes vragen die hierbij van toepassing zijn.
Twee grote papieren. (2X)
o één papier met de titel voordelen
o één papier met de titel nadelen
47
15/06/2009
Methodeonderwijs
Aanpak
1.
2.
3.
4.
Jullie worden in twee gelijke groepen verdeeld.
Deze twee groepen gaan het voor het snelst tegen elkaar opnemen.
De eerste student van je groep krijgt een vraag op het vierde verdiep.
Dan moet deze het traject afleggen via de trap van het vierde naar het derde
verdiep. (Het traject tussen de kegels of iets anders.) Doe dit zo snel
mogelijk.
5. Als deze op het derde verdiep is aangekomen, moet deze het antwoord op de
vraag zo snel mogelijk zoeken.
6. Als je het antwoord gevonden hebt, loop je zo snel mogelijk de trap terug op
naar het vierde verdiep en leg je het antwoord in de juiste kolom. Er is de
keuze uit de kolom met de voordelen en nadelen.
7. Hierna vertrekt de tweede student met de tweede vraag. Let op: alle
studenten moeten minstens één keer aan bod gekomen zijn.
8. De groep die het eerste klaar is wint.
9. Indien er een groep is met een oneven aantal studenten schiet er één student
over. Deze student gaat na de opdracht controleren of de kaartjes in de juiste
kolom liggen.
10.Op het einde bespreken we in het kort de conclusie die we kunnen trekken in
de overgang van het regulier lager onderwijs naar het methode secundair
onderwijs.
48
15/06/2009
Methodeonderwijs
Vragen voordelen
Moeten leerlingen uit het
Freinetonderwijs dezelfde
eindtermen en VOETen behalen als
in het regulier onderwijs?
Kunnen leerlingen uit het regulier
lager onderwijs de methodieken
aanleren uit het Freinet secundair
onderwijs?
Hoe gaat men de leerlingen die de
overstap van het regulier lager
onderwijs naar het Freinet
secundair onderwijs maken
ondersteunen? Is deze
ondersteuning alleen voor
leerlingen uit het regulier
onderwijs?
De leerlingen krijgen dezelfde leerstof
aangereikt als in de reguliere klassen.
Ze moeten dezelfde eindtermen
behalen en werken ook aan dezelfde
VOETen. Alleen de manier waarop ze
onderwijs krijgen, is anders. Men gaat
de leerstof zoveel mogelijk
ervaringsgericht aanbieden. Zelf
exploreren staat op de eerste plaats.
Leerlingen zijn zelf verantwoordelijk
voor hun studievooruitgang en in groep
werken is een must.
Leerlingen die uit het regulier
onderwijs doorstromen naar het
methodeonderwijs worden snel gewoon
aan de methodieken. De leerlingen in
het eerste jaar groeien ook het snelst
in deze methodieken. Indien leerlingen
niet meekunnen, is er de mogelijkheid
dat ze geheroriënteerd worden.
Er wordt voldoende differentiatie
aangeboden om leerlingen uit het
regulier onderwijs te ondersteunen.
Men vergeet hierbij echter de
leerlingen uit methodeonderwijs niet
want zij moeten ook de overstap van
het lager naar secundair maken. Dit
blijft voor beide groepen een grote
stap.
49
15/06/2009
Methodeonderwijs
Vragen nadelen
Als een leerling niet mee kan in het
secundair Freinetonderwijs. Wat
gebeurt er dan met deze
leerlingen?
Leerlingen die uit het lager
Freinetonderwijs komen zijn
gewoon om bepaalde werkvormen
toe te passen. Kunnen de
leerlingen die de overschakeling
maken van regulier lager
onderwijs naar Freinet secundair
onderwijs deze werkvormen
gewoon toepassen?
Een probleem dat kan opduiken is dat
een leerling niet meekan met de
werkwijzen en methodieken van
methodeonderwijs. Deze leerlingen
worden terug naar het traditionele
onderwijs overgeplaatst. Men voorziet
hiervoor enkele
heroriënteringmomenten. Een
selectieprocedure voor leerlingen die
klaar zijn voor het methodeonderwijs is
een heel moeilijke zaak.
Leerlingen die van het regulier
onderwijs doorstromen, hebben sneller
ondersteuning nodig bij bepaalde
werkvormen. Leerlingen uit
methodeklassen hebben de gewoonte
om verschillende werkvormen toe te
passen en kunnen hun plan beter
trekken tijdens een moeilijk moment.
Leerlingen die uit het gewone
onderwijs doorstromen zijn het gewoon
dat de leerkracht doceert.
Besluit
De overschakeling van regulier lager onderwijs naar methode secundair
onderwijs is wel degelijk mogelijk. De leerlingen die dit willen doen moeten wel
over een zekere zelfstandigheid beschikken, leergierig zijn en sociaal vaardig.
Meestal verloopt deze overstap probleemloos. Indien het toch niet werkt, kunnen
deze leerlingen geheroriënteerd worden naar het regulier onderwijs.
50
Download