MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING EXAMENBUREAU UNIFORM HEREXAMEN MULO 2012 VAK : NEDERLANDS-TEKSTBEGRIP DATUM: DONDERDAG 30 AUGUSTUS 2012 TIJD : 07.30 – 09.00 UUR DEZE TAAK BESTAAT UIT 1 TEKST EN 40 VRAGEN. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Minikillers I II III IV 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 28 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 Het formaat doet er niet toe. Bij virussen, tenminste. Ze zijn extreem klein, maar oersterk. Hun motto luidt: overleven. En het is dat wij daarbij voorlopig onmisbaar zijn, anders hadden ze de mens allang van de planeet geveegd. Spitsbergen, september 1998. De Canadese onderzoekers zijn bloednerveus. Ze hebben de opdracht om op het kerkhof van Longyearbyen de stoffelijke resten van zeven mijnwerkers op te graven. Mijnwerkers die in 1918 aan de Spaanse griep overleden zijn. Alleen luchtdichte pakken, zoals je die misschien kent uit science fiction-films, beschermen de onderzoekers tegen de levensgevaarlijke virussen. Eén scheurtje in zo’n outfit en de kans is groot dat de pechvogel in kwestie de missie met zijn leven moet bekopen. Duidelijk geen geschikte plek dus voor een nieuwsgierig publiek. Maar ja, als er mannen in rare kleding in graven spitten, kun je wel op wat aandacht rekenen. Daarom houden metershoge hekken en een gespannen politiekorps de bevolking op veilige afstand.Voor hun eigen bestwil welteverstaan, want het Spaanse-griep-virus is dodelijk. Zeer dodelijk. In 1918 zorgde het voor de meest catastrofale epidemie uit de geschiedenis. Ongeveer een miljard mensen werden ziek; dat was destijds de helft van de wereldbevolking. Erger nog, tussen de twintig en veertig miljoen mensen stierven, wat zeker het dubbele aantal slachtoffers is dat de hele Eerste Wereldoorlog kostte. En al stierven aan het begin van de vorige eeuw de met Spaanse griep besmette personen meestal snel, hun dood was pijnlijk en uitermate smerig. De ziekte staat bekend om het verwoestende effect op de longen. Het ademhalingsstelsel van de slachtoffers vult zich in korte tijd met bloed en andere lichaamsvloeistoffen. Veel mensen sterven daardoor aan zuurstoftekort. Of beter gezegd: ze verdrinken al gorgelend in hun eigen slijm. Om dergelijke angstaanjagende taferelen in het vervolg te voorkomen, willen wetenschappers een poging doen de DNA-code van het griepvirus te ontrafelen. Maar daarvoor moet je het virus natuurlijk eerst in handen krijgen. En dat is helemaal niet makkelijk. Want hoe vind je een intact virusdeeltje dat al bijna een eeuw niet meer actief is? En de meeste mensen die aan deze ziekte stierven, zijn al lang en breed weggerot. Alle hoop is dus gevestigd op die paar slachtoffers die begraven zijn op het Noorse eiland Spitsbergen, want daar is het koud. En op zo’n 1,6 meter diepte is de bodem altijd bevroren. Het is goed mogelijk dat de lijken nog in dezelfde staat zijn als waarin ze ruim tachtig jaar geleden de grond in gingen. Maar helaas, het zit de onderzoekers niet mee. Ze komen tijdens hun graafwerkzaamheden al snel tot de ontdekking dat de doodkisten slechts enkele centimeters onder het oppervlak liggen. Dat betekent dat de stoffelijke resten van de mijnwerkers zeker tachtig zomers ontdooid 37 38 39 40 41 42 43 V 44 45 46 47 48 49 VI 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 VII 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 VIII 75 76 77 78 79 80 81 IX 82 83 84 85 86 87 zijn geweest. En dat de lijken waarschijnlijk in weerzinwekkende toestand aangetroffen zullen worden. Gelukkig is er nog genoeg materiaal in de kisten aanwezig om toch wat proefmonsters te nemen. Schilfertjes bot, stukjes tand en minuscule deeltjes spierweefsel die nog aan de skeletten kleven, worden vakkundig bij elkaar geschraapt. Bovendien weten de onderzoekers stukjes longweefsel te bemachtigen, en de kans is groot dat daarin genoeg virusdeeltjes aanwezig zijn om de DNA-puzzel op te lossen. Dat betekent in ieder geval dat de missie niet voor niets is geweest. Je kunt het je haast niet voorstellen dat een minuscule microbe zo’n vernietigende ziekte veroorzaakt, want virussen zien er nou niet bepaald hoogontwikkeld uit. Veel van hen zijn zo klein dat je ze alleen onder een elektronenmicroscoop kunt bekijken. Virussen hebben geen eigen stofwisseling en kunnen zich niet zelfstandig voortplanten. Eigenlijk zijn ze niet veel meer dan een DNA-molecuul in een eiwitomhulsel. Om zich te vermenigvuldigen moet een virus in een cel van een ander organisme binnendringen en het complexe immuunsysteem uitschakelen. Dat zoiets enorm veel schade aan kan richten blijkt uit het feit dat het human immunodeficiency virus (hivvirus), de veroorzaker van aids, in 2001 aan zeker drie miljoen mensen het leven heeft gekost. En op dit moment zijn er veertig miljoen personen besmet, terwijl het hiv-virus zich qua grootte tot de mens verhoudt als de mens tot de hele aardbol. Virussen verslaan het organisme dat ze aanvallen met zijn eigen wapens. Dat wordt al duidelijk bij de manier waarop het virus de cel binnendringt. Als een virus bijvoorbeeld door het drinken van besmet water in de darmen terechtkomt, bindt het zich aan eiwitten die op elke darmcel aanwezig zijn, als een schip dat aanlegt aan een steiger. Dat wordt de darmcel fataal, want de eiwitten, die normaal gesproken bijvoorbeeld voedingsstoffen de cel in loodsen, worden af en toe naar binnen getrokken. En met die eiwitten de virusdeeltjes. ,,Hier zien we duidelijk,” verklaart viroloog Ernst-Ludwig Winnacker, ,,dat virussen de eigenschappen van een gastheercel voor hun eigen doeleinden misbruiken.” Eenmaal in de cel opgenomen voert het virus een ware dodelijke striptease uit: het trekt zijn eiwit-omhulsel uit, zodat zijn DNA open en bloot in de cel van de gastheer rondzwemt. De cel herkent het virus’ DNA niet als vijandelijk. Hij kopieert dus naast zijn eigen erfelijk materiaal ook dat van het virus. Het gevolg: er worden steeds nieuwe virussen geproduceerd. Op een gegeven moment zijn er zoveel deeltjes in de darmcel aanwezig dat de cel openbarst en de ziekteverwekkers losgelaten worden. Klaar voor de volgende aanval: search and destroy. Maar bij de vermenigvuldiging van de virussen worden talloze kopieerfouten gemaakt. En hoe vaker deze mutaties plaatsvinden, des te erger komt ons immuunsysteem in gevaar. De nieuwe virusvarianten worden namelijk niet herkend door onze afweercellen en dus ook niet gedood. Deze nog niet bekende, nieuwe killer-microben kunnen ons misschien ooit van de planeet vegen. Dat dit tot nu toe nog niet gebeurd is, hebben we te danken aan het feit dat virussen mensen nodig hebben voor hun voortplanting. Daarom kunnen ze niet iedereen in koelen bloede afslachten. Nog niet. ,,Maar het voortbestaan van de menselijke soort is in het evolutieprogramma niet gegarandeerd,” waarschuwt Joshua Lederberg, eens winnaar van de Nobelprijs voor geneeskunde. ,,De virussen beschikken namelijk over de meest geraffineerde middelen om ons compleet te vernietigen.” Hoe en wanneer virussen toeslaan is onvoorspelbaar. Soms zaaien ze dood en verderf, soms laten ze ons met de schrik vrijkomen. Grillen van de natuur? Integendeel. Toeval speelt geen enkele rol, want of virussen ons afmaken of nog een tijdje laten rondlopen, is slechts afhankelijk van één factor: hun eigen overlevingskansen. Een virus dat buiten het menselijk lichaam niet kan overleven zal bij de besmette personen niet zoveel schade aanrichten. Een rhinovirus bijvoorbeeld. Dit virus, dat bij mensen X XI XII 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 verkoudheid veroorzaakt, kan zijn slachtoffer niet meedogenloos vermoorden, want sterft de gastheer, dan is het met het virus ook afgelopen. Daarom word je van het verkoudheidsvirus maar een klein beetje ziek. En kun je dus doorgaan met je dagelijkse bezigheden, zodat je met rondvliegende speekselspetters je medemens aansteekt. Het virus is daarmee verzekerd van een optimale verspreiding. Virussen die wel een tijdje in vrijheid kunnen overleven, zetten over het algemeen een veel zwaarder wapenarsenaal in. Zoals het pokkenvirus, een microorganisme dat grote verwoestingen zou kunnen aanrichten als middel in een biologische oorlogvoering. Pokkenvirussen kleven vaak maandenlang aan elk willekeurig voorwerp voordat ze het volgende slachtoffer infecteren. Ze hoeven hun doelwit dus niet te sparen, want ze overleven ook een periode zonder hem. Daarom is pokken zo’n dodelijke ziekte geweest. Het virus heeft de patiënt bovendien volledig in zijn ban. Het veroorzaakt een afgrijselijke jeuk, zodat de geïnfecteerde zich voortdurend krabt. Tot bloedens toe. En dat komt het virus, dat zich in het bloed bevindt, goed uit. Op die manier besmet de patiënt zichzelf keer op keer en alle mensen in zijn nabijheid. Er blijven ziektekiemen onder de nagels plakken, die vervolgens in de omgeving terechtkomen. Vergeleken met nu waren de medische voorzieningen in 1918 natuurlijk vrij primitief. Je zou verwachten dat we zo’n Spaans griepje tegenwoordig wel aankunnen. Niets is minder waar. Weliswaar zorgen preventieve inentingen ervoor dat ons immuunsysteem bepaalde indringers herkent en verslaat, maar als je eenmaal geïnfecteerd bent, laat het virus zich met geen pil of poeder uit je lijf jagen. Elke poging om de ziekteverwekker te verslaan is zelfs gevaarlijk, want het virus verbindt zich zo nauw met zijn gastheercel dat medicijnen in principe beide treffen: virus en patiënt. Maar we hebben toch antibiotica? Ja, en daarmee zijn inderdaad veel kwalen te genezen. Alleen niet de ziektes die door virussen veroorzaakt worden, want een antibioticum vernietigt alleen bacteriën. Af en toe krijgen patiënten met een virusinfectie wel antibiotica toegediend omdat het virus een grote aanslag op hun afweersysteem pleegt. Deze mensen zijn vatbaarder voor bacteriële infecties, en dan komen antibiotica goed van pas. 1 2 De Canadese onderzoekers zijn bloednerveus, omdat ... Zie regel 2 – 3 : “En ... dat wij daar voorlopig onmisbaar bij zijn, … geveegd.” A ze bang zijn voor de verstikkingsdood in de luchtledige pakken. B ze de lijken op het kerkhof moeten opgraven. C het virus van de Spaanse griep besmettelijk en dodelijk is. D er zoveel mensen om hen heen staan. In welke zin wordt dit gegeven herhaald? A B C D regel 47 regel 76 regel 85 regel 107 – 48: “Virussen … voortplanten.” – 77: “Dat … voortplanting.” – 87: “Een virus … aanrichten.” – 109: “Weliswaar … jagen.” 3 7 Herlees regel 4 – 6. “Ze ... op te graven.” Beoordeel de volgende beweringen. In welke alinea lees je wat het doel was van deze opdracht? I A B C D alinea I alinea II alinea III alinea IV Reeds eeuwen zijn wetenschappers bezig om de DNA-code van het Spaanse-griepvirus te ontleden. II Het Spaanse-griep-virus heeft ongeveer een miljard mensen gedood. 4 Zie regel 9: “… de pechvogel in kwestie…” A B C D I is juist. II is juist. I en II zijn juist. I en II zijn onjuist. Waarom zou hij een pechvogel zijn? 8 A Hij droeg een luchtdicht pak dat kon scheuren. B Hij moest oude lijken opgraven. C Hij was een mijnwerker. D Hij werd bekeken door nieuwsgierig publiek. 5 Zie regel 33 – 34: “Maar ... niet mee.” Wat zit de onderzoekers niet mee? A B C D Er is niet genoeg DNA-materiaal. De lichamen zijn niet diep genoeg begraven. De lichamen zijn reeds 80 jaar bevroren. De lijken bieden geen prettige aanblik. Zie regel 13: “Voor hun eigen bestwil, welteverstaan, …” Hun verwijst naar … A B C D 9 Zie regel 35: “ … slechts …liggen.” het alerte politiekorps. de dode mijnwerkers. de nieuwsgierige toeschouwers. de zenuwachtige onderzoekers. 6 Zie alinea II. Waarom vonden de opgravingen plaats in Spitsbergen? A Daar woonden vroeger de meeste slachtoffers van het Spaanse-griep-virus. B De slachtoffers waren daar niet te diep begraven. C Het is daar koud en de lichamen bleven daar goed bewaard. D Het is een afgelegen plek en er zijn weinig pottenkijkers. Wat is de consequentie hiervan? A De lijken waren niet in goede staat. B De lijken waren wel in goede staat. C De onderzoekers verwachtten niet alle lijken te vinden. D De onderzoekers waren opgelucht dat het zomer was. 10 Regel 38 – 39: “Gelukkig … nemen.” Regel 39 – 40: “Schilfertjes … geschraapt.” Welk verband bestaat er tussen deze zinnen? A B C D Opsomming Reden/ verklaring Tegenstelling Voorbeeld/ bewijs 11 Zie regel 43: “ … de missie …” Om welke missie gaat het? A B C D De missie DNA-puzzel oplossen De missie lijken ontdooien De missie mijnwerkers zoeken De missie nieuwsgierige mensen weren 15 Zie regel 59 – 60: “Dat … fataal.” Wat wordt de darmcel fataal? Dat het virus … A besmet bloed drinkt. B door middel van besmet water in de darmen terecht komt. C in de darmen zit. D zich bindt aan de eiwitten. 12 16 Wat is geen kenmerk van een virus? Zie regel 54: “ … dit moment …” Een virus ... A B C D kan in elke lichaamscel overleven. kan zich zelfstandig voortplanten. is minuscuul klein. schakelt het DNA van de gastheer uit. Dit moment is: A B C D 1918 1998 2001 Wordt niet in de tekst aangegeven. 13 Zie regel 47 – 51: “ Virussen hebben … uitschakelen.” Welke zin verder in de tekst geeft meer informatie hierover? A Regel 55 – 56: “Virussen verslaan … eigen wapens.” B Regel 57 – 59: “Als … aanwezig zijn …” C Regel 62 – 64: “Hier zien … doeleinden misbruiken.” D Regel 65 – 67: “Eenmaal … rondzwemt.” 14 Lees de zin in regel 59: “…als een schip dat aanlegt aan een steiger.” Wat is juist? A B C D schip darmcel eiwitten virus virus steiger virus virus darmcel eiwitten 17 Wat is de hoofdgedachte van alinea VI? A Een virus bestrijdt het immuunsysteem. B Een virus kan zich gemakkelijk voortplanten. C Een virus misbruikt de gastvrijheid van een ander organisme. D Een virus zit in besmet water. 18 Zie regel 65: “ … dodelijke striptease …” Waarom is de striptease dodelijk? A De cel kopieert het erfelijk materiaal van zichzelf en van het virus. B De cel ziet dat het virus een vijand is. C Het virus trekt zijn omhulsel uit. D Het virus zwemt rond in de cel van zijn gastheer. 19 Lees regel 67: “ … het virus’ DNA …” Wat wordt hiermee bedoeld? A B C D Het DNA heeft een virus. Het DNA is een virus. Het virus heeft een DNA. Het virus heet DNA. 20 Zie alinea VI en VIII. Beoordeel onderstaande beweringen. 23 Lees alinea IX. Beoordeel de volgende beweringen. I Als een virus zich niet kan innestelen gaat het dood. II Een rhino-virus kan alleen bestreden worden als de gastheer sterft. A B C D I is juist. I en II zijn juist. II is onjuist. I en II zijn onjuist. I Winnacker beweert dat virussen misbruik maken van hun gastheer. 24 Welk tussenkopje past boven alinea IX en X? II Lederberg zegt dat virussen kunnen zorgen voor de totale vernietiging van de mens. A B C D I is juist. II is juist. I en II zijn juist. I en II zijn onjuist. 21 Welke alinea’s bespreken de tactiek van een virus? A B C D alinea IV en V alinea V en VI alinea VI en VII alinea VII en VIII A B C D De optimale verspreiding van de virussen De overlevingskansen van een virus Het dodelijk effect van virussen Het pokkenvirus 25 Zie alinea IX en X. In welk opzicht verschilt het verkoudheidsvirus van het pokkenvirus? A B C D 22 Het dodelijk effect op de mens De mate van verspreiding De overlevingskansen van het virus De wijze van besmetten 26 Zie alinea IX. Regel 93 – 94: “Virussen … in.” Regel 94 – 96: “Zoals … oorlogvoering.” Welke eigenschap geldt alleen voor het rhinovirus? Bij deze twee zinnen gaat het om … A Het brengt ons immuunsysteem in gevaar. B Het geeft een afgrijselijke jeuk. C Het kan zich gemakkelijk verspreiden door middel van speeksel. D Het verspreidt zich door besmet bloed. A B C D bewering + bewering bewering + voorbeeld voorbeeld + bewering voorbeeld + voorbeeld 27 Zie regel 101 – 102: “ … op die manier …” Op welke manier? de patiënt zichzelf besmet. de patiënt zich voortdurend krabt. het virus erg jeukt. het virus de patiënt overvalt. 28 Het thema van alinea X is : A biologische oorlogvoering door middel van het pokkenvirus. B het dodelijk arsenaal van het pokkenvirus. C pokken, een dodelijke ziekte. D de symptomen van pokken. 29 Lees de zinnen in alinea XI. “ Vergeleken … primitief” en “Je zou … aankunnen.” (r. 105 – 106). Welk verbindingswoord past tussen deze twee zinnen? A B C D Zie alinea XI, regel 107 – 111: “Weliswaar zorgen … patiënt.” Hieruit concludeer je dat ... Doordat … A B C D 31 bovendien dus maar want A B C D medicijnen innemen tegen griep nutteloos is. de patiënt binnen korte tijd geneest. het virus immuun wordt voor de medicijnen. het virus verslagen is. 32 Zie alinea XII. Beoordeel de volgende beweringen. I Met antibiotica kun je alle ziekten genezen. II Er is geen groot verschil tussen een virusinfectie en een bacteriële infectie. A B C D I is juist. I en II zijn juist. II is juist. I en II zijn onjuist. 33 Wat is de hoofdgedachte van alinea XII? A Afgerichte virussen kun je met antibiotica genezen. B Antibiotica genezen patiënten met een virusinfectie niet. C Een virusinfectie is niet gemakkelijk te genezen. D Russische microbiologen gebruikten bacteriën om mensen te doden. 30 34 Zie regel 106 – 107: “Je zou … waar.” Welk signaalwoord past tussen deze twee zinnen? A B C D dus en maar want Welke alinea heeft als thema: “ een gruwelijke afloop”? A B C D alinea II alinea III alinea VII alinea VIII 35 Welke ondertitel zou passen bij de titel van deze tekst? A B C D De angstaanjagende taferelen van virussen De bestrijding van een virus De overlevingskansen van een virus Het vernietigende effect van virussen 36 Virussen worden minikillers genoemd omdat ze ... 39 Alinea VI, regel 61 – 62. Welke toepasselijke woordgroep zou in de volgende zin bijgevoegd kunnen worden op de plaats van de puntjes? “En met die eiwitten … de virusdeeltjes.” A B C D gelukkig ook helaas ook soms ook toevallig ook 40 A extreem klein zijn maar veel mensen hebben gedood. B heel erg klein zijn en goed kunnen overleven. C heel erg sterk zijn en tot in je bot kunnen doordringen. D oersterk zijn en de mens op een smerige manier kunnen doden. 37 Wat is het doel van de tekst? A Informeren over de dodelijke werking van virussen. B Instrueren hoe met virussen om te gaan. C Overhalen om voorzichtig te zijn met virussen. D Overtuigen dat je geen besmet water moet drinken. 38 Op welke voorafgaande alinea sluit alinea V het best aan als je let op het thema? A B C D alinea I alinea II alinea III alinea IV Zie regel 78 – 79. “… Maar … gegarandeerd, …” Welk spreekwoord of welke uitdrukking is gepast? A B C D Er is een tijd van komen en van gaan. De tijd heelt alle wonden. De tijd zal het leren. Komt tijd, komt raad.