PGO-model bloed, slijm en gal

advertisement
PGO-leidraad Algemene NatuurWetenschapen
module
Groepsleden
(max. 4)
Artikel (titel)
Materie (Module 1)
Maud Hendrix.
Romy Eijkelenberg.
Isa Wolters.
Amber Gho.
Bloed, slijm en gal: Humorenleer
De voorzitter leidt de groep door de verschillende stappen van de zevensprong
en is verantwoordelijk voor de verwerking van de leerstof door de groepsleden.
In de eerste les moet stap 1 t/m 5 verwerkt worden, in de tweede les stap 6 en
7. De notulist vult dit blad in en is verantwoordelijk voor de rapportage aan de
docent.
1. Verhelder onduidelijke termen en begrippen
Aderlaten = (medisch) bloed aftappen.
2. Definieer het centrale probleem / vraag van het artikel
Het opkomen van nieuwe theorieën na de humorenleer.
3. Analyseer het artikel / de rode draad
Artsen verrichten praktisch werk, maar de manier waarop ze dat doen hangt af van hun
theoretische denkbeelden.
In de Middeleeuwen werd er veel gewerkt volgens de Humorenleer. Volgens deze leer bestaan er
vier lichaamssappen; bloed, slijm, zwarte gal en gele gal. In een gezond lichaam zijn deze 4 met
elkaar in evenwicht. Wanneer een persoon ziek is, is dit evenwicht verstoord. Behandeling is in dat
geval dan ook gericht op herstel van het evenwicht.
Echter na de Middeleeuwen is de humorenleer langzaam vervangen door andere theorieën. Er
kwamen ideeën dat mensen ziek kunnen worden door andere factoren dan een verstoring in het
evenwicht van de 4 sappen. Door andere theorieën ontstond uiteraard ook een andere praktijk.
4. Orden de ideeën uit de analyse van het probleem
In de Middeleeuwen werd er gehandeld naar de theorie van de humorenleer.
Na de Middeleeuwen kwamen er nieuwe ideeën op; zo bijvoorbeeld de opvatting dat een ziekte het
gevolg is van een afwijking op een bepaalde plek in het lichaam (en dus niet door de verstoring van
het evenwicht). Hierdoor werd de behandeling steeds chirurgischer.
Door een andere theorie ontstond ook een andere praktijk.
5. formuleer leerdoelen
1. Welke theorie kwam dan op na de Humorenleer?
2. Wat hield deze theorie precies in?
procescontrole docent
(punten, datum)
_______________
6. Beantwoord je leerdoelen
1. De theorie die opkwam na de Humorenleer is de anatomie.
http://www.dbnl.org/tekst/lind006gesc01_01/lind006gesc01_01_0005.php
2. De anatomie houdt de leer van de bouw van het menselijk lichaam in. De studie van zieke
organen wordt de pathologische anatomie genoemd. Een patholoog is dan ook een persoon
die kennis heeft van lichamelijke afwijkingen veroorzaakt door ziekte.
http://www.encyclo.nl/begrip/anatomie
http://nl.wikipedia.org/wiki/Anatomie
http://nl.wikipedia.org/wiki/Pathologische_anatomie
7. Schrijf een korte samenvatting van de 'oplossing' van dit probleem
Na de Humorenleer waarna in de Middeleeuwen was gehandeld, kwam na de Middeleeuwen de
pathologische anatomie op. Deze leer houdt in dat er mensen zijn die zich bezighouden met
lichamelijke afwijkingen die door ziekte zijn veroorzaakt. Hierbij werd dus niet meer uitgegaan van
een verstoring in het evenwicht (zoals bij de Humorenleer wel het geval was) en het praktisch
uitvoeren van behandelingen was dan ook gebaseerd op de pathologische anatomie en niet meer
op de Humorenleer.
procescontrole docent
(punten, datum)
_______________
Bloed, slijm en gal: Humorenleer
Artsen doen praktisch werk: ze proberen hun patiënten te genezen. Maar hoe ze dat
werk aanpakken, hangt af van hun theoretische denkbeelden. Wanneer je denkt dat een
ziekte veroorzaakt wordt door een bacterie of een virus, probeer je dat virus te
bestrijden. Maar wanneer je denkt dat de oorzaak niet ligt in een invasie van buitenaf,
maar een verstoring van het innerlijke evenwicht van het lichaam, dan ga je op zoek
naar een manier om dat evenwicht te herstellen - bijvoorbeeld door toedienen of
wegnemen van de stoffen die er teveel of te weinig aanwezig zijn.
In de oudheid en de middeleeuwen werkten veel artsen op basis van de humorenleer.
Volgens deze leer bestaan er vier lichaamssappen: bloed, slijm, zwarte gal en gele gal. In
een gezond lichaam zijn deze sappen met elkaar in evenwicht. Bij ziekte is het evenwicht
verstoord: er is dan te veel of te weinig van een van de lichaamssappen. Behandeling is
gericht op herstellen van het evenwicht. Zo zal een arts opdracht geven tot aderlaten
wanneer de symptomen wijzen op een teveel aan bloed.
Na de middeleeuwen is de humorenleer langzaam vervangen door andere theorieën. Een
nieuw idee was bijvoorbeeld dat een ziekte het gevolg was van een afwijking op een
bepaalde plek in het lichaam (en niet een verstoring van het gehele evenwicht).
Behandeling werd steeds chirurgischer. Door een andere theorie ontstond ook een
andere praktijk.
Mogelijke vraagstellingen:

De
héle
humorenleer
De humorenleer omvatte veel meer dan alleen maar lichaam en ziekte. Zo konden
met behulp van de humoren ook karaktereigenschappen verklaard worden. En de
lichaamssappen waren, bijvoorbeeld, verbonden aan bepaalde planeten. Het was
een holistische theorie. Probeer een beeld te krijgen van de hele humorenleer, en
deze te omschrijven. Laat zien hoe in een holistische theorie alles met elkaar
samenhangt.

Van
humorenleer
naar
pathologische
anatomie
In de achttiende eeuw ontstond de pathologische anatomie. Hierin werden ziektes
niet verklaard door een verstoord evenwicht tussen de humoren, maar door een
afwijking op een specifieke plek in het lichaam. Hoe ontstond deze theorie? En
waarom verdween de humorenleer? Wat hield de nieuwe theorie precies in? En
wat voor gevolgen had ze voor de behandeling van zieken?
http://www.proevenvanvroeger.nl/eindopdrachten/humorenleer/index.html
Download