MEETKUNDE 1 Basisbegrippen

advertisement
MEETKUNDE
1 Basisbegrippen
M1
Een klaslokaal vol meetkunde
162
M2
Aanzichten
166
M3
Basisbegrippen van de meetkunde
171
M4
Onderlinge ligging van rechten
174
M5
Eigenschappen in verband met
evenwijdigheid en loodrechte stand
van rechten in het vlak
178
Hoeken
180
M6
161
Titelklaslokaal vol meetkunde
M1
1 Een
516 E
517 E
Kleur:
a
alle zichtbare, rechte grensvlakken blauw.
b
alle zichtbare, gebogen grensvlakken rood.
Noteer de meest passende naam van deze ruimtefiguren.
.....................................
kubus
.....................................
balk
.....................................
cilinder
.....................................
kegel
.....................................
.....................................
518 E
M1
bol
.....................................
piramide
Noteer de meest passende naam van deze ruimtefiguren.
. . . . . . . . . . . ......................
balk
.................................
cilinder
.................................
kubus
.................................
bol
.................................
kegel
.................................
prisma
.................................
. . . . . . . . . . . ......................
162
prisma
Een klaslokaal vol meetkunde
kubus
prisma
piramide
................... . . . . . . . . . . . . . .
519 E
Welke ruimtefiguren herken je op de foto’s?
bollen
. . . . . . . . . . . ......................................
. . . . . . . . . . . ......................................
520 E
cilinder kubus
prisma
balk
.................................................
.................................................
balk
cilinder
....................................
.............
bol . . . . . . . . . . . . .
....................................
Noteer de meest passende naam van deze vlakke figuren.
driehoek
521 E
balk
bol
.................................................
.................................................
. . . . . . . . . . . ......................
............................ .....
vierkant
.................................
rechthoek
.................................
ruit
................... . . . . . . . . . . . . . .
parallellogram
. . . . . . . . . . . ......................
............................ .....
trapezium
.................................
vlieger
.................................
vijfhoek
................... . . . . . . . . . . . . . .
Uit welke vlakke figuren is een tangram opgebouwd?
cirkel
achthoek
Weetje
Een tangram is een Chinese puzzel
die uit zeven stukjes bestaat, de tans.
Met deze stukken kun je een groot
aantal figuren vormen. Volgens de
regels van het spel moeten alle stukjes worden gebruikt. In het begin van
de 19de eeuw kwamen deze puzzels
uit China naar Europa.
Vijf driehoeken, één vierkant
en één parallellogram. . . . . . . . . . . . . . . .
....................................................................
.................................................................... . . . . . . . . . . . . . . .
.................................................................... . . . . . . . . . . . . . . .
Een klaslokaal vol meetkunde
M1
163
Duid op de beelden vijf verschillende vlakke figuren aan.
522 B
a
trapezium
rechthoek
achthoek
driehoek
vierhoek
cirkel
trapezium
b
cirkel
driehoek
trapezium
rechthoek
vierkant
523 V* •
•
Knip de stukjes op p. 183 uit.
Leg deze figuren. Je mag elk stukje juist één keer gebruiken.
524 E
Vul de tabel in.
Ruimtefiguur
164
M1
Een klaslokaal vol meetkunde
aantal
grensvlakken
Welke vlakke figuren stellen
deze grensvlakken voor?
aantal
ribben
6
6 rechthoeken
12
7
2 vijfhoeken
5 rechthoeken
15
6
6 vierkanten
12
Vul de tabel in.
525 B
Foto
aantal
ribben
aantal
hoekpunten
Hoeveel grensvlakken komen in
elk hoekpunt samen?
4
driehoek
6
4
3
6
vierkanten
12
8
3
8
driehoek
12
6
4
aantal
ribben
aantal
hoekpunten
Hoeveel grensvlakken komen in
elk hoekpunt samen?
12
regelmatige
vijfhoek
30
20
3
20
gelijkzijdige
driehoek
30
12
5
Vul de tabel in.
526 V*
Foto
527 B
aantal
vorm van de
grensvlakken grensvlakken
aantal
vorm van de
grensvlakken grensvlakken
a
Kleur de middelste bol en alle verbindingskokers die in de
middelste bol aankomen.
b
Welk ruimtefiguur herken je in de overblijvende
bollen en verbindingskokers?
een kubus
.........................................................................................................................
Weetje
Al in de Oudheid was bekend dat er
precies vijf regelmatige lichamen zijn.
Dat zijn lichamen waarvan alle ribben,
alle vlakken en alle hoeken gelijk zijn.
Een klaslokaal vol meetkunde
M1
165
M2 Aanzichten
528 B
Het voorvlak van de kubus is donker gekleurd.
Wie staat waar ten opzichte van de kubus? Schrijf de namen op de juiste plaats op het plan.
bord
Juf
Lara
juf
. . . . . . . . . . . . . ..............................
529 B
Robbe
Lara
M2
Astrid
...........................................
...........................................
Robbe
............................ . . . . . . . . . . . . . . .
Wie staat waar? Noteer de naam van de persoon die het aanzicht op de bovenste foto van p. 167 ziet.
Julie
166
Astrid
Aanzichten
Hans
Marie
Tom
Tom
....................................
530 B
Julie
Marie
....................................
............................. . . . . . . .
Schrijf onder elke foto welk aanzicht getrokken is.
vooraanzicht
.............................................................
531 B
Hans
....................................
linkerzijaanzicht
.............................................................
rechterzijaanzicht
.................................................. . . . . . . . . . . .
Welke aanzichten werden gefotografeerd?
vooraanzicht
bovenaanzicht
onderaanzicht
. . . . . . . . . . ..........................
....................................
....................................
linkerzijaanzicht
....................................
rechterzijaanzicht
........................ . . . . . . . . . . . .
Aanzichten
M2
167
532 B
Welke aanzichten werden gefotografeerd?
vooraanzicht
. . . . . ...............................
533 B
linkerzijaanzicht
....................................
rechterzijaanzicht
....................................
Welke grensvlakken zijn zichtbaar?
voorvlak,
bovenvlak, rechterzijvlak
. . . . . . . . . . . ..................................................
534 E
rechterzijaanzicht
.............................. . . . . . .
bovenvlak,
rechterzijvlak
.............................................................
Welke aanzichten werden getekend? Vink alle mogelijkheden aan.
Blokkenconstructie
aanzicht
dit aanzicht is het




vooraanzicht.
bovenaanzicht.
linkerzijaanzicht.
rechterzijaanzicht.
dit aanzicht is het




vooraanzicht.
bovenaanzicht.
linkerzijaanzicht.
rechterzijaanzicht.
dit aanzicht is het




168
M2
Aanzichten
vooraanzicht.
bovenaanzicht.
linkerzijaanzicht.
rechterzijaanzicht.
535 E
536 B
Welke aanzichten werden getekend?
linkerof rech....................................
terzijaanzicht
bovenof onder....................................
aanzicht
vooraanzicht
............................. . . . . . . .
voorof achter....................................
aanzicht
rechterzijaanzicht
....................................
linkerzijaanzicht
............................. . . . . . . .
linkerof rech....................................
terzijaanzicht
vooraanzicht
....................................
bovenaanzicht
............................. . . . . . . .
Welke aanzichten werden getekend?
vooraanzicht
...............................
rechterzijaanzicht
...............................
bovenaanzicht
...................... . . . . . . . . .
rechterzijaanzicht
...............................
vooraanzicht
...............................
linkerzijaanzicht
..................... . . . . . . . . . .
bovenaanzicht
...............................
rechterzijaanzicht
...............................
vooraanzicht
..................... . . . . . . . . . .
vooraanzicht
...............................
rechterzijaanzicht
...............................
linkerzijaanzicht
.....................
..........
Aanzichten
M2
169
537 B
538 B
Bij een dobbelsteen is de som van het aantal ogen op twee evenwijdige vlakken steeds zeven.
Teken:
b
het linkerzijaanzicht
d
het bovenaanzicht
a
c
het rechterzijaanzicht
e
het onderaanzicht
het vooraanzicht
1
1
2
Tel het aantal blokken door op het bovenaanzicht eerst het aantal blokken van elke stapel
te noteren.
3
1
1
12 1
1
2
1
4
totaal: ...............
1
1
1
1
1
1
1
totaal: .......8. . . . . . . .
3
2
2
3
8
totaal: ...............
539 B
1
10. . . . . . . .
totaal: .......
bovenaanzicht
rechterzijaanzicht
aantal blokjes
2
2
3
3
M2
1
Teken de aanzichten.
vooraanzicht
170
2
Aanzichten
Teken de aanzichten.
540 V*
vooraanzicht
bovenaanzicht
rechterzijaanzicht
aantal blokjes
3 2 1
2 1
1
10
6
1 2 3
2 1
2
1 1
7
M3 Basisbegrippen van de meetkunde
541 E
a
Teken alle verschillende lijnstukken blauw die deze
drie punten als grenspunten hebben.
b
Noteer alle getekende lijnstukken in symbolen.
B
A
[AB], [BC], [AC]
. . . . . . . . . . . . .............................................................................................................
c
Teken alle verschillende rechten door deze punten in potlood.
d
Noteer alle getekende rechten in symbolen.
C
AB, BC, AC
. . . . . . . . . . . . .............................................................................................................
542 B
a
Plaats de punten in het assenstelsel.
A(2,3) B(4,6) C(0,3) D(1,0)
b
Teken [AB] blauw.
c
Teken BC groen.
d
Teken CD in potlood.
y
B
A
C
1
0
D
1
Basisbegrippen van de meetkunde
x
M3
171
Noteer deze rechte op zoveel mogelijk
manieren in symbolen.
543 E
b=
C
G
CG = GC = CR = RC = GR = RG
R
. . . . ................................................................... ..................
b
Teken:
544 E
a
[KM]
b
LN
c
het snijpunt S van [KM] en LN.
K
S
L
N
M
545 E
a
Teken de dragers van [WZ] en [VY],
noem ze respectievelijk a en b.
V
b
Teken het snijpunt van a en b en noem het S.
c
Geef een andere schrijfwijze voor a.
W
Y
Z
= ZW = WS = SW = ZS..................
= SZ
a = .WZ
. . . . ...................................................................
b
546 V* a
Vul de coördinaten van B en D aan.
b
Teken het snijpunt van [AC] en
[BD] en noem het S.
c
Wat is de coördinaat van S?
y
S
a
96
A (3,6)
B (......,.......)
S
S(6,4)
. . . . . . . . . . . . . ...............................................................
32
D (......,......)
C (9,2)
1
0
172
M3
Basisbegrippen van de meetkunde
1
x
Ilias, Robbe, Emma en Marie bestelden elk één ticket voor een concert.
Duid hun zitplaatsen aan op het zaalplan.
9
10
11
8
7
6
5
4
3
2
1
12
STAGE
10
8
6
4
2
A
11 9 7 5 3 1 1 1 3 5 7 9 11
11 9 7 5 3 1 2 1 3 5 7 9 11
3
4
5
6
7
8
9
10
11
B
24
6
8
10
12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Ilias
blok A, rij 6 stoel 4
Robbe
blok B, rij 6 stoel 9
Emma
blok C, rij 11 stoel 7
Marie
blok D, rij 9 stoel 6
10
11
D
C
548 V* 
Bekijk het plan van de eerste verdieping van een
ziekenhuis.Het plan van de tweede en derde
verdieping is identiek. De kamers van de tweede verdieping beginnen met het honderdtal 2
en de kamers van de derde verdieping beginnen
met het honderdtal 3.

Duid op het vooraanzicht en het achteraanzicht
aan waar volgende personen liggen.
a
Oma ligt in kamer 115.
b
Nonkel Jef ligt in kamer 203.
c
Vriendin Mies ligt in kamer 316.
d
Zus Annie ligt in kamer 210.
119 119 120 120
113 113 114 114
115 115 116 116
117 117 118 118
107 107 108 108
109 109 110 110
111 111 112 112
101 101 102 102
103 103 104 104
105 105 106 106
vooraanzicht
achteraanzicht
c
102
a
104
d
105
103
b
101
trappenhal
trappenhal
grondplan (bovenaanzicht)
106
547 E
Basisbegrippen van de meetkunde
M3
173
549 V** a
b
Bepaal de coördinaten van volgende punten.
A(0,8,5)
E(. . 0
. . . . ,. . 0
. . . . ,. .5
. . . .)
B(. .0
. . . . ,. .8
. . . . ,. .0
. . . .)
F(. . .0. . . ,. . 0
. . . . ,. .0
. . . .)
C(. .4
. . . . ,. .8
. . . . ,. .0
. . . .)
G(. .4
. . . . ,. .0
. . . . ,. .0
. . . .)
D(. .4. . . . ,. 8
. . . . . ,.5
. . . . .)
H(. .4
. . . . ,. .0
. . . . ,. .5
. . . .)
y-as
A
D
1
S F
Teken in ADHE de diagonalen.
c
Noem het snijpunt van de diagonalen S.
d
Geef de coördinaten van S.
S(. . 2
. . . . ,. .4
. . . . ,. 5
. . . . .)
C
B
G
1
x-as
1
E
H
z-as
M4 Onderlinge ligging van rechten
550 E
Wat is de onderlinge ligging van a, b en c?
c
a
c
b
551 E
a
b
c
a
b
a
c
b
snijdende rechten
a en b zijn ........................................................................................
evenwijdige rechten
a en b zijn ..........................................................................
..............
evenwijdige rechten
a en c zijn ........................................................................................
snijdende rechten
a en c zijn ..........................................................................
..............
snijdende rechten
b en c zijn ........................................................................................
snijdende rechten
b en c zijn ..........................................................................
..............
Wat is de onderlinge ligging van a en b?
a aa a
a aa a
b bb b
b bb b
a aa a
b bb b
b bb b
a aa a
a en b zijn
a en b zijn
evenwijdige
rechten
snijdende
rechten snijdende
rechten ......................................
snijdende rechten
.....................................................
.....................................................
...............
. . . . . . . . . . . . . ........................................
174
M4
Onderlinge ligging van rechten
a en b zijn
a en b zijn
Wat is de onderlinge ligging van a en b?
552 V*
a
a
b
a
b
a
b
b
a en b zijn
a en b zijn
a en b zijn
a en b zijn
kruisende
rechten .....................................................
evenwijdige
kruisende
rechten snijdende
rechten
. . . . . . . . . . . . . ........................................
.....................................................
......................................
...............
rechten
Kleur in de ruimtefiguur de ribben …
553 B
a
die evenwijdig zijn met de vet getekende ribbe groen
b
die loodrecht staan op de vet getekende ribbe blauw
c
die kruisen met de vet getekende ribbe rood.
Weetje
In Noord-Ierland zijn zeshoekige
basaltzuilen ontstaan bij een
vulkaanuitbarsting zo’n 60
miljoen jaar geleden.
Vul de onderlinge ligging van de rechten aan.
554 V* 
Kies de meest passende oplossing uit: , ⊥,

a
a
a
, kruist.
b
b
b
a
c
a
a
b
b
a
//
kruist
.....................
⊥
....................
....................
b
b
c
a
a
c
c
b
b
b
c
c
b
b
bc
a
c
a
c
b
b
c
c
kruist
//
.....................
//
....................
....................
a
b
a
c
a
c
b
kruist
//
.....................
//
....................
....................
a
a
b
c
c
a
Onderlinge ligging
a vana rechten
b
M4
175
a
c
b
555 V* 

Vul de onderlinge ligging van de rechten aan.
Kies de meest passende oplossing uit: , ⊥,
, kruist.
a
b
b
a
c
c
a
a
b
556 B
//
kruist
.....................
⊥
....................
....................
b
a
c
a
c
b
ja
a
Teken de rechte AB. C ∊ AB?
b
Teken DE en PQ.
c
Vul de onderlinge ligging aan in symbolen.
AB . .//
. . . . DE
AC ⊥
. . . . . . PQ
............ ..........................................
//
kruist
.....................
kruist
....................
....................
c
c
P
D
DE .⊥
. . . . . PQ
b
E
BE .//
. . . . . PQ CP . //
. . . . . AQ
B
C
A
Q
557 V* 

Vul de onderlinge ligging van de rechten aan.
Kies de meest passende oplossing uit: , ⊥,
, kruist.
a
b
b
b
c
a
a
c
c
a
a
b
176
M4
⊥
⊥
.....................
kruist
....................
....................
b
a
c
a
c
b
Onderlinge ligging van rechten
//
kruist
.....................
//
....................
....................
b
a
c
a
c
b
kruist
//
.....................
kruist
....................
....................
b
c
c
Op de tekening hieronder zie je vier rechten
die elkaar snijden in één punt. Vanuit een
punt P werk je in twee richtingen: tegen de
wijzers van de klok in en met de wijzers van
de klok mee. Teken een nieuw punt op a en
vervolledig de tekening zoals in het voorbeeld.
558 V*
d
b
a
a
Teken de punten:
b
Plaats D als je weet dat AB CD en AD BC.
c
De spin maakt de eerste constructiedraad door
een dunne kleverige draad met de wind te laten
meevoeren. De spin verstevigt deze draad met
niet klevende draad.
2 Daarna hangt de spin een losse draad in het web
en maakt er een Y-vorm van.
3-4 De spin construeert de andere spaken met niet
klevende draden.
4 Daarna wordt een niet kleverige spiraal gemaakt
tussen de niet kleverige draden.
5 En tenslotte wordt een draad met kleverige
druppeltjes gesponnen. Het web is klaar voor
gebruik.
1
c
P
559 B
Weetje
A(3,2) B(5,6)
C(11,6).
D(9,2)
3
Parallellogram
B (7,3)
6
C
B
A
D
0
0
A (3,3)
5
1
. . . . . . . . . . . . . ................................................................... .......................
560 B
4
5
4
Welke vlakke figuur herken je?
3
6
2
d
2
x-as
Geef de coördinaat van D.
. . . . . . . . . . . . . ................................................................... ........................
1
a
Teken de punten:
C (2,0).
b
Plaats D als je weet dat AB CD en CD ⊥ BD.
c
Wat is de coördinaat van D?
5
D(7,0)
4
. . . . . . . . . . . . . ...........................................................................................
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
y-as
8
9
10
11
12
x-as
y-as
7
6
B
A
3
2
1
C
0
0
1
D
2
3
4
5
6
7
Onderlinge ligging van rechten
M4
177
y
7
Teken de punten met volgende coördinaten
in het assenstelsel.
561 B
A(1,6)
A
6
B(5,4)
5
B
4
3
2
1
0
0
562 B
a
Teken de punten in beide assenstelsels.
b
Verbind vierhoek ABCD.
2
3
4
5
6
7
8
A(3,4)
B(3,7) C(8,7)
c
2
3
y
y
B
7
6
5
4
3
2
C
D
A
4
5
6
7
8
9
10
11
12
x
D(8,4)
B
C
A
D
1
1
0 1
1
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
x
0 1
2 3 4 5 6 7 8 9 10
x
Wat merk je op?
ABCD
is in het eerste assenstelsel
een parallellogram en in het tweede assenstelsel
. . . . . . . . . . . . . ...................................................................
......................................................................................................................................
...............
een
. . . . . . . . . . . .rechthoek.
. ................................................................... ...................................................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . ................................................................... ...................................................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . .
M5 Eigenschappen in verband met evenwijdigheid en loodrechte stand van rechten in het vlak
c
563 B

Teken b en c zodat a
b en a c.

Wat is de onderlinge ligging van b en c?
b en c zijn snijdende rechten
. . . . . . . . . . . . . ................................................................... ................
178
M5
Eigenschappen in verband met evenwijdigheid en loodrechte stand van rechten in het vlak
a
b
c
564 B
Vul de tabel aan.
gegeven
a . //
..... c
b
a b
b
vul de onderlinge ligging
aan in symbolen
tekening
c
a
c
565 B
Vul de tabel aan.
gegeven
vul de onderlinge ligging
aan in symbolen
tekening
a⊥b
c
b c
a⊥
...... c
b
c
a
b
a
566 B
Gegeven: de rechte a.
Teken de rechten b, c en d zodat b a, a ⊥ c en c d.
a
b
Wat is de onderlinge ligging van de rechten b en c?
b
en c staan loodrecht op elkaar (b ⊥ c)
. . . . .....................................................................................................
b
a
Wat is de onderlinge ligging van de rechten a en d?
a
en d staan loodrecht op elkaar (a ⊥ d)
. . . . .....................................................................................................
c
Wat is de onderlinge ligging van de rechten b en d?
d
b
en d staan loodrecht op elkaar (b ⊥ d)
. . . . .....................................................................................................
c
a
Wat is de onderlinge ligging van de rechten c en d?
d
c. . . . .....................................................................................................
en d zijn evenwijdig aan elkaar (c d)
567 B
Vul de tabel aan.
gegeven
a
vul de onderlinge ligging
aan in symbolen
tekening
a . .//
.... d
b
c⊥
...... d
b⊥c
a
b d
c
b
d
a
Eigenschappen in verband met evenwijdigheid en loodrechte stand van rechten in het vlak
M5
179
, ⊥.
Vul in met ,
568 V*
a
b
c
d
569 V**
als a ⊥ b ⊥ c . .//
... d
dan a d.
als a . //
.... b c ⊥ d
dan a ⊥ d
als a b c .//
.... d e
dan a
als a ⊥
. . . . . b ⊥ c ⊥ d ⊥ e dan a d
e
Zet een kruisje in de tabel bij het juiste antwoord.
juist
b⊥c
a
a
b
a b
c
a
d
a b c⊥d
e
a
b
dan a ⊥ c
c⊥d
dan a
d
c
dan a
d
b c
d
d
fout
X
X
X
X
dan a d
dan a
dit kun je niet weten
X
d
M6 Hoeken
570 E
571 E
a
[AB
b
[CD
c
DA]
d
BC]
B
A
Teken:
[AB
b
CA]
c
[AD
d
CD]
C
D
C
D
Teken:
a
B
A
B
B
C
A
C
A
D
D
572 E
Teken:
a
[AB]
b
CD]
c
BD
A
D
180
M6
Hoeken
B
C
Teken:
573 B
y
6
a
[AB met A(0,0) en B(3,2)
b
CD] met C(0,4) en D(6,6)
5
4
D
C
3
B
2
1
0
A
0 1
2
3
4
5
6
7 x
Welke soort hoek herken je?
574 B
rechte hoek
...................................
+ 90°
11 12 1
10
2
9
3
8
4
7 6 5
11 12 1
10
2
9
3
8
4
7 6 5
+ 90°
+ 90°
volle hoek
/ nulhoek
...................................
gestrekte
...................... . .hoek
...........
11 12 1
10
2
9
3
8
4
7 6 5
11 12 1
10
2
9
3
8
4
7 6 5
+ 90°
Welke soort hoek herken je?
575 B
A
B
scherpe
. . . . . . . . . . . . . . . hoek
. . . . . . . . . . . . . . .(45°)
.....
E
groter dan een stompe
hoek
. . . . . en
. . . . . .kleiner
. . . . . . . . . . . . . dan
. . . . . . . . .een
..
volle hoek (225°)
576 B
C
rechte
. . . . . . . . . . . . . . . .hoek
. . . . . . . . . . . . . .(90°)
.....
D
stompe
gestrekte
. . . . . . . . . . . . . . . .hoek
. . . . . . . . . . . . . . (135°)
.....
. . . . . . . . . . . . . . . . . . .hoek
. . . . . . . . . . . . . .(180°)
..
F
volle
. . . . . . . . . . .hoek
. . . . . . . . . . . . . . (360°)
..........
Welke soort hoek legt de grote wijzer van een klok af in:
a
15 minuten
b
30 minuten
c
vijf minuten
d
één minuut
e
tien minuten
rechte hoek (90°)
gestrekte hoek
(180°)
................................
................
scherpe hoek
(30°)
................................
................
scherpe hoek
(6°)
................................
................
scherpe hoek
(60°)
................................
................
................................ ................
Hoeken
M6
181
De kijkhoek is belangrijk om het podium goed te kunnen zien. Kleur de plaatsen vanwaar je het hele
podium kunt zien.
577 B
podium
rij A
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
rij B
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
rij C
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
zaal
578 B
a
Rangschik de foto’s volgens de grootte van de totale kijkhoek.
A>B>C>D>E
. . . . . . . . . . . . . ................................................................... ...................................................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . .
b
Rangschik de foto’s volgens de grootte van de kijkhoek met dieptezicht.
C>D>E>B>A
. . . . . . . . . . . . . ................................................................... ...................................................................................................................................... . . . . . . . . . . . . . . .
A
paard
B
konijn
C
mens
D
vos
E
uil
dieptezicht
geen dieptezicht
buiten gezichtsveld
182
M6
Hoeken
Hoeken
M6
183
Download