Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014

advertisement
Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014
Inleiding
Uit onze gemeentelijke armoedemonitor1 blijkt dat Leeuwarden een stad is met een
relatief groot armoedeprobleem. Een probleem dat nog steeds toeneemt als gevolg van de
voortdurende economische crisis, waardoor mensen hun baan verliezen of hun inkomen
achteruit zien gaan. Bijna 9000 huishoudens in onze gemeente leven van een inkomen op
minimumniveau2. Dat is 1 van elke 6 huishoudens in Leeuwarden. Dat aantal is in de
afgelopen vier jaar met 17,8% gestegen. De problemen concentreren zich daarbij steeds
meer bij huishoudens met een bijstandsuitkering en hebben in toenemende mate een
langdurig karakter. Uit onderzoeken van het Nibud en uit onze armoedemonitor weten we
dat de positie van gezinnen met kinderen daarbij het slechtst is: hun inkomen is
onvoldoende om deel te kunnen nemen aan het sociale leven. In onze gemeente leeft
16,7% van de kinderen in een huishouden met een laag inkomen.
Er zijn de nodige redenen om te komen tot een herziening van ons armoedebeleid:



De armoedeproblematiek in Leeuwarden neemt toe, ook onder kinderen;
Ons huidige beleid werkt op onderdelen wel en op onderdelen minder: zo weten we
dat het effect van minimaregelingen op maatschappelijke participatie beperkt is.
Daarnaast weten we niet goed in hoeverre onze minimaregelingen werkelijk leiden
tot een verbetering van de financiële positie van mensen;
Er zijn ontwikkelingen gaande die de financiële situatie en de mate van participatie
zullen beïnvloeden. Naast de economische omstandigheden gaat het daarbij om
veranderingen in wetgeving. Zo krijgen we in 2014 te maken met de invoering van
de Participatiewet en in 2015 met de decentralisatie van de begeleiding en
verzorging uit de AWBZ, de decentralisatie van de Jeugdzorg en een nieuwe
voorziening voor chronisch zieken en gehandicapten. Ook de mogelijkheden voor
inkomensondersteuning (bijzondere bijstand) worden in 2014 gewijzigd. Op dit
moment weten we niet precies wie door de bezuinigingen getroffen worden. De
exacte inhoud van de regelingen is immers nog niet bekend.
Naast financiële risico’s voor burgers bieden de decentralisaties ook kansen. De
mogelijkheden om te komen tot brede oplossingen worden groter. We kunnen als
gemeente zoeken naar maatregelen om armoede te bestrijden waarbij een grotere rol is
weggelegd voor de eigen netwerken van onze burgers en waarbij een grotere nadruk ligt
op de oplossingen van mensen zelf. Onze sociale wijkteams kunnen daarbij op een breder
terrein (op maat) ondersteuning bieden. Dit kan de effectiviteit van onze maatregelen
vergroten.
1
2
KWIZ, 2012
Cijfers KWIZ afkomstig uit 2011. In 2011 is minimumniveau gelijk aan 120% van het sociaal minimum. Inkomensgrens is
per 2012 wettelijk verlaagd naar 110% van het sociaal minimum.
[1]
Een herziening van het armoedebeleid is nodig, maar omdat we nog geen inzicht hebben in
de inhoudelijke en financiële gevolgen van de verschillende regelingen is het voor het
opstellen van volledig nieuw beleid nu nog te vroeg. Dat geldt ook voor de herijking van
bestaande minimaregelingen. Wel is het op korte termijn mogelijk om op onderdelen tot
verbeteringen te komen die de effectiviteit van een aantal maatregelen verhogen. In 2014
zal een nieuwe visie op armoedebestrijding aan de raad worden aangeboden. Voor de
periode 2013-2014 hebben wij een ontwikkelprogramma armoede vastgesteld. Dat
programma bestaat uit een aantal maatregelen op korte termijn die vooral betrekking
hebben op de participatie van kinderen en op duurzaamheid. Zodra helder is welke
effecten de verschillende landelijke regelingen hebben, komen we tot een nieuwe brede
visie op armoedebestrijding en maatschappelijke deelname. Wel geven we vast aan:
1) uit welke bouwstenen ons nieuwe armoedebeleid moet bestaan
2) uit welke stappen en fasen ons ontwikkelprogramma bestaat: wat doen we op korte
termijn en wat op langere termijn (in samenhang met de decentralisaties op het
sociale domein).
Doelen en bouwstenen van ons nieuwe armoedebeleid
De volgende doelen worden onderscheiden:
1) meer mensen moeten meedoen aan de samenleving
2) financiële problemen bij burgers moeten zoveel mogelijk worden voorkomen
3) er moet een vangnet zijn voor mensen die over te weinig middelen beschikken om
noodzakelijke uitgaven te kunnen doen
Een (toekomstbestendig) armoedebeleid is een “integraal” beleid: het maakt integraal
onderdeel uit van alle maatregelen die de gemeente neemt. De bouwstenen voor dat
nieuwe beleid, zijn:
1.
Beleid is verbonden met andere beleidsterreinen
Armoedebeleid is meer dan alleen het bieden van een vangnet in de vorm van
minimaregelingen. Er zijn veel meer beleidsterreinen die van invloed zijn op de
participatie en financiële situatie van onze inwoners. Het gaat dan bijvoorbeeld om
maatregelen op het gebied van duurzaamheid (minder energiekosten), jeugd en onderwijs
(meer kans op hoger inkomen op termijn), schuldhulp, re-integratie (meer kansen op
inkomen uit betaald werk) en de voorbereiding op de Culturele Hoofdstad. Integraal
armoedebeleid betekent dat we doelen op het gebied van armoedebestrijding en
maatschappelijke participatie expliciet op moeten nemen in beleid op andere terreinen en
de effecten van dat beleid zichtbaar moeten maken als resultaat van armoedebestrijding.
2.
Maatregelen zijn gericht op participatie: armoedebeleid zet mensen in beweging
Doel van armoedebeleid is altijd om mensen meer mee te laten doen. Dat betekent dat
vormen van (inkomens-)ondersteuning een activerend karakter moeten hebben. Er wordt
een koppeling gelegd tussen de ondersteuning die geboden wordt en de inzet die van
mensen wordt gevraagd.
[2]
3.
Uitgaan van de versterking van de eigen kracht: armoedebeleid moet ertoe
bijdragen dat mensen zelf uit de armoede komen
Armoedebeleid moet erop gericht zijn dat mensen zelf hun leven weer in de hand nemen,
dus zelf een bijdrage leveren aan de oplossing van hun probleem. Dat betekent dat we
afspraken maken over de manier waarop mensen hun problemen gaan aanpakken en wat
zij ervoor nodig hebben om dat te realiseren. Die afspraken maken we onder andere in de
sociale teams. Uitgangspunt is maatwerk en wederkerigheid.
4.
Voorkomen is beter dan genezen
Zoals in de bijeenkomst met het maatschappelijk middenveld werd opgemerkt: reintegratiebeleid is de beste vorm van armoedebestrijding. Mensen mogen niet vervallen tot
inactiviteit en inactiviteit mag nooit lonend zijn. Ook moeten we ervoor zorgen dat
mensen niet onnodig over te weinig geld beschikken. Dat betekent dat ze in ieder geval
makkelijk en snel moeten krijgen waar ze recht op hebben. De dienstverlening die zij
nodig hebben wordt snel en goed geleverd. Of het nu gaat om het verstrekken van een
uitkering, het bieden van advies over schulden of het helpen zoeken naar een baan.
5.
Een vangnet alleen waar dat nodig is
Een vangnet bied je als er geen andere oplossingen zijn. Dat betekent dat het is gericht op
de financiële ondersteuning van mensen die niet in staat zijn om hun noodzakelijke
uitgaven te doen. Dat vangnet is gericht op individuele situaties (conform de lijn van de
nieuwe wetgeving). Ons toekomstige minimabeleid is dat vangnet. Hierin beschrijven we
de manier waarop we aan inkomensondersteuning doen. Dat beleid zal gericht zijn op
specifieke groepen (kinderen) en specifieke kosten (noodzakelijke kosten en kosten voor
participatie).
Het ontwikkelprogramma
De korte termijn: 2013/2014
Om de komende periode het armoedebeleid effectiever te maken, worden de volgende
maatregelen getroffen:
1.
Participatie van kinderen in armoede
Het is de vraag in hoeverre de huidige participatieregeling, waarbij ouders € 60 per kind
ontvangen, werkelijk bijdraagt aan het verhogen van de maatschappelijke deelname van
kinderen. We vervangen deze regeling daarom door een regeling in natura. We stellen de
middelen beschikbaar aan het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en de Stichting
Leergeld. Gevolg hiervan is deelname aan sport of cultuur toegankelijker wordt (het
bedrag per kind is hoger) en dat deelname gegarandeerd is (middelen gaan naar de
vereniging). De aanvraag loopt via intermediairs, zodat de rol van maatschappelijke
organisaties wordt vergroot.
2.
Duurzaamheid
Energiekosten maken een steeds groter deel uit van de woonlasten. In de afgelopen twaalf
jaar zijn gas- en elektriciteitsprijzen met ruim tien procent gestegen. De verwachting is
dat deze elke acht jaar gaan verdubbelen. Dat leidt vooral voor mensen met een
minimuminkomen tot grote problemen. Wanneer we geen maatregelen nemen, is het vrij
[3]
besteedbaar inkomen als gevolg hiervan in 2024 tot nul gereduceerd! Ook heeft dit grote
gevolgen voor de mogelijkheid om een woning te huren of te kopen3.
Prognose stijging energielasten als onderdeel van woonlasten
Dit betekent dat maatregelen om de kosten van energie en het energieverbruik terug te
dringen van groot belang zijn bij de bestrijding van armoede. De effectiviteit hiervan kon
wel eens vele malen groter zijn dan die van de huidige minimaregelingen.
We zijn al gestart om maatregelen rondom duurzaamheid te koppelen aan
armoedebestrijding. Het gaat bijvoorbeeld om het verlagen van energielasten door
isolatie, de inzet van energiecoaches en om het verlagen van de uitgaven door “de eetbare
stad”. Hierbij wordt ook steeds vaker de verbinding gelegd met participatie. Daar gaan we
mee door. We experimenteren de komende periode met een koppeling tussen deelname
aan deze activiteiten en vormen van inkomensondersteuning. Daarnaast willen we plannen
ontwikkelen voor energierenovatie, vooral binnen de kwetsbare wijken in onze stad. Dit
heeft effecten op het milieu en het energiegebruik, maar ook op het gedrag van mensen,
op werkgelegenheid en woningkwaliteit en op de energierekening van onze inwoners.
3.
Culturele hoofdstad
Het speerpunt van de culturele hoofdstad is het verhogen van participatie van arme
kinderen en inwoners van aandachtswijken. Bij de projecten die we hierin ontwikkelen
leggen we de nadruk op participatie van kinderen en volwassenen in de aandachtswijken.
We betrekken bewoners bij het opknappen van de wijk of het realiseren van speeltuinen in
de wijk. Met deze activiteiten willen we uiteraard niet wachten tot een nieuwe visie
gereed is. Binnen de activiteiten kunnen we oefenen met het combineren van
ondersteuning aan ouders en hun kinderen en bijvoorbeeld een verdienmodel in te voeren
voor deelnemers.
4.
Maatschappelijk netwerk
Uit de bijeenkomst met het maatschappelijk netwerk kwamen suggesties naar voren over
manieren om het armoedebeleid beter te organiseren. Bijvoorbeeld door de reguliere
dienstverlening te verbeteren en door ruimte te geven aan professionals in de sociale
3
Het aantal woningen met woonlasten onder de €600 neemt af van 70% in 2012 tot 20% in 2032
[4]
teams. In de komende periode halen we deze suggesties en tips op en brengen we waar dat
kan verbeteringen aan in onze dienstverleningsprocessen.
Op langere termijn
Op langere termijn (ontwikkelen in 2013 en 2014, invoeren in 2015) komen we tot een
breed integraal armoedebeleid dat voldoet aan de bouwstenen zoals we die hierboven
hebben benoemd. Het gaat daarbij onder andere om de vaststelling van het (brede)
vangnet en de koppeling tussen de doelen van andere beleidsterreinen aan die van
armoedebestrijding. Globaal ziet het ontwikkelprogramma er als volgt uit:
Speerpunt/onderdeel
Kinderen in armoede: participatieregeling voor kinderen
overhevelen naar de verschillende fondsen voor kinderen en
afspraken maken over de uitvoering en resultaten.
Maatschappelijk netwerk: inzetten sociale teams om participatie
te vergroten.
Duurzaamheid: prioriteit leggen bij gezinnen met lage inkomens
(energiebesparing)
Zorgen voor efficiënte dienstverlening naar aanleiding van de input
van de sociale teams en cliënten.
Culturele hoofdstad: het koppelen deelname aan projecten
culturele hoofdstad en vergoeding.
Schuldhulpverlening: afspraken maken met banken om vanuit MVO
inwoners gratis financieel advies te geven.
Maatwerk: een (beperkt) “vrij” budget ter beschikking stellen aan
de wijkteams om participatiedoelen te realiseren.
Vangnet: keuzes maken. Voor wie stellen we het vangnet
beschikbaar en waar bestaat het vangnet uit. Hierbij streven we
naar een zo eenvoudig mogelijke regeling.
Werk en participatie: keuzes maken in ondersteuning van
doelgroepen, koppelen participatieverplichting aan
minimaregelingen.
Overige decentralisaties: armoedebeleid als onderdeel van de
uitwerking van het totale beleid rondom decentralisaties.
Duurzaamheid: plannen voor energierenovatie in kwetsbare wijken
[5]
Tijdpad
Direct regelen in
2013
Uitproberen in
2013/2014
Verder uitwerken
in 2014
Download