Dr - infernix

advertisement
Dr. Gregory A. Boyd
Edward K. Boyd
Brieven
van
een
scepticus
Een zoon
schrijft met zijn
ongelovige vader
Vijfde druk
Uitgeverij De Vuurbaak Barneveld
In liefdevolle nagedachtenis opgedragen aan Arlyle Boyd
Copyright C 2001 Uitgeverij De Vuurbaak, Barneveld
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door
fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
ISBN 90 5560 188 8 NUGI 632
Omslag: Rob Lucas Vertaling: B. Seldenthuis
Copyright C by SP Publications, Inc.
Original edition published in English under the title Letters From a Skeptic by Chariot Victor Publishing, a division
of Cook Communications, 4050 Lee Vance View, Colorado Springs, Colorado 80918, USA.
Inhoud
Woord vooraf
Uitnodiging
Zullen we eens praten over het christelijk geloof?
DEEL 1:
VRAGEN OVER GOD
Eerste briefwisseling
Waarom heeft het christendom zoveel schade aangericht?
Tweede briefwisseling
Waarom is er zoveel leed in deze wereld?
Derde briefwisseling
Is het risico dat deze vrijheid met zich meebrengt wel al dat lijden waard?
Vierde briefwisseling
Weet God wat er in de toekomst gebeurt?
Vijfde briefwisseling
Waarom schept God aardbevingen en hongersnoden?
Zesde briefwisseling
Waarom heeft God satan geschapen?
Zevende briefwisseling
Is jouw God almachtig?
Achtste briefwisseling
Waarom zou je überhaupt in God geloven?
Negende briefwisseling
Waarom zou alles er niet toevallig zijn?
Tiende briefwisseling
Waarom heeft God je moeder niet in leven gelaten?
Elfde briefwisseling
Waarom heeft een almachtige God eigenlijk gebeden nodig?
Twaalfde briefwisseling
Waarom zou God iets geven om kleine mensen zoals wij?
DEEL 2:
VRAGEN OVER JEZUS CHRISTUS
Dertiende briefwisseling
Waarom zou je het verslag van het evangelie vertrouwen?
Veertiende briefwisseling
Zitten de evangeliën niet vol tegenstrijdigheden?
Vijftiende briefwisseling
Wie schreef de evangeliën en wanneer?
Zestiende briefwisseling
Hoe kun je nu geloven dat er een mens uit de dood is opgestaan?
Zeventiende briefwisseling
Hoe kun je nu geloven dat een mens God is?
DEEL 3:
VRAGEN OVER DE BIJBEL
Achttiende briefwisseling
Waarom maakt God het zo moeilijk om in Hem te geloven?
Negentiende briefwisseling
Waarom is volgens jou de Bijbel geinspireerd?
Twintigste briefwisseling
Staat de Bijbel niet vol met mythen en met Gods wraak?
Eenentwintigste briefwisseling
De Rooms Katholieke Kerk heeft de Bijbel toch samengesteld?
Tweeëntwintigste briefwisseling
Waarom zijn er zoveel verschillende interpretaties van de Bijbel?
Drieëntwintigste briefwisseling
Wat moeten we aan met de `heilige boeken 'van andere godsdiensten?
DEEL 4:
VRAGEN OVER HET CHRISTELIJK LEVEN EN DE CHRISTELIJKE LEER
Vierentwintigste briefwisseling
Gaan alle niet-christenen naar de hel?
Vijfentwintigste briefwisseling
Hoe kun een God die liefde is, mensen eeuwig martelen in de hel?
Zesentwintigste briefwisseling
Is het niet onmogelijk om als christen te leven?
Zevenentwintigste briefwisseling
Hoe kan ik nu vergeving krijgen door andermans dood?
Achtentwintigste briefwisseling
Hoe kan ik tegelijkertijd heilig en zondig zijn?
Negenentwintigste briefwisseling
Hoe kan ik er nu zeker van zijn dat het allemaal waar is?
EPILOOG
Ik geloof!
Edward K. Boyd woont in Lake Placid, Florida. Hij is vader van zes kinderen,
grootvader van vijftien kleinkinderen en overgrootvader van negen
achterkleinkinderen. Hij heeft 35 jaar bij Uniroyal Tire Company gewerkt in de
verkoopleiding. Na vele jaren agnost geweest te zijn, werd de heer Boyd op 73jarige leeftijd christen.
Gregory A. Boyd is hoogleraar in de theologie aan het Bethel College te St-Paul,
Minnesota. Hij haalde zijn doctoraal filosofie op de universiteit van Minnesota, zijn
theologische bevoegdheid aan de Yale Divinity School, en promoveerde aan het
Princeton Theological Seminary. Hij is bevestigd als predikant en is dominee van
Woodland Hills Church in St-Paul, Minnesota. Hij heeft drie boeken en talloze
artikelen over theologische onderwerpen gepubliceerd. Hij is gehuwd met Shelley
Boyd en heeft drie kinderen.
Woord vooraf
Uitzonderlijk intelligent, door en door sceptisch, van een zeer sterke wil en
zeventig jaar oud - zou er een onwaarschijnlijkere kandidaatbekeerling te vinden
zijn dan mijn vader? Hij had mij weinig reden tot hoop daarop gegeven. Mijn vader
had nooit enige openheid ten opzichte van het evangelie getoond. Hij koesterde
alleen maar wrok tegenover de kerk en had een uitgesproken afkeer van wat hij
`van die wedergeboren types' noemde. In de veertien jaar die verliepen vanaf het
moment dat ik christen werd tot aan het begin van onze correspondentie hebben hij
en ik maar een paar gesprekken gehad over het geloof. Ze verliepen allemaal
ongemakkelijk, waren zeer kort en volslagen nutteloos. Eerlijk gezegd had ik de
hoop op zijn redding al zo goed als helemaal opgegeven.
Maar ondanks dat voelde ik me vanaf maart 1989 heel sterk gedrongen door de
Here om nog eens te proberen het christelijk geloof te bespreken met mijn vader.
Ditmaal niet in de vorm van gesprekken, maar per post. Mijn idee was een
langdurige dialoog waarin we al onze kaarten op tafel zouden leggen. Ik zou hem
gelegenheid geven om al zijn bezwaren tegen de waarheid van het christelijk geloof
uiteen te zetten. Hij zou mij de gelegenheid geven om op deze bezwaren te
reageren en ook positieve gronden te geven om in Christus te geloven. Eerlijk
gezegd dacht ik in het begin dat er niet veel van terecht zou komen. Maar wat had
ik te verliezen?
Tot mijn verrassing nam mijn vader de uitnodiging aan. En bijna drie jaar en dertig
brieven na het begin van onze briefwisseling gebeurde het op 15 januari 1992 dat
Jezus als Here en Redder in het leven van Edward K. Boyd kwam.
Om verschillende redenen denk ik dat het waardevol is om deze correspondentie
publiek te maken. In de eerste plaats zijn er massa's christenen die, net zoals ik,
mensen kennen van wie ze houden, maar die niet gelovig zijn. Sommigen van hen
zijn misschien even rationalistisch, even sceptisch als mijn vader en kennelijk even
`hopeloos'. Ik bid dat deze correspondentie tussen mijn vader en mij ook voor
anderen zinvol mag zijn, niet alleen als bron van hoop, maar ook als bron van
informatie voor gelovigen die in vergelijkbare omstandigheden verkeren. De
vragen en bezwaren die mijn vader opwerpt, zijn de meest voorkomende vragen en
bezwaren die niet-gelovigen hebben omtrent het christelijk geloof.
In de tweede plaats kan deze dialoog de helpende hand bieden, zowel aan
gelovigen die worstelen met de rationele fundering van hun geloof, als ook aan
niet-gelovigen die net als mijn vader over de waarheid van het christelijk geloof
aan het nadenken zijn. Hoewel onze correspondentie zeker geen uitputtende kritiek
en verdediging van het christelijk geloof geeft, betreffen de scherpe vragen van
mijn vader toch bijna alle relevante tegenwerpingen en roepen ze vrijwel alle ter
zake dienende overwegingen ter verdediging van het christelijk geloof op. En ten
slotte kan, naar ik geloof, deze correspondentie van dienst zijn voor studenten in de
apologetiek en persoonlijke evangelisatie. Veel te vaak wordt de studie van de
apologetiek gezien als een `ivoren toren' discipline die van maar weinig nut is voor
waar het werkelijk om gaat bij het verbreiden van het evangelie. Tegenwerpingen
tegen het christelijk geloof, zo nemen we vaak aan, zijn `in werkelijkheid' moreel,
en niet verstandelijk van aard. Wat zondaars nodig hebben is prediking, geen
redeneringen.
Ik hoop van harte dat deze dialoog kan helpen deze mythe te ontzenuwen.
Natuurlijk is er bij een ongelovige altijd een spirituele dimensie in zijn weerstand
tegen het evangelie (2 Korintiërs 4:4) en verstandelijke beschouwingen zijn nooit in
en van zichzelf voldoende om een ongelovig hart te bekeren. Gebed en geestelijke
oorlogvoering zijn daarbij altijd nodig. Maar dat betekent zeker niet dat de rationele
obstakels die de ongelovigen tegen het geloof opwerpen, niet serieus gemeend zijn.
En ook niet dat de gelovigen de verstandelijke fundering van het geloof dat zij
aanhangen niet zouden hoeven kennen en uitdragen. De Schrift vooronderstelt die
verantwoordelijkheid zelfs (1 Petrus 3:15). Deze briefwisseling illustreert hoe
intellectuele en spirituele elementen in de weerstand van de ongelovige tegen het
evangelie hand in hand kunnen gaan, en ook hoe men beide elementen gelijktijdig
kan behandelen. Zij illustreert ook hoe praktisch en effectief de apologetiek kan
zijn. Het is een voorbeeld van hoe God intellectuele overwegingen kan gebruiken
om het hart te bereiken van iemand wiens verstand en hart tevoren ondoordringbaar
waren voor het licht van het evangelie, en om dat hart te veranderen. En ten slotte
is deze correspondentie een getuigenis van de transformerende kracht van
volhardende liefde en eerlijke communicatie in het uitdragen van het evangelie. Er
moet wellicht nog iets gezegd worden over deze briefwisseling. Mijn vader en ik
hebben, in samenwerking met de uitgever van dit werk, geprobeerd om de
oorspronkelijke correspondentie tussen ons zoveel mogelijk onveranderd te laten.
Een zekere mate van bewerking was wel nodig ter wille van de helderheid en
opbouw (dat wil zeggen dat de oorspronkelijke correspondentie niet zo vloeiend
thematisch verliep als in de huidige vorm), maar we hebben zoveel mogelijk de
originele bewoordingen laten staan. In de meeste gevallen hebben we bijvoorbeeld
niet geprobeerd om het taalgebruik van mijn vader wat `op te schonen', want we
hadden het idee dat dat de authenticiteit van ons gesprek alleen maar zou
verzwakken. We bieden onze verontschuldigingen ervoor aan als sommige lezers
dat wat te grof vinden. Zo hebben we ook in het belang van de authenticiteit de
nogal informele manier waarop ik soms de Schrift citeerde, gehandhaafd. Als er
letterlijke citaten zijn gegeven, dan komen die uit de NBG-vertaling (van 1951).
Ik zou graag mijn dank uitspreken aan allen die geholpen hebben om deze
correspondentie in boekvorm over te brengen. Mijn diepe waardering gaat uit naar
de studenten van mijn interimcursus apologetiek van het Bethel College voor hun
van veel inzicht getuigende commentaren en hun redactionele suggesties
betreffende deze verzameling brieven. Het was een genoegen om gedurende dat
studiejaar de vreugde over mijn vaders bekering met hen te delen. Ook gaat mijn
dank uit naar de deelnemers aan mijn vroegere cursussen apologetiek, zowel op
Bethel als op de `Kerk van de Open Deur', voor de inzichten waarvan ze mij
deelgenoot maakten bij het lezen van verschillende brieven van mijn vader in de
loop van de lessen.
Natuurlijk ben ik mijn vader heel diep dankbaar dat hij open heeft gestaan voor
deze dialoog en zoveel van zijn gedachten, gevoelens, tijd en leven in deze
correspondentie heeft geïnvesteerd. Zijn eerlijkheid, zijn oprechtheid, zijn `geen
flauwekul'-houding komen op een heel verfrissende manier door heel onze
correspondentie heen aan het licht. Daar dank ik hem hartelijk voor. Ik wil hem ook
bedanken dat hij me vanaf het begin toestemming heeft gegeven om deze brieven
ook aan mijn studenten te laten lezen en dat hij me nu toestemming geeft om ook u
deelgenoot te maken van heel onze dialoog. En ten slotte willen mijn vader en ik
beiden uitdrukking geven aan onze grote dankbaarheid jegens onze Here Jezus
Christus. Ons beider leven is er bewijs van dat zijn genade werkelijk
verbazingwekkend is. Wij bidden dat deze verzameling brieven van enig nut zal
zijn om ook anderen- van wie je vroeger misschien dacht dat zij hopeloze gevallen
waren - tot dezelfde `verbazingwekkende genade' te brengen.
Dr. Gregory A. Boyd
De uitnodiging:
aan vader, in hoop
10 maart 1989
Beste vader,
Ik hoop dat alles goed gaat met u en Jeanne in het zonnige Florida daar in het
zuiden. Afgezien van een griepvirusje dat bij ons huis rondhangt komen we ook de
laatste - en erg langdurige - fase van de winter hier in Minnesota behoorlijk goed
door. Maar je vraagt je wel af: zal het ooit lente worden?
Ik heb hier iets dat u wel zal interesseren. Gisteren kreeg ik een uitnodiging van het
Islamitisch Centrum van Minnesota om een publiek debat te houden met een
bekende Islamitische geleerde over de Drieeenheid op de Universiteit van
Minnesota. Misschien tegen beter weten in heb ik de uitnodiging toch aangenomen.
Deze man is een ervaren debater wiens academische prestaties haast
encyclopedisch zijn! Ik ben er een beetje door geïntimideerd, maar ik ben er ook
opgewonden van dat ik deze gelegenheid krijg. Het debat zal plaatsvinden op 13
april. Dat brengt me meteen bij de kern van mijn brief. Zoals u weet geef ik hier op
Bethel onderwijs in de apologetiek. Apologetiek is de studie betreffende de
verdediging van het christelijk geloof tegen bedenkingen die niet-christenen hebben
en ook om positieve redenen aan te voeren voor de betrouwbaarheid van het
christelijk geloof. Op het academische vlak is dat mijn eerste liefde. Mijn debat met
de mohammedaanse geleerde in april zal een oefening in de apologetiek zijn.
Maar wat u niet kunt weten, omdat ik u dat nooit verteld heb, is dat ik het aan u te
danken heb dat ik in deze wetenschap terecht ben gekomen. Ik wil u daar dan ook
hartelijk voor bedanken. Toen ik zo'n veertien jaar geleden christen werd, was u
echt bezorgd dat ik me in een of andere redeloze cultus had gestort. (En eerlijk
gezegd had u dat toen helemaal niet zo erg mis!) Daarom daagde u mij voortdurend
uit met vragen over en tegenwerpingen tegen mijn geloof. In die tijd kon ik dat niet
zo erg waarderen, maar dat doe ik nu zeker wel. Ik houd van u, ook omdat u dat
gedaan heeft. U dwong mij om serieus en kritisch na te denken over wat ik
geloofde en waarom ik dat geloofde. Door u ben ik in de apologetiek terecht
gekomen.
Maar na ongeveer een jaar kwamen onze discussies over het christendom toch tot
stilstand. Uw bezorgdheid verminderde, ik denk omdat mijn christelijk geloof rijper
werd, minder `cultisch' en bekrompen. Bij verschillende gelegenheden heb ik sinds
die tijd nog wel eens het onderwerp `christelijk-zijn' ter sprake gebracht bij u in
meer algemene zin, maar we zijn nooit echt verder en dieper op de zaak ingegaan.
En dat brengt me bij het doel waarvoor ik deze brief schrijf.
Vader, ik zou er erg veel zin in hebben om met u een diepgaande dialoog te
beginnen over waarom ik de laatste veertien jaar volhard heb in mijn christen-zijn.
Dat is niet alleen, en zelfs niet in de eerste plaats, omdat ik van apologetiek houd.
Het is voornamelijk omdat ik van u houd. Je kan het iemand niet verwijten dat hij
een ander om wie hij heel veel geeft, iets wil geven wat voor hem het meest
waardevol is. En dat is nu net wat ik met u wil doen. Mijn geloof in Jezus Christus,
de ervaring die ik heb van zijn reddende kracht en zijn liefde, is het enig
belangrijke en kostbaarste ter wereld voor mij. Ik geloof eigenlijk dat het het
kostbaarste is dat welke mens dan ook op deze aarde maar kan hebben. Ik geloof
ook dat een relatie met Christus het belangrijkste is dat iemand hebben kan, omdat
dit naar mijn overtuiging consequenties heeft voor de eeuwigheid.
Het trof me als vreemd en verkeerd dat ik zoveel tijd aan anderen besteed met
discussiëren over het christelijk geloof, terwijl ik dat niet eens tot op de bodem met
mijn eigen vader gedaan heb, door wiens zorg en bezorgdheid ik toch in de eerste
plaats in dit vakgebied terecht gekomen ben! U bent nu zeventig jaar en eerlijk
gezegd denk ik dat het wel zo'n beetje tijd is dat ik met deze discussie begin. Het
lijkt me ook gewoon goed, als deel van onze verhouding als vader en zoon, dat we
open tegenover elkaar staan wat betreft onze kijk op de wereld. Nu ken ik u, vader.
En daarom weet ik dat het absoluut niet werkt om tegen u te `preken'. (Ik heb dat
geprobeerd in het eerste jaar dat ik christen was, weet u nog?) Maar geloof me, ik
heb die neiging nu helemaal niet. Wat ik u juist zou willen voorstellen is dat we een
discussie opzetten over het christelijk geloof. Ik zou het fijn vinden om u
gelegenheid te geven al de argumenten die u hebt om geen christen te zijn aan mij
voor te houden. En ik zou er ook prijs op stellen als u mij de gelegenheid gaf om u
al de redenen uit te leggen waarom ik er wel een ben.
Zou u dat willen doen? Ik denk dat dat voor ons beiden op zijn minst heel
stimulerend zal zijn en dat we elkaar beter zullen leren kennen. Iemand uitdagen
om zijn geloof te verdedigen - wat voor geloof dat dan ook mag zijn-is altijd goed.
Als het geloof die vuurproef niet kan doorstaan, is het geen knip voor de neus
waard - of dat nu het christelijk geloof betreft of het atheïsme. Laten we elkaar dus,
in liefde, uitdagen. Wat vindt u ervan?
Oprecht de uwe, in hoop.
Greg
DEEL 1
VRAGEN OVER GOD
Eerste briefwisseling
Waarom heeft het christendom
zoveel schade aangericht?
13 maart 1989
Beste Greg,
Gisteren heb ik je brief ontvangen en die gaf me nogal te denken.
Laat ik je in de eerste plaats vertellen dat ik enthousiast ben over het debat dat je
zult hebben met die islamitische geleerde. Ik wou dat ik erbij kon zijn. Als dat
mogelijk is, kun je me er dan een bandje van toesturen? Laat me dat eventjes
weten.
Ik vind je idee om over het onderwerp `christendom' een gesprek te houden heel
interessant en ik vind het leuk om erop in te gaan. Ik heb tijd genoeg. Overigens
denk ik wel dat je me veel te hoog aanslaat, Greg. Mijn geloof (of mijn gebrek
daaraan) is niet zozeer gebaseerd op een of ander positief standpunt van mij, als
wel op een hele massa negatieve. Ik kan heel wat opsommen wat ik verkeerd vind
aan de meeste religieuze en politieke gezichtspunten, maar ik ben helemaal niet zo
zeker over wat ik persoonlijk geloof- in ieder geval niet als het gaat over religieuze
zaken. Ik heb gewoon geen `geloof' of 'wereldbeschouwing'. Ik weet alleen maar
zeker wat ik niet geloof. Ook ben ik niet, zoals jij, een geoefend filosoof, dus als je
me gaat schrijven zoals je deed in je dissertatie, vergeet het dan maar! Dan kan ik je
toch niet volgen. Je zult het dus simpel moeten houden. Zoals je weet, heb ik
bewondering voor de opleiding die je gedaan hebt, Greg, en ik heb me vaak
afgevraagd hoe dat toch zit, dat je in dat christendom blijft geloven, ondanks de
nogal vrijzinnige scholen die je hebt bezocht. Dat is me een compleet raadsel. Ik
vind het allemaal nogal onwaarschijnlijk. Maar goed, ik ben nooit iemand geweest
die de kans op een goeie discussie liet schieten, dus waarom zou ik daar nu mee
beginnen?
Je hebt me gevraagd alle bezwaren die me te binnen schieten ter sprake te brengen,
dus laat ik maar meteen met de deur in huis vallen. Hier is er eentje waar ik vaak
over gepiekerd heb: als God liefde is en almachtig, hoe heeft Hij de mensheid dan
zó lang zó veel kwaad laten aandoen door de kerk? Die kerk wordt toch
verondersteld zijn ware kerk te zijn, zijn vertegenwoordigster op aarde? Dat hebben
ze me tenminste geleerd toen ik nog rooms-katholiek was. Dus vraag ik me af waar
God was toen de christenen de moslims en de joden - inclusief vrouwen en
kinderen - tijdens de `heilige' kruistochten afslachtten. Waarom stond God `zijn
volk' toe om bijna de hele Joodse `ongelovige' bevolking te verbranden in de tijd
van de Inquisitie in Spanje? Als God liefde is, waarom zou Hij dan de kerk toestaan
deel te nemen aan zoiets als de Holocaust (in het beste geval keek zij de andere
kant op) - en dat alles `in zijn naam' te doen? Voor mij is dit alleen al meer dan
genoeg bewijs dat de kerk totaal geen filosofie bezit die aanspraak op waarheid kan
maken. En het was toch déze kerk, nietwaar, die vaststelde welke boeken
`goddelijk' waren en samen de `Heilige Schrift' zouden vormen? Wat mij betreft is
dat al genoeg om de Bijbel als een lachertje te verwerpen. Nou, jij wilde een
bezwaar. Hier heb je er één. Ik ben benieuwd naar je antwoord.
Doe de hartelijke groeten aan Shelley en de kinderen. Liefs,
Pa
16 maart 1989
Lieve vader,
Heel hartelijk bedankt voor uw brief. Wat het debat betreft, als ik de kans krijg, zal
ik een bandje voor u regelen. Ik weet dat ze voorgaande debatten zelfs op video
hebben gezet (de man met wie ik in debat ga heeft meer dan driehonderd van zulke
video's in zijn archief!), maar ik weet niet wat de mosliminstelling die dit debat
sponsort van plan is. Ik zal het u wel laten weten.
Ik ben erg blij dat u belangstelling heeft voor een discussie over het christelijk
geloof en bereid bent eraan deel te nemen. Ik voel nu al dat het leuk gaat worden en
voor ons allebei heel stimulerend zal zijn. Ik weet dat u, zoals u zelf zegt, veel
zekerder bent van wat u niet gelooft dan van wat u wel gelooft. Dat is prima. Het is
altijd gemakkelijker om van een onjuiste theorie te bewijzen dat hij onjuist is, dan
van een juiste theorie de juistheid aan te tonen. Daarom is het redelijk om meer
meningen te hebben over wat je als onjuist ziet, dan over wat je als waar
beschouwt. Dat is een teken van een gezonde, kritische geest. Ik zou u alleen maar
willen vragen of u wilt proberen ook zo'n open houding aan te nemen voor de
mogelijkheid dat er in de klassiek-christelijke leer op zijn minst enkele centrale
overtuigingen zijn die waar zijn. De enige stelling die ik wil proberen te verdedigen
is deze: dat de grondbeginselen van het christelijk geloof de meest redelijke zijn om
het leven op te baseren. Het geloof dat er een persoonlijke, liefhebbende God is die
Zich uiteindelijk geopenbaard heeft in en door Jezus Christus, die door deze mens
verlossing uit genade gebracht heeft voor de wereld, en die de Bijbel geïnspireerd
heeft om ons Zichzelf te leren kennen en op Hem te reageren. Ik beweer dat deze
overtuigingen met meer bewijzen gestaafd zijn en meer voldoening schenken dan
welke wereldbeschouwing ook die iemand erop na kan houden. En eerlijk gezegd is
het mijn doel om u te overtuigen van de waarheid van dit geloof en u in relatie met
Jezus Christus te brengen. Uit eigen ervaring ken ik de volheid van leven, de vrede
en de vreugde die deze relatie geeft en die wil ik met u delen. En ik beloof u ook
om mijn aandeel in de discussie op het niveau van de leek te houden, zoals u
gevraagd hebt.
De tegenwerping die u maakt in uw brief is een heel goede. (Ik sla u dus niet te
hoog aan, zoals u bescheiden veronderstelt). Mijn eerste en voornaamste antwoord
is dat ik niet denk dat we God verantwoordelijk kunnen stellen voor wat de Rooms
Katholieke Kerk - of welke kerk of godsdienst ook maar - heeft gedaan of zal doen.
Vanuit mijn gezichtspunt is de God waar de Bijbel het over heeft en die in Jezus
Christus vleesgeworden is, een God van liefde, en dat houdt in dat Hij een God van
vrijheid is. Wantje kunt niet liefhebben zonder vrij te zijn. We zijn geschapen met
het vermogen om voor de liefde te kiezen, dus ook met het vermogen om voor het
tegenovergestelde - het kwaad - te kiezen. De veronderstelling dat God
verantwoordelijk is voor ons kwaad - zelfs het kwaad dat `in zijn naam' gedaan
wordt - is naar ik vermoed de veronderstelling dat mensen robots zijn die alleen
maar een goddelijk voorgeprogrammeerd plan uitvoeren. Maar als dat het geval is,
kunnen we nooit liefhebbende wezens zijn. Ik stel dat uiteindelijk al het kwaad in
de wereld wordt veroorzaakt door beslissingen van een vrije wil die buiten God om
genomen worden. Wat God wil en wat Hij doet is altijd goed. Alles wat niet goed
is, heeft zijn oorsprong in iets of iemand anders dan God.
Dat de `christelijke kerk' verkozen heeft al het kwaad te doen waar u over schrijft,
en dat met gebruikmaking van Gods naam, bewijst volgens mij alleen maar, dat
niet alles wat zich tooit met de naam 'christelijk', noodzakelijkerwijs ook christelijk
is. Het christelijk geloof is geen religie of een bepaald soort instituut. Het is een
relatie. Binnen de religie van het christendom zijn en waren er altijd echte
christenen - mensen die door Jezus Christus gered zijn en een band met Hem
hebben, die hen blijvend verandert. Dit feit verklaart het vele, onvoorstelbaar goede
dat het christelijk geloof aan deze wereld heeft geschonken (ondanks alle kwaad).
Maar de christelijke `religie', het instituut `kerk' is op zichzelf niet christelijk.
Alleen mensen kunnen christelijk zijn, instituten niet.
Daarom wil ik een scherp onderscheid maken tussen het christelijk geloof dat ik
verdedig en de `christelijke kerk': die twee hebben niet noodzakelijk meer dan hun
naam gemeenschappelijk. Ik pieker er zelfs niet over om alles te verdedigen wat
onder het etiket `christelijk' gedaan is. Net als u ben ik woedend over veel dingen
die onder dat mom gebeurd zijn.
Wel, nogmaals dank voor uw antwoord. Ik ben erg blij dat we deze open
gedachtewisseling kunnen hebben. Neem de tijd om mijn antwoord te verwerken
en geef me dan uw reactie. Goed?
De hartelijke groeten,
Greg
Tweede briefwisseling
Waarom is er zoveel leed
in deze wereld?
23 maart 1989
Beste Greg,
Fijn om zo gauw antwoord te krijgen. Het verbaast me dat je ondanks de drukte van
je werk dit tempo van brievenschrijven aan kunt houden. Ik heb aardig wat tijd
beschikbaar, dus bepaal jij het tempo maar. Het doet me, net als jou, genoegen om
onze gedachten de vrije loop te laten.
Het onderscheid dat je maakt tussen de `christelijke kerk' en de 'christenen' is
interessant en ook nieuw voor mij, maar eerlijk gezegd wil dat er bij mij niet in. De
kerk wordt toch geacht Gods gezag hier op aarde te vertegenwoordigen? Of is dat
alleen maar een rooms-katholieke gedachte die ik hier of daar meegenomen heb?
Hoe dan ook, je zou toch denken dat God - als die kerk zijn voertuig tot redding
van de wereld is - op zijn minst toezicht houdt op enkele van haar activiteiten.
Maar eigenlijk is dit alleen maar een deel van een veel groter probleem dat ik heb
met de idee van een God die liefde is. Het gaat niet alleen om het kwaad in de kerk,
het gaat om het probleem van het kwaad in de hele wereld. Als God deze wereld
geschapen heeft en ervoor zorgt, waarom is er in die wereld dan zo verrekte veel
leed? In je brief geef je als antwoord dat God daar niet voor verantwoordelijk
gehouden kan worden, omdat Hij de mens vrijheid gaf om te kiezen tussen goed en
kwaad. Maar Greg, volgens mij kan je die vraag niet zo gemakkelijk onder het
tapijt vegen. Als de vrijheid om voor het kwade te kiezen pijn en leed voor
onschuldige mensen tot gevolg heeft, dan is God gewoon niet de `liefhebbende'
God die jij van Hem maakt!
Ik zat hier juist over na te denken toen ik las van een gestoorde man hier in Florida
die uit de gevangenis was vrijgelaten nadat hij daar zeven of acht jaar vastgezeten
had wegens verkrachting van een jong meisje en het afhakken van haar beide
armen. Zo had hij haar voor dood achtergelaten. Het was zijn vrije keus om die
misdaad te begaan. Maar wat voor keus had het onschuldige meisje? Het lijkt erop
dat de `liefdevolle', beschermende God haar compleet vergeten had. Waarom hecht
God waarde aan de vrijheid van een crimineel, maar niet aan de vrijheid van een
slachtoffer? Laat me nog wat anders noemen: de droogte in Afrika, die veroorzaakt
dat miljoenen mensen verhongeren omdat er geen regen valt. Daar gaat het niet
meer om keuzes. De natuur klungelt met de watervoorziening en dus sterven er
miljoenen mensen, allemaal onschuldig en voor het grootste deel kinderen, een
gruwelijke dood. Waar is de `liefhebbende en beschermende' God ondertussen? Of
vergat Hij ze gewoon? Of straft God ze voor een paar zonden, of omdat ze moslim
zijn, zoals ik een idiote christelijke evangelist heb horen zeggen? Dat zou nog erger
zijn dan een God die hen alleen maar vergeet! Het punt is: deze wereld lijkt
helemaal niet op het soort wereld dat we zouden moeten hebben als er een
almachtige en liefhebbende God achter zou staan. En ik zie niet in hoe jouw
verklaring met vrijheid en zo die situatie veel verbetert.
Nou, ik vind het welletjes voor deze keer. Ik zie naar je antwoord uit. Veel liefs,
Pa
29 maart 1989
Lieve vader,
Nou, pa, ik moet toegeven dat u een paar bijzonder waardevolle punten aanroert in
uw brieven. U stelt de moeilijkste vragen waarmee je een theïst kunt confronteren.
Dit is echt het betere werk. Wel, u vraagt zich af hoe een liefhebbende God het kan
toelaten dat een meisje verkracht en verminkt wordt door een zieke gek. U gelooft
niets van de verklaring dat God die zieke gek een vrije wil heeft gegeven, omdat
die verklaring de (geschonden) vrije wil van dat meisje niet in rekening brengt.
Dat is zo'n moeilijke vraag, dat het bijna ongevoelig lijkt daar een antwoord op te
willen geven. Natuurlijk, de emotionele klap die je van zo'n nachtmerrie oploopt,
maakt het heel begrijpelijk dat je woedend wordt op God en iedereen in de wereld.
Voor degenen die door zo'n ramp getroffen worden, is woede de enige begrijpelijke
directe reactie. In de Bijbel zelf zijn ook de eerlijke vragen en zelfs boze gebeden
van vele `geloofshelden' (bijv. Job, David, Jeremia) opgetekend. God voelt Zich
niet bedreigd door onze woede of twijfels. Maar wanneer de kruitdamp wat is
opgetrokken, wordt het tijd om eens door te denken over de vraag wie er nu
eigenlijk verantwoordelijk is voor dit kwaad. En als we dat doen, beweer ik dat we
die verantwoordelijkheid niet aan God kunnen ophangen. Het lijkt me, pa, dat áls
God zijn schepselen dan een vrije wil geeft, Hij ook ruimte moet laten voor de
mogelijkheid dat ze misbruik te maken van die vrijheid, zelfs als dat betekent dat
anderen pijn gedaan wordt. Echt vrij zijn is moreel verantwoordelijk zijn en moreel
verantwoordelijk zijn betekent moreel verantwoordelijk zijn tegenover elkaar. Wat
is de vrijheid om lief te hebben of niet lief te hebben als het niet betekent de
vrijheid om een ander te verrijken of kwaad te doen? God heeft dit dit zo gemaakt,
omdat het alternatief zou zijn een ras van robots die niet werkelijk kunnen
liefhebben - maar zulke robots zijn de moeite van het scheppen nauwelijks waard,
vindt u wel?
Dus waarom komt God niet steeds tussenbeide als iemand zijn vrijheid wil
misbruiken om een ander te beschadigen? Het antwoord zit hem, volgens mij, in
het wezen van de vrijheid zelf. Als de uitoefening van een vrijheid bij elk
(dreigend) misbruik verhinderd zou worden, zou het domweg geen vrijheid meer
zijn. Zie het eens zo: stel dat ik Denay vijf dollar geef. Kan ik dan de manier
waarop ze het uitgeeft helemaal onder controle hebben? Als ik elke keer ingrijp dat
zij een naar mijn idee verkeerde uitgave gaat doen, is het dan nog wel haar geld?
Geef ik haar dan werkelijk wat? Als zij van haar geld alleen maar dingen mag
kopen waarvan ik vind dat ze waardevol zijn, is het dan eigenlijk haar geld nog
wel? Is het dan in feite niet nog steeds mijn geld, dat ik indirect, via haar, uitgeef?
Zo is het ook met God als Hij ons echt vrijheid geeft. Dan moet die vrijheid ook, in
ieder geval in grote mate, onherroepelijk zijn. Hij moet ten opzichte van die
vrijheid, binnen bepaalde grenzen, een `handenthuishouding' hebben. God schept
vrije mensen die kunnen doen wat ze willen, en geen voorgeprogrammeerde
instrumenten die uiteindelijk altijd doen wat Hem behaagt.
Nou, ik hoop dat dit een beetje licht werpt op deze lastige kwestie. Als ik het goed
zie, is het huiveringwekkende kwaad dat mensen in deze wereld elkaar aandoen een
noodzakelijke mogelijkheid wil dit het soort wereld zijn waar liefde mogelijk is.
Zelfs voor God bestaat er geen andere manier. Laat me weten of u het anders ziet
en zo ja, hoe.
Ik kijk uit naar uw antwoord.
Met alle liefde, zoals steeds.
Greg
Derde briefwisseling
Is het risico dat deze vrijheid
met zich meebrengt
wel al dat lijden waard?
8 april 1989
Beste Greg,
Ik neem aan dat alles goed gaat met jou en je gezin. Kom je al wat verder met je
`moslimdebat'? Het spijt me dat ik een beetje traag reageerde op je laatste brief,
maar ik heb er een poos over na moeten denken.
Er zit wel wat in die stelling van jou over de verhouding tussen vrijheid en
verantwoordelijkheid. Dat boeit me zeer. Maar ik heb nog een andere vraag die me
niet loslaat. Was het wel zo wijs van de Schepper om zoveel op het spel te zetten
voor vrijheid? Daar kun je twijfels bij hebben. Is het dat allemaal waard? Een
wereld scheppen waarin gekken als Hitler en Stalin hun vrijheid kunnen gebruiken
om de vrijheid - en het leven - van miljoenen anderen weg te nemen, vind ik,
eerlijk gezegd een kwestie van belabberd management. Als God dan zoveel waarde
hecht aan vrijheid, wáárom maakt Hij die dan in 's hemelsnaam zó kwetsbaar, dat
de wil van één mens de vrijheid van miljoenen anderen kan vernietigen?
Is het dat allemaal wel waard? Vrijheid is leuk, maar ik weet niet of dat nu alle
kwaad en alle pijn in de wereld waard is. Als we dat zouden vragen aan dat
verkrachte en verminkte meisje, dan ben ik er zeker van dat zij zou zeggen, dat het
dat niet waard is. Stel dat je nog met de joodse slachtoffers van Auschwitz kon
praten, dan zouden zij zeggen: naar de hel met die `kostbare' vrije wil van Hitler.
Als je die Ethiopische moeder kon spreken van het stervende kind dat nog één
druppel melk uit haar uitgedroogde borst probeert te zuigen, dan betwijfel ik of zij
zou zeggen dat het dit waard is.
Sorry voor de harde noot die je te kraken krijgt, maar het lijkt me een wettige
vraag.
Veel liefs,
Pa
11 april 1989
Lieve vader,
Ik waardeer het dat u onze correspondentie serieus neemt. Het is duidelijk dat u
heel wat denkwerk verricht bij het schrijven ervan en dat vind ik prachtig. De vraag
die u aandraagt is absoluut wettig. Als antwoord op uw vraag zou ik vier punten
willen bespreken. In de eerste plaats stel ik dat het risico dat vrijheid met zich
meebrengt omgekeerd evenredig moet zijn aan het vermogen om het goede te
bewerken. Als ik de vrijheid heb om maar één mens lief te hebben, dan heb ik ook
de vrijheid om maar één mens te kwetsen. Als ik de vrijheid heb om een beetje van
ze te houden, dan heb ik ook de vrijheid om ze een beetje te beschadigen. Als ik
heel erg van ze kan houden, kan ik ze ook heel erg bezeren. Enzovoort.
Het feit dat wij mensen ongelooflijk veel kwaad kunnen doen, wijst er naar mijn
mening op dat we ook ongelooflijk veel goed kunnen doen. Ja, er bestaan Hitlers en
Stalins in deze wereld. Maar er zijn ook de Raoul Wallenbergs, de moeder
Theresa's, de Martin Luther King juniors. En ik zie geen mogelijkheid om wel de
laatsten te hebben zonder op zijn minst te riskeren dat ook de eerste soort
rondloopt. Als we de macht hebben om miljoenen mensen te verdrukken en af te
slachten, dan is dat omdat we ook de macht hebben om miljoenen mensen te
bevrijden en lief te hebben.
Ik kan me wel voorstellen dat u dit `belabberd management' vindt en misschien zou
het dat ook zijn als er een of andere manier was om het anders te doen. Maar ik
geloof niet dat die bestaat... In mijn visie is de mogelijkheid van goed en van
kwaad inherent aan vrijheid. De mogelijkheid van goed én de mogelijkheid van
kwaad zijn evenredig vertegenwoordigd. Dat wordt een metafysische waarheid
genoemd. Dat is net zoiets als de drie zijden van een driehoek. Als je vrijheid wilt,
dan moetje ook dit risico willen lopen.
En is het dat allemaal waard? Daarover gaat mijn tweede punt. Als je midden in
een gruwelijke tragedie zit, is het zeker te begrijpen dat je vindt van niet. Maar
denk dan eens over het volgende na. Weten we niet allemaal uit ons eigen leven dat
liefde zeer kan doen? Als we iemand liefhebben, als we kinderen opvoeden, als we
een hechte vriendschap ontwikkelen, gaat dat vaak met lijden gepaard. Ik weet dat
u daar ook het nodige van meegemaakt hebt in uw eigen leven. Mensen laten je
vallen, ze gaan dood, kinderen komen in opstand, enzovoort. En toch gaan we door
met liefhebben. Het is normaal om het laf te vinden, of triest, of ongezond als
iemand niet langer liefheeft. Als iemand nooit zou liefhebben, zou hij nooit hoeven
lijden. Maar dan zou hij ook nooit echt leven. Verkeert God nu niet in dezelfde
positie, maar dan op een kosmisch niveau? Het lijkt mij beneden de maat van Gods
grootheid dat Hij zou weigeren een wereld te scheppen waar liefde mogelijk is,
omdat het risico dan te groot zouden worden. Liefde is het enige dat de moeite van
het scheppen waard is! God hecht geen waarde aan vrijheid óm de vrijheid - het
gaat Hem om liefde. Vrijheid is gewoon het enige middel om dat doel te bereiken.
Dat brengt me bij mijn derde punt. Vanuit christelijk oogpunt raken de risico's die
met de schepping meekomen niet alleen, en zelfs niet in de eerste plaats, de
mensen. God zelf loopt een groot risico door de wereld te scheppen. De bijbelse
visie op God openbaart een God die door heel de geschiedenis heen geleden heeft
door de verkeerde keuzes van de mensen. En Hij lijdt omdat Hij liefheeft. In het
boek Hosea tekent God Zichzelf als iemand die getrouwd is met een vrouw die Hij
diep bemint, maar die maar niet trouw wil zijn. Ze doet zichzelf, haar echtgenoot en
haar kinderen kwaad door zich te prostitueren. God probeert dus voortdurend, met
heel veel pijn, zijn volk, zijn bruid, terug te roepen tot een relatie van trouw aan
Hem.
Sterker nog, de schepping is voor God volgens de Schrift zó riskant dat het voor
Hem betekende dat hij mens moest worden en een helse dood aan het kruis moest
sterven. Ondanks onze opstandigheid tegen Hem hield God zoveel van de wereld
dat Hij bereid was zover te gaan om een eeuwige relatie met ons te hebben. God
nam al de zonden van de wereld op Zich met alle pijn en alle straf die de zonde
veroorzaakt. Hij deed dat aan het kruis op Golgota. Dat hoefde Hij niet te doen.
Maar Hij deed het uit liefde - omdat liefde dat waard is. Liefde is het waard om
voor te sterven - zelfs vanuit God bezien.
Zo kom ik tot mijn vierde punt. We moeten nog antwoord vinden op de vraag of
liefde het ook vanuit het meest weidse perspectief dat er maar is, waard is, om er
voor te sterven. Als ons korte mensenleven het enige was dat er is; als het lijden en
de dood van slachtoffers het absolute einde van hun bestaan betekenden, dan
zouden we misschien met recht mogen stellen dat dat het risico niet waard is - in
elk geval niet voor de slachtoffers.
Maar als het christelijk geloof op waarheid berust, dan is dit gewoon niet het geval.
Ons tijdelijke leven hier op aarde vormt alleen maar een kort voorspel op een leven
dat eeuwig zal voortduren. Voor ontzettend veel mensen is dit leven vervuld met
niets anders dan pijn en lijden, maar vanuit het perspectief van de eeuwigheid
bezien is dit leven maar een klein stukje van het verhaal. Jezus is aan het kruis
gestorven met het doel dat mensen eeuwig zouden kunnen leven in de vrede en de
vreugde van God - de hemel. En de belofte van de Schrift is dat dat hemelse leven
zo zal zijn dat ons lijden in de tegenwoordige tijd daar niet tegen opweegt
(Romeinen 8:18). In het `licht' van Auschwitz moet het onbegrijpelijk mooi zijn en dat is precies wat de Schrift zegt (1 Korintiërs 2:9).
Als er geen hemel is, pa, dan blijft al het leed, dan blijven al de tranen en de kreten
van al die stervende kinderen onbeantwoord. Het leven is uiteindelijk voor ons
allemaal een tragedie. Al ons hopen, al ons verlangen, al ons worstelen leidt tot
niets, absoluut niets! „Het leven is gewoonweg rot en aan het eind ga je dood."
Maar is er in het diepst van uw hart niet iets dat weigert aan te nemen dat dit de
complete waarheid is? Is er diep in u niet een klankbord voor de bijbelse boodschap
dat dit verhaal een `happy end' moet hebben?
Ik heb veel goede redenen om in God te geloven en veel redenen om te geloven dat
het christelijk geloof waar is - allemaal dingen die ik in de toekomst nog eens met u
hoop te bepraten. Maar zelfs afgezien van die redenen weiger ik domweg te
accepteren dat ons bestaan de zinloze nachtmerrie is die het lijkt te zijn, als dit
korte leven inderdaad het enige leven is dat er is.
Ik zie uit naar uw reactie.
Ik houd van u, pa.
Greg
Vierde briefwisseling
Weet God wat er in de toekomst
gebeurt?
17 april 1989
Beste Greg,
Ik vond het fijn om met jou en Shelley te bellen een paar dagen geleden. Je klonk
behoorlijk enthousiast over je komende debat met de moslimgeleerde. Ik ben ook
heel benieuwd. Denk erom dat je me laat weten hoe het gegaan is.
Zoals ik je over de telefoon al vertelde, heb ik je laatste brief met veel plezier
gelezen. Je gedachten over de hemel komen op mij over als `wishful thinking'. Wie
zegt dat het. leven niet zo tragisch zou mogen zijn als wij het vinden? Maar je
gedachten over vrijheid, liefde en verantwoordelijkheid vind ik verhelderend. Ze
roepen bij mij wel een nieuwe vraag op. God wordt toch geacht alwetend te zijn?
Waarom keek Hij dan niet vooruit om te zien wie er wel en wie er geen goed
gebruik van hun vrijheid zouden maken, om dan alleen maar de goede mensen te
scheppen? Dan zou er nog steeds vrijheid zijn, maar dan in een wereld zonder leed.
Ik vind het raar dat God überhaupt risico's zou moeten nemen. Hij is toch (volgens
jouw gezichtspunt) almachtig? Zet je tanden hier maar eens in en laat me weten hoe
je erover denkt.
Veel liefs, Pa
29 april 1989
Lieve vader,
Mijn debat met dr. Badawi, de moslimgeleerde, is heel goed verlopen. Het
auditorium zat helemaal vol, voornamelijk met moslims, en het was een feest om
hen deelgenoot te maken van een paar van de redenen waarom ik geloof dat Jezus
de mensgeworden God is. Het debat had eigenlijk over de Drie-eenheid moeten
gaan, maar de meeste tijd ging zitten in praten over Jezus (die twee onderwerpen
zijn nu eenmaal niet te scheiden). Zoals je mocht verwachten, vonden alle
christenen in de menigte die ik toesprak dat mijn argumenten veel overtuigender
waren dan de zijne. Maar ik weet zeker dat de moslims hetzelfde vonden over dr.
Badawi. Hij was heel scherp, maar ik heb toch een goed gevoel overgehouden aan
mijn presentatie en ook aan mijn antwoorden aan hem.
Maar nu verder met ons debat. Uw vraag over Gods voorkennis in uw laatste brief
is een goeie, maar ik denk dat die voortkomt uit een verkeerde vooronderstelling
over wat Gods alwetendheid eigenlijk inhoudt. Volgens liet christelijk standpunt
kent God de hele werkelijkheid - weet Hij alles wat er te weten valt. Maar als je
aanneemt dat Hij van tevoren kennis heeft van hoe elk individueel mens in vrijheid
zal handelen, moetje ook aannemen dat ieders handelen in vrijheid al kenbaar is
vóórdat die handeling in vrijheid bedreven is! Maar zo is het niet. Als Hij ons
vrijheid geeft, scheppen wij de werkelijkheid van onze besluiten door ze te nemen.
En zolang wij die besluiten niet nemen, bestaan ze gewoon niet. Kortom, er bestaat,
volgens mij tenminste, niets dat te kennen valt, totdat wij het in het leven roepen,
zodat het gekend kan worden. Dus God kan de goede of verkeerde beslissingen van
de mens die Hij schept niet van te voren kennen, totdat Hij ze schept en zij op hun
beurt hun beslissingen `scheppen'. Ik moet u wel eerlijk vertellen dat dit niet de
traditionele christelijke uitleg is. De traditionele christelijke opvatting is dat God
het vrije handelen van ieder mens wel van te voren kent. Maar ook bij deze opvatting wordt staande gehouden dat God die daden alleen maar van tevoren kent,
omdat deze mensen ze ook feitelijk gaan doen. Gods kennis is gebaseerd op het
(toekomstig) handelen van de mensen, niet omgekeerd. Het zou voor God dus
onmogelijk zijn om af te zien van het scheppen van deze mensen op basis van hun
(nog toekomstige) handelen. Hun toekomstige daden zouden er helemaal niet zijn,
als God hen niet eerst zou scheppen!
Persoonlijk denk ik dat dit laatste standpunt filosofisch onhoudbaar is. Maar beide
standpunten ontkennen dat God kennis heeft van de wereld, onafhankelijk van de
feitelijke wereld. Aangezien nu Gods kennis gebaseerd is op de geschapen wereld,
is God niet vrij om uit de onvolmaakte wereld, die Hij verondersteld wordt van
tevoren te kennen, een selectie te maken en op basis daarvan een volmaakte wereld
te scheppen.
Ik besef dat mijn antwoord een beetje filosofisch is. En ik had u aan het begin nog
wel beloofd om de discussie zoveel mogelijk in gewone taal te voeren. Maar ja, uw
vraag was nogal filosofisch, dus ik kon er ook niets aan doen.
Zet u hier uw tanden maar eens in en laat me dan weten wat u ervan vindt.
Veel liefs, Greg
Vijfde briefwisseling
Waarom schept God
aardbevingen en
hongersnoden?
11 mei 1989
Beste Greg,
Ik ben erg blij te horen dat je debat met die moslim zo goed ging. Ik hoop dat je
kans ziet me een bandje te sturen. Een video zou nog mooier zijn. Die zou ik graag
willen bekijken. Je laatste brief bracht me bijna tot wanhoop. Niet alleen moest ik
hem enkele keren overlezen om hem te begrijpen, maar watje daarin zegt, gaat in
tegen een heleboel dat ik over God geleerd heb toen ik nog rooms-katholiek was.
Het lijkt erop dat jouw kijk op God veel 'menselijker' is dan hoe ik altijd gedacht
heb dat God moest zijn. Ik ben geen deskundige op het gebied van de Bijbel, maar
wordt God daarin niet beschreven als degene die de toekomst juist wel kent? Ik
geef toe dat jouw visie mij beter in de oren klinkt dan de gebruikelijke uitleg - daar
kon ik al helemaal niets van maken! - maar ik vraag me wel af of jouw
gezichtspunt niet gewoon je eigen bedenksel is. Hoe dan ook, je hebt me voldoende
duidelijk gemaakt waarom God niet van tevoren kan garanderen dat de mensen hun
vrije wil niet zullen misbruiken. Maar er is nog een ander groot probleem met jouw
geloof in een God die liefde is, dat niets te maken heeft met jouw visie op vrijheid
of met Gods kennis. Hoe denk je God te vrijwaren van het kwaad dat helemaal niet
voortkomt uit een menselijke beslissing? Aangezien God degene is die alles
rechtstreeks schept, waarom schept Hij dan hongersnoden, aardbevingen,
aardverschuivingen, aids, gehandicapte baby's en dergelijke? Hiervan kun je in
ieder geval niemand zijn vrije wil de schuld van geven - behalve die van God! Als
Hij zo liefhebbend is, zou je toch denken dat hij wel een beetje beter voor zijn
schepping zou mogen zorgen.
Genoeg voor deze keer.
Veel liefs, Pa
29 mei 1989
Lieve vader,
Sorry dat ik uw laatste brief zo lang heb laten liggen, maar het was hier in Bethel
aan het eind van het semester ook zo razend druk! Laat ik eerst ingaan op de
kwestie van Gods kennis van de toekomst, dan zal ik daarna proberen de zaak van
het natuurlijke kwaad (het kwaad in de natuur) te behandelen.
Ik ben zeker niet de enige die op het standpunt staat dat God het in de toekomst
gelegen vrije handelen van de mens niet kent. Heel wat theologen delen die mening
met mij. Deze visie houdt niet in dat God helemaal niets van de toekomst weet. Het
betekent alleen maar dat God niet van eeuwigheid weet welke vrije besluiten de
mensen in de toekomst zullen nemen. Als het gaat om aspecten van de toekomst die
al bepaald zijn - hetzij door aanwezige omstandigheden, hetzij door Gods eigen wil
- dan kent God die, want dan bestaan ze op dat moment al om te kennen. Maar
toekomstige vrije daden zijn dat niet. De toekomst is voor God niet half zo `open'
als voor ons, maar toch wel tot op zekere hoogte. Er zitten risico's aan het
scheppen, zelfs voor God. Of dit nu wel of niet een bijbelse visie is, daarover
verschillen theologen natuurlijk van mening, maar het is mijn vaste overtuiging dat
deze visie erg bijbels is. Ik zal u niet vervelen met details, maar ik tref in de Bijbel
een God aan die met mensen omgaat op zo'n manier, datje mag aannemen dat Hij
de toekomst tot op zekere hoogte open tegemoet treedt. De toekomst ligt niet van
eeuwigheid vast. Zo stelt God bijvoorbeeld regelmatig vragen aan de mensen in de
Bijbel en Hij verandert zelfs wel eens van gedachten in het licht van nieuwe
omstandigheden. (Zie Exodus 32:14; 1 Samuël 15:11; Jeremia 18:7-10; 26:19.) Dat
zou natuurlijk allemaal onmogelijk zijn als Hij van tevoren een onveranderlijke
blauwdruk had van alle gebeurtenissen.
Deze open-einde benadering van God is denk ik `menselijker', maar naar mijn
mening is dat nou juist zo omdat dat veel bijbelser is. Het standpunt dat God de
hele toekomst kent en stuurt, is naar mijn inschatting veel meer het product van
aristotelische filosofie dan een bijbelse visie.
Wat natuurrampen betreft, is het waar dat daar geen menselijke wilsbeschikking
direct schuldig aan is. Maar betekent dat dan dat God daar rechtstreeks voor
verantwoordelijk is? Ik stel dat Hij dat niet is. Denk eens na over de volgende drie
punten, pa.
In de eerste plaats zou ik willen stellen dat de meeste pijn en het grootste leed in de
wereld door slechte mensen veroorzaakt worden en niet door de natuur. Zelfs het
leed dat door de meeste natuurrampen wordt veroorzaakt, kan worden verminderd
of zelfs helemaal te niet gedaan als de mensen zo waren als God ze heeft
geschapen. Neem bij voorbeeld hongersnoden. Dacht u dat er ooit iemand zou
sterven als ieder `zijn naaste liefhad als zichzelf'? Ik heb me door deskundigen uit
het veld laten vertellen dat er meer dan genoeg voedsel in de wereld is om iedereen
te voeden. Maar honger ontstaat juist doordat de weinigen die al meer hebben dan
nodig is, voedsel opslaan ten koste van degenen die minder hebben dan nodig om
van rond te komen. Om een concreet voorbeeld te noemen: zeven procent van de
wereldbevolking bestaat uit Amerikanen, maar wij consumeren met zijn allen wel
meer dan de helft van alle natuurlijke rijkdommen! Ze hebben me verteld dat de
gemiddelde mens in de eerste wereld ongeveer net zoveel meer consumeert dan hij
nodig heeft, als wat de bewoner van de derde wereld tekort komt. Bedenk ook eens
hoeveel `natuurlijk' kwaad zou kunnen worden voorkomen als er geen politieke
oorlogen waren (de tragedie in Ethiopië is daar een goed voorbeeld van!), als er
geen wapenwedloop was, als er een eerlijke verdeling van de natuurlijke
rijkdommen van de aarde was, als mensen die daartoe de middelen hebben, eens
wilden investeren in veiligheid en welvaart voor anderen. Zelfs de overstromingen
in Bangladesh zijn, naar ik me heb laten vertellen, hoofdzakelijk een indirect
gevolg van menselijke onverschilligheid met betrekking tot ons milieu (bijv. het
verzieken van de ozonlaag) en met betrekking tot de welvaart van het volk van
Bangladesh (bijv. door na te laten hen te helpen met het bouwen van huizen die
overstromingen kunnen doorstaan). Dus, pa, ik denk dat je kunt stellen dat veel van
wat een `natuurlijk' kwaad lijkt, dat helemaal niet is. Het komt op uit boosaardige
harten.
In de tweede plaats zou het weleens kunnen zijn dat een belangrijk deel van wat wij
`kwaad' noemen, gewoon het gevolg is van het feit dat alles wat God kon scheppen,
in zeker opzicht beperkt is. Het feit dat wat God schept, minder is dan Hijzelf,
brengt al beperkingen en onvolmaaktheden met zich mee. Elk geschapen ding moet
bijvoorbeeld een beperkte verzameling eigenschappen hebben, wat de mogelijkheid
van andere eigenschappen die daarmee op gespannen voet staan, uitsluit. Maar dit
kan wel eens vervelende consequenties hebben. Het rotsblok waar je stevig op kunt
staan, zal ook hard genoeg zijn om er je teen aan te bezeren. De lucht die je
inademt, zal ook ijl genoeg zijn om jou er doorheen te laten vallen als je niet door
een hard oppervlak ondersteund wordt. Het water datje dorst lest, zal ook dicht
genoeg zijn, zodat je er niet in kunt ademen, enzovoort. De afhankelijkheid van de
wereld die het mogelijk maakt voor redelijke, moreel verantwoordelijke schepselen
daar te leven, werkt onder bepaalde omstandigheden in ons nadeel. En inderdaad:
elke positieve eigenschap van alles wat geschapen is, is een potentiële negatieve
eigenschap onder bepaalde omstandigheden. De beperkingen van de werkelijkheid
lopen dus parallel met de grenzen van de werkelijkheid. Dat zie ik niet direct als
een inherent kwaad. De dingen kunnen alleen op die manier bestaan. Ik vermoed
dat, als de menselijkheid niet in verval was geraakt, we best tevreden zouden zijn
geweest met de beperkte en soms wat onplezierige aard van de dingen. Maar toch
blijft er op zijn minst enig `natuurlijk kwaad' over dat niet te wijten lijkt te zijn aan
de beperkingen van de wereld of aan het feit dat mensen niet zo volmaakt
liefhebben als waartoe ze geschapen waren. Misvormde baby's zijn bijvoorbeeld
niet met een van deze twee oorzaken te verklaren. Welk antwoord geeft iemand die
in God gelooft daar nu op? Dat brengt me tot mijn derde gedachte.
Als de Bijbel het bij het rechte eind heeft, pa, dan is de menselijke vrije wil niet de
enige die geschapen is. Het universum wordt ook bewoond door ontelbare
geestelijke, vrije wezens die geen lichaam hebben, tenminste niet in de gewone
natuurkundige zin. Ik weet dat u dit een belachelijk idee zult vinden, pa, maar u zou
toch eens moeten proberen te beseffen dat dit een standpunt is dat vrijwel alle
culturen die ooit bestaan hebben tot aan de onze, gemeenschappelijk hebben.
Misschien verhindert onze `verlichte' wetenschappelijke mentaliteit ons wel om iets
te vatten van wat andere volken altijd al hebben begrepen. De bijbelse term voor
deze wezens is `engelen' of `demonen'. Ik wil niet dat u nu het beeld krijgt van
gevleugelde harpbespelers in het wit, of van duivels met rode horentjes en
hooivorken. Er staat niets in de Bijbel wat in de richting van zulke onnozele
gedachten wijst. Ze worden ook wel `overheden' en `machten' genoemd. Dat geeft
veel meer de indruk van een `geestelijke macht' dan van een lichamelijke aanwezigheid.
In elk geval is de christelijke opvatting, op basis van de Heilige Schrift, dat deze
wezens, net als wij, een persoonlijkheid hebben en vrij zijn. En net als wij hebben
sommigen van hen hun vrijheid gebruikt voor het kwade. Deze boosaardige
geestelijke machten - `demonen' zo u wilt - zijn op het ogenblik in staat van oorlog
met God en al het goede en de aarde is (met misschien nog andere plaatsen) hun
slagveld. Er staat genoeg in de Schrift om vast te stellen dat dit wezens zijn
geweest die een vermogen tot liefde hadden dat zelfs ver uitsteeg boven dat van
mensen. Maar hun vermogen om kwaad te doen was ook dienovereenkomstig veel
groter. Zoals u weleens gehoord zult hebben, was satan eens `Lucifer', de mooiste
van al Gods schepselen. Ik vat dat op in de volgende betekenis: hij had het grootste
vermogen tot liefhebben. Maar nu is hij het pure en onverdunde kwaad. Hij is
Hitler op een kosmische schaal! En zijn macht om invloed uit te oefenen is groot,
evenals die van andere `demonen' (denk aan de correlatie van liefde en verantwoordelijkheid waar we het in onze brief van 11 april over hadden). Volgens de
christelijke visie nu is de aarde dus letterlijk belegerd door een macht van buitenaf.
Er is een macht van louter kwaad die op het ogenblik alles en ieder op aarde
aantast. De Schepper is niet langer de enige die invloed heeft. Dit is waarom de
aarde aan de ene kant zo ongelooflijk mooi is, maar aan de andere kant zo
ongelooflijk nachtmerrieachtig kan zijn. Wij leven, zowel individueel als collectief,
midden in de botsing tussen goed en kwaad. De schoonheid van deze wereld kan er
niet zijn door stom toeval, maar het kwaad kan er ook niet zijn door een goed
ontwerp. (Dat is nu precies waar het bij het `probleem van het kwaad' om draait.)
Mijn stelling is dus dat de aarde een slagveld is. We zitten, net als Normandië in de
Tweede Wereldoorlog, gevangen in het kruisvuur van een kosmisch gevecht. En
zoals u weet, gebeuren er op slagvelden allerlei verschrikkelijke dingen. In zo'n
situatie wordt elk voorwerp een potentieel wapen en iedereen een potentieel
slachtoffer. Daarom zucht de hele kosmos in al haar delen, zegt de Schrift, en is zij
in barensnood (Romeinen 8:22).
Ik verbeeld me geen ogenblik te weten hoe deze demonische machten de natuur
precies overhoop gooien. Daar zwijgt de Bijbel in alle talen over. Maar het is mijn
diepe overtuiging dat al het kwaad dat niet verklaard kan worden met een beroep
op de noodzakelijke beperkingen van de wereld of van de menselijke wil ten
kwade, te wijten is aan de wil van dit soort wezens. Uiteindelijk zijn we allemaal
min of meer oorlogsslachtoffers.
Wel, ik vermoed dat deze laatste opmerking voor u een beetje moeilijk te slikken
is. Een tijdlang was het dat in ieder geval voor mij. Maar nu aanvaard ik het als
waar, omdat de Bijbel het leert en ik heb een heleboel redenen te denken dat de
Bijbel waar is. Alleen de Bijbel maakt het bestaan van een God die liefde is, en die
ook almachtig is, verenigbaar met het `natuurlijke kwaad'. Ik heb ook een heleboel
redenen om in deze God te geloven. Ik wil te zijner tijd een keer deze positieve
overwegingen met u bespreken en dan ook uw vragen beantwoorden. Ik kijk naar
uw antwoord uit.
In hoop,
Greg
Zesde briefwisseling
Waarom heeft God satan
geschapen?
6 juni 1989
Beste Greg
Zo zeg! Dat was me er een, die laatste brief van jou! Zoals je al vermoedde, vond ik
veel van wat je schreef behoorlijk onwaarschijnlijk. Ik denk dat ik de dingen die je
zegt over de beperkingen van de schepping wel kan accepteren, maar jouw
duivelverhaal vind ik nogal vergezocht. Evengoed moet ik toegeven, dat ik deze
wereld meer van een `slagveld' vind weghebben dan van een kunstwerk van de
hand van een liefdevolle God. Dus als iemand in zo'n God zou willen gaan geloven,
dan denk ik dat hij inderdaad zou moeten geloven in zoiets als een `kosmisch
conflict' waar jij het over hebt. Maar voor mij is dat juist een reden temeer dat jouw
kijk op God van geen kant klopt.
Hoe dan ook, ik heb hier nog wel wat vragen over, als je tenminste nog niet
doodmoe van me bent. In de eerste plaats vraag ik me af hoe iemand als jij, die
afgestudeerd is in Princeton enYale, nu eigenlijk kán geloven in engelen en duivels
en dat soort dingen. Het idee dat er onzichtbare schepsels in de wereld zijn die goed
en kwaad kunnen doen, lijkt me eerder weggelopen uit Star Wars of een vorm van
middeleeuws bijgeloof.
Een andere vraag die ik heb, is deze: waarom heeft God satan überhaupt
geschapen? Jij zult waarschijnlijk zeggen dat het satans vrije keuze was om slecht
te zijn. Maar als hij nu zo prachtig was geschapen, hoe kon hij dan zo'n slechte
keus maken? Slechte mensen maken slechte keuzes - dat maakt hen slecht. Maar
goede mensen doen goede keuzes - dat maakt hen goed. Dus als satan zo goed was,
hoe komt het dan dat hij zo'n slechte keus gemaakt heeft en nu zo veel kwaad doet,
zoals jij veronderstelt?
Datzelfde geldt ook voor mensen, zit ik me net te bedenken. Hoe komt het dat alle
mensen, die oorspronkelijk goed door God geschapen waren, zo slecht zijn? Je hebt
geprobeerd God vrij te pleiten van natuurrampen door erop te wijzen hoe liefdeloos
en hardvochtig mensen zijn. Daar ben ik het helemaal mee eens, maar nu zit ik me
af te vragen of dit excuus wel klopt. Uiteindelijk heeft Hij ons geschapen, niet
waar? Hij heeft ons onze aard gegeven. Dan is Hij per saldo toch verantwoordelijk?
Er schiet me nog een laatste punt te binnen. Vroeger heb ik in de Rooms
Katholieke Kerk geleerd dat de hemel iets definitiefs is. Ik bedoel: als je eenmaal
binnen bent, dan ben je voor altijd binnen. Nou zat satan toch in de hemel, niet? En
toch viel hij. Denk je dat liet dus mogelijk is dat ook mensen het kwaad kunnen
kiezen als ze eenmaal in de hemel zijn? En als dat niet zo is, waarom heeft God ons
dan niet meteen daar geschapen en zo iedereen de ellende van het aardse leven
bespaard? Ik denk dat ik me nog steeds afvraag waarom God risico's moet nemen.
Het lijkt erop dat elke vraag alleen maar tien nieuwe vragen oproept. Denk je dat
we zo verder komen, Greg? Niet dat ik liet erg vind. Mijn hersens hebben tientallen
jaren niet zo hard hoeven werken als nu en ik vind het nog leuk ook. Maar ik vraag
me wel af of j ij er niet genoeg van krijgt. Ik heb er echt wel begrip voor als dat zo
zou zijn.
Veel liefs,
Pa
18 juni 1989
Lieve vader,
U moet absoluut niet denken dat ik uw vragen zat hen. Ik vind dit juist prachtig!
Zelfs als mijn aanhoudende pogingen om van u een dominee te maken geen succes
hebben, zal ik nog steeds vinden dat ons gesprek de tijd en energie die we erin
steken meer dan waard is geweest. Maar dat doet er helemaal niet toe, want ik weet
dat u vroeg of laat zult gaan geloven. Let maar op.
Nu eerst uw vragen maar eens. In de eerste plaats snap ik wel dat dat hele
`kosmische conflict'-verhaal u als Star Wars in de oren klinkt. Dat deed het mij
aanvankelijk ook. Maar nu vind ik het juist heel zinnig. Wat is er tenslotte zo
onwaarschijnlijk aan de notie van `geestelijke wezens'? Waarom zou de notie van
een niet-lichamelijk, persoonlijk wezen moeilijker zijn dan de notie van een
lichamelijk, persoonlijk wezen? Als er wezens met bewustzijn bestaan, zoals
wijzelf - een feit dat in en op zichzelf opmerkelijk is - waarom zouden we dan de
mogelijkheid van het bestaan van andere soorten persoonlijke wezens uitsluiten? Ik
denk dat het `gevoel' van science fiction dat het geeft afkomstig is van al die idiote
plaatjes van engelen en duivels die we weleens gezien hebben. Maar waar ik het
over heb, heeft niets met zulke stripfiguren te maken.
Kijk, is het niet zo dat hoe meer we van het universum weten, hoe vreemder het
voor ons wordt? De kwantummechanica houdt zich bijna helemaal met een deel
van het universum bezig - het gebied van de sub-atomen - dat vrijwel geheel
onzichtbaar is. We kunnen het niet alleen niet zien, maar we kunnen ons zelfs geen
voorstelling maken van hoe een foton, een neutron, een quark er eigenlijk uit
zouden kunnen zien. We kunnen alleen maar hun gedrag met behulp van
wiskundige vergelijkingen beschrijven. Goedbeschouwd kunnen we het grootste
gedeelte van de werkelijkheid niet zien! Het verbaast me altijd als ik bedenk dat er
op dit moment radiogolven door me heengaan, met stemmen en muziek. Maar daar
kom je nooit achter, tenzij je een radio aanzet. Dus de gedachte dat er wezens
kunnen zijn die ik niet kan zien, lijkt mij helemaal niet zo overdreven.
Het lijkt me ook niet onwaarschijnlijk dat zulke wezens of goed of slecht kunnen
zijn. Als het universum bevolkt kan worden met zedelijke wezens van het fysieke
soort, waarom dan niet met wezens van een niet-fysieke soort?
Ik zou natuurlijk nooit in het bestaan van zulke wezens geloven als ik geen goede
reden had om dat te doen. Ik geef toe dat het in onze moderne cultuur vreemd
gevonden wordt om deze overtuiging aan te hangen, maar ik denk dat ik er goede
redenen voor heb. Ik heb, daar ben ik van overtuigd, zelfs uiterst goede redenen om
te geloven dat Jezus de Zoon van God is en de Bijbel Gods Woord. (Over die
redenen moeten we het nog eens een keer hebben.) Als nu deze twee gezaghebbende bronnen ons een beeld schetsen van de wereld als beïnvloed door geestelijke
krachten, dan vormen mijn redenen om in deze autoriteiten te geloven tegelijk de
redenen om in het bestaan van deze geestelijke machten te geloven.
Toch ben ik het aan u (en aan mezelf) verschuldigd om de legitieme vragen, die u
opwerpt over dit geloof, te behandelen vóórdat we gaan bekijken waarop iemand
zijn geloof baseert aan de autoriteiten die dit geloof funderen. Daar gaan we dan.
U stelt een hele serie uitstekende vragen die nauw met elkaar samenhangen.
Daarom ga ik proberen ze in één keer te beantwoorden. Het kernpunt is, dacht ik,
hoe een goede schepping het kwaad kan kiezen. Dat punt ligt achter uw vraag over
de val van satan en over de mensen die zo geneigd zijn tot het kwaad. Het ligt ook
achter uw vraag over de hemel. De bewoners van de hemel zijn, naar we mogen
aannemen, absoluut goed en zullen daarom nooit vallen. Dus waarom heeft God
ons dan niet meteen zo geschapen?
Ik denk daar het volgende over: zoals ik in een eerdere brief al schreef, is voor
liefde vrijheid nodig. Je moet ervoor kiezen. Hoe groter nu de mogelijkheid tot
liefde is, des te groter is ook de mogelijkheid tot kwaad. Ik denk dat we het hier wel
over eens zijn. Maar ik denk niet dat dit betekent dat liefde altijd zo kwetsbaar
moet blijven. Wij hebben de neiging de beslissingen te worden die we nemen. Hoe
meer we iets kiezen, des te meer we dat worden. We zitten allemaal in een proces
waarin we onze identiteit bevestigen door de beslissingen die we nemen. Met elke
beslissing die we nemen, neemt ook de dynamiek in de richting van die beslissing
toe. Gewoon het observeren van mensen bewijst dit volgens mij. Ik heb eens een
oude vrouw gekend, die de lelijkste, meest verbitterde en kwaadaardigste vrouw
was die ik ooit ontmoet heb. Er werd mij verteld dat zij als jonge vrouw heel mooi
was, knap en leuk. Maar toen ze negentien jaar was, ging haar verloofde er, drie
dagen voordat ze zouden trouwen, met haar zus vandoor. Begrijpelijkerwijs voelde
ze zich vernederd en gekwetst. Maar het meest tragische was dat ze haar leven lang
ervoor bleef kiezen tegenover haar zuster en haar vroegere verloofde haatdragend
en onverzoenlijk te zijn. Ook al had haar zuster ongelooflijk veel spijt over wat ze
had gedaan en ook al probeerde ze later talloze malen het goed te maken (in de
loop van meer dan vijftig jaar!), deze vrouw wilde nooit een millimeter bijdraaien.
En met iedere beslissing om niet lief te hebben en niet te vergeven kwam ze vaster
in haar verbittering te zitten. En net als alle andere negatieve gevoelens die lange
tijd gekoesterd worden, kleurde haar verbittering haar hele kijk op het leven. Ze
werd haar haat, ze werd haar verbittering. De richting van haar beslissingen werd
onomkeerbaar. Ze koos niet daar niet langer voor, ze kon niets anders meer kiezen.
Al het goede dat zij naar Gods oorspronkelijke bedoeling zijn kon, werd verteerd
door de koers van haat waar zij steeds voor koos. Wat eens begonnen was als haar
beslissing, werd uiteindelijk haar aard. Zo gaat het denk ik op elk gebied van ons
leven. Hoe meer wij voor iets kiezen, des te moeilijker wordt het om anders te
kiezen, totdat we uiteindelijk helemaal vastzitten - vereeuwigd zijn-in onze
beslissing. De dynamiek van ons karakter die ons in een bepaalde richting stuwt,
wordt onstuitbaar. Met onze beslissingen scheppen we ons karakter, en op zijn
beurt oefent ons karakter steeds meer invloed uit op de beslissingen die we nemen.
Dat ligt in de aard van vrije, geschapen wezens en ik zie niet in hoe dat anders zou
kunnen. Het leven lijkt, denk ik, veel op de spreekwoordelijke sneeuwbal die van
de heuvel afrolt. Wat geldt voor het kwade, geldt ook voor liefde. Er is een tijd
geweest dat ik nog moest kiezen om Shelley lief te hebben. Toen was het ook heel
goed mogelijk om te kiezen haar niet lief te hebben (en zij mij niet). Het was als het
ware een `proefperiode', zeg maar: `verkering hebben'. Maar bij iedere keer dat we
kozen voor liefde, viel er minder te kiezen. De mogelijkheid om niet van elkaar te
houden werd steeds kleiner. En hoewel mijn liefde voor haar nog steeds een
kwestie van `vrije keuze' is, is het nu toch ook een deel van mijn aard. En de
sneeuwbal rolt maar door.
Liefde moet altijd in vrijheid beginnen - maar het doel is om onvrij te worden. Niet
in staat zijn om niet lief te hebben is de hoogste vorm van vrijheid in liefde.
(Daarom is God aan de ene kant volkomen vrij en toch zegt de Bijbel dat Hij niet
kan zondigen. Maar aangezien Hij eeuwig is, heeft Hij nooit een `proefperiode'
nodig gehad om zo te worden.)
Dus zoals ik het zie, pa, moeten alle schepselen die door God geschapen zijn om
liefde te delen een `proefperiode' doormaken, een periode waarin ze moeten kiezen
om lief te hebben of niet lief te hebben. Ze konden niet gewoon `in de hemel'
geschapen worden. Als ze echter eenmaal gekozen hadden, hoe lang daar ook voor
nodig was (afhankelijk van hun aard), kwamen zij vast te zitten aan hun beslissing.
Dit is het wat de Bijbel bedoelt met hemel en hel. Het is de 'vereeuwiging' van je
karakter.
Zo was Lucifer niet de hoogste van alle schepselen om wat hij in werkelijkheid
was, maar om wie hij kon worden. Zijn grootheid lag in het geweldige vermogen
tot liefde dat hij had. Maar dat hield ook in dat hij een onvoorstelbaar vermogen tot
kwaad bezat. Het verschil begon met een beslissing. Het verschil tussen een Hitler
en een moeder Theresa is ergens met een kleine beslissing begonnen.
Dit is in mijn visie dan ook de `goedheid' van het menselijk geslacht, zoals dat
oorspronkelijk geschapen was. Dat is waar het bijbelse verslag over Adam en Eva
over gaat. Wij hadden en hebben het vermogen om wezens van een ondenkbare
liefde te zijn. Maar dat betekent dat wij ook het vermogen hadden en hebben om
wezens van een ondenkbare verwoesting te zijn. Tot op grote hoogte bepalen wij
zelf of we het één of het ander worden.
Laat ik hiermee besluiten, pa. Het `sneeuwbaleffect' dat opgaat voor individuele
personen, geldt ook voor samenlevingen en voor de mensheid in het algemeen. Wat
je eenvoudig met je ogen kan zien, en wat de Bijbel duidelijk onderwijst, is dat de
mensheid een heel eind omlaag is gerold - in de verkeerde richting! U vroeg hoe
het komt dat de hele mensheid zo verpest kan zijn; dit is de oorzaak. Het kwaad
heeft de neiging kwaad te verbreiden, zowel individueel als maatschappelijk. Dit is
een onderdeel van wat de christelijke theologie bedoelt met de `erfzonde'.
De boodschap van de Schrift is, pa, dat wij allemaal, individueel en collectief, te
ver heen zijn om nu nog datgene `van onszelf te maken', wat God met ons voorhad.
Wij kunnen het op ons eigen houtje niet goedmaken met God, niet met onze naaste
en zelfs niet met onszelf. Wat wij nodig hebben, is een nieuw begin, een nieuwe
schepping, een schone lei. En dat is volgens het evangelie wat God ons in Jezus
Christus geschonken heeft. Hij werd mens, leefde zijn leven en stierf aan het kruis
om ons volkomen te verzoenen met God en om ons een nieuw leven te geven - het
leven van God. Dat leven is er voor ieder die gelooft. De enige manier om vervuld
te worden van het leven, de vreugde en de vrede waartoe God ons geschapen heeft
-- en de enige manier om in die staat `vereeuwigd' te worden - is om dit als gave te
ontvangen. En we krijgen dat door een relatie met Christus aan te gaan. De reden
dat ik er nooit genoeg van kan krijgen om met u te praten over het geloof, pa, is
omdat ik u zo verschrikkelijk graag die relatie zie aangaan en deel zie krijgen aan
dit nieuwe leven.
Als altijd met liefde,
Greg
Zevende briefwisseling
Is jouw God almachtig?
26. juni 1989
Beste Greg,
Nou, ik moet toegeven dat je er goed in bent om iets onwaarschijnlijks in ieder
geval een béétje aannemelijk te maken. 't Is duidelijk dat ik je niet echt overval met
mijn vragen. Niet dat ik ook maar iets geloof van je verhaal over die `kosmische
oorlog', maar ik snap nu tenminste dat iemand zoiets rationeel kan geloven. Je
verhaal over hoe wij onszelf vastleggen door onze beslissingen lijkt me uit het
leven gegrepen - een angstaanjagende gedachte voor iemand van zeventig zoals ik en het is een antwoord op de vraag hoe mensen die van oorsprong goed zijn toch de
verkeerde kant op kunnen gaan. Ik heb me dat vaak afgevraagd als ik hoorde over
misdadigers die in hun jonge jaren toch alles mee leken te hebben. En dan zijn er
ook `heiligen' die soms uit een afschuwelijk milieu afkomstig zijn. Dat wordt zo
toch wel begrijpelijk. Maar elke keer als je begint over die vrije wil gaat bij mij de
vraag zeuren: ik dacht altijd dat christenen geloofden dat God almachtig was en
ook dat Hij liefde was. Toen Arlyle stierf, schreef de priester dat toe aan de
`ondoorgrondelijke wil van God'. Nou, ondoorgrondelijk was het zeker!
Emotioneel zat ik helemaal aan de grond en ik had vier moederloze kinderen op te
voeden, maar géén middelen om dat te doen! Zeggen christenen niet altijd, als ze
geconfronteerd worden met een tragedie, dat `God er een doel mee heeft'?
Maar jij lijkt al het kwaad toe te schrijven aan de bedoelingen van slechte mensen
en de duivel. Maar waar blijft God dan in dit verhaal? Als Hij er al in voorkomt,
dan kun je er de mensen niet meer van beschuldigen. Als je dat wel doet, is er voor
God geen plek meer. Maar dan lijkt het er wel op dat je een God hebt die de zaak
niet meer onder controle heeft! Hoe zit het dan met die verhalen over dat je op God
moet vertrouwen? Als alles in de wereld gaat volgens de menselijke vrije wil (met
een beetje duivelse wil erdoor), wat heb je er dan nog aan om in God te geloven?
Dan heb je een God die het allemaal ook niet kan helpen! En als Hij nou die
kosmische oorlog verliest? Het lijkt me dat de enige God die het waard is om in te
geloven, er een is die de zaak in de hand heeft. Maar een God die alles onder
controle heeft, kan weer niet tegelijk liefde zijn. En dán zou Hij het weer niet waard
zijn om in te geloven. Het is net een cirkel. Ik vermoed datje ook deze keer wel een
antwoord zult hebben; ik kijk ernaar uit.
Veel liefs, zoals altijd,
Pa
5 juli 1989
Lieve vader,
Ik denk dat ik nu weet waar mijn aanleg voor theologisch denken vandaan komt dat heb ik van u! U hebt echt het vermogen om te zien wát het probleem is en om
door te stoten naar de kern van de cruciale punten. Je zou waarschijnlijk net als ik
professor in de theologie moeten zijn om te beseffen hoe zeldzaam die gave is!
Wel, pa, u vroeg me of God wel almachtig is, of Hij alles onder controle heeft en
waar het goed voor is om in Hem te geloven. Laat ik die vragen in deze volgorde
behandelen. Is mijn God almachtig? Daar zou ik ja en nee op willen zeggen. Laat ik
dat uitleggen. In mijn visie (waarvan ik geloof dat het de bijbelse is) is God
almachtig in die zin dat God van oorsprong alle macht bezat. Voor de schepping
was God de enige die bestond en zodoende had Hij alle macht die er was. Hij kon
doen wat Hij wilde en niets stond Hem in de weg.
Maar tegelijk houd ik vol dat God door de schepping van vrije schepselen
noodzakelijkerwijs een stukje van zijn macht heeft opgegeven. Misschien is het
beter om te zeggen dat God een deel van zijn macht heeft gedelegeerd. Onze
vrijheid is een klein beetje 'sturingsvermogen', dat Hij aan ons geleend heeft. Om
vrijheid voor zijn schepselen mogelijk te maken, heeft God ons vrijwillig een deel
van zijn macht gegeven, en daarbij de gelegenheid voor Hemzelf om `altijd zijn zin
te krijgen' ingeleverd. Ik denk dat het niet anders kán, want vrijheid moet
meebrengen dat de vrije persoon zijn eigen weg kan kiezen - een weg die kan
afwijken van Gods weg. Het is volstrekt onmogelijk voor God om altijd het stuur in
handen te hebben en tegelijk aan vrije wezens toe te staan om een beetje sturing uit
te oefenen. En voor zover God macht `uitleent', gebruikt Hij die niet zelf. Maar pa,
het is wel belangrijk om te beseffen dat dit `uit handen geven' van het stuur een
geheel vrijwillige daad van God is. Als er een `grens' aan zijn macht is, dan is dat
omdat Hij dat zo beslist heeft en niet een of andere macht buiten Hem. Als God op
een of ander punt niets kan doen (bijv. de wereld bevrijden van een bijzonder
kwaad), dan is dat alleen maar omdat Hij besloten heeft om een wereld te scheppen
die omstandigheden zou kennen waarin Hij niets kon doen. Alleen als er een macht
buiten God zou zijn die God beperkte, dan zou je met recht kunnen zeggen dat Hij
niet almachtig is. In mijn visie is God daarom in essentie almachtig, hoewel Hij er
momenteel voor kiest dat niet te zijn. En de reden is dat Hij een schepsel wenst dat
in staat is tot liefde en dat dus vrij moet zijn (dat zelf enige `macht' moet hebben).
Heeft God nu dus alles onder controle? Zit er een goddelijk doel achter elke
gebeurtenis? Weer zeg ik daar ja en nee op. En ook dat zal ik weer verklaren.
Aangezien het God zelf is die uitmaakt hoeveel macht elk schepsel krijgt, heeft
God in die zin `de touwtjes in handen'. Hij bepaalt de grenzen van de vrijheid die
we krijgen binnen de loop van de geschiedenis die Hij leidt. In die zin heeft God
altijd de macht in handen. Om deze reden is er absoluut geen kans dat God ooit de
`kosmische oorlog' zou verliezen. Hoeveel macht satan ook heeft, Gods ultieme
doel - een schepping die in liefde met Hem leeft - wordt nooit bedreigd. Tegelijk is
het waar dat God niet elk individu onder controle houdt, want elke persoon moet tot
op zekere hoogte vrij zijn. Vandaar dat een individu zich, binnen de kaders die door
God gesteld zijn, dingen mag voornemen die helemaal haaks staan op Gods grote
doel. Dus als de ene mens de andere pijn doet, moeten we, denk ik, niet gaan
zoeken naar `Gods bedoeling' in die gebeurtenis. Natuurlijk heeft God toegelaten
dat die gebeurtenis plaatsvond, omdat zijn ultieme doel insluit dat Hij met vrij
handelende mensen te maken heeft. En die vrijheid moet, zoals ik al in een vorige
brief gesteld heb, onherroepelijk zijn. Maar iets `toelaten' en iets `bedoelen' of
`veroorzaken' zijn twee zeer verschillende dingen.
Ik weet dat christenen het vaak over `Gods bedoeling' hebben als ze met een ramp
geconfronteerd worden die door een ander veroorzaakt wordt. Dit jaar werd er hier
in Bethel een meisje door een dronken man doodgereden. Veel studenten vroegen
zich toen af wat voor bedoeling God ermee had om dat meisje `thuis te halen'. Maar
dit beschouw ik simpelweg als een vroom-verwarde manier van denken. Alleen de
dronken chauffeur is schuldig aan de ontijdige dood van dat meisje. Het enige
belang dat God in deze hele zaak heeft, is zijn plan om moreel verantwoordelijke
mensen het recht toe te kennen om te beslissen of ze verantwoordelijk of
onverantwoordelijk met de drank zullen omgaan.
We gaan naar uw laatste vraag. Wat voor nut heeft het om in God te geloven, als
Hij de wereld toch niet helemaal in de hand heeft? Daar valt een heleboel over te
zeggen, pa, maar ik raak beetje in tijdnood. Misschien kunnen we dat onderwerp in
een volgende brief weer oppakken. Maar om het in een paar woorden te zeggen:
daar zit een wereld van verschil tussen!
In de eerste plaats is de hoofdzaak van dit leven, vanuit christelijk perspectief
bezien, helemaal niet dit leven, maar het leven hierna. Dit fysieke, tijdelijke bestaan
is alleen maar een voorspel en een `proeftijd' voor een leven dat eeuwig gaat duren.
Vanuit dit perspectief (maar dan ook uitsluitend vanuit dit perspectief) is het heel
zinnig dat God een beetje macht overdraagt in deze periode om ruimte te maken
voor een schitterende gang van zaken waaraan geen einde komt in het volgende
leven. Als dat niet waar is, is het leven ten laatste alleen maar tragisch en absurd.
Op dezelfde manier betekent geloven in God (aangezien Hij alle touwtjes op het
kosmische toneel in handen heeft) vertrouwen dat alles waar God voor staat liefde, waarheid, gerechtigheid, vrede, enz. - uiteindelijk zal overwinnen. Aan al
onze elementaire morele overtuigingen over hoe de dingen behoren te zijn, zal
voldaan worden. Als dat niet waar is, is al ons morele streven ongegrond en loopt
het op niets uit. In deze tijd van `voorspel' kan ons van de kant van mensen kwaad
overkomen zonder dat God ingrijpt. Maar wat God wél doet, is ervoor zorgen dat
dit kwaad niet het laatste woord heeft in ons bestaan. Nog iets, pa: door in Christus
als Verlosser te geloven, ontvangt een mens de volheid van leven die God altijd al
voor hem klaar had liggen, een volheid van leven die door geen kwaad ter wereld
meer geraakt kan worden. De apostel Paulus schrijft ons dat `niets ons kan scheiden
van de liefde van Christus' (Romeinen 8:35). Zelfs de dood kan daar niet meer
tussen komen. Christus staat ons vrijheid op het materiële, publieke vlak toe, maar
Hij is wel helemaal Heer in het hart dat Hem als zodanig aanvaardt!
Ten slotte, ook al heeft God aan de mensheid en andere geestelijke wezens veel
vrijheid gegeven, hij heeft hen op geen stukken na alle macht gegeven. Ook in deze
tijd, die dus nog maar een aanlooptijd is, is Hij nog steeds de machtigste, ook al
oefent Hij naar zijn eigen besluit niet al die macht uit. God behoudt zijn
overheersende invloed op deze wereld en Hij is de enige die weet hoe deze wereld
er uit zou zien zonder zijn constante, heiligende kracht.
Ik hoop dat ik zo uw vragen afdoende heb beantwoord. Nog gefeliciteerd met uw
theologische scherpzinnigheid. Houen zo!
Uw liefhebbende zoon; in hoop,
Greg
Achtste briefwisseling
Waarom zou je überhaupt
in God geloven?
4 augustus 1989
Beste Greg,
Sorry dat het een poosje geduurd heeft voor ik je terug kon schrijven, maar ik heb
het nogal druk gehad in mijn functie van voorzitter van de vereniging van
huiseigenaren van Kingswood Manor. Daar komt nog bij dat jouw laatste brief
behoorlijk moeilijk was (je gaat nogal op de filosofische toer!) en het kostte me
heel wat moeite om de inhoud van die brief te verwerken. Al die `ja-en-nee'antwoorden van jou... Je praat als zo'n rottige theoloog!
Greg, moet je eens luisteren. Je hebt echt heel goede antwoorden op al mijn vragen
en ik geef toe dat je in zekere mate verschillende struikelblokken om in de God van
de christenen te geloven voor me hebt opgeruimd. Maar het begint me te veel op
een spelletje te lijken. Je hebt allemaal van die excuses om God uit de puree te
halen en ze zijn nog indrukwekkend ook. Maar het lijkt mij dat het andersom moet
zijn. Moet degene die zegt in zo'n liefdevolle God te geloven niet gewoon bewijzen
dat die God werkelijk bestaat? Als je al die theologische hoogstandjes moet maken
om je geloof te redden, dan is dat misschien wel omdat je geloof gewoon niet
klopt! Als God bestaat, waarom is Hij dan niet wat duidelijker aanwezig? Ik zou
wel duizend redenen kunnen bedenken waarom we het mannetje op de maan nooit
te zien krijgen. Maar vroeg of laat ga je dan toch vermoeden dat dat misschien wel
komt omdat er helemaal geen mannetje is! Ik zie best in dat al jouw
bewijsmateriaal iemand kan overtuigen die al gelooft in de Almachtige, maar ik
bevind me nou niet echt in die positie. Ik ben altijd geneigd geweest om te geloven
dat er een soort `hogere macht' achter alles is, maar ik zie geen enkel hard bewijs
dat dat een persoonlijk wezen moet zijn dat almachtig is (in wat voor betekenis dan
ook) en zich ook maar een béétje bekommert om de mensheid. Sterker nog, ik zie
niet in hoe we kunnen beweren daar ook maar iets van te weten. Misschien hadden
we het hier eerst over moeten hebben, maar ik heb je van tevoren gezegd dat ik
geen enkel duidelijk systeem van overtuigingen heb. Ik stel gewoon de vragen
zoals ze bij me opkomen. Zo, dat is eruit! Ik ben benieuwd naar je antwoord.
Veel liefs,
Pa
21 augustus 1989
Lieve vader,
De meisjes hebben blijkbaar behoorlijk wat meegekregen van `het uithoudingsvermogen van de Boyds'. Ik heb ze naar verschillende hardloopwedstrijden meegenomen de laatste paar weken en ze deden het uitstekend!
Denay heeft twee keer de halve mijl voor twaalf jaar en jonger gewonnen en Alisha
werd allebei de keren derde. Het geeft ze een kick om jongens te verslaan, helemaal
als die ouder zijn. Zelfs Nathan ging meedoen, hoewel ik denk dat hij geen flauw
idee had waar het om ging. Hij probeerde `Superboy' te spelen en `vloog' met
uitgestrekte armen langs het parcours. Op zulke momenten zou ik graag willen dat
u hier was. Ik denk dat u het heel leuk zou vinden. Maar goed, het ziet er naar uit
dat we langzamerhand tot de kern van de zaak komen in onze theologische
discussie. Waarom zou je überhaupt in God geloven? Daar heb ik een heleboel
redenen voor, pa. Sommige daarvan komen uit mijn hoofd, andere uit mijn hart.
Sommige vereisen een hoog abstractieniveau op filosofisch gebied, anderen komen
regelrecht van binnenuit. Maar ik denk dat ik ze allemaal wel in één ongecompliceerd argument kan samenvatten. Ik noem dit `het antropologische
argument', omdat dit argument het bestaan van een persoonlijke God probeert te
bewijzen vanuit de persoonlijke natuur van menselijke wezens. Ik zal u de essentie
van dit argument uitleggen en me daarbij zo weinig mogelijk technisch proberen uit
te drukken.
De grondlijn in mijn redenering is de volgende: wij, menselijke wezens, zijn
persoonlijke wezens. Dat betekent, naar mijn overtuiging, dat we bestaan uit
verstand, dat zich van zichzelf bewust en rationeel is; een hart dat vrij is en kan
liefhebben en daarom morele verantwoordelijkheid draagt; en een ziel (of hoe u dat
ook maar noemen wilt) die hunkert naar inhoud en betekenis. Bewustzijn,
rationaliteit, liefde, moraal en betekenis: dat zijn, en dat houd ik vol, de elementen
die de essentie vormen van wat het is persoon te zijn in de volle zin des woords.
Het dilemma waar we voor staan, is dit: óf wij bestaan in een omgeving (nl. de
kosmos) die past bij deze eigenschappen, óf niet. Of ons milieu stemt overeen met
deze eigenschappen - het maakt ze begrijpelijk en beantwoordt eraan - óf ze doet
dat niet. Ter illustratie: we hebben honger en zowaar, er is voedsel. We hebben
dorst en zowaar, er is water. We hebben seksuele lusten, en zowaar, er is
seksualiteit. Onze omgeving stemt dus overeen met onze natuurlijke honger, dorst
en seksuele lusten. En gegeven het soort wereld waarin wij leven, kunnen we
begrijpen waarom we honger, dorst en seksuele lusten hebben. Onze kosmische
omgeving `geeft antwoord' op onze natuurlijke driften en geeft ze betekenis. Kunt u
me nog volgen?
Welnu, de vraag is of onze kosmische omgeving beantwoordt aan de
basiskenmerken van ons mens-zijn. Ik beweer dat, tenzij onze omgeving ten diepste
zelf persoonlijk is, tenzij de uiteindelijke context waarin wij leven zelfbewust,
rationeel, liefhebbend, moreel en doelgericht is, ons kosmisch milieu helemaal niet
aan ons mens-zijn beantwoordt. Met andere woorden: tenzij er een persoonlijke
God is, die de hoogste werkelijkheid is waarin we bestaan, kunnen we als mensen
alleen maar beschouwd worden als absurde, gekwelde spelingen van de natuur.
Want alles wat voor ons essentieel is, is dan verschrikkelijk misplaatst in dit
universum. Dit maakt de menselijke natuur aan de ene kant volkomen
onverklaarbaar. Hoe zou de redeloze natuur uit zichzelf iets kunnen ontwikkelen
wat zozeer met zichzelf uit de pas loopt? En aan de andere kant: als we onder ogen
zien hoe we er werkelijk voor staan, betekent het dat het menselijk bestaan uiterst
pijnlijk is. Want dan zijn we het product van een wrede, misselijke, kosmische
grap. Zo komt het bijvoorbeeld dat wij mensen instinctief aannemen dat de
werkelijkheid rationeel is en dat redeneren ons dichter bij de waarheid brengt (en
de wetenschap lijkt te zeggen dat deze veronderstelling geldig is), maar uiteindelijk
is de natuur irrationeel. Er zit geen allesomvattend plan achter.
Wij mensen nemen instinctief aan dat liefde werkelijk bestaat, dat ze het enige
ideaal is dat waard is om voor te leven en te sterven. Maar de natuur lijkt juist een
onverschillig, liefdeloos en redeloos proces van botsende chemicaliën te zijn - en
daarmee worden onze idealen gereduceerd tot hormonale reacties.
Wij mensen nemen instinctief aan dat onze morele overtuigingen kloppen met de
werkelijkheid, niet waar? Natuurlijk zijn er mensen die zeggen dat morele
overtuigingen `alleen maar een kwestie van smaak' zijn, maar als je ze op een
kruispunt de weg afsnijdt, veranderen ze prompt van mening. Want dan doe je ze
groot onrecht! En wij mensen hunkeren instinctief naar betekenis en doel. Dat kun
je overal om je heen zien aan de manier waarop mensen zich gedragen. We streven
er allemaal naar om ons leven met een of andere betekenis te bezielen, een of
andere zin. Maar als onze kosmos ten diepste onverschillig en doelloos is, dan is
alles wat we zijn, alles wat we doen, alles waar we in geloven, alles waar we ons
voor inzetten, niet meer dan `stof in de wind'. Het doet er dan na ons leven niet
meer toe dat we ooit bestaan hebben of dat we ooit weer zullen leven. Ten laatste is
alles dan zinloos.
Dus, pa, tenzij de diepste bron van alle bestaan op zijn minst net zo persoonlijk is
wijzelf, is mijn standpunt dat wie wij zijn onverklaarbaar is en ontzettend moeilijk
te verteren. Mogelijk heb ik dit argument te beknopt weergegeven, maar ik wil me
op dit punt niet schuldig maken aan overkill. Laat me maar weten wat u van mijn
gedachtegang vindt. Misschien zorgen uw vragen ervoor dat ik mijn redenering
moet nuanceren.
Pas goed op uzelf vader.
Ik houd van u. Greg
Negende briefwisseling
Waarom zou alles er niet
toevallig zijn ?
15 september 1989
Beste Greg,
Ik vond het prettig laatst om je te spreken. Leuk om te horen dat de kinderen die
sportevenementen prachtig vinden. Wat zou ik daar graag bij willen zijn. Als ik wat
beter in de slappe was zat, zou dat geen probleem zijn. Maar goed, zo is het leven.
Nu over naar je 'antropologische argument'. Het kan zijn dat ik je verkeerd begrijp,
Greg, maar ik snap jouw punt domweg niet zo goed. Het klinkt bijna alsof jij zegt
dat er een God móét zijn, of anders is het leven rot. Maar joh, het leven is ook
rottig! Dus ook al kan ik het ermee eens zijn dat er iets in ons graag een
liefhebbende 'Vader in de hemel' zou hebben - dat heeft iets troostends, neem ik
aan - ik zie niet in dat dat iets anders is dan wishful thinking. Vervolgens zeg je dat
het bestaan van mensen onverklaarbaar is, tenzij er een persoonlijk wezen is dat
ons geschapen heeft. Maar kunnen wij niet gewoon per ongeluk ontstaan zijn? Dat
zeggen de biologen toch? Leert de evolutietheorie niet dat ons verstand en onze
moraliteit gewoon een deel van ons streven naar zelfbehoud zijn? Ik weet niet
helemaal wat ik van die theorie moet denken, maar het geeft wel een alternatieve
verklaring.
Overigens zal ik niet ontkennen dat er een of andere kracht, sterker dan wij, achter
het universum zit. Ik heb altijd wel gevonden dat er een te duidelijk ontwerp achter
de kosmos zit dan dat het allemaal op toeval zou kunnen berusten. Deze wereld
lijkt niet iets te zijn wat zomaar in één klap tot stand komt. Maar ik zie gewoon nog
niet in hoe je er zeker
van kunt zijn dat de mensen zoveel betekenis hebben voor deze kracht als de Bijbel
beweert. Misschien zijn we alleen maar een soort bijproduct in de hele show. Het
universum is tenslotte een erg groot gebied! Onze aarde is nog geen zandkorreltje
op het kosmische strand, om het eens dichterlijk te zeggen!
Blijf doorgaan met hardlopen en schrijven. Je brieven maken veel bij me los. Ik
lees ze altijd een paar keer door voordat ik mijn antwoord schrijf.
Heel veel liefs,
Pa
25 september 1989
Lieve vader,
Goed, u gelooft dat er een of andere `kracht' bestaat, die de oorzaak van de dingen
is. Ik probeer gewoon uit te zoeken wat voor soort `kracht' dat dan is. Als nu een
gevolg niet groter kan zijn dan zijn oorzaak, dan betekent het feit dat mensen (het
gevolg) persoonlijk zijn toch dat de oorzaak (de `kracht') ook persoonlijk moet
zijn? Stel dat de evolutietheorie waar is, dan kan die ons alleen maar een biologische veronderstelling opleveren over hoe de mensen zijn ontstaan. Maar veel
fundamenteler is de vraag hoe de evolutie überhaupt het soort resultaten kan
voortbrengen dát zij voortbrengt. Wat moet die hoogste `macht' in het universum
eigenlijk zijn, bijvoorbeeld bij evolutie, om dat soort karakteristieken te hebben
zoals het die heeft? Daarmee vraag ik iets over het proces zelf. Dat is een
metafysisch (bovennatuurlijk) probleem, waar de wetenschap geen antwoord op
kan geven. Nu komt mijn argument er in het kort op neer, dat het proces zelf
onmogelijk op louter toeval kan berusten. Kijk eens, de enige manier waarop we
kunnen begrijpen waarom ons verstand de fysieke werkelijkheid überhaupt kan
begrijpen, is door te geloven dat het fysieke universum 'op ons verstand is
ingesteld'. Onze manier van denken over de werkelijkheid vooronderstelt een
overeenkomst tussen ons verstand en de werkelijkheid. De wetenschap gaat uit van
deze stelling. Dit noemde Einstein 'de onbegrijpelijke begrijpelijkheid' van het
universum. Hoe komt het bijvoorbeeld, dat zijn relativiteitstheorie in de
werkelijkheid `past', hoewel hij die zuiver met wiskundige formules had
ontwikkeld? Het succes van zijn theorie - die naderhand empirisch (door
experimenten) bewezen is - betekent dat de fysieke werkelijkheid de soort
wiskundige structuur heeft die Einstein uit kon werken. Einstein legde zijn theorie
niet aan de werkelijkheid op, hij ontdékte haar. De wereld was al `op het verstand
ingesteld' voordat er een verstand als dat van Einstein aan kwam zetten om dat in te
zien. Maar toeval kan domweg geen wiskundige formules voortbrengen, pa. En
toeval kan ook geen organismen produceren zoals ons verstand, dat wiskundige
formules kan kennen en ontwikkelen. Bekijk het eens zo: als onze hersens alleen
maar `bewegende chemicaliën' zijn, dan is elke waarheid die we denken te
ontdekken niets meer dan een domme chemische reactie, die niet meer waarheid
bevat dan, laten we zeggen, een oprisping. Op dat punt zijn alle chemische reacties
aan elkaar gelijk, afgezien van hoe ingewikkeld ze verder mogen zijn. Zo bezien
liet Einstein alleen maar een ingewikkelde boer met al zijn theorieën. Maar waarom
gaat zijn theorie dan op in de praktijk? Het succes van zijn formule - en van alle
wetenschap - bevestigt de instinctieve vooronderstellingen die we over het verstand
hebben. Ons verstand is meer dan een netwerk van chemische reacties. Het kan
rationeel de natuurkundige aspecten van de wereld begrijpen, omdat de wereld zelf
rationeel is. En omdat je nu eenmaal geen rationaliteit kunt hebben zonder een
rationeel verstand - daar kom je niet aan door stom toeval - daarom moet er wel een
rationeel verstand achter de fysische wereld bestaan. Uw `kracht' moet rationeel
zijn. Precies hetzelfde zou ik kunnen zeggen over moraliteit. Als moraliteit alleen
maar het resultaat is van toeval, alleen maar iets wat een zeker soort primaten nodig
had om hen te helpen overleven, dan hebben al onze morele aanspraken geen enkel
objectief referentiepunt. Ze zeggen niets over hoe de dingen zijn, maar enkel over
de manier waarop wij voelen - door toevallige evolutie.
Maar als u zegt dat Hitler `verkeerd' deed toen hij zes miljoen joden afslachtte, of
als u zegt dat die gek over wie u me schreef, `verkeerd' deed toen hij dat meisje
verminkte, dan bedoelt u meer te zeggen dan alleen maar dat u `dat niet prettig
vindt aanvoelen'. Gaat u er niet ook van uit dat deze daden in tegenspraak zijn met
hoe de dingen zouden moeten zijn? Is het niet zo dat u hier niet iets beweert over
hoe u bent, maar over hoe het universum in elkaar zit? Neemt u ook niet aan dat er
een morele wet in het heelal is, in de structuur der dingen zelf, die door deze
idioten is geschonden?
Het is heel belangrijk om in te zien dat toeval - louter scheikundige reacties evenmin moreel kan zijn als rationeel. En aangezien het gevolg niet groter kan zijn
dan de oorzaak, moet de `kracht' die achter de kosmos ligt niet alleen rationeel zijn,
maar ook moreel. En daarmee begint die `kracht' toch wel erg veel op een persoon
te lijken.
Ik denk dat je hetzelfde kunt zeggen over ons zelfbewustzijn. We zijn ons van
onszelf bewust en daardoor zijn we vrij. Maar kunnen toevallige chemische
reacties, hoe ingewikkeld ze ook mogen zijn, ooit vrij zijn? Hetzelfde geldt voor
liefde. En zo staat het ook met betekenis. Wat ik zei over hoe onverdraaglijk het is
om als persoon te leven in een omgeving die fundamenteel onpersoonlijk is, was
niet bedoeld als argument voor het bestaan van God op basis van wishful thinking.
Ik bedoelde het volgende te beargumenteren: te veronderstellen dat de natuur
schepselen zou kunnen voortbrengen met verlangens die de natuur zelf niet kan
vervullen, stemt niet overeen met alles wat we verder weten over de wereld. Dan
zou je alweer moeten aannemen dat het gevolg de oorzaak overstijgt en wel op een
rampzalige manier. Als het doek waarop de kosmos geschilderd is, ten diepste niet
persoonlijk is, zoals wij dat zelf zijn, dan zijn we als vissen op het droge. Dan
schreeuwen we wanhopig om water, maar dan is er nooit zoiets als water geweest!
Maar hoe kan zo'n toestand dan ooit ontstaan zijn? Waar zou ons verlangen naar
iets dat nooit bestaan heeft en nooit zou kunnen bestaan, dan vandaan moeten
komen? Daarom stel ik dat de kenmerken van het mens-zijn en de verlangens die
opkomen uit het mens-zijn vereisen, dat de diepste oorzaak van het mens-zijn en
het verband waarin de mens bestaat, persoonlijk zijn. Dit is tenminste de enige
rationele veronderstelling die je kan maken over `de kracht'.
Pa, laat me tot slot zeggen waarom ik in God geloof. Ik ben er echt van overtuigd
dat dit argument (en vele andere soortgelijke) hout snijdt. In zekere zin is het, denk
ik, gewoon het logisch dóórtrekken van de consequenties van wat we allemaal toch
al geloven over onszelf en de wereld. Maar mijn geloof in God is niet alleen maar
een theorie die ik toevallig voor waar houd. Nee, het is een relatie. Toen ik tot
geloof in God kwam en ging vertrouwen in het offer van Jezus Christus als de
enige manier om het goed te maken tussen mij en die `morele kracht' tegenover wie
ik me ooit zou moeten verantwoorden, ontdekte ik door ervaring dat er op de
verlangens van het menszijn wel degelijk `een antwoord' bestaat. Ik was een naar
adem snakkende vis die ontdekte dat er zowaar water bestond! En dat wás me toch
een wonderlijk, verfrissend en voldoening schenkend water! Alles waar het hart
naar verlangt, krijgt door het geloof in God niet alleen een verklaring, maar ook
zijn vervulling. Ik hoop, pa, dat u op een dag niet alleen maar met mijn theorie zult
instemmen, maar dat u echt deel krijgt aan deze relatie met God.
Ik wacht met spanning op uw antwoord.
Uw liefhebbende zoon,
Greg
Tiende briefwisseling
Waarom heeft God je moeder
niet in leven gelaten?
18 oktober 1989
Beste Greg,
Nou, ik moetje nageven: het is een behoorlijk overtuigend verhaal wat je daar
schreef. Ik had nog nooit zoiets gehoord. Heb je dat zelf bedacht? Heel dat idee, dat
onze persoonlijke karaktertrekken ergens vandaan moeten komen en ergens in
wortelen, vind ik erg zinnig. En met name wat je zegt over moraliteit en rede vind
ik erg overtuigend. Dus mijn `kracht' heeft persoonlijke karaktertrekken. Maar ik
weet niet precies waar ons dat nu brengt, Greg, want ik zie niet in wat voor verschil
het maakt wat voor karaktertrekken God heeft. Hij lijkt nog steeds niet bijster in
ons geïnteresseerd te zijn! En wat voor nut heeft het om te geloven in een God met
mensachtige karaktertrekken, als Hij niet persoonlijk in jou of mij geïnteresseerd
is? Ik wil niet blijven slaan op hetzelfde aambeeld, maar als Hij echt zo persoonlijk
in ons mensen geïnteresseerd was als jullie wedergeboren types beweren, snap ik
domweg niet waarom Hij ons al zolang heeft laten aanmodderen. Ga maar na,
Greg, hoe simpel zou het voor God niet geweest zijn om gewoon een eind aan
Hitlers leven te maken en zo het leven te redden van al die Joodse kinderen?
Waarom heeft Hij die hufter niet laten aborteren voor hij geboren werd? Of hem
een als kind een dodelijke ziekte gegeven? Dat gebeurt zo vaak. Waarom dan niet
met hem? Nog een ander aspect van de religie heb ik ook nooit begrepen: bidden.
Als God persoonlijk in ons geïnteresseerd is, zoals jij zegt, dan kunnen we
kennelijk met Hem praten. Maar luistert Hij ook? Ik denk het niet. Vraag je eens af
hoeveel miljoenen Joodse ouders God de oren van het hoofd hebben geschreeuwd
tijdens de holocaust. Alles wat zij te horen kregen was stilte. Waar was die
persoonlijke zorg van Hem toen? In de Bijbel staat dat Hij ze redde van de
Egyptenaren door de Rode Zee te splijten. Maar ditmaal scheen Hij het druk te
hebben met dringender kwesties.
Maar als God nu persoonlijk in ons geïnteresseerd is, waarom blijft bidden dan zo
volkomen zonder resultaat? Ik ben niet in staat me ook maar één situatie uit mijn
leven voor de geest te halen waar de gebeden van iemand werkelijk werden
verhoord. Tony zei altijd dat Leona en oma Raz van die `machtige bidders' waren.
Ik heb me altijd afgevraagd wat hen nu zo machtig maakte, want hun gebeden
maakten op mij een nogal machteloze indruk. Leona reeg haar gebeden aaneen tot
novenen en bad tot ze door haar knieën zakte. Maar ik had altijd het gevoel dat de
kans op het krijgen van Gods aandacht en op verhoring van haar gebeden zo
ongeveer hetzelfde waren als die op een gelukkig toeval. Toen Arlyle ging sterven,
hebben we met z'n allen gebeden tot we een ons wogen. Zelfs jullie, kinderen, zaten
te bidden. Misschien luistert God niet naar de gebeden van zondige volwassenen,
maar Hij had toch op zijn minst jullie kindergeroep moeten horen! Maar in plaats
daarvan bleven jullie zonder moeder achter en dat was het begin van een nogal
ongelukkige geschiedenis die je zelf maar al te goed kent! Als God persoonlijk
bezorgd was geweest om ons, Greg, dan zou Hij je moeder hebben laten leven en
ons een enorme hoop pijn bespaard hebben. Dit kun je vast wel weer met je theorie
over de kosmische oorlog verklaren, maar mij lijkt het makkelijker om domweg
vast te stellen, dat Hij geen barst om ons geeft. Wat er ook voor het universum op
zijn persoonlijke agenda staat, ik zie niet in dat dat iets te maken heeft met onze
kleine aarde.
Alsjeblieft, recht uit het hart.
Veel liefs,
Pa
23 november 1989
Lieve vader,
De eerlijkheid van uw laatste brief stel ik erg op prijs. Het is duidelijk, zoals u
schrijft, een brief `recht uit het hart'. Dat verdient volgens mij om een antwoord van
hetzelfde kaliber.
Ik denk dat het belangrijk is, dat we in de eerste plaats zoveel als we maar kunnen
tot begrip van God en onze wereld komen. Maar er komt een moment dat wij het óf
niet verder meer kunnen begrijpen óf dat ons begrip niet verder in staat is de diepte
van de problemen waar we mee worstelen te doorgronden. Het kan zijn dat een
man en vader die zijn vrouw, de moeder van zijn kinderen, verloren heeft bij het
bombardement van (laten we zeggen) Dresden wel een verstandelijk antwoord
heeft op de vraag waarom de bommen gegooid werden. Maar dat maakt zijn woede
over het feit dat het zijn vrouw was en de moeder van zijn kinderen die gedood
werd niet kleiner. Ik denk, pa, dat u in net zo'n situatie verkeert.
Wat moet ik daarop zeggen? Ik kan alleen maar iets `recht uit het hart' zeggen. Ik
heb God ook vaak gevraagd waarom mijn moeder doodging. En ook ik heb daar
nooit een antwoord op gekregen. En ik ben ook woedend geweest. Maar God is
daardoor niet beledigd. Zoiets is alleen maar eerlijk en God houdt van eerlijkheid.
Net als ieder kind groeide ik op met de behoefte om onvoorwaardelijke liefde en
acceptatie van een moeder te voelen. Maar dat heb ik nooit gevoeld. Zoals u weet
kregen wij als kinderen soms precies de tegenovergestelde boodschap van onze
stiefmoeders. Ik heb altijd geweten dat u van mij hield - en ik herinner me dat ik
me altijd `veilig' voelde als u thuiskwam - maar uw werk bracht met zich mee dat u
meestal niet thuis was. Dus als ik zo terugkijk op mijn jeugd, zie ik dat ik
opgegroeid ben met een intens gevoel van verlatenheid. Het heeft geduurd tot ik
volwassen was voor de pijn die dat gaf me in zijn volledige sterkte trof. Kinderen
stoppen weg wat ze niet kunnen verdragen. Maar toen ik een jaar of twintig was,
zo'n drie jaar nadat ik christen was geworden, kreeg ik iets wat stukken belangrijker
was dan een antwoord op mijn vraag naar het waarom. Ik kreeg genezing (en dat
krijg ik nog steeds). Allerlei herinneringen uit mijn kinderjaren begonnen terug te
komen - meestal als ik aan het bidden was - en die waren soms buitengewoon
pijnlijk. Maar ik was, denk ik, ondertussen gezond genoeg om de confrontatie aan
te gaan. Maar ondanks die herinneringen, bracht de Here mij liefde en genezing.
Ondanks veel van de dingen die ik als kind had uitgelegd als een negatief
commentaar op mijn eigenwaarde (bijv. sommige rare vormen van straf die mijn
stiefmoeder me gaf), (Mijn vader en stiefmoeder zijn in 1970 gescheiden. Jeanne
Boyd is mijn tweede stiefmoeder.) liet de Here me zien dat ik het wel waard was
liefgehad te worden en dat ik in zijn ogen van een oneindige waarde was. En Hij
liet me dat ook ervaren. Ondanks de verlatenheid die ik had ervaren, verzekerde de
Here mij: `Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten' (Hebreeën
13:5b). En ondanks mijn behoefte aan onvoorwaardelijke moederliefde, die ik nooit
had gehad, zei de Here: `Ik zal die moeder voor je zijn.' En dat is `Hij' ook! Christus is niet onze tegenstander in tijden van lijden: Hij is juist onze genezing.
Dat werd Christus voor mij. Mijn ziel werd en wordt vervuld met de
onvoorwaardelijke liefde van Jezus. En onvoorwaardelijke liefde is de enige bron
van leven voor de ziel en het enige medicijn voor al zijn wonden. Een antwoord
vanuit je verstand kan zoiets niet geven. Mijn vraag blijft bestaan maar Christus
heeft mijn vertrouwen gewonnen, door mij zijn schoonheid te tonen - de
schoonheid van een liefde, een genade, een zachtmoedigheid, een zachte kracht die
een gewoon mens nooit kan evenaren. Hij heeft mijn liefde en mijn vertrouwen
gewonnen door zijn blik vol genezend mededogen en door zijn omhelzing van
liefdevol begrip. Hij heeft mijn hart vervuld met een begrijpen, waar mijn verstand
nooit bij zou kunnen. (Dat bedoelt de Bijbel met de woorden: God geeft de
gelovigen een `vrede die het verstand te boven gaat'.)
Wat ik ook ervaren heb, pa, en wat je in het hele Nieuwe Testament kan zien, is dat
Jezus in ons lijden met ons mee lijdt. Zo geneest Hij ons van ons lijden. Een van
zijn namen in het Nieuwe Testament is 'Immanuël' , wat betekent: `God met ons'.
Hoe diep we ook zinken, God is met ons. Daar, op de bodem van de put, zit Hij ons
op te wachten! Hij zit niet ver weg, op een of andere verre planeet, onverschillig
voor onze misère, nee, Hij is erbij, in alles waar we doorheen moeten. Misschien
herinnert u zich dat ik in het eerste jaar van mijn studie lange tijd ernstig heb
getwijfeld aan de waarheid van het christelijk geloof. Dit probleem - het probleem
van het kwaad - was toen de kern van mijn twijfel. Ik werd heen en weer geslingerd
tussen twee tegenstrijdige opvattingen. De wereld met al zijn schoonheid, zijn
vormgeving, zijn complexiteit en zijn persoonlijke karaktertrekken eist het bestaan
van een God. Maar in die tijd dacht ik dat al het leed in de wereld er juist op wees
dat er geen God kon zijn. Dat alles kwam tot een climax voor me op een koude
avond in februari, toen ik terug liep na een college astronomie op de universiteit
van Minnesota. En terwijl ik nadacht over de grootsheid van de sterrenwereld waar
we net naar hadden staan kijken, zei ik tegen mezelf: er moet een God zijn. Maar
toen ik nadacht over de nachtmerrie van Auschwitz, zei ik tegen mezelf: er kan
geen God zijn. Die twee gedachten maalden op topsnelheid door mijn hoofd. Ik
werd er helemaal gek van. Op het laatst, juist toen ik bij mijn auto kwam, keek ik
omhoog naar de hemel en schreeuwde het uit met een luide, boze stem: „De enige
God in wie ik kan geloven, is er een die weet wat het is om een Joods kind te zijn,
dat levend begraven wordt en wat het is om een Joodse moeder te zijn, die moet
toekijken hoe haar kind wordt begraven!" En juist op dat moment kwam het in me
op (of werd het mij geopenbaard?): dat is nu precies het soort God dat het
christendom verkondigt. Geen enkel ander geloof doet dat. Alleen het evangelie
durft te verkondigen dat God pats boem binnenkomt, midden in de hel die wij
creëren. Alleen het evangelie durft te verkondigen dat God als baby geboren werd
in een rotstal vol stront, dat Hij zijn leven leefde, terwijl Hij vriendschap betoonde
aan hoeren en melaatsen voor wie niemand anders opkwam, en dat Hij zelf de helse
diepte van alles wat het menselijk bestaan tot een nachtmerrie maakt, onderging.
Alleen het beeld dat het evangelie van God schetst, maakt het tegenstrijdige feit
betekenisvol dat de wereld zo prachtig en tegelijk zo foeilelijk is. Wat ik bedoel is
geloof ik dit, pa: ik weet niet precies waarom God onze gebeden voor Arlyle niet
verhoord heeft. Ik weet wel, dat als de mens niet zondig was en als we niet in die
geestelijke oorlog verwikkeld waren, dan zou deze verdrietige situatie er nooit
geweest zijn. Maar veel belangrijker dan deze verklaring is het te begrijpen dat God
meeleed met u en mij en Arlyle tijdens heel haar ziekte. Ook Hij vergoot tranen. En
door zelf deel te hebben aan onze pijn wil Hij ons ervan verlossen. Hij wil alles
geven wat maar genezing kan brengen. Aan u, aan mij, aan allen die erbij
betrokken zijn. Zijn helende kracht zit in zijn kwetsbaarheid voor pijn. Hij is in
mijn leven begonnen die heling teweeg te brengen. Hij kan dat in uw leven ook
doen. Als u zich maar een beeld in uw hoofd zou kunnen vormen van de
schoonheid van Christus, pa, dan zou Hij uw genegenheid winnen op een manier
die met geen redenering te bereiken valt. Nogmaals bedankt voor uw eerlijkheid.
In liefde en in hoop,
Greg
Elfde briefwisseling
Waarom heeft een
almachtige God eigenlijk
gebeden nodig?
15 december 1989
Beste Greg,
Ik neem aan dat jullie al behoorlijk in de kerststemming zijn. Met drie kinderen in
huis is dat zelfs moeilijk te vermijden. Ik herinner me die kerstmorgens nog wel
toen jullie allemaal nog klein waren. Dat zijn wel erg dierbare herinneringen. Ik
heb eigenlijk geen andere die me zo lief zijn. Je hebt er geen idee van hoe graag ik
daar bij jullie zou willen zijn in deze tijd van het jaar. „I'm dreaming of a white
Christmas" - hier in het zuiden, in Florida, bij een temperatuur van zo'n dertig
graden! Vertel de kleintjes maar dat hun cadeautjes onderweg zijn. Wel, Greg, om
eerlijk te zijn, eigenlijk weet ik niet wat ik met je laatste brief aan moet. Ook ik heb
waardering voor de eerlijkheid waarmee je `recht uit je hart' schrijft. Ik beken dat ik
geroerd ben door wat jouw geloof bij jou heeft uitgewerkt. En je kijk op God is
aangrijpend (helemaal in deze tijd van het jaar). Ik vraag me af waarom ik, als jouw
visie inderdaad de christelijke is, daar nooit eerder van gehoord heb. Ik denk dat de
meeste mensen als ze aan God denken een nogal gemene, krasse oude man met een
baard boven de wolken voor zich zien. Maar jij komt met een wel heel ander
plaatje. De vraag is wel, hoe jouw visie dan past bij het verhaal van God die Sodom
en Gomorra verwoest, de Kanaänieten uitroeit en de zondvloed over de hele wereld
brengt. In het licht van deze verhalen lijkt me de visie van de gemene God beter te
kloppen. Hoe dan ook, jouw visie trekt me wel aan, Greg. Maar ik ben domweg
niet in staat om je geloof daarin te delen. Ik heb gewoon nog teveel vragen. 't Gaat
me er niet om het allemaal nog eens `academisch' te maken, maar als je het goed
vindt, zou ik graag nog wat met die kwestie van het bidden willen stoeien.
Zoals ik al eerder gezegd heb: ik zie niet dat bidden ooit helpt. En dat niet alleen, ik
zie ook niet hoe bidden ooit kán werken. Als God goed is en almachtig en zich om
ons bekommert, dan wil Hij toch al steeds het beste voor ons? Dan zou Hij er toch
al mee bezig zijn om voor ons te doen wat Hij maar kan? Waar vraag je dan nog
om in je gebed? Om Hem nog meer te laten zorgen? Hij wordt toch geacht alles te
doen wat Hij kan? Of ga je Hem vertellen over een of ander probleem, zodat Hij er
iets aan kan gaan doen? Hij wordt verondersteld alles te weten. Dus je kunt Hem
nergens over informeren, je kunt Hem er niet toe verleiden om iets te doen, en je
kunt Hem niet machtigen om iets te doen. Dus wat ben je dan verdorie aan het doen
als je bidt! Het hele gedoe lijkt me een complete tijdverspilling.
Ik ben benieuwd naar je antwoord. Ik wens je een prachtig kerstfeest. Doe mijn
hartelijke groeten aan Shelley en de kinderen.
Veel liefs,
Pa
28 december 1989
Lieve vader,
Bedankt voor uw brief. Ik hoop dat u en Jeanne een fijn kerstfeest hebben gehad.
Wij hebben veel plezier gehad, maar ook veel stress! Met al die verschillende
familieleden over de vloer hadden de kinderen eigenlijk vier kerstfeesten, allemaal
met weer een stel andere cadeautjes, en dat op één dag! Maar 't is waar wat u in uw
laatste brief schrijft: kinderen maken kerstfeest pas echt schitterend. Dat is al het
werk (en het geld) wel waard.
Laten we overgaan naar uw vraag over het gebed. Het belangrijkste doel van praten
met God (want dat is wat bidden eigenlijk is) heeft maar heel weinig te maken met
het vragen om allerlei zaken, pa. Het doel is een liefdesrelatie vol geloof op te
bouwen met onze Schepper en Verlosser. Wat voor relatie zou ik met Shelley
hebben als onze gesprekken alleen maar zouden bestaan uit verzoeken aan elkaar?
Dat zou je nauwelijks een relatie kunnen noemen, vermoed ik. Zo is het ook met
God. De voornaamste functie van bidden is gewoon het samen zijn met Iemand van
Wie je houdt: om te praten met Hem, om naar Hem te luisteren, of alleen maar om
je met Hem te `onderhouden'. Heel vaak als ik bid krijg ik gewoon een beeld van
Jezus in gedachten en ik laat Hem tegen me zeggen, wat Hij aan me kwijt wil,
dingen die ik moet horen. Ik laat Hem me herinneren aan de waarde en de lieflijkheid die ik in zijn ogen heb, om wat Hij voor mij heeft gedaan op Golgota. Ik laat
Hem me een ervaring geven van zijn liefde en zo van mijn waarde. Ik laat Hem een
begin maken met het opknappen van een paar van de negatieve bandjes die in de
loop van mijn jeugd in mijn hoofd zijn gaan draaien. Ik laat Hem mijn geheugen
genezen. Zo gaat het met alle groei in een christenleven - door genezing van
binnenuit, door rusten in Gods liefde.
Het vragen van bepaalde dingen - wat wel `smeekgebed' genoemd wordt - is maar
een ondergeschikt aspect in het geheel van de relatie. Het is niet zo dat God onze
smeekbeden nodig heeft om geïnformeerd te worden of ertoe verleid te worden om
iets te doen. U heeft helemaal gelijk: Hij is al zo goed, zo zorgzaam, zo goed op de
hoogte en zo sterk als Hij maar zijn kan. Maar omdat een liefdevolle relatie met
Hem boven aan zijn agenda staat, maakt Hij het zo, dat zo'n liefdevolle relatie
mogelijk gemaakt wordt. En daarom heeft Hij ingesteld dat sommige dingen alleen
maar gedaan kunnen worden in de weg van gebed. Misschien helpt het u om er op
deze manier tegenaan te kijken. Omdat liefde Gods hoogste doel is, geeft Hij ons
een zekere hoeveelheid beslissingsbevoegdheid in het universum. Wij moeten die
ruimte hebben, willen we zelfbeschikkende mensen kunnen zijn, en Hij moet zelfbeschikkende mensen hebben in zijn schepping als Hij wil dat liefde het doel is van
de schepping. Daar hebben we het al eens over gehad. Dus wij mensen hebben
aardig wat macht in het bepalen van de uitkomst van de dingen, om wat te zeggen
te hebben in ons kleine hoekje van het universum.
Het smeekgebed is gewoon het geestelijke aspect van de `macht tot beïnvloeding'
die God ons geeft. Op dezelfde manier als God ingesteld heeft dat Hij niet alles zal
doen wat Hij op het natuurlijke vlak zou willen - met het doel ons vrijheid te geven
- zo stelt Hij ook in dat Hij niet altijd zal doen wat Hij op het geestelijke vlak zou
willen. En Hij geeft ons deze geestelijke beslissingsbevoegdheid om dezelfde reden
als waarom Hij die op het natuurlijke vlak geeft: om onze vrijheid mogelijk te
maken, ons mens-zijn, en zo een echte, op liefde gebaseerde relatie met Hem.
Ik ben ervan overtuigd dat een authentieke relatie alleen maar daar kan bestaan
waar een persoonlijke interactie is tussen twee mensen, waar er sprake is van
`geven en nemen' tussen de beide partijen. Met andere woorden: elke authentieke
relatie vereist, dat beide partijen tot op zekere hoogte iets over elkaar te zeggen
hebben, een zekere vorm van macht dus. Dat is in onze verhouding met God net zo
waar als in de verhouding tot andere mensen. God wil niet de enige zijn die de
lakens uitdeelt. Een monopolie van één persoon - zelfs als die `persoon' God zou
zijn - verplettert altijd het `persoon-zijn' van anderen. Daarom heeft God het zo
gemaakt dat wij in zekere mate macht hebben in onze relatie met Hem. Hij maakt
het zo, dat we echt invloed kunnen uitoefenen op de Schepper. Niet omdat Hij ons
nodig heeft, maar omdat Hij wil dat we dat kunnen. In mijn visie is het smeekgebed
het voornaamste middel van deze invloed van mens tot God. Ik denk dat dit uw
vragen over hoe het gebed zou kunnen werken wel beantwoordt. Maar eerlijk
gezegd gaat het niet in op uw tegenwerping dat bidden in feite helemáál niet werkt.
Daarover wil ik nog het volgende zeggen.
In de eerste plaats, pa, is het denk ik praktisch onmogelijk om de effectiviteit van
het gebed te `testen' gegeven de gecompliceerdheid van de werkelijkheid. Ik weet
van verschillende gepubliceerde experimenten die in ziekenhuizen gedaan zijn om
de effectiviteit van gebeden te 'testen' waarvan de conclusie was, dat er een positief
verband bestaat tussen gebed en genezing. Hoewel ik deze tests boeiend vind,
twijfel ik er toch aan of iemand die niet in bidden gelooft, ze erg overtuigend zou
vinden. Er zijn gewoon te veel variabelen. Er bestaat geen verhoord gebed dat niet
óók aan toeval kan worden toegeschreven en er is geen onverhoord gebed dat niet
kan worden wegverklaard. Maar misschien is dit wel precies zoals het moet wezen.
Als een smeekgebed afdoende zou kunnen worden `geverifieerd', dan zou je van
God een soort van kosmische automaat maken. Je gooit je vraag erin, trekt aan de
hendel en hocus pocus, je wens is vervuld. Maar dan schiet je het hele doel van het
gebed voorbij. Want het gebed is er juist voor bestemd om een geloofsrelatie met je
Schepper mogelijk te maken. Er is dus geloof voor nodig om te bidden én om het
antwoord op het gebed te zien.
In de tweede plaats zou ik nog eens willen herhalen dat het veel belangrijker is te
weten dat God aan jouw kant staat, zelfs wanneer je gebed niet verhoord wordt, dan
inzicht te hebben in hoe het nou zit met onverhoorde gebeden. Misschien moeten
we het zó bekijken. Stel dat op het Normandische strand, op D-day, een huisje staat
dat bewoond wordt door geallieerden uit Amerika. Sterker, laten we eens aannemen
dat het gezin in dit onfortuinlijke strandhuisje bestaat uit de volgende personen: de
zoon van de opperbevelhebber van de Amerikaanse invasievloot, zijn
schoondochter en zijn kleinkinderen. Daar zitten ze, gevangen in het spervuur van
die vreselijke slag. Laten we zeggen dat ze radioverbinding hebben met die
bevelhebber en dat ze via de radio verzoeken aan hem kunnen voorleggen tijdens
de veldslag. Ze vertellen hem dat ze onder vuur liggen, zowel van de vijanden als
van de Amerikanen en dat ze getroffen zijn. Ze vertellen hem dat ze gewond zijn en
dat ze nieuwe voorraden nodig hebben, dat ze honger hebben, maar dat hun voedsel
op is, enzovoort.
Nu geeft de bevelhebber bijzonder veel om zijn zoon en zijn gezin en het liefst zou
hij op al hun verzoeken ingaan. Maar er moet op hetzelfde moment een veel groter
gevecht geleverd worden; hij moet rekening houden met de levens van duizenden
anderen. Een goede afloop van deze beslissende slag is van het allergrootste
belang. Soms kan de bevelhebber op de verzoeken van zijn zoon ingaan, maar
andere keren kan hij dat niet, gegeven de strategie van de vijand. En soms is wat ze
vragen misschien wel helemaal niet in hun voordeel, gelet op de loop van de strijd.
Maar het onfortuinlijke gezin in het strandhuisje kan dat niet allemaal overzien. Ze
weten alleen maar dat de bevelhebber aan hun kant staat, dat hun verzoeken
worden gehoord en dat er rekening mee gehouden wordt en dat hun verzoeken
soms gehonoreerd worden, maar soms ook niet. Maar omdat ze het strategisch
overzicht missen, hebben ze geen flauw idee waarom dat zo is. Zij missen het
overzicht over het geheel van de strijd. Hun perspectief is niet wijder dan de kleine
ramen van hun huisje groot zijn.
Dit verhaal loopt, denk ik, parallel aan onze relatie met God in onze huidige
gevallen staat. Er zijn ongetwijfeld miljarden variabelen die van moment tot
moment een rol spelen in Gods bemoeienis met de wereld. Zo heb je Gods
algemene plan voor de mensheid en de kosmos. Dan is er de noodzakelijke mate
van vrijheid voor elk individu, zowel mens als engel, waarmee geworsteld moet
worden. Verder heb je Gods plan voor ieder individueel. Voorts moet er rekening
gehouden worden met zelfs het aantal vijandige en geallieerde krachten. Dan heb je
de strategie van de strijd waarin Hij verwikkeld is. Je hebt ook te maken met de
mate waarin Hij ons gebed gevolgen wil laten hebben voor de wereld. En zo kun je
doorgaan. En wij weten hier minder dan niets van af! Wij zijn uiterst bijziend. Wij
weten oneindig veel minder over de kosmische oorlog waar we in betrokken zijn,
dan dat gezin in dat huisje over de strijd waar zij midden in zaten. Werkelijk, we
zijn maar van één ding zeker: onze Bevelhebber heeft ons lief. Hij wil het beste
voor ons; Hij staat aan onze kant. Hij hoort ons smeken en wordt erdoor beïnvloed.
En als het maar even mogelijk is het goede te bevorderen en de pijn te weren, dan
doet Hij het. Maar in een oorlog is dit gewoon niet altijd mogelijk - zelfs niet voor
God zolang Hij vasthoudt aan wat boven aan zijn agenda staat: liefde, en daarom
vrijheid.
Waarom liet God ma niet in leven? Eerlijk, pa, afgezien van de algemene
waarneming dat deze wereld onvoorstelbaar verziekt is vanwege die kosmische
oorlog: ik heb geen idee. Op een dag kom ik er wel achter. `Wij zien nu nog door
een spiegel in raadselen', zegt de Bijbel. Toch geloof ik wel dat we genoeg kunnen
zien om te weten dat er met onze gebeden rekening gehouden wordt en om te
blijven geloven in de goedheid en de wijsheid van de Bevelhebber tot wie we
spreken. En dat is, denk ik, veel belangrijker, dat geeft veel meer genezing dan
exact het wat en hoe te kennen van waarom wij, en ma, zo moesten lijden. Ik hoop
dat dit een antwoord is op het onderwerp dat u aansneed. Ik zou u willen
aanmoedigen, pa, om te beginnen met praten met God, al is het maar om lucht te
geven aan uw woede en teleurstelling ten opzichte van Hem. De Bijbel staat vol
met zulke gebeden. God wordt er niet door beledigd. Als Hij dat wel zou zijn,
hadden die gebeden nooit een plaats gekregen in zijn geïnspireerde Woord! Dit
soort klagende, boze bidden kon wel eens heel genezend zijn in uw leven. Nu u
gelooft dat God een Persoon is, moet u ook geloven dat Hij op zijn minst hoort wat
u zegt. Communiceren met Hem, waar dan ook over, is sowieso het begin van een
relatie met Hem! Ik hoop dat ik weer gauw wat van u hoor.
In liefde en in hoop,
Greg
Twaalfde briefwisseling
Waarom zou God iets geven
om kleine mensen
zoals wij?
14 januari 1990
Beste Greg,
Het was fijn om je vorige week aan de telefoon te hebben. Nogmaals hartelijk
bedankt voor de bemoedigende kaart en de bloemen voor Jeanne en mij. Ik hoop
dat Alisha over haar griep heen is en dat de rest van jullie dat onmenselijke
januariweer daar een beetje overleeft. Wanneer worden jullie nu eindelijk eens
wijs, jongens, en verhuizen jullie ergens naar toe waar je niet de helft van het jaar
zeventien lagen kleren over elkaar aan hoeft te doen?
Wel, zoals ik je over de telefoon al zei, je verhaal over bidden klonk me zinnig in
de oren. Maar zoals ik al zei, ik zou denken dat het geen kwaad zou kunnen
(ongeacht wat voor doel de Almachtige ook heeft met het gebed), als Hij ten minste
zo af en toe eens liet merken dat Hij ons echt hoort en dat bidden een zeker positief
effect op de dingen heeft. Ik waardeer het dat Hij geen `kosmische automaat' wil
zijn, maar ik denk dat Hij fout zit door het in tegenovergestelde richting te zoeken!
Vertel Hem mijn bezwaar maar als je de volgende keer met Hem spreekt.
Ik heb hoe dan ook moeite met de gedachte op zich dat je met God kan praten,
zolang de gedachte aan me knaagt dat wij niet centraal staan, of zelfs maar
belangrijk zijn bij iets wat Hij doet. Ik geef toe dat de almachtige kracht achter de
schepping persoonlijke kenmerken heeft, maar ik ben er nog niet van overtuigd dat
dit voor ons iets te betekenen heeft. Zijn `agenda' zoals je dat noemt, lijkt op iets
anders in het universum gericht te zijn. Het lijkt me dat wij maar een
bijkomstigheid zijn in het grote geheel.
Je zegt heel wat over Gods lijden voor ons. Maar waarom zou God lijden op de
manier zoals jij zegt dat Hij doet, voor schepselen die zo onbetekenend zijn als wij?
Ik vermag nog wel in te zien dat de mensen dit vroeger in de Middeleeuwen
geloofden. Toen dachten ze ook nog dat de aarde het centrum van alles was. Maar
nu weten we dat de aarde maar een klein, onbetekenend planeetje is in een
betrekkelijk klein zonnestelsel, in een betrekkelijk kleine melkweg, die zich
nergens in het bijzonder bevindt in een ondenkbaar groot heelal. Dus wat betekenen
wij nou helemaal? Zou het niet kunnen dat Hij wel een doel voor het heelal heeft,
maar dat wij daar domweg geen deel van uitmaken? Is er iets dat doet vermoeden
dat wij zó belangrijk zijn, of überhaupt belangrijk?
Ik heb nog heel wat meer op mijn lever, maar daar wacht ik wel mee tot later
datum. Voor deze keer wil ik het hierbij laten.
Veel liefs,
Pa
4 februari 1990
Lieve vader,
U zit nog steeds vast aan de gedachte dat mensen te klein zijn om in het grote
geheel van de dingen belangrijk te kunnen zijn. Ik vermoed, pa, dat u gevangen zit
in de vrij algemene veronderstelling dat klein gelijk is aan onbelangrijk. Heel vaak
wordt aangenomen dat, omdat we zo klein zijn in de fysieke wereld, we ook niet
belangrijk kunnen zijn in de geestelijke wereld.
Maar waarom zouden we dat aannemen? Vinden we olifanten belangrijker dan
menselijke baby's omdat ze groter zijn? Is Jupiter belangrijker dan de aarde omdat
hij honderd keer zo groot is? Wat heeft omvang daar nu mee te maken?
Als grootte er al toe doet, dan lijkt het me dat Gods persoonlijke eigenschappen
juist vooral in onze kleinheid tot uiting komen. Net zoals we bewondering hebben
voor een rijke koning, die om wille van de liefde alles zou willen prijsgeven voor
het boerenmeisje waar hij verliefd op is, zo lijkt Gods liefde voor ons des te groter
juist omdat wij zo klein zijn. Het fundamentele verschil tussen de minnaar en de
beminde maakt het radicale karakter van de liefde van de minnaar zichtbaar. In dat
licht betoont Gods liefde zich 'oneindig radicaal'. Misschien is dat wel een van de
redenen waarom Hij ons sowieso fysiek maar zo klein geschapen heeft.
Maar eigenlijk zou ik uw standpunt nog vanuit een andere hoek willen benaderen.
Het valt me op dat er iets inconsequents in uw geloof zit: dat God wel persoonlijk
is, maar niet persoonlijk in ons is geïnteresseerd. U stemt ermee in dat onze
persoonlijke eigenschappen alleen maar verklaard kunnen worden als onze
Schepper zelf persoonlijk is. Maar vervolgens veronderstelt u dan dat ons
persoonlijk bestaan maar een 'bijkomstigheid' is op de agenda van de Schepper
voor het geheel van de schepping. Maar heel de noodzaak om het bestaan van een
persoonlijke Schepper te poneren om überhaupt de aanwezigheid van onze
persoonlijke eigenschappen te verklaren, is nou juist afgeleid van het feit dat onze
persoonlijke eigenschappen (onze morele overtuigingen, ons verstand, onze liefde,
enz.) niet per ongeluk ontstaan kunnen zijn! Ziet u het probleem dat zich hier
voordoet? Laat ik dat duidelijk maken door een paar andere vragen te stellen.
Vooronderstellen onze onvolmaakte persoonlijke eigenschappen niet het bestaan
van een volmaakt persoonlijk wezen? Zouden bijvoorbeeld onze onvolmaakte
morele overtuigingen niet het bestaan vooronderstellen van een volmaakte morele
norm? Hoe zouden we anders kunnen weten dat de onze onvolmaakt is? En zou ons
onvolmaakte redeneren en kennen niet het bestaan van een volmaakte `redeneerder'
en 'kenner' vooronderstellen? Als de Schepper niet volmaakt moreel is en over
volmaakte kennis beschikt, waaraan moet zijn onvolmaaktheid dan worden
afgemeten? Ik zou willen betogen dat de Schepper, per definitie, de definitie is van
wat volmaakt-zijn inhoudt. Want er kan per definitie niets boven Hem bestaan.
(Dat noemen we het ethische en het ontologische godsbewijs. Ik ga daar nader op
in in het boek waar ik aan werk en wat ik u ook toegezonden heb, Trinity and
Process. Maar nu zal ik u de details besparen, want ik heb u destijds beloofd dat ik
me zoveel mogelijk van filosofische termen zal onthouden.)
De essentie van dit alles is dit, pa: als wij, onvolmaakte wezens als we zijn, al zo
moreel verontwaardigd zijn vanwege al het onrecht dat in onze wereld bestaat,
moet de Schepper dan niet nog oneindig veel meer verontwaardigd zijn? Als wij al
uit liefde en morele overtuiging ons gekwetst voelen om hen van wie wij weten dat
zij in onze wereld leed verduren, zou de Schepper dan niet oneindig veel meer
gekwetst zijn?
Als dat niet het geval zou zijn, zou Hij dan niet minder zedelijk, minder
liefhebbend, minder wetend zijn dan wij? In dat geval zou het effect (wij), groter
zijn dan de oorzaak (God), en dat is uitgesloten. De enorme omvang van de kosmos
en onze kleinheid daarbij vergeleken zouden voor God alleen maar een probleem
voor zijn liefde en zorg betekenen als Hij er zelf een product van zou zijn (een
effect). Maar Hij is de kracht achter alles! Zijn liefde en zijn zorg zijn volmaakt,
dus onuitputtelijk. En daarom is er, wat Hij verder ook te doen moge hebben in het
heelal (en wat mij betreft kon dat wel eens een heleboel zijn) meer dan genoeg over
voor ons `kleine' mensjes. Kortom: ik vind het onmogelijk om te veronderstellen
dat de grond van onze persoonlijke eigenschappen (God) niet persoonlijk voor ons
zou zorgen.
De gevolgen hiervan voor het begrijpen van onszelf zijn volgens mij
onvoorstelbaar. Het betekent, pa, dat God u kent - volmaakt (beter dan u uzelf
kent). Het betekent dat God u liefheeft - volmaakt (meer dan u van uzelf houdt). En
het betekent dat God zich bekommert om uw lijden en om uw morele overtuigingen
- volmaakt (meer dan u er zelf om geeft).
Het betekent ook dat het zinnig is om eens te gaan uitzoeken wat voor een relatie
onze Schepper eigenlijk met ons wil. Wat heeft Hij voor doel met ons leven? Wat
wil Hij met ons? Wat kunnen we over Hem weten? Heeft Hij Zich op enig moment
aan ons geopenbaard? Deze vragen komen vanzelfsprekend op als we eenmaal
beseffen dat God al persoonlijk betrokken is bij ons leven. Dit brengt me tot het
laatste punt dat ik aan de orde wil stellen. Ik zou willen stellen, pa, dat de
geschiedenis laat zien dat wáár is, wat volgens de rede waar moet zijn. Ik zou
willen wijzen op Gods liefde en zorg voor ons, en dat niet alleen door aan te tonen
dat de rede daarom vraagt, maar omdat de geschiedenis het laat zien. Het antwoord
op de hierboven gestelde vragen - bijvoorbeeld: waar kunnen we meer te weten
komen over God? - wordt gevonden in de geschiedenis, in de persoon van Jezus
Christus, en wordt gevonden op een manier die alles bevestigt wat we tot dusver
door ons verstand al van God wisten. Als God de enige volmaakte, liefhebbende en
zorgzame is, dan mogen we veronderstellen dat Hij al het mogelijke zal doen om
het best mogelijke teweeg te brengen voor zijn schepselen. Minder dan dat zou
noodzakelijkerwijs ook betekenen: minder volmaakt. En Christus openbaart dat dit
het nu precies is, wat God gedaan heeft! God zelf werd mens, één van ons, en stierf
een helse dood aan het kruis op Golgota om al het kwaad goed te maken dat zijn
persoonlijke schepselen, de mensen, zichzelf hadden aangedaan. Hij heeft al het
mogelijke gedaan, en Hij doet dat nog steeds om ons mensen eeuwig bij Zich te
hebben. ('mogelijke' zodanig gedefinieerd, dat de beperkingen worden bepaald door
de grenzen die zijn `algemene agenda' eist.) Dit klopt niet alleen maar met ons
verstand, er zijn ook enorm veel historische bewijzen die deze gedachte
ondersteunen. Verstand en geschiedenis komen tot dezelfde conclusie: Jezus
Christus is Here. Laat me even weten of u mijn redenering in deze brief hebt
kunnen volgen. Zelf denk ik dat het een behoorlijk klemmend betoog geworden is
(al zeg ik het zelf), maar ik denk ook dat het hier en daar misschien lastig te volgen
is. En ik wil zó graag dat u het begrijpt! Ik hoop gauw van u te horen. Laat me u
nog eens zeggen hoe heerlijk ik het vind met u te schrijven. Als u zich uiteindelijk
bekeert (ben ik even vol vertrouwen!), zouden we best een boek kunnen maken van
onze briefwisseling! Uw vragen zijn precies de vragen die gesteld en besproken
moeten worden, door gelovigen net zo goed als door ongelovigen.
In liefde, in hoop en met de beste wensen,
Greg
DEEL 2
VRAGEN OVER
JEZUS CHRISTUS
Dertiende briefwisseling
Waarom zou je het verslag van het evangelie vertrouwen?
24 februari 1990
Beste Greg,
Je betoog over Gods volmaaktheid is erg boeiend. Ik heb erover nagedacht en in
zekere zin lijkt het me overtuigend, maar toch kom ik terug op deze vraag: is het
echt een gebrek van God als mensen gewoon te onbetekenend zijn om je druk over
te maken? Niemand zal toch zeggen dat ik minder waard ben omdat ik op een mier
getrapt heb, wel? Mieren komen daar gewoon niet op, hoewel ze ongetwijfeld
belangrijk zijn in hun eigen ogen. Zo lijkt het me ook dat mensen in het geheel der
dingen voor God minder zijn dan mieren voor ons. De reden is niet dat er aan Hem
wat mankeert, maar gewoon dat wij weinig voorstellen.
Maar ik heb een belangrijker probleem met jouw laatste brief, vooral met het
laatste gedeelte. Dat raakt pas echt de kern van veel van mijn problemen met het
christelijk geloof. Christenen, met name die `wedergeboren' types, lopen altijd de
Bijbel te citeren om hun geloof te steunen. Ze stellen hun meningen als absolute
waarheden voor en rechtvaardigen dat met `want de Bijbel vertelt me dat'. Dan kan
ik alleen maar zeggen: op wiens gezag is aan de Bijbel deze verheven positie
geschonken? En dan zeg jij dat de `geschiedenis' bewijst dat God van ons houdt,
maar vervolgens citeer je de Bijbel! Ik neem je dat niet kwalijk, want dat is de
enige plaats waar je ooit iets over Jezus te weten kunt komen. Maar voor mij
betekent dat helemaal niets, want ik aanvaard de Bijbel helemaal niet! Ik zie geen
enkele goede reden om de blinde geloofssprong te maken van het rücksichtslos
aanvaarden van de betrouwbaarheid van de evangeliën waar jouw hele geloof op
gebaseerd is.
Dus zelfs als ik overtuigd zou zijn dat God om ons mieren geeft, dan zit er nog een
heel stuk tussen dát en geloven dat Hij er een werd - en de rest van heel die
christelijke handel. Genoeg voor deze keer.
Veel liefs,
Pa
8 maart 1990
Lieve vader,
Laat ik eerst ingaan op uw vergelijking met mieren, dan zal ik me daarna bezig
houden met uw bezwaar tegen het citeren van de bijbel. U stelt dat net zoals een
mens niet minder mens is omdat hij niets om mieren geeft, God ook niet minder
God is omdat Hij niets om mensen geeft. Ik vind het een spitse vergelijking, maar
toch gaat ze mank. Mensen mogen dan niet in staat zijn iets te geven om insecten,
maar dat wijst er alleen maar eens te meer op dat wij onvolmaakt zijn. Als we
volmaakt zouden liefhebben, zorgen, voelen, kennen, enz., dan zouden we ons wel
druk maken om insecten - en al het andere in onze wereld - en zo het beste voor
hen zoeken en hen zo weinig mogelijk laten lijden. Dan zouden we meevoelen, niet
alleen met alle andere mensen, maar ook met al de andere dingen.
Misschien klinkt het wat afgezaagd, maar laten we beginnen met wat voor de hand
ligt en vandaar toewerken naar wat minder duidelijk is. De onvolmaaktheid van
onze liefde blijkt bij de meeste mensen duidelijk in het feit dat ze niet erg
betrokken kunnen of willen zijn bij, laten we zeggen, het lijden van mensen die we
nooit gezien hebben. Verder blijkt het in het onvermogen van sommige mensen om
zich druk te maken over het welzijn van `hogere dieren'- honden, katten, apen. En
het wordt zelfs zichtbaar in het onvermogen van veel mensen om zich druk te
maken over de benarde situatie van `lagere dieren' (bijv. degenen die uit winstbejag
diersoorten uitroeien door het vernietigen van bossen, het verontreinigen van water,
enz.). Waar kun je dus de grens trekken waarachter het je niet druk maken niet
meer gezien wordt als onvolkomenheid? Ik denk dat dat niet kan. Daaruit volgt, dat
als God ons behandelde zoals wij mieren behandelen, Hij geen volmaakt wezen zou
zijn. Maar om veel redenen die ik u al verteld heb, denk ik dat het als een paal
boven water staat dat Gods bestaan de norm is voor volmaakte liefde, kennis en
morele overtuiging. Ik concludeer dus dat Hij wel om ons geeft (en om mieren).
Nu wat betreft uw fundamentelere tegenwerping dat ik uitga van het gezag van de
Bijbel om te bewijzen dat wat de Bijbel over Jezus zegt, waar is. Kijk eens, pa, als
ik zeg dat `de geschiedenis' laat zien wat volgens de rede, het verstand, waar moet
zijn, dan bedoel ik ook echt geschiedenis. Misschien komt het door uw eerdere
ontmoetingen met van die `wedergeboren types' dat u aannam dat ik me op de
Bijbel beriep als `Gods Woord' toen ik naar Jezus als Here verwees, maar dat is niet
het geval. Het is waar dat bijna al onze kennis over Jezus uit de evangeliën komt,
maar dat betekent nog niet dat ik door naar de evangeliën te verwijzen, daarnaar
verwijs als Gods Woord. Dat doe ik niet. Ik verwijs er alleen maar naar als
historische documenten. Laat me even ingaan op het verschil tussen het lezen van
een geschrift als `Gods Woord' en als `geschiedenis'. Wanneer de gemiddelde
mormoon het Boek van Mormon leest, dan leest hij dat als Gods Woord. Hij
aanvaardt op grond van zijn geloof dat wat er in het boek staat, waar is. Maar
wanneer ik het Boek van Mormon lees, dan lees ik het als geschiedenis. Ik ben
geen mormoon. Ik gebruik het boek alleen maar als historische bron. Ik pas op dit
werk dezelfde historische criteria toe als iedere andere historicus zou doen bij het
schatten van de historische waarde die een bepaald document mogelijk heeft. Ik
neem helemaal niet op voorhand aan dat het betrouwbaar is. Ik schenk een geschrift
ongeveer zoveel vertrouwen als gerechtvaardigd lijkt door de mate waarin het
beantwoordt aan historische criteria. (Zo bekeken komt het Boek van Mormon er
overigens niet zo best af.) Zo is het ook met de evangeliën, pa. Ik vraag niet van u
dat u ze `in blind vertrouwen' aanvaardt als Gods Woord. Vergeet dat maar even
helemaal. Ik zeg alleen maar: kijk ernaar zoals u dat zou doen naar elk oud
document. Pas er dezelfde criteria op toe die historici toepassen op andere oude
geschriften als ze de geschiedenis onderzoeken. Ik beweer dat als de evangeliën op
dezelfde kritisch-historische wijze behandeld worden, ze er erg goed afkomen en
datje erop kunt vertrouwen dat zij ons behoorlijk wat over de persoon van Jezus
Christus vertellen. In elk geval genoeg om te weten dat God in Hem tegenwoordig
was en op een zeer betekenisvolle manier door Hem werkte. Wat zijn nu de criteria
die historici toepassen op oude documenten om hun historische waarde vast te
stellen? Ik ben geen deskundige op dat gebied en het veld is hoe dan ook veel te
uitgestrekt om erg diep op in te gaan in onze discussie. Maar de meeste van deze
criteria zijn in feite gewoon gezond verstand, toegepast op historische documenten.
Ze kunnen in twee groepen verdeeld worden: interne en externe criteria. `Interne'
criteria zijn die welke binnen het document in kwestie gelden. `Externe' criteria zijn
dan vanzelfsprekend die welke van buitenaf worden toegepast. U zult het verschil
wel merken als ik verder ga. Deze criteria kunnen het beste uitgedrukt worden met
behulp van een serie vragen die historici gewoonlijk stellen aan oude geschriften.
Een paar van de meest belangrijke, in beide categorieën, volgen hier (met bij elk
een korte uitleg van het waarom).
Interne criteria
1. Was de auteur in zo'n positie dat hij wist waar hij over schreef? Beweert de
tekst een ooggetuigeverslag te zijn, of gebaseerd te zijn op zo'n verslag? Of
is het een verslag van-horen-zeggen? Als het document er zelfs geen
aanspraak op maakt dat het een ooggetuigeverslag is, of daarop gebaseerd is,
of tenminste geschreven is vanuit het perspectiefvan een ooggetuige, dan is
zijn waarde waarschijnlijk minder dan wanneer het daar wel aanspraak op
maakt. Maar zo'n aanspraak bewijst op zichzelf natuurlijk niet afdoende dat
het op waarheid berust (zie bij Externe criteria).
2. Bevat het document in kwestie specifiek materiaal, waaronder met name
informatie die van geen enkel belang is? Eerstehands bronnen bevatten
gewoonlijk opvallend veel materiaal, met name details die weinig met de
kern van het verhaal te maken hebben, terwijl verzonnen verhalen zich
kenmerken door een neiging tot generalisatie.
3. Bevat het document materiaal dat ongunstig is voor het document zelf? Als
een document materiaal bevat dat een negatief beeld geeft van de auteur, van
de `helden 'van het verhaal, of dat met name negatief lijkt voor de
betrouwbaarheid van het verhaal, dan is dat gewoonlijk een goede indicatie
dat het centrale motief van de auteur het beschrijven van de waarheid is.
4. Is het document redelijk consistent? De waarheid kent meestal een innerlijke
samenhang die verzonnen verhalen doorgaans missen, ook al bevatten
verschillende beschrijvingen van één bepaalde gebeurtenis gewoonlijk
enkele onbelangrijke tegenstrijdigheden.
5. Is er klaarblijkelijk sprake van legendevorming in het document? Verhalen
van vissers hebben de neiging steeds groter te worden in de loop van de tijd.
Als er bepaalde zaken in een document aanwezig zijn die
`bovenproportioneel' zijn, dan suggereert dat een latere tijd van schrijven en
neemt de historische betrouwbaarheid van het document evenredig af.
Externe criteria:
1. Zouden de auteurs van het document een motief hebben gehad om wat ze
schreven te verzinnen? De betrouwbaarheid van het document wordt
uiteraard verminderd als kan worden vastgesteld dat de auteur een motief had
om een verslag te verzinnen. Omgekeerd neemt de betrouwbaarheid van het
document toe als de auteur met het schrijven van het verslag niets te winnen,
en misschien zelfs wel iets te verliezen had.
2. Bestaan er ook andere bronnen die de inhoud van het document bevestigen
en/of de authenticiteit van het document met bewijzen staven? Als de inhoud
van een document ook maar enigszins bevestigd wordt door bronnen buiten
het document zelf dan verhoogt dit de geloofwaardigheid van het document
(maar dan moeten op deze externe bronnen wel dezelfde criteria toegepast
worden). En als het auteurschap van een document in zekere mate bevestigd
kan worden door externe bronnen, dan verhoogt ook dat de
geloofsvaardigheid van het document.
3. Ondersteunt de archeologie het materiaal van het document of juist niet? Als
archeologische vondsten de inhoud van het document enigermate met
bewijzen kunnen staven, dan neemt daardoor de betrouwbaarheid toe.
Omgekeerd geldt dat als er spanning bestaat tussen archeologische vondsten
en het document, zijn geloofwaardigheid schade lijdt.
4. Zouden `tijdgenoten' van het document de inhoud van het document vervalst
kunnen hebben en hadden ze een motief om dat te doen? Als er personen
geweest zijn die hadden kunnen onthullen dat de inhoud van het document
verzonnen is (en daar ook een motief voor hadden), maar dat desondanks
hebben nagelaten - voor zover we uit de geschiedenis weten - dan verhoogt
dat de betrouwbaarheid van het document.
De vraag is nu, pa: hoe houden de evangeliën zich als ze tegen het licht van deze
criteria gehouden worden? Ik stel dat ze er buitengewoon goed van afkomen. Ik
weet dat het allicht een beetje saai is, maar probeer me toch eens te volgen als ik ze
kort allemaal langsloop, want dit is echt belangrijk.
Bij intern criterium 1:
ï‚· Lucas, zelf geen ooggetuige, vertelt ons dat hij ooggetuigen als bronnen
gebruikt en dat hij zo een ordelijk en betrouwbaar verhaal wil maken van de
dingen die hij optekent (Lucas 1:1-4). Johannes deelt ons mee dat hij een
ooggetuige is en de overige twee evangeliën, Mattheüs en Marcus, zijn beide
geschreven vanuit het perspectief van een ooggetuige, hoewel zij daar niet
expliciet aanspraak op maken. Ze gaan daar gewoon van uit. Andere bronnen
uit het begin van de tweede eeuw bevestigen dat de auteurs van de
evangeliën Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes zijn. (Dit hoort ook bij
extern criterium 2).
Bij intern criterium 2:
ï‚· De evangeliën zitten vol met het soort onbelangrijke details die typerend zijn
voor ooggetuigenverslagen. Laat me u daar één voorbeeld van geven. (Dit
voorbeeld is des te interessanter omdat het gaat over de opstanding.) Lees
Johannes 20:1-8 eens heel precies. Ik heb de onbelangrijke details die daarin
voorkomen gemarkeerd.
En op de eerste dag der week ging Maria van Magdala (een beschuldigend detail,
zie de volgende criteria) vroeg (wanneer? doet dat ertoe?), terwijl het nog donker
was (wie kan dat wat schelen?), naar het graf en zij zag de steen van het graf
weggenomen. IJlings kwam zij dan bij Simon Petrus en bij de andere discipel, dien
Jezus liefhad (Johannes' bescheiden manier om naar zichzelf te verwijzen - een
ander kenmerk van oorspronkelijkheid), en zeide tot hen: Zij hebben de Here
weggenomen uit het graf en wij weten niet, waar zij Hem hebben neergelegd (op te
merken valt hier haar gebrek aan geloof). Petrus dan ging op weg en ook de andere
discipel en zij begaven zich naar het graf, en die twee liepen samen snel voort; en
de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam het eerst aan het graf
(opnieuw de bescheidenheid van Johannes, maar wie bekommert er zich nu om zo'n
onbelangrijk detail?) en zich vooroverbuigende (de ingang van de graftombe was
laag-een detail dat historisch correct is voor de tombes van rijke mensen uit die tijd
- het soort waarvan we weten dat Jezus daarin gelegd was), zag hij de linnen
windsels liggen; hij ging echter niet naar binnen (waarom niet? onbelangrijk
detail). Simon Petrus dan kwam ook, hem volgende (weer een herhaling van
bescheidenheid), en hij ging het graf binnen (Petrus vrijpostigheid blijkt uit alle
evangelieverhalen) en zag de windsels liggen, maar de zweetdoek, die op zijn
hoofd geweest was, zag hij niet bij de windsels liggen (een onbelangrijk en
onverwacht detail - wat droeg Jezus?), doch opgerold, terzijde op een andere plaats
(kan er iets nog onbelangrijker en ongebruikelijker zijn dan dit, pa? Jezus vouwde
een deel van zijn windsels op voor Hij, vertrok!). Toen ging ook de andere discipel,
die het eerst aan het graf gekomen was, naar binnen (wie maakt zich nu druk om de
precieze volgorde waarin ze naar binnen gingen?).
Ik hoop dat u snapt wat ik bedoel. Er is absoluut geen reden om dit soort
oninteressante details te vermelden. Het voegt niets toe aan de verhaallijn, behalve
dat het gewoon een onderdeel is van wat er gebeurde. Daarom zet de auteur het
ertussen als hij zich de gebeurtenis in het geheugen roept. De evangeliën zitten vol
met dit soort voorbeelden.
Bij intern criterium 3:
ï‚· De evangeliën staan ook vol materiaal dat ongunstig is voor die evangeliën
zelf. In het opstandingsverslag bijvoorbeeld, dat u net gelezen hebt, wordt
gezegd dat een vrouw de eerste was die ontdekte dat het graf leeg was. Maar
dat feit is alleen maar schadelijk voor het getuigenis van de vroege
christenen, aangezien vrouwen in de Joodse cultuur van de eerste eeuw
beschouwd worden als ongeneeslijke kletskousen. Ze mochten zelfs voor de
rechtbank niet getuigen (reden voor Paulus om in 1 Korintiërs 15 geen
vrouwen op te nemen in zijn lijst van personen die de verrezen Christus
hebben gezien). Bovendien worden de discipelen consequent in negatief licht
beschreven. Zelfs bepaalde aspecten van het leven van Jezus worden
meegenomen in het verhaal, die verzwegen zouden zijn als het verhaal
verzonnen was om de mensen van zijn messiasschap te overtuigen. Aan het
kruis riep Jezus bijvoorbeeld uit: „Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij
verlaten?" Dat is nu niet bepaald wat je van de Messias zou verwachten,
zeker niet als de Messias geacht wordt goddelijk te zijn. Die uitspraak is
moeilijk te geloven, maar dat bewijst de juistheid van de stelling. Het enige
motief dat iemand kan hebben om dit een plaats te geven in zijn verslag is
dat Jezus het werkelijk zo gezegd heeft!
Bij intern criterium 4:
ï‚· De evangeliën bieden een samenhangend beeld van wie Jezus was en wat Hij
deed en ook van de gebeurtenissen die zijn leven omgeven. Als de verslagen
afzonderlijk waren verzonnen, waar komt die onderlinge samenhang dan
vandaan? Maar er zijn ook opvallende verschillen in de verslagen, die het
verschil in perspectief van elk duidelijk laten zien. Als ze alle gezamenlijk
waren verzonnen, zou de samenhang veel groter zijn dan ze nu is.
Bij intern criterium 5:
ï‚· C.S. Lewis (C.S. Lewis, God in the Dock (Grand Rapids: Eerdmans
Publishing Company, 1970), p. 158 was hoogleraar in Oxford en een expert
op het gebied van antieke mythologie. Hij heeft eens gezegd: „Ik ben er als
literair-historicus volkomen van overtuigd, dat wát de evangeliën verder ook
mogen zijn, ze in geen geval legendes zijn. Ik heb heel veel legendes gelezen
en ik ben er zeker van dat het niet om dezelfde soort dingen gaat" 2. De
evangeliën bevatten wel bovennatuurlijke zaken, maar de verslagen die we in
de evangeliën aantreffen, hebben geen enkele van de kenmerken van de
antieke mythologie. Ze zijn juist erg sober.
Laten we nu eens naar de externe criteria kijken.
Bij extern criterium 1:
ï‚· Wat voor motief zouden de eerste discipelen mogelijk hebben gehad om
verhalen over Jezus te verzinnen? Ze beweren dat ze in Jezus geloven
vanwege zijn wonderen en zijn opstanding met daar aan gekoppeld het soort
leven dat Hij leefde en het onderwijs dat Hij gaf. Ze wonnen daar absoluut
niets mee; ze werden daardoor juist verschrikkelijk vervolgd. Waarom
zouden ze liegen? Is er iets in hun karakter dat ons ertoe brengt te denken dat
zij het soort mensen zijn dat anderen opzettelijk misleidt? Voor zover ik weet
is er geen geleerde die twijfelt aan de oprechtheid van de discipelen.
Bij extern criterium 2:
ï‚· Zoals ik al eerder zei, wordt het auteurschap van deze evangeliën bevestigd
door talrijke bronnen uit de tweede eeuw en die konden het toen dan ook nog
eens beter weten dan wie dan ook vandaag. We kunnen ook dingen te weten
komen over Jezus en de eerste discipelen - zaken die heel goed passen in de
evangeliën - uit andere oude seculiere bronnen, zoals Tacitus (ca. 55-120),
Suetonius (begin tweede eeuw), Josephus (ca. 37-97), Thallus (midden eerste
eeuw), Plinius (begin tweede eeuw), en ook oude Joodse geschriften tegen de
christenen (de Talmud).
Bij extern criterium 3:
ï‚· Hoewel er altijd archeologen zijn geweest die beweren dat hun bevindingen
op gespannen voet staan met enig aspect van het bijbelse verslag, moesten de
conclusies omtrent deze vondsten steeds weer ten gunste van het bijbelse
verslag worden bijgesteld. Om daar één voorbeeld van te geven: sommigen
plachten van oordeel te zijn dat Lucas zijn verslag van de geboorte van Jezus
verzonnen had. Hij beweert namelijk dat er een heel het keizerrijk
omvattende volkstelling werd gehouden tijdens de regering van Caesar
Augustus, toen Quirinius gouverneur van Syrië was. Maria en Jozef moesten
naar Betlehem gaan om zich te laten inschrijven, omdat Jozef daar geboren
was. In die tijd werd Jezus geboren. Maar uit andere oude bronnen (bijv.
Josephus) weten we, dat Quirinius gouverneur was vanaf het jaar 6 voor
Christus en er is nergens een aanwijzing voor zo'n telling te vinden. En dus,
zo werd aangenomen, moet Lucas een vergissing hebben gemaakt. We weten
nu echter dat tellingen zoals Lucas die vermeldt regelmatig voorkomen, en
dat de regering van Quirinius in 6 voor Christus zijn tweede regeerperiode is.
Mij is geen enkele doorslaggevende archeologische vondst bekend die de
bijbelse weergave van de feiten onweerlegbaar aantast. Ik ken wel vele
doorslaggevende archeologische vondsten die het bijbelse verhaal met
bewijzen staven - vaak nadat het bijbelse verslag beschuldigd is van fouten
op grond van een eerder verkeerd geïnterpreteerde vondst.
Bij extern criterium 4:
ï‚· Ten slotte, het christendom is in een zeer vijandige omgeving ontstaan. Er
zijn tijdgenoten geweest die het beeld dat de evangeliën van Jezus geven,
stellig zouden hebben weerlegd als ze de kans hadden gehad. De leiders van
het judaïsme in de eerste eeuw waren geneigd het christendom als een
verderfelijke sekte te zien en hadden het met plezier uitgeroeid zien worden.
En dat zou gemakkelijk gekund hebben als die `sekte' gebaseerd was geweest
op verzonnen verhalen. Joh, alleen al het aan het licht brengen van het
gedode lichaam van Jezus zou voldoende geweest zijn om het christendom
eens en voor altijd uit te roeien.
Ondanks dit alles is het christendom toch explosief gegroeid. De discipelen
predikten het evangelie aan mensen die zelf ooggetuige waren geweest van de
dingen die Jezus volgens hen gezegd en gedaan had. Hoe zouden ze dat hebben
kunnen verzinnen? En zelfs degenen die tegenstanders van het christelijk geloof
bleven, ontkenden niet dat Jezus wonderen deed, en ze ontkenden ook niet dat zijn
graf leeg was. De feiten achter het evangelie staan niet ter discussie. Waar wel over
gediscussieerd wordt, is de vraag hoe de feiten zijn vastgesteld. De tegenstanders
stellen dat Jezus deed wat Hij deed, óf door bedriegerij, óf door de macht van satan,
en dat de discipelen zijn lichaam hadden gestolen (kijk nog maar even bij `Bij
extern criterium 1').
Alles bij elkaar genomen, pa, denk ik dat we heel goede gronden hebben om de
evangeliën als over het algemeen betrouwbare geschriften te behandelen. Het zijn
over het algemeen goede historische bronnen voor ons. En dat heeft er niets mee te
maken dat ze `geïnspireerd' zijn, of het `Woord van God'; het is gewoon
geschiedenis. Tegenover deze geschiedenis moet iedereen een keuze maken. Je
kunt Jezus óf beschouwen als een demonische charlatan, die op listige wijze
mensen tot geloof verleidt (en daar voor gekruisigd wordt), óf je kunt Hem
beschouwen als de Here die Hij volgens Hemzelf en zijn volgelingen was. En ik
beweer dat alleen die laatste conclusie op bewijzen gegrond is.
Wel, mijn excuus voor het feit dat dit zo'n lange brief geworden is, maar deze
kwesties móésten een keer goed aan de orde komen. Pieker er maar eens een poosje
over en laat me maar weten wat u ervan vindt. Oké?
In oprechte liefde en hoop,
Greg
Veertiende briefwisseling
Zitten de evangeliën niet vol
tegenstrijdigheden?
14 april 1990
Beste Greg,
Sorry dat het zo'n poos geduurd heeft om je terug te schrijven, maar je laatste brief
kostte nogal wat tijd om te verwerken. Hoe gaat het met jou en je gezin op het
ogenblik? Ben je van plan om weer van die idiote supermarathons van je te doen?
Hoe gaat het met de meiden op gymnastiek, hardlopen, koor en de zeshonderd
andere dingen die ze doen? Wel, je laatste brief vond ik behoorlijk moeilijk. Zoals
je vermoedde, ging ik er gewoon van uit dat je aannam dat wat de Bijbel zei, waar
was, om dan vervolgens op die basis met mij in discussie te gaan. Maar jij kwam
toen met heel die `criteria-handel' aanzetten. Maar zo horen wedergeboren types
helemaal niet met de Bijbel om te gaan! Ik heb je brief een paar keer gelezen en ik
heb er heel wat over nagedacht. Hier heb je een paar van mijn overdenkingen. In de
eerste plaats zie ik niet in hoe iemand zijn geloof kan baseren op hoe goed een
bepaald document in overeenstemming is met historische criteria, omdat die
allemaal op gissingen berusten en er niets zeker is. Is je geloof dan niet iets waar je
zeker van bent? De meeste christenen die ik ooit ontmoet heb, zijn er zo zeker van
dat ze gelijk hebben - in alles - dat het maar weinig zin heeft om met hen waar dan
ook over in discussie te gaan.
In de tweede plaats heb je een goed `verkooppraatje' gehouden over de evangeliën,
maar omdat ik zelf verkoper geweest ben, geloof ik niet dat dit het hele verhaal is.
Nou ben ik natuurlijk geen bijbelgeleerde, maar ik heb wel gelezen dat veel
bijbelgeleerden die geen fundamentalist zijn, vinden dat de evangeliën niet veel
historische waarde bezitten. Ik heb in Time gelezen dat er een comité van
nieuwtestamentische geleerden bestaat, dat elk jaar bijeenkomt om erover te
stemmen of de uitspraken die in de evangeliën aan Jezus toegeschreven worden,
wel werkelijk van Hem zijn! Wij weten niet eens wat Hij in werkelijkheid leerde,
maar jij probeert me wijs te maken dat ik deze geschriften moet vertrouwen als ze
mij vertellen dat Hij hier op aarde de Almachtige is! Zo heb ik ook hier of daar
gelezen dat een heleboel geleerden geloven dat de evangeliën en het grootste deel
van de rest van de Bijbel in elkaar geflanst zijn uit oudere bronnen. Gaat dat niet in
tegen elke theorie die beweert dat de hele Bijbel `goddelijk geïnspireerd' is? Er
wordt ook beweerd dat de evangeliën vol tegenstrijdigheden zitten, dat de volgorde
van de gebeurtenissen bij alle vier heel verschillend gerangschikt is, dat de leringen
van Jezus steeds in een heel verschillende context staat, enzovoorts. Voor mij
ondermijnt dat hun historische betrouwbaarheid nogal. Ten slotte: zelfs als de
evangeliën op bepaalde punten nauwkeurig kloppen - ze hebben je historische tests
goed doorstaan - dan betekent dat nog niet dat ze helemaal nauwkeurig zijn. Als zij
in elkaar geflanst zijn met behulp van eerdere bronnen, zoals de vrijzinnige
theologen beweren, dan kan het zijn dat sommige van deze vroege bronnen hier en
daar nauwkeurig zijn, maar dan zijn ze wel vermengd met allerlei sterke verhalen
en legendes over de man over wie ze het hebben. 'Visverhalen' plegen hoe langer
hoe mooier te worden, maar er zit wel altijd een kern van waarheid in.
Dus de hele onderneming om te bewijzen dat de evangeliën waar zijn, is mij te
twijfelachtig. Ik steek er mijn hand niet voor in het vuur. Veel liefs voor Shelley en
de kinderen. Ik hoop weer gauw iets van je te horen.
Liefs,
Pa
26 april 1990
Lieve vader,
Fijn om weer wat van u te horen. Met ons allemaal gaat het goed. De meisjes
hebben het erg druk met gymnastiek en ze beginnen er behoorlijk goed in te
worden, al zeg ik het zelf. De laatste tijd hebben ze niet veel belangstelling voor
hardlopen, dus ga ik meestal alleen naar de wedstrijden. Ik heb niet veel tijd gehad
om te trainen, maar als ik mijn hardloopafstanden nog wat op kan schroeven, zou ik
dit jaar graag aan het wereldkampioenschap op de honderd kilometer meedoen.
Voor het eerst in de geschiedenis wordt dat in de Verenigde Staten gehouden en dat
zal uitgerekend hier in Minnesota zijn! Het is een prachtkans die ik niet graag zou
willen missen.
We gaan maar eens naar uw brief. Ik hoop dat u er een kopie van heeft, want ik wil
uw punten graag stuk voor stuk even langslopen.
In de eerste plaats vroeg u naar de relatie tussen mijn geloof en die hele discussie
over de geloofwaardigheid van de evangeliën. Mijn geloof hangt niet af van de
aantoonbare geloofwaardigheid van ieder detail van deze documenten, maar wel
van hun geloofwaardigheid in het algemeen. De Jezus met wie ik een persoonlijke
relatie heb, kan onmogelijk een heel andere Jezus zijn dan de Jezus van de
geschiedenis zoals deze documenten Hem tonen. Anders is `mijn Jezus' niet de
Jezus die ik denk dat Hij is. De zekerheid die ik heb omtrent de waarheid van mijn
geloof is dus verbonden zowel met de ervaring die ik heb met Christus in mijn
verering van Hem, als ook met mijn onderzoek naar de evangelieverhalen, dat volgens mij tenminste - heeft aangetoond dat ze op zijn minst in grote lijnen
betrouwbaar zijn. Geloof is een liefdevolle relatie van vertrouwen met Christus, een
verbondenheid die ver uitstijgt boven een theoretische taxatie van oude
documenten. Maar dat staat niet los van deze historische taxatie. Het lijkt veel op
onze relatie met anderen. Uw relatie met Jeanne bij voorbeeld, is veel meer dan de
feitelijke informatie die u over haar hebt, maar het zou u knap moeilijk vallen om
überhaupt een relatie met haar te hebben zonder die informatie.
In de tweede plaats had u vragen over de totstandkoming en de innerlijke
samenhang van de evangeliën. En ook of we al dan niet zeker kunnen weten wat
Jezus heeft gezegd. Het is waar dat de meeste geleerden geloven dat er voor de
evangeliën van mondelinge en schriftelijke bronnen gebruik is gemaakt bij de
samenstelling van hun verslag. Dat accepteer ik volledig. Het bewijs hiervoor is
onweerlegbaar. Maar ik zie hier niets kritisch of `vrijzinnigs' in. Lucas zelf vertelt
per slot van rekening dat hij gebruik maakt van de bronnen die voor hem
beschikbaar waren (Lucas 1:1-4). Ik zie ook niet in hoe dit de geloofwaardigheid
van de auteurs ook maar in het minst aantast. Sterker, het verhoogt naar mijn
mening hun geloofwaardigheid alleen maar. Want zo sluiten zij aan bij materiaal
dat al bestond en dat brengt ons zelfs nog dichter bij de oorspronkelijke
gebeurtenissen waar ze het over hebben. Om het even wanneer ze precies hun
evangeliën samenstelden (waarschijnlijk tussen 50 en 70 na Chr.), het
bewijsmateriaal toont duidelijk aan dat ze tot op zekere hoogte materiaal gebruikten
dat al een poosje vóór die tijd in omloop was. En naarmate de inhoud van een
document in tijd dichter bij de gebeurtenissen staat die het beschrijft, kan het met
meer recht er aanspraak op maken dat het deze gebeurtenissen nauwkeurig
weergeeft.
Het is ook waar dat de volgorde van de gebeurtenissen in al de evangeliën nogal
verschilt, maar weer zie ik niet hoe dit hun geloofwaardigheid zou aantasten. De
evangeliën proberen ons niet gewoon steeds biografische informatie over het leven
van Jezus te geven. Ze zijn niet geschreven om onze historische nieuwsgierigheid
te bevredigen. Ze zijn geschreven om mensen te redden door hen in een relatie te
brengen met de Verlosser. Ze schilderen allemaal een historisch portret van Jezus een `impressionistisch schilderij' zo u wilt - en daarom herschikken ze het materiaal
om bij het thema van hun portret te passen. Net als een goed opgebouwde preek
vertellen ze hun verhaal met het oog zowel op de geschiedenis van het gebeurde,
als ook op het effect van hun manier van het vertellen van het verhaal. Of om nog
een andere vergelijking te gebruiken: de evangeliën zijn als een lied dat in zijn tekst
informatie overdraagt, maar dat op zo'n manier doet dat er veel meer plaatsvindt
dan alleen maar verstandelijke communicatie: ook het hart wordt geraakten
veranderd. Ik zeg u dat niets van dit alles de algemene betrouwbaarheid van de
evangeliën aantast. Alle historische werken uit die tijd zijn op precies dezelfde
manier geschreven. Het betekent alleen maar dat we niet zeker weten in welke
volgorde de gebeurtenissen in Jezus' leven zich precies voltrokken hebben (ook al
valt er zeker een bepaalde volgorde te onderscheiden). Maar wat doet dat er toe?
Hetzelfde kan gezegd worden van de woorden van Jezus. De evangeliën verschillen
nogal over wát Jezus precies heeft gezegd en wannéér Hij het precies heeft gezegd.
Maar dit toont alleen maar aan dat de schrijvers geen twintigste-eeuwers waren die
zich druk maakten over de precieze woordkeus. Ze geven Jezus in hun eigen
woorden weer om de betekenis naar boven te halen die het publiek naar hun
oordeel nodig heeft. Dit bewijst gewoon hoe rijk de leer van Jezus was. De
evangeliën doen precies dat wat een verslag via een `bandopname' van Jezus nooit
zou hebben gekund: ze brengen de theologische en persoonlijke betekenis van zijn
leven en zijn onderwijs voor de lezers naar boven. Je zou er alleen aanmerkingen
op kunnen maken als ze dat hadden gedaan door te proberen zich te houden aan
hedendaagse criteria van letterlijk nauwkeurige weergave.
Wat mij betreft is de poging van geleerden om de exacte woorden van Jezus te
achterhalen - door erover te stemmen? - even futiel als nutteloos. Ik zie de
pogingen van de fundamentalisten om alles in de evangeliën volmaakt te
`harmoniëren' precies zo.
Dit is dan ook de manier waarop ik uw aanval pareer dat de evangeliën `vol
tegenstrijdigheden zitten'. Bijna al die zogenaamde `tegenstrijdigheden' in de
evangeliën zijn het gevolg van het verkeerde gebruik dat de mensen van die
evangeliën gemaakt hebben, namelijk door ze te behandelen als een soort
bandopname die een letterlijke weergave zou zijn; door mensen die een te
eigentijds criterium van de waarheid hanteren. Maar als ze gelezen worden in hun
context van de eerste eeuw en in overeenstemming met het doel waarmee ze
geschreven zijn, dan verdwijnen alle `tegenstrijdigheden'. Niet omdat ze
wegverklaard worden, maar omdat die dan onmiddellijk irrelevant worden. Dus pa,
ik blijf bij mijn bewering dat de evangeliën betrouwbaar zijn. Er is een heleboel
wat ze ons niet vertellen en wat onze historische nieuwsgierigheid misschien graag
zou willen weten. Maar toch vertellen ze ons alles wat we moeten weten en zo
dwingen ze ons antwoord te geven op de belangrijkste vraag: wie was Jezus
Christus? En deze vraag wil een beslissing: was Hij krankzinnig, was Hij een
leugenaar, of was Hij de Here zoals zijn volgelingen Hem verkondigden? Er is een
derde mogelijkheid, en die geeft het enig mogelijke antwoord. Het bewijsmateriaal
dat je verstand overtuigt en de Geest van God die het hart aanspreekt, wijzen beide
op dat derde alternatief. Denk erover na, pa.
Of u het nu leuk vindt of niet, u moet weten dat ik veel voor u bid. Omdat ik van u
houd.
Greg
Vijftiende briefwisseling
Wie schreef de evangeliën
en wanneer?
3 mei 1990
Beste Greg,
Prettig te horen dat alles goed gaat met jullie. Houd me alsjeblieft op de hoogte van
het schema van je wedstrijden. Ik ben vooral geïnteresseerd in, en bezorgd over je
plannen om mee te doen aan het kampioenschap op de honderd kilometer. Zo'n
eind hardlopen kan voor helemaal niemand goed zijn. En hoe je dat nou `leuk' kunt
vinden, ontgaat me compleet. Zoiets komt aardig dicht in de buurt van wat naar
mijn idee de hel moet zijn.
Maar goed, we gaan verder met ons debat. Ik moet zeggen dat ik het gevoel heb dat
het me langzamerhand een beetje boven m'n pet gaat. Ik voelde me beter thuis bij
het praten over God, maar die historische business is me te veel. Ik kan er maar niet
aan wennen om welk deel van de Bijbel dan ook op die `historische' manier te
bekijken. Het verbaast me te horen dat je toegeeft dat er in de evangeliën al die
verschillen zitten, dat ze oudere bronnen gebruikt hebben, enz. Ik heb altijd gedacht
dat jullie evangelische types dit `Heilige Boek' beschouwden als iets wat uit de
hemel was komen vallen, in elk opzicht volmaakt, `feilloos', zoals de zuidelijke
baptisten zeggen. Geloof jij dat dan niet? In elk geval snap ik de argumenten die je
aanvoert en die vind ik erg boeiend. Maar voor vandaag heb ik deze tegenwerping
voor je: hoe kun je er zeker van zijn wanneer deze boeken zijn geschreven, en hoe
kun je er zelfs maar zeker van zijn wíé ze geschreven heeft? Sterker, hoe kun je er,
gegeven het feit dat ze van generatie op generatie overgeleverd zijn, nu echt zeker
van zijn dat je de originele evangeliën te pakken hebt? Misschien zijn ze op die
lange weg wel `bijgewerkt'. Je hebt ook hier vast wel een antwoord op. Laat me het
maar weten.
Veel liefs,
Pa
23 mei 1990
Alweer mijn hartelijke groeten,
Lieve vader,
Nou en of we verdergaan met ons debat! Laat ik er meteen maar middenin duiken.
U vroeg hoe ik kan geloven dat de Bijbel geïnspireerd is en hoe ik er dan toch mee
om kan gaan zoals ik dat doe, nl. op de `historische' manier. Ik ben het met u eens,
pa, dat de meeste evangelischen met de Bijbel omgaan alsof hij uit de hemel is
komen vallen. Maar ik denk dat dit een verkeerde voorstelling is die niets met
inspiratie te maken heeft. Hoewel ik geloof dat de Bijbel geïnspireerd en zelfs
onfeilbaar is, is het toch ook een verzameling boeken, door mensen geschreven op
dezelfde manier als andere boeken geschreven zijn. Als ik zeg dat de Bijbel is
geïnspireerd dan druk ik daarmee mijn overtuiging uit dat God heeft gewerkt via en niet buiten - het historische proces waardoor de Bijbel tot stand kwam. Ik zie
dus niet in dat geloven dat de Bijbel Gods Woord is, onverenigbaar zou zijn met
het analyseren van de Bijbel op dezelfde historische wijze als ik dat met andere
geschiedkundige werken zou doen.
Ik heb heel wat redenen om te geloven dat de Bijbel geïnspireerd is en daar zullen
we het nog wel een keer over moeten hebben. Maar geloven dat de Bijbel
geïnspireerd is, staat volgens mij lang niet zo centraal in wat het christendom
inhoudt, als geloven dat Jezus Christus de vleesgeworden God is en dat Hij de Heer
en Redder van je leven kan zijn. Verlossing is een zaak van verbonden zijn met
Christus, niet met de Bijbel. Sterker, geloven dat de Bijbel geïnspireerd is, is voor
mij gewoon een consequentie (en niet de basis) van het belijden dat Christus de
Heer van mijn leven is.
Laten we het nu hebben over uw vraag over de datering en het auteurschap van de
evangeliën. Net als het punt van de toetsing van de betrouwbaarheid van oude
documenten kan dit ook een ingewikkeld en saai onderwerp zijn. Maar ik zal
proberen het kort en bondig te houden.
Laat ik allereerst zeggen dat geen enkel punt dat voor het christendom van
fundamenteel belang is, afhangt van de vraag hoe goed een vroege datering en het
apostolische auteurschap verdedigd kunnen worden. Dat wil zeggen: zelfs als de
evangeliën samengesteld zouden zijn door andere mensen dan de discipelen aan
wie ze toegeschreven worden, en op een later tijdstip dan traditioneel wordt
aangenomen, kan hun algemene geloofwaardigheid desondanks op allerlei gronden
toch wel aangetoond worden (daarvan heb ik u er sommige in een vorige brief
genoemd). Dus zelfs als afdoend bewezen zou kunnen worden dat de evangeliën
helemaal aan het eind van de eerste eeuw door onbekende mensen geschreven zijn,
dan nog zou ik hun tekening van de Here Jezus als nauwkeurig genoeg beschouwen
om mij het volgende duidelijk te maken: in het begin van de eerste eeuw is er een
Jood geweest, die een goddelijke autoriteit claimde voor Zichzelf en wiens leven,
leer en wonderdaden - waaronder een opstanding uit de dood - in staat zijn geweest
om orthodoxe Joden (wier hele systeem van geloven ingaat tegen aanspraken van
een mens op goddelijkheid) ervan te overtuigen dat zijn beweringen op waarheid
berustten. Ik zou nog steeds gedwongen zijn te besluiten of deze eerste-eeuwse
Rabbi met de naam Jezus een ondenkbaar clevere charlatan was (en ook uitermate
dom, want Hij liet Zichzelf kruisigen), of dat Hij de waarheid sprak. Er is gewoon
veel te veel bewijsmateriaal dat de algemene geloofwaardigheid van deze
documenten ondersteunt, dan dat dit zomaar het gebruikelijke beeld van Jezus weg
zou kunnen vegen, zelfs als een late datering voor de evangeliën aanvaard zou
worden. Ook al zouden ze zelf uit later tijd stammen, dan nog geldt dat zeker niet
voor veel van het materiaal dat ze bevatten.
Maar toch, als een vroege datering en ook het apostolisch auteurschap van de
evangeliën bewezen kunnen worden, dan is dat zoveel te beter. En volgens mij kan
dat ook bewezen worden met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. De
sleutel voor het dateren van de evangeliën, pa, ligt in de datering van het boek
Handelingen van de Apostelen, want door vrijwel alle geleerden (vrijzinnig en
conservatief) wordt aangenomen dat Handelingen na de evangeliën komt (mogelijk
met uitzondering van Johannes). De synoptische evangeliën (de evangeliën van
Mattheüs, Marcus en Lucas, die een overzicht van het leven van Jezus geven)
kunnen dus nooit later gedateerd worden dan Handelingen. Wel, uit welke tijd
dateert Handelingen? Ik denk dat het ergens in het begin van de jaren zestig van de
eerste eeuw gedateerd moet worden. En hier komen mijn argumenten.
1. Lucas (algemeen aanvaard als de auteur van Handelingen) maakt geen
melding van de val van Jeruzalem in zeventig na Christus. Dat zou bijzonder
opmerkelijk zijn als Handelingen na deze datum geschreven zou zijn,
helemaal omdat Lucas het hele boek door hoofdzakelijk geïnteresseerd is in
gebeurtenissen die in Jeruzalem plaatsvinden. Pa, Lucas maakt zelfs niet
eens melding van de oorlog die in 66 na Christus uitbrak tussen de Joden en
de Romeinen en die leidde tot de val van Jeruzalem, terwijl hij zich toch zijn
hele werk door bezighoudt met Romeins-Joodse relaties. Hij vermeldt
bijvoorbeeld wel de kleine schermutselingen die ze met elkaar hadden in 44
na Christus. Maar waarom zou hij dan de veel belangrijkere oorlog die 22
jaar later plaatsvond overslaan? Die oorlog leidde nota bene tot de
verwoesting van de joodse tempel en de plundering van heel Jeruzalem? Dit
punt wordt nog dwingender als je bedenkt dat Jezus in het evangelie naar
Lucas de val van Jeruzalem voorspelt (Lucas 21). Ik vind het wel heel
onwaarschijnlijk om te veronderstellen dat Lucas de gelegenheid voorbij zou
hebben laten gaan om te laten zien hoe deze profetie vervuld is. Zeker als je
bedenkt dat een van de redenen waarom Lucas Handelingen überhaupt heeft
geschreven, was om te laten zien hoe het werk van de Geest in de vroege
kerk de dienst van Jezus voortzet en vervult! In feite vermelden al de
evangeliën de profetie van Jezus over de verwoesting van Jeruzalem.
Vrijzinnige geleerden die niet geloven dat er iets bovennatuurlijks kan
gebeuren, redeneren dat dit aantoont dat de evangeliën geschreven moeten
zijn na de val van Jeruzalem (een belangrijke reden waarom zij de
evangeliën een late datering geven). En dan leggen de evangelieschrijvers
Jezus dus vermoedelijk een profetie in de mond, die Hij nooit uitgesproken
heeft. Maar het is interessant om op dit punt te noteren, dat in alle evangeliën
de val van Jeruzalem nauw verbonden wordt met het einde van de wereld
(Lucas 21; Mattheüs 24; Marcus 13). Dat geeft problemen bij de
verklaarders, omdat de wereld heel duidelijk niet vergaan is toen Jeruzalem
viel (zit er maar niet over in, ook op dat probleem bestaat een antwoord).
Maar dit probleem in de tekst roept een nog groter probleem op voor de vrij zinnige visie. Want als de auteurs van de evangeliën zelf een profetie van
Jezus over Jeruzalem verzonnen zouden hebben na de val, dan zouden ze
toch zeker geen verband hebben verzonnen tussen dat feit en iets waarvan ze
wisten dat het niet gebeurd was, nl. het einde van de wereld! Voelt u 'in? Ik
2.
3.
4.
5.
trek daarom de conclusie dat de profetie van Jezus over de val van Jeruzalem
in het jaar zeventig na Christus geschreven moet zijn voorzeventig na
Christus. Lucas zou in Handelingen vermeld hebben dat die profetie vervuld
was. En geen van de auteurs zou dat feit in verband hebben gebracht met het
einde van de wereld als het inderdaad geschreven (verzonnen) was ná deze
datum.
Handelingen maakt geen melding van de christenvervolging onder Nero in
het midden van de jaren zestig na Christus. Feitelijk is de visie van het boek
op de Romeinse regering uitgesproken vredelievend. Dat noopt ons ertoe het
document in een tijd te plaatsen dat de Romeinse regering nog niet vijandig
tegenover de christenen stond, oftewel in een tijd voor Nero.
Lucas maakt in Handelingen geen melding van het martelaarschap van
Paulus (64 na Christus) en van Petrus (65 na Christus), hoewel hij er veel
werk van maakt om het martelaarschap van de `lagere' christelijke leiders te
vermelden (bijv. Stefanus en Jakobus). Dit is daarom zo opmerkelijk, omdat
zo'n beetje het halve boek Handelingen over Paulus gaat en ook voor een
groot deel over Petrus! Dat is nergens mee te verklaren als Lucas het na hun
dood geschreven zou hebben. 4. Veel onderwerpen in Handelingen betreffen
zaken die wel van belang zijn voor de val van Jeruzalem, maar niet daarna.
Dit weerspiegelt de behoefte en de belangstelling van de lezers, een publiek
dat overduidelijk de val van Jeruzalem nog niet heeft meegemaakt.
Het verslag van Lucas over mensen en gebeurtenissen in het Romeinse Rijk
is keer op keer bevestigd door de archeologie. Het weerspiegelt een
gedetailleerde kennis van de vroege eerste eeuw. Deze kennis wordt in
toenemende mate onwaarschijnlijk als we de datering van dit document naar
latere jaren verschuiven.
Lucas gebruikt in Handelingen uitdrukkingen die wijdverbreid waren in het
vroege christendom, maar later niet meer - in elk geval niet na het jaar
zeventig. Jezus wordt bijvoorbeeld `de Zoon des mensen' genoemd, maar
deze titel van Jezus was in christelijke kringen al heel snel uitgestorven (en
vervangen door `Zoon van God'). Daarom stel ik dat Handelingen niet later
gedateerd kan worden dan het midden van de jaren zestig, en waarschijnlijk
een beetje eerder. Het evangelie naar Lucas is kort voor Handelingen
geschreven - ze vormen een boek in twee delen - en Lucas is, dat wordt
vrijwel algemeen erkend, ná Marcus geschreven. Ook wordt er gewoonlijk
om een aantal goede redenen van uitgegaan, dat Mattheüs en Lucas grofweg
tijdgenoten zijn. Eén reden voor deze veronderstelling is, dat ze beiden van
Marcus gebruik hebben gemaakt in ongeveer dezelfde vorm, en dat beiden
nog een andere bron (Q genoemd) gebruikt hebben, ook ongeveer in dezelfde
vorm. Daarom moet de datering van deze drie evangeliën (die de
`synoptische evangeliën' genoemd worden) gesteld worden op iets voor het
midden van de jaren zestig.
De gevolgen hiervan zijn veelbetekenend, pa. We hebben hier te maken met
documenten die niet later dan dertig jaar na de gebeurtenissen zijn geschreven. Dat
is volgens alle historische normen heel erg dichtbij. Er is geen tijd geweest voor
enige legendevorming van betekenis. De ooggetuigen, vooral degenen die vijandig
stonden tegenover de boodschap van het evangelie, leefden nog en ze leefden in
precies dezelfde omgeving als waar deze werken in omloop waren. (Daarmee
hebben de evangeliën een soort ingebouwd waarheidskenmerk.) En veel van de in
de evangeliën opgenomen stof komt in tijd nog dichter in de buurt van de
beschreven gebeurtenissen.
Dit alles, gecombineerd met het bewijsmateriaal van de betrouwbaarheid dat ik u al
eerder heb gepresenteerd, verlangt van ons dat we de evangeliën op zijn minst als
in het algemeen geloofwaardige documenten zien.
Wat het auteurschap van de evangeliën betreft, zou ik u drie korte punten willen
voorhouden. In de eerste plaats wordt het auteurschap van het evangelie van Lucas
en van Handelingen nauwelijks bestreden. Lucas is de auteur. Dat zeggen de
documenten zelf en vroege bronnen bevestigen dat. De argumenten voor de
christelijke visie op Christus zouden op grond hiervan alleen al overeind kunnen
blijven. In de tweede plaats wordt het auteurschap van de andere drie evangeliën
vroeg in de tweede eeuw bevestigd door mensen die in een positie verkeerden dat
zij het konden weten. Deze mensen wilden het ook weten, omdat ze in die tijd
vervolgd werden en zelfs gemarteld om hun geloof. En niemand wil nu eenmaal
sterven voor een leugen. In de derde plaats klopt deze vroege traditie met bijna
alles wat we verder over deze evangeliën weten: ze weerspiegelen overal de kijk
die mensen hadden die dicht bij de beschreven gebeurtenissen hebben gestaan. Om
nog één ding toe te voegen aan het bewijs dat ik u al gegeven heb: je vindt door
heel de synoptische evangeliën heen (Johannes parafraseert meer) een herkenbare
`stijl' in het onderwijs van Jezus. Ook al wordt zijn onderwijs tot op zekere hoogte
anders geformuleerd, zijn unieke manier van onderwijs geven komt toch bij alle
drie duidelijk tot uiting. Hij gebruikt bijvoorbeeld in zijn leringen vaak een
drievoudig patroon. Hij gebruikt het woord `amen' (voorwaar) op een heel
bijzondere manier. Hij stelt op een heel onmiskenbare manier vragen, enz. Als de
auteurs niets met Jezus te maken hadden en als zij dit allemaal zelf verzonnen
hadden (maar waarom zouden ze dat eigenlijk willen doen?), dan zou deze
overeenstemming tussen de schrijvers volkomen onverklaarbaar zijn.
Natuurlijk weet ik dat geen van deze argumenten volledige zekerheid biedt. Maar
wanneer iemand dit auteurschap wil ontkennen, dan ligt duidelijk bij hém de
bewijslast om aan te tonen dat deze vroege traditie niet correct is en hoe deze
documenten überhaupt ten onrechte toegeschreven konden worden aan deze
auteurs. En dit heeft nog niemand gedaan, tenminste niet bevredigend. Zo staat
mijn zaak er dus voor, pa. We hebben documenten in handen die redelijk
nauwkeurig een mens tonen die voor Zichzelf goddelijke aanspraken heeft gemaakt
en die deze aanspraken krachtig genoeg met bewijzen staafde om de theologie van
zijn Joodse toehoorders helemaal van de kaart te vegen. Hij heeft hen ervan
overtuigd dat Hij werkelijk de Here van de aarde is, de Messias, de Redder van de
wereld - geen geringe prestatie! We zien in de evangeliën en in de brieven dat hij
dat deed door een leven te leven en daden te verrichten die geen gewoon mens zou
kunnen. Vooral zijn wonderen en zijn opstanding overtuigden zijn toekomstige
volgelingen ervan dat Hij alleen maar de `Zoon van God' kon zijn.
De vraag waar deze documenten ons voor plaatsen is deze: Wie zeggen wij dat
Jezus is? Als Hij niet is wie Hij en zijn volgelingen zeggen dat Hij is, wat dan?
Pa, u en ik zijn in onze discussie op het punt gekomen dat we het erover eens zijn
dat God bestaat, en dat Hij een `persoonlijk wezen' is, die ons beter kent, meer
liefheeft en meer om ons geeft dan wijzelf doen. Daarom wil ik u deze vraag
voorhouden: is het niet zo dat het getuigenis van de evangeliën `past'? Is het niet zo
dat de proclamatie dat „God in Christus de wereld verlossende was" (2 Korintiërs
5:19, mijn parafrase) niet alleen klopt met het historische bewijsmateriaal, maar
ook met deze kijk op God? Bevestigt deze proclamatie niet het verlangen van het
hart op dezelfde manier als het de vragen van het verstand beantwoordt? Ik hoop
dat u daar goed over nadenkt en (wie weet?) dat misschien ook in gebed brengt.
Sorry dat mijn verhaal zo wijdlopig is geworden, maar het is uw eigen schuld.
Moet u maar niet van die goede vragen stellen. Als u zich nou gewoon bekeerde,
dan hoefden we nu niet zo moeilijk te doen! Grapje. In feite ben ik er gek op reden waarom ik mijn brood verdien met het nadenken over dit soort dingen. Ik ben
alleen bang dat ik uw geduld een beetje op de proef stel doordat ik misschien wat te
technisch ben. Vergeef me. Maar eerlijk gezegd weet ik geen andere manier om de
vragen die u stelt naar behoren te beantwoorden. Ik kijk ernaar uit van u te horen.
Veel liefs en in hoop.
Greg
Zestiende briefwisseling
Hoe kun je nu geloven
dat er een mens uit de dood
is opgestaan?
29 mei 1990
Beste Greg,
Ik vind je benadering van Jezus en de Bijbel net zo vreemd als ik je visie op God
vond. Je zegt datje geloof in de Bijbel pas na je geloof in Jezus komt? Dat is het
omgekeerde van wat ik altijd aangenomen heb - maar goed, ik snap waar je heen
wilt. En dan is er nog wat jij onder inspiratie verstaat. Dat is totaal vreemd aan wat
ik altijd gehoord heb. Denken er meer mensen in Bethel zo? Of ben je zo'n maffe
vrijzinnige temidden van allerlei fundamentalisten?
In elk geval, Greg, heb je me er aardig van overtuigd dat de evangeliën nogal wat
betrouwbaar materiaal uit de eerste hand bevatten. Ik ben onder de indruk van je
bewijsvoering. Maar je hebt nog niet bewezen dat deze boeken in elk opzicht
betrouwbaar zijn (en je hebt ook niet aangetoond dat het evangelie van Johannes in
enig opzicht betrouwbaar is). En dus moet ik in antwoord op je argumenten het
punt naar voren brengen dat ik al eerder genoemd heb. Wat verhindert ons om aan
te nemen dat er nogal wat `sterke verhalen' met het historisch materiaal van de
evangeliën verweven zijn geraakt, net zoals de hele Bijbel verweven is met `sterke
verhalen'?
Ik ontken de `algemene betrouwbaarheid' van de evangeliën niet, en ik ontken ook
niet dat Jezus misschien een soort `geloofsgenezingen' verrichtte - dat kom je in
andere religies ook wel tegen. Maar misschien zijn de verhalen daarna hoe langer
hoe sterker geworden, totdat tegen de tijd dat de evangeliën geschreven werden,
geloofd werd dat Hij de Verlosser van de wereld was! Gebeurt dat niet altijd met
opmerkelijke mensen? Mensen vertellen ook over Boeddha en Mohammed allerlei
wonderverhalen, weet je.
Ten diepste zit er achter deze vraag bij mij een fundamenteel probleem dat ik heb
met dat hele christelijke gedoe. Elke dode die ik ooit gezien heb, bleef gewoon
dood! Maar christenen zeggen dat Jezus uit de dood is opgestaan. En nu vraag je
van mij (en van ieder ander die ooit geleefd heeft) om alle bewijsmateriaal dat
gestorven mensen dood blijven te negeren vanwege de `algemene betrouwbaarheid'
van een paar antieke documenten, waar ik verder niet veel van af weet. Zou jij vandaag een `algemeen betrouwbaar' mens geloven, als die je zou vertellen dat een
vriend van hem zijn eigen graf uitgewandeld was? Ik heb geen idee waarom de
discipelen dachten dat Jezus was opgestaan uit de dood. Maar het lijkt me dat elke
verklaring beter is dan die ene, nl. dat Hij werkelijk uit de dood is opgestaan.
Misschien hebben de discipelen wel gehallucineerd. Dat gebeurde in Fatima ook en
ik heb gehoord dat het ook in andere plaatsen gebeurd is. Mensen zien rare dingen,
godsdienstfanatici helemaal. Voorbeelden te over. Misschien heeft iemand het lijk
gestolen, wellicht een paar grappenmakers. Of misschien heeft Jezus op een of
andere manier kans gezien de hele zaak in elkaar te zetten. Ik weet het echt niet.
Maar dat Hij na zijn dood gewoon weer verschenen is met al die engelen en zo,
daar geloof ik zéker geen bal van.
Je vroeg me aan het eind van je laatste brief wie ik denk dat Jezus is. Dat is een
vraag waar ik eerlijk gezegd nog geen definitief antwoord op heb. Maar één ding
weet ik zeker: wie Hij ook was is, Hij is dat nu niet meer - Hij is dood.
We konden hiermee weleens een dood punt bereikt hebben, Greg, want ik denk dat
mijn bezwaar op dit punt gewoon een kwestie van geloof is. En geloof is het waar
het mij aan ontbreekt. Of je gelooft hierin, of je doet dat niet. Dat gaat verder dan
de `algemene betrouwbaarheid' van welke oude documenten ook.
Je zult langzamerhand wel moe van me geworden zijn! We zijn al meer dan een
jaar bezig en ondanks al je intellectuele argumenten, die ik overigens zeer
bewonder, geloof ik niet dat ik dichter bij het aanvaarden van je geloof gekomen
ben dan ik was. Mijn kijk op God is tot op zekere hoogte veranderd, maar voor de
rest ben ik nu gewoon een stuk beter geïnformeerd.
Hoe dat ook zij, ik houd van je.
Pa
16 juni 1990
Lieve vader,
Ik neem aan dat alles goed met u gaat daar in dat kokend hete land. U kunt de draak
wel met ons steken tijdens die koude winters van ons, maar u in de zomer bent u de
klos. Ik wed dat u in de zomer minder buiten komt dan wij in de winter! Hoe wáár
is het, dat we in een gevallen wereld leven! Geen Hof van Eden of er is wel een of
ander seizoen dat onze arme zielen kwelt.
Goed, laten we het weer over theologie hebben. Ik heb de hele middag gereserveerd
om deze brief te kunnen schrijven, omdat ik denk dat het mijn magnum opus aan u
wordt. Ik wil het namelijk hebben over de opstanding. En dit is, denk ik, misschien
wel het meest kritieke onderwerp dat we moeten bediscussiëren. Laat me eerst
antwoorden op uw bezorgdheid dat ik erg moe begin te worden van uw
scepticisme. Vergeet het maar! Ik heb bewondering voor uw karaktervastheid en
voor de scherpzinnigheid van uw vragen en tegenwerpingen. Daar houd ik juist
van! Nog afgezien van mijn voorliefde voor dit onderwerp, ik vind het heerlijk om
met u te discussiëren over de belangrijkste dingen in het leven. Dat hebben we nog
nooit eerder zo gedaan.
Maar ik weet iets wat u niet weet - en dat geeft ook voedsel aan mijn drang om
door te gaan. Want ziet u, pa, u bent een gemerkt mens. God heeft u door! Hij
houdt hartstochtelijk veel van u en wil u voor eeuwig bij Zich hebben. En ondanks
alle bedenkingen die u heeft tegen zijn plannen, weet Hij dat uw hart toch plooibaar
is. Ik hoef alleen maar de intellectuele kwesties zoveel mogelijk uit de weg te
ruimen, zodat Hij vrij toegang krijgt tot uw hart. En ik denk dat Hij dat bij elke
volgende brief een beetje meer krijgt.
Dit vertrouwen, samen met mijn liefde en zorg voor u, geeft me steeds weer nieuwe
inspiratie. Noem het voor mijn part instinct, maar ik ben er vast van overtuigd dat u
gered zult worden. U bent zich dat waarschijnlijk nog helemaal niet bewust en
misschien is er nu nog maar weinig van te zien. Maar telkens als ik voor u bid,
komt er een soort vertrouwen over me. Dat is de Geest van God, dezelfde Geest die
onvermoeibaar uw hart aan het bewerken is. Ongetwijfeld klinkt u dit oubollig in
de oren, maar dat kan me niets schelen. Ik ben ervan overtuigd dat u op een dag
hierop terug zult kijken en het ook zult zien.
Maar in geen geval hoeft u zich zorgen te maken over vermoeidheid van mijn kant
bij onze conversatie.
Goed, laten we nu eens kijken naar de opstanding en de tegenwerpingen die u
maakt.
In de eerste plaats stelt u dat de opstanding eenvoudig een `kwestie van geloof' is:
je gelooft het gewoon of je gelooft het niet. En daarom denkt u dat we op een dood
punt zitten. Daar ben ik het niet mee eens. Natuurlijk is geloof in de opstanding
meer dan een theoretische hypothese over een historische gebeurtenis. Maar dat
betekent nog niet dat het niets te maken heeft met een hypothese over een
historische gebeurtenis. De gebeurtenis heeft plaatsgevonden in de geschiedenis en
daarom moet deze gebeurtenis via historische criteria worden vastgesteld, net zoals
elke andere mogelijk historische gebeurtenis. Er is meer voor nodig dan alleen
maar bewijs om in de opstanding van Christus te geloven- ik geloof dat het ook de
werking van de Geest van God in iemands hart is - maar dat betekent nog niet dat
dit geloof apart gehouden kan of moet worden van het historisch bewijs. Wanneer
het om waarheid gaat, werken de Geest en het verstand in harmonie samen. Nu
hoef ik me geen zorgen te maken over het werk van de Geest om uw hart te
overtuigen (ik ben de Heilige Geest niet!). Maar daarom kan ik mezelf nog wel
bezighouden met het overtuigen van uw verstand! Daarom wil ik het graag met u
hebben over het bewijs van de opstanding. Dat is niet zo maar `een kwestie van
geloof'. Het is een geloofsartikel dat het historisch redeneren doorkruist. In de
tweede plaats wijst u er terecht op, dat ik, hoewel ik de `algemene betrouwbaarheid'
van de evangeliën (met uitzondering van Johannes, maar dat is een heel andere en
erg ingewikkelde geschiedenis waar echter niets van afhangt) heb aangetoond, niet
bewezen heb dat de evangeliën `in elk opzicht' betrouwbaar zijn. Maar is dat een
redelijke eis, pa? Hoe kan iemand dat ooit bewijzen van welk historisch document
ook? Ik blijf erbij dat we de evangeliën net zo moeten behandelen als ieder ander
historisch document, maar wat u vraagt gaat veel verder dan dat.
Natuurlijk is het mogelijk dat er aan de evangeliën aspecten zitten die niet
betrouwbaar zijn, maar de kracht van het aantonen dat de evangeliën over het
algemeen betrouwbaar zijn, is dat de bewijslast nu bij de persoon ligt die de
betrouwbaarheid van de evangeliën in enig opzicht ontkent. Die persoon moet
aantonen waarom ze zo bekeken moeten worden. Als er `sterke verhalen' in de
evangeliën zitten, dan moet dat bewezen worden, want we hebben goede gronden
om ze voor betrouwbaar te houden.
Mijn derde punt heeft hiermee te maken. U vermoedt dat er legendeachtige
kenmerken de historische kern van de evangeliën binnengeslopen zijn. Maar op wat
voor gronden beweert u dat eigenlijk? Van alles wat ik heb kunnen vinden (en ik
heb er toch behoorlijk op gestudeerd) zou de enige reële basis voor deze claim
kunnen zijn, dat er bovennatuurlijke aspecten zitten aan het leven van Jezus in de
evangeliën en dat er ook sprake is van bovennatuurlijke gebeurtenissen. Vandaar
dat de evangelieverhalen tot op die hoogte legende-achtig zijn. Maar hoe komen die
mensen aan hun onfeilbare kennis over het universum? De gedachte dat we in een
universum leven waarin iedere gebeurtenis een natuurlijke oorzaak moet hebben, is
net zo goed een zaak van `blind geloof' als wat dan ook! Wat meer is, ik denk dat u
deze gedachte niet meer kunt gebruiken, omdat u al gelooft dat er een persoonlijke
God achter of boven het universum is. En als er zo'n godheid is hoe kunnen we dan
de mogelijkheid van zijn ingrijpen uitvlakken? Integendeel, zou ik zeggen, als Hij
het hoogste voorbeeld is van alles wat we zijn, dan zou ik denken dat we zo'n
ingrijpen juist kunnen verwachten.
Er bestaan ook vier historische argumenten tégen de theorie dat de evangeliën
legendarisch materiaal zouden bevatten. In de eerste plaats zijn de evangeliën
geschreven binnen enkele tientallen jaren nadat de opgetekende gebeurtenissen
hebben plaatsgehad en dat is niet genoeg voor legendarische aangroeisels van
betekenis. In de tweede plaats zijn de evangeliën geschreven in een vijandige
omgeving die noodzakelijkerwijs de ontwikkeling van legendarisch materiaal in
toom zou hebben gehouden.
In de derde plaats, als er al legendarische aangroeisels zouden zijn, zouden we
verwachten die aan te treffen in de latere stadia van de evangeliën, maar niet in de
vroegere. Veel vrijzinnige theologen hebben in de achttiende en negentiende eeuw
geprobeerd dit te bewijzen. Maar dat hele project is in elkaar gestort, omdat ze het
niet voor elkaar kregen. Het vroegste materiaal zit net zo vol met wonderen als het
latere. Sterker, de brieven van Paulus geven een volledig `vergoddelijkt' beeld van
Jezus (bijvoorbeeld dat Hij Here en God is), terwijl, naar men beweert, de meeste
ervan geschreven zijn voordat er één evangelie geschreven was (en zelfs deze
brieven bevatten materiaal waarvan bewezen kan worden dat het van een eerdere
datum is dan het tijdstip waarop ze opgesteld zijn, materiaal dat helemaal uitgaat
van een bovennatuurlijke Jezus! Zie bijv. Filippenzen 2:6-11). Nee, de bovennatuurlijke trekken van het leven van Jezus kennen geen ontwikkeling in de tijd. Ze
waren er vanaf het begin!
Ten slotte, als de evangeliën legendarisch materiaal zouden bevatten midden tussen
verder betrouwbaar materiaal, dan zouden we verwachten dat dat materiaal niet zo
goed zou voldoen aan onze eerder bediscussieerde `historische criteria' als het
overige `niet-legendarische' materiaal. Maar dat is gewoon niet het geval. Denk
even aan het verhaal van de opstanding in Johannes 20, dat we samen gelezen
hebben. Dat heeft al de kenmerken van een ooggetuigenverslag. Vandaar, pa, dat ik
geen goede reden zie om onze taxatie van de algemene betrouwbaarheid van de
evangeliën te herroepen als het gaat over hun relaas over bovennatuurlijke
gebeurtenissen. En dat geldt ook voor hun verslaggeving van de opstanding. Ook
als iemand de betrouwbaarheid van deze verslagen wil ontkennen, dan ligt de
bewijslast bij hem om uit te leggen waarom. Maar dat is volgens mij heel moeilijk
te doen. Feitelijk is naar mijn inschatting het bewijs voor de historiciteit van de
opstanding sterker dan voor enige andere gebeurtenis uit het leven van Jezus. Ook
sterker dan het bewijs voor de historiciteit van veel historische gebeurtenissen die
we heel vanzelfsprekend vinden. Laat ik mijn argumenten kort voor u op een rij
mogen zetten.
1. Van het feit van de opstanding wordt getuigd door vijf onafhankelijke
bronnen (Mattheüs, Marcus, Lucas, Johannes en Paulus, die op hun beurt
naar talrijke andere bronnen verwijzen, zoals Petrus en Jakobus in 1
Korintiërs 15). De veelheid van deze bronnen verhoogt de geloofwaardigheid
van ieder afzonderlijk sterk. Je zou nog vol kunnen houden dat Matten s en
Lucas hier van Marcus hebben geleend, zoals ze dat hier en daar in hun
overige materiaal wel gedaan hebben. Maar wat heel boeiend is, is dat hun
eigen verhalen van de opstanding totaal verschillen van elkaar én van dat van
Marcus! Feitelijk bevat elk van de getuigenissen meer uniek materiaal dan
dat ze gemeenschappelijk materiaal hebben. Dat schept wel weer een
probleem met het harmoniëren van de verslagen. Maar dat betekent niets
vergeleken met het probleem van hoe te verklaren valt dat ze, onafhankelijk
van elkaar, überhaupt getuigen van de opstanding - als er feitelijk helemaal
geen opstanding geweest is.
2. De plaats van het graf van Jezus was bij allen goed bekend. Dus als Jezus
niet uit de dood was opgestaan, als zijn lichaam nog in het graf had gelegen,
dan was dat gemakkelijk te controleren geweest. Zowel de volgelingen van
Jezus (die vervolgd zouden worden vanwege hun geloof), als zijn
tegenstanders (die de bewering van de christenen zouden willen weerleggen)
hadden een motief om dit te verifiëren. Maar ze zijn het allemaal eens: het
graf was leeg. Hoe valt deze overeenstemming te verklaren?
3. Houdt verband met nummer 2: er is niemand die ontkent dat de christelijke
kerk in Jeruzalem begon, maar een paar weken na de kruisiging van Jezus.
Ze kende een explosieve groei. En de inhoud van de boodschap die deze
explosie veroorzaakte, was dat Jezus de Messias is, de Here van alles, zoals
duidelijk bewezen was door zijn wonderen en door zijn opstanding uit de
dood (zie Handelingen 2:16 v.v.). Ze stellen aan hun gehoor niet een of ander
onbekend persoon uit een grijs verleden voor. Integendeel, ze hebben het
over een van hun eigen tijdgenoten! Hoe kunt u die geweldige groei
verklaren?
4. Zoals ik al eerder uiteengezet heb, missen de opstandingsverhalen de
kenmerken die eigen zijn aan late legendarische verhalen en bevatten ze veel
van de kenmerken die eigen zijn aan vroege ooggetuigenverslagen. Er is
bijvoorbeeld sprake van veel details die voor een groot gedeelte onbelangrijk
zijn voor de verhaallijn. Om daar een voorbeeld van te geven: Marcus noemt
de naam van het bekende lid van het Sanhedrin (de Joodse Raad), die een
graf schonk voor het lichaam van Jezus, Jozef van Arimatea. Als iemand een
verslag zit te verzinnen, dan gaat hij niet dit soort details bedenken. Hij zal al
helemaal geen namen laten vallen van dit soort prominente lieden, die je
gemakkelijk even kunt ondervragen. Er zit ook heel wat materiaal bij dat de
geloofwaardigheid geen goed doet. In legendes komt zoiets niet voor.
Bijvoorbeeld de rol van de vrouwen in het verhaal: in de context van de
eerste eeuw kon die het getuigenis van de auteurs alleen maar schaden.
Vrouwen werden, zoals ik in een eerdere brief al geschreven heb, algemeen
beschouwd als ongeneeslijke leugenaarsters. En, ten slotte: er is in de
verhalen ook sprake van een totale afwezigheid aan theologische
bespiegeling. Later legendarisch materiaal laat niets onverklaard, maar de
evangelieverhalen bevatten nogal wat raadselachtigheden, die de auteurs
gewoon melden, maar die ze raadselachtig láten. Jezus zegt bij voorbeeld
tegen Maria van Magdala in Johannes 20: „Houd Mij niet vast, want Ik ben
nog niet opgevaren naar de Vader." Waarom niet? Dat zegt de schrijver niet.
De theologen van vandaag zijn nog bezig met het zoeken naar een
verklaring. En zo zouden er nog een heleboel andere voorbeelden te geven
zijn.
5. De bekering van Paulus is onverklaarbaar, behalve op grond van de
verklaring die hij zelf geeft: hij ontmoette de opgestane Here (zie
Handelingen 9 en 1 Korintiërs 15). Hier hebben we een man die mordicus
tégen het christendom is, die zelfs toezicht had gehouden bij de steniging van
een van zijn predikers, en dan in één ogenblik bekeerd wordt. Op dezelfde
manier geloofde Jakobus, de broer van Jezus, ook niet in Hem, totdat de
Here hem verscheen (1 Korintiërs 15:7). (Er wordt ook naar zijn ongeloof
verwezen in Marcus 3 en Johannes 7 - nog meer bezwarend materiaal dat
toch de geloofwaardigheid ondersteunt!) Hoe moetje deze bekering verklaren
zonder het feit van de opstanding?
6. Paulus geeft ons een vroege opsomming van de verschijningen van de
Opgestane. U vindt die in 1 Korintiërs 15, zo'n vijftien tot twintig jaar na de
opstanding geschreven. Hij poogt hier sommige Korintiërs ervan te
overtuigen dat de opstanding van Jezus echt heeft plaatsgehad. Om dat te
doen zet hij de verschijningen van Christus op een rij: aan de apostelen, aan
Jakobus en `aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten
nog in leven zijn' (1 Korintiërs 15:6). Met het noteren van het grote aantal
levende mensen die Christus gezien hebben na zijn opstanding wil hij
zeggen: Als u mij niet gelooft, het bewijs loopt overal rond. Ga het maar
vragen aan degenen die het gezien hebben. Gemeten naar de normen van
welke rechtbank ook geldt dit als ijzersterk bewijs.
7. Er is geen enkele manier om de verandering bij de discipelen te verklaren,
behalve met het feit van de opstanding, wat precies de grond is die zij zelf
aanvoeren. Als u de discipelen van voor de dood van Jezus vergelijkt met de
discipelen van na zijn verschijningen, dan ziet u een wereld van verschil. De
ene dag waren ze nog bang en verborgen ze zich; de volgende dag gingen ze
de confrontatie aan met een vijandig publiek door (hoe kan het ook anders?)
de opstanding te preken. 8. Tot slot: de discipelen hebben geen motief om dit
verhaal te verzinnen. Ze hadden niets te winnen en alles te verliezen. En er is
ook niets dat aanleiding geeft om te geloven dat geneigd waren zulke
verhalen te verzinnen, of dat ze het soort karakter hadden dat in staat was om
zo'n ongelooflijk verhaal te fabriceren. En zelfs als ze dat hadden gewild, dan
is er nog niets dat suggereert dat ze het ook klaargespeeld zouden hebben.
Kortom, de ontkenning van de opstanding heeft niets in zich om zichzelf als een
historische hypothese aan te bevelen, terwijl de aanvaarding van de opstanding
alles in zich heeft om dat wel te kunnen. Dat is in een notendop mijn bewijsvoering
ten gunste van de historische waarheid van de opstanding.
Ik zou mijn magnum opus nu graag willen besluiten met een paar woorden over de
alternatieve verklaringen van de opstanding, die u noemde in uw laatste brief.
Kan iemand het lichaam gestolen hebben? Wie kan dat dan geweest zijn? Wie zou
er belang bij hebben gehad om dat te doen? Hoe zouden ze langs de Romeinse
wachtposten (wier leven op het spel stond als ze Hem niet goed bewaakten) hebben
kunnen komen? En hoe verklaar je dan nog de verschijningen?
Zouden de discipelen allemaal gehallucineerd hebben toen ze Jezus `zagen'? Hoe
moet dan het lege graf verklaard worden? Trouwens, de verschijningen hebben
helemaal niets van hallucinaties. Ze strekken zich uit over een vrij lange tijd. Ze
vonden plaats bij groepen mensen op hetzelfde moment (die met Hem spraken en
zelfs samen met `de hallucinatie' aten). De discipelen waren er helemaal niet op
aangelegd om zulke hallucinaties te krijgen. En door de verschijningen van Jezus
veranderden de levens van hen die er getuige van waren. Hallucinaties hebben dat
effect niet.
Kan Jezus de hele zaak in scène hebben gezet? Hoe heeft Hij dat dan voor elkaar
gekregen? Hoe kan iemand een dood suggereren (te midden van executeurs die
experts waren op het gebied van de dood) en daarna een opstanding? Is dat in
overeenstemming met wat we ook maar van het karakter van Jezus en zijn
discipelen weten? Hoe verklaar je hiermee dan de verschijningen aan Paulus, aan
Jakobus, aan de vijfhonderd? Hoe verklaart dit de totale verandering bij de
discipelen? In één woord, pa, er is gewoon geen verklaring die zelfs maar een
beetje plausibel is voor al het bewijs voor de opstanding. Er blijft er maar één over:
toegeven dat het inderdaad gebeurd is zoals de discipelen zeggen dat het gebeurd
is. Ik ben met u eens dat dit tot op zekere hoogte moeilijk te geloven is, want het
gaat in tegen wat we elke dag om ons heen zien: dode mensen blijven dood. Maar
ik denk niet dat we onze algemene, alledaagse ervaring kunnen gebruiken om de
mogelijkheid uit te sluiten dat er iets gebeurt dat in elk opzicht buitengewoon is, als
we daar feitelijk hard bewijs voor hebben.
Overweegt u dit eens: bestaat er ook maar één gewoon ding, dat niet buitengewoon
was toen het begon te bestaan? Of je nu in evolutie gelooft of in creationisme, de
verschijning van de eerste giraffe of olifant, en helemaal de verschijning van de
eerste `homo sapiens' zou behoorlijk buitengewoon hebben geleken voor iemand in
de buurt die dat waarnam. Maar nu dieren en mensen heel gewoon zijn, bekijken
we ze niet meer met zoveel ontzag.
Met de opstanding is het net zo. Het opgestane lichaam van Jezus is het eerste
geval van iets wat in de loop van de tijd universeel zal worden. Hij is het eerste
toonbeeld van wat mensen zullen zijn, van wat ze volgens goddelijke bedoeling
zullen zijn. Feitelijk is Hij de eerste werkelijke mens.
Zo u wilt, Jezus is de eerste vlinder die uit zijn cocon komt. Dat lijkt ons nu alleen
maar onwaarschijnlijk omdat we nog opgesloten zitten in onze cocons. Maar
rupsen zijn bedoeld om eens te vliegen! Of om van beeld te veranderen: Jezus is de
eerste zygote die tot volle ontwikkeling komt en een pasgeboren baby wordt. Maar
als je nog nooit een volledig ontwikkelde baby hebt gezien, dan zou je maar
moeilijk kunnen geloven dat deze microscopisch kleine bevruchte cel er ooit eentje
wordt. We geloven dat nu alleen maar omdat die buitengewone gebeurtenis voor
ons gewoon geworden is. Maar is de opstanding van Jezus nu echt een groter
wonder dan het wonder van het geboorteproces? Het lijkt nu inderdaad
buitengewoner. Maar als ik gelijk heb, pa, zal het binnenkort de universele regel
zijn. We zijn er allemaal toe voorbestemd om op de laatste dag op te staan.
Wat wel erg tragisch is, en hiermee moet ik afsluiten, vader, is dat de Schrift
duidelijk stelt dat veel van deze zygoten geaborteerd zullen worden. Op een dag
zullen ze allemaal opstaan. Maar niet iedereen zal opstaan tot het eeuwige leven bij
God dat God ons altijd al bedoeld had te geven. Om `wedergeboren' te worden, nu
en in eeuwigheid, moetje vertrouwen op de manier van geboren worden zoals God
die verschaft. Om het beeld nog even vol te houden: de enige navelstreng die ons
aan God verbindt, is Jezus Christus. Wanneer we onszelf van die levensader
lossnijden, zullen we doodgeboren worden. (Het woord voor `hel' is in het Grieks
gehenna, en dat was toen een enorme brandende vuilnisbelt buiten Jeruzalem. Dat
beeld past precies bij de illustratie, pa. Degenen die zelf veroorzaken dat ze
afgesneden worden van Gods plan, maken zichzelf tot datgene waar de mens nooit
voor bedoeld was - tot afval. Ze zijn doodgeboren kinderen, die geen plaats krijgen
bij de levenden.)
Ik dring er bij u op aan, vader - ik sméék het u - snijd uzelf niet af van Jezus
Christus. Verwerp Hem niet. Alles waarvoor u bestemd bent, al de verlangens van
uw hart, uw behoefte aan liefde, aan hoop, aan betekenis, aan geluk, alle worden ze
vervuld in de relatie met God door Jezus Christus. Daar bent u voor geschapen.
God wil dat u daar deel aan hebt. Hij stierf de dood aan het kruis opdat u het zou
krijgen.
Alles wat ik, zeg ik vanuit mijn liefde en mijn hoop voor u. Liefs,
Greg
Zeventiende briefwisseling
Hoe kun je nu geloven
dat een mens God is?
16 juli 1990
Beste Greg,
Hoe gaat het met de training voor het kampioenschap op de honderd kilometer? En
hoe maken Shelley en de kinderen het op het ogenblik? Praat me in je volgende
brief eens even helemaal bij over iedereen. Ik stel de liefde en de zorg die je in je
laatste brief toont erg op prijs. Sorry dat ik jouw optimisme over de vooruitzichten
op mijn bekering niet deel, maar ach, wie weet? Wel moet ik toegeven dat je
argumenten betreffende de opstanding van Christus verrassend sterk zijn. Je hebt
bepaald geen `blinde geloofssprong' gemaakt. Al zou onze discussie verder niets
opleveren, ik begin toch een antwoord te krijgen op de vraag waar ik al zolang mee
rondloop: hoe je ondanks al het onderwijs datje gevolgd hebt, zelfs op enkele van
de beste scholen van het land, dit christelijk gedoe bent blijven geloven. Ook al ben
ik het niet met je eens, ik moet toegeven dat je behoorlijk stevig staat. Als ik erover
nadenk, krijg ik er hoofdpijn van, zo onwaarschijnlijk vind ik die hele gebeurtenis.
Maar ja, dan is er dat bewijs! Ik heb geen zin om te gaan zitten muggenziften over
jouw bewijsvoering voor de opstanding. Ik wil antwoorden met een heel andere
benadering. Stel je voor dat ik, ter wille van de discussie, zou toegeven dat Jezus
weer bijgekomen was of zoiets. Het graf is leeg. Dat zou zeker een vreemde
gebeurtenis zijn. Maar dan vraag ik me wel af of dat alléén voldoende bewijst dat
deze man ook inderdaad is wat de christenen van Hem willen maken. Ik bedoel: ik
heb van wel meer mensen gehoord dat ze weer tot leven kwamen. Maar bewijst dat
dat ze God zijn?
Kijk, er gebeuren een hoop onverklaarbare dingen in deze wereld. Neem
bijvoorbeeld al die vreemde graancirkels in Engeland, waarvan velen denken dat
het sporen van UFO's zijn. Misschien is wat er in de eerste eeuw gebeurde wel een
of andere onverklaarbare gebeurtenis en zijn die discipelen toen helemaal geflipt of
zo en gingen ze denken dat Jezus God was. In feite was misschien wel alleen
Paulus maar geflipt (hij komt bij mij op een of andere manier altijd als een beetje
gestoord over). Ik heb gehoord dat hij degene was die het eerst geloofde dat Jezus
goddelijk was. De evangeliën beschrijven Jezus in veel aardsere termen, als een
groot man die wonderen kon doen (wat ik nog wel wil toegeven).
Wat ik probeer te doen, Greg, is de kracht van jouw bewijs op één lijn te krijgen
met een wereldbeschouwing die ik zinniger vind. Concluderen dat Jezus God is,
werkt gewoon niet. Hoe kun je nu geloven dat een mens, een echt menselijk wezen,
God is? Alle argumenten in de wereld voor de opstanding schieten tekort om dat
aannemelijk te maken. Het lijkt juist op iets van heidens bijgeloof. Dat is compleet
tegenstrijdig! Ik weet dat christenen vasthouden aan een drie-eenheid, dat een deel
van God hier beneden was terwijl een ander deel van God daarboven was of zoiets.
Maar gewoon geloven dat Jezus een geloofsgenezer was die op een of andere
manier weer tot leven gekomen is, en wiens volgelingen (één in het bijzonder) toen
zijn gaan overdrijven met allerlei beweringen over Hem,. verklaart alles, zonder dat
geloof in van die onmogelijke denkbeelden vereist is. Laat me weten wat je hiervan
vindt.
Zoals altijd veel liefs,
Pa
28 juli 1990
Ha lieve vader,
Ons gezin maakt het heel goed, hier in het `kille' Minnesota. De training voor de
honderd kilometer gaat goed, maar ik ben al blij als ik zo'n 65 kilometer per week
haal. En dat is ongeveer de helft van wat algemeen beschouwd wordt als de
minimale training voor deze wedstrijd. Ook de kinderen doen hier en daar aan
wedstrijden mee als ze er zin in hebben. Een week of wat geleden gingen we naar
een hardloopwedstrijd. Nathan is nog te jong om mee te doen aan welke afstand
dan ook, maar hij wou wel ontzettend graag een lintje. Ik wist een van de officials
om te praten om hem een lintje te geven, als hij het redde om het halve
vierhonderdmeterparcours rond te rennen (en/of lopen). Hij startte alsof het om de
Olympische Spelen ging! Maar omdat hij niet wist waar precies de helft was, rende
hij het parcours helemaal rond. Toen hij ongeveer op de helft was kregen een paar
mensen op de tribune die kleine van vier in de gaten, bezig om een uitputtende
prestatie te leveren, en ze begonnen hem aan te moedigen. Tegen de tijd dat hij
bijna binnen was, stond de hele menigte te juichen. De officials spanden een lint
voor hem om doorheen te lopen als hij de finish passeerde. Dat was zijn ogenblik
van roem! Ik heb hem nog nooit zo trots gezien! Hij werd beloond met een lintje
voor de eerste plaats.
Goed, ik ben blij te zien dat u dan toch voorlopig wilt toegeven dat Jezus is
opgestaan uit de dood. Maar volgens u is dat geen bewijs voor zijn goddelijkheid.
U vermoedt dat die overtuiging een stuk bijgeloof is, afkomstig van Paulus.
Misschien verrast het u pa, maar dat ben ik niet met u eens. Verbaasd? Er zijn
volgens mij verschillende overwegingen die tegen uw overtuiging pleiten,
overwegingen die tegelijkertijd de conclusie nog verder staven dat Jezus Christus
de mens geworden God is.
In de eerste plaats is het volgens mij een vergissing om te beweren dat Jezus alleen
maar in de brieven van Paulus als goddelijk wordt gezien. Het is waar dat Jezus
zelf nergens in de evangeliën naar voren stapt en expliciet zegt dat Hij God is.
Maar Hij wordt overal gepresenteerd in termen die daar wel op neerkomen. Hij
zegt dingen als: `Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien', `Eer Mij zoals u ook
de Vader eert,' en `Ik en de Vader zijn één.' Een rechtgeaarde rabbi uit de eerste
eeuw (die alleen maar een goed mens was) zou zich nooit op deze wijze uitgedrukt
hebben.
Bovendien, Jezus presenteert Zichzelf als object van geloof door voortdurend
dingen te zeggen als: `Geloof in Mij.' Overal stelt Hij dat geloven in Hem gelijk
staat met geloven in God, en het verwerpen van Hem met het verwerpen van God.
`Wie in Mij gelooft, gelooft in de Vader die Mij gezonden heeft.' Zelfs in zijn
prachtige 'Bergrede', waarvan vrijzinnige geleerden zeggen dat we daar `de grote
menselijke leraar' in aantreffen, komen we Jezus tegen die dingen zegt als: `Zalig
zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt (...) om Mijnentwil'. Wie denkt Hij wel
dat Hij is? Een rabbi wordt geacht te zeggen: `Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt
en vervolgt ter wille van God'. En pa, daar komt dan nog bovenop dat de discipelen
Jezus met `Here' aanspreken (Kurios). Dat is het Griekse equivalent van Jahwe, de
naam van God in het Oude Testament. Bij het zien van Jezus roept de twijfelende
Touras uit: `Mijn Here en mijn God' - en Jezus corrigeert hem niet. De discipelen
en anderen aanbidden Jezus in de evangeliën, iets wat de Joden nooit bij iemand
anders dan God zouden doen! Nee, de evangeliën geven ons een `volledig
goddelijke' Jezus. Pa, herinnert u zich de tijd dat we samen altijd naar de
Unitarische kerk gingen? Weet u nog dat die professor toen een preek heeft
gehouden met als titel: `Waarom Socrates een groter man was dan Jezus'? We
waren er allebei een beetje van slag van. Hij beweerde dat Socrates een groter man
was dan Jezus, omdat Socrates het beste in anderen naar boven bracht. Maar Jezus
`wekte alleen maar de indruk dat Hij goddelijk was, ja God zelf'. Het lijkt mij dat
deze professor het bij het goede eind had met zijn beoordeling van de situatie
(hoewel zijn conclusie verkeerd was). De evangeliën dwingen tot de keuze: óf
Jezus was werkelijk goddelijk, óf Hij is geen erg goed mens. Wij sluiten mensen op
die de dingen zeggen die Jezus gezegd heeft! Wat dit alles nog het meest
opmerkelijk maakt, pa, is dat we hier te maken hebben met Joden uit de eerste
eeuw. Joden waren (en zijn) niet te vergelijken met allerlei andere oude heidense
culturen. Die geloofden in vele goden, van wie er sommigen naar de aarde konden
komen en naar believen een menselijke gestalte aannemen. Nee, centraal in het
orthodoxe Joodse geloof staat de overtuiging dat er maar één God is en dat Hij
oneindig ver boven menselijke wezens staat. Als er nou iets antithetisch staat ten
opzichte van hun eeuwenoude geloof, dan is het wel het geloof dat God mens werd!
En toch kom je uitgerekend die gedachte tegen op alle bladzijden van de evangeliën
en de brieven van het Nieuwe Testament. Nog maar vijftien jaar nadat Jezus leefde,
horen we Paulus alle christenen terloops karakteriseren als zij `die (...) de naam van
onze Here Jezus Christus aanroepen' (1 Korintiërs 1:2). Hij citeert een hymne die
zich al in de kerkelijke traditie genesteld heeft, die zegt dat Jezus aan God gelijk is
(Filippenzen 2). En op een aantal plaatsen noemt hij Jezus `Here' (Jahwe) en `God'
(bijv. Romeinen 9; Titus 2).
Dit alles doet de onthutsende historische vraag rijzen: wat ter wereld kan die Joden
ervan overtuigd hebben dat Jezus werkelijk de vleesgeworden God is? Wat ter
wereld kan deze Joden ertoe gebracht hebben om datgene te doen wat hun hele
cultuur hun verbood te doen - het aanbidden van een mens? Wat voor iemand moet
Jezus geweest zijn, wat voor karakter moet Hij hebben gehad, wat voor aanspraken
moet Hij hebben gemaakt, en welke ongelooflijke daden moet Hij gedaan hebben
om deze orthodoxe Joden ervan te overtuigen dat Hij alles was, wat volgens hun
geloof geen mens ooit kon zijn?
Volgens de evangeliën was het niet het `weer bijkomen' van een lijk dat hen
overtuigde dat Jezus de vleesgeworden God was. Nee, het was de opstanding van
een mens in wie het koninkrijk van God reeds gestalte had gekregen tijdens zijn
leven - in zijn liefde, zijn onderwijs en zijn kracht. Het was de opstanding van een
mens die voor Zichzelf al ontstellende aanspraken had gemaakt. En het was de
opstanding van een mens die vanaf dat moment nooit meer gestorven is. Als Jezus
later toch gestorven was, dan zou daarmee de hele zaak aan scherven gegaan zijn.
Maar Hij stierf niet. Hij voer op naar de hemel. (Stel dat dat niet waar is, dan
moetje wel wat vragen beantwoorden: waar heeft Jezus Zich `verborgen' gehouden
in de hele periode van de vroegchristelijke kerk? Waarom en hoe zouden de
discipelen gelogen hebben, om vervolgens ook nog voor hun leugens te sterven? En
waarom werd die leugen nooit ontmaskerd of zelfs maar door iemand vermoed?)
Het gaat mij erom, vader, dat de opstanding en de godheid van Christus twee
kanten van dezelfde medaille zijn. Waarom de discipelen het een geloofden, is net
zo onverklaarbaar als waarom ze het andere geloofden - behalve als we de
evangelieverslagen gewoon op hun woord aanvaarden. Eigenlijk zou ik zelfs verder
willen gaan. Al hadden we de evangeliën niet gehad om ons te informeren, dan nog
zouden we door speculatie hebben moeten aannemen dat Jezus het soort
aanspraken gemaakt moet hebben en het soort daden gedaan moet hebben die de
evangeliën aan Hem toeschrijven. Gewoon om te verklaren hoe de eerste christenen
ertoe kwamen om te geloven dat Hij inderdaad helemaal was wat de brieven over
Hem zeggen. Is nu het geloof dat Jezus Gods aanwezigheid in een menselijke
gestalte belichaamt een tegenstrijdigheid, zoals u oppert? Op grond waarvan valt
dat vol te houden? Het zou alleen maar een tegenstrijdigheid zijn als het God-zijn
per definitie het mens-zijn zou uitsluiten, en andersom. Maar weten wij, met ons
beperkte verstand, genoeg over de natuur van God, of over de menselijke natuur,
om die conclusie te trekken? Ik denk van niet. De enige manier waarop we de
goddelijke natuur zouden kunnen kennen is via God zelf die het ons vertelt. En alle
bewijs suggereert dat het juist Jezus Christus is waar dit `vertellen' plaatsvindt.
Ik geef toe dat de vleeswording paradoxaal is, omdat we niet kunnen begrijpen hoe
dat waar kan zijn. Maar het is niet tegenstrijdig, want het is geen onzin om het voor
waar te houden. Een analogie die vaak door theologen gebruikt wordt, is dat
natuurkundigen iets soortgelijks zeggen over de aard van het licht. Men kan
bewijzen dat licht zowel kenmerken van golfbewegingen heeft als van deeltjes. Dat
is paradoxaal, want wij kunnen ons op geen enkele manier voorstellen hoe dat
tegelijkertijd kan. Maar aangezien het bewijs van beide kenmerken onbetwistbaar
is, houden natuurkundigen vol dat het echt waar is.
Iets dergelijks zou je kunnen zeggen over de drie-eenheid waar u ook een vraag
over hebt gesteld in uw vorige brief. Dat is niet een geloven dat een `deel van' God
mens was, terwijl een ander `deel van' God in de hemel bleef. God is Geest en
daarom kan Hij niet `verdeeld' worden. Beter gezegd, dit geloof is (onder meer) het
geloof dat God volledig bestaat als transcendente Vader, terwijl God ook volledig
bestaat als de vleesgeworden Zoon, terwijl God ook volledig bestaat als Geest (die
in de harten van de gelovigen woont). God bestaat, en heeft altijd bestaan, op drie
verschillende manieren. Dat is kort gezegd de leer over de drie-eenheid.
Is dit tegenstrijdig? Nee, maar het is wel paradoxaal. Wij kunnen niet vatten hoe
het waar is, maar er zijn goede gronden om te geloven dat het waar is. En wie zou
willen beweren dat hij met zijn verstand alleen voldoende over de natuur van God
weet om te zeggen dat God niet op deze wijze kan bestaan? (Sterker, in mijn boek
Trinity and Process beweer ik dat men op strikt rationele gronden moet volhouden
dat elk samenhangend begrip van God als autark en liefhebbend wel een soort
`interne relationaliteit' moet omvatten - en dat is precies wat de leer van de drieeenheid zegt. Maar dat is een heel ander onderwerp.) Van harte hoop ik dat ik uw
theorie en uw vragen bevredigend beantwoord heb. Ten diepste gaat het hierom:
het bewijs voor de opstanding en dat voor de godheid van Christus staan of vallen
gezamenlijk. Er is domweg geen legitieme rationele basis voor de notie dat dit
bewijs tot de conclusie leidt dat dit intrinsiek onmogelijk is. Ik kan merken dat u
het bewijs serieus neemt. Ik hoop van harte dat u dat blijft doen en tot de enige
houdbare conclusie komt. Maak Jezus de Here en Redder van uw leven.
Met liefde en hoop,
Greg
DEEL 3
VRAGEN OVER DE BIJBEL
Achttiende briefwisseling
Waarom maakt God
het zo moeilijk om in Hem
te geloven?
21 augustus 1990
Beste Greg,
Door de recente gebeurtenissen komt het oude probleem weer boven dat ik heb met
de manier waarop God zijn zaakjes bestuurt. Neem nu die gek van een Saddam
Hoessein die zomaar over het volk van Koeweit heenwalst, daarbij hun vrouwen
verkracht en hun kinderen doodt, en intussen voert God niets uit. Ik weet dat je
deze tegenwerping zult beantwoorden met je theologie van vrijheid en geestelijke
oorlogvoering. Maar ik durf te wedden dat als je een opiniepeiling hield onder alle
wereldbewoners, inclusief het grootste deel van het Iraakse volk, dat dan 99
procent er voor zou zijn om tijdelijk alle regels voor vrijheid die God gesteld heeft,
links te laten liggen om die schoft zes voet onder de groene zoden te krijgen! Dat
offer zal een stuk kleiner zijn, dan wanneer God dat niet gaat doen! Waarom zien
wij, kleine mensen, wat God niet ziet? Waarom doet God de dingen niet een beetje
democratischer?
Maar goed, dat is niet het probleem voor vandaag, want hierover hebben we het al
uitgebreid gehad. Ik moet nu reageren op jouw verhaal over de opstanding en de
godheid van Jezus. Ik moet opnieuw toegeven dat je argumenten erg overtuigend
zijn. Ik heb in ieder geval geen goede argumenten om ertegen in te brengen. Maar
eerlijk gezegd erger ik me soms aan de kracht van je argumenten. Niets lijkt meer
te kloppen. Ik bedoel: ik ben helemaal niet eens in staat je argumenten te
weerleggen, maar toch brengen ze me in een positie waar ik mezelf geweld moet
aandoen om ze allemaal te geloven. Hoe komt dat? Waarom brengt God ons in een
positie waar wij moeten proberen in Hem te geloven? Waarom speelt Hij met de
mensheid, plaagt hij ons met bewijs dat genoeg is om ons verlegen te maken,
terwijl Hij nooit eens naar voren stapt en duidelijk maakt wie Hij is? Wat is er zo
mooi aan `geloof' dat Hij dat liever heeft dan een glasheldere openbaring van Zichzelf? En áls Hij Zich dan openbaart - naar verondersteld wordt in de Bijbel - dan
doet Hij zulke verdraaid bizarre dingen, dat je van iemand die er niet bij was niet
mag verwachten dat hij het gelooft. En toch hangt 'verlossing' naar het schijnt
hiervan af. Waarom moeten mensen om gered te worden dingen geloven en
verhalen aannemen die ze onder gewone omstandigheden nooit zouden accepteren?
Dat is niet echt redelijk. Dus als ik niet in de hel wil komen, word ik geacht te
geloven dat een slang met Eva heeft gepraat, dat een maagd zwanger is geworden
van God, dat een walvis een profeet heeft opgeslokt, dat de Rode Zee uiteen week
en meer van die gekke dingen. Nou, Greg, als God me dan zo graag wil redden,
waarom maakt Hij het dan zo verrekte onmogelijk om in Hem te geloven? Hij geeft
een bewijsje hier, een bewijsje daar - genoeg om ons nieuwsgierig te maken - maar
dan gooit Hij al die andere bizarre dingen ertegenaan, waarvan je onmogelijk kan
verwachten dat wij ze serieus nemen! Als er nu alleen maar bewijs was, of alleen
maar die gekke verhalen, dan zou ik er geen probleem mee hebben. Maar die
combinatie is ontzettend irritant! Het lijkt mij dat een almachtige God de mensen
stukken beter van zijn bestaan kan overtuigen dan welke evangelist ook, en zelfs
stukken beter dan al jouw argumenten. Verdorie, laat Hij het met mooie en grote
letters in de lucht schrijven: „Hier is je bewijs, Ed. Geloof in Mij of loop naar de
hel! Hoogachtend, de Almachtige." Je zou geen middag meer nodig hebben om mij
met geschiedenis te overtuigen. Ik zou meteen op m'n knieën gaan! Het zal wel
beter zijn, maar hoe overtuigender jij klinkt, hoe meer me dat lijkt te irriteren En ik
kom er achter dat ik veel te veel over dit alles loop na te denken, wat erop neer
komt dat ik hier erg gefrustreerd rondloop. Ik heb geen idee wat jij daaraan zou
kunnen doen. Misschien moet je tegen je `Geest', die volgens jou in mijn hart zit te
klussen, zeggen dat Hij maar eens te voorschijn moet komen en zijn boodschap in
de wolken moet schrijven! En anders denk ik dat ik voorbestemd ben om een
geïntrigeerde maar gefrustreerde scepticus te blijven en is je optimisme over mij
gedoemd om op een teleurstelling uit te lopen.
Mijn hartelijke groeten,
Pa
6 september 1990
Lieve vader,
Ik denk dat ik uw antipathie tegen Saddam Hoessein wel deel, maar uw
theologische conclusies over hem niet. Word gerust kwaad op Hoessein, geef hem
de schuld, en geef de macht van het kwaad achter hem de schuld (maar ook die
achter de VS en de andere landen die in deze kwestie zeker niet onschuldig zijn).
Maar laat God erbuiten - behalve om Hem te hulp te roepen. Hij is veel kwader en
bedroefder over de situatie dan een mens ooit kan zijn. Ons gevoel van morele
verontwaardiging komt tenslotte bij Hem vandaan. Hij staat dus aan de kant van de
rechtvaardigheid, gerechtigheid en vrede. Het enige wat ik kan zeggen, pa, is dat
als ik ooit dat vuur van u in de goede richting zou kunnen sturen, wat zou u dan een
gebedskanon zijn! Wat zou ik het schitterend vinden om u even kwaad op satan te
zien worden als u op God bent.
Goed, om het nu maar eens te gaan hebben over de kern van uw brief, ik wil u
allereerst hartelijk danken voor uw eerlijkheid. En ook bedankt dat u mijn
argumenten zo serieus neemt. Ik waardeer uw respect heel erg. Ik ervaar dat in al
uw brieven. Ik heb nooit het idee gehad dat u wat ik te zeggen had bij voorbaat aan
de kant schoof. Het spijt me dat u zich over dit alles zo gefrustreerd voelt. Ik heb
nergens last van. Vanuit mijn gezichtspunt is dat juist positief. Dat zoiets
fundamenteels uw wereldbeeld aan het veranderen is, is natuurlijk nooit
gemakkelijk - zeker niet als je dat zolang hebt gekoesterd als u. Uw verstand en
zelfs uw hart worden opeens in twee verschillende richtingen tegelijk getrokken.
Psychologen noemen dat `cognitieve dissonantie'. Als het om zaken van groot
gewicht gaat, is dat absoluut pijnlijk.
Dat is een schrale troost, maar ik denk wel dat ik een beetje weet hoe u zich voelt.
Een poosje terug vertelde ik u over die ervaring die ik had toen ik terugliep van het
astronomielaboratorium op de Universiteit van Minnesota. In mijn gedachten
woedde de oorlog over het bewijs vóór en tegen het bestaan van een liefhebbende
Schepper. En dat ging met wisselende intensiteit zo'n zes maanden door. Ik heb me
nooit zo door en door beroerd gevoeld als toen. Maar dat was niet de laatste keer
dat ik me zo voelde. Heel mijn studententijd door zijn er momenten geweest dat
mijn geloof op het spel stond. Ik moest me dan confronteren met nieuw bewijs of
met nieuwe inzichten, die schenen tegen te spreken wat ik geloofde. Dan
'parkeerde' ik mijn orthodoxe geloof als het ware een poosje. Dat is dus die
cognitieve dissonantie. Je zit klem tussen twee wereldbeschouwingen. Om heel
eerlijk tegenover u te zijn: ik ervaar dat eigenlijk nog steeds, iedere keer als ik lees
over gruwelijke dingen die kinderen overkomen. Als kinderen moeten lijden, vind
ik dat gewoon hartverscheurend! Toen een jonge knul, Jacob Wetterling, hier vorig
jaar werd ontvoerd, heb ik een poos gehad dat ik van tijd tot tijd woedend werd op
God en zijn integriteit in twijfel trok. Intellectueel kan ik zulke gebeurtenissen wel
plaatsen in een samenhangende theïstische wereldbeschouwing. (Het was overigens
juist in dat soort perioden van worsteling dat ik tot mijn huidige
wereldbeschouwing kwam - u weet wel, dat hele verhaal over die geestelijke
oorlog, enz.) Maar emotioneel is het onmogelijk om zo'n nachtmerrie niet een
tijdlang woedend te zijn. Voor denkende mensen moeten in een gevallen wereld als
de onze wereldvisies wel botsen.
Laat u dus maar niet voor de gek houden door mijn ogenschijnlijke zekerheid in
ons gesprek. Ik ben wel degelijk een overtuigd christen: in het licht van het bewijs
en onder de invloed van het werk dat de Geest in mijn hart doet, kan ik niet anders.
Maar geloven is evengoed nooit gemakkelijk geweest voor mij. Ik zag en hoorde
mezelf praten op elke bladzij van uw vorige brief. Het christelijk geloof is geen
gigantische `antwoordmachine' (ook al heb je fundamentalisten die dat er wel van
willen maken). Leven is: leven te midden van vragen en tegenstrijdige conclusies.
Wel, de vraag die u stelde in uw laatste brief is een soort 'metavraag': waarom
stellen we eigenlijk vragen? Waarom is geloven zo moeilijk? Waarom laat God
Zich niet duidelijker zien? Om daarop te antwoorden zou ik eerst een kader willen
scheppen waarbinnen de vragen die u heeft zinnig zijn - dat wil zeggen: duidelijk
maken dat het feit dat u vragen hebt zinnig is. Als de christelijke kijk op de dingen
ons duidelijk kan maken waarom we hier met een dilemma te doen hebben, zijn we
volgens mij een hele stap verder in de oplossing van het dilemma. Pa, denkt u zich
voor een ogenblik eens in wat er zou gebeuren als God deed wat u van Hem vroeg
in uw laatste brief. Stel dat God een bericht in de wolken schreef aan iedereen
persoonlijk die hier op aarde leeft. Wat zou er gebeuren als Hij schreef: `Jezus is
mijn Zoon. Geloof Hem of sterf'? Zouden alle mensen nu opeens wel hun liefde en
vertrouwen aan Jezus schenken? Ik denk het niet. Toen Jezus hier op aarde was en
al zijn wonderen deed, bleven zij die Hem niet wilden volgen, twijfelen. Toen de
Vader vanuit de hemel sprak: `dit is mijn geliefde Zoon', zeiden de mensen die niet
wilden geloven: `het onweert'. En zelfs toen Jezus opstond uit de dood was er een
aantal Romeinse bewakers dat daar getuige van was. En toch deden ze mee met de
samenzwering van de religieuze leiders om dat feit te verdoezelen! In het Oude
Testament was het van hetzelfde laken een pak. Daar probeerde God het met de
`directe benadering', maar ook die schoot hopeloos tekort. God zond plagen over
Egypte om de Israëlieten te bevrijden, maar al heel gauw twijfelden ze weer aan
Hem. Hij stuurde hun regelrecht uit de hemel voedsel, maar toch bleven er nog
velen opstandig. Hij leidde hen zonder ophouden, door een wolk overdag en een
vuur 's nachts, maar toch bleven velen Hem verzoeken. Hij gaf hun persoonlijk heel gedetailleerd - alle voorschriften die ze nodig hadden om in een relatie met
Hem te leven (de Wet van het Oude Testament - er zijn er ruim zeshonderd van)
maar ze braken ze allemaal. En zelfs als ze zich aan al die `regels' hielden, was de
Wet van het Oude Testament niet in staat te bereiken wat God wilde met de
Israëlieten: een liefdevolle relatie van vertrouwen.
Daar zijn een heleboel redenen voor, denk ik, maar er zijn er vier die bij mij
onmiddellijk naar boven komen. In de eerste plaats hebben verbazingwekkende
gebeurtenissen zelden een blijvende indruk op ons . De indruk vervaagt in de loop
van de tijd. Ik heb zelf gezien hoe God met mensen ongelooflijke dingen doet,
maar in de weken, maanden en jaren na zo'n gebeurtenis verbleekt de kracht van de
oorspronkelijke indruk. Juist omdat hij buitengewoon is, lijkt ons verstand zich die
gebeurtenis meer als een droom te herinneren dan als een waar gebeurd feit. Het
heeft geen blijvende invloed op ons leven. Als iemand zijn geloof zou baseren op
wonderen, dan had hij een constant dieet nodig. Maar dan houdt het wonder op
wonderlijk te zijn. (Het draait er bij zulke mensen op uit dat ze bedrogen worden,
iets wat gebeurt bij het merendeel van die gebedsgenezers op tv.)
Dus zelfs als God Zich tot iedereen zou richten met een boodschap in de wolken,
dan zouden velen zich op dat moment misschien bekeren, maar het uiteindelijke
resultaat zou vermoedelijk nul komma nul zijn. In de tweede plaats is er bijna niets
wat niet op meer dan één manier verklaard kan worden. De wolk die zegt: `geloof
in mijn Zoon', zou een merkwaardige wolkenformatie kunnen zijn, een vervalsing,
een demon, een hallucinatie. De stem die hetzelfde zegt, zou de donder kunnen
zijn. De wonderen van Jezus zouden trucs kunnen zijn, een samenloop van
omstandigheden, of, zoals de religieuze leiders in die tijd wel dachten, demonische
activiteit. Alles kan altijd wegverklaard worden. Hoe is de aarde ontstaan?
Misschien door een `big bang' ! Hoe komt het dat mensen zich van zichzelf bewust
zijn, in staat tot vrijheid, tot liefde, enz.? Gewoon complexe chemische stoffen in
beweging! Zulke verklaringen hoeven niet juist te zijn, maar alleen mogelijk... en
soms zelfs dat niet eens! Hoe kwamen de discipelen tot het geloof dat Jezus de
tegenwoordigheid van God belichaamde? Voor sommigen is élk antwoord
voldoende.
In de derde plaats zijn goddelijke dingen niet zo duidelijk in deze wereld als ze
hadden kunnen zijn, omdat onze wereld gevangen zit in het kruisvuur van een
kosmische geestelijke oorlog, zoals ik al eerder aangevoerd heb. Er is een vijand
die het gemunt heeft op menselijke zielen. Hij gebruikt zijn verwoestende kracht
om de ogen en oren van de mensen `met blindheid te slaan' (2 Korintiërs 4:4). Er is
dus bewijs van het bestaan van het goede, maar ook van het bestaan van het kwade.
En dat vertroebelt alles. En soms, als de dingen niet `duidelijk' zijn voor de mensen,
dan komt dat niet doordat de kwestie zelf onduidelijk is, maar doordat hun verstand
vertroebeld is, bedrogen door de wil van demonische machten of door hun eigen,
tot het kwade geneigde, vrije wil. God kan schreeuwen zo hard als Hij wil, maar de
mensen sluiten hun oren toe en roepen uit: `Waarom zegt God niets?' En ten slotte:
zelfs als Gods `directe benadering' lijkt te werken, is dat toch niet zo. Want God
verlangt een liefhebbende relatie van vertrouwen met ons. Met dat doel zijn we
geschapen. Maar krijg je die door de Rode Zee te splijten? Wordt die tot stand
gebracht door vanuit de wolken te spreken? Helpt het om de aarde te openen en de
goddelozen te verzwelgen? God heeft dat allemaal geprobeerd, maar het werkte
niet. Op zijn best komen de mensen zo tot onderwerping doordat ze met stomheid
geslagen zijn of doodsbang (en dat dan ook nog maar tijdelijk). Gehoorzaamheid
kan erdoor afgedwongen worden. Gedrag kan er tijdelijk door worden veranderd tot en met de van angst vervulde woorden: `Ik houd van U'. Maar die manier brengt
geen liefde teweeg.
Als God al onze gebeden overduidelijk verhoorde, als Hij een geest in een fles was
die al onze wensen vervulde, dan zou dat alleen maar betekenen dat we Hem
gebruikten, niet dat we Hem liefhadden. Dan zou Hij, zoals ik al eens eerder
gezegd heb, alleen maar een `kosmische automaat' zijn. En Hij zou een wereld vol
verwende, liefdeloze kinderen aan zijn machine hebben hangen. Voor liefde moetje
kiezen. Het moet een vrije keus zijn en het moet uit je hart komen, zonder motieven
van buitenaf. Maar, eerlijk gezegd, is het voor een almachtige God heel moeilijk
om zich zo te gedragen dat een liefde met al deze kwaliteiten kan ontstaan. Als Hij
gebruik maakt van de `directe aanpak' - in die mate dat een andere verklaring niet
meer mogelijk is (als je dat al voor elkaar zou krijgen), en Hij dat maar vaak
genoeg doet zodat het in onze herinnering niet vervaagt - dan zou Hij er alleen
maar in slagen ons achterover te laten vallen van verbazing of ons te kapot te
verwennen met zijn `magie'. Daarom besluit God tot de gulden middenweg. Dat wil
zeggen: Hij is aanwezig genoeg voor degenen die Hem willen ervaren om Hem ook
te kunnen ervaren. Maar ook is Hij afwezig genoeg voor degenen die Hem niet
willen ervaren om daar niet toe gedwongen te worden. En in zekere zin hebben ze
werkelijk gelijk met hun klacht over Gods afwezigheid! God openbaart Zich
duidelijk genoeg, zodat degenen die Hem willen zien, Hem kunnen zien. Maar Hij
is ook verborgen genoeg, zodat degenen die Hem niet willen zien Hem kunnen
ontlopen - en zo in zekere zin gelijk hebben met hun klacht over zijn
verborgenheid. Liefde vereist zowel zichtbaarheid als verborgenheid. Blaise Pascal
zegt het zo: `God geeft licht genoeg om de uitverkorenen te verlichten, maar ook
voldoende duisternis om de verworpenen te verblinden.' Heel zijn boek Pensées
(Gedachten) gaat over dit onderwerp. Het is zeer de moeite waard om te lezen. Het
is briljant.
Of u het nu uit de lengte of uit de breedte neemt, pa, het geloof is meer dan een
historische hypothese. Het is ook een beslissing, een morele beslissing. De vraag is
niet alleen: `Begrijp je rationeel waarom je moet geloven?', maar ook: `Wil je
geloven?' Er is genoeg degelijk bewijs voor ieder die wil geloven, maar je moet wel
voldoende geloof hebben om het een morele keus te laten zijn en geen gedwongen
beslissing. God verlangt geloof, omdat Hij de liefde zoekt van verantwoordelijke
mensen en geen afgedwongen gedrag van robots. Ik heb nu niet precies antwoord
gegeven op uw vraag over al die bizarre verhalen in de Bijbel, maar ik geloof dat ik
dat voor het moment liever laat rusten omdat het hier niet centraal staat. Hoe
belangrijk die kwesties ook mogen zijn, onze verlossing heeft niet te maken met
geloven in een sprekende slang die een vrouw bedriegt, of in een reusachtige vis
die een man verzwelgt of in een zee die doormidden splijt. Het gaat erom of u de
noodzaak van de Verlosser, de Here Jezus Christus, erkent. Veel van het bijbelse
materiaal begint pas betekenis te krijgen nadat je hart door de Here is aangeraakt.
Als u het kunt opbrengen, `parkeer' dan uw oordeel over deze dingen nog een
poosje en overweeg uitvoerig de kwestie van de heerschappij van Christus, zijn
godheid, zijn leven en zijn opstanding. Het bewijs is onweerlegbaar - maar het
dwingt u niet. Er moet nog een besluit genomen worden. Ik bid dat u dat doet.
Veel liefs,
Greg
Negentiende briefwisseling
Waarom is
volgens jou de Bijbel
geïnspireerd?
27 september 1990
Beste Greg,
Ik ben bang dat ik mijn oordeel over al die verhalen in de Bijbel onmogelijk kan
`parkeren'. Voor mij staat of valt het christelijk geloof in zijn totaliteit. De
onderdelen zijn niet los verkrijgbaar. Je kunt niet van me vragen dat ik alléén je
sterke argumenten in overweging neem en voorbijga aan het materiaal waar je
verlegen mee bent. Voor mij geldt dat geloven dat Jezus de Redder van de wereld
is hand in hand gaat met geloven in een boek waar hier en daar heel vreemde
verhalen in staan. Problemen met het boek zijn daarom ook problemen met de
Verlosser. Dus ik vraag je nog eens om hier een antwoord op te geven: hoe kan er
nu van iemand verwacht worden dat hij gelooft dat een slang gesproken heeft, dat
een man werd verzwolgen door een walvis, dat het blad van een bijl bleef drijven,
dat een geweldige zee in tweeën spleet, dat een man sterker werd naarmate zijn
haar langer werd en nog meer van dergelijke nonsens? Hoe kun je nu van iemand
verwachten dat hij gelooft dat dat allemaal letterlijk het `Woord van God' is? Als je
zulke dingen in een ander boek zou lezen, zou je je geen twee keer bedenken! Ik
herinner me deze dingen allemaal vooral omdat ik rooms-katholiek geweest ben. Ik
vond ze toen ook al verwarrend, zelfs toen ik nog 'probeerde' te geloven.
Dus ook al is alles wat je zegt over wie Jezus was inderdaad fascinerend, beschouw
ik al die andere onzin in de Bijbel als een bewijs contra. Genoeg voor deze keer.
Liefs, als altijd,
Pa
13 oktober 1990
Gegroet, mijn sceptische vader,
Mijn grote hardloopwedstrijd is al over drie weken. Ik ben er helemaal klaar voor!
Morgen ga ik met een vriend meedoen met de Twin Citiesmarathon, zo'n 35
kilometer, als opwarmertje. Daarna ga ik het tot aan de wedstrijd rustig aan doen.
Ik houd u op de hoogte hoe het gaat! Goed, u staat er dus op dat we alle raadsels uit
de Bijbel bespreken. De reden om u te vragen uw oordeel over dit materiaal te
parkeren was niet omdat dat mij in verlegenheid zou brengen, maar alleen omdat
die puzzels geen centrale plaats innemen in het christelijk geloof. Het maakt geen
deel uit van de relatie met God waardoor een mens weer heel wordt. Want dat is de
hartslag van het christelijk geloof. De kwestie van wie Jezus is, staat, en daar blijf
ik bij, volkomen op zichzelf. De inspiratie van de Bijbel is een andere,
ondergeschikte zaak. De reden dat ik dit blijf verdedigen is deze: voor mij is de
krachtigste reden om de Bijbel als `het Woord van God' te geloven om te beginnen
het resultaat van het feit dat ik reeds geloof dat Jezus Christus Heer is. Laat me dat
uitleggen.
Verschillende keren tijdens mijn nogal `vrijzinnige' opvoeding was ik er, net als u,
toe geneigd om de Bijbel alleen maar te zien als een menselijk boek. Sommige
verhalen behoren, dat geef ik toe, tot het soort datje gewoonlijk beschouwt als
verzonnen wanneer je ze in welk ander boek dan ook zou lezen. Ik had ook te
maken met teksten die ik niet kon verklaren, schijnbare tegenstellingen,
archeologische discrepanties, enz. Maar ik kwam steeds weer terug bij het geloof
dat de Bijbel Gods Woord is, niet omdat ik uiteindelijk alle problemen op kon
lossen, maar omdat alleen dit geloof in overeenstemming is met het geloof dat
Jezus de almachtige God is in mensengedaante. Mijn denken loopt langs deze
lijnen, pa. Op grond van redenen die ik in vorige brieven al gegeven heb, ben ik
ervan overtuigd dat de evangeliën ons een behoorlijk betrouwbaar historisch portret
schetsen van Jezus, en dat Jezus Christus de vleesgeworden God is. Dat brengt met
zich mee, naar het mij voorkomt, dat Hij geen fouten maakt, tenminste niet als Hij
onderricht geeft over de hoofdzaken omtrent God. Maar als er over de leer van
Jezus iets als een paal boven water staat, dan is het wel dat Hij duidelijk geloofde
dat het Oude Testament het Woord van God is. Deze overtuiging kom je in heel
zijn leer tegen. Hij baseert er ook zijn zelfbegrip op. Wat meer is, Jezus geeft zijn
discipelen duidelijk de opdracht om met hetzelfde gezag te leren als Hijzelf deed.
Hij beloofde dat de Heilige Geest op hen zou komen om hen te helpen zich te
binnen te brengen wat Hij had gezegd en gedaan, om hen te helpen uit te leggen
wie Hij was en om hen te helpen op zo'n manier te spreken en te schrijven, dat
anderen in Hem zouden gaan geloven door hun getuigenis (Johannes 14-16). Nog
eens, ik probeer niet de Bijbel te bewijzen door hem te citeren. Ik behandel de
evangeliën alleen maar als `ten diepste betrouwbare' documenten. Dus ook al had ik
bij tijden een hoop moeite de Bijbel te snappen, ik kwam toch altijd weer terug bij
dit dilemma: hoe kan ik Jezus nu `Here' noemen en Hem vervolgens corrigeren op
zo'n centraal punt in zijn theologie? Ik mag dan veel van het bijbelse materiaal niet
begrijpen, maar ik ben er wel van overtuigd dat ik om deze reden mijn eigen
verstand nog niet mag stellen boven het gezag van Jezus. Dit is in het kort waarom
ik zou willen dat u het Heer-zijn van Christus overweegt op basis van het bewijs
dat ik u gegeven heb, los van mijn bekwaamheid (of het gebrek daaraan) om de
duistere plaatsen in de Bijbel verklaren. Op elk gebied vordert de kennis van het
bekende naar het onbekende, van het duidelijke naar het onduidelijke. Ik vraag u te
beginnen bij wat duidelijk is (het Heer-zijn van Jezus) en vervolgens toe te werken
naar het begrijpen van het onduidelijke (de Bijbel). Het bewijs voor het Heer-zijn
van Christus is voor mij de meest dwingende reden om de Bijbel als Gods Woord
te aanvaarden. Maar het is niet mijn enige reden. Laat me u er nog een paar geven.
In de eerste plaats bevat de Bijbel aardig wat vervulde profetieën, wat alleen maar
verklaarbaar is als je ervan uitgaat dat dit boek Gods Woord is. Je komt
bijvoorbeeld door al de verhalen van het Oude Testament heen profetieën tegen
over de komst van Christus, profetieën die in het Nieuwe Testament vervuld
worden. Zo voorzegt het Oude Testament, om een paar voorbeelden te geven, dat
Betlehem zijn geboorteplaats is (Numeri 24:17, 19; Micha 5:1, en andere plaatsen);
zijn afstamming van Abraham, Isaak, Jakob en David (Genesis 12:3; 21:12; 2
Samuël 7:13); zijn voorloper Johannes de Doper (Jesaja 40:3; Maleachi 3:1); zijn
plaatsvervangend lijden en zijn dood (Jesaja 53); zijn kruisiging, voordat kruisigen
een bestaande manier van executeren was (Psalm 22:17; Zacharia 12:10); zijn
executie te midden van gewone misdadigers (Jesaja 53:9, 12); en zijn godheid
(Jesaja 9:5; Jeremia 23:6; Micha 5:1; enzovoort). Hoe kun je zoiets verklaren? Dat
valt op geen enkele manier met `toeval' te verklaren. En wat meer is: er staan in de
Schrift tal van vervulde profetieën over andere zaken. Laat me u daarvan een
opmerkelijk voorbeeld geven. De stad Tyrus was een bloeiende havenstad in de tijd
van Ezechiël (ca. 580 voor Chr.). Door inspiratie geleid profeteert Ezechiël een
aantal dingen over deze haven, die niemand in die tijd ooit gewoon vermoed kan
hebben door ernaar te kijken. Hij profeteert dat Nebukadnessar II, een
Babylonische koning, de stad zou vernietigen (Ezechiël 26:8), wat, na een beleg
van dertien jaar, inderdaad uiteindelijk in vervulling is gegaan.
Verder profeteert Ezechiël dat vele landen oorlog zouden voeren met Tyrus (26:3),
iets wat in de volgende eeuwen voortdurend in vervulling ging. Vervolgens meldt
hij, heel opmerkelijk, dat de stad ten slotte volkomen verwoest zou worden, `vlak
als een rots' gemaakt zou worden, dat vissers hun netten zouden uitspreiden over de
plaats waar zij placht te regeren en dat ze nooit meer herbouwd zou worden
(Ezechiël 26:421). Wie zou dat hebben kunnen raden? Toch werd dit alles in de
eeuwen erna precies zo vervuld.
Sterker, Ezechiël zegt zelfs dat het puin van deze stad in zee geschoven zou worden
(26:12). Wat een vreemde voorspelling is dat over een stad, laat staan over een
bloeiende metropool als Tyrus. Maar een paar honderd jaar na deze profetie wordt
het toch tot in detail vervuld. Alexander de Grote belegerde de stad. De inwoners
vluchtten naar een eiland een eindje uit de kust (dat nog tot hun territorium
behoorde). Alexander kon het niet aanvallen met een vloot. Daarom schoof hij het
puin van de stad de zee in en maakte op die manier een dijk erheen. Dat is een van
de redenen waarom het er zo vlak is! Vandaag zijn er op de plaats waar de oude
stad lag alleen maar een paar kleine vissersdorpjes, waar vissers, zoals voorspeld,
hun netten uithangen over de platte rotsen om ze te drogen. De stad zelf ligt ergens
in de Middellandse Zee!
Dat is een behoorlijk indrukwekkende profetie, dacht ik zo, pa. En er staan nog een
heleboel soortgelijke profetieën in de Bijbel. Wekt dat niet de indruk dat er hier
sprake is van meer dan menselijk auteurschap?
Er zijn nog andere redenen om vast te houden aan de Bijbel als een geïnspireerd
boek, ondanks sommige `lastige delen'. Zoals ik een tijdje geleden al zei, heeft de
Bijbel keer op keer bewezen archeologisch accuraat te zijn. Zelfs Time-magazine
(december 1974) meldt in een artikel over bijbelse archeologie dat `de bijbel
dikwijls verrassend accuraat is als het gaat over historische bijzonderheden, veel
meer dan vroegere generaties geleerden ooit vermoed hebben.' En het artikel besluit
met de uitspraak: `Na meer dan tweehonderd jaar onder schot gelegen te hebben
van de zwaarste wetenschappelijke wapens die er maar ingezet konden worden,
heeft de Bijbel dat overleefd - en is misschien wel beter af dankzij dat beleg.' Er is
geen enkel ander oud werk waarvan dat gezegd kan worden.
Er is ook een eenheid in de Bijbel, pa, die alle naturalistische verklaringen trotseert.
Van Genesis tot Openbaring vinden we het gemeenschappelijke en verenigende
thema van God die de mensheid najaagt met zijn liefde en van de weerstand van de
mensheid tegen Hem. Ondanks een ongelooflijke verscheidenheid aan auteurs,
gezichtspunten, culturen, omstandigheden, tijden, wereldbeschouwingen en
literaire genres, verenigt de Bijbel dat alles tot één groot lied over verlossing. De
diversiteit van de Schrift getuigt van de diversiteit van het menselijk auteurschap.
Zou de overkoepelende eenheid van de Schrift niet op dezelfde manier getuigen
van één allesomvattend goddelijk Auteurschap? En ten slotte is er de ervaring van
de inspiratie van de Schrift, een ervaring waarvan door christenen uit alle eeuwen is
getuigd. Voor iemand die de transformerende kracht van de boodschap van deze
`bibliotheek' ervaren heeft, stellen de `lastige delen' van de Schrift maar weinig
voor. Jezus vertelde eens een gelijkenis over een man die een parel in een akker
vond en dus op pad ging en de hele akker kocht om die parel te bemachtigen. Iets
soortgelijks geldt ook voor de Schrift. Het thema van verlossing, en de Christus die
zij aanbiedt, heeft mijn leven veranderd - en doet dat nog steeds. Het is voor mij
heel gewoon om `de hele handel' te kopen. Aan sommige gedeelten kan ik, net als
u, geen touw vastknopen, maar de ervaring van die verandering in mijn leven en
het degelijke bewijs die allebei de inspiratie ondersteunen, zijn domweg te sterk om
door deze af en toe voorkomende verbijstering teniet gedaan te worden.
Denk erover na, pa. Of nog beter: ga het eens lezen en praat met de Auteur ervan
terwijl u ermee bezig bent. Wat hebt u te verliezen?
Liefs als altijd,
Greg
Twintigste briefwisseling
Staat de Bijbel niet vol
met mythen en met Gods
wraak?
30 oktober 1990
Beste Greg,
Tegen de tijd dat je deze brief krijgt heb je je hardloopwedstrijd achter de rug. Ik
hoop dat het goed gegaan is, voor zover dat kan bij honderd kilometer hardlopen!
Als het kon, zou ik je mijn bubbelbad sturen om na afloop lekker in te kunnen
bijkomen, maar ik vrees dat daar geen sprake van kan zijn. Waarom plakje er niet
een paar kilometer aan vast en finish je bij ons thuis?
Een paar brieven terug had je het over `cognitieve dissonantie' en dat is nu precies
waar ik last van heb. Je geeft me de best denkbare redenen om de meest
ondenkbare dingen te geloven! Een Jood uit de eerste eeuw staat op uit de dood en
is God. Een boek dat mij wijsmaakt dat een walvis een man verslindt, is Gods
Woord. Wie kan dat nu geloven? Maar wie zou het niet kunnen geloven met de
argumenten die jij daarvoor hebt? Ik krijg er hoofdpijn van!
Help me uit dat dilemma te komen. Je geeft heel goede bewijzen om de Bijbel te
geloven, maar de Bijbel is gewoon te bizar om te geloven. Neem je alles voor
letterlijk waar aan? Geloof je echt dat elk woord onfeilbaar is? Zeg het me recht in
m'n gezicht, Greg. Geloof je echt in dat verhaal over die pratende slang? Neem je al
die nonsens serieus? En dan heb ik nog een probleem. Je hebt het de hele tijd over
de liefde van God, enz. Maar de God die ik me herinner uit het Oude Testament
lijkt daar in ieder geval niet op! Vernietigde Hij niet de hele planeet met behulp van
een zondvloed? Hij heeft nogal een humeur, zeg! En gaf Hij geen bevel om de
Kanaänieten uit te roeien - inclusief vrouwen en kinderen? En verbrandde Hij
Sodom en Gomorra niet tot as? Dat lijkt helemaal niet op jouw God die liefde is.
En ten slotte heb ik nog dit probleem. Ik weet er wel niet veel van, maar ik heb
gehoord dat geen van de schrijvers van de boeken van het Oude Testament degene
is die hij volgens die boeken moet zijn. Ik heb gehoord dat een stelletje
verschillende mensen de `vijf boeken van Mozes' hebben geschreven, dat Salomo
nooit alle Spreuken geschreven kan hebben, enz. Maar een tijdje later bundelde dan
iemand het hele spul en schreef het allemaal toe aan deze figuren. Dus als Jezus
dacht dat het Oude Testament het Woord van God was, zat Hij er misschien toch
naast! Dus misschien had Hij het ook wel bij het verkeerde eind toen Hij voor
Zichzelf aanspraak maakte op goddelijkheid. Of de discipelen hadden het mis toen
ze zeiden dat Hij dat deed. En dan is Hij misschien wel helemaal niet uit de dood
opgestaan! (Maar ja, wat moet ik dan met het bewijs?) Of misschien zijn we
eeuwen geleden het spoor al wel bijster geraakt toen we dachten dat God echt een
persoonlijke God was! Aha!
Zoals je ik al zei toen we begonnen met deze hele correspondentie: ik weet
helemaal niet wat ik geloof. Ik heb alleen maar vragen.
In oprechte verwarring,
Vader
6 november 1990
Beste vader,
Ik heb pijn. En niet een beetje. Ik kan net weer zo'n beetje rechtop lopen. Ik heb
vier zwarte teennagels. Tijdens de wedstrijd is er eentje zo ongeveer ontploft. Mijn
schoen is meer rood dan wit op het ogenblik. En dan mijn knieën, mijn arme, arme
knieën! Ik zweer het, ik zal nooit meer zoiets idioots doen (tot volgend jaar?). Maar
ik heb het behoorlijk gedaan en geloof het of niet, het was een schitterende
ervaring. Krijg je daar `cognitieve dissonantie' van? Tegen het einde van dit soort
wedstrijden voel ik me altijd dicht bij God op een manier die ik op geen enkele
andere manier bereik (waarschijnlijk omdat ik dan zo dicht bij de dood ben!) Ik
finishte als zevende Amerikaan en als drieëntwintigste van het hele veld. Als je
bedenkt dat dit een wereldkampioenschap was, ben ik daar erg blij mee. De
condities waren erg gunstig voor mij, omdat we de hele wedstrijd tegen `een
machtige stormwind' in moesten lopen - met windstoten tot 55 kilometer per uur!
Dat maakte korte metten met veel van de lichter gebouwde hardlopers van
wereldklasse, maar was voor mijn (veel) zwaardere postuur juist een voordeel. Als
het weer beter was geweest, zou ik het veel moeilijker hebben gehad.
Goed, laten we het maar eens over belangrijker zaken gaan hebben. Inderdaad, pa,
ik neem de hele Bijbel serieus. Wat moet ik anders als Jezus Christus mijn Heer is?
Hij nam de Schrift serieus en dus moet ik dat ook. Ik ben daarom bereid om
verhalen te geloven die ik anders niet zou aanvaarden. Maar er zijn wel een paar
overwegingen die dat wat minder moeilijk maken.
Bedenk in de eerste plaats dat de mensheid zich vroeger in heel andere
omstandigheden bevond dan wij tegenwoordig. Vandaar dat Gods manier van
werken toen ook heel anders was dan nu. Als er geen fossielen waren, zou ik het
knap moeilijk vinden om te geloven dat de aarde ooit bewoond werd door schepsels
die zo hoog waren als kolossale gebouwen - omdat ik zoiets nog nooit gezien heb.
En al dat dinosaurusgepraat klinkt als een film over King Kong. Maar omdat het
bewijs er ligt, geloof ik het. Met de Bijbel is het precies zo. Normaal gesproken
kom je tegenwoordig het soort vreemde en wonderlijke activiteiten waarover de
Bijbel ons vertelt niet tegen. Maar als het bewijs aangeeft dat iets feitelijk wel heeft
plaatsgehad, als we redenen hebben om dat aan te nemen, waarom zouden we dat
dan niet doen? Ik beweer dat de opstanding van Christus, de archeologie, de
profetieën, enz. nu juist die redenen zijn.
Bedenk in de tweede plaats dat de verhalen in de Bijbel selectief van aard zijn. Juist
omdat ze ongebruikelijk zijn, staan ze in de Bijbel. God heeft de Rode Zee doen
splijten - één keer. God heeft op een wel heel uitzonderlijke manier gehandeld met
Simson - één keer. Hij maakte een reusachtige vis op maat (de Bijbel zegt niet
`walvis') om een rebelse profeet te verzwelgen - één keer. Als je naar het
totaalbeeld van de geschiedenis kijkt, zijn de spectaculaire daden van Jahwe in het
Oude Testament zeldzaam. Maar ze staan allemaal bij elkaar in één bibliotheek die
Bijbel heet en daarom lijkt het, wanneer we dat lezen, alsof die dingen de hele tijd
gebeurden. In de derde plaats zie ik, zoals ik in een eerdere brief al aangaf, geen
reden waarom God Zich zou moeten beperken tot het genre van letterlijke
geschiedschrijving om Zichzelf aan ons te openbaren. Er is geen reden waarom
bepaalde delen van de Schrift geen symbolische elementen zouden kunnen
bevatten. Als het gebruik van literaire genres als mythe of allegorie beter zouden
uitdrukken wat God probeert duidelijk te maken, wat zou Hem daarvan dan
weerhouden? Niets toch? En dus, pa, als u de Bijbel serieus neemt, hoeft dat niet
noodzakelijk te betekenen dat u alles letterlijk moet opvatten. Dat is geen nieuw
inzicht dat bij mij vandaan komt. Heel de kerkgeschiedenis door hebben zekere
christelijke voormannen geopperd dat bepaalde elementen van de Schrift wel eens
niet bedoeld konden zijn om letterlijk genomen te worden. Misschien was de
pratende slang een literaire stijlfiguur die door de Auteur werd gebruikt om satan te
vertegenwoordigen, zoals sommige uitleggers hebben voorgesteld. Misschien staat
de verboden vrucht wel model voor de verleiding. In bijbelse tijden waren de
auteurs niet zo verliefd op `letterlijke feiten' als moderne schrijvers dat geneigd
zijn. Regelmatig weefden ze historie en allegorie of historie en mythe door elkaar
om een kwestie duidelijk te maken. Ezechiël 19 is daar een mooi voorbeeld van. De
auteur vertelt ons echte geschiedenis, maar hij doet dat door gebruik te maken van
symboliek. Het uiteindelijke resultaat is een verhaal met een letterlijke toespitsing
die je serieus op moet vatten als geschiedenis, maar die niet op alle onderdelen
letterlijk verstaan moet worden. De gedachte dat de Bijbel voor honderd procent
letterlijk is als hij voor honderd procent geïnspireerd is, is een heel recente en nogal
misplaatste gedachte.
Maar onmiddellijk komt dan in ons scherpslijperige moderne verstand de vraag op:
hoe kun je dan onderscheid maken tussen wat letterlijk en wat symbolisch is? Het
was juist de angst voor deze vraag die de fundamentalisten aan het begin van de
vorige eeuw bracht tot het ten onrechte vasthouden aan de stelling dat alles in de
Bijbel letterlijk waar moet zijn (hoewel zelfs zij bepaalde passages figuurlijk
opvatten, zoals over God die veren heeft, of die vuur uit zijn neus blaast, dingen die
de Bijbel toch ook zegt). Het is een moeilijke vraag, maar een waar weinig van
afhangt. Het is allemaal Gods Woord en moet daarom serieus genomen worden. De
vraag zelf moet beslist worden op basis van een grondige literaire analyse van de
tekst: wat bedoelde de auteur te zeggen? En zelfs de deskundigen zijn het niet eens.
Maar nogmaals: er hangt niet veel van af.
Dus, pa, als u moeite hebt met een sprekende slang, laat dat probleem u niet
afbrengen van het punt waar het om draait. Want het punt is niet of de slang
gesproken heeft. Waar het om draait is dat Eva bezweek voor een leugen over wie
God was en wie zij zelf was. Daarom dacht ze dat ze haar lot kon verbeteren door
iets wat zij deed. Daarmee hield ze op tevreden te zijn met zichzelf zoals God haar
geschapen had. Gods genade was niet genoeg. Dat is de kern van het verhaal en dat
is de essentie van alle zonde tot op de dag van vandaag. Dit is een ongelooflijk
diepzinnig verhaal! Of de slang nu letterlijk of symbolisch genomen moet worden
maakt voor de kern van het verhaal helemaal niets uit!
Wat de wraak van God in het Oude Testament betreft: ik moet toegeven dat ik dat,
net als u, behoorlijk verbijsterend vind. Maar het helpt me als ik de dingen in het
juiste perspectief probeer te plaatsen. In de eerste plaats is het, zoals ik al eerder
heb gezegd, altijd het beste om van het bekende naar het onbekende toe te werken.
Jezus Christus is de Persoon in wie God Zich volledig openbaart. Dit moet volgens
mij de zuiverste omschrijving van God zijn. Wat God verder ook mag zijn, Hij kan
niet anders zijn dan de God die ik hier tegenkom. Jezus zegt: `Wie Mij gezien
heeft, heeft de Vader gezien' (Johannes 14). Als er iets in de Schrift is dat dat lijkt
tegen te spreken, dan moet ik mijn onwetendheid erkennen en mijn oordeel
opschorten. Ik weet niet altijd waarom God deed wat Hij deed in het Oude
Testament. Maar aangezien ik op andere gronden weet dat God liefde is en
volkomen wijs, moet ik gewoon vertrouwen dat Hij wijze en liefdevolle redenen
had om te doen wat Hij deed.
In de tweede plaats moeten we bij het lezen van het Oude Testament steeds
bedenken, dat we met een totaal andere wereld dan de onze te maken hebben. We
vinden het al moeilijk ons de manier van denken voor te stellen van de mensen in
de oudheid. Die is net zo verschillend van de onze als de manier van denken van de
meest primitieve aboriginals dat is. Het was een uiterst gewelddadige, door rauwe
macht beheerste wereld, waar het recht van de sterkste gold (misschien toch niet
eens zo heel verschillend van de onze). Een mensenleven was weinig waard.
De Kanaänieten hadden bijvoorbeeld de gewoonte om pasgeboren baby's ritueel te
offeren door ze levend te verbranden. Het schijnt dat ze ook een `religieus' ritueel
opvoerden door de benen van een vrouw die aan het bevallen was aan elkaar te
binden en haar zo te laten liggen totdat ze gestorven was! In deze culturen spietste
men soms de overwonnenen op palen en vierde men overwinningen door de kleine
kinderen van hun onderdanen met hun hoofd tegen de rotsen te verbrijzelen!
Dus misschien is een van de redenen dat God geweld moest gebruiken in het Oude
Testament wel het feit dat geweld de enige manier was om te bereiken wat Hij
wilde bereiken. In de hitte van de strijd spreken alleen bommen duidelijke taal!
Een andere mogelijke reden is deze: misschien is onder bepaalde omstandigheden
de dood van bepaalde mensen van twee kwaden de minste. Wij vinden toch ook de
dood soms te verkiezen boven het leven? Als je zo Gods universele perspectief
beziet, dan moet je niet alleen vragen welke van de twee kwaden de minste is voor
de betrokken personen, maar ook welke de minste is voor de hele wereld door de
hele geschiedenis heen. God heeft een plan met heel de geschiedenis. Gegeven de
barbaarse toestand waarin deze in zonde gevallen wereld verkeert, is de dood van
grote groepen mensen soms verkieslijker dan dat zulke groepen (namelijk de
Kanaänieten) Gods grote plan van verlossing vijandig tegenwerken. (Sterker, de
weinige Kanaänieten die in leven bleven omdat Israël naliet hen uit te roeien,
hebben later voor ongelooflijke moeilijkheden gezorgd!) Nog één laatste gedachte
hierover. Als je gelooft in een leven na dit leven, zoals ik, dan is de dood van de
Kanaänieten eigenlijk helemaal niet het einde van hun leven. Het kon wel eens juist
het begin zijn van een eeuwig leven met God. Wat God uit historische
overwegingen doet, is niet noodzakelijk een indicatie van hoe God de mensen voor
eeuwig oordeelt. In dat licht kan de dood van bepaalde Kanaänitische mensen,
vooral van de kinderen onder hen, gezien worden als een daad van genade.
Misschien is hun zo een hels leven bespaard (waarschijnlijk ook na dit leven), dat
hen ten deel gevallen zou zijn als ze volwassen waren geworden. Dat mag
ongevoelig lijken (zo voel ik het ook terwijl ik het schrijf), maar dat is dan alleen
maar zo vanuit het perspectief van `deze wereld'.
Iets dergelijks kan vermoedelijk gezegd worden over de zondvloed. De mensheid
werd onvoorstelbaar zondig. `Al de overleggingen van hun hart waren alleen maar
boos', zegt de Bijbel. De mensheid was als de Kanaänieten, maar dan wereldwijd.
Stelt u zich dat eens voor! God had er zoveel berouw van, zegt de Schrift, dat Hij
bijna wenste dat Hij nooit mensen geschapen had. Maar in plaats van de zaak maar
helemaal in de steek te laten, vond Hij één persoon die de moeite van het redden
waard was: Noach. Hij besloot de mensheid te herscheppen door hem als het ware
als de nieuwe Adam te gebruiken. In zekere zin kun je zeggen dat als bestaan erger
is dan niet bestaan, God gewoon de gave van het bestaan terugneemt. Dat is wat
God deed door de zondvloed. God was bereid tot dat uiterste te gaan om zijn plan
te voltooien: om uiteindelijk een volk te hebben dat zijn eeuwige liefde en vreugde
zou delen en weerspiegelen.
Laat ik ten slotte een kort antwoord geven op de vragen die u heeft over het
auteurschap van het Oude Testament. Ik zou opnieuw volhouden, pa, dat dit van
weinig of geen betekenis is voor de inspiratie van de Bijbel. Ik voor mij ben van
mening dat de bewijzen Mozes als de voornaamste auteur van de eerste vijfboeken
van de Bijbel aanwijzen, maar het lijkt ook duidelijk dat hij bronnen gebruikt heeft
van vroeger datum (zoals dat ook het geval is bij de auteurs van de evangeliën), en
ook dat er op een later tijdstip materiaal aan zijn werk is toegevoegd. Maar wat
hangt hier nu helemaal van af? Wat zou het als Mozes alleen maar een figuur is aan
wie het hele werk wordt toegeschreven? Maakt dat dat Jezus dwaalt als Hij de
traditie volgt en verwijst naar `de vijf boeken van Mozes'? Ik geloof er niets van.
Hetzelfde geldt voor de Spreuken, de Psalmen en welk boek u maar wilt. Niemand
gelooft dat Salomo elke afzonderlijke spreuk eigenhandig geschreven heeft in de
verzameling die Spreuken is gaan heten. Maar hij is het traditionele boegbeeld voor
de oude Semitische wijsheidsliteratuur en dus wordt het werk collectief aan hem
toegeschreven. Zo is het ook met David en de Psalmen. Sommige psalmen
vermelden zelfs expliciet een andere auteur dan David. Maar er wordt naar het
werk als geheel verwezen als `de Psalmen van David', omdat hij het traditionele
boegbeeld is van de oude Semitische psalmdichting.
Ik hoop dat dit het allemaal een beetje verheldert, pa. Het lijkt me dat een groot
deel van uw problemen met de Bijbel voortkomen uit misvattingen over wat voor
soort boek de Bijbel is. Dat is overigens een veel voorkomend misverstand, zelfs
onder christenen (waar nogal wat conflicten over die onfeilbaarheid vandaan
komen). Maar als je eenmaal een goed zicht krijgt op die dingen, blijken ze, vind
ik, betrekkelijk onbelangrijk te zijn.
Dus ik raad u aan, pa, zoals ik al eerder deed, om geduld te hebben met die delen
van dit door God geïnspireerde boek die u verbijsteren. Stel uzelf open voor de
transformerende kracht ervan. Het is écht geïnspireerd! Als u Gods Woord zijn
gang laat gaan, zult u vanzelf een relatie met de Verlosser krijgen.
Zoals altijd in liefde en hoop,
Greg
Eenentwintigste briefwisseling
Heeft de Rooms Katholieke
Kerk de Bijbel niet
samengesteld?
11 december 1990
Beste Greg,
Laat ik je nog een keer vertellen hoe trots ik ben op je prestatie bij het
wereldkampioenschap. Ik hoop dat niets blijvend beschadigd is en dat je nu
eindelijk eens kans ziet om van die idioterie af te komen! Jammer om te horen dat
jij en je gezin niet langs kunnen komen. We keken er echt naar uit. We missen
jullie erg. Maar we begrijpen het wel. Als we de staatsloterij gewonnen hebben,
laten Jeanne en ik jullie elk jaar hierheen vliegen.
Op naar de theologie. Greg, eigenlijk heb ik er de pest aan het te moeten toegeven,
maar het begint eindelijk allemaal een beetje betekenis te krijgen voor me. Ik begin
nu te geloven dat de meeste vooroordelen die ik over het christendom heb het
gevolg zijn van het feit dat ik het uit twee verkeerde bronnen heb leren kennen: de
Rooms Katholieke Kerk en die malloten die voor de tv hun preken staan te houden
(waar ik af en toe voor de gein naar kijk). Wat jij verteld hebt over de Bijbel heeft
de mist in mijn hoofd (over dat boek) wel een beetje doen optrekken. Ik ben nog
steeds niet gek op het beeld dat het Oude Testament geeft van God, maar ik ben er
nu wel meer toe bereid om mijn oordeel daarover op te schorten vanwege de
nieuwe gezichtspunten die je me hebt gegeven. Maar toen ik je laatste brief las en
herlas, is er wel een andere vraag bij me naar boven gekomen. In mijn roomskatholieke dagen heb ik geleerd dat de protestanten de fout maakten dat ze alleen
op de Bijbel afgingen, want het was de kerk die de Bijbel heeft samengesteld. Het
was toch de Rooms Katholieke Kerk die besloot welke boeken wel en welke niet in
de Bijbel werden opgenomen? Deden ze dat niet ergens rond de vijfde eeuw? Dat
leerde de pastoor ons om ons ervan te overtuigen dat de protestanten het aan de
rooms-katholieken te danken hebben dat ze überhaupt een bijbel bezitten. Ik vraag
me af hoe dat kan als de Bijbel Gods Woord is. Ik bedoel, waarom moest het zo
lang duren om daarover te beslissen en hoe kon God zo'n belangrijke beslissing in
handen leggen van zulke egotrippers? Ik heb eens gehoord dat het aan de een of
andere bisschoppenraad werd overgelaten om er nota bene over te stémmen welke
boeken wel en welke niet geïnspireerd waren! Dat lijkt me geen erg waardige
manier om het Woord van God vast te stellen. Hoe weet je nu of zij gelijk hadden?
Of er geen `slechte' boeken in gekomen zijn? Misschien zijn er wel een paar
geïnspireerde boeken weggelaten.
En is het ook niet zo dat rooms-katholieken en protestanten daar nog steeds over
twisten? Waarom telt de rooms-katholieke bijbel meer boeken dan de protestantse
bijbel? Ze zeggen allebei dat hun Bijbel `Gods Woord' is! Daar snap ik helemaal
niets van.
Dus ook al heeft jouw voorstelling van Christus en van de Bijbel grote indruk op
me gemaakt, ik moet toch nog wel heel wat horden nemen voordat ik aan boord
kan springen van jouw geloofsschip.
Met al mijn liefde,
Vader
28 december 1990
Beste vader,
Ik hoop dat u en Jeanne een fijn kerstfeest hebben gehad. Ik vind het jammer dat
we niet bij u konden zijn. Maar volgend jaar komen we zeker! We beginnen met
een spaarrekening in januari waar we maandelijks wat op zetten, en dit keer zal
niets ons kunnen tegenhouden. We willen niet alleen u en Jeanne weer eens zien,
maar de kinderen zeuren aan onze kop omdat ze zo graag naar Disney World
willen!
U weet niet half hoe blij ik ben met het feit dat u de geloofwaardigheid van het
christendom begint in te zien. Ik heb het steeds gezegd, pa, dat u een doelwit bent:
God is niet van plan u te laten gaan. Tussen mij en de Heilige Geest gezegd: u
maakt geen schijn van kans!
We gaan uw vragen maar eens beantwoorden. Ik ben bang dat u alweer onjuiste
informatie hebt gekregen - of u hebt die informatie verkeerd begrepen - over het
proces van canonisering. Het is waar dat er geen officiële lijst van canonieke
boeken is opgetekend tot aan de vijfde eeuw, en het is waar dat er een paar boeken
waren waarover bepaalde invloedrijke mensen tot die tijd (en zelfs enige tijd
daarna) gekibbeld hebben. Maar de overgrote meerderheid van de
nieuwtestamentische canon is vastgesteld in de tweede eeuw. We kunnen dat
precies nagaan aan de hand van de wijze waarop de vroege kerkvaders het Nieuwe
Testament als gezaghebbend aanhalen. Meer dan negentig procent van het Nieuwe
Testament kan worden gereconstrueerd aan de hand van citaten bij de vroege
kerkvaders tot en met de derde eeuw. De enige reden dat men zich zorgen begon te
maken over een `officiële' canon, was omdat een ketter, Marcion genaamd, in de
tweede eeuw van zich liet horen en zijn eigen aangepaste, ketterse canon maakte.
Die vent was een Jodenhater en hij had ook een hekel aan het Oude Testament.
Daarom begon hij met een eigen aftakking van het christendom die het Oude
Testament geheel buiten beschouwing liet (hij zei dat dat geschreven was door een
boosaardige God) en die alleen maar fragmenten van het Nieuwe Testament
gebruikte. Uit elk boek knipte hij stukken weg en plakte daarna de delen aan elkaar
om zo zijn ketterse theologie in elkaar te passen. Wel, zijn beweging begon aan te
slaan en de kerk stond voor de taak de gelovigen van een officiële leer te voorzien
over wat wel en niet het echte Nieuwe Testament was. De reden was dus niet
zozeer dat het Nieuwe Testament moest worden vastgesteld, als wel dat men zich
moest confronteren met deze valse leer. En dus werden er officiële uitspraken
gedaan. De vroegst bekende `officiële' lijst van canonieke boeken die we hebben, is
de canon Muratori, die ongeveer uit het jaar 170 stamt. Deze lijst is vrijwel identiek
met de lijst die je vandaag in elke Bijbel kunt vinden.
U ziet, pa, dat de geïnspireerde werken van het Nieuwe Testament door de
gelovigen al vanaf het begin als zodanig werden ontvangen. Er was niet veel
meningsverschil over. Deze boeken circuleerden in alle kerken en geleidelijk werd
een aardig goed afgebakende hoeveelheid literatuur algemeen erkend als het
Nieuwe Testament. Kortom, de onofficiële formatie van de canon kwam het eerst,
gevolgd door twisten zoals met Marcion, en daarna volgde de officiële vaststelling
van de canon. Even afgezien van de formele opname van enkele boeken die door
sommigen werden beschouwd als discutabel, het is een feit dat de officiële canons
niets toevoegden aan wat er al was.
Wat betreft uw vraag hoe we zeker kunnen weten dat al de juiste boeken in de
Bijbel opgenomen zijn en al de verkeerde weggelaten: ik ben bang dat ik daar geen
afdoende antwoord voor u op heb. Ik kan de theoretische mogelijkheid niet
uitsluiten dat een bepaald boek er niet bij had moeten zijn, dat er toch ingekomen is
(Luther vermoedde dat dit is gebeurd met de Brief van Jakobus). En ook kan ik niet
met zekerheid de mogelijkheid uitsluiten dat een geïnspireerd boek er buiten is
gelaten, terwijl het er wel bij hoorde.
Maar daar zou ik niet van wakker liggen. Er zijn drie overwegingen die me 's
nachts toch lekker doen slapen. In de eerste plaats moet ik geloven dat Gods
voorzienigheid op enig moment een rol heeft gespeeld. Als God de tijd en de
moeite heeft genomen om mens te worden om ons te redden, dan moet ik ook
geloven dat Hij heel het proces zou overzien waardoor de informatie over deze
gebeurtenis aan ons moest worden overgeleverd. Jezus heeft zijn discipelen beloofd
dat de Geest hen zou inspireren en dat de wereld inderdaad in Hem zou geloven
door hun woord. Als Hij het werk inspireerde, dan moet ik ook geloven dat Hij er
voor zou zorgen dat het in de canon werd opgenomen. En als er een boek `verloren'
is gegaan, dan moet ik geloven dat dat gemis niet cruciaal is. In de tweede plaats
was het proces van het verzamelen van de geïnspireerde boeken in één enkele
canon bepaald geen terloops gebeuren voor de vroege kerk. Deze mensen stierven
voor hun geloof, dus zij wilden er zeker van zijn dat alles wat ze geloofden uit de
mond van God kwam. Tenslotte wil niemand voor een leugen sterven. Daarom
pasten ze behoorlijk strenge criteria toe op deze boeken. Wie was de schrijver?
Wanneer is het geschreven? Stemt de inhoud overeen met andere werken die door
allen als geïnspireerd worden beschouwd? Hebben de kerken het vanaf het begin
als geïnspireerd ontvangen? En beschikt het over de transformerende kracht van
Gods Woord? Zij bevonden zich in een betere positie om de meeste van deze
vragen te beantwoorden dan wij en ze hadden, veel meer dan wij, te verliezen met
foute antwoorden. Dus ik voel me aardig zeker als ik bij hun beslissingen blijf.
Trouwens, deze werken dragen nu het getuigenis van christenen uit de hele
geschiedenis die geloofden dat ze inspirerend waren en de kracht hadden het leven
te veranderen. Als ik dus toevallig een bepaald boek tegenkom dat niet aan deze
kenmerken voldoet, dan lijkt het me zeer aanmatigend om te denken dat de fout
meer bij het boek zit dan bij mij.
Ten slotte, zelfs als iemand de paar brieven waarover meningsverschil bestond in
de vroege kerk zou verwerpen (nl. de geschriften die vóór de vijfde eeuw inderdaad
niet werden erkend door de kerk als geheel) dan zou er niet veel uit het Nieuwe
Testament verloren gaan. Het Nieuwe Testament is een ongelooflijk monument dat
staat als een huis, zelfs als er enkele opmerkelijke stenen uit verwijderd zouden
worden. Over de Tweede Brief van Petrus bij voorbeeld had men voornamelijk een
verschil van mening omdat de stijl zo afweek van de Eerste Brief van Petrus. Nu is
dat gemakkelijk te verklaren (want hij vertelt ons dat hij de hulp van Silas
ingeroepen heeft om de eerste brief te schrijven, 1 Petrus 5:12). Maar zelfs als
iemand 2 Petrus zou laten vallen, wat voor gevolg van betekenis zou dat dan
hebben? Zo staat het ook met 2 en 3 Johannes , Jakobus, Hebreeën en Openbaring.
Het zijn heel goede boeken en ik ben blij dat ze in de canon staan. Maar waar het
om draait is, dat er ten aanzien van onze verlossing niets wezenlijks afhangt van
hun voorkomen in de canon.
Dus de gedachte dat de protestanten hun Bijbel aan de Rooms Katholieke Kerk van
de vijfde eeuw te danken hebben, is een vergissing. Sterker, als je de Rooms
Katholieke Kerk definieert aan de hand van de lijn van pausen die aan het hoofd
hebben gestaan, dan is het heel moeilijk vol te houden dat er zelfs maar een
officiële Rooms Katholieke Kerk was vóór de zesde eeuw (en waarschijnlijk zelfs
later). De kwestie die u te berde bracht over de verschillen tussen de
roomskatholieke en protestantse bijbels heeft niets te maken met de kwestie van de
canonisatie van het Nieuwe Testament. Het verschil ontstond pas door Luthers
breuk met de kerk in de zestiende eeuw. Tot op die tijd was er een hoeveelheid
literatuur die bekend stond als apocrief en die de officieel gecanoniseerde literatuur
van de Bijbel vergezelde. Over deze literatuur bestond verschil van mening bij de
kerkelijke leidslieden. Sommigen meenden dat deze literatuur dezelfde status had
als de bijbelboeken, maar anderen verwierpen die gedachte (een ambivalentie die
we van het judaïsme geërfd hebben). Op die manier kregen deze boeken meestal
een plaats in de bijbelse canon als `stichtelijke' literatuur, maar ze hadden officieel
niet hetzelfde gezag als de rest van de Bijbel.
Maar toen Luther met de (roomse) kerk brak, moest er om een aantal redenen een
einde gemaakt worden aan de tweeslachtige status van de apocriefe boeken. De
belangrijkste reden was wel dat de rooms-katholieke leiders deze literatuur graag
wilden gebruiken om een aantal van hun leerstellingen te steunen die Luther
ontkende (bijvoorbeeld de leer van het vagevuur). Daarom ontkende Luther de
canoniciteit van de apocriefen totaal en dat dwong de Rooms Katholieke Kerk tot
het andere extreme standpunt: zij erkende deze literatuur voortaan zonder meer.
Beide standpunten waren `nieuw' in de geschiedenis van de kerk. Wat mij betreft,
pa, ik sta aan Luthers kant. Zonder nu in te gaan op alle redenen die ik voor deze
keus heb, wil ik wel kwijt dat (a) Jezus de apocriefen nooit geciteerd heeft als
gezaghebbend en zijn discipelen ook niet; (b) de apocriefen materiaal bevatten dat
de leer van het Nieuwe Testament lijkt te weerspreken; (e) de oude kerkvaders de
apocriefen maar zelden als gezaghebbend hebben geciteerd; en (d) over het geheel
genomen de kwaliteit van deze literatuur volgens mij duidelijk minder is dan die
van de canonieke literatuur. Maar net als met de canonieke boeken waarover in de
vroeg-christelijke kerk discussie is geweest: ik zal nooit wakker liggen van dat probleem. Er hangt niets belangrijks van af. Ik zou het zelfs geen punt vinden de prereformatorische opvatting over de apocriefen te bevestigen. Als iemand die
literatuur inspirerend vindt of opbouwend en als zijn leven er totaal anders door
wordt, dan is dat prachtig. Maar ik vind dat niet. Laat ieder dat maar voor zichzelf
beslissen. Waar het om draait, pa, is dat de kleinere vragen die de Bijbel omgeven
de centrale inhoud en de enig-belangrijke boodschap van de Bijbel nooit kunnen
aantasten. Ik wil u aanmoedigen om gewoon maar te beginnen met lezen. U zou
kunnen beginnen met de evangeliën en dan met name met het evangelie naar
Johannes. Zet alle vragen even aan de kant en probeer alleen maar te luisteren naar
wat het boek tegen u zegt. Laat de Heilige Geest de tekst mogen gebruiken om de
boodschap die u moet horen in uw hart te verankeren. Pa, het doel van heel de
Bijbel is je in een relatie van liefde met Jezus te brengen. De Bijbel gaat dan zelfs
zozeer voor je leven, datje dáárdoor Jezus ontmoet.
Met al mijn liefde en in hoop,
Greg
Tweeëntwintigste briefwisseling
Waarom zijn er zoveel
verschillende interpretaties
van de Bijbel?
16 januari 1991
Beste Greg,
Ik hoop van harte dat het nieuwe jaar goed voor je begonnen is. Hartelijk bedankt
voor je vorige brief, die een groot misverstand uit de weg heeft geruimd dat er bij
mij leefde over de totstandkoming van de Bijbel. Ik heb nog steeds moeite het
gezag dat aan dit boek toegeschreven wordt in overeenstemming te brengen met de
schijnbaar lukrake manier waarop het `officieel' bijeen is gebracht. Waarom heeft
God de Bijbel niet gewoon uit de hemel gegooid? Maar het helpt in ieder geval te
weten dat het geen product is van een kerk waar ik niet bijzonder gek op ben.
De vraag die ik de laatste tijd heb, heeft te maken met de vraag die ik in mijn
vorige brief stelde. Greg, als de Bijbel nu Gods Woord is, waarom is het dan zo
onduidelijk? Je kunt natuurlijk zeggen dat de Bijbel niet onduidelijk is, maar als dat
zo is, waarom zijn er dan zoveel verschillende interpretaties van? Ik bedoel, er zijn
alleen al in Amerika meer dan 1200 verschillende christelijke denominaties! En ze
beweren allemaal de juiste visie op de Bijbel te hebben. Hoe kan dat nou? Kan God
Zich niet duidelijk uitdrukken? En hoe kan iemand die geen theologie gestudeerd
heeft nu geacht worden te weten wie er verdorie gelijk heeft?
Doe de groeten aan je vrouw en kinderen en zeg hen dat ik van ze houd. Ik hoop
weer gauw iets van je te horen.
Veel liefs,
Vader
24 januari 1991
Beste vader,
Pa, als u maar half de christen wordt van de scepticus die u bent, dan wordt u een
knettergoeie theoloog! Ik begin me af te vragen of er één tegenwerping tegen het
christelijk geloof is die u nog niet gemaakt hebt.
Het probleem van de verdeeldheid onder de christenen is een voortdurende doorn
in het vlees van iedere christen. Tegen het einde van zijn werk op aarde bad Jezus
dat alle gelovigen één zouden zijn, zodat de wereld zou weten dat Jezus werkelijk
door God gezonden was (Johannes 17). Wel, we zijn nog niet bijzonder één en voor
een deel brengt dit ons getuigenis over Christus als de Verlosser schade toe. Dit is
niet zozeer kritiek op de tweeslachtigheid van de Bijbel als wel op de zonden en
gebreken van de kerk. De meeste verschillen tussen de kerken, pa, zijn meer het
gevolg van trots, arrogantie, hebzucht en machtshonger dan van legitieme
verschillen in interpretatie van de Bijbel. Christenen zijn domweg zondaars, net als
iedereen, pa. De beroerde kant hiervan is dat dit het werk van God belemmert. De
goede kant ervan is dat u en ik er gerust op kunnen zijn dat we er mooi tussen passen! Als het een of ander 'heiligenclubje' was, was ik allang vertrokken! Toch zou
dit alles ons niet echt moeten verbazen. Er is nauwelijks een verhaal in de Bijbel te
vinden waarin God om zijn doel te bereiken gebruik maakt van iemand die niet zijn
best doet om de boel te verknallen. De Bijbel zegt zelf `dat God de dwaze dingen
kiest om de wijzen te beschamen, de zwakke dingen om de sterken te beschamen'
(1 Korintiërs 1:27, eigen parafrase). Neem bijvoorbeeld Abraham. Hij is voor een
poosje de man die God wil gebruiken. Maar wat doet hij? Twee keer geeft hij zijn
vrouw weg om met een vreemde te slapen om daarmee zijn eigen hachje te redden!
Wat een `man Gods'. En David is, volgens de Bijbel, de `man naar Gods hart'. Maar
hij heeft seks met de vrouw van een andere man, maakt haar zwanger en laat haar
echtgenoot doden zodat hij snel met haar kon trouwen om zijn misdaad in de
doofpot te stoppen. Wat een `heilige'! En Israël, `Gods uitverkoren volk' is de hele
bijbelse geschiedenis door constant tegen Hem aan het rebelleren met het najagen
van valse goden en ook verder de boel te verzieken. En dan heb je nog de
christelijke kerk die je vandaag de dag kunt zien. Er is niet veel veranderd, wel?
Toch wordt hier in zekere zin iets heel belangrijks duidelijk gemaakt, pa. Paulus
schrijft op een gegeven moment: `Want God heeft hen allen onder
ongehoorzaamheid besloten, om Zich over hen allen te ontfermen' (Romeinen
11:32). Op een raadselachtige manier gebruikt God de voertuigen van zijn
communicatie om aan iedereen een universele waarheid te tonen: mensen zijn
zondaars die genade nodig hebben. Nergens wordt die zondigheid duidelijker, en
nergens wordt deze genade beter gedemonstreerd dan juist bij `Gods volk'.
Abraham, David, Israël, de kerk - als God zondaars van dat kaliber kan behouden
dan is er hoop voor iedereen. Als het doel van de schepping uiteindelijk helemaal
bereikt zal zijn, pa, dan zal God voor eeuwig bekend staan als de God van de
eindeloze genade tegenover de menselijke opstandigheid en zonde. En hoe
duidelijker dat laatste is, des te duidelijker wordt het eerste openbaar. Daarom
werkt Hij nu dus ook door middel van een zondige kerk.
De meeste verdeeldheid onder christenen is dus te wijten aan hun zondigheid. Maar
ik zou uw vraag ontlopen als ik zei dat alle verschillen tussen kerken daar vandaan
komen. Er zijn nog twee redenen voor de verschillen tussen kerken. Maar geen van
tweeën doet iets af aan de duidelijkheid van de Bijbel.
In de eerste plaats bekijken niet alle kerken de Bijbel op dezelfde manier.
Vrijzinnige kerken beschouwen de Bijbel niet als `Gods Woord' in absolute zin. Zij
hebben er geen problemen mee om bepaalde aspecten ervan te verwerpen wanneer
ze het daar niet mee eens zijn. De fundamentalisten - het andere uiterste - zijn zó
bang van alles wat maar `vrijzinnig' lijkt, dat ze de neiging hebben om de Bijbel `ahistorisch' te lezen. Zo proberen ze van de Bijbel een twintigsteeeuws wetboek te
maken.
Dan heb je de rooms-katholieken, die de Bijbel beschouwen als slechts één van de
verschillende bronnen van gezag. De paus en de kerkelijke traditie zijn de andere
twee. De Orthodoxe Kerk kijkt er op dezelfde manier tegenaan, met dit verschil dat
ze de paus verwerpt. En dan zijn er nog de `evangelischen', die net als de
fundamentalisten de Bijbel zien als Gods Woord. Desondanks houden zij eraan vast
dat de Bijbel in zijn historische context gelezen moet worden. Het is geen
twintigsteeeuws wetboek.
Deze verschillen in gezichtspunten weerhouden deze verschillende kerken er
natuurlijk van om in volkomen harmonie samen te werken. Zoals u al wel zult
hebben afgeleid uit de manier waarop ik uw voorgaande vragen behandeld heb,
behoor ik tot de `evangelisch-orthodoxen'. Anders dan de vrijzinnigen streef ik
ernaar de Bijbel op dezelfde wijze te zien als Jezus. Aangezien ik Hem `Here'
noem, is er niets dat ik domweg verwerpen mag. Echter, anders dan de
'fundamentalisten' zie ik de waarde en de noodzaak ervan in om de Bijbel in het
licht van de geschiedenis te lezen. Zoals u hebt gemerkt, heb ik niets tegen de
ontdekking van `bronnen' in de bijbelse traditie. Ik heb er ook niets op tegen om
bepaalde delen niet letterlijk te nemen als het bewijs in die richting wijst. En anders
dan de Rooms Katholieke en Orthodoxe Kerk, zie ik geen gegronde redenen om
iets buiten de Bijbel te aanvaarden, dat net zoveel gezag heeft.
Deze verschillen zijn duidelijk niet het gevolg van de een of andere
tweeslachtigheid in de tekst van de Bijbel zelf. Dat is, naar mijn inschatting, het
gevolg van historische en culturele invloeden die een bepaalde kleur geven aan de
manier waarop mensen de aard van de Bijbel als geheel opvatten.
In de tweede plaats bestaan er binnen elk van deze groepen meningsverschillen
over hoe bepaalde teksten geïnterpreteerd moeten worden. Leert de Bijbel dat
brood en wijn bij het Avondmaal symbolen zijn van het lichaam en bloed van
Christus, óf het lichaam en bloed zelf? Leert de Bijbel de kinderdoop of de
volwassendoop? Wat symboliseert de doop? Leert de Bijbel dat de kerk van boven
af geregeerd moet worden (hiërarchisch) of van onderaf (congregationalistisch)?
Mogen mensen in de eredienst in tongen spreken of niet? Afgezien van de
verschillende visies op de Bijbel zelf, zijn het dit soort verschillen in interpretatie
van de Bijbel die de kerken van elkaar onderscheiden. Nu zou ik u bij elk van deze
kwesties de reden kunnen geven van het standpunt dat de theologie die ik aanhang
daarover heeft. Maar veel belangrijker is het besef dat deze verschillen totaal
onbelangrijk zijn in vergelijking met de centrale boodschap van het Nieuwe
Testament die
luid en duidelijk klinkt: Jezus Christus is voor u gestorven. Hij is Heer en Verlosser
van ieder die in Hem gelooft!
Kijk eens, pa, een mens wordt niet gered vanwege zijn visie op het Avondmaal, de
kerkregering of wat dan ook. Een mens wordt gered vanwege zijn relatie met Jezus
Christus - of hij nu tot een vrijzinnige, fundamentalistische, rooms-katholieke of
evangelische kerk behoort, of hij nu de kinderdoop of de volwassendoop aanhangt,
een hiërarchische of een congregationalistische kerkregering volgt, enz. Gods
Woord is in elk geval glashelder op dit centrale punt. Het is niet de schuld van de
Bijbel dat hij niet van tevoren al is ingegaan op elke dogmatische kwestie die er
ooit zou rijzen in de kerk. Het is daarom ook niet de schuld van de Bijbel dat hij
niet duidelijk een antwoord heeft op elke vraag die we hem voorleggen. En het is
niet de schuld van de Bijbel als mensen onder de invloed van historische culturele
factoren die Bijbel op een verschillende manier lezen. Het belangrijkste kan
duidelijk worden gehoord als je hart ervoor openstaat. En zo kom ik weer op
hetzelfde punt als waarop ik in iedere brief lijk uit te komen, pa. Laat die
vraagstukken nu eens even rusten en denk na over uw relatie met Christus. De
waarheid van en het leven in deze relatie staan vrijwel los van al die andere
vraagstukken. Als u eenmaal een relatie met Christus bent aangegaan en daardoor
een poos gevoed bent, kunnen we daarna wel eens beginnen aan die andere
vraagstukken, als u dat wilt. Ze zijn stellig belangrijk. Maar uw redding hangt er
niet van af. En op dit moment wil ik alleen maar dat u gered wordt! En daar zit een
mens altijd maar één gebed van af, pa.
Met al mijn liefde en gebeden,
Greg
Drieëntwintigste briefwisseling
Wat moeten we aan
met de `heilige boeken'
van andere godsdiensten?
4 maart 1991
Beste Greg,
Het was fijn om je vorige week te spreken. Wat vervelend dat jullie elkaar allemaal
aangestoken hebben met de griep. In Florida worden de mensen nooit ziek. Wist je
dat? Ik weet zeker dat er hier genoeg scholen zijn die je graag zouden willen
hebben, Greg. Waarom heb je dat niet in de gaten? Verhuis toch!
Zoals ik je al gezegd heb ben ik een beetje verbaasd, maar toch ook wel onder de
indruk, dat je het in je vorige brief steeds maar had over de zondigheid van de kerk.
Ik heb altijd de indruk dat christenen zichzelf doorgaans veel te mooi proberen af te
schilderen, maar iedereen met een beetje hersens prikt daar zó doorheen. Neem nou
die Jimmy-Swaggartaffaire. Voor mij was dat altijd het zoveelste bewijs dat de
boodschap van de kerk niet juist kon zijn, maar van die veronderstelling heb je me
wel ongeveer genezen! Als de boodschap die God door de kerk aan de wereld
probeert over te brengen is, dat we allemaal zondaars zijn, dan slaagt Hij daar
uitstekend in! Toch vraag ik me af of je de schuld die de Bijbel heeft aan de
verschillende visies die de christenen erop hebben, niet teveel bagatelliseert. Zijn
vragen over de doop en zo echt het enige waarover christenen van mening
verschillen? Beweerde de groep waar jij toe behoorde toen je net christen geworden
was niet dat de leer over de drie-eenheid fout was? Zeggen de Jehova's Getuigen
die hier af en toe langskomen niet dat Jezus niet God was? Dat lijken me nogal
grote meningsverschillen en toch beweren ook zij dat ze `puur van het Boek'
uitgaan. Dat brengt me tot een nog fundamentelere vraag. Elke religie heeft zijn
eigen `bijbel', nietwaar? Hoe weetje nu dat de jouwe de enige juiste is? Zij hebben
ongetwijfeld hun eigen redenen om zich aan het boek te houden waarin ze geloven,
net zoals jij de jouwe hebt. Hoe kun jij dan zeggen dat jouw boek het enige ware
is? Dat lijkt mij een nogal bekrompen uitgangspunt.
Nou, dat was het weer voor deze keer. Pas goed op jezelf, jongen.
Veel liefs,
Vader
15 maart 1991
Beste vader,
Dus de mensen in Florida worden nooit ziek? Volgens mij worden ze daar beroerd
van de hitte! Geef mij maar liever af en toe een loopneus. Goed, naar uw vragen. U
hebt gelijk dat u erop wijst dat er bepaalde kleine sektarische groepen zijn die zich
onderscheiden van het traditionele christendom door de Bijbel zodanig uit te
leggen, dat ze sommige centrale leerstukken van het geloof ontkennen. Maar deze
groepen worden algemeen beschouwd als sekten en juist dat unieke van ze is in
feite een aanklacht tegen hen. Altijd als er weer eens iemand een of andere nieuwe
`waarheid' in de Bijbel `ontdekt' die verder niemand in de hele kerkgeschiedenis
gezien heeft - en deze sekten worden juist op zo'n bewering gefundeerd - moet dat
je onmiddellijk voorzichtig maken. Dat geldt helemaal als die `ontdekking'
betrekking heeft op iets wat de kern van het geloof raakt. Het is natuurlijk niet
onmogelijk, maar de kerk heeft door haar hele geschiedenis heen toch wel enkele
briljante geleerden gehad en geestelijke heiligen. Dus als iemand wil beweren dat al
deze mensen iets heel belangrijks hebben gemist ten aanzien van de verlossing, dan
moet hij toch wel van heel goeden huize komen om dat aan te tonen. (Er zou ook
een enorme hoeveelheid bewijs voor nodig zijn te kunnen gaan geloven dat God
zijn kerk eeuwenlang fundamenteel zou laten dwalen tot de tijd van die zo uiterst
belangrijke sektarische `ontdekking'.)
Geen van deze sektarische groepen is er ooit in geslaagd zo'n bewering ook maar
enigszins waar te maken. Sterker, hun manier van met de Bijbel omgaan lijkt
gewoonlijk niet ingegeven te worden door enige deskundigheid en is soms zelfs
bizar. Dat moet ook wel om leringen te omzeilen die ieder ander die de Bijbel ooit
gelezen heeft als volkomen helder beschouwt. Wat in werkelijkheid hun
inspanningen voedsel geeft, is hun behoefte aan een `elitegeloof'. Sommige mensen
moeten gewoon geloven dat zij iets hebben wat verder niemand heeft. Dat gevoel
overheerste zeker bij de afwijkende groep waartoe ik in de jaren zeventig behoorde.
Maar de Bijbel zelf kun je voor geen van deze dingen aansprakelijk stellen. We
zouden Shakespeare er toch ook niet op aankijken als er een of andere onwetende
figuur die zich zo nodig bijzonder moet voelen met een bizarre interpretatie van
Macbeth kwam aanzetten? En wat de `heilige boeken' van de andere godsdiensten
betreft, daarover wil ik drie dingen zeggen.
Ten eerste zijn er maar enkele grote godsdiensten die `heilige boeken' hebben die
pretenderen `Gods Woord' te zijn. De literatuur van de meeste religies, bijvoorbeeld
het Hindoeïsme en het Boeddhisme, wordt door de aanhangers van die religies wel
beschouwd als heilig en vol wijsheid, maar in geen enkel opzicht als onfeilbaar.
Daarom is mijn standpunt met betrekking tot deze werken als volgt: ik lees ze en
dan beoordeel ik voor mezelf in welke mate elk van die werken `heilige wijsheid'
bevat. Soms is dat het geval, soms niet. Zelfs een aanhanger van zo'n religie zou dat
zo kunnen zeggen. Als ik in de tweede plaats naar de andere religies kijk die
inderdaad een `concurrerende bijbel' hebben, dan is volgens mij de verstandigste
houding dat je werkt vanuit het bekende naar het onbekende. Kortom, ik weet
waarom ik in Christus geloof, waarom ik in de Bijbel geloof en wat de Bijbel voor
mijn leven betekend heeft. Met deze dingen moet ik beginnen. Als ik de
`concurrentie' in dit licht ga beoordelen, dan kom ik tot de conclusie dat die
geschriften niet ook het Woord van God kunnen zijn, omdat ze de Bijbel op
bepaalde fundamentele punten weerspreken. Net als andere godsdienstige literatuur
kunnen ze veel menselijke wijsheid bevatten. Maar ik kan ze niet beschouwen als
boeken met hetzelfde soort gezag als wat Jezus aan de Bijbel toekende.
Maar, vroeg u, hebben deze groepen dan niet hun eigen redenen om in hun heilige
boeken te geloven? Wel, laat ze maar komen! Ik heb islamitische boeken gelezen
die proberen de inspiratie van de Koran te bewijzen en mormoonse boeken die
trachten de inspiratie van het Boek van Mormon te bewijzen en eerlijk gezegd, ik
ben niet erg onder de indruk. Ze hebben domweg niet dat onweerlegbare dat de
opstanding en de vervulde bijbelse profetie wel hebben. Wat meer is, aangezien
deze twee werken (en andere soortgelijke) de Bijbel op fundamentele punten
weerspreken, vormen al mijn redenen om in de Bijbel te geloven even zoveel
redenen om niet in hen te geloven. Dus ze geven niet alleen geen goede gronden in
hun voordeel, maar ze hebben ook nog eens duidelijk bewijs tegen zich.
In de derde plaats, pa, hoeft u niet verbaasd te zijn te ontdekken dat er andere
boeken zijn die beweren Gods Woord te zijn. Dat toont in ieder geval duidelijk aan
hoe hongerig de mensen zijn naar Gods Woord. Als iemand die sterft van de
honger geen echt voedsel krijgt, fantaseert hij zich een maaltijd bij elkaar. Zo
maakte C.S. Lewis eens de opmerking: `Fantasie verwijst altijd naar de
werkelijkheid'. Fantasie geeft uitdrukking aan de overtuiging van het hart dat iets
werkelijkheid zou moeten zijn. Als er een authentiek `Woord van God' bestaat, dan
mogen we verwachten dat we mythische benaderingen daarvan aantreffen in
culturen waar Gods Woord afwezig is, of waar dat Woord in ieder geval niet als
zodanig herkend wordt.
Ik geloof niet dat dit bekrompen is, zoals u suggereert. Bekrompenheid heeft niet te
maken met watje gelooft, maar hoe je het gelooft. Als ik zou weigeren om elk
ander gezichtspunt, elk ander godsdienstig boek, elke andere filosofie te overwegen
die niet met mijn overtuiging overeenstemt, dat zou bekrompen zijn. Maar het feit
alleen dat ik mij houd aan een geloof dat niet overeenstemt met andere
gezichtspunten, andere godsdienstige boeken en andere filosofieën maakt mij op
zichzelf niet bekrompen. Het doet er niet toe wat je gelooft, pa, er zullen er altijd
meer zijn die het er niet mee eens zijn dan wel. `Er is maar één waarheid, leugens
zijn er vele'.
Pa, de Bijbel zelf leert ons: `toetst alles en behoudt het goede' (1 Tessalonicenzen
5:21). Onderwerp alle denkbare aanspraken op 'openbaring' aan dezelfde test en je
zult ontdekken, beweer ik, dat alleen de Bijbel overeind blijft als het definitieve
`Woord van God'. Al die andere werken kunnen prachtige literaire en filosofische
inzichten bevatten en doen dat ook, maar ze geven de mensheid niet wat het meest
nodig is: de Persoon van Jezus Christus. Bedankt dat u blijft schrijven. Ik stel die
gelegenheid om met u van gedachten te wisselen heel erg op prijs. Een dezer dagen
raken we de bodem van uw `emmer vol vragen'- en dan zult u vanaf de bodem van
die emmer het liefhebbende gezicht van uw Redder u zien toelachen. En dan zal Hij
zeggen: `Ed, daar heb Ik nu op gewacht!' Ik kan er haast niet op wachten!
Met al mijn liefde en hoop,
Greg
DEEL 4
VRAGEN OVER
HET CHRISTELIJK LEVEN
EN
DE CHRISTELIJKE LEER
Vierentwintigste briefwisseling
Gaan alle niet-christenen
naar de hel?
4 april 1991
Beste Greg,
De manier waarop je het onderzoek van de `heilige boeken' van andere
godsdiensten benadert vind ik zinnig, maar waarschijnlijk komt dat omdat ik een
westerling ben en daarom vertrouwd met de Bijbel. Dus, Greg, ik ben nog niet
helemaal tevreden met je antwoord. De kern van mijn probleem is, denk ik, dat
ongeacht hoeveel redelijker het is (voor ons!) om de Bijbel meer dan enig ander
boek als het Woord van God te geloven, mensen toch in andere boeken blijven
geloven zolang dat een deel van hun opvoeding en cultuur uitmaakt.
Dat betekent van jouw standpunt bezien dan toch dat deze mensen niet gered
kunnen worden? Is dat niet wat alle `wedergeboren' mensen geloven? En betekent
dit niet dat deze ongelukkigen - die toch veruit in de meerderheid zijn in de wereld
- in feite naar de hel gestuurd worden door jouw liefdevolle God? Maar hoe kan dat
nu, als ze er helemaal niets over te zeggen hadden wanneer ze geboren werden,
waar ze geboren werden, in welke cultuur ze geboren werden, en zelfs niet als wie
ze geboren werden! En toch hangen hemel en hel van dit soort dingen af. Dit zijn
de factoren die bepalen welke levensfilosofie een mens zal aanhangen. Wat voor
vrije wil we feitelijk ook mogen hebben, de bewegingsruimte ervan valt binnen de
grenzen die bepaald worden door deze factoren. Iemands levensbeschouwing, of
iemands behoud (volgens jouw redenering), is uiteindelijk helemaal niet iets wat
we `vrij' kunnen kiezen.
Ik denk dat ik nu weer terug ben bij mijn oude klacht over Gods rechtvaardigheid.
Als het al moeilijk is om het toevallige kwaad in deze wereld te accepteren, dan is
het compleet onmogelijk om het toevallige kwaad in de eeuwigheid te accepteren.
Hoe kan iemand nu naar de hel gaan vanwege de plaats waar hij toevallig geboren
is? Hoe kan er nu maar één goede weg naar God zijn, als er maar zo weinig mensen
de kans krijgen om die ene weg te vinden? Hoe bestaat het dat kinderen van
heidenen naar de hel gaan, alleen maar omdat ze niet in een christelijk gezin
geboren zijn?
Om heel eerlijk te zijn, Greg, ik heb de christelijke leer over de hel en de
overtuiging dat alle ongelovigen daarheen gaan, altijd al een van de bespottelijkste
aspecten van de hele godsdienst gevonden. Maar misschien kun je hiervan het een
en ander een beetje recht te zetten.
Liefs als altijd,
Vader
27 april 1991
Lieve vader,
U wilt het me ook niet gemakkelijk maken, hè pa? Waarom kunt u nou niet gewoon
de Geest voelen zeggen dat het allemaal waar is en u dan bekeren?! Geintje.
Eigenlijk bewonder ik uw nieuwsgierigheid en ik beleef plezier aan de uitdaging
die ons gesprek is. U hebt weer eens een heel goed en ontzettend moeilijk
theologisch probleem opgeworpen. En misschien moet ik u maar meteen bij het
begin vertellen dat het een kwestie is waarover een hoop onenigheid bestaat, zelfs
onder de evangelischen. Dus als u absolute zekerheid verwacht bij het oplossen van
deze kwestie, dan wacht u waarschijnlijk een teleurstelling.
Zoals ik al eerder heb gezegd, is het mijn benadering om van het bekende naar het
onbekende te werken, van het heldere naar het ondoorzichtige. Wat er gebeurt met
al die mensen die zonder Christus sterven, is ondoorzichtig. En daarom wil ik
proberen naar een oplossing toe te werken door te beginnen bij wat helder is. Als ik
zo te werk ga, pa, dan ontdek ik vijf principes, die mijn mening over deze zaak
beïnvloeden.
In de eerste plaats, als ik heel goede redenen heb om te geloven dat de Bijbel Gods
Woord is - de persoon van Jezus, de vervulde profetieën, mijn persoonlijke
ervaring, enz. - dan moet ik vanaf het begin bereid zijn te erkennen dat deze
openbaring wel eens een leer zou kunnen bevatten die ver boven mijn verstand
uitgaat. In feite moet ik zelfs verwachten dat zo'n openbaring op sommige punten
paradoxaal is. Als die op elk punt overeen zou komen met wat ik al geloofde, dan
had ik goede reden om die openbaring ervan te verdenken van zuiver menselijke en
niet van goddelijke oorsprong te zijn.
Ten laatste, pa, is het zo dat de werkelijkheid oneindig veel complexer in elkaar zit
dan we ons ooit voor kunnen stellen. Er zijn waarschijnlijk miljarden variabelen die
Gods doen en laten met ons beïnvloeden, waar wij geen idee van hebben (denk aan
het beeld dat ik een poosje geleden gebruikte van de hut die op het Normandische
strand in een kruisvuur lag). En aangezien ons zicht op de werkelijkheid zo
ongelooflijk bijziend is, moeten we erop rekenen dat we op bepaalde punten er
domweg op moeten vertrouwen dat God wijze en juiste beslissingen neemt, ook al
zien we niet in dát wat Hij doet wijs en juist is. Dus als er mensen naar de hel gaan
waarvan wij vinden dat ze daar niet horen, dan is dat waarschijnlijk omdat onze
blik `een beetje' beperkter is dan die van God!
In de tweede plaats ben ik er zeker van dat God Zichzelf zeer beslist geopenbaard
heeft in Jezus Christus. Niets in het Nieuwe Testament staat meer centraal dan dit.
`Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien' (Johannes 14:9,10). Dus: als er iets is
dat naar mijn inzicht niet overeen lijkt te stemmen met de openbaring van God in
Christus, moet ik gewoon bereid zijn om dat voorlopig te `parkeren', net als ik deed
met de kwestie van Gods wraak in het Oude Testament. God lijkt inderdaad
wraakzuchtig en vol woede, nergens zozeer als hier in de leer omtrent de hel. Dit is
wat Luther noemde: `de linkerhand van God'. Het is een mysterieuze kant van God
die Luther niet begreep. Maar wat Luther wel begreep, was dat de gelovige altijd
vol vertrouwen kan zeggen: `Ik heb geen God buiten U, geboren in een kribbe,
gestorven aan een hout'. Hoe God soms ook mag lijken, Hij kan niet anders zijn dan
Hij is in Jezus Christus. Daar ben ik zeker van, ook al moet ik mijn oordeel
opschorten over al zijn `verschijningsvormen'. Een derde principe waar ik zeker
van ben terwijl ik heenwerk naar een begrijpen van het vraagstuk dat u aan de orde
stelde, is dat er geen verlossing bestaat buiten Jezus Christus om. Het Nieuwe
Testament maakt ook dat volmaakt duidelijk. Niemand komt tot (of `kent', `heeft
lief' of `gelooft in') de Vader dan door de Zoon. Dat is een allesbeheersend thema in
het Nieuwe Testament. `Want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de
mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden' (Handelingen 4:12).
Zondaren kunnen alleen maar verenigd worden met God door het offer van Jezus
Christus. Dat kunnen ze niet zelf. Als er dus iemand gered wordt, dan is het door
Jezus Christus.
De Bijbel bevat nog een vierde waarheid die ik vast geloof en die is dat er mensen
zijn die Jezus niet persoonlijk of bewust gekend hebben, maar die desondanks
behouden worden. We weten van heiligen in het Oude Testament die in de hemel
zullen zijn en de Bijbel geeft dit zelfs indirect te kennen van verschillende personen
die niet eens tot de Israëlieten behoren (zoals Noach, Job, Melchizedek). Hoe kan
dit nu als iedereen die tot de Vader gaat, dat door Christus doet? Hoe kan dit, als
Noach, Job en Melchizedek feitelijk toch zondaars zijn die net als iedereen
verlossing nodig hebben?
De enige oplossing die ik zie, pa, is dat het offer van Christus meer mensen omvat
dan alleen degenen die dat offer bewust omhelzen. Als mensen uit het Oude
Testament, Joden en heidenen, voor God rechtvaardig konden worden verklaard,
dan kan dat alleen maar omdat God aan hen het bloed van een Verlosser toerekende
die zij, om allerlei redenen buiten hun macht, verhinderd waren te kennen. Dus kan
het `door Christus gaan (tot de Vader)' niet precies hetzelfde betekenen als `geloven
in' Jezus Christus. Er zijn kennelijk mensen van wie de zonden bedekt zijn door het
bloed van Christus terwijl zij Hem niet eens bewust kennen.
Dit is denk ik wat we ook moeten zeggen over kleine kinderen die sterven, over
verstandelijk gehandicapte mensen en over anderen die buiten hun schuld
verhinderd zijn om Christus te leren kennen. God oordeelt mensen naar hun hart,
overeenkomstig het licht van de waarheid waarop zij moesten reageren, en
overeenkomstig het geloof dat (al of niet) impliciet in hun hart aanwezig was
(Mattheüs 25; Romeinen 2). Dus, pa, Hij is een eerlijk en rechtvaardig God.
Mensen gaan niet `per ongeluk' naar de hel.
Ten slotte is er één ding dat duidelijk is: dat is dat mensen die niet van het
evangelie gehoord hebben en niet geloven in groot gevaar verkeren. Want ook al
staat er genoeg in de Bijbel om ons een heel klein beetje hoop te geven voor hen
die het evangelie niet gehoord hebben, er is helemaal niets dat ons over hen enige
zekerheid geeft. Sterker, alles wat ons verteld wordt, benadrukt de dringende
noodzaak om hen met het evangelie in aanraking te brengen. Alle mensen moeten
het horen! Dus alle niet-christenen gaan naar de hel? Ik kan met zekerheid zeggen
dat zonder Christus allen worden veroordeeld, maar niet dat iedereen zonder
expliciet geloof in Christus verloren gaat. Ik kan met zekerheid zeggen dat ieder die
buiten het geloof leeft in groot gevaar is en dat alleen zij die een expliciet geloof
bezitten van hun behoud verzekerd zijn. Maar evengoed heb ik geen zekerheid dat
de anderen verloren gaan. Ik weet van een paar gevallen (de gelovigen in het Oude
Testament, kinderen, zwakzinnigen) voor wie dit niet geldt en dus moet ik het in
alle gevallen gewoon aan God overlaten om te doen wat juist en rechtvaardig is. Pa,
neem toch de beslissing om God alleen door Jezus Christus te kennen en kom tot
rust! Als God is zoals Hij Zich geopenbaard heeft in zijn Zoon, dan zal Hij de
wereld op de best mogelijke manier berechten. Er komt een dag dat we dat zullen
zien. Uw enige zorg moet zijn dat u niet behoort tot degenen die uit eigen vrije wil
Christus verwerpen. Kies voor het geloof! Ontvang Hem als uw Here en Redder!
Laat de hel maar aan God over. Dat is niet uw probleem.
Met al mijn liefde,
Greg
Vijfentwintigste briefwisseling
Hoe kan een God die liefde is,
mensen eeuwig martelen
in de hel?
12 mei 1991
Beste Greg,
Ik ben bang dat ik het een beetje moeilijker vind dan jij om dingen `op te schorten'.
Omdat ik niet zoals jij voor honderd procent ervan overtuigd ben dat Jezus God op
aarde is, kan ik niet zo gemakkelijk troost vinden voor de zeurende vragen die ik
over de hel heb. Jij komt tot bedaren in de liefde van God en `schort' zijn toorn `op'
omdat je al overtuigd bent van zijn liefde door Christus. Maar voor mij, Greg, staan
de liefde en toorn op hetzelfde niveau. Het ene roept twijfels op over de realiteit
van het andere.
Daarom moet ik toch nog wat verder stoeien met dat gedoe van de hel. Als ik daar
een beetje een touw aan vast kan knopen, dan ben ik, geloof ik, een heel eind
verder gekomen in het voor mezelf geloofwaardig maken van het christelijk geloof.
Je vorige brief heeft mijn gedachten een beetje meer tot rust gebracht over wie er
naar de hel gaan, maar je hebt het probleem van de hel als zodanig niet behandeld.
Dat is eigenlijk een fundamentelere vraag. De Bijbel schildert deze plek af als een
nachtmerrie, nietwaar? Het is de plaats van vuur, gloeiende zwavel, duisternis,
kwelling - en dat zou dan de hele eeuwigheid maar doorgaan, toch? Vertel me dan
eens wat in 's hemelsnaam (vergeef me de woordspeling) het nut ervan is om
iemand eeuwig te folteren. Waar is dat goed voor? Het is duidelijk dat er geen `les'
geleerd kan worden. Het is geen corrigerende straf. Wie in de hel komt hoeft er niet
op te hopen ooit zijn karakter of situatie te verbeteren. Dus dit is je reinste wraak,
louter terugbetaling, onvervalste woede met geen ander motief dan het zuivere,
goddelijke genoegen om een mens heel erg te laten lijden!
Begrijp me niet verkeerd, Greg. Er zijn een heleboel mensen van wie ik het niet erg
zou vinden om ze in de hel te zien zitten - voor een poosje. Maar zelfs ik zou er
doodmoe van worden om Hitler een paar honderd jaar te horen krijsen. Daar gaat
de `lol' toch van af? Daarna zou ik waarschijnlijk vinden dat hij zijn schuld aan zijn
slachtoffers betaald had en dan zou ik hem gewoon doden. Waarom doet God dat
dan niet? In een paar honderd jaar zal Hij echt wel duidelijk hebben gemaakt wat
Hij bedoelt. Waarom zou Hij dan nog doorgaan met de pijniging? Waarom zou Hij
de zondaars niet gewoon uit hun lijden verlossen? Waarom martelen terwille van
het martelen - en nog wel eeuwig?
In verband hiermee heb ik nog een ander punt. Ik vermag niet in te zien hoe de
hemel als hemel kan voortbestaan, terwijl beneden in de diepte de hel brandt. Zou
de wetenschap dat er daar beneden miljarden mensen in de hete lava eeuwig
geroosterd worden niet een beetje een domper op de `feestvreugde' zijn? Het lijkt
me dat dit een probleem betekent, helemaal voor een God die liefde is en dus
verondersteld wordt al deze arme gekwelde zielen lief te hebben. Dat moet toch aan
God vreten! Denk je eens in wat jij zou voelen als een van je kinderen het `niet
haalde'.
Ik snap het dus gewoon niet, Greg. En ik ben nog niet zo ver dat ik kan doen alsof
ik mijn oordeel hierover zolang maar `opschort'. Het karakter van God staat terecht
in mijn leven en dit is belangrijk bewijs, dat het waard is overwogen te worden.
Met vriendelijke groeten,
Vader
28 mei 1991
Beste vader,
U hebt het ongeveer zo krachtig gezegd als maar mogelijk is. De hel is absoluut een
theologisch probleem, dat geef ik zonder meer toe! Om helemaal eerlijk te zijn, pa,
ik heb daar zelf ook nooit helemaal goed wijs uit kunnen worden. Maar ik heb
genoeg redenen om in Jezus en in de Bijbel te geloven om te aanvaarden wat zij
over dit onderwerp zeggen, ook al kom ik niet overal helemaal uit. Als ik zou
besluiten deze procedure om te draaien en ik deze twee autoriteiten dus zou
verwerpen omdat hun leer over de hel mij niet redelijk lijkt, dan zou ik wel al het
bewijs dat er ten gunste van deze twee autoriteiten bestaat moeten wegverklaren.
En dat is, denk ik, een hels (neem me de woordspeling niet kwalijk) moeilijke dus.
Dus ik geloof, zelfs als ik er niets van begrijp. Evengoed sta ik niet helemaal met
mijn mond vol tanden als ik u een antwoord op uw vraag moet geven. Ik ben
tenslotte een Boyd! Laat me vier algemene opmerkingen maken.
In de eerste plaats vat vrijwel niemand heel dat verhaal over de hel als een plaats
van vuur en zwavel letterlijk op. De Bijbel gebruikt massa's vergelijkingen om deze
plaats te beschrijven, vergelijkingen die elkaar zouden tegenspreken als ze letterlijk
werden opgevat. Zo wordt de hel bijvoorbeeld beschreven als een plaats van totale
`duisternis', maar ook als een plaats van `vuur'. De hel wordt beschreven als een
`put', maar ook als een `poel van brandende zwavel'. De hel wordt beschreven als
een plaats van straf, maar ook van totale vernietiging. Soms worden de bewoners
getekend als mensen die buitengesloten zijn van een maaltijd (in de hemel), een
andere keer als in een put geworpen, en ook wel als mensen die door een dienaar
met een zweep geslagen worden. Soms lijken ze opstandig ('tandengeknars') en
soms zelfs bedroefd (Lucas 16).
Zoals u ziet, variëren de vergelijkingen nogal en niet een ervan moet gezien worden
als een zuiver `kiekje' van wat de hel zal zijn. De bedoeling van elk van die
vergelijkingen is dat ze ons inprenten dat de hel een uitermate verschrikkelijke
plaats is! De hel is het tegendeel van alles wat God aan de mensheid geven wil. In
feite is de term `hel' zelf een vergelijking die daar uitdrukking aan geeft. Hel is in
het Grieks gehenna, en gehenna was vroeger een dal buiten Jeruzalem, dat gebruikt
werd als de grootste vuilstortplaats van de stad. Wat in de hel terechtkomt, zeggen
de bijbelschrijvers, is gewoon het uitschot van de mensheid. Het is de dumpplaats
van de kosmos. Het is de ultieme bestemming van mensen die in vrijheid gekozen
hebben voor een leven zoals God dat nooit voor hen heeft bedoeld. Ze worden tot
`afval'. Ze worden `weggeworpen'. Ze worden `verbrand in het vuur'. Alle
vergelijkingen in de Bijbel wijzen in deze richting. Het tweede punt, pa, is dat het
gaat om mensen die zichzelf in de hel gezet hebben, niet God. `God wil niet dat er
mensen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen', zegt de Bijbel (2 Petrus
3:9). Als er iemand naar de hel gaat, dan is dat tegen Gods wil! Het is gewoon
onnauwkeurig om God af te schilderen als iemand die behagen schept in het lijden
van mensen. Hij verzekert ons uitdrukkelijk: `Zou Ik een welgevallen hebben aan
de dood van de goddeloze' (Ezechiël 18:23)? Het zijn juist de opstandige mensen
zelf die `de duisternis liever gehad hebben dan het licht' (Johannes 3:19). De hel is
de plaats waar zij willen zijn, niet waar God hen wil hebben.
Laat er geen misverstand over bestaan: God laat toe dat deze mensen naar de hel
gaan. Maar dat doet Hij door ze hun zin te geven. Lees Romeinen 1:20-32 maar
eens nauwkeurig, pa. In dit gedeelte zegt Paulus drie keer over de goddeloze
Romeinen dat `God hen overgaf om te doen wat zij wilden doen'. Gods oordeel
bestond hierin dat Hij de zondaren hun zin gaf. Als er geen hoop meer bestaat op
iemands hart - weet u nog, wij `worden' de beslissingen die we nemen - dan laat
God je uiteindelijk met rust. `Ga je eigen gang maar', zegt Hij dan. En door dit te
zeggen werpt Hij hen in de hel. God staat hen toe voor eeuwig te worden wat zij
zélf willen zijn.
In feite houden de goddelozen van deze toestand, terwijl het afstotelijk is als een
nachtmerrie voor degenen die aangeraakt zijn door Gods liefde - `die hongeren en
dorsten naar de gerechtigheid'. De alcoholist die zijn fles meer liefheeft dan zijn
vrouw, zijn kinderen en zijn huis, krijgt wat hij wil als ze hem uiteindelijk `alleen
laten'. Maar is het niet zo dat alle anderen, die niet zo ziek zijn, dat zien als de hel?
Het feit dat die man denkt dat hij gelukkiger is mét zijn fles dan zonder die fles
maar mét wat dan ook, toont aan hoe diep hij gezonken is. Hij kiest er dus voor om
te drinken. Maar in werkelijkheid is hij er natuurlijk beroerd aan toe. De dronkelap
krijgt wat hij wil, maar zit wel in de hel met zijn `voorrecht'. Hij wordt gekweld,
maar het is een kwelling die hij zelf gekozen heeft.
Zo zit dat dus met God, pa. God geeft de aan zichzelf verslaafde zondaar, die Hem
niet wil aanvaarden, wat hij wil. Maar hierdoor komt de zondaar ook niet toe aan
datgene waar het in het leven nu eigenlijk om draait. Omdat hij zichzelf heeft
afgesneden van de enige levensader van liefde, vreugde en vrede die de mensheid
heeft, glijdt hij geleidelijk weg in een volledig liefdeloos, vreugdeloos en vredeloos
bestaan. Het is, zoals C.S. Lewis een keer gezegd heeft, een soort van bestaan dat
minder dan bestaan is. Hij wordt afval, ongeschikt voor het doel dat God met hem
had. Hij is nu in alles het tegenovergestelde van wat God met hem voorhad. Zijn
bestaan is één tragische mislukking.
Het derde punt is: als de hel werkelijk eeuwig op slot zit (en ik geloof dat
inderdaad), dan zit hij dat `van de binnenkant' (ook C.S. Lewis). Nogmaals, het is
niet de wil van God die de zondaars in de hel opgesloten houdt, maar de wil van de
zondaars zelf. Dat is tenslotte weer wat ze zelf willen. De eeuwigheid van de hel is
dus de eeuwigheid van een wil die irrationeel op zichzelf terugslaat, daarmee alles
blokkerend wat ooit zou kunnen leiden tot zoiets als een gezonde toestand. In dit
licht zie ik niet in, pa, dat de notie van een eeuwige hel zo onwaarschijnlijk is.
Sterker, ik zou willen volhouden dat alleen deze leer past bij onze ervaring van de
menselijke natuur. Is het niet waar, wat ik een poosje geleden in een brief aan u
schreef, dat hoe langer we op een bepaalde weg voortgaan, hoe moeilijker het voor
ons wordt om dat pad ooit nog te verlaten? Is het niet zo dat we elk moment van
ons leven verder vastleggen wie we zijn? Zijn we niet zelfs nu bezig met het proces
van onze vereeuwiging? De bijbelse leer dat er een bestaanswijze komt waarin de
mensen blijvend `gestold' zijn tot hun respectievelijke karakters is, zou ik denken,
precies wat een analyse van de menselijke natuur ons zou doen vermoeden. Er
komt een tijd dat er geen beslissingen meer genomen en veranderingen aangebracht
worden: dat is het moment dat hemel en hel eeuwig worden. Het is dus gewoon niet
waar dat God de mensen eeuwig martelt vanuit een of ander sadistisch genoegen in
het toebrengen van pijn. Al de pijn die de verdoemden lijden, doen ze zichzelf aan.
En de eeuwigheid van hun toestand komt dus compleet voor hun eigen rekening.
Het is hun voorkeur.
Het vierde en laatste punt, pa, is dit: u vraagt zich af waarom God uiteindelijk na
een tijdje de opstandigen niet uit hun lijden zou verlossen. Waarom pleegt Hij geen
goddelijke daad van euthanasie om de verdoemden uit te roeien? U moet weten dat
een aantal zeer achtenswaardige evangelische theologen stelt dat dit exact is wat de
Bijbel leert! Zij houden staande, op basis van een analyse van de bijbelse tekst, dat
de Bijbel zelf leert dat God uiteindelijk allen zal vernietigen die niet `in Christus'
zijn. De straf heet `eeuwig' omdat hij een eeuwig effect heeft, niet omdat hij eeuwig
ondergaan wordt. Zulke theologen wijzen erop dat alleen zo'n opvatting over de hel
overeenstemt met alles wat de Bijbel zegt over de goddelozen die `vergaan',
`vernietigd worden', `als kaf zullen verbranden', enz. De goddelozen zullen zijn
`gelijk een droom na het ontwaken' (Psalm 73:20) en ze `zullen worden als hadden
ze nooit bestaan' (Obadja :16).
In deze opvatting komen dus Gods oordeel en zijn genade samen in één daad. God
oordeelt de opstandigen toch ook als Hij genadig een eind aan hun bestaan maakt juist met het doel dat ze niet hoeven te doorstaan wat ze volgens de traditionele
opvatting over de hel moeten doorstaan.
Ook al vind ik dit gezichtspunt louter op rationeel niveau erg fascinerend, toch heb
ik er wel enige exegetische reserves bij. Maar ik vond dat u moest weten dat, als u
dit standpunt zou gaan aanhangen, dit u niet buiten het bijbelse geloof zou plaatsen.
Ik denk dat het een aanvaardbare mogelijkheid is.
Als je dit `vernietigingsstandpunt' aanvaardt, dan is het duidelijk dat u zich geen
zorgen meer hoeft te maken over de vraag of het gelijktijdig bestaan van de hel het
`feest' in de hemel niet bederft. Als je dat uitgangspunt niet aanvaardt, dan blijft het
probleem wel bestaan, maar ik geloof niet dat het onoverkomelijk is. Er is een
aantal verschillende manieren om de situatie zodanig op te vatten dat de
hopeloosheid van de hel geen merkbare smet op de hemel werpt. C.S. Lewis en
anderen hebben er bijvoorbeeld over gespeculeerd dat de dimensies van de hemel
en de hel wel eens overeen konden komen met de geestelijke gezindheid van hun
bewoners. Liefde is open, ruim, gericht op groei, allesomvattend, terwijl zelfzucht
naar binnen gericht is, kleingeestig, benauwd en klein. Vanuit het standpunt van de
helbewoners bezien is hun werkelijkheid alles wat er bestaat. Maar vanuit het
standpunt van de hemelbewoners is het bestaan van de hel te klein en te
onbetekenend om daar last van te hebben. Vandaar dat ze zijn `als een droom bij
het ontwaken'. Lijkt dat niet nogal op het soort relatie dat bekrompen mensen
vandaag hebben met de `echte' mensen?
Nou, ik betwijfel of ik alle moeilijkheden rond dit leerstuk heb weggenomen, maar
hopelijk is het allemaal een beetje aannemelijker voor u geworden. Het
belangrijkste van de hel, vader, is niet dat we die kunnen begrijpen of verklaren,
maar dat we hem vermijden! Wat voor theorie iemand er ook op na houdt, de hel is
een afschuwelijke realiteit waar mensen nooit bedoeld waren terecht te komen. En
toch is ons menselijk ras op het ogenblik zo diep gevallen, zo volkomen verpest,
dat de enige manier om te vermijden dat je `weggeworpen' wordt op die plaats
bestaat in het vastgrijpen van de Verlosser. Hij is onze enige hoop, pa.
Bekijk het zo: als Jezus vrijwillig voor ons is gestorven om ons van de hel te
redden, dan moet die hel wel een gruwelijke belevenis zijn! De extreme prijs van
het medicijn toont hoe dodelijk ernstig de ziekte is.
Met al mijn hoop en gebeden,
Greg
Zesentwintigste briefwisseling
Is het niet onmogelijk
om een christenleven
te leiden?
22 juni 1991
Beste Greg,
Onlangs heb ik onze correspondentie van de afgelopen twee jaar weer eens
overgelezen, Greg. Ik moet eerlijk zeggen dat we een heel eind gekomen zijn! Of in
ieder geval ben ik een heel eind gekomen! Ik heb het nog steeds af en toe dat ik 's
morgens wakker word en dat ik nauwelijks kan geloven dat ik hier allemaal serieus
over aan het nadenken ben. Maar als ik er dan nog eens rustig voor ga zitten en
alles op een rijtje zet, dan merk ik dat ik er wel serieus over moet nadenken. Ik heb
nog steeds heel wat vragen en reserves en zo. Maar ik kan je eerlijk zeggen dat het
allemaal heel aannemelijk begint te klinken. Ik begin te geloven dat ik grotendeels
over de hobbel heen ben in deze hele kwestie. Ik had nooit gedacht dat ik dat nog
eens zou zeggen. Dank je voor je vasthoudendheid, jongen.
Je antwoorden over de hel hebben me echt geholpen. Die hel was een enorm
struikelblok voor mij. Vooral dat `vernietigingsstandpunt' dat je noemde, stond me
wel aan. Ik weet niet genoeg van de Bijbel af om het met je exegetische reserves op
dat punt eens of oneens te kunnen zijn. Maar gewoon op grond van het gezond
verstand valt er veel voor te zeggen. Ik heb altijd geloofd dat euthanasie in
sommige gevallen het meest liefdevolle is wat je kan doen. Nergens lijkt me dat
duidelijker dan wanneer je te maken hebt met iemand die, als je hem niet doodt,
voor eeuwig pijn zal lijden! In zo'n geval lijkt het mij de enige liefdevolle en juiste
keuze. Iemand maar door laten `leven' komt me, ook in jouw herziene versie, als
sadistisch voor. Nee, het moet een absoluut einde hebben. In zo'n soort hel kan ik
geloven.
Genoeg daarover. Ik zou nu graag willen overschakelen naar iets anders. Greg, ik
merk dat de vragen die ik mezelf de laatste tijd stel niet zozeer filosofisch als wel
praktisch van aard zijn. Als ik erover ga nadenken om christen te worden, dan wil
ik wel precies weten waar ik aan begin.
Goed, hier heb je mijn probleem: hoe kan God nu in ernst verwachten dat iemand
volgens zijn idealen leeft? Ik bedoel, ik zie mezelf als een behoorlijk goed mens. Ik
heb zeker meer dan de meeste mensen mijn best gedaan mensen te helpen die
problemen hadden. Maar ik weet ook wel dat mijn leven niet het `heilige' leven is
zoals de Bijbel dat als ideaal stelt. En dat zal het nooit worden ook. Maar dat hele
bijbelse ideaal lijkt mij compleet onpraktisch en irreëel.
Heeft Paulus bijvoorbeeld niet ergens gezegd, dat als je denkt aan wellust dat
hetzelfde is als het bedrijven ervan? Ja hoor! Eén verkeerde gedachte en je bent
overspelig! Wie kan daar nu naar leven? Een hoop christenen zeggen dat ze dat
kunnen, maar dat geloof ik niet. De Bijbel lijkt allerlei soorten obsessies te hebben
als het om seks gaat. Waarom doodde God iemand als hij masturbeerde? Is dat niet
een tikkeltje extreem? En waarom geeft God ons al die seksuele begeerten en
maakt Hij seks zo prettig, als Hij dat vervolgens weer volledig de kop indrukt met
al zijn regeltjes? En wat moet ik met die uitspraak van Jezus dat mensen die voor
de tweede keer trouwen overspel plegen? Ik moest om die reden mijn vorige
huwelijk nietig laten verklaren, zodat Jeanne lid van de Rooms Katholieke Kerk
kon blijven. Ik vind dat allemaal, zoals gezegd, nogal onpraktisch en irreëel. Maar
niet alleen de starheid van de Bijbelse seksuele moraal hindert me. Ik herinner me
een priester die preekte over Jezus' bevel om `je vijanden lief te hebben'. Ik dacht
toen bij mezelf: dit bevel betekent de ondergang van elk land dat dit gebod serieus
na zou leven! Zo zegt Jezus ook ergens dat als iemand je jas steelt, je hem dan ook
je hemd moet geven. Of als iemand je op de ene wang slaat, je hem ook de andere
wang moet toekeren, zodat hij daar ook een klap op kan geven! Zie je 't voor je? Ik
durf te wedden dat er in de hele staat Florida geen christen te vinden is die dat echt
zou doen! Iets in me zegt dat het christendom waar is en dat ik het moet geloven,
Greg. Maar er is ook iets in me dat zegt: doe geen moeite, want dat kun je toch niet.
Ik ben liever een integere zondaar dan een hypocriete `heilige'. (Wat trouwens de
reden is dat ik mezelf nog geen kerk binnen zie stappen, zelfs als ik inderdáád
christen zou worden!) Help me hier eens mee als je kunt. Ik sta ervoor open.
Met al mijn liefde en waardering,
Vader
2 juli 1991
Beste vader,
Ik kan u niet zeggen hoe prachtig ik het vind dat u begonnen bent het christelijk
geloof aan te nemen. Onthoud altijd, pa, dat het niet in de eerste plaats een kwestie
is van wat je gelooft, maar van op wie je vertrouwt. Het is nodig geweest dat we de
laatste twee jaar een heleboel uiteenlopende onderwerpen bespraken om de weg
hier naar toe vrij te maken. Maar een relatie met God die verlost, wordt niet
gesmeed met het oplossen van allerlei kwesties, maar door de Verlosser als uw
Verlosser te omhelzen. Erken dat u Hem nodig heeft. Ontvang zijn offer voor u.
Vertrouw uw leven aan Hem toe. Dat is het, pa. Dat is alles. Alles wat het
christendom verder nog mag zijn, vloeit voort uit deze ene handeling en is daar
eigenlijk maar een voetnoot bij. Nu over uw laatste brief: pa, u hebt helemaal
gelijk! Niemand kan het christelijke leven leven! Niemand (aan deze kant van de
hemel) heeft het christelijke leven ooit volmaakt geleefd, niemand doet dat nu of
zal dat ooit kunnen! Denkt u echt dat ik beter ben in het `dagelijks leven als heilige'
dan u? U weet wel beter! Dat is voor mij net zo onmogelijk als voor u.
Maar hier gáát het nou om, pa. Dit is de rode draad in heel de ethische leer van
Jezus. Wij zijn niet in staat om op eigen kracht tot God te komen. Daarom hebben
we juist een Verlosser nodig! In heel zijn ambtswerk ontmoette Jezus mensen die
dachten dat ze op basis van hun eigen goedheid rechtvaardig voor God waren (net
als de christenen die u tegengekomen bent). Ze dachten niet dat ze een Verlosser
nodig hadden.
En hoe hielp Jezus die mensen nu? Hij hielp ze door ze te laten zien hoe ze
werkelijk zouden moeten leven om rechtvaardig voor God te kunnen zijn zonder
Verlosser. Zo waren de Farizeeën er bijvoorbeeld trots op dat ze niet zo zondig
leken als de andere mensen. Maar Jezus vertelt hun dat zij `volmaakt moeten zijn,
zoals God volmaakt is' (Matthëus 5:48). Nou, succes ermee! Zo had je ook van die
zelfgenoegzame lieden die er trots op waren dat ze nog nooit overspel hadden
gepleegd. Maar Jezus (dus niet Paulus) hield hun voor: `als u in uw hart een vrouw
begeert, dan hebt u al overspel met haar gepleegd' (Mattheüs 5:27-28 in mijn
parafrase). Hij zegt dit juist omdat iedereen die begeerte weleens in zijn hart heeft!
En verder had je van die godsdienstige types die er erg trots op waren dat ze nooit
iemand hadden vermoord. Maar Jezus zegt tegen hen: `als u boos wordt, of zelfs
maar in uw hart `dwaas' zegt tegen uw broeder, dan loopt u al gevaar in het hellevuur te komen' (Mattheüs 5:21-22, mijn parafrase). Het punt is, pa, dat we als we
aan onszelf overgelaten worden, allemaal gevaar lopen om in het hellevuur te
komen.
De lijst met teksten kan nog veel verder uitgebreid worden, maar het punt waar het
om draait is steeds hetzelfde. Als je `op je eigen houtje' voor God wilt staan, pa,
dan moet je volmaakt zijn, want God is volmaakt. Elke onvolmaaktheid is voor
eeuwig onverzoenlijk met het karakter van God. `Relatief goed zijn' is gewoon niet
goed genoeg. Een `beetje heilig' zijn geeft je niet meer bonuspunten voor de hemel
dan een verslaafde prostituee. Je moet Gods eigen volmaakte rechtvaardigheid
bezitten - anders heb je domweg geen rechtvaardigheid die `telt'. Maar deze
rechtvaardigheid, pa, kunnen we niet door onze eigen inspanning verwerven. Tot
dat besef wil Jezus ons met zijn onderwijs brengen. Een goede relatie met God
heeft niets te maken met iets `doen'. Het is geen prestatie. Als het dat wel was, wat
sommigen ervan proberen te maken, dan waren we er allemaal geweest. 't Is juist
zo dat je Gods rechtvaardigheid alleen maar kunt ontvangen als een geschenk. God
wil die aan u geven, gratis, onvoorwaardelijk! Hij wil een relatie met u beginnen,
pa, een relatie die gekenmerkt wordt door onvoorwaardelijke liefde. Het enige wat
u moet doen, is toegeven dat u niets kunt doen, en dat doet u door gewoon zijn
rechtvaardigheid aan te nemen. De Bijbel leert ons dat het meest fundamentele doel
van de `wet' altijd geweest is om ons juist hiertoe te brengen (Galaten 3). Dus, pa,
luister maar naar de onmogelijke moraal van de Bergrede, gooi uw armen maar in
de lucht en erken: `Ik kan het niet! Ik geef het op! Ik ben een hopeloze zondaar!'
Lees de leer van de Schriften en erken hoezeer u, net als iedereen, een Verlosser
nodig hebt. En aanvaard Hem dan gewoon. Hij is aan het kruis gestorven voor uw
zonden, pa, zodat de zonde niet langer tussen u en God hoeft in te staan. Het enige
is: aanvaardt u dat offer?
Laat ik besluiten met een antwoord op drie andere zaken die u in uw brief naar
voren brengt. In de eerste plaats: nergens in de Bijbel staat dat God iemand doodt
vanwege masturbatie. Geen wonder dat roomskatholieke kinderen bij het opgroeien
voortdurend angstig over hun schouder kijken! Ik herinner me dat een non in de
derde klas zei dat masturbatie schadelijk was voor de hersens. Ik wist eigenlijk niet
eens precies wat masturbatie was, maar ik nam me stellig voor het nooit te doen!
Maar goed, dat staat nergens in de Bijbel. De Bijbel zegt helemaal niets over
masturbatie. Het geval waar u waarschijnlijk aan denkt gaat over Onan die gedood
werd omdat `hij zijn zaad op de grond verspilde'. Maar hoe merkwaardig die
passage ook is, dat heeft niets met masturbatie te maken. Onan weigerde te voldoen
aan zijn verplichting om kinderen te verwekken bij zijn schoonzuster. Dat was,
vanuit Gods gezichtspunt, in die tijd heel belangrijk (Genesis 38:9). Hoe dan ook,
het was geboorteregeling in ongehoorzaamheid aan God. Dat was het probleem,
niet het verspilde zaad.
In de tweede plaats hebt u, wat betreft de politieke toepasbaarheid van Jezus'
ethische regels, gelijk dat het een ramp zou zijn als een land probeerde te overleven
met een `keer-hem-ook-de-andere-wang-toe'-mentaliteit. Als Roosevelt en
Churchill zo hadden gedacht, zouden we nu allemaal nazi's zijn. Maar ik hoop dat
het duidelijk is uit wat ik hier al over gezegd heb, dat het voornaamste doel van
Jezus' ethische onderwijs niet is het optuigen van een nieuw, sociaal programma
met allerlei beperkingen voor deze gevallen wereld. Hij pleit niet voor het stenigen
van iedereen die weleens aan overspel denkt. Hij zegt niet ineens dat het
oudtestamentische toestaan van de echtscheiding nu niet langer mogelijk is en hij
zegt ook niet dat regeringen nu de andere wang ook moeten toekeren.
Wat Hij wel deed, was laten zien hoe zondig onze situatie is. Hij heft Gods idealen
omhoog om ons naar het kruis toe te drijven. Maar als Hij dat gedaan heeft, hebben
we de primaire functie van zijn `idealistische' onderwijs gehad. U hebt dus gelijk,
pa, als u zegt dat al die Bijbelse idealen niet zo erg praktisch zijn. In een wereld die
zo verpest is als de onze zijn de meeste praktische keuzes tot op zekere hoogte
zondig. Daar valt niet aan te ontkomen.
Laat ik afsluiten met mijn derde en laatste punt. Ik denk, pa, dat u zich zorgen
maakt dat u, als u Christus aanvaardt, bepaalde dingen in uw leven moet `opgeven'.
En u bent er niet zeker van dat u dat wel kunt of wilt. Ik denk dat er bij u iets leeft
als de algemene gedachte dat christen-zijn betekent datje een heleboel dingen moet
doen die je liever niet zou doen en een heleboel dingen niet mag doen, die je juist
wel zou willen doen.
Laat ik dan alleen zeggen, pa, dat niets minder waar is dan dat. U bent net als ik een
zondaar, juist omdat u niet doet wat u zou moeten doen, en wel doet wat u niet zou
moeten doen en dat ook prettig vindt. Volgt u het nog? Dat is nu net waarom u een
Verlosser nodig hebt. Als u in uw eigen leven zelf een grote schoonmaak kon
houden, of dat zelfs maar op uw eigen houtje wilde, dan zou u niet méér nodig
hebben dan zo nu en dan een vriendelijke `goddelijke aanmoediging'. Maar in
plaats daarvan hebt u een Verlosser nodig die gruwelijke pijnen ondergaan heeft en
een helse dood gestorven is en die bereid was dat voor u te doen en dat ook kon!
Dus, pa, christen worden betekent gewoon dat u erkent dat u Hem nodig hebt -juist
omdat u uzelf helemaal niet rechtvaardig kunt maken voor God of uw eigen leven
kunt veranderen. Christen-zijn heeft niets te maken met doen wat u niet wilt; het
heeft te maken met Christus toe te staan te veranderen wat u wilt. Laat Hem toch
binnen, pa. Laat Hem u liefhebben zoals u bent. Hij staat niet op een afstandje te
wachten tot u uzelf schoongewassen hebt. Hij slaat zijn armen om u heen en reinigt
u van binnenuit - precies door van u te houden zoals u bent. Het is onmogelijk om
een christenleven te leiden, pa. Doe met me mee!
Met liefde en in hoop,
Greg
Zevenentwintigste briefwisseling
Hoe kan ik nu
vergeving krijgen
door andermans dood?
14 augustus 1991
Beste Greg,
Sorry dat ik de laatste tijd een beetje traag ben in het beantwoorden van je brieven.
Maar geloof me, dat heeft niet te maken met een afnemende interesse in onze
discussie. Eigenlijk heeft het juist te maken met de hoeveelheid denkwerk die elk
van jouw brieven van me eist. Je laatste brief heeft me behoorlijk verbaasd. De
gedachte dat de `regels' er zijn om ons ertoe te brengen de verlossing als een
geschenk te ontvangen - dat is een verdraaid revolutionair concept! Daar had ik nog
nooit van gehoord! In zekere zin klinkt het alsof iemand van de nood een deugd
probeert te maken. Het klinkt alsof iemand zegt: 'Nou ja, aangezien deze normen
voor mij te hoog gegrepen zijn, maak ik er gewoon van dat het doel van deze
normen is het feit te onthullen dát ze voor mij te hoog gegrepen zijn.' Maar aan de
andere kant fascineert jouw interpretatie van Jezus' lessen me erg. Voor mij ligt de
waarde ervan in het feit dat het iets begrijpelijk maakt waarvan ik altijd al geweten
heb dat het waar is: het is domweg ondenkbaar dat ook maar iemand consequent
naar de idealen van Christus kan leven. Wie beweert dat hij dat wel kan, is óf een
schaamteloze hypocriet, óf hij neemt zichzelf in de maling. Dus wat mij betreft, als
jouw interpretatie inderdaad van de nood een deugd maakt, gaan we allemaal
(christenen incluis!) hoe dan ook naar de hel! En als je ongelijk hebt, dan maakt het
helemaal niet meer uit hoe het wél zit.
Maar ik heb nog wel een andere, serieuze vraag waarop ik een antwoord wil
hebben, Greg. In onze correspondentie heb je het steeds gehad over zoiets als:
`Jezus is gestorven voor uw zonden.' Je boodschap lijkt te zijn dat Jezus gestraft is
om wat ik gedaan heb, en dat ik, door in Hem te geloven, rechtvaardig voor God
kan worden. Dat heb ik al eens eerder gehoord, maar ik heb het nooit begrepen. Ik
zie gewoon niet in hoe dat kan. Hoe kan de dood van een mens, tweeduizend jaar
geleden, mij nu vergeving schenken? Hoe kan een God die volmaakt rechtvaardig
is, Jezus straffen voor mijn zonden en mij laten lopen, terwijl Hij natuurlijk best
weet dat ik nog steeds zo schuldig ben als de pest? En waarom zou Hij al die
moeite doen? Dat had toch zeker wel gemakkelijker gekund?
Zoals altijd kijk ik naar je antwoord uit.
Liefs,
Vader
16 augustus 1991
Beste vader,
Ik ben blij dat ons gesprek van de laatste tijd u zoveel te denken geeft. We hebben
geen haast, dus neem alle tijd die u wilt voor het verwerken van elke brief. Ik neem
aan dat alles goed is met u en Jeanne. Heeft Jeanne trouwens al een nieuwe baan
gevonden? Ik vond het goed wat u in uw laatste brief zei over de idealen van de
leer van Jezus - als die niet bedoeld waren om ons ertoe te brengen compleet op
Gods genade te vertrouwen, dan waren we allemaal hopeloze gevallen! Dat is het
helemaal, pa, in een notendop. Eén voordeel dat duidelijk wereldse mensen 'als u
en ik hebben boven die `beschaafde godsdienstige mensen' is dat we geneigd zijn
dit centrale punt uit Jezus' onderwijs sneller door te hebben dan het `vrome volk'.
Wij weten dat we geen keus hebben! Mensen als de Farizeeën die er een mooi
gepolijst beeld van zichzelf op na houden, hebben veel meer de neiging te denken
dat ze behoorlijk heilig zijn van zichzelf en dus in staat zijn om Gods aanvaarding
te verdienen door hun goede prestaties. En daarom zijn ze eerder geneigd het
onderwijs van Jezus op te vatten als een uitdaging voor hun inspanning om in
zichzelf rechtvaardig te zijn. Hoe moeilijker de leer, hoe energieker ze hun best
doen. Dus als ze Jezus horen zeggen: `wees volmaakt zoals God volmaakt is', dan
storten ze niet in en schreeuwen ze niet om genade: nee, dan gaan ze wanhopig
proberen daar ook werkelijk aan te voldoen! En voor hen hangt hun redding
hiervan af.
Dit is niet alleen een ernstig verkeerd begrijpen van het onderwijs van Jezus, maar
het is ook uiterst verwoestend. Als iemand werkelijk gelooft dat zijn redding
afhangt van zijn eigen goedheid, dan kan hij het alleen maar met zichzelf uithouden
door zichzelf wijs te maken dat hij inderdaad `volmaakt genoeg' is voor God. Maar
aangezien iedereen zondig is - zo niet in zijn gedrag dan toch wel in zijn hart en
zijn verstand - brengt dit perfectionisme met zich mee dat zulke godsdienstige
mensen wel experts moeten worden in het leven in zelfmisleiding. Ze moeten
zichzelf, zoals u zegt, constant `in de maling nemen'. Ze moeten systematisch elke
zelfbeschouwing onderdrukken die hun zou doen inzien dat ze Jezus' `uitdaging'
niet aankunnen. Dat is de reden waarom wetticistisch-religieuze mensen vaak zo
ondiep zijn - de leiders nog meer dan anderen, omdat zij degenen zijn die zichzelf
'bewezen' hebben en `succesvol' zijn in dit spel van zelfbedrog. Alles wat niet past
bij het godsdienstige beeld dat deze mensen zo verschrikkelijk graag willen
handhaven, moet gewoon `de kast in'. Het moet verdrongen worden tot onder de
oppervlakte van hun bewustzijn. Dat is gewoon ziek. Het betekent dat elk probleem
dat aangepakt moet worden in de levens van deze mensen en dat elke wond die
geheeld moet worden, nooit aangepakt of geheeld kan worden. Alle emotionele en
geestelijke ziekte wordt behandeld als een aanklacht en wordt daarom toegedekt
met godsdienstige voorwendsels. De gevolgen hiervan zijn natuurlijk heel
verwoestend. Iedere neurose, zegt Scott Peck, is het gevolg van de weigering om de
waarheid onder ogen te zien. Je kunt de werkelijkheid tijdelijk toedekken met een
mooi gepoetst buitenkantje, maar uiteindelijk wint de werkelijkheid altijd. Daarom
functioneren wetticistische individuen en kerkgenootschappen vaak zo slecht. Alles
wat naar buiten moet, wordt opgedirkt. Wat er met Jimmy Swaggart gebeurd is, is
denk ik een klassieke illustratie. In elk geval is het, denk ik, volmaakt helder dat de
spits van Jezus' onderwijs is, juist het tegenovergestelde te doen van wat het
wetticisme doet. In plaats van aan te zetten tot prachtige wapenfeiten van
zelfverdienste (die leiden tot het ontkennen van de zondige werkelijkheid van ons
innerlijk leven), probeerde Jezus een einde te maken aan alle pogingen om het zelf
te doen, door ons zover te krijgen dat wij die zondige realiteit van ons innerlijk
leven zouden gaan onderzoeken. En dat werkt, als je tenminste goed naar Hem
luistert. Als je de onmogelijkheid van Jezus' idealen inziet, als je het uiteindelijk
opgeeft om te proberen met je eigen inspanningen indruk op God te maken, als je
eindelijk beseft dat alles watje voor God bent en ooit zult zijn, te danken is aan
Gods prestaties en niet aan de jouwe, dan pas ben je vrijen kun je zien water in je
leven nu eigenlijk allemaal écht aan de hand is. Dan ben je vrij om open en eerlijk
te zijn over je fouten, tekortkomingen, zonden, enz. Dan zie je in datje er niets mee
wint als je pretendeert iets te zijn wat je niet bent. Zoals een vriend van me (Jeff
Van Vondren) vaak zegt: `Pas als het onbelangrijk is geworden hoe de dingen er
uitzien, kun je hoe de dingen zijn aanpakken en veranderen'. Elke psycholoog kan
je vertellen dat dit de belangrijkste voorwaarde is voor alle geestelijke en
emotionele (en spirituele) gezondheid! Kortom: het kruis van Christus en de genade
van God betekenen dat het veilig is om voor God echt te zijn, eerlijk, en dus
gezond. Hoe relatief `goed' of `slecht' iemand is, doet er helemaal niet toe. Genade
is, zoals u dat zo welsprekend zei, pa, `een verdraaid revolutionair concept.'
Sorry voor mijn `preek', maar ik beschouw dit inzicht als het meest centrale, maar
ook het meest verkeerd begrepen punt van het christelijk geloof. Maar laat me nu
naar uw vraag gaan over hoe de dood van Christus voor u vergeving kan bewerken.
Eerlijk gezegd, pa, weet ik eigenlijk niet hoe dat in zijn werk gaat. De kerk heeft
nog nooit een definitieve theologie ontwikkeld over hoe wij rechtvaardig gemaakt
worden voor God door het werk aan het kruis (de zgn. `verzoening'). Maar dat
hoeft ons, denk ik, niet te verbazen. Als we de fundamentele structuur van de
fysieke werkelijkheid met ons verstand al niet kunnen doorgronden - en de
wetenschap komt steeds meer tot die conclusie - moeten we er dan vreemd van
opkijken als de belangrijkste daad waardoor God de wereld verlost heeft, ook in
mysteriën gehuld is? Ik denk van niet. Maar desondanks zijn er twee dingen die ik
zou willen zeggen en die de zaak voor u wellicht een beetje kunnen verhelderen.
In de eerste plaats, pa, is het belangrijk dat u beseft dat Jezus maar niet een
`gewone man' was, wiens dood, ongeveer tweeduizend jaar geleden, ervoor zorgt
dat God u nu `laat lopen'. Jezus was niet een onschuldige `derde' die door God
gestraft werd in onze plaats. Nee, Jezus is zelf zowel God als mens. Hij is niet
alleen degene die veroordeeld is voor de misdaad; Hij is degene tegen wie de
misdaad gepleegd is en degene die het vonnis voor de misdaad velt. De Rechter
zelf werd de veroordeelde! Er is dus geen `derde' in deze transactie, pa. Er zijn
maar twee partijen - de volkomen heilige God en de zondige mensheid - en de
Jezus die voor ons gestorven is, is beide. Dat is geen onrechtvaardigheid, pa; dat is
onbegrijpelijke liefde. In de tweede plaats denk ik dat we (overigens zonder nu te
proberen precies te verklaren hoe de verzoening in zijn werk ging en of dat nu
moest op de manier waarop het ging), genoeg inzicht in de Schrift hebben gekregen
om het feit dat het ging zoals het ging te begrijpen. We kunnen zeggen waarom
Jezus voor ons gestorven is, zonder ons te wagen aan de uitspraak dat Hij moest
sterven voor ons. Ik geloof dat er drie overwegingen zijn die ons kunnen helpen
Jezus' dood voor ons begrijpelijk te maken. In de eerste plaats is God een volkomen
heilige God. Zonde is dus fundamenteel onverenigbaar met Hem. Zonde is net zo
tegengesteld aan zijn natuur als bijvoorbeeld arsenicum dat is aan de onze. En wat
meer is: omdat God volmaakt is, moet Hij in Zichzelf consistent zijn. Als er bij
God ooit sprake zou zijn van inconsistentie met zijn eigen wezen, dan zou Hij dat
alleen maar in de richting van onvolmaaktheid kunnen zijn. Daarom is God
volmaakt tegengesteld aan de zonde en Hij is volmaakt consistent en onverdeeld in
deze tegenstelling.
Maar in de tweede plaats is heiligheid niet het enige kenmerk van God; God is ook
volmaakt in zijn liefde. `God is liefde', zegt de Bijbel. Uit deze liefde schiep Hij
schepselen buiten Zichzelf en Hij is doorgegaan met ons intens lief te hebben, ook
al zijn we wereldwijd in zonde gevallen. Ondanks onze zonde wil God dat wij
eeuwig met Hem zullen leven.
Maar dit roept wel een heel groot probleem op en daarover gaat mijn derde
overweging. Dat probleem is: hoe kunnen geschapen wezens die hopeloos in de
zonde vastzitten zó veranderd worden dat zij weer verenigd kunnen worden met
een volmaakt heilige God die noodzakelijkerwijs tegengesteld is aan alle zonde? Ik
denk dat daarvoor twee dingen moeten gebeuren.
1. Onze zonde moet `verzoend worden'. Die zonde kan namelijk niet simpelweg
door de vingers gezien worden. (Onze neiging om dat soms wel te doen, is te wijten
aan onze in moreel opzicht onvolmaakte aard, ook al voelen zelfs wij het als
onrecht wanneer ernstige misdaden ongestraft blijven. Het recht moet zijn loop
hebben!)
2. Wij moeten veranderd worden in wezens die wel met God verenigd kunnen
worden en die dus volmaakt zijn. Als een van deze beide zaken wordt nagelaten,
moet ons eeuwige leven worden doorgebracht als arsenicum in de maag van God!
De grote vraag wordt dus: hoe krijg je die twee dingen voor elkaar? De Bijbel leert
dat het de mensheid nooit op eigen kracht zal lukken. Daar is onze zondige toestand
veel te ernstig voor. Als we aan onszelf worden overgelaten, willen we niet eens
`betalen' voor onze eigen zonden, en zelfs als we dat wel zouden willen, dan
zouden we de (eeuwige) dood moeten sterven om dat te bereiken. Sterker, onze
zondige situatie is van dien aard dat we van onszelf helemaal niet willen
veranderen. En zelfs als we dat wel wilden, dan konden we het niet. Onze slavernij
in dienst van de zonde verhindert dat we naar volmaaktheid in heiligheid verlangen,
laat staan dat we die volmaaktheid bereiken. Dus, willen die twee dingen volbracht
worden, dan moeten ze door God zelf volbracht worden, niet door ons. En dit, pa,
is exact wat de Bijbel zegt dat er gebeurde in het leven en de dood van Jezus
Christus. In Jezus heeft de liefde van God zijn eigen gerechtigheid verteerd,
geabsorbeerd. Uit liefde voor de mensheid heeft God aan zijn eigen morele norm
voldaan door de zonde van de mensheid en de straf die daarbij hoorde in Zich te
verteren. Als mens werd God `tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden
gerechtigheid Gods in Hem' (2 Korintiërs 5:21). In Jezus betaalt de mensheid voor
haar zonde en God oordeelt rechtvaardig over die zonde, want Jezus is God en
mens tegelijk. Zodoende is de zonde verzoend en is niet langer breekpunt tussen
God en mens. Zo wordt dus door Christus voldaan aan de eerste noodzakelijke
voorwaarde om ons voor eeuwig met God te kunnen verenigen.
Christus vervult ook de tweede noodzakelijke voorwaarde voor de mensheid om
met God verenigd te kunnen worden - wij worden voor eeuwig veranderd! De
Bijbel zegt, dat als je aanvaardt wat God voor je gedaan heeft in Jezus Christus,
God je zijn eigen volmaakte rechtvaardigheid geeft, de enige soort rechtvaardigheid
die bij God `past'. In zijn brief aan de Romeinen zegt Paulus: `Hem echter die niet
werkt (Gods liefde tracht te verdienen door eigen goed gedrag) maar zijn geloof
vestigt op Hem die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot
gerechtigheid' (4:5). Als u vertrouwt op Christus als uw enige hoop op verlossing,
pa, dan vergeeft God niet alleen al uw vroegere, tegenwoordige en toekomstige
zonden (voorwaarde 1), maar dan geeft Hij u ook zijn eigen volmaakte
rechtvaardigheid (voorwaarde 2). En dat laatste kan Hij geven, omdat Hij het eerste
heeft gedaan. U hebt dan een nieuwe op God gelijkende natuur gekregen. „Zo is
dan wie in Christus is een nieuwe schepping", zegt de Bijbel. „Het oude is voorbij
gegaan, zie het nieuwe is gekomen" (2 Korintiërs 5:17).
Dit betekent natuurlijk niet dat mensen volmaakt zijn vanaf het moment dat zij hun
leven aan de Here geven. Aan een gelovige wordt een `nieuw zelf' gegeven, een
zelf dat bepaald wordt door de rechtvaardigheid van God. Maar toch leeft hij nog
onder de gewoonte van de slavernij aan de gedachten, emoties en gedragingen van
`zijn oude zelf', het zelf dat bepaald wordt door alles wat niet met God te maken
heeft. Aan de gelovigen wordt dus een nieuwe natuur gegeven. Dat is wat zij in
werkelijkheid zijn. Maar toch leven ze nog tot op zekere hoogte in tegenspraak met
deze nieuwe natuur. Pas in de hemel zal deze gave van Gods eeuwige
rechtvaardigheid volmaakt van ons afstralen. Pas daar zal `het oude zelf' te kijk
staan als de leugen die het in werkelijkheid is. De tijd die wij op aarde na onze
bekering doorbrengen, kenmerkt zich gewoon door een langzame groei naar dit
doel.
Ik zou nog veel meer kunnen zeggen over het werk van Christus als ik er de tijd
voor had om daar op in te gaan. Ik denk dat het ons veranderen om met de Vader
verenigd te kunnen worden een belangrijk motief voor het werk aan het kruis was.
Maar er zijn nog meer beweegredenen. De Bijbel maakt bijvoorbeeld duidelijk dat
de dood van Jezus aan het kruis op de een of andere manier ook een dodelijke klap
betekende voor satan en zijn demonische machten, die toch sinds onze val de
wereld belegerd hebben. (Zie Kolossenzen 2:14 v.v. en Hebreeën 2:14). Het is ook
duidelijk dat Jezus gekomen is om ons te onderwijzen, om God zichtbaar te maken
voor ons, om ons een volmaakt menselijk voorbeeld te geven om na te volgen, en
ook om nog verschillende andere dingen te volbrengen. Het lijkt heel passend voor
Gods wijsheid om in één klap een heel stel vliegen te doden. Maar we kunnen nu
niet op deze motieven ingaan.
Nou, ik hoop dat wat ik gezegd heb u weer wat verder helpt, pa. Laat me daar nog
een laatste woord aan toevoegen. Het werk van Christus lijkt op een bankrekening
met een miljard gulden erop, die God voor ieder van zijn kinderen afzonderlijk
heeft weggelegd om die helemaal vrij te erven. En Hij wil dat iedereen zijn kind is.
Maar alles ligt daar maar een beetje, volstrekt waardeloos, totdat u persoonlijk uw
geboorterecht gaat claimen, pa. U moet die erfenis aanvaarden. Gods prachtige
verlossingsplan werkt helemaal niets uit, wanneer niemand het tot het zijne maakt.
Maar als iemand erft, dan erft hij het allemaal! Ook al bent u een zondaar, u komt
meteen voor de Vader te staan met de rechtvaardigheid van Jezus Christus als u
gelooft. Hij vindt geen enkel plekje op u! `Zo ver het oosten is van het westen', zegt
de Bijbel, `zo ver doet Hij onze overtredingen van ons' (Psalm 103:12). U mag uw
Schepper, die ook uw Verlosser is, met vreugde onder ogen komen, zonder vrees.
Mijn gebed voor u, pa, is dat het begrijpen handelen wordt en dat u zult aannemen
dat dit alles waar is, ook voor u. Beërf het koninkrijk!
Met al mijn liefde en in hoop,
Greg
Achtentwintigste briefwisseling
Hoe kan ik tegelijkertijd
heilig en zondig zijn?
12 september
Beste Greg,
Bedankt voor je korte verhandeling over de vraag waarom Jezus moest sterven.
Heel informatief. Het werpt ook wat licht op iets waar ik al een poosje niet goed
uitkom.
Jouw begrip van Gods genade is zo merkwaardig, Greg, dat ik bijna geloof dat het
wel een openbaring van de Almachtige moet zijn, omdat ik me niet kan voorstellen
dat iemand zo'n tegen alle intuïtie ingaand verhaal bij elkaar verzint! Het gezonde
verstand zegt dat mensen naar de hemel of naar de hel gaan afhankelijk van de
vraag of ze goed of slecht geweest zijn. Ik heb altijd gedacht dat christenen dat
geloofden. Maar jij zegt dat daar helemaal niets van klopt. Begrijp ik je wel echt
goed? Je komt erin of blijft buiten afhankelijk van je geloof in Christus. Dat is
absoluut revolutionair!
Ik ben nog niet zo ver dat ik mijn `begrijpen handelen wil laten worden', zoals jij
dat noemt. Maar ik vermoed dat dat gewoon een kwestie van tijd is. Ik weet dat als
ik me daaraan bind, het écht moet zijn. En voor mijn gevoel is het daar gewoon de
tijd nog niet voor. Intussen heb ik nog wel een andere vraag over dat
verlossingsverhaal. Het komt erop neer dat ik niet snap hoe ik helemaal heilig kan
zijn voor God, ook al weet ieder ander die me kent dat ik helemaal niet heilig ben.
Is God blind of zoiets? Maar misschien begrijp ik je wel verkeerd. Je zegt dat onze
zonden ons vergeven moeten worden en dat we veranderd moeten worden als we
een relatie met God willen hebben. Nou, ik kan nog wel begrijpen dat God onze
vroegere zonden om Jezus' wil vergeeft, maar ik zie nog niet dat christenen in het
heden veranderd zijn. Hoe kunnen christenen nu volkomen verenigbaar zijn met
God in het heden als ze nog niet volkomen veranderd zijn? Als één zonde ons van
God kan scheiden, dan zal het niet veel helpen dat mijn vroegere zonden vergeven
zijn, want je kunt er nu al donder op zeggen dat ik het elke dag zal verpesten. Dus,
Greg, leg me eens uit hoe ik tegelijk heilig en zondig kan zijn.
Met heel mijn liefde,
Vader
3 oktober 1991
Beste vader,
Ik vond het een schitterende vraag die u in uw laatste brief stelde. Ik weet niet of u
het in de gaten hebt, maar onze brieven komen in een andere `versnelling' terecht.
We zijn helemaal niet meer aan het argumenteren of het christelijk geloof waar is
(apologetiek). We discussiëren nu veel meer over de vraag hoe het christelijk
geloof waar is (theologie). Uw vragen lijken nu veel meer voort te komen vanuit
het gezichtspunt van iemand die gelooft. Dat vind ik geweldig. Het is gewoon `een
kwestie van tijd', zoals u zegt, maar dat heb ik altijd geloofd!
Goed, hoe kunnen we op hetzelfde moment een heilig en zondig zijn? Dat zal ik
uitleggen met een vergelijking. Toen God in het begin de wereld schiep, zei Hij:
`Er zij licht' en er was licht. Hij zei: `Laat het droge te voorschijn komen', en het
was alzo. Enzovoort. We zien dus, dat het Woord van God de werkelijkheid schept
die het spreekt. Om een filosofische term te gebruiken: Gods Woord is `ontologisch
productief'. Het schept het zijnde.
Nu is onze verlossing niet minder het resultaat van Gods Woord dan onze
schepping. Als God zegt: `Alle zonden uit het verleden van Ed Boyd zijn weg', dan
zijn al uw zonden weg! Als God zegt: `Ed Boyd is volmaakt heilig voor Mij', dan
bent u volmaakt heilig voor Hem! Gods Woord bepaalt wat echt is en wat waar is.
Niets of niemand kan twisten met God. `Als God voor ons is, wie zal tegen ons
zijn?', zegt de apostel Paulus. `God is het die rechtvaardigt' (Romeinen 8). Dus als
God zegt dat u rechtvaardig bent op grond van uw geloof, pa, dan bent u rechtvaardig!
Maar Gods verlossingswoord verschilt in één belangrijk opzicht van Gods
scheppingswoord. Toen God zijn scheppingswoord sprak, was er niets dat daar
weerstand tegen bood. Alleen het niets was er. Maar als God zijn verlossingswoord
spreekt, is er wel iets wat daar tegenin gaat. Want er bestaat al een Ed Boyd, die vol
zit met oude gedachten, daden, gevoelens, enz. En veel aspecten van dit `oude zelf'
gaan in tegen wat God over u zegt.
Nu gaat God niet gewoon die `oude' Ed Boyd vernietigen en een nieuwe Ed Boyd
scheppen. Als Hij dat deed, dan werd u helemaal niet gered: dan zou Hij een heel
andere persoon scheppen. Maar u, in al uw oude zonden, u bent het van wie God
houdt en die Hij wil redden. Dus Hij werkt eraan om u en mij en iedereen van
binnenuit te herscheppen. Wanneer u uw vertrouwen op de Verlosser stelt, pa, dan
spreekt God het woord van uw eeuwige rechtvaardigheid, van uw smetteloze volmaaktheid uw leven binnen. En dat is dan `het meest waar' over u. Toch walst God
niet gewoon heen over wat er al was. Hij maakt het domweg `onwaar'. Het is niet
langer de diepste waarheid over u. Daarom wordt dat `het oude zelf' genoemd. En
op den duur zal de waarheid, het `nieuwe zelf', dit `oude zelf' ontgroeien.
We worden dus tot nieuwe schepselen in Christus gemaakt op het moment dat we
gaan geloven. Al onze zonden worden opgenomen door het kruis en heel de
rechtvaardigheid van Christus wordt ons toegerekend. We hebben vergeving
gekregen en we zijn veranderd. Maar dat feit wordt niet direct merkbaar in ons
leven. Onze `oude' (en nu onjuiste) manier van denken aanvaardt vaak het feit van
onze vergeving niet. Onze `oude' (en nu onjuiste) manier van leven verzet zich
tegen de verandering die God in ons hart heeft bewerkt. Het kost gewoon tijd
voordat onze oude (en nu onware) identiteit afgestorven is. Die werd bepaald door
al onze vroegere ervaringen, neigingen, gevoelens en ambities. Pas in de hemel zal
onbevlekt aan het licht komen, wie we `werkelijk zijn'.
Hoe kunnen gelovigen nu dus op hetzelfde moment heilig en zondig zijn? Vanuit
het oogpunt van hun herschapen essentie zijn ze heilig, maar bezien vanuit de vraag
hoe deze essentie zich manifesteert in hun gedachten, gevoelens en daden, zijn ze
toch zondig. Vanuit Gods perspectief op hoe zij zullen worden, zijn de gelovigen
heilig, maar vanuit hun eigen perspectief op wat zij nu zijn, zijn ze zondaars. In
termen van de ultieme waarheid, als door God gedefinieerd, zijn ze heilig, maar in
termen van de ultieme onwaarheid, als gedefinieerd door elke andere bron dan
God, zijn ze zondaars. In termen wie zij zijn `in Christus', zijn ze volmaakt heilig,
maar in termen van hoe ze `in zichzelf zijn, los van Christus, zijn ze helemaal
zondaars. Begrijpt u wel, pa? Christenen hebben dus allemaal iets van een vlinder
in een cocon. Er zit een leven van schoonheid, van vliegen, van gratie in ze - dat is
wat zij in werkelijkheid zijn - maar dit leven zit opgesloten in iets wat intrinsiek
tegengesteld is aan schoonheid, vliegen en gratie. Ze zijn voorbestemd om te
vliegen, maar voorlopig is hun leven een leven van overgang. Het zijn vlinders die
aan het verpoppen zijn. Wat volgens mij heel belangrijk voor u is om te beseffen,
pa, is dat de manier waarop christenen geleidelijk worden bevrijd van hun `oude
zelf' er niet een is van hun eigen harde werk, maar gewoon van de Here toelaten om
de `vlinder' in hen te bouwen en sterk te maken. Het enige voedsel dat de verloste
zielen eten, is Gods liefde. Daarom is het alleen als we rusten in de liefde die God
voor ons heeft (ook al zitten we nu nog in de cocon), dat we sterker en sterker
worden en steeds meer gemotiveerd raken om uit die cocon te komen. Terwijl we
Jezus ons laten liefhebben zoals we zijn, raken we er steeds meer van overtuigd dat
we eruit kunnen breken, dat we bevrijd kunnen worden, dat we kunnen vliegen - en
wat meer is, dat we dat ook willen. Dus, pa, denk nu geen moment dat u zichzelf
wel kunt bevrijden uit die cocon, of dat u op eigen kracht het zelfs maar heel erg
kunt willen om bevrijd te worden. De motivatie en de kracht om een leven te leiden
zoals God dat wil, komen pas als Gods leven al in u woont. Verandering is het
gevolg, niet de oorzaak van uw verlossing. Het enige wat u daarom wel moet doen,
pa, is Gods leven in u laten wonen. Dat doet u door te belijden dat u een zondaar
bent die geen enkele hoop in zichzelf heeft en door Jezus Christus te aanvaarden als
uw Verlosser. Laat God u liefhebben en aanvaarden zoals u bent. Dan zult u
langzaamaan een innerlijk verlangen en een innerlijke kracht gaan voelen om iets
anders te worden dan u bent. Laat Hem u redden - dat is het enige waar u zich druk
om moet maken. Waarom zou u dat nog langer tegenhouden, pa?
Ik hoop dat dit verhaal het allemaal een beetje duidelijker maakt. In liefde, hoop en
afwachting,
Greg
Negenentwintigste briefwisseling
Hoe kan ik er nu zeker van zijn
dat het allemaal waar is?
11 november 1991
Beste Greg,
Ik hoop dat het op het ogenblik goed gaat met jou en je gezin. Ik zag dat jullie
helemaal ondergesneeuwd waren de afgelopen paar weken. Was me dat een storm
bij jullie met Halloween! Dat brengt een paar heel onplezierige herinneringen bij
me naar boven. De hitte van de zomer mag dan erg zijn hier in het zuiden, maar ik
hoef in ieder geval mijn rug niet te breken in een poging om me een weg te graven
naar het einde van de oprit! Hoe dan ook, je weet niet half hoezeer Jeanne en ik
ernaar uitkijken om jullie allemaal hier te hebben volgende maand tijdens jullie
`moeder van alle vakanties': Disney World. Goed, terug naar ons `debat' (als je dat
tenminste nog zo kunt noemen). In je vorige brief zat nogal wat zware theologie en
ik ben er niet zeker van dat ik alles gesnapt heb. Het onderscheid datje maakt
tussen onze `essentie' en hoe die `zich manifesteert' is nogal moeilijk te begrijpen.
Maar misschien is het probleem ook wel dat het te mooi klinkt om waar te zijn. Ik
weet het niet. In ieder geval ben ik geneigd het te geloven. Want als het
onderscheid dat jij maakt (of iets wat erop lijkt) niet waar is, heeft niemand ook
maar de geringste kans in de hemel te komen. Dit is het punt waar ik aangeland
ben, Greg. Ik wil graag geloven, maar ik vind het moeilijk om dat oprecht te doen.
Ik bedoel, je hebt je geloof heel sterk verdedigd en je hebt antwoord gegeven op al
mijn tegenwerpingen en vragen. Maar toch heb ik nog steeds het gevoel dat ik met
de hele handel nog een beetje in de lucht hang. En ik zou niet weten waarom. Hoe
kun je er nu echt zeker van zijn dat het allemaal waar is?
Ik blijf maar zitten met de gedachte dat er misschien iets is wat wij gemist hebben.
Misschien zit er ergens in jouw argumentatie een denkfout die ik over het hoofd
gezien heb. Misschien zijn er een paar belangrijke feiten over Christus in jouw
historische schets van Hem overgeslagen. Of misschien zijn ze nog niet ontdekt,
maar zullen ze wel jouw hele argumentatie op zijn kop zetten zodra ze ontdekt zijn.
Waarom verwerpen andere, zeer intelligente mensen, waaronder veel geleerden,
jouw argumenten en daarmee het christelijk geloof? Voor mijn gevoel sta ik voor
de kloof die mij scheidt van het geloof, maar ik heb het vertrouwen nog niet om de
sprong te wagen. Ik twijfel nog, maar ik heb geen idee wat je verder nog tegen me
zou kunnen zeggen om die twijfels te verzachten. Misschien heb ik gewoon meer
tijd nodig.
Geef me eens een goede raad.
Liefs,
Vader
22 november 1991
Beste vader,
Ik stel uw eerlijkheid op prijs, pa - dat heb ik trouwens de hele tijd gedaan. Ik heb
ook grote bewondering voor uw integriteit. Ik wou dat ik iets meer had van dat
karakter dat absoluut weigert onoprecht te handelen.
Om heel eerlijk te zijn, eigenlijk weet ik niet hoe we nu verder moeten met onze
discussie. Mijn rol als `apologeet' lijkt zo ongeveer ten einde, maar misschien is
wat pastoraal advies hier wel op zijn plaats - als u het tenminste niet erg vindt om
dat van uw zoon te krijgen. Laat me een paar suggesties doen.
Eerst over die intellectuele twijfel die maar op de achtergrond blijft hangen. Ik raad
u aan om van tijd tot tijd onze briefwisseling nog eens goed door te lezen. Soms
gaat de kracht van een argument in de loop van de tijd wat achteruit. Je kan
vergeten waarom je een bepaald argument overtuigend vond en dan kan je er weer
aan gaan twijfelen. Dat gebeurt mij steeds bij een heleboel verschillende
onderwerpen. Als dat gebeurt, dan ga ik naar zo'n onderwerp terug en kijk ik het
nog eens over. Soms merk ik dat ik inderdaad iets over het hoofd heb gezien en dan
is daarmee de zaak heropend. Maar andere keren kom ik gewoon opnieuw tot een
bevestiging van de geldigheid van een kwestie die ik oorspronkelijk al als juist had
aanvaard. In beide gevallen helpt het om terug te gaan. Als u vindt dat we iets over
het hoofd gezien hebben, laten we dan toch vooral de discussie daarover
heropenen. In de tweede plaats, pa, vraag ik me af of u geen verkeerd idee hebt van
het soort zekerheid waar het in geloof om draait. Wat de mensen ook geloven, pa,
hun geloof zal altijd verder gaan dan wat het bestaande bewijs van hen verlangt te
geloven. Daarom is het juist een geloof en geen zekerheid. Dat gaat altijd op, of
iemand nu gelooft dat het christelijk geloof waar is, of dat hij dat niet gelooft. Op
intellectueel niveau brengen beide standpunten een zeker risico met zich mee. Je
kunt domweg over geen van beide standpunten het soort zekerheid hebben dat je in
de wiskunde hebt. De vraag is niet welk geloof in strikte zin door het bewijs vereist
wordt, maar welk geloof ondersteund wordt door het beste bewijs. Ik geloof, en ik
denk dat u dat ook gelooft, dat het christelijk geloof veel meer te bieden heeft als
wereldbeschouwing dan welk alternatief ook maar. Maar wij komen geen van
beiden in strijd met de logica als we dat ontkennen.
Er is dus altijd sprake van een `sprong' als je ergens in gaat geloven. Maar wat ik
zou willen, pa, is dat u zou inzien dat u die `sprong' al aan het maken bent. Iemand
die ervoor kiest om niet te geloven, of zelfs maar zijn oordeel op te schorten, neemt
in feite een heel groot risico, een enorme `geloofssprong', omdat hij het bij het
verkeerde eind kan hebben, en dat kan ernstige consequenties voor hem hebben.
Dat is zoiets als wanneer je in huis bent en buiten schreeuwt er iemand: `Brand!' Je
kunt kiezen of je dat gelooft of niet - en je taxeert het bewijs zorgvuldig (ruik je
rook? zie je ergens vlammen? enz.). Je kunt ervoor kiezen het te geloven en het
risico te lopen voor gek te staan als je je huis uit komt rennen en het een grap blijkt
te zijn. Maar je kunt ook kiezen het niet te geloven en het risico lopen dat alles
verbrandt. Als je ervoor kiest om je oordeel op te schorten, dan loop je precies
hetzelfde risico. Er is dus domweg geen `risicovrij' standpunt, ook niet het
standpunt van geen standpunt in te nemen. Om even van beeld te wisselen: ik denk
dat het leven veel weg heeft van een rijdende trein. We zitten allemaal in een trein
die met een steeds toenemende snelheid op een ravijn af dendert. We weten niet
wanneer we zullen ontsporen, maar we weten zeker dat dat ergens gaat gebeuren.
Sommige passagiers zeggen datje geloof je deze ontsporing zal laten overleven,
anderen zeggen van niet: we zullen allemaal gewoon sterven. Je hebt maar een heel
klein beetje tijd om te beslissen. De beslissing om geen beslissing te nemen is ook
een beslissing, want de vraag of je het zult overleven hangt af van wat je gelooft als de mensen die dit beweren het tenminste bij het rechte eind hebben. Dus je
weegt alle beschikbare bewijzen voor elke bewering tegen elkaar af, je overweegt
de mogelijkheden, alle risico's - en de trein gaat steeds harder. Het ravijn komt
steeds dichterbij. Wat gaat u beslissen? Het verstandigste wat u kunt doen, pa, is
geloven! Het bewijs is sterk. De alternatieven zijn naar verhouding zwak. En het
risico van niet geloven is veel groter dan van wel geloven. Zoals Blaise Pascal zei
(in zijn beroemde `Weddenschap van Pascal'): Als het christelijk geloof niet waar
is, heb je niets verloren. Als het wel waar is, heb je de eeuwigheid verloren. Het is
dus duidelijk dat je maar het beste op het christendom kunt wedden.
Laat me daar nog één ding aan toevoegen. Het geloof is voor iemand die in uw
schoenen staat veel onzekerder dan voor iemand in mijn positie. Want als je
eenmaal christen bent, als je eenmaal Christus als je Verlosser aanvaardt en de
relatie met Hem verder begint uit te bouwen, gaat de zekerheid van je geloof
groeien. Christus wordt een levende realiteit. Dan ken je Hem niet meer alleen (en
zelfs voornamelijk) op grond van het bewijs, maar op basis van een ervaren relatie.
Daarom smeek ik u, pa, zet uw leven op Christus. Al lijkt dat nu 'riskant', in de loop
van de tijd wordt dat vanzelf veel minder. Er is tenslotte niets te verliezen, maar
wel alles te winnen. ik heb nog één laatste stukje `pastoraal' advies voor u. Ik weet
zeker dat veel van uw reserve ten aanzien van het christelijk geloof niets te maken
heeft met bewijs, maar dat het gewoon voortkomt uit het feit dat het allemaal erg
nieuw voor u is. Het lijkt `onwerkelijk' omdat u nooit eerder zo gedacht hebt. Het is
een compleet nieuwe manier van naar uzelf en naar de wereld kijken. Het is een
nieuwe manier van leven. Het is dus niet verbazingwekkend dat u daar wat
gereserveerd tegenover staat.
Wat u zal helpen, pa, is als u langzaamaan gewoon eens probeert er een beetje `in
te komen', in de christelijke manier van denken en leven. Dat is ook een deel van de
`weddenschap'. U begint gewoon met al uw kaarten open te leggen, want dat is de
beste weddenschap, maar geleidelijk wordt het dan voor u ook de werkelijkheid. U
groeit er als het ware in.
Daarom stuur ik u een paar bandjes met christelijke muziek waarvan ik denk dat u
die wel mooi zult vinden. Ik raad u aan daar eens naar te luisteren als u tijd heeft. Ik
denk dat dat u zal helpen om in het christelijke leven `groeien'. Als u er naar
luistert, denk dan eens na over de teksten. Probeer u de boodschap waarover
gezongen wordt voor te stellen. Laat de schoonheid van Christus tot u komen via de
muziek; dan zult u merken dat u geleidelijk meer van Christus gaat houden.
Ik stuur u ook een Bijbel en wat geestelijke lectuur. Ook dat zal u helpen om te
`groeien' in het geloof. Ik raad u aan om te beginnen bij het evangelie van
Johannes. Lees dat eens heel langzaam door, denk er rustig over na en zit er niet
over in als u een heleboel onbegrijpelijk vindt. Zie maar wat u eruit haalt. Doe
hetzelfde met de geestelijke lectuur die ik u ook gestuurd heb en laat het allemaal
maar zoveel mogelijk bezinken.
Ik raad u ook aan om een bijbelgetrouwe kerk in de omgeving te gaan bezoeken. Ik
weet hoe u over kerken denkt, dus misschien moet dit idee voorlopig op een laag
pitje gezet worden. Maar toch kan het echt helpen om samen met medegelovigen te
bidden.
Ten slotte, pa, raad ik u aan om te proberen af en toe gewoon met God te praten.
Dat hoeft niet iets formeels zijn - ik weet dat u daar iets tegen heeft sinds uw
rooms-katholieke tijd. Maar praat gewoon tegen Jezus zoals u tegen mij praat. Voor
zover u dat kunt (maar maakt u zich daar geen zorgen over), moet u proberen zich
met uw ogen dicht Jezus voor te stellen en op een heel gewone manier met Hem te
praten. Bij mij werkt het heel goed als ik dat doe met zachte christelijke muziek op
de achtergrond. Ongetwijfeld zal dat in het begin vreemd lijken en zult u zich een
beetje opgelaten voelen, maar daar went u in de loop van de tijd wel aan.
Het eenvoudige gebed is het waar alles mee begint, pa, het gebed waarvan de
Bijbel zegt dat het de verlossing zelf is. Dat zou bijvoorbeeld ongeveer zo kunnen
luiden:
Here, ik weet dat ik een zondaar ben en daar heb ik berouw over
Ik geloof dat U voor mijn zonden gestorven bent, zodat ik voor eeuwig met U in de
hemel mag leven.
Daarom wil ik U nu aannemen als mijn Here en mijn Verlosser.
Kom mijn leven binnen, Here Jezus, en maak me zoals U mij hebben wilt.
Dit is het soort gebed dat elke christen bidt als hij christen wordt. Door zo'n
eenvoudig gebed wordt een mens onmiddellijk smetteloos voor God de Vader.
Niets van wat u ooit nog zult doen in uw leven maakt u volmaakter voor God dan u
al bent op het ogenblik dat u dit gebed uitspreekt. En als u dat doet, pa, dan kan het
zijn dat het voor uw gevoel geen verschil maakt, maar de Bijbel zegt dat alle
engelen in de hemel en de Here God zelf in gejuich zullen uitbarsten en zullen
feestvieren. En u kunt erop rekenen dat ik meedoe! Dus, pa, de vraag is helemaal
niet welk risico je loopt als je in Christus gelooft. De vraag is wat je riskeert als je
dat niet doet. Waag die sprong, pa. Daar zult u nooit spijt van krijgen. Ik beloof dat
ik contact zal houden. Ik hoop dat ik de volgende keer dat
ik u schrijf, de brief niet hoef te besluiten met `in hoop', maar in plaats daarvan
`met vreugde'.
U weet hoeveel ik van u houd.
In oprechte hoop,
Greg
Epiloog
Ik geloof
Een bericht van Greg Boyd
Na mijn schriftelijke antwoord van 22 november werd de correspondentie tussen
mijn vader en mij alleen nog maar telefonisch gevoerd. We belden elkaar een
aantal keren en ik ben in de twee maanden die volgden op onze laatste brief
uitgebreid bij hem op bezoek geweest. Het christelijk geloof was steeds het
voornaamste (en vaak ook het enige) onderwerp van gesprek. En na elk gesprek
verminderde mijn vaders aarzeling om zijn leven aan Jezus te verbinden. Eindelijk,
op 15 januari 1992 gebeurde het dat Edward K. Boyd `toegaf' en Jezus Christus als
zijn persoonlijke Here en Verlosser aanvaardde. Hieronder volgt een deel van de
brief die hij me gestuurd heeft als vervolg op de belevenis van zijn bekering.
21 januari 1992
Beste Greg,
Nou, zoals ik je over de telefoon al vertelde, heb ik eindelijk `de sprong gewaagd'.
Halleluja! Terwijl ik hier zit en al onze correspondentie nog eens overlees, kan ik
haast niet geloven hoe veranderd ik ben; van een betweterige wijsneus in een echte
gelovige! Jeanne kan het ook haast niet geloven! De engelen van wie je gezegd
hebt ze dat ze blij zijn met dit soort dingen, staan waarschijnlijk `yes!' te roepen en
op elkaars handen te slaan! Heb je het Anita al verteld? Ik wed dat die steil achterover slaat!
Als ik erop terugkijk geloof ik dat het voor mij allemaal echt begon te veranderen
toen je mij wist te overtuigen van de inspiratie van de Bijbel en me hielp iets van de
hel te begrijpen. Ik weet niet precies waarom, maar ik denk dat het toen was dat ik
echt begon `het licht te zien'. Rond die tijd begon ik sterk de indruk te krijgen dat
mijn verdediging van het scepticisme ten diepste een verloren zaak was. Ik herinner
me dat ik tegelijk verward was, een beetje bang, maar ook opgewonden toen ik tot
dat besef kwam. Nu ben ik gewoon alleen maar verschrikkelijk blij. Als jij niet had
volgehouden, zou het nooit gebeurd zijn, zoon. Ik wil graag datje weet dat ik van je
houd en je hier heel erg om waardeer.
Zoals je weet heb ik nog steeds een aantal vragen en ik weet dat we door zullen
gaan tot we ook die klein hebben gekregen. Maar mijn houding is wel compleet
veranderd. Ik stel mijn vragen niet langer als een scepticus, maar als een gelovige.
Je hoeft je brieven niet langer te beëindigen met `in hoop'.
Hou contact en bid voor me. Ik lees de laatste tijd veel in de Bijbel en ik begin er
langzaamaan wat van te snappen. Maar alle materiaal dat me er een beetje bij kan
helpen en dat je mij toe kunt sturen wordt op prijs gesteld. Bidden blijf ik moeilijk
vinden, maar ik heb het idee dat ik dat waarschijnlijk in de loop van de tijd wel
leer. Ik word er niet zenuwachtig van. Ik heb vergeving gekregen.
Veel liefs, in geloof (!)
Vader
Download