Samenvatting commentaar: De praktijkverpleegkundige bezit de competenties om in samenwerking met de huisarts en assistent verpleegkundige zorg te bieden binnen de zes clusters van zorgvragen: alledaagse klachten, psychische klachten, chronische aandoeningen, acute zorgvragen, preventie en complexe zorg. ( par. 1.4 ) De praktijkverpleegkundige functioneert binnen het kader van een door de arts opgestelde diagnose en behandelplan, vaak a.d.h.v. de verpleegkundige diagnose. Binnen dit kader kunnen zij op basis van protocollen diagnoses bijstellen en de voorbehouden handelingen verrichten waarvoor zij bekwaam en dus bevoegd zijn. ( par. 3.3 ) De praktijkverpleegkundige functioneert naast de huisarts als zelfstandig professional en kan in deze taken overnemen, naast de geprotocolleerde medische handelingen. ( par. 3.3. ) De praktijkverpleegkundige is een generalist die op basis van verworven kennis en ervaring in staat is specialistische taken te verrichten als aanvulling op het basisaanbod huisartsenzorg: longfunctieonderzoek, insulinetherapie, ambulante bloeddrukmeting, ECG, Doppler e.d., analoog aan de specialistische vaardigheden van de huisarts. ( par. 3.2 ) Het bestuur deelt visie en standpunt in paragraaf 3.3.1, met dien verstande dat zij de terminologie van “gedelegeerde taken“ niet deelt. Professionaliteit en deskundigheid van de praktijkverpleegkundige reikt verder dan delegatie. Het standpunt wordt gedeeld dat de praktijkverpleegkundige protocoloverstijgend kan denken en werken. ( par. 3.3.1 ) Het bestuur kan zich vinden in de gedachte van een master opgeleide verpleegkundige voor overstijgende taken in de huisartsenvoorziening, analoog aan de kaderopleiding huisarts op een deelgebied van de huisartsenzorg. ( par. 3.4 ) De driehoek arts, praktijkassistente en praktijkverpleegkundige wordt gezien als adequate en transparante voorziening voor een hoogwaardige huisartsenzorg. De inzet van een Nurse Practitioner en Physician Assistant wordt door het bestuur niet als toegevoegde waarde gezien in samenwerkingsverbanden van 3-5 huisartsenpraktijken. ( par. 3.7 ) De gebruik van de terminologie van praktijkassistente versus de huidige terminologie van doktersassistente wordt door het bestuur gezien als adequate vervanging. Het beroep en de functie van doktersassistente is dermate geëvolueerd tot een volwaardige en onmisbare ondersteunende functie. Het beroep is ondersteunend geworden aan de volledige bedrijfsvoering van meerdere huisartsen in de samenwerkingsverbanden.. Het past in de functie differentiatie van de trias huisarts, praktijkverpleegkundige, praktijkassistente. ( par. 3.2.1 en pag 2. ) De huisartsenzorg is gebaat bij een adequate opleidingsstructuur en continuüm waarbij functionarissen kunnen worden opgeleid op MBO en HBO niveau. ( par. 3.6.4 en tabel 1 ) De V&VN pvk/po voelt zich medeverantwoordelijk voor de functie-inhoud van de (opleiding van de) praktijkverpleegkundige en praktijkondersteuner somatiek en deze aan te laten sluiten bij de inhoud van de huisartsenopleiding, de NHG-standaarden en de LESA’s. ( par. 3.6.4 en tabel 1 ) Het bestuur ziet een belangrijke toegevoegde waarde in het toevoegen van de praktijkondersteuner GGZ aan het team in de huisartsenvoorziening. De functie POH-ggz kan worden uitgevoerd door personen met een verschillende beroepsmatige achtergrond. (SPV, AMW, Psycholoog e.d.). De terminologie praktijkverpleegkundige GGZ of praktijkondersteuner GGZ is discutabel. ( par. 3.5 ) In relatie tot een samenhangende, wijkgebonden eerstelijnszorg en ketenzorgontwikkeling zien wij de wijkverpleegkundige en de specialistisch opgeleide verpleegkundige complementair aan elkaar. Over verdeling van taken en afstemming van zorg dienen zorgvuldige afspraken gemaakt te worden. ( par. 3.8 ) Aanbevelingen: Gezien de toename in vraag naar praktijkverpleegkundigen zullen de beroepsorganisaties en LHV/NHG i.s.m. de Hogescholen voorwaarden dienen te scheppen voor voldoende stageplaatsen, stagebegeleiders. De huidige opleidingen tot praktijkondersteuner en/of praktijkverpleegkundige zijn aan revisie toe. Het bestuur van de V&VN pvk/po pleit voor een expertbijeenkomst met NHG/LHV, Hogescholen en de NVDA en V&VNpvk/po. Met de Cao partners afspraken maken over stagevergoeding Met de Cao partners afspraken maken over op HBO niveau afgestemde salarisstructuur voor praktijkverpleegkundigen. Het inzetten van praktijkmanagers) Kritische noot: praktijkmanagers kunnen hele verschillende voor opleidingen hebben het kunnen huisartsen, p&o medewerkers, manager intramuraal en ook AMW medewerkers zijn. En ook verpleegkundigen zien wij als toegevoegde waarde voor het team in de huisartsenzorg. In tegenstelling tot de NHG/LHV zien wij wél naast randvoorwaardelijke en facilitaire verantwoordelijkheid een zorginhoudelijke verantwoordelijkheid liggen bij deze hoogopgeleide functionaris. Gelet op de veranderende en groeiende zorgvraag pleit het bestuur voor breed opgeleide praktijkverpleegkundige met aanvullende specialistische opleidingen op de hoofdaandachtsgebieden van de eerstelijns chronische zorg. Een consultfunctie zien wij weggelegd voor specialistisch opgeleide verpleegkundigen in de ontwikkeling van de zorggroepen. De afgelopen tien jaar heeft de V&VN pvk/po een gewaardeerde positie verworven in een veelheid van organisaties en overlegvormen. Samen met de NVDA, waarmee zij een formele samenwerkingsrelatie heeft, vertegenwoordigen zij bijna 1300 praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen. Vanaf het ontstaan van de functie van POH hebben wij ons hard gemaakt voor de terminologie “praktijkverpleegkundige”. De terminologie praktijkverpleegkundige maakt transparant wat de competenties en bevoegdheden van deze beroepsgroep zijn. Sinds de komst van de Wet Big, eind jaren negentig, heeft de verpleegkundige een functionele zelfstandigheid. Dit betekent dat zij in haar opleiding theoretische kennis, praktische vaardigheden, inzicht en beroepshouding in samenhang heeft aangeleerd. Hierdoor is de verpleegkundige in staat om bepaalde handelingen deskundig en bekwaam uit te voeren, zonder toezicht en tussenkomst van de opdrachtgever. Voor het uitvoeren van voorbehouden handelingen is wel een opdracht van een arts nodig. Verder valt de verpleegkundige onder het tuchtrecht en heeft zij een beschermde titel. Zij heeft dus een eigen beroepsverantwoordelijkheid die wettelijk is vastgelegd. In het rapport van de Raad voor de Volksgezondheid staat dat ‘de door artsen gepercipieerde eindverantwoordelijkheid voor wat andere hulpverleners in de gezondheidszorg doen, historisch is te verklaren, maar feitelijk niet is waar te maken en juridisch onjuist is’. Deze gedachte rechtvaardigt de mening dat beroepsbeoefenaren, zorgverzekeraars en patiënten het eens zouden moeten zijn, dat niet alle vragen van patiënten door artsen beantwoord moeten worden. Die vragen worden immers steeds diverser, niet alleen in de eerste lijn, maar ook in de tweede en derde lijnszorg. Het behoeft geen betoog dat sprake is van diversiteit in deskundigheid onder zorgverleners. Taakherschikking Bij taakherschikking staat het beroep centraal. Ons inziens moet de taakherschikking beoordeeld worden op de mate waarin het een bijdrage levert aan de toegankelijkheid en kwaliteit van zorg. Deskundigheid en competenties van hulpverleners dienen richtinggevend te zijn voor de vraag wie de patiënt kan helpen - niet de hiërarchie van een oude beroepenstructuur. Dit sluit aan bij onze visie dat de praktijkverpleegkundige een zelfstandige professional is naast de huisarts waarbij zij competenties heeft die een bredere speelruimte biedt dan goed afgegrensde, te protocolleren (medische) handelingen. In juridische zin zijn artsen en verpleegkundigen verantwoordelijk: voor hun eigen handelen, voor een goede onderlinge samenwerking met duidelijke afspraken en een goede overdracht. Inhoudelijke eindverantwoordelijkheid van één van de betrokken beroepen, bijvoorbeeld de arts, is en blijft een lastige aangelegenheid. Het bestuur staat daarom achter een duidelijke taakherschikking. Verantwoordelijkheid Onderscheid moet worden gemaakt tussen ‘inhoudelijke verantwoordelijkheid’ (voor het daadwerkelijke handelen) en een ‘eind-verantwoordelijkheid’ (zorgdragen dat de organisatorische voorwaarden aanwezig zijn om verantwoorde zorg mogelijk te maken). Het is van belang dat verantwoordelijkheden worden belegd daar waar ze kunnen worden gedragen. Gezaghebbend document hiervoor is de ‘Handreiking verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg’, door verschillende organisatie onderschreven. Dit document werd op 1 februari 2010 van kracht en dwingt tot deze duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling. Zowel in relatie tot de patiënt als onderling tussen professionals. Zo is het in iedere situatie waarin hulpverleners van meerdere disciplines bij de behandeling van de patiënt betrokken zijn van belang, dat één van hen het geheel overziet en bewaakt. We spreken dan van organisatorische verantwoordelijkheid. Het ligt vaak voor de hand deze neer te leggen bij de arts. De arts is immers degene die de zorgvraag en alle aspecten van diagnose en behandeling overziet. Echter in het kader van taakherschikking en de ontwikkeling van ketenzorg, zien we steeds vaker dat juist de praktijkverpleegkundige de “ centrale zorgverlener “ is en derhalve een belangrijke coördinerende functie heeft. Diabeteszorg, cardiovasculaire zorg, ouderenzorg en astma en copd. Dit zegt niets over de medische eindverantwoordelijkheid. Die blijft in handen van de arts. De praktijkverpleegkundige functioneert binnen het kader van een door de arts opgestelde diagnose en behandelplan, vaak a.d.h.v. de verpleegkundige diagnose. Binnen dit kader kunnen zij op basis van protocollen diagnoses bijstellen en de voorbehouden handelingen verrichten waarvoor zij bekwaam en dus bevoegd zijn. Het is van belang dat verschillende zorgverleners die elk een eigen inhoudelijke verantwoordelijkheid hebben jegens de patiënt met elkaar contact hebben en zo nodig afstemmen over de inhoud en de regie van de behandeling. Kernaspecten in deze zijn: Het aanspreekpunt voor vragen van de patiënt of diens vertegenwoordiger De inhoudelijke (eind)verantwoordelijkheid voor de behandeling van en zorgverlening aan de patiënt De coördinatie en regie van de behandeling van de patiënt De competenties van de praktijkverpleegkundige De praktijkverpleegkundige beschikt over de klinische vaardigheden, technische vaardigheden en professionele attitudes die nodig zijn voor patiëntgerichte zorg op expertniveau. Binnen haar taakgebied benut zij haar competenties om doelgericht informatie te verzamelen, om op basis van klinisch redeneren de juiste beslissingen te nemen en om diagnostische en therapeutische interventies uit te voeren. De praktijkverpleegkundige gaat met haar patiënten een zelfstandige behandelrelatie aan. Zij doet dit binnen de grenzen van de patiëntencategorie of categorieën waar zij deskundig in is, haar persoonlijke bekwaamheid, de zorgsetting en de voorkeuren en de leefsituatie van de patiënt. De zorg die zij verleent wordt gekenmerkt door een ethisch en economisch verantwoorde praktijkvoering en door doelmatige communicatie met patiënten en allen die direct of indirect bij de zorg voor de patiënt betrokken zijn. De competenties binnen het taakgebied staan centraal in het functioneren van de praktijkverpleegkundige en worden gecombineerd met de competenties uit de andere taakgebieden. De begeleiding in de huisartsenpraktijk door de praktijkverpleegkundige dient er ook op gericht te zijn dat de patiënt in staat is tot zelfmanagement. Naarmate de complexiteit toeneemt, worden contactmomenten intensiever. De praktijkverpleegkundige waakt over de continuïteit van de zorg. Essentiële kerncompetenties in deze zijn: - Vaardigheden waarvoor klinisch denken vereist is Analytisch vermogen in oorzaak-gevolg relatie Prioriteiten kunnen stellen Farmaceutische kennis Het kunnen integreren van cure en care Het bezit van diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal Het moet zoveel mogelijk voorkomen worden dat inhoudelijke taken en verantwoordelijkheden bij verschillende zorgverleners zijn neergelegd zonder dat één van hen het geheel overziet. Op welke persoon welke inhoudelijke verantwoordelijkheid rust, kan van situatie tot situatie verschillen, maar deze verantwoordelijkheden moeten wel expliciet zijn belegd. Zo nodig kan één van deze zorgverleners als hoofdbehandelaar (de zorgverlener op wie de inhoudelijke eindverantwoordelijkheid rust) optreden. In veel gevallen zal de arts de hoofdbehandelaar zijn, maar dat is niet per definitie het geval. Uit bovenstaande kan worden opgemaakt dat de V&VN pvk/po de mening deelt van de NHG/LHV dat een goede huisartsenvoorziening gebaat is bij het inzetten van speciaal voor de huisartsenpraktijk opgeleide generalistische praktijkverpleegkundige met specialisaties op de diverse aandachtsgebieden. Differentiatie De afgelopen jaren is niet alleen de meerwaarde gebleken uit de inzet van de praktijkverpleegkundigen. Ook de speciaal opgeleide doktersassistente tot praktijkondersteuner heeft haar toegevoegde waarde bewezen. Niet voor niets heeft de beroepsvereniging de belangen behartigt voor beide beroepen en functies. Echter wel met de erkenning en herkenning, ondanks de gelijke eindtermen, verschillen in competenties en inzetbaarheid. Het kernverschil zit in het feit dat de praktijkverpleegkundige al generalistisch is opgeleid in de verschillende werkvelden en een klinische blik heeft ontwikkeld. Daarnaast is zij BIG-geregistreerd en HBO-opgeleid, waardoor hij/zij beter toegerust is om in te kunnen spelen op de toename van complexiteit van zorg, toename van ouderen en de genoemde taakherschikking die in de toekomst binnen de huisartsenzorg te verwachten is. De praktijkondersteuner daarentegen is, middels een 2-jarige aanvullende opleiding op HBO niveau, alleen opgeleidvoor een aantal patiëntencategorieën. Het zegt niets over een meer of minder waarde. Het zegt iets over de toegevoegde waarde die nodig is in het steeds complexer worden van de zorgvraag, de ontwikkelingen van zorggroepen en de eisen die worden gesteld aan kwaliteit en deskundigheid. Wij zijn daarom ook voorstander van het beperken van het aantal functionarissen in de huisartsenpraktijk tot huisarts, praktijkassistente en praktijkverpleegkundige. Uitbreiding van het aantal functionarissen komt de coördinatie en continuïteit van zorg niet ten goede. De co- en multimorbiditeit en complexe(ouderen)zorg pleit voor een hecht samenwerkend team (driehoek). De inzet van een Nurse Practitioner en Physician Assistant wordt door het bestuur niet als toegevoegde waarde gezien in samenwerkingsverbanden van 3-5 huisartsenpraktijken. Opleiding en functionaliteit Het bestuur spreekt de zorg uit over de huidige positie en competenties van de tot praktijkondersteuner opgeleide doktersassistente. Zoals in het standpunt vermeld pleiten wij voor een overgangsregeling waarbij de praktijkondersteuner alsnog de competenties en het beroep van verpleegkundige kunnen behalen. Wij willen graag met de NHG/LHV, de Hogescholen en de NVDA om de tafel om te bespreken of het voor de toekomstige huisartsenvoorziening en het loopbaanperspectief van MBO-doktersassistente en MBO-verpleegkundige zinvol is een differentiatie aan te brengen in HBO-praktijkverpleegkundige en MBO-praktijkverpleegkundige. Niet iedere MBO doktersassistente en MBO verpleegkundige zal het niveau kunnen behalen van HBO-praktijkverpleegkundige. Daarnaast pleit de NHG/LHV voor het inzetten van masteropgeleide verpleegkundige voor overstijgende taken in de huisartsenvoorziening. Voor grotere huisartsenagglomeraten zou het inzetten van zo’n functionaris voor kwaliteitsontwikkeling, innovatie en ketenzorgontwikkeling een constructieve aanvulling zijn. Deze functionaris kan ook ingehuurd worden door kleinere samenwerkingsverbanden. Het bestuur van de V&VN praktijkverpleegkundigen&praktijkondersteuners ziet een belangrijke meerwaarde in het positioneren van de verpleegkundige in de huisartsenpraktijk. Samen met de NHG/LHV, de NVDA en de Hogescholen wil zij zich inzetten voor een adequate opleidingsstructuur en opleidingscontinuüm voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen. Opmerking naar aanleiding van de geraadpleegde literatuur Graag brengen wij nog onder de aandacht: Concept “beroepsdeelprofiel praktijkverpleegkundige“ en “beroepsdeelprofiel praktijkondersteuner junior/senior“ van de V&VN praktijkverpleegkundigen&praktijkondersteuners. (19 augustus 2008). De “Handreiking verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg” (26 januari 2010, KNMG)