fbn rapport grote familiebedrijven 1993

advertisement
Familiebedrijven in Nederland
In opdracht van
Walgemoed Accountants & Adviseurs
Uitgevoerd door
Nijenrode University, The Netherlands Business School
Management Research Centre
Familiebedrijven in Nederland
Organisatie
Drs. F.M. Donders
Drs. E.J. Wijers, RA
Projectleiding
Drs. F.M. Donders
Onderzoek
Drs. R.H. Flören, MBA
Nijenrode University
Management Research Centre
Straatweg 25
3621 BG Breukelen
Tel 03462 - 91545
Fax 03462 - 65453
Copyright 1993 - Management Research Centre Nijenrode en
Walgemoed Accountants & Adviseurs
Tenzij schriftelijk anders overeengekomen mag dit rapport noch geheel noch gedeeltelijk
worden gepubliceerd en aanvaarden het MRC Nijenrode en Walgemoed Accountants &
Adviseurs geen aansprakelijkheid voor directe en indirecte schade voortkomend uit de
onderzoeksresultaten.
1
Inhoud
____________________________________________________________
Inhoud
Hoofdstuk 1 Opzet van het onderzoek
3
1.1 Inleiding
1.2 Opzet van het onderzoek
3
4
Hoofdstuk 2 Resultaten van het onderzoek
5
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
Algemeen
Management
Eigendom van en invloed op familiebedrijven
Strategische planning
Plannen voor opvolging
5
7
12
15
16
Hoofdstuk 3 Samenvatting en conclusies
19
Literatuur
22
____________________________________________________________
2
Opzet van het onderzoek
____________________________________________________________
Hoofdstuk 1 Opzet van het onderzoek
1.1 Inleiding
Een succesvol bedrijf zal in de komende jaren in staat moeten zijn om snel en
effectief te reageren op veranderingen in de steeds complexere bedrijfsomgeving.
Ook familiebedrijven staan voor deze moeilijke taak. Op basis van de
stereotypen omtrent familiebedrijven, waar een gebrek aan flexibiliteit, innovatie
en een gecompliceerde managementstructuur meestal deel van uitmaken, lijken
deze bedrijven voor grote problemen te staan in de huidige bedrijfsomgeving.
In Engeland heeft Stoy Hayward in samenwerking met London Business School
een serie onderzoeken gehouden om de specifieke positie van familiebedrijven in
de Engelse maatschappij te bepalen. Naar aanleiding van de resultaten van deze
onderzoeken zijn tal van activiteiten ontplooid voor het management van
familiebedrijven. Tevens is het mogelijk gebleken om door een verbeterd inzicht
in de specifieke problematiek van familiebedrijven, het dienstenpakket van Stoy
Hayward aan te passen aan de wensen van de familiebedrijven.
In Nederland heeft Walgemoed Accountants & Adviseurs de eerste stap
genomen om in samenwerking met Nijenrode University, The Netherlands
Business School een beter inzicht te krijgen in de specifieke kenmerken van
familiebedrijven in Nederland. Een land waar veel familiebedrijven gevestigd zijn
gezien de historie die onder meer gekenmerkt wordt door handelsgeest en
ondernemerschap. Naast het huidige onderzoek onder de 5000 grootste
bedrijven in Nederland is in augustus 1993 een onderzoek afgerond naar de
strategieën van het management van familiebedrijven om innovatie en creativiteit
te bevorderen.
____________________________________________________________
3
Opzet van het onderzoek
____________________________________________________________
1.2 Opzet van het onderzoek
Voor het onderzoek is de volgende definitie van een familiebedrijf gebruikt. Een
bedrijf is een familiebedrijf indien het aan minstens één van de volgende drie
criteria voldoet:
- meer dan 50% van de aandelen of certificaten is in handen van één familie;
- één familie is in staat aanzienlijke invloed uit te oefenen;
- een belangrijk aantal leden van de ondernemingsleiding is afkomstig uit één
familie.
Bij de opzet van het onderzoek is uitgegaan van de werkwijze in Engeland
tijdens het onderzoek 'Managing the family business in the UK'. Hierdoor is
de mogelijkheid gecreëerd om in de toekomst de resultaten tussen verschillende
landen te vergelijken. De op London Business School ontwikkelde vragenlijst is
naar het Nederlands vertaald waarbij het noodzakelijk is gebleken om enkele
vragen aan de Nederlandse situatie aan te passen. Van de 5000 grootste
geïncorporeerde bedrijven in Nederland zijn willekeurig 1000 bedrijven
geselecteerd. In maart 1993 is de vragenlijst naar de algemeen directeur van
deze bedrijven verzonden. Binnen een maand zijn 302 ingevulde vragenlijsten
teruggestuurd. De vragenlijsten zijn verwerkt en geanalyseerd met behulp van het
statistisch pakket SPSS/PC+. Voor de toetsing van verschillen tussen
familiebedrijven en niet-familiebedrijven is, afhankelijk van het meetniveau van de
variabele, gebruik gemaakt van verschillende analysetechnieken. Verschillen
tussen wel- en niet-familiebedrijven op nominaal geschaalde variabelen, met drie
of meer elkaar uitsluitende antwoordcategorieën, zijn getoetst met een Chikwadraat-test. Vragen met een zes-puntsschaal, bijvoorbeeld geordend van zeer
belangrijk tot zeer onbelangrijk, zijn ordinale variabelen en zijn getoetst met
behulp van de Mann-Whitney-toets.
____________________________________________________________
4
Resultaten van het onderzoek
____________________________________________________________
Hoofdstuk 2 Resultaten van het onderzoek
In dit hoofdstuk zullen de resultaten van het onderzoek worden weergegeven.
Allereerst zal een aantal algemene kenmerken van de onderzochte bedrijven
beschreven worden. Vervolgens zal nader worden ingegaan op het management
van de familiebedrijven in Nederland. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan
de mogelijkheid om het familiebedrijf te gebruiken als sociaal vangnet voor
familieleden. In paragraaf 2.3 wordt de familie als eigenaar of beïnvloeder van
het familiebedrijf beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met resultaten
inzake de strategische planning bij familiebedrijven en de plannen voor opvolging
van de algemeen directeur binnen het familiebedrijf.
2.1 Algemeen
Uit figuur 1 komt naar voren dat 46,5% van de onderzochte bedrijven een
familiebedrijf is. Een hoog percentage zeker als in aanmerking genomen wordt
dat hier de 5000 grootste bedrijven in Nederland zijn onderzocht. In het middenen kleinbedrijf zal het aandeel familiebedrijven nog veel hoger liggen. Uit een
publikatie van de COB/SER (1990) blijkt dat naar schatting 80 tot 90% van alle
bedrijven in Nederland een familiebedrijf is.
Figuur 1: Percentage familiebedrijven in Nederland met bijbehorende rechtsvorm
Tevens blijkt uit figuur 1 dat veel meer niet-familiebedrijven dan familiebedrijven
een naamloze vennootschap als rechtsvorm hebben. Van de familiebedrijven
heeft 4% een beursnotering, terwijl van de overige bedrijven 19% een
beursnotering heeft.
De historie van de familiebedrijven blijkt langer te zijn dan die van de nietfamiliebedrijven. Meer dan driekwart van alle familiebedrijven is meer dan 30
____________________________________________________________
5
Resultaten van het onderzoek
____________________________________________________________
jaar geleden opgericht, terwijl dit bij de niet-familiebedrijven slechts 62% is. Het
gemiddeld aantal werknemers verschilt niet significant in beide groepen. De helft
van alle bedrijven heeft tussen de 100 en de 500 werknemers, terwijl een kwart
van alle bedrijven meer dan 500 werknemers heeft.
De minimale omzet van de onderzochte bedrijven bedraagt vijf miljoen gulden
per jaar. Tevens blijkt dat een groot deel van de niet-familiebedrijven een omzet
heeft boven de 250 miljoen, terwijl de meeste familiebedrijven een omzet hebben
tussen de 50 en de 100 miljoen gulden, zie ook figuur 2. Er bestaan echter geen
duidelijke verschillen in de omzetgroei van de laatste jaren.
Figuur 2: Omzet bij wel en niet-familiebedrijven (in miljoenen guldens)
____________________________________________________________
6
Resultaten van het onderzoek
____________________________________________________________
2.2 Management
Bij de familiebedrijven heeft de eerste generatie in 25% van alle bedrijven de
leiding over het bedrijf. Zoals figuur 3 laat zien wordt meer dan 30% door de
tweede generatie geleid, terwijl ook de derde generatie al in meer dan een kwart
van alle familiebedrijven de leiding op zich heeft genomen. Bijna 10% wordt
geleid door een andere generatie, waarbij er zelfs een familiebedrijf is dat geleid
wordt door de zevende generatie. Ook is er een aantal familiebedrijven waar
geen enkel familielid in de leiding vertegenwoordigd is.
Bij meer dan 50% van de familiebedrijven zit slechts één familielid in de directie
of Raad van Bestuur, terwijl meer dan een kwart van de familiebedrijven twee
familieleden heeft die tevens lid zijn van de directie. Het hoogste aantal
familieleden in de directie is tien.
Figuur 3: Generatie die de leiding heeft bij familiebedrijf
Zowel de familiebedrijven (62%) als de niet-familiebedrijven (64%) hebben in de
meeste gevallen een onafhankelijke commissaris om het beleid van het
management te toetsen. De duidelijke invloed van de familie op het beleid van
het familiebedrijf blijkt ook uit het feit dat bij 35% van deze bedrijven minstens
één familielid als commissaris advies geeft aan het management van het bedrijf.
Bij één familiebedrijf hebben zelfs zeven familieleden de functie van commissaris.
Er bestaat een zeer groot verschil tussen de wel- en niet-familiebedrijven wat
betreft het aantal jaren dat het huidige management de leiding heeft over het
bedrijf. Uit figuur 4 valt af te leiden dat bij 61% van de familiebedrijven het
huidige management acht of meer jaar leiding geeft aan het bedrijf, terwijl dit bij
niet-familiebedrijven slechts 28% bedraagt.
____________________________________________________________
7
Resultaten van het onderzoek
____________________________________________________________
Figuur 4: Aantal jaren dat het huidige management het bedrijf leidt
Ook bestaan er zeer grote verschillen tussen familiebedrijven en nietfamiliebedrijven wat betreft het aantal jaren dat de huidige algemeen directeur in
functie is. Zo is bij 70% van alle familiebedrijven de algemeen directeur al
minstens zeven jaar in zijn of haar functie, terwijl dit bij de niet-familiebedrijven
slechts 31% is. Bij de niet-familiebedrijven bekleedt meer dan 27% van de
huidige algemeen directeuren deze functie voor een periode tussen de drie en
zeven jaar. Terwijl 36% van de huidige directeuren van niet-familiebedrijven
reeds 15 jaar bij het bedrijf werkt, bedraagt dit percentage bij familiebedrijven
maar liefst 67%.
Uit al deze resultaten blijkt dat het management van familiebedrijven veel langer
aanblijft dan bij niet-familiebedrijven gebruikelijk is. Uiteraard kan het langdurig
aanblijven van het huidige management verklaard worden als een teken van
loyaliteit aan en betrokkenheid bij het bedrijf. Het management van het
familiebedrijf zal zich echter moeten beraden of deze situatie wenselijk is. De
mogelijkheid is namelijk dat het huidige management de doorstroom van goede
managers naar de absolute top belemmert. Ook kan overwogen worden of
bepaalde taken en verantwoordelijkheden van de algemeen directeur kunnen
worden gedelegeerd aan andere managers. Tevens kan een nieuwe directeur of
ander nieuw bloed in ieder bedrijf positieve effecten hebben.
Het is daarbij opvallend dat familiebedrijven veel minder geneigd zijn om pasafgestudeerden te rekruteren dan niet-familiebedrijven. Het zijn vooral de
familiebedrijven waar de ondernemingsleiding voor meer dan 50% uit
familieleden bestaat waar de pas-afgestudeerden weinig kans op een baan
maken. Hieruit blijkt de overwegend interne oriëntatie van familiebedrijven. Door
deze gang van zaken zal het moeilijk zijn om het innovatief vermogen van het
____________________________________________________________
8
Resultaten van het onderzoek
____________________________________________________________
bedrijf te vergroten.
Er bestaat geen verschil tussen de beide groepen bedrijven betreffende het aantal
leden van het managementteam. Meer dan de helft van alle bedrijven heeft
maximaal vijf leden in het managementteam, terwijl minder dan 10% van alle
bedrijven meer dan tien mensen in het managementteam heeft. Betreffende het
aandeel van familieleden in de ondernemingsleiding is het opvallend dat er twee
duidelijke groepen bestaan, zie ook figuur 5. Bij bijna een derde van de
familiebedrijven bestaat maximaal 5% van de ondernemingsleiding uit
familieleden, terwijl bij 38% van de familiebedrijven de familieleden een
meerderheid in de ondernemingsleiding vormen.
Figuur 5: Percentage familieleden in de ondernemingsleiding
Het imago dat rondom familiebedrijven bestaat, geeft voeding aan de gedachte
dat het bedrijf een sociaal vangnet is voor de familie. De oprichter/directeur zal
snel geneigd zijn om een baan voor een familielid te creëren zonder
daadwerkelijk rekening te houden met de kennis, vaardigheden en ervaring van
dit familielid.
De resultaten tonen echter aan dat bij een overgrote meerderheid van de
bedrijven deze argumentatie absoluut niet opgaat, zie ook Tabel 1. Bij 97% van
de familiebedrijven is het verschaffen van werk voor familieleden geen
belangrijke doelstelling. Tevens blijkt dat een overweldigende meerderheid van
alle bedrijven alleen familieleden aanneemt als deze geschikt zijn voor de functie.
Ook voor het verkrijgen van een managementpositie is het slechts bij 16% van
de familieleden een voordeel dat de kandidaat tot de familie behoort. Wel
opvallend is dat bij een derde van alle familiebedrijven de familieleden die daar
werken, niet eerst werkervaring hebben opgedaan bij een ander bedrijf. Hierbij
lopen deze bedrijven het risico dat de al eerder gesignaleerde interne oriëntatie
____________________________________________________________
9
Resultaten van het onderzoek
____________________________________________________________
alleen maar sterker wordt.
Tabel 1. Stellingen betreffende familiebedrijven en werkgelegenheid voor familieleden
Stelling:
eens
oneens
Familieleden hebben altijd werkervaring elders voordat
zij bij het bedrijf komen.
51,1%
28,1%
Het verschaffen van werk aan familieleden is een van de
hoofddoelstellingen van het bedrijf.
3,6%
91,3%
Bij het delegeren van verantwoordelijkheden is het lid
zijn van de familie een belangrijk voordeel.
2,9%
75,4%
Bij het aanstellen van een nieuwe manager is het lid zijn
van de familie een belangrijk voordeel.
3,6%
73,9%
Familieleden worden alleen aangesteld als hun
vaardigheden en ervaring passen bij een bepaalde
vacature in het bedrijf.
87,0%
2,9%
Een opvallend verschil tussen beide groepen bedrijven is, dat de functie van de
ondernemingsleiding significant slechter is omschreven bij familiebedrijven, dan
bij niet-familiebedrijven. Dit gebrek aan duidelijkheid over de daadwerkelijke
functie van de ondernemingsleiding binnen familiebedrijven kan leiden tot
verwarring binnen het bedrijf. Niet alleen loopt de ondernemingsleiding het risico
dat bepaalde taken minder gedegen worden uitgevoerd of dat doublures
ontstaan, ook zal het voor de rest van de organisatie onduidelijk zijn aan wie
verantwoording schuldig is of aan wie belangrijke informatie dient te worden
doorgegeven. Tevens kan deze onduidelijkheid over de functie van de
ondernemingsleiding resulteren in een niet-optimale beloningsstructuur binnen die
leiding.
Uit het onderzoek blijkt ook dat de salariëring van de werknemers in het
algemeen en van familieleden in het bijzonder, een moeilijke kwestie binnen
familiebedrijven is. Familiebedrijven hebben veel minder vaak een effectief
beoordelingssysteem dan niet-familiebedrijven. Wat niet alleen kan resulteren in
onduidelijkheid betreffende de salariëring, maar ook in een gevoel van ongelijke
behandeling tussen wel- en niet-familieleden. Bij 18% van de familiebedrijven is
het salarisniveau van de familieleden daadwerkelijk niet conform de tarieven in
de markt. Bij nadere analyse blijkt dat het voornamelijk die familiebedrijven zijn
waar de ondernemingsleiding voor meer dan 50% uit familieleden bestaat.
Uiteraard is het zaak voor alle familiebedrijven om de salarissen van familieleden
in overeenstemming te brengen met de daadwerkelijke bijdrage aan de
____________________________________________________________
10
Resultaten van het onderzoek
____________________________________________________________
organisatie. Overigens zijn er ook enkele bedrijven waar de familieleden minder
betaald krijgen dan de markttarieven.
Bij het inschakelen van onafhankelijk adviseurs bestaan er grote verschillen
tussen familiebedrijven en niet-familiebedrijven. De familiebedrijven laten zich
vaker adviseren door een onafhankelijke commissaris over de te volgen langetermijn strategie. Meer dan de helft van alle familiebedrijven spiegelt regelmatig
de lange-termijn strategieën aan de visie van de onafhankelijke commissaris,
terwijl minder dan een derde van de niet-familiebedrijven dit doet. De verschillen
kunnen niet worden veroorzaakt door het al dan niet hebben van deze
commissaris. Zowel tweederde van de familiebedrijven als van de nietfamiliebedrijven heeft een onafhankelijke commissaris. Het is tevens opvallend
dat het management van familiebedrijven vaker gebruik van externe adviseurs
maakt dan het management van niet-familiebedrijven. Deze resultaten tonen aan
dat het management van familiebedrijven zeker niet voldoet aan de
verwachtingen dat zij betreffende het ondernemingsbeleid intern gericht is. Voor
de beleidbepaling staat een meerderheid van de familiebedrijven nadrukkelijk
open voor externe adviezen. Anderzijds heeft 35% van de familiebedrijven geen
onafhankelijk commissaris en maken zij ook weinig gebruik van andere externe
adviseurs. Vooral deze bedrijven lopen het risico om een sterke interne oriëntatie
te creëren die vooral op de langere termijn problemen kan veroorzaken. Hierbij
kan onder meer gedacht worden aan externe aangelegenheden als een minder
optimale produkt-markt combinatie, maar ook aan het op de lange baan
schuiven van belangrijke interne zaken als de opvolging van het management. Het
zijn dan ook deze familiebedrijven die zullen moeten overwegen of het wenselijk
is om een onafhankelijke commissaris aan te stellen waaraan het management
haar strategie kan toetsen.
2.3 Eigendom van en invloed op familiebedrijven
Veel problemen bij familiebedrijven kunnen ontstaan als er een conflict optreedt
tussen de belangen van individuele familieleden en de continuïteit van het
familiebedrijf. In veel gevallen zullen deze belangen niet conflicteren, maar de
mogelijkheid bestaat dat familieleden het bedrijf als vangnet voor de familie willen
gebruiken, terwijl het bedrijf gebaat is bij uitgifte van nieuwe aandelen omwille
van grote investeringen. Het is niet onwaarschijnlijk dat bepaalde familieleden
een voorkeur hebben voor een hoge dividenduitkering, terwijl het management
van het bedrijf meer geld zou willen reserveren voor het ontwikkelen en ten
uitvoer brengen van de strategieën. Tevens kan dit duiden op een verschil in
attitude betreffende de bereidheid om risico's te nemen. Het ene familielid zal
graag zonder veel risico te nemen de huidige activiteiten willen continueren. Het
andere familielid zal het bedrijf verder willen opbouwen door gedurende een
lange periode diepte-investeringen te doen met alle risico's van dien voor het
familiekapitaal. Deze investeringen kunnen dermate hoog worden dat uitgifte van
____________________________________________________________
11
Resultaten van het onderzoek
____________________________________________________________
aandelen buiten de familie noodzakelijk wordt, waardoor de invloed van de
familie ook minder wordt.
De meeste familiebedrijven hebben slechts een beperkt aantal aandeelhouders.
figuur 6 toont aan dat meer dan driekwart van alle familiebedrijven minder dan
vier aandeelhouders heeft. Dit betekent dat het eigendom bij de meeste
familiebedrijven slechts over een gering aantal mensen verdeeld is. Potentiële
conflicten nemen uiteraard toe als deze aandeelhouders ook lid zijn van de
familie.
Figuur 6: Aantal aandeelhouders bij familiebedrijven
Gezien de definitie van een familiebedrijf is het ook mogelijk dat de familie geen
meerderheid van de aandelen of certificaten in handen heeft. Een bedrijf is
namelijk een familiebedrijf indien het aan minstens één van de volgende drie
criteria voldoet:
- meer dan 50% van de aandelen of certificaten is in handen van één familie;
- één familie is in staat aanzienlijke invloed uit te oefenen;
- een belangrijk aantal leden van de leiding van de onderneming is afkomstig uit
één familie.
Uit het onderzoek blijkt dat bij 89,3% van de familiebedrijven daadwerkelijk
meer dan 50% van de aandelen of certificaten in handen is van één familie.
Terwijl bij 26,4% van alle familiebedrijven een belangrijk aantal leden van de
leiding van de onderneming afkomstig is uit één familie. Het is daarom van
essentieel belang dat de aandeelhouders en de leiding van het familiebedrijf
overeenstemming hebben over de strategieën van het bedrijf of dat de niet
____________________________________________________________
12
Resultaten van het onderzoek
____________________________________________________________
leidinggevende familieleden zich afzijdig houden bij de strategiebepaling.
Een belangrijk aspect bij het eigendom van de aandelen van familiebedrijven is
het te voeren beleid bij verkoop van de aandelen. Bij meer dan een derde van
alle familiebedrijven is het beleid erop gericht dat geen aandelen buiten de familie
mogen worden verkocht, zie ook figuur 7. Bij nog eens een kwart van alle
familiebedrijven heeft de familie de eerste keus op het moment dat er aandelen
worden verkocht. Dit betekent dat bij meer dan 60% van de familiebedrijven het
beleid voor aandeelhouderschap is gericht op het behouden van de familieinvloed over het aandelenpakket. Juist bij deze bedrijven bestaat het risico dat
op basis van de belangen tussen niet leidinggevende familieleden en het
management van het familiebedrijf conflicten ontstaan over de doelstellingen van
het bedrijf.
Figuur 7: Beleid van familiebedrijven met betrekking tot verkoop van aandelen
2.4 Strategische planning
Uit de voorgaande resultaten is gebleken dat de mogelijkheid tot conflicten
tussen het management van een familiebedrijf en niet leidinggevende
familieleden/aandeelhouders, reëel aanwezig is. Het conflict kan ontstaan omdat
de doelstellingen van de familieleden en die van het bedrijf niet overeenkomen.
Zo zal het familiebedrijf streven naar continuïteit en winstgevendheid, terwijl een
familie primair is gericht op bescherming van alle individuele leden van de familie.
Het is uiteraard niet noodzakelijk dat deze doelstellingen conflicteren, maar de
mogelijkheid bestaat terdege. Tijdens het onderzoek is dan ook een groot aantal
vragen gericht op de afspraken tussen het management en de aandeelhouders
over de strategische doelstellingen van het familiebedrijf en de plannen tot
opvolging.
____________________________________________________________
13
Resultaten van het onderzoek
____________________________________________________________
Zowel bij de familiebedrijven als bij de niet-familiebedrijven zijn de algemeen
directeur en de overige leden van het managementteam nauw betrokken bij het
korte termijn beleid. Het is niet verbazingwekkend dat vooral de algemeen
directeur bij beide groepen bedrijven uiterst nauw is betrokken bij het bepalen
van de lange termijn strategie. Vanaf familiebedrijven waar de derde generatie de
leiding heeft over het bedrijf worden andere leden van het management minder
vaak betrokken bij de bepaling van de strategie dan bij bedrijven waar de eerste
of tweede generatie nog de leiding heeft. Dit kan duiden op een meer interne
gerichtheid van de oudere familiebedrijven. De onafhankelijke commissarissen
worden voornamelijk bij de strategievorming betrokken.
Opvallend is echter dat ondanks de turbulente, steeds sneller veranderende
bedrijfsomgeving het management van de bedrijven zich zeer goed in staat acht
om te reageren op de veranderingen op de omgeving. Het management van
familiebedrijven is zelfs significant optimistischer dan dat van niet-familiebedrijven
over haar flexibele aanpassing aan de veranderingen in de bedrijfsomgeving.
Bij 63% van alle familiebedrijven zijn alle familieleden het eens met de strategie
die het bedrijf volgt, terwijl er bij 24% van alle familiebedrijven geen
overeenstemming bestaat tussen alle familieleden over de strategie van het
bedrijf. Ook hier wijken die familiebedrijven, waarbij de derde of zelfs een latere
generatie de leiding heeft, significant af van de familiebedrijven waar de eerste of
tweede generatie de leiding heeft. Bij de oudere bedrijven hebben de
familieleden een veel belangrijke rol bij de strategiebepaling en bestaat er vaker
overeenstemming tussen de familie en het management over de te volgen
strategie. Uiteraard is het niet noodzakelijk dat alle familieleden het eens zijn met
de strategie van het bedrijf, zolang het duidelijk is welk van de twee partijen
tijdens een conflict de prioriteit heeft. Bij 82% van alle familiebedrijven hebben
de bedrijfsdoelstellingen een hogere prioriteit dan de familiedoelstellingen. Slechts
bij 4% van de familiebedrijven hebben de familiedoelstellingen een hogere
prioriteit.
Uit deze resultaten blijkt duidelijk dat in veel situaties de belangen van de familie
en die van het bedrijf overeenstemmen, terwijl er in een situatie van conflict
tussen de doelstellingen van beide groepen bij bijna alle familiebedrijven prioriteit
wordt gegeven aan het bedrijf. Dit betekent voor het management van een
familiebedrijf dat zij uiteraard rekening zal moeten houden met de belangen van
de familieleden, maar dat zij in de uitoefening van de werkzaamheden eigenlijk
net als een niet-familiebedrijf kan opereren zonder continu overeenstemming met
de familie te hebben.
Deze stelling blijkt ook uit andere resultaten. Zo is waar het gaat om
investeringsbeslissingen bij 75% van alle familiebedrijven groei een belangrijkere
doelstelling dan invloed van de familie op het aandelenkapitaal. Tevens is slechts
____________________________________________________________
14
Resultaten van het onderzoek
____________________________________________________________
9% van het management van familiebedrijven het eens met de stelling dat de
dagelijkse activiteiten van het bedrijf onder verantwoordelijkheid van de
familieleden vallen.
2.5 Plannen voor opvolging
Sinds enkele jaren bestaat er in Nederland een verhoogde aandacht voor de
opvolgingsproblematiek bij familiebedrijven. Uiteraard is dit een belangrijke
gebeurtenis in de levenscyclus van een familiebedrijf. Niet alleen is het een
proces dat veel politieke problemen met zich mee brengt, ook is het vaak lastig
voor de zittende algemeen directeur om afstand te doen van het werk.
Gezien de moeilijkheden die bij de opvolging van de algemeen directeur kunnen
ontstaan, is het verbazingwekkend dat bij veel bedrijven de opvolgingsprocedure
nog niet is omschreven noch dat deze akkoord is bevonden door de directie of
de Raad van Bestuur. Slechts 28% heeft de opvolgingsprocedure geregeld,
terwijl bij 47% van de familiebedrijven nog niets is vastgelegd, zie ook figuur 8.
Maar ook bij niet-familiebedrijven blijkt dat deze kwestie in vele gevallen nog
niet is aangepakt. Van de niet-familiebedrijven heeft 30% de
opvolgingsprocedure geregeld, terwijl 49% de procedure nog niet heeft
vastgelegd. De verwachte verschillen tussen de beide groepen bedrijven blijven
dan ook uit, terwijl de veronderstelling toch heerst dat niet-familiebedrijven in de
praktijk minder moeite hebben met de opvolging van de algemeen directeur.
Figuur 8: Mate waarin de opvolgingsprocedure voor de algemeen directeur is
geregeld
Bij het vinden van een opvolger van de algemeen directeur van een familiebedrijf
speelt in belangrijke mate de vraag mee of deze opvolger lid moet zijn van de
____________________________________________________________
15
Resultaten van het onderzoek
____________________________________________________________
familie. Bij 19% van alle familiebedrijven bestaat de overtuiging dat de nieuwe
algemeen directeur een lid van de familie zal zijn, terwijl 55% het oneens is met
deze stelling. De invloed van de familie blijkt echter toch aanmerkelijk groter te
zijn, dan bovenstaande resultaten doen verwachten. De plannen tot opvolging
van de nieuwe algemeen directeur worden namelijk bij 47% van alle
familiebedrijven besproken binnen de familie, terwijl bij slechts 25% deze
plannen helemaal niet worden besproken. Het belang dat de familie aan de
opvolgingsproblematiek hecht is veel groter bij familiebedrijven waarbij de derde
of een latere generatie de leiding heeft. Deze bedrijven en dus ook de families
hebben reeds vaker te maken gehad met opvolgingsperikelen en kunnen
daardoor van hun ervaring hebben geleerd.
Ook al blijkt de invloed van de familie wel bij het bespreken van de plannen tot
opvolging van de algemeen directeur, toch is het bij veel bedrijven niet
noodzakelijk dat de familie haar goedkeuring geeft aan de plannen voor
opvolging. Slechts bij een kwart van de familiebedrijven moeten de
opvolgingsplannen worden goedgekeurd door de familie.
Naast de mogelijkheid om de algemeen directeur te laten opvolgen, bestaat er
voor de familie ook de mogelijkheid om het familiebedrijf te verkopen. Meer dan
driekwart van alle familiebedrijven is in de afgelopen zes tot zeven jaren
benaderd om het bedrijf op te kopen. Terwijl slechts 48% van de bedrijven zo'n
aanbod zal overwegen. Tevens kent meer dan 90% van alle algemeen
directeuren de waarde van het eigen bedrijf. Ook is aan de familiebedrijven
gevraagd of zij er aan gedacht hebben om een beursnotering aan te vragen na
alle voor- en nadelen overwogen te hebben. Van alle familiebedrijven heeft
slechts 21,8% een beursnotering overwogen.
Uit het onderzoek blijkt dat ten tijde van een conflict de bedrijfsdoelstellingen
prioriteit hebben boven de familiedoelstellingen. Bij de opvolging van de
algemeen directeur speelt de familie echter een veel grotere rol. Deze rol kan
bestaan uit het leveren van een nieuwe directeur uit de familie, het bespreken van
de opvolgingsprocedure of zelfs het moeten goedkeuren van de nieuwe algemeen
directeur. De opvolgingsprocedure zal daarom reeds jaren eerder moeten
worden besproken door het management van het familiebedrijf en de familie.
Deze procedure zal vervolgens dienen te worden vastgelegd, terwijl begeleiding
van een onafhankelijke adviseur raadzaam is.
____________________________________________________________
16
Samenvatting en conclusies
____________________________________________________________
Hoofdstuk 3 Samenvatting en conclusies
Het is opvallend dat zelfs bij de 5000 grootste bedrijven van Nederland nog
bijna de helft van alle bedrijven als familiebedrijf kan worden gekarakteriseerd.
In het midden- en kleinbedrijf zal het aandeel van familiebedrijven zelfs kunnen
oplopen tot 90%. Dit overweldigende aandeel van familiebedrijven in het
bedrijfsleven van Nederland toont aan dat specifieke aandacht voor de
problematiek bij familiebedrijven van belang is.
Meer dan driekwart van alle familiebedrijven is meer dan 30 jaar geleden
opgericht en bij slechts een kwart van alle familiebedrijven heeft de eerste
generatie nog de leiding over het bedrijf. Hieruit blijkt dat familiebedrijven in
Nederland een lange historie hebben. Ook het management van familiebedrijven
heeft vaak een lange historie binnen het familiebedrijf. Bij meer dan 60% van alle
familiebedrijven leidt het huidige management het bedrijf al langer dan acht jaar,
terwijl een nog hoger percentage algemeen directeuren van familiebedrijven voor
deze periode aan het bewind staat. Ondanks het feit dat het langdurig aanblijven
van het huidige management kan worden verklaard als een teken van loyaliteit
aan en betrokkenheid bij het bedrijf zal het management zich ook moeten
beraden of deze situatie wenselijk is. Opvallend is verder dat familiebedrijven
veel minder geneigd zijn om pas-afgestudeerden te rekruteren dan nietfamiliebedrijven.
Het onderzoek toont duidelijk aan dat familiebedrijven niet worden gebruikt als
een vangnet voor werkgelegenheid binnen de familie. Familieleden hoeven slechts
bij 4% van alle familiebedrijven te rekenen op een voorkeursbehandeling om
reden dat ze lid zijn van de familie. Bij bijna een derde van de familiebedrijven
hadden de familieleden echter nog geen werkervaring voordat zij daar kwamen
werken, waardoor het risico van interne gerichtheid wordt vergroot.
Een opmerkelijk verschil is dat de functie van de ondernemingsleiding minder
goed is omschreven bij de familiebedrijven. Ook het beloningssysteem is veel
minder vaak effectief dan bij niet-familiebedrijven. Het management van een
aantal familiebedrijven zal dan ook moeten overwegen om een effectief systeem
voor functiewaardering en -beloning te introduceren. Hiermee kan tevens het
vooroordeel worden weggenomen dat familieleden een hoger salaris krijgen dan
de geldende tarieven in de markt.
Het management van familiebedrijven maakt frequenter gebruik van de adviezen
van onafhankelijke commissarissen en van externe adviseurs in vergelijking met
het management van niet-familiebedrijven. Het management van familiebedrijven
voldoet dan ook niet aan de verwachting dat zij betreffende het
ondernemingsbeleid sterk intern gericht is. Wel zullen die familiebedrijven die nog
geen onafhankelijke commissaris hebben, moeten overwegen of zij een
____________________________________________________________
17
Samenvatting en conclusies
____________________________________________________________
commissaris willen aanstellen.
Het specifieke dilemma bij familiebedrijven bestaat uit het gegeven dat naast de
belangen inzake de continuïteit van het bedrijf ook de familiebelangen meespelen.
De meeste familiebedrijven hebben slechts een beperkt aantal aandeelhouders en
bij 89% van alle familiebedrijven heeft één familie meer dan 50% van alle
aandelen in handen. Tevens is bij meer dan 60% van alle familiebedrijven het
beleid voor aandeelhouderschap gericht op het behouden van de familie-invloed
over het aandelenpakket. Hieruit blijkt dat de mogelijkheid tot conflicten tussen
de belangen van het management van de bedrijven en de familie terdege
aanwezig is. Bij 82% van alle familiebedrijven heeft de bedrijfsdoelstelling echter
een hogere prioriteit dan de familiedoelstellingen, terwijl bij slechts 4% van de
familiebedrijven de familiedoelstellingen een hogere prioriteit hebben.
Concluderend kan dan ook gesteld worden dat ondanks de unieke kenmerken
van familiebedrijven, met een mogelijkheid tot verstrengeling van belangen tussen
familie en bedrijf, in veruit de meeste gevallen het familiebelang ondergeschikt
wordt gemaakt. Het familiebedrijf wordt niet gebruikt als sociaal vangnet voor de
overige familieleden en ook externe adviseurs en onafhankelijke commissarissen
worden veelal gebruikt.
Een ander terrein dat verhoogde aandacht eist is de opvolgingsprocedure van de
algemeen directeur van het familiebedrijf. Niet alleen blijft deze veel langer aan
dan bij niet-familiebedrijven, ook heeft minder dan een derde van alle
familiebedrijven deze opvolgingsprocedure geregeld en vervolgens vastgelegd.
Hierdoor bestaat bij veel familiebedrijven het risico dat een van de belangrijkste
conflictpunten tussen de familie en het bedrijf daadwerkelijk tot problemen zal
leiden. Het kan derhalve raadzaam zijn voor het management van alle
familiebedrijven om de opvolgingsprocedure van de algemeen directeur met de
familie te bespreken, dit vervolgens vast te leggen en mogelijk het gehele proces
te laten begeleiden door een onafhankelijke adviseur.
____________________________________________________________
18
Literatuur
____________________________________________________________
Literatuur
Abbas, R., et.al., Staying the Course, London, 1989.
Amsterdamse Investeringsbank nv, Opvolging bij familiebedrijven,
Amsterdam, 1993.
COB/SER, Opvolging in familiebedrijven, Den Haag, 1990.
Genk, drs. B.P.C.A. van, drs. A.J. Thomassen, "Dilemma's bij het leiden van
een familiebedrijf", Harvard Holland Review, No. 29 Voorjaar 1992.
Leach, P., Managing the Family Business in the UK, London, 1990.
Leach, P., The Stoy Hayward Guide to the Family Business, London, 1991.
The Conference Board, From Owner to Professional Management:
Problems in Transition, New York, 1984.
____________________________________________________________
19
Download