15/06/2009 Methodeonderwijs Groepsleden: Janssen Robin., Kerkhofs Stefanie, Loznik Krista, Piccart Ann Klas: 3SAV Vak: Keuzemodule methodeonderwijs 1 15/06/2009 Methodeonderwijs Inleiding Tijdens het laatste semester van dit schooljaar hebben wij gekozen voor de keuzemodule methodeonderwijs. Voor deze module hebben wij als groep onderzoek gedaan naar de overgang van lager naar secundair onderwijs. Zo zijn we op een aantal cruciale vragen gestuit: Hoe verloopt de overgang van regulier lager onderwijs naar regulier secundair onderwijs? Hoe verloopt de overgang van regulier lager onderwijs naar methode secundair onderwijs? Hoe verloopt de overgang van methode lager onderwijs naar regulier secundair onderwijs? Hoe verloopt de overgang van methode lager onderwijs naar methode secundair onderwijs? In deze bundel komen jullie meer te weten over ons onderzoek en jullie kunnen via de site ook onze workshop downloaden. Via links kom je dan weer terecht bij de verschillende scholen die wij hebben geobserveerd en met vragen kan u ook terecht op onze site. 2 15/06/2009 Methodeonderwijs Inhoudstabel Onderzoeksvraag ....................................................................................... 4 Literatuuronderzoek ................................................................................. 13 Praktijkonderzoek..................................................................................... 21 In de praktijk… ........................................................................................ 41 Bibliografie .............................................................................................. 42 Bijlagen .................................................................................................. 43 3 15/06/2009 Methodeonderwijs Onderzoeksvraag Keuze van de onderzoeksvraag De zoektocht naar een geschikte onderzoeksvraag doorliep in onze groep een lange weg. Onze eerste gedachte was het verschil tussen het methodeonderwijs in Nederland en België toe te lichten. Omdat de observatie in een Nederlandse methodeschool niet mogelijk was, hebben een nieuwe onderzoeksvraag gekozen. Dit is de volgende vraag geworden: Hoe verloopt de overgang van lager onderwijs naar secundair onderwijs? Hoe verloopt de overgang onderwijs? Hoe verloopt de overgang secundair onderwijs? Hoe verloopt de overgang secundair onderwijs? Hoe verloopt de overgang secundair onderwijs? van regulier lager onderwijs naar regulier secundair van regulier lager onderwijs naar methode van methode lager onderwijs naar regulier van methode lager onderwijs naar methode Antwoorden op de onderzoeksvragen Hoe verloopt de overgang van lager onderwijs naar secundair onderwijs? Hoe verloopt de overgang van regulier lager onderwijs naar regulier secundair onderwijs? Er zijn verschillende voordelen van de overstap van het reguliere basisonderwijs naar het reguliere secundair onderwijs. De leerlingen zijn reeds klaargestoomd om te starten in het secundair onderwijs, ze gaan door met de lesmethodes die ze gewend zijn en ze weten wat hen te wachten staat. Kinderen starten in het basisonderwijs vanaf de leeftijd van 6 jaar tot de leeftijd van 12 jaar. Deze 6 jaar leren de leerlingen de basisvaardigheden, maar vanaf het 5e leerjaar komen daar ook de zaakvakken bij. Een verschil met het methodeonderwijs is dat in het gemeenschapsonderwijs de ouders ook moeten kiezen of de leerling godsdienst of NCZ volgt. In het methodeonderwijs leren de leerlingen dit via cultuurbeschouwing. Beide scholen moeten naast de vakdoelstellingen ook de vakoverschrijdende leerdoelen behalen. Een leerling volgt (normaal gesproken) vanaf zijn 12e tot 18e leeftijd secundair onderwijs. Hierin kiest het zelf de richting die hij wil volgen (mits de resultaten dit toelaten!!) 4 15/06/2009 Methodeonderwijs Kenmerkend voor het reguliere onderwijs is dat er veelal klassikaal lesgegeven wordt en er dus individueel gewerkt wordt door de leerlingen. In de methodescholen wordt veel meer in groepjes gewerkt en nauwelijks klassikaal lesgegeven. Toch zien we wel dat ook in het reguliere onderwijs steeds meer nieuwe methodes worden in- en uitgevoerd. Denk hierbij aan samenwerken, hoekenwerk, contractwerk etc. Daarnaast is een volgend kenmerk dat de leerkracht steeds bepaalt wat de leerlingen moeten doen en wanneer zij iets af moeten hebben. In methodescholen mogen de leerlingen meebeslissen over verschillende taken en de indeling van lessen. De werkzelfstandigheid is in het regulier onderwijs ook beduidend lager. Leerlingen stappen direct naar de leerkracht toe als er problemen zijn of als zij dingen niet snappen. Daarbij kauwt de leerkracht de antwoorden ook nog eens vaak voor, waardoor de leerling in principe verwend wordt. Het leert niet zelfstandig te werken. Toch zien we ook dit steeds minder worden in het regulier onderwijs. In methodescholen worden de leerlingen vaak aangewezen op hun eigen zelfstandigheid en medeleerlingen waarbij ze terecht kunnen. Als conclusie kunnen we stellen dat er vele voordelen terug te vinden zijn wanneer de leerling van het reguliere lager onderwijs naar het reguliere secundair onderwijs gaat. De leerling wordt grondig voorbereid op het secundair onderwijs. Zeker op deze campus, waar het eigenlijk al bijna vaststaat dat de leerling doorstroomt naar het atheneum dat ook op de campus ligt. De leerling kent beide scholen en is de verschillende lesmethoden gewoon. Voordelen zijn dan ook de bekendheid met de werkmethoden, de leerlingen kunnen hun gehele schooltraject afleggen op een campus. Alles sluit op elkaar aan. De leerkracht heeft hierbij wel de volledige controle over de leerlingen wat natuurlijk wel makkelijker is! Enkele nadelen zijn dat de werkzelfstandigheid beduidend lager is, de leerlingen niet gewoon zijn samen te werken en hebben weinig tot geen inspraak op het meebeslissen over verschillende werkzaamheden in het klasgebeuren. 5 15/06/2009 Methodeonderwijs Hoe verloopt de overgang van regulier lager onderwijs naar methode secundair onderwijs? Ongeveer de helft van de leerlingen schakelt van het reguliere lager onderwijs over naar methodeonderwijs in het secundair. De overstap van een klassieke lagere school naar een eerste graad Freinet is dus mogelijk. Het kind moet wel beschikken over een duidelijk, zelfstandig, leergierig en sociaalvaardig profiel. Kinderen werken samen aan projecten en ze zijn zelf verantwoordelijk voor hun studievooruitgang. De leerlingen krijgen dezelfde leerstof aangereikt als in de reguliere klassen. Ze moeten dezelfde eindtermen behalen en werken ook aan dezelfde VOETen. Alleen de manier waarop ze onderwijs krijgen is anders. Men gaat de leerstof zoveel mogelijk ervaringsgericht aanbieden. Zelf exploreren staat op de eerste plaats. Dit wilt niet zeggen dat alles een ongestructureerd verloop kent. De begeleiding van de leerkrachten is zeer intens. Alleen zijn de leerlingen heel bewust dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun studievooruitgang. Ook zijn zelfstandig werken en in groep werken een must. In sommige scholen organiseert men een test voor de vakken Nederlands en wiskunde. De leerling moet hiervoor slagen als hij in het methodeonderwijs wilt instappen. Men houdt ook een gesprek met de leerling, ouders en directeur. Hierin wordt toegelicht waarvoor methodeonderwijs staat. Zo weten de ouders duidelijk wat het betekent. Men probeert tijdens het gesprek ook duidelijkheid te scheppen over wat het kind zelf wilt. Indien het gesprek een positieve afloop kent en de leerlingen zijn geslaagd voor de tekst kan het kind in een methodeklas worden ingeschreven. Sommige scholen bieden de mogelijkheid niet om door de jaren heen van regulier onderwijs over te stappen naar methodeonderwijs. Ze moeten hun gehele schoolcarrière ofwel het regulier onderwijs volgen ofwel het methodeonderwijs volgen. Andere scholen bieden deze mogelijkheden weer wel. Daar organiseren ze bijvoorbeeld examens zodat de voor leerlingen die na een eerste graad methodeonderwijs willen overschakelen naar regulier onderwijs in de tweede graad de drempel verlaagd wordt. Een probleem dat kan opduiken is dat een leerling niet meekan met de werkwijzen en methodieken van methodeonderwijs. Deze leerlingen worden terug naar het traditionele onderwijs overgeplaatst. Men voorziet hiervoor enkele heroriënteringmomenten. Ongeveer 1/3 van de leerlingen die start in de methodeklas wordt geheroriënteerd naar het traditionele onderwijs. Een selectieprocedure voor leerlingen die klaar zijn voor het methodeonderwijs is een heel moeilijke zaak. Leerlingen die uit het regulier onderwijs doorstromen, krijgen zeker geen speciale behandeling. Ze krijgen wel de nodige ondersteuning in het begin van het schooljaar. Na verloop van tijd weten ze zelf wat ze moeten doen. Ook bij beoordelingen maakt men geen onderscheid. Ze moeten over dezelfde kennis beschikken. Als je nu van een traditionele school komt of van een methodeschool lager, dit maakt niets uit! 6 15/06/2009 Methodeonderwijs Werkvormen Leerlingen die van het regulier onderwijs doorstromen, hebben sneller ondersteuning nodig bij bepaalde werkvormen. Leerlingen uit methodeklassen hebben de gewoonte om verschillende werkvormen toe te passen en kunnen hun plan beter trekken tijdens een moeilijk moment. Leerlingen die uit het gewone onderwijs doorstromen, zijn het gewoon dat de leerkracht doceert. Hier zouden leerlingen die de methodeschool gewoon zijn het moeilijk mee hebben. Zij exploreren zelf liever de dingen. Tegenwoordig worden er toch al werkvormen, die in het methodeonderwijs bekend staan, geïntegreerd in het traditioneel lager onderwijs. Enkele voorbeelden hiervan zijn contractwerk en hoekenwerk. Het is dus niet dat ze totaal onbekend staan t.o.v. deze werkvormen. Klasopstelling Je ziet ook een duidelijk verschil in de klasopstelling van het regulier onderwijs en de klasopstelling in de methodescholen. In een reguliere school staan de banken meestal op een klassieke wijze opgesteld. Hiermee wordt bedoeld dat de banken gewoon in rijen staan. Er is wel extra materiaal beschikbaar zoals laptops en dergelijke om aan contract- en hoekenwerk te doen. Dit is al een stap naar de werkwijze van het methodeonderwijs toe. Klassen worden ook versierd met knutselwerken van de leerlingen. Ook zijn er andere lokalen om aan muzische vormingen te doen en computerlokalen. Maar bijna voor alle vakken hebben de leerlingen een vast lokaal. In een methodeschool secundair onderwijs is dit ook het geval. De leerlingen beschikken over een vast lokaal voor de algemene vakken. Alleen voor praktijkvakken moeten ze naar een ander lokaal zoals bijvoorbeeld P.O. De klassen worden in een bepaalde kleur geschilderd. Ook worden, zoals in het regulier lager onderwijs, de lokalen versierd met werkjes van de leerlingen. Alleen in het methodeonderwijs zijn dit niet alleen knutselwerkjes maar ook planningen, lijsten met symbolen, creatieve opdrachten waarrond ze in andere vakken gewerkt hebben en dergelijke. De banken zijn ook niet op traditionele wijze opgesteld. De klas is ook in verschillende hoeken ingericht zodat de leerlingen zelf optimaal kunnen kiezen hoe ze aan een opdracht kunnen werken. 7 15/06/2009 Methodeonderwijs Voor- en nadelen nog eens opgesomd. Voordelen: De leerlingen krijgen dezelfde leerstof aangereikt als in de reguliere klassen. Ze moeten dezelfde eindtermen behalen en werken ook aan dezelfde VOETen. Alleen de manier waarop ze onderwijs krijgen, is anders. Men gaat de leerstof zoveel mogelijk ervaringsgericht aanbieden. Zelf exploreren staat op de eerste plaats. Leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor hun studievooruitgang en in groep werken is een must. Leerlingen die uit het regulier onderwijs doorstromen naar het methodeonderwijs worden snel gewoon aan de methodieken. De leerlingen in het eerste jaar groeien ook het snelst in deze methodieken. Indien leerlingen niet meekunnen, is er de mogelijkheid dat ze geheroriënteerd worden. Er wordt voldoende differentiatie aangeboden om leerlingen uit het regulier onderwijs te ondersteunen. Men vergeet hierbij echter de leerlingen uit het methodeonderwijs niet want zij moeten ook de overstap van het lager naar secundair maken. Dit blijft voor beide groepen een grote stap. Nadelen: Een probleem dat kan opduiken is dat een leerling niet meekan met de werkwijzen en methodieken van methodeonderwijs. Deze leerlingen worden terug naar het traditionele onderwijs overgeplaatst. Men voorziet hiervoor enkele heroriënteringmomenten. Een selectieprocedure voor leerlingen die klaar zijn voor het methodeonderwijs is een heel moeilijke zaak. Leerlingen die van het regulier onderwijs doorstromen, hebben sneller ondersteuning nodig bij bepaalde werkvormen. Leerlingen uit methodeklassen hebben de gewoonte om verschillende werkvormen toe te passen en kunnen hun plan beter trekken tijdens een moeilijk moment. Leerlingen die uit het gewone onderwijs doorstromen zijn het gewoon dat de leerkracht doceert. Besluit De overschakeling van regulier lager onderwijs naar methode secundair onderwijs is wel degelijk mogelijk. De leerlingen die dit willen doen moeten wel over een zekere zelfstandigheid beschikken, leergierig zijn en sociaal vaardig. Meestal verloopt deze overstap probleemloos. Indien het toch niet werkt, kunnen deze leerlingen geheroriënteerd worden naar het regulier onderwijs. 8 15/06/2009 Methodeonderwijs Hoe verloopt de overgang van methode lager onderwijs naar regulier secundair onderwijs? De overschakeling van lager naar secundair onderwijs vormt al een enorme stap op zich. Kinderen gaan zich sowieso moeten aanpassen. Ook indien ze doorstromen naar het traditioneel onderwijs. Tegenwoordig starten er meer en meer secundaire scholen een afdeling Freinetonderwijs. Hierdoor kunnen leerlingen die in het Freinetonderwijs starten zonder veel problemen hun schoolloopbaan in het Freinetonderwijs ook verder zetten. Indien men toch kiest om over te schakelen naar het traditionele secundair onderwijs kent men zowel voor- als nadelen. Werkvormen In het methode lager onderwijs maakt men gebruikt van diverse werkvormen zoals praatrondes, vrije tekst, atelier, klas- en kinderraad, correspondentie, levend rekenen, het weekschema, projectmatig werken en contractwerk. In het regulier secundair onderwijs staat de leerkracht meestal frontaal voor de klas. Toch worden er tegenwoordig ook werkvormen toegepast die uit het methodeonderwijs voortvloeien. Men doet er ook aan projectwerken, maar dan in mindere mate. Deze projecten zijn meestal om aan de VOETen te werken. Ook werkvormen zoals contract- en hoekenwerk worden al toegepast in het secundair onderwijs. Dit hangt ook af van de leerkracht die er les geeft. Klas opstelling De eerste indruk de je in het Freinet lager onderwijs krijgt van een klaslokaal is dat het nogal rommelig is. Maar het is rommel met een bepaalde functie. Het voordeel is dat leerlingen tijdens de werktijd met verschillende opdrachten bezig kunnen zijn zoals lezen, vrije teksten schrijven… Ieder kind moet zijn steentje bijdragen aan het onderhoud van het klaslokaal in het lager Freinet onderwijs zoals de tafels proper maken, het bord afvegen, de speelhoek opruimen,… Ze beschikken over een takenbord waarop deze taken bijgehouden worden. De klas wordt ook ingekleed met werkjes, planningen en dergelijke van de leerlingen. In het traditioneel secundair onderwijs heeft men verschillende lokalen ter beschikking. Eén lokaal voor de vakken zoals wiskunde en Nederlands. Vakken zoals biologie, aardrijkskunde, geschiedenis,… worden allemaal in andere lokalen gegeven. Meestal zijn de banken nog op klassieke wijze opgesteld. Er zijn geen bepaalde hoeken waarin je kan werken aan een opdracht. De leerkracht geeft meestal toch frontaal les dus dit is niet nodig. Men gaat klassen geen kleurtje geven en ze worden meestal ingekleed in functie van het vak. Bijvoorbeeld het aardrijkskundelokaal zal ingekleed worden met artikels over aardrijkskunde en wereldkaarten, het biologielokaal i.v.m. biologie,… Ook in het secundair onderwijs heeft men dergelijk systeem. Hierop wordt er afgesproken wie de “orde” doet. Dit kan zijn dat één week lang twee leerlingen het lokaal uitkeren en het bord dagelijks zuiver maken. Het kan ook zijn dat iedere dag andere leerlingen de orde doen. Dit is naar keuze. 9 15/06/2009 Methodeonderwijs Alle voor- en nadelen nog eens opgesomd. Voordelen: Kinderen uit het Freinetonderwijs zijn zelfstandiger en kunnen goed planmatig werken. Deze kwaliteiten kunnen ze zeker gebruiken in het secundair onderwijs. De meerwaarde die deze kinderen hebben is een goede zelfkennis en zelfreflectie. Ze zijn het gewoon om in groep samen te werken en kunnen rekening houden met anderen. Hun probleemoplossend vermogen is goed ontwikkeld omdat ze kunnen nadenken en brainstormen over verschillende onderwerpen. Weten waar welke informatie voor handen is, wordt hun ook van in het begin eigen gemaakt. Een ander positief aspect is dat deze leerlingen gevoelens, belevingen, kritiek, feedback,… bondig kunnen verwoorden. Dit kan ook als negatief ervaren worden door minder mondige mensen. Nadelen: Kinderen die naar het traditioneel secundair onderwijs overschakelen moeten hun eigen belevingsrecht voor een stuk opgeven. Deze kinderen zullen zich moeten aanpassen aan de situatie. Ze moeten terug klassikaal op de schoolbanken les volgen. Repetitief leren staat hier terug op de voorgrond. De vakinhoud is minder lesoverstijgend. Hierdoor wordt de inhoud niet gezien als een groot geheel maar wordt elk hoofdstuk apart behandeld. De leerlingen zien dus minder de samenhang. Dit vergt een aanpassing. In het traditionele secundair onderwijs wordt men geconfronteerd met prestatiegerichtheid. Ook hier moeten ze mee leren omgaan. Besluit De overstap van methode lager onderwijs naar regulier secundair onderwijs is mogelijk. Leerlingen moeten dan wel voor een deel hun zelfstandigheid opgeven en ze moeten zich aanpassen aan de manier van lesgeven. Ze zullen ook met de prestatiegerichtheid van het regulier onderwijs moeten leren omgaan. Tegenwoordig worden er meer en meer methodeklassen in het secundair onderwijs ingericht. De kinderen die uit het methode lager onderwijs komen, hebben dus meer en meer de mogelijkheid om door te stromen naar secundair methodeonderwijs. 10 15/06/2009 Methodeonderwijs Hoe verloopt de overgang van methode lager onderwijs naar methode secundair onderwijs? Er zijn verschillende voordelen van de overstap van methodebasisonderwijs naar een methodeklas in het secundair onderwijs. De leerlingen zijn de methodiek van het Freinetonderwijs gewoon. De leerlingen en de ouders weten wat methodeonderwijs inhoudt. Kenmerkend voor het Freinetonderwijs is het wederzijds respect. De leerlingen leren dat iedereen gelijkwaardig is. Wanneer de leerling deze waarden in het lager onderwijs al onder de knie heeft, zal de leerling in het secundair onderwijs deze waarden ook meenemen. De leerling ziet niet enkel het negatieve in een persoon, maar ook het positieve. De leerling weet dat niet iedereen gelijk is, dat iedereen zijn sterke kanten heeft. In het Freinetonderwijs draagt iedereen verantwoordelijkheid. De leerkracht, maar ook de leerlingen zijn verantwoordelijk voor het vlot verloop van het klasgebeuren, voor de orde in de klas, voor een vlot lesverloop. Iedereen wordt op die manier serieus genomen, met iedereen wordt rekening gehouden. Democratie is ook sterk ingeburgerd in Freinetscholen. De leerkracht bepaalt niet alleen wat er gebeurt in de klas. De leerlingen en de leerkracht bepalen in overleg wanneer welke doelen bereikt moeten worden. Ook de deadlines van taken en werken worden democratisch bepaald. Op die manier zijn de leerlingen meer betrokken bij het leren. Ze zijn meer gemotiveerd om taken tijdig af te werken en om zich daarvoor ook ten volle voor in te zetten. De deadlines en de onderwerpen zijn immers democratisch tot stand gekomen. Als de leerlingen deze werkwijze onder de knie hebben, zal dat alleen maar voordelen opleveren voor de leerling in een methodeklas in het secundair onderwijs. De leerlingen zijn het immers gewoon om hun werk (deels) zelf te plannen. Om je als leerkracht goed te kunnen voorbereiden op de lessen is kennis nodig van de interesses van de leerlingen. Die interesses kunnen aangewend worden om de kennis en vaardigheden onder de knie te krijgen die in de leerplannen vermeld worden. Op die manier worden de leerplannen afgewerkt, maar werken de leerlingen op hun eigen tempo. Op het einde van de rit hebben alle leerlingen dezelfde doelen bereikt, dezelfde kennis opgedaan. De leerlingen die in het basisonderwijs reeds in een methodeklas zaten, zijn het gewoon dat de leerlingen soms aan andere taken aan het werken zijn, dat ze zelf een eigen planning moeten opstellen die voor hen haalbaar is. Ze zijn zelf in staat om te bepalen of ze met opdrachten starten die ze minder leuk vinden, die ze juist heel leuk vinden, waar ze meer moeite mee hebben, of die ze net heel vlot kunnen oplossen. Deze keuzes kunnen maken is een heel belangrijke vaardigheid die in het secundaire onderwijs nog goed van pas komt. Natuurlijk, de toegepaste werkmethodieken verschillen ook met die in het regulier onderwijs. De leerlingen die in het basisonderwijs in een methodeklas zaten, zijn het gewoon om verschillende van deze methodieken toe te passen en te gebruiken. De leerkrachten in het secundair onderwijs hebben het in dat opzicht gemakkelijker. De leerlingen zijn het immers gewoon om samen te werken met andere leerlingen, om individueel aan een opdracht te werken, om bepaalde oplossingsmethodes toe te passen… 11 15/06/2009 Methodeonderwijs Deze leerlingen zullen ook eerder bij medeleerlingen te rade gaan als ze vast zitten bij een mogelijk probleem. Ze proberen het onderling uit te zoeken. Als dat niet lukt, wordt de hulp van de leerkracht ingeroepen. De leerkracht zal ze enkel met de stappen vooruithelpen die ze zelf niet vonden. Daarna is het terug aan de leerling, om verder te werken aan het probleem. De leerlingen in een methodeklas krijgen de theorie op een andere manier aangereikt. Ze verwerken meer informatie op zelfstandige basis. Dit heeft als gevolg dat de leerlingen, als ze in het secundair onderwijs komen en doorstromen naar de hogeschool of universiteit, zelfstandig kunnen werken. Ze zijn niet angstig om aan een probleem te werken. Ze zullen ook minder ontmoedigd raken als ze niet direct een oplossing vinden voor een probleem. Ze zijn het immers gewend om verder te zoeken. De overgang van secundair naar hogeschool of universiteit kan wel enkele problemen opleveren. De leerlingen zijn het gewoon om in groep te werken. Ze zijn het niet gewoon dat de leerkracht doceert. Dit kan problemen opleveren in de hogeschool of universiteit. Daar wordt immers veel gedoceerd, en is de inbreng van de leerlingen miniem. Dit vraagt enig aanpassingsvermogen van de leerling. Conclusie Als conclusie kunnen we stellen dat er vele voordelen terug te vinden zijn wanneer de leerling, als deze in het secundair onderwijs in een methodeklas zit, in het lager ook in een methodeklas gezeten heeft. De leerling kent de werkmethodieken, kan individueel achter oplossingen zoeken, maar is ook in staat om in groep te werken. De leerkracht kan gebruik maken van de mate van zelfstandigheid van de leerlingen. De leerlingen kunnen ook verliezen aanvaarden. Democratie is namelijk erg belangrijk in het Freinetonderwijs. Als de meerderheid van de klas iets beslist, moet de ganse klas zich daar aan houden. Er is echter ook een belangrijk nadeel dat opduikt als de leerling, na het secundair onderwijs, doorstroomt naar de hogeschool of universiteit. Daar wordt veel gedoceerd. De inbreng van de student is daar miniem. Dit kan enige aanpassingsproblemen geven. De student is het immers gewoon om zelf dingen uit te zoeken, te experimenteren. De student is het gewoon om fouten te maken bij het zoeken naar een oplossing, en de werkmethode aan te passen zodat de juiste oplossing wel gevonden kan worden. Het is duidelijk dat als leerlingen in het basisonderwijs in een methodeklas zaten, dat deze leerlingen een voorsprong hebben in het secundair (methodeklas) ten opzichte van leerlingen die in het basisonderwijs in een reguliere school zaten. 12 15/06/2009 Methodeonderwijs Literatuuronderzoek Gekozen boeken De boeken die wij onder de loep genomen hebben zijn de volgende: AHLERS J.; DE WINTER F., Wat is dat voor een school?, uitgeverij, Van Loghum Slaterus, Deventer, 1982. DOEKEMEIJER C.A.M.A, Een Freinetschool, uitgeverij, Zwijsen Tilburg, 1984. SCHOONHOVEN JANSEN W.A., De actualiteit van Freinet, uitgeverij, Dekkeer & van de Vegt, Nijmegen, 1709. Literatuurverslag AHLERS J.; DE WINTER F., Wat is dat voor een school?, uitgeverij, Van Loghum Slaterus, Deventer, 1982. (Nederland) De oude lagere school bestaat niet meer (Jos Ahlers) Van de reguliere lagere school bestaat het “gebouw” nog wel. Het onderwijs is wel degelijk veranderd de laatste 20 jaar. Het doceren dat vroeger “in” was, is tegenwoordig verdwenen. De school is geëvolueerd van een strakke school naar een leefschool. Een belangrijke verandering die in de jaren 80 wordt doorgevoerd is de invoering van de basisscholen. Kleuter- en lagere scholen in Nederland verdwijnen en in de plaats komen er basisscholen waarin kinderen vanaf hun 4e jaar toegelaten worden. Deze evolutie gebeurt heel geleidelijk en niet zomaar plots ineens en heeft nog velen jaren nodig. Het is nog niet, omdat een school verandert, dat die daarom specifiek goed is. Er zijn goede en minder goede vernieuwende scholen, bijvoorbeeld scholen met Freinetonderwijs. Ook in reguliere scholen kunnen de vernieuwingen al enorm gevorderd zijn. Waarom nu deze veranderingen? Vroeger leerde men lezen, schrijven en rekenen. In de jaren 50 leerde men zelfs jaartallen plaatsen op blinde kaarten. Men moest, om naar het middelbaar te mogen, gewoon oplossingen kunnen geven van bijvoorbeeld een wiskundige som. Het huidige onderwijs gaat belang hechten aan andere zaken. Het onderwijs volgt de veranderende maatschappij. Het lager onderwijs wordt nog steeds geregeld uit een wet van 1920 en deze is sterk beïnvloed met net negentiende – eeuwse ideeën. “Men zag het kind als een vat dat je vol kennis moest gieten.” Men doceerde aan klassen met meer dan 50 leerlingen en men hield geen rekening met het individuele niveau van de leerlingen. Iedereen moest op dezelfde tijd dezelfde stof kennen. Er is één probleem, ieder kind is uniek. 13 15/06/2009 Methodeonderwijs In de jaren twintig en dertig kwamen de onderwijsvernieuwers op de proppen. Eerst bleef de klassikale school in Nederland belangrijk, pas in de laatste jaren twintig begon men in te zien dat een klassikale school nadelen had. Meer en meer leerkrachten werden voorstanders en het onderwijssysteem begon stilaan te veranderen. In te grote klassen had je de mogelijkheid ook niet om rekening te houden met de individuele leerling. Eindonderwijs In 1920 werden er op de lagere school meer gedaan voor de leerlingen die verder zouden leren. Voor de meeste leerlingen vormde de lagere school het “eindonderwijs”. Soms deden ze nog een 7e of 8e jaar en daarna ging men werken. Ook hier hielpen de leerkrachten mee. Ze leerden kinderen praktische dingen aan. Iets waar ze hun “latere leven” nog iets aan hadden. Kinderen die doorstroomden naar het secundair onderwijs werden volgepropt met kennis. Voordat ze in dat secundair onderwijs terecht kwamen, moesten ze eerst een toelatingsproef doen en slagen. Men maakte deze zo moeilijk met opzet, want ze wilden alleen de echte primussen op de secundaire school. Maar meer dan de helft behaalde hun diploma niet van de gekozen school. Vele leerlingen haakten vroegtijdig af of bleven zitten. Het leren van jaartallen, rivieren in Rusland,… gaf geen garantie op een later schoolsucces. Bovendien zaten er op de lagere school veel leerlingen die geen kansen kregen. Onterecht! Het waren vooral de arbeiderskinderen waarvan men aannam dat ze niet meer konden dan ambachtsof huishoudschool. De oorzaak hiervan was een slecht contact met de school en thuis. Het moest anders! Secundair onderwijs hangt niet af van kennis, kennis en nog eens kennis. Ook ijver, doorzettingsvermogen, creativiteit, zelfstandigheid en de manier waarop er thuis op het onderwijs wordt gereageerd zijn belangrijke pijlers. Je kon bijvoorbeeld wat tijd uittrekken om leerlingen zelfstandig iets te leren aanpakken. Bijvoorbeeld: Zoek op welke vogels in de winter ons land verlaten. Het heeft geen zin om leerlingen veel zaken vanbuiten te laten leren. De wereld verandert snel en hierdoor veroudert de kennis ook snel. Lol in het leren Belangrijk is om de leerlingen te laten inzien dat leren ook leuk kan zijn. Geen stamp – en drilscholen meer. De kinderen van de secundaire school zouden vaardigheden moeten krijgen. Niet alleen de kennis is belangrijk, maar ook de ontwikkeling van de creativiteit, het gevoelsleven, de sociale bewustwording en de zelfstandigheid. In 1970 lag er een nieuw plan op tafel. Men wilde de lagere en kleuterschool samenvoegen tot één nieuwe school. Men wilde de grote drempel tussen kleuteren lagere school weghalen. Men wilde een basisschool invoeren waar kinderen vanaf hun vierde jaar naartoe konden gaan. 14 15/06/2009 Methodeonderwijs Kenmerken Vele lagere scholen hebben nieuwe elementen ingevoerd en gingen zich veel te snel basisschool noemen. Maar basisscholen zijn er nog niet. Er zijn wel scholen mee aan het experimenteren. Volgens de wet kunnen er pas in 1985 basisschool ontstaan. Dit zijn totaal andere scholen. Deze verandering was een gigantische operatie die veel tijd vergde. Hieronder staan 5 kenmerken van het basisonderwijs: Ieder kind moet zich op zijn eigen niveau kunnen ontwikkelen, zonder enige hindernissen. Weg met de drempel tussen de kleuter- en de lagere school. Weg met het zittenblijven. In de gewone scholen is het zittenblijven al fel teruggebracht en bij de basisscholen hoort individualisering. Hier is zittenblijven dus niet meer nodig. Gelijke kansen is ook belangrijk. De kloof tussen het welgesteld milieu en een arbeidersmilieu is nog steeds aanwezig. Diegene die van een welgesteld milieu komt, heeft 30 maal zoveel kans om in een universiteit terecht te komen. Ook meisjes hebben minder kansen dan jongens. Weg met vooroordelen dus. Het kleuter- en het lager onderwijs wordt geïntegreerd in één nieuwe basisschool. De aanpak van de kleuterschool moet wel blijven bestaan. Speelsituaties mogen maar heel geleidelijk omgaan in leersituaties. Men moet op de nieuwe basisschool tijdig in de gaten krijgen wanneer er met een kind iets misgaat en er wat aan proberen te doen. Kinderen moeten niet te gemakkelijk naar vormen van buitengewoon of speciaal onderwijs worden afgewimpeld. Onderwijsleersituaties moeten aan het niveau van het kind worden aangepast. “Het kind moet schoolrijp zijn en de school moet kindrijp zijn.” Het belangrijkste doel van de nieuwe basisschool is om een ononderbroken ontwikkelingsproces van een kind te ontwikkelen. Er zijn veel veranderingen zoals; het rapport verandert, vakken moeten in samenhang met elkaar gegeven worden, vaardigheden die men in de dagelijkse omgang nodig heeft moeten bevorderd worden, bevordering van gezond gedrag en een aantaal kennisgebieden. kennisgebieden zijn: Aardrijkskunde Geschiedenis Biologie Maatschappelijke verhoudingen expressie activiteiten: taalgebruik tekenen muziek handvaardigheid spel beweging 15 15/06/2009 Methodeonderwijs Freinettechnieken in het Nederlandse onderwijs (Leo Romein en Herman Weyers) Wie was Célèstin Freinet? Hij begon zijn loopbaan op 1920 in een dorpsschooltje in Bar sur Loupe. De klassen waren veel te groot en de leerlingen waren niet geïnteresseerd en gedemotiveerd. Er werden ook onvoldoende leerlingen ter beschikking gesteld en de pedagogische hulpmiddelen werkten niet. Freinet deed de ontdekking dat de leerlingen interesse hadden in andere dingen dan school. Hij ging met zijn leerlingen het terrein op. Hij ging bijvoorbeeld bedrijfjes in het dorp en de natuur bestuderen met zijn leerlingen. Freinet bestudeerde werken van Montesoory, Decroly, Ferriëre, Dewey, Rousseau en Makarenko. Zijn conclusie is dat het frontaal onderwijs ver afstaat van de interessewereld van de leerlingen. Hij gaat in de praktijk opzoek naar andere werkwijzen. Hij vindt technieken om: in de school uit te gaan van de belangstelling en ervaringswereld van de kinderen te individualiseren in pedagogische zin veel tijd en ruimte te geven voor een socialiserende opvoeding. Door deze technieken is het frontaal lesgeven een onmogelijke zaak geworden. De start van het werk in de groep ligt niet bij de leerkracht of het leerplan maar bij het kind zelf. De rol van de leerkracht verandert naar een gelijkwaardig lid van de klas. Ook de inrichting van het lokaal speelt hierin een belangrijke rol. Hoe meer verschillende werkgroepen er zijn, hoe meer rekening gehouden kan worden met de individuele keuze van de leerling. De school is ook geen eiland, maar is onlosmakelijk verbonden met het sociale milieu waarin ze zich bevindt. Het standpunt over niet-indoctrinatie (*) maakt het onmogelijk om de waarden en normen van een traditionele school kritiekloos aan de volgende generatie over te geven. Men bekijkt in het begin Freinetonderwijs argwanend. Maar spoedig wordt het toch geaccepteerd en gaan ze samen actief aan het werk. In 1923 komt de techniek met de drukpers tot ontwikkeling. Leerlingen schreven teksten over hun eigen leefwereld en hadden de nood om deze te vermenigvuldigen. Deze situaties waren zo herkenbaar dat kinderen zich konden inleven in deze teksten. Freinet vormt ook zijn eigen mening over schoolwerkboeken: De inhouden van deze boeken staan recht t.o.v. de leerervaringen van kinderen binnen en buiten school. De waarden en normen die worden overgedragen in deze boeken beïnvloeden de ontwikkeling van bevestigende gedrag. (Bv.: rolgedrag=> jongens - meisjes) De informatie is te beperkt. De waarden en normen hebben geen bedoeling om bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de kritische volwassenen. 16 15/06/2009 Methodeonderwijs Pedagogische uitgangspunten “Het kind zal zijn persoonlijkheid maximaal ontwikkelen in een rationale gemeenschap die hij en die hem dient’. In deze doelstelling legt Freinet heel duidelijk de verhouding tussen individualiseren en het socialiseren. Dit ontwikkelingsproces moet men realiseren via natuurlijke methodes, een stimulerende omgeving te scheppen en door materiaal en technieken die een natuurlijke, levende en culturele opvoeding mogelijk maken. Het kind moet hierbij steunen op vrije expressie. Dankzij de technieken die Freinet hiervoor ontwikkelt, hebben de leerlingen deze mogelijkheden. (De uitleg zie bij Freinettechnieken). De school moet zich afwenden van een passieve en formele instructie door de leerkracht. Een opeenvolging van constructieve activiteiten vinden in de Freinetgroep plaats met behulp van de vrije keuzen en gebruik van de ateliers en diverse technieken. Het onderwijs wordt als het ware geïntegreerd in het milieu en in het leven van het kind zelf. Freinetpedagogie hangt hierdoor samen met de sociale en politieke complexiteit van het milieu. Volgens Freinet’s overtuiging moet de school verbonden worden met het lot van de boeren en de arbeiders. De eisen met betrekking tot de school moeten zich integreren in de eisen van de werkende bevolking in het algemeen. Het zichzelf ontwikkelen is ook basis van Freinets opvattingen over de ontwikkeling van het kind. Het kind moet zichzelf onderwijzen met behulp van volwassenen. Het kind staat centraal in de school. arbeid als vormingsprincipe Het kind leeft in het heden. Een heden dat gekenmerkt wordt door het leven en werk van de ouders en sociale organisaties. Arbeid gaat hierbij een centrale plaats moeten innemen in het onderwijs. Kinderen spelen als ze niet kunnen werken en hun de mogelijkheden hiertoe niet gegeven worden, volgens Freinet. Dit werk moet beantwoorden aan de behoefte van het kunnen. Het doel van onderwijs is volgens Freinet dat men kinderen bewust maakt van de noodzaak van bepaalde kennis. de psychopedagogie van Freinet (20 wetten) Freinettechnieken. vrije teksten het natuurlijk lezen het natuurlijk rekenen het vrije onderzoek de groepsvergadering de muurkrant de dag/weekplannen de schoolcorrespondentie de verantwoordelijken de vrije creatieve arbeid de samenstelling van de groepen 17 15/06/2009 Methodeonderwijs Vragen en antwoorden 1. Hoe is de reactie van schoolbestuur, inspectie en rijk? Er zijn verschillende reacties. De schoolbesturen verschillen nu immers van elkaar. De eerste reactie was aarzelend en negatief, want niet ieder bestuur is vertrouwd met deze manier van werken. Er is niet veel bekend van het Freinetonderwijs. De verschillende meningen kunnen zowel positief als negatief evolueren. Men heeft natuurlijk ook geld nodig voor leer- een gebruikmiddelen. Meestal wordt het geld besteed aan een methode. In plaats hiervan wordt het geld gebruikt voor meer zaken waarvan zij het nut inzien. Deze zaken zijn bijvoorbeeld een drukpers en lettercorps, bakken met maten en gewichten en dergelijke. Voor verbruiksmaterialen (verf, papier,…) heeft iedere school een exploitatiebedrag ter beschikking. Deze scholen willen een aantal materialen ter beschikking hebben die niet uit voorgenoemde posten kunnen komen. Men heeft nog niet zolang ervaringen met kredieten voor specifieke Freinet hulpmiddelen. Enkele voorbeelden hiervan zijn een stencilmachine, spelmateriaal voor groepen; enz.… Andere manieren om aan geld te komen zijn bijvoorbeeld het organiseren van een rommelmarkt, fancy fair(*) ofwel aan de oudercommissie vragen of zij bepaalde zaken willen kopen. De leerkrachten zelf kunnen ook wel eens financiële hulp bieden. Inspecties hebben een verschillende visie ten opzichte van Freinetscholen. Deze visie is over het algemeen niet negatief. Zij zijn er aan gewend en bovendien heeft iedere Freinetschool toestemming moeten vragen om niet volgens een lesrooster te moeten werken. 2. Kan Freinetonderwijs ook gegeven worden in bestaande gebouwen? Deze mogelijkheid bestaat. Drie op de vier Freinetscholen bevinden zich in een bestaand gebouw. Men kan het gebouw inrichten naar eigen goesting. Er zijn geen speciale inrichtingen voor een Freinetklas. De leerkracht kan simpelweg door het groeperen van tafels, afscheiding van kasten al verschillende ruimtes scheppen in één grote ruimte. Je legt bijvoorbeeld in een hoek kussens en je heb een leeshoek. In de gangen kan je door middel van het schuiven van materiaal een werkruimte maken. Zo kan je meer en meer materialen inslaan. Je moet alleen of in team eerst beslissen wat realiseerbaar is. 3. Is de huidige leerlingenschaal voor een Freinetschool niet te hoog? Een daling van de leerlingenschaal is gewenst in het Freinetonderwijs. De ideale groepsgrootte wordt op 14 leerlingen gezien. 4. Is de Freinetschool voor iedereen? Deze school is voor kinderen uit alle lagen van de bevolking en voor alle gezindten. De Freinetschool is geen elitaire school en nemen niet alleen kinderen aan met achterstandsituaties. Het is een school voor iedereen. 18 15/06/2009 Methodeonderwijs 5. De vrijheid van de leerling, zelf te doen waar hij/zij zin in heeft, leidt dat niet tot excessen (*)? Tekent een leerling dan geen 14 dagen? => Het zou moeten kunnen, maar het komt niet voor omdat een kind geen twee weken achtereen hetzelfde wilt doen. In de klas zijn er veel prikkels aanwezig voor een kind om iets anders te willen gaan doen. Deze prikkels kunnen ook uit het tekenen zelf voorkomen. Bijvoorbeeld: Een kind wilt een beer tekenen. Hij weet niet of een beer een staart heeft en wilt dit opzoeken. Als een kind toch blijft tekenen, kan de leerkracht zelf nog andere voorstellen doen. 6. Hoe zit het met het vervolgonderwijs/voorgezet onderwijs? Zijn de leerlingen niet achter bij hun leeftijdsgenoten? Kinderen kunnen terecht komen in alle vormen van voortgezet onderwijs. Wanneer een leerling van een Freinetschool in het voortgezet onderwijs terecht komt, kunnen deze soms dezelfde feitenkennis beheersen als leerlingen uit traditionele scholen. De leerlingen uit Freinetscholen hebben wel een betere studie- en werkhouding. Ze hebben geleerd hun zelfstandig werk in te delen, doormiddel van een werkplan, waardoor zij vrij gemakkelijk deze stof tot zich nemen. Ze hebben ook geleerd om een kritische blik te hebben t.o.v. van boeken en wat de leerkracht vertelt. 7. Is er een speciale opleiding voor mensen die dit soort onderwijs willen gaan geven? Neen , alle Freinetmedewerkers komen van een regulier pedagogische academie of kleuterschool af. Er is geen speciale opleiding voor nodig. Men heeft zich wel in de Freinetpedagogiek verdiept d.m.v. stages of informatiemateriaal. In de praktijk is er de hulp van de collega’s om te groeien in het proces. Er steekt veel tijd in de voorbereidingen. Belangrijk is het voorbereiden van een onderwerp dat de belangstelling heeft en veel administratieve taken komen er ook bij kijken. 8. Is er een strategie hoe je een Freinetschool zou kunnen worden? De evolutie van een reguliere school naar een Freinetschool vergt veel tijd. Langzaam opbouwen, goed overdenken, evalueren, goede contacten onderhouden met bestuur, ouders en inspectie en zo een school langzaam ombuigen naar een Freinetschool is de boodschap. 9. Hoe kun je verder informatie krijgen? Via de Freinetbeweging in Nederland. 19 15/06/2009 Methodeonderwijs (*)Woordenlijst niet-indoctrinatie: is de wil om complete informatie door te geven Faincy fair: is een activiteit voor kinderen. De aanwezige kinderen kunnen tijdens een fancy fair spelenderwijs prijsjes, eten, drinken en/of snoepgoed verdienen. Dit gebeurt door het spelen van spelletjes of het doen van kleine opdrachten. Vaak worden deze opdrachten georganiseerd op een basisschool, buurthuis of scoutingclub. Ze worden ook soms georganiseerd in combinatie met een ander evenement bijvoorbeeld een rommelmarkt. De reden waarom een fancy fair georganiseerd wordt, is een lustrum of de klas van een vereniging te sponsoren. Fragmentarisch: broksgewijs, gedeeltelijk, stuksgewijs Conclusie Hierboven lees je een verslag van één boek. De andere boeken die wij gelezen hebben, boden ons ongeveer dezelfde informatie aan. De informatie die we uit deze boeken konden halen, vond je bijna in alle boeken terug. Er werd uitgelegd wie Freinet was, zijn pedagogische uitgangspunten werden belicht en de Freinettechnieken worden besproken. Wij vonden dat deze boeken ons geen meerwaarde konden bieden voor ons onderzoek. Om het antwoord te vinden op onze onderzoeksvraag, “De overgang van lager onderwijs naar secundair onderwijs”, hebben wij ons op het terrein moeten begeven. Wij zijn heel wat scholen gaan observeren en interviewen. Hier kregen we wel de informatie die we zochten. 20 15/06/2009 Methodeonderwijs Praktijkonderzoek Verwerking van de observatieopdrachten De scholen die wij bezocht hebben zijn: Methodeschool lager onderwijs: De toverfluit (Hasselt) Methode secundair onderwijs: Middenschool Genk Middenschool Leopoldsburg Regulier lager onderwijs: “In de Engelse hof te Lanaken” De toverfluit Praktische informatie School: de toverfluit Adres: Alfons Jeurissenstraat 46, 3500 Hasselt Internet: http://www.toverfluit.be/ Algemene informatie De visie van de school wordt als volgt omschreven: Onderwijs dat effectief onderwijs beslaat, zal een volwaardige ontplooiing van de totale persoon verzekeren. Het onderwijs dat mogelijkheden biedt aan kinderen om de nodige kennis op te doen en die vaardigheden te ontwikkelen om in het heden en de toekomst effectief om te gaan met de realiteit. De volgende doelstellingen streven ze na in deze school: Het ontwikkelen van een democratie grondhouding in klas en school. betrokken zijn bij het klas- en schoolgebeuren maatschappelijke betrokkenheid vertonen Werken aan het welbevinden van kinderen. ouderbetrokkenheid De gebruikte werkvormen in de Toverfluit zijn: praatrondes vrije tekst atelier klas- en kinderraad correspondentie levend rekenen het weekschema project klastaken contractwerk vrije tekst 21 15/06/2009 Methodeonderwijs Interview leerkracht lager onderwijs Functie: leerkracht lager onderwijs Heeft u in het regulier onderwijs lesgegeven? Zo ja, welke school? Ja, zij heeft in het regulier onderwijs lesgeven maar dan in het kleuteronderwijs. De leerkracht die we geïnterviewd hebben is kleuterleidster van opleiding. Ze is daarna in een Freinetschool in het lager onderwijs gaan lesgeven. Ze zou nooit in het regulier onderwijs les willen geven. Dit komt door de andere manier van werken. Je moet je in het regulier onderwijs echt houden aan uurroosters, handleidingen. Het is allemaal meer in vakjes gestopt. De inbreng van de kinderen is ook minimaal in reguliere scholen. Dit geldt niet voor alle reguliere scholen. Sommige scholen werken ook op de manier waarop ze in het Freinetonderwijs werken. De manier van werken kan tussen de Freinetscholen ook weer onderling verschillen. Kunt u ons iets meer vertellen over de dagelijkse voorbereidingen voor de lessen? Ze werken met veel contractwerk voor de vakken taal en rekenen. Dit wordt wekelijks voorbereid. Veel voorbereiding stopt in de voorbereiding van projecten. Opzoeken rond projectwerking. Teksten rond projecten omzetten naar taallessen. Voor rekenen wordt er wel gewerkt met een handboek, maar met een andere methode. Dit wordt week per week bekeken. Wat zijn volgens u de grootste verschillen tussen Freinet en regulier onderwijs? De inbreng van de kinderen is in het Freinetonderwijs groter. Ook de omgang met de kinderen is anders. Je moet in een reguliere school de mentaliteit hebben om boven de kinderen staan. Terwijl in deze school staan ze meer tussen hun kinderen. Men gaat ook op een andere manier met de leerstof om. Je kan hier meer mens zijn dan in een reguliere school. In een reguliere school moet je ook meer gezag uitstralen. De manier van lesgeven is helemaal anders. Men zoekt in het Freinetonderwijs ook ieder jaar andere methodes om de les te geven. Men geeft nooit twee keer iets op dezelfde manier. Hierdoor moet je je constant bijsturen en leer je ook het meeste bij. Je geraakt niet vastgeroest. Dit neemt immers meer tijd in beslag en maakt alles zwaarder. Zij zou, indien ze in het gewoon onderwijs zou les geven, zeeën van vrije tijd hebben. Zij blijven ook zoeken naar andere methodes. Als bijvoorbeeld een methode minder evident is, gaan ze weer zoeken naar een andere manier om de leerstof te geven. Men kiest gewoon niet voor de gemakkelijkste weg. Dit maakt het boeiend. 22 15/06/2009 Methodeonderwijs Als leerlingen van het gewone onderwijs instromen, krijgen deze dan extra ondersteuning of hulp? Zo ja, welke? De leerlingen die uit het regulier onderwijs instromen, krijgen extra ondersteuning. Ze worden bijgestuurd bij het zelfstandig plannen. In de derde graad verwacht men ook al een zekere zelfstandigheid van kinderen. De ouders worden hier ook over ingelicht. Ze zeggen ook aan de ouders wat men verwacht en vraagt of het kind het aankan. Als er toch moeilijkheden zijn, krijgt het kind de nodige ondersteuning en wordt er gedifferentieerd. In het systeem moeten ze meegroeien. In het heden hadden zij er voor verkozen om in de derde graad geen nieuwe leerlingen aan te nemen. Nu wordt dit weer wel gedaan. De vraag was groot en het ging vaak om sociale problemen. Ze worden wel begeleid en vooral in de planning. In de derde graad is het meer werken en minder projectwerk. Welke werkvormen vindt u persoonlijk typerend voor het Freinetonderwijs? In de praatrondes waarin de kinderen hun ding kwijt kunnen vooraleer ze van start gaan. De kinderen hun hierin hun eigen inbreng kwijt. projectwerking Hoe wordt er ingespeeld op de leefwereld van de leerlingen? Ze kiezen samen een klasproject op democratische wijze. De leerlingen maken meerdere keren per jaar persoonlijke werkstukken naargelang de eigen interesses. Dit wordt ook voor de klas gebracht. Dankzij de praatrondes komen er dingen aanbod waarmee ze verder iets doen. Dit kunnen dingen zijn die in het nieuws voorkomen, dingen die ze niet begrijpen,… Een kind kan ieder moment met een vraag afkomen. Hiervoor bestaat geen vast moment. Bijvoorbeeld als ze thuis iets meemaken, kunnen ze altijd terecht bij de leerkracht. De leerkrachten luisteren ook altijd en proberen te helpen. Indien de leerkracht zelf iets niet weet over een gebeurtenis en dergelijke kan deze dat ’s avonds altijd opzoeken. Welke zaken worden buiten de klas georganiseerd om de ouders te betrekken bij de school? De activiteiten die buiten de klas georganiseerd worden om de ouders te betrekken zijn: de klassenvergadering, thema avonden, activiteiten bijvoorbeeld vriendenkring, werkgroepen (bv. tuingroep). De ouders worden tijdens de schooluren ook betrokken bij het schoolgebeuren. Zij gaan bijvoorbeeld mee op uitstap. 23 15/06/2009 Methodeonderwijs Interview leerling lager Freinetonderwijs Leerling: 6e studiejaar Zit je hier graag op school? Heel graag! Ga je naar een Freinetschool voor het middelbaar wanneer je hier afstudeert? Neen, want mijn ouders hebben voor mij al een andere keuze gemaakt. Wat vind je het leukste aan deze school? De vrijheid die je krijgt. Je mag zitten waar je wilt. De tafels staan niet op rijen. De inbreng die je zelf hebt over een onderwerp. Wat vind je minder leuk? Alles is even leuk! Vind je het leuk om met kleinere groepjes te werken? ja Heb je zelf de klas mogen inrichten met de andere leerlingen? Deze was al ingericht. Indien we toch iets anders willen, wordt dit samen met de anderen en de leerkracht besproken. Vind je dat jezelf mee mag beslissen over het onderwerp van de les? Ik vind dit heel goed en ook dingen uit het nieuws die ik zelf mag meebrengen 24 15/06/2009 Methodeonderwijs Middenschool Leopoldsburg Praktische gegevens school: Middenschool Leopoldsburg adres: Atheneumstraat 2, 3970 Leopoldsburg tel: 011/34 31 04 internet: http://www.middenschoolleopoldsburg.be/ Algemene informatie Ann en ik zijn samen twee halve dagen gaan observeren in de middenschool van Leopoldsburg. Ze beschikken er over een Freinetafdeling. Enkele leerkrachten waren d.m.v. het werken met kleiner groepen op zoek naar vernieuwende ideeën en integreerden Freinettechnieken al langer in de lessen dan voor de start van het methodeonderwijs. Men behandelt zowel in de reguliere klassen als in de methodeklassen dezelfde leerstof. De lesmethode tussen deze klassen verschilt, deze is namelijk gebaseerd op de pedagogie van Freinet. Men vertrekt vanuit de leef- en interessewereld van de leerlingen. Doceren wordt vervangen door vaardigheden. Men is van start gegaan in het eerste jaartje met een methodeklas in het schooljaar 2006 – 2007. Ieder jaar komt er een jaartje bij (in het schooljaar 2009-2010 wordt er dus gestart met het eerste jaar in de tweede graad met methodeonderwijs). De bedoeling is dat de kinderen in hun ontwikkeling optimaal groeien via een maximum aan ontwikkelingskansen. De leerlingen mogen niet blijven steken op een bepaald ontwikkelingsniveau. Ze moeten uitkomen tot een integratie van kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes waarmee ze ook iets zijn in situaties buiten de school. Het doel van de leerkracht is het creëren van onderwijsleersituaties met ruimte voor zelfstandig leren en werken voor de leerlingen. Enkele werkvormen die toegepast worden zijn projectwerk, contractwerk en hoekenwerk. De leerlingen hebben zelf de keuze welke oefeningen ze op een bepaald ogenblik afwerken. De leerlingen plannen zelf hun eigen werk. Differentiatie is goed toe te passen in deze klassen. Het gebruik van verbetersleutels stimuleert de behoefte aan nauwkeurigheid en precisie bij de leerlingen. Coöperatief leren wordt ook toegepast in deze school. Leerlingen van verschillende prestatieniveaus werken samen om het doel van de les te bereiken. De leerlingen leren dus door interactie met de leerkracht maar ook door interactie met elkaar. 25 15/06/2009 Methodeonderwijs Indeling van de lokalen en de leermiddelen die ze ter beschikking hebben. Hieronder heb ik de twee verschillende lokalen met hun leermiddelen die ter beschikking stonden van de leerlingen uitvoerig beschreven: Het eerste lokaal was een lokaal waarin meerdere vakken werden gegeven. Het was verdeeld in drie delen als het ware. Ze hadden verschillende kleuren (groen, blauw en rood). Ook hingen er posters van voetbal en popsterren aan de muren. Zelfgemaakte dingen, planningen, lijsten met symbolen hingen ook aan de muren. In het voorste deel stonden de banken in een u – vorm, in het middelste gedeelte stonden de banken op rijen en in het achterste gedeelte stonden computers om aan te werken. Er was ook een boekenkast aanwezig waar de leerlingen informatie konden uitputten. Bij een groepswerk gaf dit de leerlingen ook de mogelijkheid om zelf te beslissen waar ze wilden werken en de manier waarop. Ze hadden ook enkele laptops ter beschikking waarmee ze op het internet konden. Het tweede lokaal dat we gezien hebben was een specifiek vaklokaal. Dit was het lokaal van het vak P.O. Hier hingen vele werkjes aan de muren. De banken stonden op rijen en er stonden ook enkele banken twee aan twee. De leerlingen hadden ook voldoende verschillend materiaal waarmee ze konden werken zoals kleurpotloden, verschillende soorten verf,… 26 15/06/2009 Methodeonderwijs Plattegrond P.O.-lokaal: 27 15/06/2009 Methodeonderwijs Indeling klaslokaal: 28 15/06/2009 Methodeonderwijs Bespreking van de geobserveerde lessen De eerste voormiddag hebben we geobserveerd in het eerste jaar. Het vak wat ze toen kregen was wiskunde. Zij hadden toen de hele voormiddag wiskunde. Ze werkten met hun cursus die ze zelf op eigen tempo moesten verwerken. Indien er nieuwe delen waren, legde de leerkracht deze klassikaal uit. Hun cursus had een bepaalde structuur en zag er als volgt uit: De witte papieren zijn de werkbladen. op de roze papieren staan definities die ze moeten opzoeken. Ze vormen als het ware een soort samenvatting. Tenslotte hebben we de groene papieren nog. In het begin van het jaar staan de symbolen weergegeven en moeten zij er de verklaring beschrijven. Na verloop van tijd worden ook deze symbolen weggelaten en moeten de leerlingen alles zelfstandig kunnen neerschrijven. Op de toetsen van wiskunde staat een zelfreflectie voor de leerlingen. Deze reflectie bestaat uit het volgende: Ik verwacht volgend resultaat: zeer goed, goed, voldoende, slecht en zeer slecht. De moeilijke vragen zijn…. De gemakkelijke vragen zijn… De leerkracht geeft ook de volgende reflectie mee: Volgende begrippen/definities zijn niet gekend. Tijdens de tweede voormiddag hebben we eerst nog een uurtje wiskunde mee gevolgd. Daarna hebben we het vak P.O. geobserveerd. Tijdens dit vak moesten de leerlingen een affiche ontwerpen voor een wedstrijd. Het thema van deze wedstrijd was “vrede”. Vooraleer ze begonnen aan de uitvoering van hun affiche hebben de leerlingen eerst in groep gebrainstormd. Daarna hebben de leerlingen in groep beslist in welke richting ze willen verder werken. De klas wordt natuurlijk versierd met de werkjes van de leerlingen en ze werken ook voor projecten. Een voorbeeld hiervan is “pesten op school.” Een ander voorbeeld van een opbracht die ze ooit hebben moeten maken is de Guernico van Picasso. Deze is zwart-wit. Wat probeert een kunstenaar duidelijk te maken? De leerlingen kiezen weer zelf wat ze hier rond willen doen. De P.O.–leerkracht had een cursus voor de leerlingen met tekentechnieken en dergelijke. Ze hadden ook een schema waarin ze hun eigen planning konden opstellen. Het derde vak dat wij geobserveerd hebben, was Nederlands. Eerst moesten de leerlingen een toets afleggen. Na deze toets mochten de leerlingen hun examen van Frans inkijken. Er werd dan ook een reflectiemoment ingelast over de examens: De leerkracht vroeg als eerste wie er veel geleerd had? De leerlingen met betrekking op deze vraag moesten zeggen of ze tevreden waren met hun resultaat of waarom juist niet. De leerkracht legt ook de nadruk op stukken waar de leerlingen minder goede punten op hebben. Ze moesten deze nakijken. Hier werkt men sterk 29 15/06/2009 Methodeonderwijs aan de VOET: “Leren leren”! De leerlingen moesten op een papiertje schrijven wat ze niet zo goed deden en wat ze eraan gingen doen. Na het reflectiemoment werkten de leerlingen zelfstandig aan een creatieve opdracht. Ze ontwierpen een affiche voor de opendeurdag. Er zijn zoals bovenvermeld verschillende werkhoeken ter beschikking en verschillende materialen. De leerlingen werkten aan deze opdracht in groepjes van twee. Algemene informatie Men maakt in het begin van het jaar afspraken en regels. Deze worden in samenspraak met de leerlingen gemaakt. Ze zijn dan zelf op de hoogte van de gemaakte afspraken. Ze zien dan sneller in wat ze fout doen. Er werd ook direct een straf vastgelegd. Deze straf werd ook weer bepaald door de leerlingen zelf. Ze bepalen dus zelf de norm in de klas: hoe zwaarder de straf, hoe erger ze de overtreding vinden. Er werd ook gewerkt met vrije teksten. De leerlingen moesten door het jaar heen zowel een artikel als een vrije tekst schrijven. Deze werden om de beurt besproken. Iedere leerling moest zowel een artikel als een eigen tekst schrijven. Dit werd in een planning bijgehouden,bv. welke taak ze al gemaakt hadden. De leerlingen bepaalden zelf wat ze het eerst deden (het artikel of de vrije tekst). 30 15/06/2009 Methodeonderwijs Interview met de directeur van de Middenschool Leopoldsburg Directeur: Herman Swerts Wanneer is de school gestart met het methodeonderwijs? Waarom heeft de school het methodeonderwijs in haar studieaanbod opgenomen? Er ligt vlak langs de middelbare school een grote Freinetbasisschool. Er was in Limburg nog geen methodeschool in het secundair onderwijs. Deze school is de eerste school in Limburg die methodeonderwijs aanbiedt. Twee schooljaren geleden zijn ze gestart met methodeonderwijs. Een tweede reden is dat volgens de minister het pedagogisch systeem vernieuwd moet worden. De school tracht hierop in te spelen. Hoe verliep dat, hoe zijn jullie tewerk gegaan? (zelf gaan observeren in andere methodescholen…)? Het schooljaar voor de start heeft de directie de leerkrachten laten beslissen of ze met methodeonderwijs wilden starten of niet. 95% was bereid om les te geven in de methodeklassen. 30% was bereid om in het kernteam te zitten. De leerkrachten die in de methodeklassen lesgeven en in het kernteam zitten, moesten bereid zijn om elke week 2 uur extra te vergaderen. Tijdens deze vergaderingen worden onder andere problemen besproken die zich voordoen. Er worden bijvoorbeeld ook verschillende werkvormen besproken die toegepast worden in de lessen. Ze krijgen ook hulp van de pedagogische dienst van het Gemeenschapsonderwijs. In het begin dat deze school startte met methodeonderwijs kregen ze heel veel steun en tips van deze dienst. Stelselmatig wordt dit afgebouwd en doet de school steeds meer aan zelfevaluatie. De pedagogische dienst zal er uiteindelijk enkel nog zijn als er zich specifieke problemen voordoen waar de school zelf niet uitgeraakt. Hebben jullie veel moeite moeten doen om het concept van ‘methodeschool’ bekend te maken bij het publiek? Op welke manier hebben jullie dit aangepakt? De ouders van de leerlingen die in het lager op de bijhorende methodeschool zaten kenden het concept al. Via onder andere de leerkrachten, infopakketten… werden ze op de hoogte gebracht dat de middelbare school ook met methodeklassen ging starten. Veel leerlingen die in deze basisschool zaten stroomden (logischerwijze) door naar de methodeklas. De andere omliggende scholen werden ook geïnformeerd via een infopakket. Volgende instrumenten worden ook gebruikt om ouders en toekomstige leerlingen te informeren: Schoolsite Mondeling: volgens de directeur is dit de beste reclame. De leerlingen uit het reguliere onderwijs en de methodeklassen waren gemixt bij het VOS-project. Doen ze nog andere dingen samen (uitstappen, projecten…)? De leerlingen uit de methodeklassen moeten op het einde van de eerste graad aan dezelfde eindtermen en vakoverschrijdende eindtermen voldoen. Tijdens het VOS-project werken ze dus samen. Dat zijn dan vakoverschrijdende eindtermen 31 15/06/2009 Methodeonderwijs waar ze ook aan gewerkt hebben. Andere uitstappen zoals filmvoorstelling, toneelvoorstelling… doen ze samen. Dan worden de methodeklassen en klassen uit het regulier onderwijs dus gemixt. Het is nog niet zo dat de methodeklassen samenwerken met de klassen en leerlingen uit het regulier secundaire onderwijs. In de toekomst willen ze die samenwerking wel uitbreiden. Ze willen dan in de methodeklas en in het regulier onderwijs rond dezelfde thema’s werken, en samenwerken. De kloof tussen regulier onderwijs en methodeonderwijs wordt dan kleiner. De leerkrachten moeten dan wel goed in het achterhoofd houden dat de leerlingen die in het regulier onderwijs zitten, vaak de zelfstandigheid… zoals in de methodeklassen nog niet aankunnen. De leerlingen worden dus extra ondersteund in bijvoorbeeld de planning van het project. Beslissen de leerlingen met de ouders zelf of ze in een methodeklas stappen of in het regulier onderwijs? Beslist de school daarover? Welke criteria worden gebruikt om te bepalen of de leerling in het methodeonderwijs kan stappen? De ouders kunnen niet individueel de beslissing nemen om hun kind in een methodeklas in te schrijven. De leerling moet om te beginnen een test Nederlands en wiskunde afleggen. Hier moet de leerling voor geslaagd zijn. Daarnaast vindt er nog een gesprek plaats tussen de leerling, ouders en directeur. De directeur legt uit waar methodeonderwijs voor staat. Het is namelijk niet altijd duidelijk voor de ouders wat ‘methodeonderwijs’ precies wilt zeggen, wat het betekent. Vaak bestaan hier misverstanden over, zodat de ouders methodeonderwijs opteren in plaats van het regulier secundair onderwijs, terwijl dat niet altijd de beste keuze is voor het kind. Tijdens het besprek met de directeur wordt ook duidelijk wat het kind zelf wil. Het kind moet ook in staat zijn om zelfstandig te werken, maar in groep kunnen werken is ook erg belangrijk. Als de leerlingen geslaagd zijn voor de test, en het gesprek met de ouders, het kind en de directeur is positief, dan kan het kind ingeschreven worden in de methodeklas. Moeten er veel leerlingen geheroriënteerd worden (van de methodeklas naar het regulier onderwijs). Wanneer gebeurt deze heroriëntatie (bij overgang van eerste naar tweede jaar, tijdens het jaar…)? Er zijn over een schooljaar gezien drie momenten waarop de leerling geheroriënteerd kan worden. Een eerste moment is na het eerste rapport. Als dan al blijkt dat de leerling niet meekan met de methodieken en werkwijzen van methodeonderwijs, wordt de leerling overgeplaatst naar het regulier onderwijs. Een tweede mogelijk moment is na de kerstexamens. Vaak heeft de leerling voordien al duidelijke signalen gekregen dat het mogelijk is dat de leerling geheroriënteerd wordt. De leerling wordt dus niet verrast. Een laatste mogelijk moment is het einde van het schooljaar. Als dan blijkt dat de score van de leerling tegenvalt, en dat de leerling niet goed meekan met de methodieken van het methodeonderwijs, wordt de leerling ofwel ingeschreven in hetzelfde jaar in het regulier onderwijs of in het volgende jaar in het regulier onderwijs. 32 15/06/2009 Methodeonderwijs Ongeveer 1/3 van de leerlingen die in het begin starten in de methodeklas worden tijdens het schooljaar (of naar het volgend schooljaar toe) geheroriënteerd naar het regulier onderwijs. Het is dus nog moeilijk om de leerlingen te selecteren die klaar zijn voor de methodieken van het methodeonderwijs. Zijn er leerlingen die de overschakeling maken van het regulier onderwijs naar het methodeonderwijs? Ongeveer de helft van de leerlingen die nu in de methodeklas zit, komt uit het regulier basisonderwijs. Het komt niet voor dat leerlingen bijvoorbeeld het eerste jaar van de eerste graad in het regulier onderwijs afronden, en dan het tweede jaar van de eerste graad in de methodeklas volgen. Als er gestart wordt in het regulier onderwijs, dan rondt de leerling zijn middelbare schoolcarrière af in het regulier onderwijs (in deze school wordt die overstap toch niet gemaakt, deze overstap is misschien toch mogelijk in andere secundaire scholen die het reguliere en het methodeonderwijs aanbieden). 33 15/06/2009 Methodeonderwijs Leerkracht wetenschappen eerste graad (regulier secundair onderwijs + secundair methodeonderwijs). Merk je (duidelijk) verschil tussen de leerlingen die in het basisonderwijs ook in een methodeklas zaten en de leerlingen die in het regulier basisonderwijs zaten? In het eerste jaar in de methodeklassen merk ik een verschil tussen de leerlingen die in het regulier onderwijs en methodeklas zaten. De meeste leerlingen uit het regulier onderwijs benen wel snel bij. Je merkt dat velen de methodieken snel gewoon worden. Je ziet in het eerste jaar die leerlingen ook het snelst groeien in de schoolse vaardigheden. Wanneer blijkt dat een leerling niet meekan met de methodieken van het methodeonderwijs, wordt de leerling geheroriënteerd naar het regulier onderwijs. Zo ja, heeft dat invloed op de lespraktijk? In het begin van het schooljaar moeten de leerlingen uit het regulier onderwijs iets meer ondersteuning krijgen om specifieke werkvormen onder de knie te krijgen, om de werking ervan gewoon te worden. Na een tijdje (afhankelijk van leerling tot leerling) kunnen ze steeds zelfstandiger werken. Er moet in het begin van het schooljaar dus ingespeeld worden op de noden van de leerlingen, vooral die uit het regulier onderwijs. Echter, de leerlingen die uit een methodeklas (basisonderwijs) komen verdienen ook speciale aandacht. Ze moeten ook de overstap maken van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs, en dat is voor die leerlingen ook een grote stap. Op welke manier houd je rekening met de leerlingen die uit het regulier basisonderwijs komen? Op zich worden ze niet speciaal behandeld. In het begin van het schooljaar krijgen ze in verhouding extra ondersteuning. Na verloop van tijd zijn de leerlingen de methodieken gewoon en hebben ze, ze onder de knie. Bij de beoordeling wordt geen onderscheid gemaakt tussen leerlingen. Ze moeten allen hetzelfde kennen, er wordt niet gekeken naar het soort onderwijs dat de leerlingen genoten hebben in de basisschool. Ondervinden de leerlingen die uit het regulier basisonderwijs komen specifieke ‘problemen’ in het methodeonderwijs? Is er meer of andere ondersteuning nodig voor deze leerlingen? Echt problemen duiken er niet op. Sommigen moeten gewoon worden aan de methodieken en de werkwijze in de methodeklas. Je merkt ook dat de leerlingen een aanpassingsperiode nodig hebben als ze van het basisonderwijs komen, maar dat is bij alle leerlingen van het eerste jaar in de eerste graad zo, onafhankelijk van welk onderwijs ze genoten hebben in de basisschool. Bij groepstaken: mogen de leerlingen zelf de groepssamenstelling bepalen? Zo neen: houd je rekening met het soort basisonderwijs dat de leerlingen gehad hebben? Vorm je heterogene of homogene groepen 34 15/06/2009 Methodeonderwijs (alle groepsleden in een methode-basisschool gezeten, of mengeling van methode en gewoon basisonderwijs)? In het begin van het schooljaar bepaal ik zelf de groepen. De leerlingen kennen elkaar nog niet goed, of ze willen steeds met dezelfde medeleerling samenwerken. In het begin van het schooljaar moeten ze elkaar nog leren kennen (de zwakke punten, maar ook de sterke punten). Als de leerlingen elkaar beter kennen, en als ik de leerlingen beter ken mogen ze zelf groepen samenstellen. Het is ook afhankelijk van het onderwerp. Soms werken leerlingen zo samen dat de ene leerling uitleg kan geven aan de andere leerling (dat er een niveauverschil is). Dit soort samenwerking komt enkel tot stand als ik de groepen indeel. Anders werken leerlingen samen met ongeveer hetzelfde niveau. Als de leerlingen zelf de groepen mogen indelen komt deze het meeste voor. Er zijn werkvormen die zowel in het methodeonderwijs als in het regulier secundaire onderwijs toegepast worden. Merk je een verschil in de werking van de leerlingen als je een werkvorm in beide groepen toepast? De leerlingen uit het regulier onderwijs hebben vaak meer ondersteuning nodig bij sommige werkvormen. De leerlingen in de methodeklassen werken meer met verschillende werkvormen en kunnen beter hun plan trekken als het even niet goed lukt. De leerlingen in de methodeklas hebben het daarentegen moeilijk met doceren. Ze zoeken het vaak zelf graag uit. Welk is volgens u het grootste verschil tussen Freinetonderwijs en het regulier onderwijs? De methodes die gebruikt worden, de zelfstandigheid die de leerlingen krijgen. Ik sta er soms nog van versteld van hoe zelfstandig de leerlingen in de methodeklassen zijn. Ze zoeken graag zelf achter antwoorden en oplossingen, het lukt hen vaak ook goed om er zelf uit te komen. Ik merk ook dat de afstand tussen de leerkracht en de leerling bij het methodeonderwijs kleiner is dan in het regulier onderwijs. De relatie tussen beiden is anders. Welke zaken worden buiten de klas georganiseerd om de ouders bij het schoolgebeuren te betrekken? Op dit moment worden de ouders nog niet zoveel betrokken bij het leren zelf. Op termijn zullen er inspanningen geleverd worden om de ouders meer te betrekken bij het leren. We zijn verschillende methodetechnieken stap voor stap aan het integreren in onze school. We kunnen beter stap voor stap de overschakeling maken van regulier naar methodeklassen, en dit op een kwaliteitsvolle manier. Het is tenslotte voor de leerkrachten ook een aanpassing om in een methodeklas les te geven. De leerkracht moet ook kunnen groeien in die taak. 35 15/06/2009 Methodeonderwijs Hoe verloopt de dagelijkse voorbereiding voor de lessen (in verband met projectvoorbereiding en zo). De inhouden lopen gelijk met de lesinhouden in het regulier onderwijs. De onderwijsvorm verschilt vaak enorm. De leerlingen in de methodeklassen zijn in staat om grotere onderdelen zelfstandig te verwerken. Daarvoor moeten de leerlingen uiteraard gepast materiaal ter beschikking hebben. In dat opzicht heb je als leerkracht meer voorbereidingstijd nodig voor de lessen in de methodeklassen. Tijdens de les maak je, je niet nuttig door te doceren of door klassikaal dingen uit te leggen. Je gaat dan wel groep per groep (of leerling per leerling) individueel begeleiden in het leerproces. 36 15/06/2009 Methodeonderwijs Middenschool Genk Praktische gegevens school: Middenschool Genk adres: Mosselerlaan 62, 3600 Genk tel: 089/35 24 51 internet: http://www.msgenk.be/ Algemene informatie Aan de hand van zijn eindwerk heeft Robin contact kunnen leggen met de middenschool Genk. Deze beschikt sinds kort ook over een Freinetafdeling. De Freinetklasjes zitten in samen in één gang van het gebouw. Er zijn vier kernleerkrachten met daar rond een team van algemene leerkrachten. Alhoewel dat er dezelfde leerstof gezien moet worden gebruiken deze klassen de methodiek van Freinet. De leerkrachten streven er na om te vertrekken vanuit de leefwereld van de jongeren. De leerinhouden worden zoveel mogelijk in thema’s en projecten verwerkt. Als een echt team willen de leerkrachten er zijn voor elke leerling. De individuele ontplooiing van elke leerling is belangrijk. Met deze methode wilt men er voor zorgen dat de overgang van het basis- naar het secundair onderwijs minder groot wordt. Het kernteam wordt dan ook niet gezien als enkel lesgevers maar ook als coaches, begeleiders en opvoeders. Net omdat er zoveel belang wordt gehecht aan de ontwikkeling van de leerlingen zijn de klassengroepen zo klein mogelijk gehouden. Zo optimaliseren de kansen om te slagen. Specifieke problemen kunnen veel sneller en gemakkelijker worden aangepast. Naast de schoolomgeving is het ook zeer belangrijk dat de ouders betrokken worden. Samen met de ouders en de leerlingen maakt de school een eigen leeromgeving. Zo zal ook het grootste deel van de lessen gegeven worden in hetzelfde lokaal. Elk Freinetklasje heeft dus een eigen lokaal dat volledig naar hun hand wordt ingericht. Enkele werkvormen die toegepast worden zijn projectwerk, contractwerk en hoekenwerk. De leerlingen bepalen zelf aan welke oefeningen ze werken. Zo leren ze zelf goed plannen. Aan de hand van het gebruik van verbeteringssleutels stimuleren de leerkrachten de leerlingen om nauwkeuriger te werken tijdens oefeningen en een evaluatiemoment. Naast differentiatie wordt er ook gedaan aan coöperatief leren. Zwakke en sterke leerlingen worden samen gezet om samen een bepaald doel te bereiken. Zo leren de leerlingen door interactie met elkaar en met de leerkracht 37 15/06/2009 Methodeonderwijs Indeling van de lokalen en de leermiddelen die ze ter beschikking hebben. Hieronder beschrijf ik het lokaal van de klas die ik heb geobserveerd. Ik moet er wel bijzeggen dat de leerlingen niet alle zeven uren in dit lokaal zaten maar wel het grootste deel van de dag. Het is dus met andere woorden een lokaal waarin meerdere vakken gegeven worden maar het lokaal wordt ingericht met inspraak van de leerlingen. Zo hangen in de klas verschillende werkjes op aan de muur. Ook voor het raam van de gang hangen allerlei knutselwerken die de leerlingen zelf hebben gemaakt. Ze hebben dus hun eigen leeromgeving gecreëerd. Één wand was een volledig whiteboard. Met andere woorden in deze klas gebruiken ze geen simpel krijtbord maar een whiteboard wat iets gemakkelijker schrijft voor de leerkracht. Het is ook veel gemakkelijker om tekeningen te maken op een whiteboard dan op een krijtbord. De banken van de leerlingen waren opgesteld zodat er steeds 4 leerlingen samen zaten. In het totaal waren er 4 verschillende groepen. Als je de rand van het klaslokaal afgaat dan heb je een L-vormige structuur met 10 computers met internetverbinding. Hier kunnen de kinderen dus informatie opzoeken tijdens hun opdrachten. De enige wand die nu nog overblijft, is de wand met het raam naar de gang toe. Onder het langwerpige raam zijn er verschillende kasten waarin allerlei werken van leerlingen, toetsen en deelopdrachten liggen opgeslagen. Ook zijn er enkele encyclopedieën aanwezig die de leerlingen nog kunnen gebruiken tijdens opzoekingen. Plattegrond van het lokaal: 38 15/06/2009 Methodeonderwijs Bespreking van de geobserveerde lessen: Tijdens de observatie heb ik vooral gemerkt dat het nog niet 100% doet denken aan methodeonderwijs. In onze cursus kregen wij meer uitleg over het Freinetonderwijs en welke technieken dat zo een methodeschool nu net gebruikt. Op deze school maken ze zeer goed gebruik van projecten en hoekenwerk maar niet tijdens de gewone lessen. De projecten worden meestal in projectweken gegoten wat zeer goed is voor het bereiken van de vakoverschrijdende eindtermen. Tijdens zo een projectweek wordt er namelijk samengewerkt tussen verschillende vakleerkrachten. Ik heb spijtig genoeg geen projectdag of –week kunnen meemaken. Tijdens de gewone lessen valt het me op dat er wel bepaalde technieken worden gebruikt maar dat de gebruikte cursussen niet voor honderd procent aansluiten bij het Freinetonderwijs. Zo weet ik namelijk dat de cursus aardrijkskunde naar volgend jaar toe volledig wordt aangepast om zo de leerlingen meer projectmatig leerstof aan te leren. Op deze hele dag observatie hebben de leerlingen twee testen gekregen. Eén test Frans en een test voor aardrijkskunde. Nu was er één leerling die enorm had geblokt voor het vak Frans maar daardoor aardrijkskunde niet grondig genoeg had geleerd. Deze leerling barstte in tranen uit nadat ze de test kreeg en niets kon invullen. De leerkracht praatte met haar over hoe zij zich voelde, wat er verkeerd is gelopen, wat er volgende keer aan gedaan kan worden, … . De leerkracht trad hier niet op als puur lesgever maar als begeleider en opvoeder. De leerling vertrouwde de leerkracht enorm en zo een band zie je niet meteen op een traditionele secundaire school. Algemeen kan ik dus zeggen dat deze school nog tijd nodig heeft om zich volledig te ontwikkelen tot een echte Freinetschool. Het kernteam dat er werkt is zeer gemotiveerd en wil zorgen voor een positieve ontwikkeling van de leerlingen. 39 15/06/2009 Methodeonderwijs ‘In de Engelse hof’ te Lanaken Praktische informatie School: “In de Engelse hof” Adres: Koning Albertlaan 58, 3620 Lanaken Tel: 089/73.06.72 e-mail: http://www.bsengelsehof.be/pages/03als1.html Interview directrice basisschool ‘In de Engelse hof’ te Lanaken Hoe gaat men te werk als een leerling zich komt aanmelden? In principe is iedereen hier welkom. We staan open voor iedereen! Ouders kunnen een keer komen kijken met de leerling, een oefendag volgen of een gesprek met de directie aanvragen. De ouders krijgen dan een infobrochure mee waar alle verdere informatie instaat wat betreft aanmelden etc. Hierbij willen we ouders er ook op attenderen dat hun kinderen op deze campus school kunnen volgen vanaf 2,5 tot hun 18e jaar. Alicebourg moet dan ook wel datgene aanbieden wat de leerling wilt volgen. Hoe zit het met de doorstroom naar het secundair onderwijs? We zijn samen met het Atheneum Alicebourg een grote campus. 95% van de leerlingen stromen dan ook door naar Alicebourg. Stromen er ook leerlingen door naar het secundair methodeonderwijs? Hier in de buurt zijn eigenlijk geen methodescholen te vinden. Dan moeten de leerlingen al gaan verhuizen en in die buurt een methodeschool moeten vinden. De meeste leerlingen stromen dus gewoon door naar het regulier secundair onderwijs. Hoe wordt bepaald waar een leerling terecht komt in het secundair onderwijs? De leerlingen krijgen doorheen het 6e leerjaar verschillende toetsen. Denk hierbij ook aan normeringtoetsen. Ook een CITO toets staat hierbij ingepland. Aan de hand van al deze toetsen stelt de school een advies op voor de leerling. Dit wordt grondig met de ouders en leerling besproken. De meeste ouders volgen dit advies ook op. Hierbij moet ik wel opmerken dat er voor wiskunde en Nederlands een percentage van minimaal 50 gehaald moet worden. Is dit niet het geval, dan krijgt de leerling alleen een attest en geen getuigschrift. Deze leerling stromen meestal door naar het BSO. 40 15/06/2009 Methodeonderwijs In de praktijk… Lesvoorbereiding zie bijlage 41 15/06/2009 Methodeonderwijs Bibliografie Literatuur AHLERS J.; DE WINTER F., Wat is dat voor een school?, uitgeverij, Van Loghum Slaterus, Deventer, 1982. DOEKEMEIJER C.A.M.A, Een Freinetschool, uitgeverij, Zwijsen Tilburg, 1984. SCHOONHOVEN JANSEN W.A., De actualiteit van Freinet, uitgeverij, Dekkeer & van de Vegt, Nijmegen, 1709. Internet http://www.toverfluit.be/ http://www.middenschoolleopoldsburg.be/ http://www.bsengelsehof.be/pages/03als1.html http://www.msgenk.be/ http://www.freinetbewegingvlaanderen.be/ http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/default.htm http://www.freinetschooldepit.be/wegwijs/faq.htm http://www.g-o.be/sites/portaal_nieuw/Pages/Artikel.aspx?guid={AFC135E0A119-46C8-8B06-A46FCEE721C7} eigen site http://users.telenet.be/onderzoekmethodeonderwijs/ 42 15/06/2009 Methodeonderwijs Bijlagen Workshop Groep 1: Stellingen Hoe verloopt de overgang van methode lager onderwijs naar methode secundair onderwijs? Aanpak Op de tafel liggen verschillende kaarten met de tekstzijde naar onder. Een medestudent kiest een kaart en leest de stelling luidop voor. Er wordt een kleine discussie gevoerd over de stelling. De nadruk hierbij ligt op de overgang van het basisonderwijs in een methodeklas naar een methodeklas in het secundair onderwijs. De begeleider van deze hoek waakt erover dat het gesprek niet afgeleid wordt naar andere onderwerpen (vb: van regulier basisonderwijs naar methode secundair onderwijs…). Stellingen De leerlingen zijn niet altijd op tijd om hun taken in te leveren. Ze kunnen de vrijheid die ze krijgen niet aan. Als de leerlingen afstuderen in het secundair onderwijs en naar een hogeschool of universiteit gaan, krijgen ze problemen omdat daar erg veel gedoceerd wordt. De beslissing of een kind al dan niet in een methodeklas (secundair) kan zitten hangt voornamelijk af van het soort basisonderwijs dat het kind gevolgd heeft. Ca. 1/3de van de leerlingen, die starten in het secundair – methodeonderwijs, moet geheroriënteerd worden naar het regulier onderwijs. Doelstellingen De leerlingen kunnen een eigen mening met argumenten onderbouwen. De leerlingen hebben respect voor elkaars mening. 43 15/06/2009 Methodeonderwijs Groep 2: “Surfend naar de oplossing” Hoe verloopt de overgang van methode lager onderwijs naar regulier secundair onderwijs? Doelstellingen De studenten kunnen met behulp van ICT tot een oplossing komen van een vooropgesteld probleem. De studenten kunnen hun mening formuleren en deze argumenteren. Materiaal Minstens één pc met internetverbinding website http://users.telenet.be/ … moet nog ingevuld worden Inkleding van de hoek met papieren, slingers, …. 3 foto’s van de volgende hoek. Aanpak Opdracht Surfend naar de oplossing: Elk groepje studenten gaat naar onze website om een online opdracht te maken. Het is de bedoeling dat ze de voor – en de nadelen verslepen naar de juiste kolom op de website. Indien ze denken alles goed te hebben, klikken ze op de oplossingssleutel. Ze vergelijken dan hun oplossingen met deze van de site. Indien er fouten zijn gemaakt, wordt er een discussie gevoerd over deze fouten en moeten ze proberen te verklaren waarom ze het in die bepaalde kolom hebben geplaatst. 44 15/06/2009 Methodeonderwijs Groep 3: Gesprek Hoe verloopt de overgang van regulier lage onderwijs naar regulier secundair onderwijs? Doelstellingen De leerlingen kunnen d.m.v. het gesprek een drietal voor- en nadelen geven van de overgang van regulier basis naar regulier secundair onderwijs De leerlingen doen actief mee aan het gesprek en vertellen hierbij hun eigen bevindingen van hun eigen basis en secundaire schooltijdperiode VOETEN: De leerlingen kunnen: zichzelf sturen met behulp van een antwoordblad, een correctiesleutel, de aanwijzingen van de leraar of de lesdoelstellingen. respect en waardering voor anderen opbrengen: de eigenheid van medeleerlingen accepteren en waarderen. in groepsverband meewerken en een toegewezen opdracht uitvoeren. actief luisteren en weergeven wat een andere inbrengt in een groepsdiscussie hun mening weergeven, handhaven en bijsturen Materiaal foto (om aan groep mee te geven) Aanpak 1. Jullie gaan een gesprek voeren over je basis- en secundaire schooltijdperiode 2. Ik stel jullie een aantal basisvragen die jullie samen gaan oplossen. Eigen inbreng is natuurlijk altijd welkom! 3. Uiteindelijk gaan we aan het eind van het gesprek 3 voor- en 3 nadelen op een rijtje zetten over de overgang van het regulier basisonderwijs naar het regulier secundair onderwijs Vragen: 1. Hoe heb jij de overstap van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs ervaren? a. Vond je het makkelijk? b. Vond je het moeilijk? c. Moest je hiervoor naar een andere stad? d. Waren er dingen die opvielen (denk aan lesgeefstijl, indeling klassen etc.)? e. Zijn er nog andere dingen die jou zijn opgevallen? De 3 - voordelen: bekendheid met de werkmethoden leerlingen kunnen hun gehele schooltraject afleggen op een campus de leerkracht heeft volledige controle over de leerlingen De 3 nadelen: 45 15/06/2009 Methodeonderwijs de werkzelfstandigheid is lager de leerlingen niet gewoon zijn samen te werken de leerlingen hebben weinig tot geen inspraak op het meebeslissen over verschillende werkzaamheden in het klasgebeuren 46 15/06/2009 Methodeonderwijs Groep 4: Memorun Hoe verloopt de overgang van regulier lager onderwijs naar methode secundair onderwijs? Doelstellingen Algemene doelstellingen De leerlingen moeten 3 voordelen en 3 nadelen kunnen opnoemen van de overgang van regulier lager onderwijs naar methode secundair onderwijs. De leerlingen zien in dat de overgang van regulier lager onderwijs naar methode secundair een zware aanpassing vormt voor de betrokken leerlingen die deze overstap maken. VOET De leerlingen spelen volgens afgesproken en aangepaste spelregels. De leerlingen leren omgaan met elementen als spanning, verliezen, winnen en fair – play. De leerlingen tonen in alle omstandigheden respect voor hun materiaal. Timing 5 minuten (opdracht) 1 minuut om door te schuiven Materiaal Vier foto’s voor de groepen met de volgende plaats die de studenten moeten zoeken. Twee kegels of iets anders om het traject af te bakenen dat de studenten moeten afleggen. Kaartjes met voordelen en de kaartjes met vragen die hierbij van toepassing zijn. (2X) Kaartjes met nadelen en de kaartjes vragen die hierbij van toepassing zijn. Twee grote papieren. (2X) o één papier met de titel voordelen o één papier met de titel nadelen 47 15/06/2009 Methodeonderwijs Aanpak 1. 2. 3. 4. Jullie worden in twee gelijke groepen verdeeld. Deze twee groepen gaan het voor het snelst tegen elkaar opnemen. De eerste student van je groep krijgt een vraag op het vierde verdiep. Dan moet deze het traject afleggen via de trap van het vierde naar het derde verdiep. (Het traject tussen de kegels of iets anders.) Doe dit zo snel mogelijk. 5. Als deze op het derde verdiep is aangekomen, moet deze het antwoord op de vraag zo snel mogelijk zoeken. 6. Als je het antwoord gevonden hebt, loop je zo snel mogelijk de trap terug op naar het vierde verdiep en leg je het antwoord in de juiste kolom. Er is de keuze uit de kolom met de voordelen en nadelen. 7. Hierna vertrekt de tweede student met de tweede vraag. Let op: alle studenten moeten minstens één keer aan bod gekomen zijn. 8. De groep die het eerste klaar is wint. 9. Indien er een groep is met een oneven aantal studenten schiet er één student over. Deze student gaat na de opdracht controleren of de kaartjes in de juiste kolom liggen. 10.Op het einde bespreken we in het kort de conclusie die we kunnen trekken in de overgang van het regulier lager onderwijs naar het methode secundair onderwijs. 48 15/06/2009 Methodeonderwijs Vragen voordelen Moeten leerlingen uit het Freinetonderwijs dezelfde eindtermen en VOETen behalen als in het regulier onderwijs? Kunnen leerlingen uit het regulier lager onderwijs de methodieken aanleren uit het Freinet secundair onderwijs? Hoe gaat men de leerlingen die de overstap van het regulier lager onderwijs naar het Freinet secundair onderwijs maken ondersteunen? Is deze ondersteuning alleen voor leerlingen uit het regulier onderwijs? De leerlingen krijgen dezelfde leerstof aangereikt als in de reguliere klassen. Ze moeten dezelfde eindtermen behalen en werken ook aan dezelfde VOETen. Alleen de manier waarop ze onderwijs krijgen, is anders. Men gaat de leerstof zoveel mogelijk ervaringsgericht aanbieden. Zelf exploreren staat op de eerste plaats. Leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor hun studievooruitgang en in groep werken is een must. Leerlingen die uit het regulier onderwijs doorstromen naar het methodeonderwijs worden snel gewoon aan de methodieken. De leerlingen in het eerste jaar groeien ook het snelst in deze methodieken. Indien leerlingen niet meekunnen, is er de mogelijkheid dat ze geheroriënteerd worden. Er wordt voldoende differentiatie aangeboden om leerlingen uit het regulier onderwijs te ondersteunen. Men vergeet hierbij echter de leerlingen uit methodeonderwijs niet want zij moeten ook de overstap van het lager naar secundair maken. Dit blijft voor beide groepen een grote stap. 49 15/06/2009 Methodeonderwijs Vragen nadelen Als een leerling niet mee kan in het secundair Freinetonderwijs. Wat gebeurt er dan met deze leerlingen? Leerlingen die uit het lager Freinetonderwijs komen zijn gewoon om bepaalde werkvormen toe te passen. Kunnen de leerlingen die de overschakeling maken van regulier lager onderwijs naar Freinet secundair onderwijs deze werkvormen gewoon toepassen? Een probleem dat kan opduiken is dat een leerling niet meekan met de werkwijzen en methodieken van methodeonderwijs. Deze leerlingen worden terug naar het traditionele onderwijs overgeplaatst. Men voorziet hiervoor enkele heroriënteringmomenten. Een selectieprocedure voor leerlingen die klaar zijn voor het methodeonderwijs is een heel moeilijke zaak. Leerlingen die van het regulier onderwijs doorstromen, hebben sneller ondersteuning nodig bij bepaalde werkvormen. Leerlingen uit methodeklassen hebben de gewoonte om verschillende werkvormen toe te passen en kunnen hun plan beter trekken tijdens een moeilijk moment. Leerlingen die uit het gewone onderwijs doorstromen zijn het gewoon dat de leerkracht doceert. Besluit De overschakeling van regulier lager onderwijs naar methode secundair onderwijs is wel degelijk mogelijk. De leerlingen die dit willen doen moeten wel over een zekere zelfstandigheid beschikken, leergierig zijn en sociaal vaardig. Meestal verloopt deze overstap probleemloos. Indien het toch niet werkt, kunnen deze leerlingen geheroriënteerd worden naar het regulier onderwijs. 50