Najaar 2014 Overzicht Financiële Stabiliteit Overzicht Financiële Stabiliteit De Nederlandsche Bank Overzicht Financiële Stabiliteit Najaar 2014 1 2 © 2014 De Nederlandsche Bank nv Oplage: 750 Dit document is samengesteld op basis van data beschikbaar t/m 19 september 2014, tenzij anders vermeld. Afkortingen landen volgens ISO-norm. Iedere openbaarmaking en verveelvoudiging voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan, mits met bronvermelding. Westeinde 1, 1017 zn Amsterdam – Postbus 98, 1000 ab Amsterdam, Telefoon (020) 524 91 11 – Telefax (020) 524 25 00 Internet: www.dnb nl Overzicht Financiële Stabiliteit Inhoud Voorwoord 5 1. Overzicht Financiële Stabiliteit 6 2. Zeepbelvorming op financiële markten 15 3. Bancaire rendementen 21 4. Systeemrisico door cyberdreigingen Annex 1. Macroprudentiële indicatoren Annex 2. Afkortingen 26 30 31 3 Overzicht Financiële Stabiliteit Voorwoord DNB waakt over de financiële stabiliteit in Nederland. Nadrukkelijk let DNB op de wisselwerking tussen financiële instellingen en hun omgeving: andere instellingen, financiële markten en de financiële infrastructuur. Als onderdeel hiervan publiceert DNB elk halfjaar het Overzicht Financiële Stabiliteit (OFS). Het OFS schetst risico’s die groepen instellingen of hele sectoren raken en het Nederlandse financiële stelsel en uiteindelijk ook de economie kunnen ontwrichten. DNB schrijft het OFS om belanghebbenden — financiële instellingen, beleidsmakers en het publiek — bewust te maken van deze risico’s. Het eerste hoofdstuk geeft een samenvatting van de belangrijkste risico’s voor de Nederlandse financiële stabiliteit. De daaropvolgende drie themahoofdstukken analyseren relevante onderwerpen in meer detail. Het OFS bevat geen voorspellingen, maar analyseert scenario’s. DNB beoogt met de kennis van nu een zo goed mogelijke risicoanalyse te geven van potentiële toekomstige bedreigingen voor het financiële stelsel. Waar mogelijk doet DNB beleidsaanbevelingen die deze risico’s kunnen tegengaan. De analyses en aanbevelingen in het OFS bieden instellingen en beleidsmakers inzichten om de kans op en de gevolgen van schokken in het financiële stelsel te verkleinen. 5 1.Overzicht Financiële Stabiliteit 6 Aandachtspunten en aanbevelingen ▪Het sentiment op de financiële markten blijft overwegend positief, ondanks het fragiele economische herstel en geopolitieke spanningen. Europese banken profiteren hiervan door in aanloop naar het Europese balansonderzoek kapitaal- en schuldinstrumenten te emitteren. De Nederlandse economie trekt voorzichtig aan, waarbij ook de huizenmarkt weer groeicijfers laat zien. ▪De positieve stemming op financiële markten en de lage rente vormen voor marktpartijen een prikkel om meer risico te nemen, teneinde hun rendement op peil te houden (search for yield). Dit kan leiden tot prijsopdrijving of zelfs zeepbelvorming, met de kans op een scherpe marktcorrectie. Een omslag in het marktsentiment is een hoofdelement in de Europese bankenstresstest die momenteel wordt uitgevoerd. De uitkomst van deze stresstest kan ertoe leiden dat banken hun kapitaal moeten versterken. ▪De winstgevendheid van banken is sinds de crisis sterk afgenomen. Dit is vooral het gevolg van aangepaste bedrijfsmodellen: banken ontplooien minder risicovolle activiteiten en opereren met hogere kapitaalbuffers. Bij dit lagere risicoprofiel past een lager rendement. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat de bancaire rendementen zullen aantrekken tot de niveaus van vóór de crisis. Hoge rendementsdoelen zijn ongewenst omdat deze banken kunnen aanzetten tot het nemen van te grote risico’s. ▪Cyberdreigingen worden steeds belangrijker voor de financiële sector. Deze dreigingen vormen een systeemrisico, met name indien de dreigingen gericht zijn op het grootschalige wholesalebetalingsverkeer tussen financiële instellingen en marktinfrastructuren. Cyberaanvallen in het retail-betalingsverkeer leiden ook tot financiële schade, maar zijn vaak niet direct een risico voor de financiële stabiliteit. Overzicht Financiële Stabiliteit Figuur 1 - Risicokaart 7 Internationale financiëlestabiliteitsrisico’s Geopolitieke onrust OFS najaar ’14 Financieringsrisico banken OFS voorjaar & najaar ’13 Stabiliteitsrisico’s voor het Nederlandse Europese schuldencrisis OFS najaar ’12 & najaar ’13 Renterisico en search for yield OFS voorjaar ’13 & najaar ’14 Lage winst en onvoldoende kapitaalversterking banken OFS voorjaar ’13 & najaar’14 Structureel Lage groei OFS voorjaar ’13 financiële stelsel Cyberdreigingen OFS najaar ’13 & najaar ’14 Ongunstige vooruitzichten levensverzekeraars OFS voorjaar ’14 Verliezen op vastgoed- en bedrijfsleningen OFS najaar ’12 & voorjaar’14 Risico’s voor financiële instellingen Acuut Sluimerend De risicokaart geeft een schematisch en actueel overzicht van de belangrijkste risico’s die groepen instellingen of hele sectoren raken en het Nederlandse financiële stelsel en uiteindelijk ook de economie kunnen ontwrichten. De omvang van een cirkel geeft de omvang van het risico weer. Per risico is aangegeven in welk OFS hier aandacht aan is besteed. 8 Internationale omgeving De onrust op financiële markten is afgenomen, maar het herstel uit de crisis is fragiel. Centrale banken en overheden hebben de afgelopen jaren krachtig ingegrepen en zo tijd gekocht voor economisch herstel en hervormingen. Mede door deze maatregelen is de rust op de financiële markten teruggekeerd, vergelijkbaar met de situatie voor de crisis (grafiek 1). In Europa blijft het herstel echter fragiel en stagneert recentelijk de economische groei weer. In veel Europese landen zijn de overheidsschulden nog altijd hoog (grafiek 2). Met name in Frankrijk en Italië verlopen noodzakelijke structurele hervormingen traag. Ook leidt de moeizame balansversterking van sommige Europese banken tot druk op de kredietverlening, wat het economische herstel belemmert. Onconventionele monetaire maatregelen hebben de afgelopen jaren bijgedragen aan het economische herstel en het terugdringen van de onrust op de financiële markten. Om de economie te ondersteunen, houden centrale banken vooralsnog de financieringscondities ruim en de beleidsrentes laag. Door de aanhoudend lage inflatie vertaalt de gedaalde nominale rente zich niet overal in een lagere reële rente (grafiek 3). Opvallend daarbij is het verschil tussen Duitsland, waar de reële rente rond de 0% ligt, en de Europese ‘periferie’ (Griekenland, Italië, Ierland, Portugal en Spanje) waar de reële rente hoger is dan vóór de crisis. Het Eurosysteem heeft in juni nieuwe maatregelen aangekondigd in de vorm van een negatieve depositorente en gerichte herfinancieringsoperaties (Targeted Long Term Refinancing Operations, TLTRO’s). De TLTRO’s stimuleren banken meer leningen te verstrekken aan bedrijven, om zo het economische herstel te Grafiek 1 - Financiële stress nadert niveau pre-crisis Stress-index, gebaseerd op indicatoren van Nederlandse aandelen-, obligatie- en valutamarkten en een index van de gezondheid van financiële instellingen 4 3 2 1 0 -1 00 02 04 06 08 10 12 14 Bron: eigen berekeningen op basis van Thomson Reuters Datastream en Bloomberg. Overzicht Financiële Stabiliteit Grafiek 2 - Europese overheden kampen met hoge schulden Schuld als percentage van bbp GR IT PT IE CY BE ES FR GB HU DE AT 2008 NL MT SI Bron: Eurostat. 2013 bevorderen.1 Begin september heeft het Eurosysteem besloten het beleid opnieuw te verruimen door de beleidsrentes verder te verlagen en over te gaan tot het aankopen van effecten. De keerzijde van de lage volatiliteit en het onconventionele monetaire beleid is dat dit kan aanzetten tot overmatig risicovol beleggingsgedrag. In het verleden is gebleken dat ogenschijnlijke rust op de financiële markten vaak condities schept voor de opbouw van onevenwichtigheden, met prijsopdrijving en zeepbelvorming op vermogensmarkten tot gevolg. Op financiële markten is een toegenomen search for yield zichtbaar, die snel kan omslaan, mocht het sentiment verslechteren. Hoofdstuk 2 gaat nader in op deze ontwikkelingen en de mogelijke consequenties voor Nederlandse financiële instellingen. Oplopende geopolitieke spanningen of de uitfasering van het ruime monetaire beleid in de VS, kunnen het sentiment doen omslaan. De geopolitieke spanningen vormen een neerwaarts risico voor het economische herstel. Dit betreft vooral de situatie in Oekraïne en Rusland, maar ook de conflicten in het Midden-Oosten (Syrië en Irak). Daarbij kunnen de wederzijds opgeworpen handelssancties tussen westerse landen en Rusland wereldwijd leiden tot economische schade. Daarnaast bouwt de Amerikaanse centrale bank haar aankopen van vermogenstitels in het kader van het onconventionele monetaire beleid langzaam af. Gedurende de exit van het ruime monetaire beleid in de VS moet rekening worden gehouden met grotere marktvolatiliteit. Deze volgt immers op een ongekend lange periode van ruim monetair beleid, die de volatiliteit jarenlang heeft gedrukt. Anticipatie op verkrapping leidde vorig jaar tot marktonrust, met name in opkomende economieën. In het eurogebied is uitfasering van het onconventionele monetaire beleid voorlopig niet aan de orde. 1 DNB (2014), Gerichte centrale-bankfinanciering om bancaire kredietverlening te ondersteunen, 24 juni 2014. 9 10 Grafiek 3 - Vooral nominale rente gedaald Rente op tienjaars overheidspapier voor Duitsland en de mediaan van Griekenland, Italië, Ierland, Portugal en Spanje (GIIPS-landen). De reële rente is berekend door aftrek van de gelijktijdige inflatie. 14 10 6 2 -2 04 06 08 Duitsland nominaal 10 12 14 Bron: Thomson Reuters Datastream. Duitsland reëel GIIPS nominaal GIIPS reëel Financiële instellingen De bundeling van het Europese bankentoezicht is een belangrijke hervorming om de onderliggende oorzaken van de crisis in Europa te adresseren. In het Single Supervisory Mechanism (SSM) zal de ECB voortaan de eindverantwoordelijkheid dragen voor het bankentoezicht. Het SSM is één van de drie pijlers van een effectieve bankenunie, samen met een Europees afwikkelmechanisme (Single Resolution Mechanism, SRM) en als sluitstuk een Europees deposito­garantiestelsel. De bankenunie moet een einde maken aan de negatieve wisselwerking tussen overheden en banken op nationaal niveau, die de afgelopen jaren in meerdere landen tot grote problemen leidde. Het SRM treedt vanaf 1 januari 2015 stapsgewijs in werking. Daarbij wordt één centrale Europese afwikkelautoriteit opgericht, alsmede nationale afwikkelautoriteiten in iedere lidstaat. In Nederland is wetgeving in voorbereiding om deze taak te beleggen bij DNB.2 2 DNB (2014), DNB wordt nationale afwikkelautoriteit, 8 juli 2014. Overzicht Financiële Stabiliteit Mede door de komst van de bankenunie verbetert het marktsentiment ten aanzien van Europese banken. De 120 Europese banken die direct onder ECB-toezicht zullen vallen, worden onderworpen aan een intensieve beoordeling (Comprehensive Assessment), bestaande uit een grondige doorlichting van de activa (Asset Quality Review) en een stresstest. In de aanloop naar de uitkomst van de Comprehensive Assessment hebben veel Europese banken het gunstige marktsentiment benut om extra aandelenkapitaal op te halen (grafiek 4). Een groot deel hiervan betreft banken uit landen die de afgelopen jaren het meest kwetsbaar waren (Griekenland, Italië, Spanje en Portugal). Ook zijn veel hybride kapitaalinstrumenten uitgegeven, dat in veel gevallen meetelt voor de ongewogen kapitaaleis (leverage ratio). Nederlandse banken hebben nog nauwelijks gebruik gemaakt van het verbeterde emissieklimaat. Nederlandse banken hebben wel achtergestelde schuld uitgegeven, maar geen kern- en hybride kapitaal. Dit is te verklaren doordat Nederlandse banken er goed voor staan en verwachten door winstinhouding te kunnen voldoen aan de aangescherpte kapitaaleisen (Bazel III) in 2019. Dit zal het geval zijn, indien de winsten van banken de komende jaren meegroeien met de huidige macro-economische vooruitzichten.3 Het risico bestaat echter dat de winstontwikkeling tegenvalt, of dat de Comprehensive Assessment leidt tot extra kapitaalbehoefte. In dat geval zouden banken meer kernkapitaal moeten aantrekken. Gegeven de nog uitstaande behoefte aan hybride kapitaal, ligt het daarnaast voor de hand om in de huidige gunstige marktomstandigheden extra hybride kapitaal aan te trekken. Op basis van de cijfers per eind 2013 hebben banken nog circa EUR 20 miljard aan hybride kapitaal nodig. Grafiek 4 - Europese banken benutten marktsentiment Uitgiften in EUR miljard. Cijfers laatst geactualiseerd op 23 september 2014. 70 60 23 okt. 2013 aankondiging Comprehensive Assessment 50 40 30 20 10 0 12K1 12K2 12K3 12K4 13K1 13K2 13K3 13K4 14K1 14K2 14K3 Aandelenkapitaal Bron: Thomson One, Dealogic DCM. Hybride kapitaal (Aanvullend Tier 1) Achtergestelde schuld (Tier 2) 3 Hebbink, Kruidhof en Slingenberg (2014), Kredietverlening en bancair kapitaal, DNB Occasional Study, Vol. 12, nr. 3. 11 12 Financiële stabiliteit in Nederland Nederlandse financiële instellingen zijn de afgelopen jaren geraakt door de recessie en de ontwikkelingen op de huizenmarkt. Dit heeft geleid tot kredietverliezen bij banken en zet de winst onder druk (hoofdstuk 3). In het eerste halfjaar zijn vooral probleemleningen aan bedrijven verder opgelopen, terwijl die van retail-uitzettingen stabiliseren. Door de betere economische vooruitzichten zal de druk op de winst naar verwachting geleidelijk afnemen, wat de weerbaarheid van instellingen bevordert. Als onderdeel van de aantrekkende economie laat de woningmarkt weer bescheiden groeicijfers zien, hetgeen positief is voor de financiële stabiliteit. Niettemin zal het aandeel van ‘onderwaterhypotheken’ – momenteel circa 30% van het totaal – naar verwachting slechts langzaam afnemen. De recente versoberingen ten aanzien van hypotheken (minder fiscale stimulering, beperking van het maximale leenbedrag bij woningaankoop) hebben een structureel neerwaarts effect op de huizenprijzen. Daar staat tegenover dat van de lage rente momenteel een positieve impuls uitgaat. Per saldo kan het grote aantal onderwaterhypotheken nog geruime tijd een risico vormen voor banken in de vorm van kredietrisico en voor de overheid als achtervang van de Nationale Hypotheekgarantie.4 Verzekeraars zijn de afgelopen jaren veel actiever geworden op de hypotheekmarkt (grafiek 5). Een voordeel van deze ontwikkeling is dat de concentratie van hypotheekschuld bij banken hierdoor vermindert. Bovendien zorgt de grotere rol van verzekeraars voor meer concurrentie en daardoor voor verder herstel van de woningmarkt. Een aandachtspunt is dat dit kan leiden tot concentratierisico’s bij individuele verzekeraars. Nederlandse banken zijn nog steeds sterk afhankelijk van marktfinanciering, maar brengen deze kwetsbaarheid geleidelijk terug. Nederlandse banken kunnen hun omvangrijke kredietportefeuilles niet volledig financieren met deposito’s en zijn daarom, meer dan in andere landen, aangewezen op marktfinanciering. Deze afhankelijkheid is de afgelopen jaren geleidelijk verminderd, waarbij de verhouding tussen leningen en deposito’s is afgebouwd van meer dan 200% vlak vóór de crisis tot 170% begin 2014. Tegelijkertijd is het aandeel van korte financiering – met een looptijd van minder dan één jaar – teruggebracht tot minder dan de helft van de totale marktfinanciering, hetgeen de kwetsbaarheid verder vermindert. Hierbij bestaat overigens nog wel aanzienlijke variatie binnen de Nederlandse bankensector. Een verdere daling van het depositofinancieringsgat is wenselijk; de fiscaal vereiste aflossing van hypotheken draagt hier geleidelijk aan bij. 4 DNB (2014), Overzicht Financiële Stabiliteit voorjaar 2014, Hoofdstuk 3: Risico’s in de Nederlandse hypothekenportefeuille. Overzicht Financiële Stabiliteit Grafiek 5 - Belang verzekeraars op hypotheekmarkt groeit Uitzettingen Nederlandse verzekeraars op hypotheken, in EUR miljard Bron: DNB. Macroprudentiële beleidsmaatregelen Vanaf 2014 is het bevorderen van de Nederlandse financiële stabiliteit in de Bankwet verankerd als DNB-taak. Om deze taak uit te voeren heeft DNB de beschikking gekregen over macroprudentiële instrumenten. Het eerste macroprudentiële instrument dat DNB heeft ingezet is een extra kapitaalbuffervereiste voor de vier systeembanken: ING Bank, Rabobank, ABN AMRO en SNS Bank.5 De systeembuffers vergroten de weerbaarheid en verkleinen daarmee de kans op faillissement van systeembanken. Vanaf 2016 neemt DNB elk kwartaal een beslissing over de hoogte van de contracyclische kapitaalbuffer (CCB). Deze kapitaalopslag kan worden geactiveerd in perioden van overmatige kredietgroei, die in het verleden vaak een voorbode is geweest van een financiële crisis. De belangrijkste indicator hiervoor is de mate waarin de kredietverlening ten opzichte van het bbp boven het trendmatige niveau ligt (grafiek 6). Vooruitlopend op de invoering van de CCB beoordeelt DNB in ieder OFS of activering van dit instrument gewenst zou zijn. Op dit moment is daarvoor geen aanleiding: de Nederlandse kredietverlening is nu zeer beperkt. Andere indicatoren van cyclische risico’s, zoals onroerendgoedprijzen, bevestigen dit beeld (zie Annex 1). 5 DNB (2014), Extra buffervereiste vergroot de weerbaarheid van Nederlandse systeembanken, 29 april 2014. 13 14 Grafiek 6 - Kredietexpansie duidelijk onder trend Totale kredietverlening aan Nederlandse bedrijven en huishoudens als percentage van bbp, trend bepaald op basis van een Hodrick-Prescott filter. 250 30 200 20 150 10 100 0 50 -10 0 70 74 78 82 Trendafwijking (r-as) 86 90 94 98 02 06 10 -20 14 Bron: BIS, CBS en eigen berekeningen DNB. Krediet/bbp-ratio Trend Vanuit het oogpunt van de financiële stabiliteit is het wenselijk het maximale hypotheek­ bedrag dat mag worden geleend, te beperken. Een verlaging van de zogeheten loan to value (LTV)-ratio vermindert de kans op zeepbelvorming op de huizenmarkt en verkleint de schuldenlast van huishoudens. Eerder al besloot de regering de LTV-limiet stapsgewijs af te bouwen naar 100% in 2018 en een verdere verlaging op termijn wenselijk te vinden. Daarbij is aangegeven dat bij robuust herstel van de woningmarkt voorstellen worden gedaan over de uiteindelijke LTV-limiet en het verdere afbouwpad daar naartoe. Momenteel onderzoeken het Centraal Planbureau en DNB op verzoek van het Financieel Stabiliteitscomité de kosten en baten van een verdere LTV-beperking, waarbij onder meer wordt gekeken naar de gevolgen voor de huurmarkt en voor de besparingen en de vermogensopbouw van huishoudens. Voorts is het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gevraagd inzicht te geven in de effecten van beleid gericht op de ontwikkeling van het middensegment op de huurmarkt. Overzicht Financiële Stabiliteit 2.Zeepbelvorming op financiële markten De lage rente zet beleggers ertoe aan meer risico te nemen teneinde rendementen op peil te houden. Dit heeft geleid tot fors lagere risicopremies en hogere activaprijzen. Hierdoor ontstaat het risico op zeepbelvorming en scherpe correcties, die ook Nederlandse financiële instellingen kunnen raken. Een omslag in het marktsentiment is een hoofdelement in de Europese stresstest die momenteel wordt uitgevoerd voor banken. Daarnaast ziet DNB erop toe dat onder toezicht staande instellingen de risico’s van uitzettingen op zeepbelgevoelige sectoren voldoende onderkennen en beheersen. 15 Op de financiële markten heerst een positief sentiment: in het afgelopen half jaar bereikten aandelenkoersen recordhoogtes en zakten de kapitaalmarktrentes naar een zeer laag niveau. Amerikaanse koersen bereikten zelfs een niveau ruim boven de piek van voor de crisis (grafiek 7a). Nominale obligatierentes daalden tot historisch lage niveaus (grafiek 7b). Hierdoor kunnen overheden en bedrijven zich zeer goedkoop financieren. Echter, in veel landen zijn de reële rentes minder gedaald door de lage inflatie (hoofdstuk 1). Het ruime monetaire beleid draagt bij aan een grote risicobereidheid onder beleggers. In reactie op de crisis, de lage economische groei en de geringe inflatie voeren westerse centrale banken momenteel een zeer ruim monetair beleid. Zij geven daarbij aan beleidsrentes voor langere tijd laag te houden en voorzien banken op grote schaal van liquiditeit. Dit beleid geeft beleggers comfort, hetgeen zich ondanks geopolitieke spanningen vertaalt in een lage marktvolatiliteit en een grote risicobereidheid (grafiek 8). Zo worden banken, verzekeraars en pensioenfondsen steeds meer geprikkeld risico te nemen om hun rendementsdoelstellingen te halen. Deze doelstellingen kunnen zij momenteel niet realiseren met relatief veilige obligatiebeleggingen, als gevolg van de lage rente. Grafiek 7 - Positief sentiment op financiële markten Amerikaanse koersen bereiken recordhoogtes Obligatierentes lager dan vóór de crisis (1990 = 100) (in %) 600 12 400 8 200 4 0 90 92 94 96 98 00 02 04 06 08 10 12 14 0 00 02 04 06 08 10 S&P500 Financiële bedrijven eurogebied AEX Alle bedrijven eurogebied 12 14 Overheden GIIPS (mediaan) Bron: Thomson Reuters Datastream. 16 Grafiek 8 - Lage risicoaversie van beleggers in 2014 10 Faillissement Internet- 5 Lehman 9/11 Brothers Enron, Worldcom, zeepbel Europese schuldencrisis schandalen 0 -5 00 02 04 06 08 10 12 14 Deze ECB Global Risk Aversion Indicator bestaat uit vijf risicoaversie-indicatoren: Commerzbank Global Risk Perception, UBS FX Risk Index, Westpac’s Risk Appetite Index, Bank of America ML Risk Aversion Indicator en Credit Suisse Risk Appetite Index. Een toename in de indicator impliceert een toenemende risicoaversie. Bron: ECB. De grotere risicobereidheid onder beleggers is ook terug te zien in dalende risicopremies en een groeiende markt voor risicovolle producten. Zo bereikten de bruto-uitgiftes van Europese high yield obligaties in de eerste helft van 2014 een recordbedrag van EUR 56 miljard. Ter vergelijking: in heel 2013 was dit EUR 76 miljard en in de jaren vóór de crisis schommelde dit rond de EUR 20 miljard. Daarnaast verslechtert de gemiddelde kredietkwaliteit van high yield obligaties gestaag. De markt voor hefboomleningen, waarmee bedrijven overnames of andere transacties met vreemd vermogen financieren, laat een vergelijkbaar beeld zien. De emissievolumes zijn flink toegenomen, waarbij leenvoorwaarden steeds verder worden versoepeld. De combinatie van lage volatiliteit en grote risicobereidheid kan leiden tot zeepbelvorming. Juist in perioden van ogenschijnlijke rust kunnen onevenwichtigheden ontstaan. Dit wordt ook wel de ‘paradox van financiële instabiliteit’ genoemd: het financiële systeem is het meest kwetsbaar als het zeer stabiel oogt. Beleggers zijn in relatief rustige perioden namelijk geneigd meer risico te accepteren tegen een steeds geringere vergoeding. Dit gedrag wordt versterkt door het gebruik van risicomodellen gebaseerd op historische volatiliteit die beleggers ertoe aanzetten meer risico te nemen na een relatief rustige periode. Hierdoor kunnen koersen gaan afwijken van economische fundamenten en kan zeepbelvorming ontstaan. Koersen die sterk afwijken van fundamenten zijn vatbaar voor scherpe correcties. Hoewel zeepbelvorming niet met zekerheid kan worden vastgesteld, lijken de koersen van sommige vermogenstitels niet geheel in lijn met de ontwikkeling van economische fundamenten. Zo is de risicopremie op schuld van high yield-bedrijven lager dan voor de crisis, terwijl hun schuldniveaus juist hoger zijn (grafiek 9a). Bovendien liggen de kasposities van dergelijke bedrijven Overzicht Financiële Stabiliteit Grafiek 9 - Koersen lijken af te wijken van economische fundamenten Hogere schulden, lagere risicopremies, high-yield- 17 Koers-winstverhoudingen stijgen vooral in de VS bedrijven 5 1200 30 25 4 900 20 3 600 2 15 10 300 1 5 0 06 07 08 09 08 09 10 12 13 14 0 0 06 07 08 Schuld / operationele winst (l-as) VS CDS-premie (r-as) Europa 09 10 11 12 13 14 Bron: Bloomberg en eigen berekeningen. als percentage van hun schulden nu op een historisch laag niveau door hoge dividendbetalingen en het terugkopen van eigen aandelen. Bij een omslag in het renteklimaat ontstaan hierdoor risico’s, omdat hogere rentelasten dan moeten worden gefinancierd uit de winst of uit nieuwe schulduitgifte. Verder stijgen aandelenkoersen sterker dan de bedrijfswinsten. Dit geldt vooral voor de Amerikaanse beurzen, waar de koerswinstverhouding weer rond het niveau van voor de crisis ligt (grafiek 9b). Tot slot zijn de risicopremies van schuld uitgegeven door perifere Europese landen gestaag gedaald, terwijl deze landen onverminderd kampen met hoge schulden en povere economische vooruitzichten. Ook de feitelijke koersontwikkeling wijst op zeepbelvorming als deze in historisch perspectief wordt geplaatst. Uit figuur 2 rijst het beeld dat de prijzen van verschillende financiële titels sterk zijn opgelopen. Dit geldt vooral voor high yield obligaties, bedrijfsobligaties, Europese staatsschuld en Amerikaanse aandelen. De prijsstijging van staatsobligaties van Europese kernlanden kan overigens mede worden verklaard door een flight to safety en door verwachtingen ten aanzien van onconventionele maatregelen door de ECB. Voor perifere Europese landen speelt daarbij dat de nulweging op staatsobligaties in de toezichtsraamwerken een passende beprijzing van risico’s belemmert. De geringe liquiditeit op obligatiemarkten kan correcties versterken. Voor de crisis hadden banken meer balanscapaciteit dan nu om op te treden als koper in de secundaire obligatiemarkt. Door hogere kapitaaleisen op handelsactiviteiten zijn banken minder dan voorheen in staat bij te dragen aan de liquiditeit van secundaire markten. Tegelijkertijd zijn beleggingsfondsen en Figuur 2 - Op verschillende markten tekenen van oververhitting Kleuren weerspiegelen relatieve scores over een voortschrijdende tienjaarsperiode. Staatobligaties Indicator 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Europese kernlanden Europese perifere landen VS Opkomende markten Bedrijfsobligaties Europa: Investment Grade Europa: High Yield VS: Investment Grade VS: High Yield Opkomende markten Europa: banken senior ongedekt Europa: banken achtergesteld Aandelen 18 Europa VS Japan Opkomende markten Start crisis Data voor 2014K3 is t/m 22 september 2014. De figuur is gebaseerd op dagdata. Per kwartaal wordt de observatie op de laatste handelsdag vergeleken met alle observaties van de voorgaande tien jaar. De relatieve positie binnen deze referentieperiode wordt weergegeven in kleuren: 95-100ste percentiel (rood), 85-95ste percentiel (licht rood), 60-85ste percentiel (donkergeel). Voor de rendementen op obligaties richt de figuur zich op relatief lage waarden en voor de aandelenindices op relatief hoge waarden. Waarden die links van het 60e percentiel vallen zijn lichtgeel gekleurd. Bron: Eigen berekeningen, Thomson Reuters Datastream. exchange-traded funds (ETF’s) dominante spelers geworden in de markt voor bedrijfsobligaties. Hierin wordt vooral belegd door partijen met een korte horizon, waaronder retail-beleggers en hedge funds. ETF’s zijn makkelijk verhandelbaar en daarom gevoelig voor het risico van een massale uitstroom. Dit kan ertoe leiden dat zij genoodzaakt zijn op grote schaal hun onderliggende beleggingen in illiquide bedrijfsobligaties af te stoten. Hierdoor kunnen prijscorrecties in de obligatiemarkten scherper en meer schoksgewijs verlopen dan in het verleden. Invloed op financiële stabiliteit Als het marktsentiment omslaat, beïnvloedt dit direct en indirect de financiële positie van Nederlandse financiële instellingen. Zo is een abrupte stijging van de gehele rentecurve doorgaans ongunstig voor banken, die hierdoor in eerste instantie vooral hun financieringskosten zien oplopen. Levensverzekeraars en pensioenfondsen zouden juist profiteren van een rentestijging: hun verplichtingen dalen dan sterker in waarde dan hun beleggingen, in verband met een gemiddeld langere looptijd van de verplichtingen, zodat per saldo hun financiële positie verbetert. Financiële instellingen kunnen daarnaast grote verliezen lijden op specifieke beleggingen in producten waarvan de prijzen bijzonder sterk zijn opgelopen. Met name Overzicht Financiële Stabiliteit 19 pensioenfondsen en verzekeraars hebben aanzienlijke uitzettingen op enkele van deze categorieën, die respectievelijk éénderde en éénvijfde van hun totale beleggingen omvatten (tabel 1). Deze uitzettingen zijn overigens minder groot dan enkele jaren geleden. Tot slot beïnvloeden marktcorrecties financiële instellingen indirect, via tegenpartijen die worden geraakt en via tweede ronde-effecten in de economie Beleidsmaatregelen Het risico van zeepbelvorming op financiële markten stelt de ECB voor een uitdaging. In reactie op de financiële crisis heeft de ECB de rente verlaagd en verschillende liquiditeitverruimende maatregelen getroffen (hoofdstuk 1). In lijn met haar mandaat beoogt de ECB hiermee de transmissie van het monetaire beleid naar de reële economie te herstellen en prijsstabiliteit te bevorderen. Dit is belangrijk in de huidige omgeving, die wordt gekenmerkt door te lage inflatie en een zwak economisch herstel. De ECB koopt met dit beleid weliswaar tijd, maar kan niet in haar eentje voor duurzaam economisch herstel zorgen; daarvoor zijn ingrijpende structurele hervormingen nodig. Overheden dienen de door de ECB gekochte tijd dan ook te benutten om door te pakken en werk te maken van noodzakelijke structurele hervormingen. Het huidige ruime monetaire beleid is immers niet zonder risico’s: het werkt zeepbelvorming op de financiële markten in de hand. De ECB zal dit risico op nieuwe financiële onevenwichtigheden voortdurend afwegen tegen de mate waarin het monetaire beleid bijdraagt aan economisch herstel en prijsstabiliteit. Het middel mag tenslotte niet erger worden dan de kwaal. DNB stuurt via het microprudentiële toezicht en stresstesten aan op een prudente houding van financiële instellingen bij het beprijzen van risico’s. Een omslag in het marksentiment is een hoofdelement in de Europese stresstest voor banken die op dit moment plaatsvindt. Tabel 1 - Uitzettingen Nederlandse instellingen op enkele kwetsbare markten Percentage van de totale activa, respectievelijk kernkapitaal Uitzettingen* Totaal Amerikaanse Obligaties Overige Perifere aandelen fin. bedrijfsobl. staatsschuld instellingen 2014K2 Banken Idem, % kapitaal Pensioenfondsen Verzekeraars 2008K4 2014K2 2014K2 0% 1% 0% 0% 2% 2% 1% 30% 4% 6% 40% 55% 14% 10% 6% 3% 33% 44% 1% 13% 5% 1% 21% 27% * Beleggingen via buitenlandse beleggingsinstellingen zijn niet meegenomen (dit betreft ruim 20% van de balans van Nederlandse pensioenfondsen en verzekeraars). 2014K2 2014K2 Bron: DNB. 20 In het stress-scenario stijgt de rente fors (tot 250 basispunten in de VS) evenals de financieringskosten van banken, terwijl aandelenkoersen bijna 20% dalen. Het resultaat hiervan bepaalt of banken hun kapitaalbuffers verder moeten versterken. Een soortgelijke stresstest wordt uitgevoerd voor verzekeraars, waarbij eveneens een neerwaartse correctie op de markten is opgenomen. Tot slot kijkt DNB of verschuivingen in de beleggingen bij verzekeraars en pensioenfondsen duiden op search for yield. Als daarvan sprake is, ziet DNB erop toe dat de instellingen de risico’s daarvan onderkennen en voldoende beheersen. Overzicht Financiële Stabiliteit 3.Bancaire rendementen De winstgevendheid van banken is sinds de crisis sterk afgenomen. Dit is vooral het gevolg van aangepaste bedrijfsmodellen: banken ontplooien minder risicovolle activiteiten en opereren met hogere kapitaalbuffers. Bij dit lagere risicoprofiel past een lager rendement. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat de bancaire rendementen zullen aantrekken tot de niveaus van vóór de crisis. Hoge rendementsdoelen zijn ongewenst omdat deze banken kunnen aanzetten tot het nemen van te grote risico’s. De winstgevendheid van banken is sinds de crisis sterk afgenomen. Dit is zichtbaar in een door beleggers veel gebruikte maatstaf voor winstgevendheid, het rendement op kapitaal. Deze maatstaf zet de winst van een bank af tegen het eigen vermogen: het risicodragende kapitaal dat de eigenaren van de instelling aan haar ter beschikking stellen. In de jaren vóór de crisis piekte het rendement op kapitaal van Europese banken rond 20% (grafiek 10), maar dit is sindsdien afgenomen tot circa 5%. Voor Nederlandse grootbanken lag dit in 2013 met circa 7% iets boven de Europese mediaan. Als prestatiemaatstaf kent het rendement op kapitaal een beperking, omdat de risico’s die een bank loopt hierin niet direct tot uitdrukking komen. Enerzijds kan een bank het rendement op kapitaal verhogen door meer risicovolle activiteiten te ontplooien (teller-effect). Anderzijds kan dit door met een kleinere hoeveelheid kapitaal te opereren, waardoor het rendement hoger, maar volatieler wordt (noemer-effect). De risicogewogen en ongewogen minimumkapitaaleisen stellen grenzen aan beide effecten. Het verschil tussen het rendement op kapitaal en de risicovrije rente kan gezien worden als een risicopremie. Wanneer een bank minder risicovolle activiteiten ontplooit of meer kapitaal aanhoudt, rechtvaardigt dit een lagere risicopremie. Grafiek 10 - Rendement op kapitaal herstelt niet volledig Europese grootbanken, in percentages 25ste - 75ste percentiel mediaan Bron: Bloomberg. Amerikaanse grootbanken, in percentages 25ste - 75ste percentiel mediaan Bron: Bloomberg. 21 22 Een lager rendement dan voorheen past bij het veranderende bedrijfsmodel van banken en de eisen die marktpartijen, toezichthouders en de samenleving sinds de crisis daaraan stellen. De huidige lage rendementen zijn deels het gevolg van de crisis, maar weerspiegelen vooral de aangepaste bancaire bedrijfsmodellen, waarin minder risico’s worden genomen. Voor Nederlandse banken is het rendement op kapitaal afgenomen doordat banken per saldo minder verdienen aan hun activa. Dit komt deels doordat voorzieningen voor leningen met een betalingsachterstand zijn gestegen. Daarnaast speelt dat banken zich sinds de crisis weer meer hebben toegelegd op traditionele bancaire activiteiten met lagere inkomsten. Zo zijn bij Nederlandse banken de inkomsten uit niet-kernactiviteiten gedaald. Op zakenbankactiviteiten werden voor de crisis grote winsten behaald, maar deze bleken in de crisis veel minder winstgevend te zijn en zijn inmiddels deels afgestoten.6 Voorts opereren banken met steeds meer eigen vermogen, mede als gevolg van nieuwe regelgeving. Beleggers en banken lijken de rendementsdoelstellingen nog niet volledig te hebben bijgesteld. Uit een internationale enquête onder banken blijkt dat zij hun rendementsdoelstellingen weliswaar hebben verlaagd, maar dat deze veelal nog tussen de 10% en 15% liggen en soms hoger (grafiek 11). Dit ligt aanzienlijk boven de huidige realisaties. Daarnaast geeft de meerderheid van de ondervraagde banken aan dat beleggers hen aansporen om de doelstelling te verhogen. Ook in gesprekken met analisten komt naar voren dat veel beleggers een rendement op kapitaal boven de 10% verwachten. Naarmate de conjunctuur herstelt, zullen de rendementen in de toekomst waarschijnlijk stijgen, maar het is niet aannemelijk dat zij de niveaus van vóór de crisis evenaren. Ten opzichte van de huidige situatie spelen drie effecten een rol. Om te beginnen zal, wanneer het economische klimaat verbetert, de winstgevendheid toenemen doordat de voorzieningen op leningen dalen. Analyses van DNB laten zien dat het verband tussen de economie en de winstgevendheid van banken robuust is en ook een gematigd economisch herstel tot een verbetering van het rendement met twee tot drie procentpunten kan leiden. Daarnaast zullen banken echter in de aanloop naar hogere toekomstige kapitaaleisen de buffers verder vergroten. Dit betekent dat banken minder winst per euro kapitaal maken, wat het rendement drukt. Een verhoging van de het risicogewogen kapitaal met 3%, zoals de systeemrisicobuffer voor de grootbanken beoogt, verlaagt het rendement op kapitaal met 1% tot 1,5%. Tot slot wordt dit laatste effect enigszins gecompenseerd doordat banken met hogere buffers minder risicovol zijn en daarom goedkoper financiering kunnen aantrekken. Al met al zal het rendement op kapitaal op middellange termijn waarschijnlijk gematigd toenemen. 6DNB (2014), Overzicht Financiële Stabiliteit voorjaar 2014, Hoofdstuk 2: Veranderingen in de financiële structuur – gevolgen voor systeemrisico’s Overzicht Financiële Stabiliteit Grafiek 11 - Rendementsdoelstellingen nog altijd hoog 23 Rendement op kapitaal, proportie respondenten in procenten. Enqûete onder 50 financiële instellingen, januari 2014. 25%-30% 20%-25% 15%-20% 10%-15% 5%-10% onder 5% 0 10 20 Vóór 2008 Huidig 30 40 50 60 Bron: EY/IIF, Annual Risk Management Survey, Shifting focus: Risk culture at the forefront of banking, 2014. Invloed op financiële stabiliteit Teveel nadruk op het behalen van rendementen kan leiden tot het nemen van overmatig risico. Dit gevaar speelt sterker in de huidige omgeving, waarin de reële rentevoeten laag zijn en het lastiger is om aan hoge nominale rendementseisen van beleggers te voldoen (hoofdstuk 2). Een sterke focus op rendementen staat ook op gespannen voet met de wens de kapitaalbuffers te vergroten. Hoge rendementseisen kunnen banken er immers toe aanzetten met kapitaalbuffers te opereren die zo dicht mogelijk bij de minimumkapitaaleisen blijven. Tijdens de crisis zijn de nadelen van een eenzijdige nadruk op aandeelhoudersrendement duidelijk geworden. Vóór de crisis verhoogde de bankensector het rendement op kapitaal deels via het ondernemen van niet-kernactiviteiten, maar met name ook door activiteiten buiten de balans te houden en met steeds lagere buffers te opereren. Uit onderzoek blijkt dat met name banken met lagere buffers tijdens de crisis in de problemen kwamen. Vooral de verhouding tussen de hoeveelheid kapitaal en de totale balans, de zogenaamde hefboom, is een belangrijke voorspeller gebleken voor het omvallen van banken (grafiek 12). Banken met een lagere hefboom wisten tijdens de crisis hun resultaten beter op peil te houden. Deze banken verloren na de crisis ook minder marktaandeel in vergelijking met banken met een hoge hefboom.7 7 Beltrazzi en Stulz (2012), Journal of Financial Economics, Berger en Bouwman (2013), Journal of Financial Economics. 24 Grafiek 12 - Banken met een hoge hefboom komen vaker in de problemen 80 60 40 20 0 Hefboom in 2006 en prestaties gedurende de crisis. Steekproef bestaat uit 88 banken met balanstotaal groter dan USD 100 mld, uit Canada, Europa en de Verenigde Staten. Voor meer informatie zie Bank of England (2014*). Bank wel omgevallen of gesteund Bron: Capital IQ, SNL Financial via Bank niet omgevallen of gesteund Bank of England. * Bank of England (2014), The Financial Policy Committee’s review of the leverage ratio. A Consultation Paper, 11 juli 2014. De risico’s hiervan zijn onvoldoende voor rekening van aandeelhouders en vreemdvermogen­ verschaffers gekomen, mede door overheidsingrijpen bij banken. Wereldwijd hebben overheden tijdens de crisis ingegrepen om het faillissement van systeembanken te voorkomen, omdat het faillissement van zo’n bank grote schade voor de reële economie met zich meebrengt. Door deze reddingen bestaat het gevaar dat beleggers het risicoprofiel van een instelling nog altijd onvoldoende meewegen in hun rendementseisen. Dit kan leiden tot een eenzijdige nadruk op rendement. Beleidsmaatregelen Het is belangrijk dat beleggers en banken realistische rendementsdoelstellingen hanteren. In de huidige omgeving met bescheiden economische groei, lage inflatie en fors aangescherpte prudentiële eisen lijken dubbelcijferige rendementsdoelen moeilijk vol te houden. Banken kunnen bijdragen aan een meer realistische rendementsdoelstelling van beleggers, door in hun communicatie duidelijk te zijn over het lagere risicoprofiel van hun activiteiten en hun meer robuuste financieringsstructuur. In het microprudentiële toezicht worden de door banken gehanteerde rendementsveronderstellingen beschouwd in het licht van de kapitaalplanning. Indien deze veronderstellingen onverenigbaar blijken met kapitaaleisen of het gewenste risicoprofiel van de instelling, wordt de bank gevraagd de planning te herzien. Overzicht Financiële Stabiliteit 25 Nieuw beleid is erop gericht de kosten van het nemen van risico’s in de toekomst geheel ten laste van bankeigenaren en crediteuren te laten komen. Dit zogenaamde bail-in-beleid draagt eraan bij dat beleggers een betere risico-rendementsafweging maken.8 In de risicopremies voor ongedekt schuldpapier is reeds zichtbaar dat banken met lagere kapitaalbuffers een hogere premie betalen (grafiek 13). Hierdoor wordt het voor banken steeds aantrekkelijker om met voldoende hoge buffers te opereren en de risico’s goed te beheersen. Instellingen hebben nog andere mogelijkheden om de winstgevendheid te verbeteren dan het nemen van risico. De Nederlandse grootbanken besteden op dit moment veel aandacht aan het reduceren van de kosten ten opzichte van het inkomen. Het verder terugdringen van de kosten kan eraan bijdragen dat Nederlandse banken zich qua rendement op kapitaal ook in de toekomst kunnen blijven meten met vergelijkbare Europese banken. De ratio tussen kosten en inkomen ligt nu met ongeveer 60% rond het Europese gemiddelde, waarbij de meest efficiënte Europese banken veelal ratio’s onder de 50% laten zien. Voor een aantal Nederlandse banken is derhalve verdere verbetering van de ratio mogelijk. Een verbetering van de ratio met tien procentpunt zou (bij een mechanische doorwerking) het rendement op kapitaal met maximaal drie procentpunt kunnen laten toenemen. Grafiek 13 - Hoe meer kapitaal, hoe lager de financieringskosten CDS-premies per juli 2014, kapitaalratio’s per eind 2013 Kapitaalratio (kern en hybride) 24 UBS Credit Suisse 20 Nordea Goldman Sachs Deutsche Bank Barclays HSBC Morgan Stanley Citi 16 Standard Char. RBS ING Credit Agricole BoA BBVA Wells Fargo JPM BNP Soc Gen Santander Unicredit 12 35 55 75 95 115 135 155 CDS-premie Bron: Datastream, The Banker. 8 DNB (2013), Overzicht Financiële Stabiliteit najaar 2013, Hoofdstuk 4: Bail-in en depositopreferentie. 4. Systeemrisico door cyberdreigingen 26 Cyberdreigingen vormen een systeemrisico, met name indien deze gericht zijn op het grootschalige betalingsverkeer tussen financiële instellingen en marktinfrastructuren – het wholesale-verkeer. Cyberaanvallen op het retailbetalingsverkeer leiden ook tot financiële schade, maar zijn niet direct een risico voor de financiële stabiliteit. DNB ziet toe op de wijze waarop financiële instellingen deze risico’s beheersen en zet in op aanvullende acties, zoals maatregelen om de detectie van en reactie op cyberdreigingen te verbeteren. De afhankelijkheid van informatietechnologie is sterk toegenomen in de financiële sector. Doordat de toepassing van informatietechnologie een hoge vlucht heeft genomen, zijn banken en financiële marktinfrastructuren sterk met elkaar verweven. De systemen die zij hiervoor gebruiken – het wholesale-betalingsverkeer – vormen een mondiaal netwerk dat permanent operationeel is. Ook het betalingsverkeer dat door consumenten en de meeste niet-financiële bedrijven wordt gebruikt – het retail-verkeer – is steeds afhankelijker geworden van informatietechnologie, bijvoorbeeld via internet en mobiel bankieren. Veel bankkantoren zijn gesloten omdat klanten het merendeel van hun bankzaken online uitvoeren. Ruim 80% van de bevolking maakt inmiddels gebruik van internetbankieren, waarmee Nederland internationaal voorop loopt (grafiek 14). Deze toegenomen digitalisering vergroot de potentiële impact van verstoring van de informatiesystemen. Dergelijke verstoringen kunnen worden veroorzaakt door cyberaanvallen, maar ook door het technisch falen van informatiesystemen, bijvoorbeeld door onjuiste updates van systemen. In het retail-verkeer hebben zich in het recente verleden verstoringen voorgedaan, bijvoorbeeld door distributed denial-of-service (DDoS)-aanvallen in 2013. Bij zulke aanvallen raken websites overbelast doordat een netwerk van geïnfecteerde computers (botnet) deze overladen Grafiek 14 - Nederland loopt voorop in elektronisch betalen en internetbankieren Aantal pintransacties per jaar in miljarden, Percentage van de bevolking dat in de laatste drie gemiddeld betaald bedrag in EUR maanden internetbankierde 3 60 90 2 50 60 1 40 30 30 0 0 99 01 03 05 07 09 11 13 07 08 09 Aantal pintransacties (l-as) EU (28 landen) Gemiddeld betaald bedrag (r-as) Nederland Bron: Betaalvereniging Nederland. 10 11 12 13 Bron: Eurostat. Overzicht Financiële Stabiliteit met communicatieverzoeken. Hoewel zo’n aanval de website tijdelijk onbereikbaar maakt, leidt deze op zichzelf niet tot aantasting van de integriteit van systemen. De respons op cyberaanvallen is vaak complexer dan bij fysieke aanvallen. Het is na een digitale aanval soms moeilijk vast te stellen wie de dader is geweest en wat de gevolgen zijn van de aanval voor de informatiesystemen. Het internationale karakter van cyberdreigingen vormt daarbij vaak een belemmering voor het onderzoek. Invloed op financiële stabiliteit Vooral cyberdreigingen die gericht zijn op het wholesale-betalingsverkeer kunnen de financiële stabiliteit ondermijnen. Hierbij gaat het zowel om de deelnemende partijen als om de operator die verantwoordelijk is voor de verwerking, afwikkeling en vastlegging van transacties in het betalings- en effectenverkeer. Het moderne financiële stelsel is zeer afhankelijk van deze systemen en een majeure verstoring kan gevolgen hebben voor de reële economie. Cyberdreigingen in het wholesale-verkeer worden complexer en richten zich steeds meer op de vertrouwelijkheid en integriteit van informatiesystemen. Aanvallen richten zich in toenemende mate op het verkrijgen van langdurige toegang tot de interne informatiesystemen van een financiële instelling. Een voorbeeld van zo’n langdurige en zorgvuldig voorbereide cyberdreiging is een zogenoemde Advanced Persistent Threat (APT). Hierbij benaderen de aanvallers bijvoorbeeld specifieke personen binnen een organisatie om via hen toegang te krijgen en zich daarna diep in het netwerk van de organisatie te vestigen. Daardoor kan de aanvaller informatiesystemen mogelijk van binnenuit manipuleren. Vanwege de heimelijke aard van deze aanvallen zijn APT’s Grafiek 15 - Kosten van fraude bij banken nemen af In EUR miljoen 100 75 50 25 0 2011 Fraude met internetbankieren Totale fraude betalingsverkeer 2012 2013 Bron: NVB. 27 28 veelal moeilijk te voorkomen en te detecteren. Een cyberaanval die zich richt op de integriteit van de informatiesystemen van de organisatie kan de data in deze systemen onbetrouwbaar maken. Door de verwevenheid tussen instellingen kunnen de gevolgen daarvan ook andere partijen raken. Zo kunnen transacties tussen financiële instellingen worden gemanipuleerd, waardoor de financiële posities waarmee zij hun dag afsluiten onjuist zijn. De aanval besmet in dat geval meerdere partijen in de transactieketen. Cyberaanvallen op het retail-betalingsverkeer leiden ook tot financiële schade, maar vormen doorgaans niet direct een risico voor de financiële stabiliteit. De financiële schade behelst de kosten van beschermingsmaatregelen, alsmede van opsporing, aansprakelijkheid en herstelmaatregelen na een aanval. Ook hebben verstoringen een negatieve invloed op het vertrouwen van consumenten in de veiligheid van de financiële sector en internetnetbankieren. De afgelopen jaren hebben banken succesvolle maatregelen genomen om fraude met internetbankieren te verminderen en de weerbaarheid tegen cyberaanvallen te vergroten. Banken voeren gezamenlijk campagnes om consumenten te informeren over hoe te reageren op verdachte e-mails en telefonische benaderingen. Daarnaast hebben zij geïnvesteerd in transactiefilteringssystemen. Dergelijke systemen zijn in staat frauduleuze transacties tijdig te detecteren en te blokkeren, bijvoorbeeld indien deze niet passen binnen het reguliere transactiegedrag van de klant. Deze maatregelen hebben de afgelopen jaren bijgedragen aan een sterke daling van de directe kosten van fraude via internetbankieren (grafiek 15). Voorts hebben banken hun websites en informatiesystemen weerbaarder gemaakt tegen verstoringen door DDoS-aanvallen. Zij zijn bijvoorbeeld beter in staat malafide internetverkeer te filteren en hebben extra toegangscapaciteit tot hun beschikking die zij kunnen aanspreken indien zij slachtoffer zijn van een aanval. Beleidsmaatregelen Financiële instellingen zullen moeten blijven investeren in bescherming tegen cyberdreigingen. Daarbij kunnen drie dimensies worden onderscheiden: - Instellingen moeten een breed, geïntegreerd beleid voeren. Dergelijk beleid is niet alleen een kwestie van de ICT-afdeling, maar omvat vier elementen: (1) de mens als zwakke schakel in de informatiebeveiliging, (2) informatietechnologie, (3) relevantie voor alle operationele processen, (4) goede communicatie. Daarbij is ook samenwerking met andere partijen in de betaalketen essentieel, bijvoorbeeld in de vorm van gezamenlijke oefeningen om aanvalsscenario’s te doorlopen en continuïteitsplannen op elkaar af te stemmen. - De reikwijdte moet zich uitstrekken van preventie via detectie tot herstelprocedures. Omdat volledige beveiliging nooit kan worden gegarandeerd is het ook nodig om aandacht te besteden aan de monitoring en detectie van cyberaanvallen. Dit heeft als doel om aanvallen tijdig te detecteren en daarop actie te nemen. Indien informatiesystemen verstoord worden is het cruciaal dat deze snel worden hersteld. Hiertoe dienen financiële instellingen hun incident response-processen te testen, waar mogelijk met andere partijen. Overzicht Financiële Stabiliteit - Financiële instellingen moeten rekening houden met verschillende aanvalsscenario’s. Aanvallers zijn innovatief en blijven hun aanvalstechnieken vernieuwen. Instellingen moeten daarom voorbereid zijn op verschillende typen aanvallen en rekening houden met scenario’s die zich zowel kunnen richten op de beschikbaarheid, de vertrouwelijkheid als de integriteit van hun systemen. Indien banken koploper willen zijn in een efficiënt en sterk gedigitaliseerd betalingsverkeer, dienen zij ook koploper te zijn in de beheersing van cyberdreigingen. DNB ziet erop toe dat banken in hun bedrijfsvoering de risico’s van cyberdreigingen voldoende beheersen. In een meerjarig themaonderzoek naar informatiebeveiliging kijkt DNB bijvoorbeeld naar de maatregelen die banken tegen cyberdreigingen nemen. Gegeven de ontwikkeling van cyberdreigingen, heeft DNB de eisen die zij stelt wat betreft de analyse en beheersing van informatietechnologie-risico’s verzwaard. Daarom worden banken getoetst aan een volwassenheidsmodel waarin zij moeten aantonen hun beheersprocessen continu te verbeteren. De complexiteit van de informatietechnologie-infrastructuur vormt daarbij een belangrijk aandachtspunt, maar ook de maatregelen ter verbetering van de detectie van en reactie op cyberdreigingen. De overheid speelt een belangrijke rol in de aanpak van cyberdreigingen. In 2012 is het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) opgericht als onderdeel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Het NCSC is namens de Nederlandse overheid de coördinerende partij op het gebied van cyberdreigingen. Zo neemt de overheid deel aan programma’s die bestaande netwerken van geïnfecteerde computers opruimen. Omdat de financiële sector door de overheid is aangemerkt als een vitale sector maakt een aantal grote banken en financiële marktinfrastructuren deel uit van de zogeheten financiële kerninfrastructuur. In Europees verband wordt gewerkt aan wetgeving die de financiële sector verplicht adequate maatregelen te nemen tegen cyberdreigingen en ernstige veiligheidsincidenten direct te rapporteren aan de nationale autoriteiten. Verdere bestrijding van cybercriminaliteit vraagt om extra opsporingscapaciteit en vervolging van criminelen in binnen- en buitenland. 29 Annex 1. Macroprudentiële indicatoren 30 Recentste Ontwikkeling na 1998 waarneming Min Max Gemiddelde Beschouwde periode Kredietgroei, leverage en vastgoed Trendafwijking krediet/bbp-ratio 1) Kredietgroei huishoudens (j-o-j) Groei woningprijzen (j-o-j) -13,7% -13,7% 18,0% 1,7% 1998K1-2014K1 -1,3% -1,3% 17,1% 7,6% 1998K1-2014K1 1,9% -9,9% 20,1% 4,0% 1998jan-2014jul 1999K4-2014K2 Groei prijzen commercieel vastgoed (j-o-j) -3,8% -7,8% 9,2% 1,5% Loan-to-Value ratio starters 2) 95,3% 94,0% 104,3% 98,1% 5,0% 3,0% 5,0% 3,9% Tier 1 kapitaal/Balanstotaal bankensector Leverage ratio banken o.b.v. BCBS-definitie januari 2014 3) Tier 1-ratio banken o.b.v. CRD III 4) Tier 1-ratio banken o.b.v. CRD IV Lange rente, reëel 5) 3,4% 12,5% 1998K1-2013K4 2013K4 8,2% 12,8% 10,0% -1,48% 3,73% 1,70% 1998jan-2014jul 11,7% 0,37% 1998-2013 1998K1-2013K4 2013K4 Liquiditeit Loan-to-Deposit ratio 170% 161% 204% 185% 1998K4-2014K2 BAA-AAA spread 6) 0,57% 0,53% 5,09% 1,60% 2001feb-2014aug 0,21% 0,04% 1,81% 0,35% 1999feb-2014aug 0,63% 0,13% 3,22% 0,87% 1999apr-2014jul Risicopremie geldmarkt 7) Spread op senior unsecured bankobligaties Concentratie uitzettingen bankensector 8) Binnenland 54,9% Huishoudens 28,6% Bedrijven 13,2% Officiële organen 8,2% Banken 1,1% Overige financiële instellingen Buitenland 2014K2 3,6% 45,1% Systeemrisico/moreel risico Omvang bankbalans in procenten bbp 385% 309% 562% 423% 1998K1-2014K2 Concentratie: aandeel G5 banken in totale activa bankensector 9) 84,8% 79,9% 88,8% 84,6% 2008K1-2014K2 Bronnen: CBS, BIS, IPD, Thomson Reuters Datastream, Bloomberg, DNB. 1) Het verschil tussen 1. de ratio van krediet aan de niet-financiële private sector (huishoudens en niet-financiële bedrijven) en het bruto binnenlands product van Nederland, en 2. de langetermijntrend van deze ratio, zoals berekend in ESRB (2014), Occasional Paper No. 5: Operationalising the countercyclical capital buffer: indicator selection, threshold identification and calibration options. 2)Benadering op basis van data op leningniveau. Starters zijn gedefinieerd als personen jonger dan 30 ten tijde van het afsluiten van de hypotheek. 3)Berekend op basis van de meest recente definitie van de leverage ratio zoals overeengekomen door het Bazels Comité in januari 2014. 4)Berekend op basis van de methoden uit CRD III, wegens beschikbaarheid van een langere datareeks. 5)Het verschil tussen de rente op tienjaars Nederlandse overheidsobligaties en de actuele inflatie op dat moment. 6)Het verschil tussen het rendement op internationale bedrijfsobligaties met een BAA-rating en bedrijfsobligaties met een AAA-rating. 7)Het verschil tussen driemaands euriborrente en de driemaands EONIA swap-index. 8)Het aandeel van de belangrijkste binnenlandse sectoren en het buitenland in de totale uitzettingen van de Nederlandse bankensector. 9)De totale activa van de grootste vijf Nederlandse banken als percentage van de totale activa van de Nederlandse bankensector. Overzicht Financiële Stabiliteit Annex 2. Afkortingen Afkortingen APT Advanced Persistent Threat AQR Asset Quality Review CCB Countercyclical Capital Buffer DDoS Distributed Denial-of-Service DNB De Nederlandsche Bank ECB Europese Centrale Bank ETF Exchange Traded Fund LTV Loan to Value NCSC Nationaal Cyber Security Centrum OFS Overzicht Financiële Stabiliteit SRM Single Resolution Mechanism SSM Single Supervisory Mechanism TLTRO Targeted Long Term Refinancing Operations Afkortingen landen ATOostenrijk BEBelgië CYCyprus DEDuitsland ESSpanje FRFrankrijk GB Verenigd Koninkrijk GRGriekenland HUHongarije IEIerland ITItalië MTMalta NLNederland PTPortugal SEZweden SISlovenië 31 De Nederlandsche Bank nv Postbus 98, 1000 ab Amsterdam 020 524 91 11 dnb.nl