De keizer van Rome en de Koning van Bethlehem

advertisement
De keizer van Rome en de Koning van Bethlehem
Ds. K. de Gier – Lukas 2: 1 en 7
(Kerst)
Zingen:
Lezen:
Zingen:
Zingen:
Zingen:
Psalm 89: 1, 2
Lukas 2: 1-14
Psalm 98: 1, 2, 3
Lofz. v. Maria: 3, 5
Psalm 132: 11, 12
Gemeente, de tekst voor onze herdenking van het kerstgebeuren vindt u in Lukas 2 vers
1 en 7:
En het geschiedde in diezelve dagen, dat er een gebod uitging van de keizer
Augustus, dat de gehele wereld beschreven zou worden.
En zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wond Hem in doeken en legde Hem neder
in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg.
Wekelijks herdenken wij op zondag het heilsfeit van de opstanding van de Heere Jezus
Christus uit de doden. Hij lag in het graf, maar verrees vroeg in de morgen op de eerste
dag van de nieuwe week. Daarom herdenkt de kerk elke zondag het feit dat zij een
levende, opgestane Christus heeft.
Maar naar het kerkelijk jaar worden ook de andere heilsfeiten herdacht en zo doen wij
dat vandaag met het kerstgebeuren. Eenmaal, vele eeuwen geleden, wilde God de Zoon
een mens worden en werd geboren uit de maagd Maria. Gods Woord is vlees geworden
en heeft onder ons gewoond, als in ‘tabernakelen’, als in een tent.
Die geboorte van de Zaligmaker was het begin van Zijn leven hier op aarde, opdat Hij
straks aan het kruis zou kunnen uitroepen: Het is volbracht (Joh.19:30), maar ook uit het
graf opstaan en aan de rechterhand van de Vader zitten, zoals Hij daar nu nog steeds
gezeten is.
Dit is het kerstwonder, dat God Zelf Zijn eigen Zoon gegeven heeft om de schuld te
betalen, omdat er niemand anders meer was die de mens verlossen kon van schuld en
zonde.
Als wij dat heilsfeit herdenken is dat enerzijds een prediking van ernst, omdat ook wij
een Verlosser nodig hebben, maar anderzijds ook een herdenken met vreugde en
blijdschap voor de Kerk van God, omdat zij mag weten dat het Woord vlees geworden is
en onder ons heeft gewoond.
Ik wil vanmorgen dit kerstgebeuren met u herdenken in deze woorden: De keizer van
Rome en de Koning van Bethlehem.
www.prekenweb.nl
1/12
Ds. K. de Gier – De keizer van Rome en de Koning van Bethlehem
Wij staan stil bij vier gedachten (zij komen in de preek ook duidelijk weer terug):
1. Menselijke politiek en Goddelijke raad
2. Een lijn van beneden naar boven en een lijn van boven naar beneden
3. Een gewelddadig optreden en een vredevol optreden
4. Een vergankelijk, aards rijk en een eeuwig blijvend rijk
1. Menselijke politiek en Goddelijke raad
Wanneer wij het kerstevangelie lezen, dan treffen wij daar de bekende woorden aan dat
er een gebod uitging van de keizer Augustus dat de gehele wereld beschreven zou
worden. Hier vinden wij dus menselijke politiek, want de machtige Augustus, de
vergoddelijkte keizer in Rome, heeft een bevel uitgevaardigd. In het Grieks staat ‘een
dogma’, een bevel waaraan iedereen gehoorzaam moest zijn.
Zo verlieten herauten Rome, te paard of per schip, naar alle wingewesten van het grote
Romeinse rijk, om dat bevel van de machtige keizer overal te brengen: er moest een
inschrijving komen van de bezittingen die de mensen hadden, en dat stond in het teken
van de belasting die de keizer van Rome hief over de onderworpen landen.
Wij zouden zeggen: ‘Het is allemaal menselijke politiek: een keizer die een decreet, een
bevel, uitvaardigt.’
Eén van die onderworpen volken was ook het Joodse volk. Dus ook Jozef en Maria
moesten aan dat bevel gehoorzamen. Wij weten dat Jozef uit het huis van David was, het
oude koningshuis, dat nog enkele bezittingen in Bethlehem had. Misschien waren die
weinig meer waard, maar omdat het geregistreerd moest worden, moesten Jozef en
Maria naar Bethlehem gaan.
Is het nu zo, dat wéreldse vorsten eigenlijk de dienst uitmaken in deze wereld? Gaat het
nu om de wereld en de wereldheerschappij? Gaat het om de machten in de wereld? Zijn
het deze machten die het voor het zeggen hebben?
Vergist u zich niet! Laten wij het evangelie nog eens goed lezen, want dit staat er in het
eerste vers: En het geschiedde in diezelve dagen... Daar begint het evangelie mee. Lees
het goed: het geschiedde! Dat woord ‘geschiedde’ heeft eigenlijk te maken met
‘gebeuren’. Wij zouden ook kunnen zeggen: ‘Het gebeurde.’ Daar ging wat gebeuren, in
diezelfde dagen.
De kanttekeningen van de Statenvertaling zeggen: dat waren de dagen dat Maria
zwanger was, dat waren ook de dagen dat het oude paar Elizabet en Zacharias zijn eerste
zoon gekregen had. Het was in díe dagen, niet de dagen van de mens, maar de dagen
van God! De dagen waar de Héére de leiding had en alles bepaalde, de dagen waarin de
Heere Zijn wonderen gedaan had: een maagd is zwanger geworden en twee oude
mensen hebben een zoon voortgebracht die de voorloper van Christus zou zijn.
In die dagen is het, dat de keizer van Rome de opdracht geeft dat er een gebod zou
uitgaan in de toenmalig bekende wereld dat er een inschrijving gehouden zou worden.
Waarom? Wel, omdat deze inschrijving dienstbaar was voor de Koning Die in de kribbe
van Bethlehem zou geboren worden. Die Koning zou geboren worden op de tijd van
www.prekenweb.nl
2/12
Ds. K. de Gier – De keizer van Rome en de Koning van Bethlehem
Gods welbehagen, zoals het staat in vers 7: En zij baarde haar eerstgeboren Zoon en
wond Hem in doeken en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats
was in de herberg.
Die machtige keizer van Rome is de dienstknecht van het Kind Dat in de kribbe van
Bethlehem geboren zou worden. De keizer wordt ingeschakeld, zodat de raad van God
vervuld zal worden. Zo zouden de beloften van het Oude Testament op Gods tijd van
welbehagen vervuld worden.
En die vervulling van dat welbehagen zou geen uur te vroeg zijn en ook geen uur te laat.
Op de door God bepaalde tijd zou daar in de kribbe van Bethlehem de geboren Koning
der Joden gevonden worden.
Ziedaar, dat is wat wij vanmorgen mogen gedenken, namelijk hoe de raad van God door
de wereld heen gaat en hoe die Koning in Bethlehem zonder heerlijkheid en zonder glans
(want Maria legde Hem neer in een kribbe) zo tóch de regering uitmaakt.
Alles moet meewerken tot de vervulling van de belofte. Gemeente, maakt u nu eens de
toepassing, ook voor de Kerk des Heeren. De apostel Paulus zegt: Wij weten dat degenen
die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk degenen die naar Zijn
voornemen geroepen zijn (Rom.8:28).
En dan kijken wij zo menigmaal tegen de verkeerde kant aan. Wij kijken op menselijke
politiek en handelen, maar als de genade heerschappij krijgt in onze harten en als die
levend wordt in de ziel, dan gaat het niet om de keizer van Rome, maar dan gaat het om
de Koning Die daar lag in de kribbe te Bethlehem. Dáár gaat het om.
Dan gaat het om het genadewerk van Christus in Zijn Goddelijke bediening, ook in het
leven van Gods kinderen. Ja, dan is het: Goddelijke raad en Goddelijk wonder op Góds
tijd; de belofte vervuld. Alles op Gods tijd, zodat Christus Zijn genadewerk zal aanvangen.
En wat Hij begonnen heeft, dat zal Hij ook voltooien.
Dat is vanmorgen in het kerstgebeuren de blijde boodschap voor de Kerk des Heeren: te
mogen horen dat alles in het teken hiervan staat, dat God zelfs de wereld doet handelen
om te zorgen dat Zijn welbehagen door Christus’ hand voorspoedig voortgaat.
Dat welbehagen in de kribbe van Bethlehem gaat vandaag nog door in de prediking van
het Woord, en dan moet alles medewerken tot de voltooiing van het Koninkrijk van Jezus
Christus, van Wie we nu zeggen: Die gekruisigd is.
Het tweede waar ik vanmorgen uw aandacht bij zou willen bepalen is:
2. Een lijn van beneden naar boven en een lijn van boven naar beneden
Het gaat in onze tekst over keizer Augustus. Dat was een machtig heerser. Hij had het
keizerschap gekregen door zijn concurrenten te overwinnen. Zijn eigenlijke naam was
Gaius Julius Caesar Octavianus. Maar toen hij eenmaal keizer van Rome was kreeg hij de
bijnaam Augustus, dat wil zeggen: de verhevene.
www.prekenweb.nl
3/12
Ds. K. de Gier – De keizer van Rome en de Koning van Bethlehem
Nadat hij in het jaar 14 gestorven was, werd hij zelfs door de senaat verheven tot één
van de goden van het Romeinse volk en werd er een tempel voor hem opgericht. Hij
werd de Divus Augustus, dat wil zeggen: de vergoddelijkte Augustus.
Deze man was door zijn gaven, strijdlust en werk ten slotte opgeklommen tot degene die
door het Romeinse volk ‘vergoddelijkte Augustus’ zou worden genoemd. Er was in die
dagen een behoefte aan een dergelijk groot man, iemand die als een soort
wereldheiland zegen zou kunnen verspreiden over alle onderworpen volken van het
Romeinse rijk. Een man die vanuit de aarde was opgeklommen en ten slotte na zijn
sterven verheerlijkt zou worden als een god. Dat is wat u hier ziet: de lijn die wij in de
Bijbel zo vaak zien, de lijn van de aarde naar boven, de lijn van de mens die zich opwerkt
om God gelijk te worden.
U weet het allemaal wel, dat is al begonnen met Kaïn. Die wilde ook een stad bouwen
waar hij heer en meester was, waar hij eigenlijk een god was. Er was een Lamech, die
tegen zijn vrouwen zei: ‘Hier sta ik, en denk erom, als je mij benadeelt dan zul je weten
dat ik Lamech ben.’
Dat is de mens die het aan het hart ligt om tot zelfverheffing te komen, zoals een dichter
in ons eigen land het ooit verwoordde: ‘Ik ben een god in ‘t diepst van mijn gedachten.’
De mens die zich door eigen kracht wil opheffen om aan God gelijk te zijn. Dat zit
eigenlijk in ons aller hart.
Nee, wij kunnen dan misschien niet zoals Nebukadnezar zeggen: Is dit niet het grote
Babel dat ik gebouwd heb? (Dan.4:30) Maar dat koningschap, dat vergoddelijken van
onszelf, dat zit ons toch eigenlijk in het bloed. Als God ons maar de ruimte gaf, als God
ons maar de gelegenheid gaf, dan zouden wij allemaal wel opklimmen. Het ligt toch
eigenlijk in de mens om aan God gelijk te willen zijn.
En gemeente, daar gaat de mens eeuwig mee naar de rampzaligheid, daar gaat hij
eeuwig mee verloren. Want hij mag dan wel opklimmen en de mensen in Rome mogen
hem dan wel ‘de vergoddelijkte Augustus’ noemen, en zij kunnen hem dan wel
vergoddelijken, maar hij is een mens gebleven die voor Gods rechterstoel zou staan met
al zijn zonden en ongerechtigheden.
Eer van mensen brengt ons niet in de hemel. Mensenverheerlijking zal er niet voor
zorgen dat onze schuld voor God zal worden weggenomen. Dat kan alleen de genade van
God.
Maar vanmorgen gedenken wij nu die ándere lijn, die wonderlijke lijn die van boven naar
beneden gaat: God legde Zijn Zoon, Die boven in de hemel was, neer in de kribbe van
Bethlehem. Het staat in vers 7: En zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wond Hem in
doeken en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de
herberg.
Dat is die lijn: God wilde Zelf vanuit de hemel neerdalen om méns te worden, daar in die
kribbe te Bethlehem. Daar ergens in die stal waar de herders hun schapen in de kou en in
de nachten onderbrachten, dáár legt God de Vader nu Zijn Zoon. Dat is de lijn van boven
naar beneden.
www.prekenweb.nl
4/12
Ds. K. de Gier – De keizer van Rome en de Koning van Bethlehem
Dat is de lijn van Gods welbehagen, al beloofd in het oude verbond: Ziet, uw Koning zal u
komen (Zach.9:9). De lijn van boven naar de aarde. Dit is het wonderlijke van het
kerstevangelie: Immanuël, God met ons.
En zij baarde haar eerstgeboren Zoon. Maria heeft Hem na de ontvangenis gebaard, zoals
een moeder haar zoon voortbrengt. En wond Hem in doeken. Dat op zich hoeft geen
vernedering te zijn geweest, want het was een algemeen gebruik dat een kind in doeken
gewonden werd.
Maar dan: Zij legde Hem neer in de kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de
herberg. Bij het woord ‘herberg’ moet u eigenlijk meer denken aan kamers die je kunt
huren, gastvertrekken. Maar ja, die arme mensen hadden geen geld om kamers te
huren. Het was zó druk in Bethlehem, dat zij tenslotte maar ergens in een grot terecht
zijn gekomen. En daar werd Hij nu geboren.
De lijn van boven naar beneden: God is vlees geworden en heeft onder ons gewoond.
Dat is het wonder van de kribbe van Bethlehem, dat God van de hemel neer wilde dalen
naar de aarde. Uiterlijk was er geen heerlijkheid aan, was er niets bijzonders te zien aan
dat Kind Dat daar lag, in die voederbak, in die stal. Maar wanneer de ogen van het geloof
voor Hem open gaan en wanneer wij iets van de rijkdom van het kerstfeest in ons hart
mogen kennen, dan zien wij daar de lijn van God, van boven naar de aarde.
Gemeente, als die er niet was geweest, dan hadden wij vandaag de kerk wel kunnen
sluiten en het evangelie dichtdoen en kunnen zeggen: ‘Laat de rouwadvertenties maar
drukken, want het is voor eeuwig verloren, voor u en voor mij!’
Want al zouden wij opklimmen zoals Augustus om door de mensen vergoddelijkt te
worden, wij zouden voor God niet kunnen bestaan, want wij zijn Zijn beeld kwijt. Dat zijn
we kwijtgeraakt in het paradijs. De mens was geschapen naar het beeld van God, maar
wij zijn het kwijtgeraakt; de ware kennis, gerechtigheid en heiligheid missen wij en die
krijgen wij op aarde nooit meer terug.
Maar nu gebeurt het wonder: God legt het beeld dat wij verloren hebben, in de kribbe.
Dáár ligt Het, het beeld Gods! Daar heeft God hersteld wat wij hebben stukgemaakt en
nooit meer kunnen herstellen.
Dat is nu het wonder van kerstfeest: de lijn van boven naar beneden. De lijn van het
welbehagen van God, dat door de hand van Christus voortgaat. Dat welbehagen mag
vanuit die kribbe van Bethlehem gepredikt worden, ook vandaag nog. Het zal gepreekt
blijven worden, zoals ook Luther dat gezongen heeft: ‘Mit uns’rer Macht ist nichts getan’
(dat is: met ónze macht is het niets gedaan). ‘Nee’, zegt Luther, ‘ maar met de
genademacht van Christus!’
God is van de hemel naar de aarde gekomen; de lijn van boven naar beneden. Deze lijn is
er vandaag nog, want al prediken we níet meer Christus in de kribbe te Bethlehem, en
níet meer Christus aan het kruis, en níet meer Christus in de opstanding, wij prediken
wél: Christus zittend aan de rechterhand van de Vader en wél de belofte: ‘Ik zal u Mijn
Geest geven en Hij zal u in al de waarheid leiden.’ Hij heeft het beloofd: Waar twee of
drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen (Matth.18:20).
www.prekenweb.nl
5/12
Ds. K. de Gier – De keizer van Rome en de Koning van Bethlehem
Dat is de lijn van boven naar beneden. Dáár zit nu de zaligheid in. Dáár zit de genade in.
En dáárom zal het wonder blijven: Daar ben Ik in het midden. En dat maakt nu de grote
strijd uit. Láát uzelf zaligen, láát u overwinnen, láát u genade geven van de hemel.
Maar dát is nu juist de grote strijd, want wij willen wel naar de hémel, natuurlijk wel. Wie
wil er niet van verzekerd zijn dat hij het na het sterven goed heeft? Je zou toch wel
dwaas zijn als je dat zou ontkennen. Maar léven met Christus op de aarde, léven uit
genade, léven, opdat wij de bediening van Christus híer in het leven leren kennen, willen
wij dat ook? Daarvoor wil God nu de prediking van Zijn Woord gebruiken.
Dat is die lijn van boven, vanuit Christus vandaan, door Zijn Heilige Geest. Waar die
genade verheerlijkt wordt, daar komt de mens in het stof. Dan blijft er van ons ingebeeld
koningschap niets meer over. Dan kunnen wij alleen maar zeggen: ‘Wij zijn van het hoofd
tot de voeten schuldig. We zijn ont-adeld, wij zijn Uw beeld kwijt, wij hebben geen
gerechtigheid meer, geen heiligheid, geen ware kennis van God.’
Zeker, God geeft ook een droefheid naar God. Zij gaan naar Hem toe, zij lopen Hem aan
als een waterstroom, zij komen op de knieën. Het zijn niet van die hoogmoedige mensen
met vrome praat, die zeggen: ‘God is toch eigenlijk te groot om mijn zonden te
vergeven.’ U weet het, zoals Kaïn de genade van God afwees met vrome woorden, zo
kan er ook een schuldbelijdenis zijn met Judas, maar wij gaan toch naar de strop.
Nee, aan de voeten van Christus, aan de troon van Zijn genade, zeggen zij: ‘O God, hoor
hoe een boeteling pleit!’ Dat is die lijn van boven die de mens klein maakt, maar die hem
ook laat vragen naar God.
‘Bedelaars aan de troon der genade’, noemde Luther dat. Er blijft de Kerk van God niets
anders over dan als bedelaars te zijn. Hoger kunnen zij het nooit brengen. Misschien zijn
wij te hoogmoedig om een bedelaar te zijn, om de hand uit te steken. Misschien zeggen
wij wel: ‘Ik zal het zelf verdienen.’
In het burgerlijk leven mag dat dan wel een pré zijn, maar in het genadeleven is dat
anders. Als wij maar arme bedelaars zijn, als wij die hánd maar uitsteken, als wij maar
aan de voeten van Hém mogen komen. Wij hoeven niets mee te brengen, wij mogen
komen met schuld en met zonde. En dan is er die lijn van boven, vanaf Christus, Die zegt:
‘Ik zal uw hand vervullen, Ik zal u met genade bedélen.’
Dát is het wonder in die kribbe van Bethlehem. Dáár lag de lijn van boven.
Ik heb u al gezegd dat hier het beeld van God hersteld werd. En als God die lijn toepast in
het hart van Zijn kinderen, dan leven zij zich de breuk tussen God en hun zielen in.
Die breuk wordt dan zó oneindig groot: God in Zijn recht, in Zijn heiligheid, in Zijn
majesteit, en wij in onze schuld en zonde. Die breuk wordt zó groot, dat wij wel álles
zouden willen doen. Wij zouden met Luther wel op onze blote knieën de Pilatustrap in
Rome op willen kruipen.
Maar al zouden wij alles doen wat wij konden, wij kunnen dat gat niet meer dichten.
Maar nu het wonder: daar ligt Hij en Hij heeft alles heel gemaakt. Daar ligt Hij; de breuk
met God is hersteld. Dat is de lijn van de genade, de lijn van het eeuwig welbehagen, de
lijn van het wonder van God: Het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond
www.prekenweb.nl
6/12
Ds. K. de Gier – De keizer van Rome en de Koning van Bethlehem
en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid vol van genade en waarheid
(Joh.1:14).
Ons derde aandachtspunt is:
3. Een gewelddadig optreden en een vredevol optreden
Keizer Augustus te Rome was met oorlogsgeweld op de troon gekomen. Hij had zichzelf
opgeworpen om keizer te zijn van dat grote wereldrijk. Het Romeinse rijk liep uiteindelijk
door tot in Engeland. Nu nog zijn er de restanten te zien van een muur tussen Engeland
en Schotland, de muur van Hadrianus, die bewijst tot hoe ver de Romeinen daar
gekomen zijn. In Nederland liep de grens langs de Rijn tot in Duitsland. De zuidgrens van
het rijk lag in Egypte. Tot zó ver reikte de macht van de keizer van Rome.
Augustus heeft dat dus allemaal gekregen door gewelddadig optreden. Alle volken in dit
gebied waren aan de Romeinen onderworpen en schatplichtig. Zij moesten allemaal
betalen, zodat in Rome de glans en glorie van het rijk verheerlijkt en bewierookt kon
worden.
Keizer Augustus was gewelddadig aan de macht gekomen, al moeten wij toch ook zeggen
dat hij onder de Romeinse keizers nog niet eens de slechtste zou zijn.
De kanttekenaren wijzen er ook op. Zij zeggen dat onder zijn regering er het meeste rust
was in het rijk. Want, dat moeten wij toch ook eerlijk zeggen, deze Romeinse keizer heeft
ook veel goeds gedaan: er werden wegen aangelegd, handel en verkeer bevorderd, de
misdaad beperkt, en de ontucht was veel minder geworden.
Zeker, er was door deze vorst ook heel wat goeds teweeggebracht, máár het was toch
eigenlijk een vorst die door geweld tot macht en glorie was gekomen. Een vorst die, als
het er op aan komt, ook gewelddadig kon optreden. De Romeinen waren, als zij het
nodig vonden, niet zachtzinnig.
Maar in die kribbe van Bethlehem ligt nu een ándere Vorst. Er waren geen herauten,
toen Maria daar in de nacht haar Eerstgeborene in de kribbe legde. Er hingen geen
vlaggen in Bethlehem uit, nee, maar daar lag dat hulpeloze Kind. En tóch was van dit Kind
geprofeteerd: ‘En zie, uw Kóning komt!’ Hij was aangekondigd aan de vromen van het
Joodse volk: Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en
rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen (Zach.9:9).
Van dat Kind lezen wij dat Maria haar eerstgeboren Zoon baarde, en wond Hem in
doeken, en legde Hem neer in de kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg.
Dat was toch de Koning, maar dan een Koning van vrede. Deze Koning zou door vréde
Zijn rijk stichten, een vrede die Hij zou verkrijgen door Zelf alles te betalen.
Om de glorie en heerlijkheid van zijn rijk te verkrijgen liet Augustus alles betalen door zijn
onderworpen volken. Maar de Kerk krijgt nu een Koning in de kribbe Die alles Zélf
betaalt. Hij deelt uit, genade voor genade. Hij vráágt niets! Hij zegt: ‘Ik ben gekomen.’
Daarom wilde Hij vernederd worden in de kribbe van Bethlehem, in die stal. Daar wilde
Hij geboren worden, uit die eenvoudige mensen, Jozef en Maria, uit dat
www.prekenweb.nl
7/12
Ds. K. de Gier – De keizer van Rome en de Koning van Bethlehem
timmermansgezin uit Nazareth. Daar wilde Hij zijn, opdat Hij van krib tot kruis álles zou
betalen.
En wat betaalde Hij? De schuld van de zonde. De straf, die ons de vrede aanbrengt, was
op Hem (Jes.53:5). De ongerechtigheden die wij gedaan hebben, zou Hij dragen. De
Vader zou alle ongerechtigheid op Hem neerleggen. Hij, de Vredevorst, Hij Die alles Zelf
zou betalen, Hij deelt uit, genade voor genade aan een wederhorig kroost. Hij zou de
gerechtigheid van God aanbrengen. Hij zou de straf voor de zonde dragen. Hij bedoelde
de eer van God, waarvoor wij in het paradijs geschapen waren. Wij hebben het
werkverbond dat God met de mens in het paradijs opgericht heeft, verbroken. Maar Hij
volbracht het. Hij zou aan alle eisen van de wet voldoen.
Ja, daar in die stad Bethlehem werd de Vredevorst geboren, Die de vrede niet door
anderen liet betalen (dat is gemakkelijk), maar Hij betaalde de vrede Zélf. Hij heeft aan
alle eisen voldaan. Hij heeft gezegd: ‘Vader, Ik ben gekomen. Ik heb lust, o Mijn God, om
Uw welbehagen te doen en Uw wet is in het midden van Mijn ingewand.’
De Vader had Hem daarvoor bevoegd verklaard en Hem de macht gegeven om die weg
van vernedering te gaan. En langs deze weg richt Hij Zijn koningschap op. Ik heb het u al
gezegd: dat is vrede. Daarom kan de apostel Paulus zeggen: Hij is onze vrede (Ef.2:14).
Vrede is: verzoening met God. Vrede, dat is: betaling van de schuld. Dat is: voldoen aan
de gerechtigheid van God. En waar moet nu die vrede gevonden worden? Niet in de
wereld, die brengt de vrede niet, maar bij dat Kind in de kribbe.
Als God de mens ontdekt aan zijn schuld en verlorenheid, aan zijn scheiding met God,
aan die breuk, dan kan er toch een droefheid naar God zijn. Hij wil zo graag heilig voor
God leven. Hij wil de zonde buiten zijn hart houden. Hij wil God alles betalen. Maar hij
moet alleen maar zeggen dat de schuld groter wordt en de afstand breder. Vanuit de
mens komt er niets van terecht. Bid dan maar veel dat God uw ogen opent voor die
kribbe, want daar ligt Hij, de Vredevorst, dat Kind in de kribbe. Genade is op Zijn lippen
uitgestort.
O gemeente, als wij er oog voor krijgen, wat is de keizer te Rome dan een arme man, wat
is het Kind in de kribbe dan heerlijk volzalig! Hij is onze vrede. Hij heeft de vrede
verkondigd, zoals de apostel zegt, aan hen die nabij waren (dat wil zeggen: de Joden),
maar ook aan hen die verre zijn, en dat zijn wij. Immers, wij zijn uit de heidenen, uit de
Germanen.
De vrede komt bij Hém vandaan, het Vredekind. Als het geloofsoog geopend wordt voor
Hem, dan roepen wij uit: Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk (Hoogl.5:16). Dan is er
geen koning met Hem te vergelijken. Hij is blank en rood, en Hij draagt de banier boven
tien duizend. En dat Koninkrijk is een eeuwig Koninkrijk; dat is onze laatste gedachte.
Maar laten wij eerst zingen, de Lofzang van Maria vers 3 en 5:
Hoe heilig is Zijn Naam!
Laat volk bij volk te zaâm
www.prekenweb.nl
8/12
Ds. K. de Gier – De keizer van Rome en de Koning van Bethlehem
Barmhartigheid verwachten;
Nu Hij de zaligheid,
Voor die Hem vreest, bereidt,
Door al de nageslachten.
Die stout zijn op hun macht,
Heeft Hij versmaad, veracht,
Gestoten van de tronen;
Maar Hij verhoogt en hoedt
Het nederig gemoed,
Waarin Zijn Geest wil wonen.
Onze laatste gedachte is:
4. Een vergankelijk, aards rijk en een eeuwig blijvend rijk
Een vergankelijk, aards rijk van de Romeinse keizer, en een hemels, eeuwig Koninkrijk
van de Koning te Bethlehem.
Het is waar dat in die dagen alles gehoorzaamde aan de keizer Augustus te Rome. De
gehele wereld, staat er in onze tekst, zou beschreven worden. Dat betekende: alle
gebieden die door de Romeinen onderworpen waren. Dat bevel, dat dogma, werd toen
ook gehoorzaamd
Maar u kent het spreekwoord: opgaan, blinken en verzinken. Dat zijn de aardse
koninkrijken. Het geweldige Romeinse rijk, dat eens van Engeland tot Egypte liep, wat is
er van overgebleven? De grote rijken van de wereld zijn vergankelijk, zij vergaan.
Daar ligt nu het Kind in de kribbe. Hij is óók een Koning. Ik heb u gezegd: een Koning
zonder heerlijkheid. Er zijn geen herauten gekomen die vanuit Bethlehem de mededeling
gedaan hebben. Hoewel, zijn zij niet gekomen? Jawel, in de lucht. Dáár zijn ze gekomen,
bij God vandaan: engelen hebben gezongen boven de kribbe van Bethlehem, de
ambassadeurs van God, de menigte van de hemelse heerlegers. Ere zij God, hebben zij
gezongen, in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen
(Luk.2:14). Goddelijke ambassadeurs hebben boven de velden het bekende engelenlied
gezongen en Zijn geboorte aangekondigd. Dat is nog eens wat! Dan zijn menselijke
herauten toch maar arme zielen tegenover die hemelse boodschappers. Daar lag dat
Kind in de kribbe van Bethlehem.
Nee, daar was geen bekendheid aan. Toch wel, later zouden zij komen, eenvoudige
herders, rijke wijzen uit het oosten. Zij zouden voor dat Kindeke knielen en daar zou Zijn
Koninkrijk beginnen. En Zijn Koninkrijk is doorgegaan. Vanuit Bethlehem en Jeruzalem is
het door de hele wereld heen gegaan. Het rijk van de Romeinen zou later te gronde
gaan, maar het rijk van Jezus Christus is er vandaag nog! Van de zee tot aan de zee, en
van de rivier tot aan de einden der aarde. Dat Koninkrijk zal zich uitbreiden vanuit de
kribbe van Bethlehem, en alle andere koninkrijken zullen eraan gaan. Later bleef er van
www.prekenweb.nl
9/12
Ds. K. de Gier – De keizer van Rome en de Koning van Bethlehem
die andere rijken niets over. Alleen het Koninkrijk van Christus is er nog, want dat is een
eeuwig Koninkrijk en het zal triomferen.
Het Koninkrijk van Jezus Christus, dat begon daar in die kribbe te Bethlehem. Dáár lag die
Koning. En later zou Johannes de Doper Hem aan de Jordaan prediken: Het Koninkrijk der
hemelen is nabij gekomen (Matth.3:2). De discipelen zouden uitgaan om het evangelie
van deze Koning te prediken.
Dat rijk van Koning Jezus is een eeuwigdurend rijk. In dat rijk worden hongerige en
dorstende zielen gevoed en ellendigen geholpen. Zeker, het rijk van Augustus stond in
zekere zin goed bekend, want hij gaf de mensen brood en spelen en daar waren de
mensen in Rome tevreden mee. Maar God heeft een volk op aarde, dat niet met brood
en spelen geholpen kan worden, want het mist God, het mist gerechtigheid en
heiligheid. Straks moet het voor God verschijnen, voor de Rechter van hemel en aarde.
Deze mensen hebben wat anders nodig. Zij hebben een droefheid naar God, zij hebben
een honger naar de gerechtigheid. Ja, zij missen zoveel!
Maar in het Koninkrijk van Jezus hebben zij álles, want Hij is gekomen, zoals Maria ervan
zingt, om hongerigen met goederen te vervullen, om kreupelen te herstellen, om
ellendigen nabij te zijn.
Dát is nu het rijk van koning Jezus! En over Zijn rijk staat geschreven: De poorten der hel
zullen het niet overweldigen. De poorten der hel zullen het uiteindelijk tóch verliezen,
want dat Koninkrijk zal eenmaal triomferen. Christus zal straks op de dag der dagen
tegen de Vader zeggen: ‘Hier ben Ik, en al degenen die Ik gekocht heb met Mijn dierbaar
bloed.’ Johannes zag in Openbaring een grote schare, die niemand tellen kon.
Gemeente, zijn wij daar óók bij? Want het evangelie is vanuit de kribbe van Bethlehem
zelfs bij ons gekomen, wij hebben het hier vandaag mogen prediken. Zo ver is dat
evangelie gekomen. Het wordt gepreekt voor alle geslachten, talen, volken en natiën.
Dat is nu die Vredevorst, dat is Hij, de ware Vertrooster voor diep ongelukkigen.
Hij is de Heelmeester voor melaatsen die van het hoofd tot de voeten zwart zijn van de
zonde. Hij is de Leraar der gerechtigheid voor diegenen die geleerd hebben dat zij zo
dwaas en zo dom zijn, dat ze nog geen abc kunnen spellen in het Koninkrijk der hemelen.
Hij is de Krijgsman Die voor lamme mensen die niets bezitten, de oorlog kan winnen. Hij
is de Voedsterheer die ellendigen en nooddruftigen kan helpen.
Hij is de grote Verzorger: Jezus Christus, de Gekruisigde.
Ziedaar, dát is het wonder van het kerstevangelie. De keizer te Rome is een arme man,
want daar is niets van overgebleven. Maar dán dat Kind in de kribbe! Hij was zo arm, dat
er geen plaats was in de herberg. Zijn ouders hadden geen geld om ergens een kamer te
huren, en in die drukte was alles al verhuurd, zodat zij in een armoedige grot kwamen.
Dáár werd Hij geboren.
Zo kan het ook zijn in onze harten, dat wij zeggen: ‘Ja, wij hebben ook geen geld meer,
wij zijn geestelijk gezien alles kwijt. Wij zijn zo arm als die bloedvloeiende vrouw die al
haar geld had opgemaakt.’
www.prekenweb.nl
10/12
Ds. K. de Gier – De keizer van Rome en de Koning van Bethlehem
Hij wilde arm worden en komen in een stál van zonden en ongerechtigheden. Hier wilde
Hij zijn, híer in de kribbe.
Buig daar je knieën voor, jongens en meisjes! Zoek het daar, want de wereld gaat voorbij
en de grootheid van de wereld zal straks wegvallen. Maar er is één Koninkrijk dat
triomfeert, dat is dat Koninkrijk van die Koning in de kribbe van Bethlehem.
Jesaja heeft van Hem geprofeteerd: Hij had geen gedaante noch heerlijkheid, dat wij
Hem zouden begeerd hebben (Jes.53:2). Maar de Kerk mag het zingen: ‘Hij is blank en
rood.’
Straks komt Hij als de Koning op de troon. O, val dan vandaag nog voor Hem neer! Geef
je over met al je zonden en met al je schuld en met al je vijandschap, en noem maar op
wat er allemaal in een mens kan huizen. Dat is zo ontzaglijk veel, maar één ding is zeker:
Jezus Christus is méér!
Hij kan harde harten verbreken, Hij kan hoge harten klein maken, maar Hij kan ook lege
harten vervullen. Hij kan armen met goederen vervullen, zodat zij toch bij tijden wel eens
mogen zingen van die Koning: ‘Want onze Koning is van Israëls God gegeven.’
Van die vreugde mogen zij door het geloof in Hem getuigen: ‘Al wat aan Hem is, is gans
begeerlijk’ en ‘Hij draagt de banier boven tien duizend.’ Ja, dan roepen zij het wel eens
uit met de rijke bedelaar:
Roem, wereld, uw schatten!
Gij kunt niet bevatten,
hoe rijk ik wel ben.
‘k Heb alles verloren,
maar Jezus verkoren,
Wiens rijkdom ik ken.
Vandaag laat Hij het nog prediken dat Híj nu die Koning is, Hij alleen, de grote, eeuwige
Koning.
Maar eeuwig bloeit de gloriekroon
op ’t hoofd van Davids grote Zoon.
Amen.
Slotzang: Psalm 132: 11 en 12
Daar zal Ik David, door Mijn kracht,
Een hoorn van rijkdom, eer en macht
Doen rijzen uit zijn nageslacht.
‘k Heb Mijn gezalfde knecht een licht,
Een held’re lampe toegericht.
www.prekenweb.nl
11/12
Ds. K. de Gier – De keizer van Rome en de Koning van Bethlehem
Wat vijand tegen hem zich kant’,
Mijn hand, Mijn onweerstaanb’re hand,
Zal hem bekleên met schaamt’ en schand’;
Maar eeuwig bloeit de gloriekroon
Op ‘t hoofd van Davids grote Zoon.
www.prekenweb.nl
12/12
Download