Houding - de chiropractor, de rugspecialist

advertisement
Karl Devriese
Chiropractor
Kortrijksesteenweg 29
9830 Sint-Martens-Latem
Tel. : 09 / 221 45 21
[email protected]
Houding
Houding wordt gedefinieerd als stand van een lichaam(sdeel). Onze houding
wordt in het dagelijkse leven evident beschouwd omdat het een « automatisme »
is. Onze houding is even vanzelfsprekend als het gaan en het gecoördineerd
manipuleren van objecten. We hoeven er niet over na te denken.
Dat we er niet over na hoeven te denken impliceert dat onze hersenen deze
functies onbewust uitoefenen en controleren. We maken er ons dan ook geen
zorgen over tot dat het ergens fout loopt. Dan moeten we plots nadenken over
onze houding. Opmerkingen zoals: hou je recht, trek je schouders naar achteren,
steek je borst vooruit en let eens op je houding, beginnen dan snel te vervelen.
Het eigenaardige is: we kunnen onze schouders naar achteren trekken, onze
borst vooruit steken, het hoofd rechtop houden,…Zodra we er niet meer actief
aan denken vervallen we in de « oude gewoontes » en zakken we in elkaar.
In die situatie blijkt al snel dat het letten op de houding helemaal niets uithaalt.
Hoe zou dat komen? Een logische verklaring kan zijn dat onze « bewuste »
zenuwcentra onze houding, de stand van het hoofd en van de schouders, de
positie van het bekken slechts voor een deel of soms helemaal niet controleren.
Bepaalde functies worden immers vooral bewust gecontroleerd (zoals het
schrijven van een zin). Ons hartritme en onze spijsvertering ontsnappen
grotendeels aan bewuste controle.
Vanaf de geboorte begint onze strijd tegen de zwaartekracht.
Aanvankelijk kan een baby niet eens het hoofd oprichten en
zelfs met veel moeite wat draaien. Het zijn echt totaal
onbehulpzame wezentjes. Een baby ligt of slaapt in een
houding die men wel eens een « gesloten » of een
foetushouding noemt. De armen blijven dicht bij het
lichaam, de dijen en de knieën blijven opgetrokken. Veel
mensen die een babyhandje vastnemen vinden het snoezig als hun vinger stevig
vastgegrepen wordt, als het handje tenminste heel eventjes geopend wordt.
Eigenlijk betreft het een primitieve reflex, die gelukkig snel verdwijnt. Het is
dus meer een spasme van de spieren door het aanraken van de palm. Een andere
reflex die we na korte tijd liever niet meer terugvinden is het opkrullen van de
tenen wanneer er langs de voetzool gestreken wordt, bijvoorbeeld met een
vingertop. De dikke teen krult dan omhoog samen met de andere tenen, die
eveneens gaan spreiden. Draaien we het hoofd van een dergelijk klein snoezig
wezentje, dan maakt het een soort stapbeweging met de armen en de benen.
Wrijven we even op de wang, dan wordt het hoofd dwangmatig gedraaid en een
zuigreflex komt op gang. Hetzelfde geldt voor een licht- of geluidsprikkel, het
hoofd wordt dwangmatig naar de bron gedraaid. De speekselproductie is
overdadig en het hart slaat aan een razend tempo. Elke moeder weet dat ze na
een voeding haar kleintje even moet laten « boeren » want het slikt een pak lucht
naar binnen door de zwakke afsluiting van de slokdarm en de maag. De
spijsvertering komt nog moeizaam op gang, want kort na de voeding komen de
krampen. De pupillen staan meestal wagenwijd open. Een baby lijkt dan zeer
alert maar kijkt in werkelijkheid nog niet en weet niet wat te doen met de
oneindige hoeveelheid prikkels die op hem afkomen. Het bewustzijnsniveau zo
laag op dat ogenblik, dat het voor de baby weinig uitmaakt. De primaire
behoeften zijn eten, slapen en drinken.
De eerste menselijke trekken komen er snel aan. Al redelijk vroeg
probeert de baby te draaien, het hoofd op te richten, te lachen en te
kijken. Bij het slapen merk je dat de slaaphouding meer « open » is.
De armen worden meer gespreid en de handjes blijven open en de
ledematen rusten verder van het lichaam. Al snel kunnen ze
bewuster grijpen en ook opnieuw loslaten. De eerste natuurlijke
curve van de wervelkolom wordt gevormd door de ontwikkeling van
de diepliggende nekspieren (het holle gedeelte of lordose ter hoogte van de nek).
Ter hoogte van de borstwervels wordt later een tweede curve gevormd (het bolle
gedeelte of kyphose van onze rug) wanneer het kleintje begint te zitten. Bij de
eerste pogingen tot staan komt de derde curve tot stand ter hoogte van de lage
rug (het holle gedeelte of lordose onderaan de rug).
De curven hebben een voorname invloed op de stabiliteit van de wervelzuil, de
basis van waaruit we met de armen en de benen hefboom- of slingerbewegingen
kunnen uitoefenen. Ingenieurs hebben berekend dat de weerstand van de
wervelkolom tegen samendrukking exponentieel verhoogt door het aantal
curven (in normale omstandigheden hebben we drie curven: 2³+ 1 = 9, de
stabiliteit heeft dan een waarde van 9, bij verlies van de neklordosis blijven er
maar 2 curven over en zakt die waarde tot 5: 2² + 1= 5). Dit is natuurlijk zuiver
theoretisch. Praktisch gezien kunnen we de houding observeren. Bij een
radiologisch onderzoek kunnen we de curven visualiseren.
Hoe verkrijgen we curven? De middelste gedeeltes van het cerebellum of de
kleine hersenen zijn voor het grootste deel verantwoordelijk voor het prikkelen
van onze houdingsspieren. De vicieuze cirkel begint echter door de
aanwezigheid van de zwaartekracht en de potentiële energie die ervan uitgaat.
De permanente aantrekkingskracht zorgt voor een voortdurende belasting,
uitrekking en drukverandering ter hoogte van de gewrichten en de « oudste »
spieren van de mens die via de phylogenie of evolutie werden overgeleverd. De
actie wordt natuurlijk door een reactie gevolgd. De eerste reactie ontstaat ter
hoogte van « receptoren » of metertjes die zich in de wanden van de
gewrichtszakken bevinden. Er zijn verschillende families aanwezig en ze hebben
elk hun specialiteit: er zijn er die gespecialiseerd zijn in het meten van een
gewrichtshoek; andere worden actief bij elke verandering van een
gewrichtshoek en zijn dynamisch; sommige meters zijn trage pijnmeters; andere
zijn snelle pijnmeters. Andere families receptoren bevinden zich in de spieren en
zijn gevoelig voor lengteverandering in de spiervezels en belasting van de
pezen. Die schat aan informatie vindt zijn weg via zenuwvezels naar het
ruggenmerg (het centrale zenuwstelsel). Een gigantische hoeveelheid bits aan
informatie worden verwerkt onder de vorm van stroom via zenuwvezels. De
stroom wordt onder oneindige mogelijkheden en combinaties van frequenties
geleid. De centrale verwerkingseenheden zijn eigenlijk de zenuwcellen zelf. Die
cellen of kleine fabriekjes zijn, om in leven te blijven, afhankelijk van de
constante stroomstootjes die binnenkomen. Om het eenvoudig te stellen, ze zijn
levensnoodzakelijk afhankelijk van suiker, zuurstof en stroomprikkels.
De cellen die van de buitenwereld informatie ontvangen, geven die natuurlijk
door aan verschillende centra van ons centrale zenuwstelsel. Dat gebeurt op
verschillende niveaus of echelons. Bepaalde lager gelegen echelons verwerken
die informatie zonder ons bewustzijn te bereiken. Hoger gelegen echelons
bereiken wel ons bewustzijn.
Megahoeveelheden informatie vertrekken aldus naar het
cerebellum waar ze verwerkt en naar de hersenstam
doorgestuurd worden. Vanuit de hersenstam worden de
zenuwcellen geactiveerd die centraal gelokaliseerd zijn en
vervolgens centraal gelegen spieren activeren die zich langs
de wervelzuil bevinden. Zo is de cirkel rond. Prikkels
eindigen dan waar prikkels hun oorsprong vonden, op het niveau van de spieren
zelf. De spieren beïnvloeden op hun beurt de stand, de hoek en de belasting van
de gewrichten en beschermen of begeleiden ze bij al hun bewegingen.
De blauwdruk van onze houding is voor een deel genetische expressie die onze
genen als basis hebben die ook door omgevingsfactoren beïnvloed worden.
Beweging is een onontbeerlijk aspect in de dynamiek van onze houding. We zijn
dus gedoemd of gezegend om zoveel mogelijk actief te blijven en onze spieren
en gewrichten te gebruiken. Sport is dus een onmisbaar element om een goede
houding te waarborgen. Onder ideale omstandigheden kunnen we door te
bewegen de vicieuze cyclus van het activeren van spieren en bewegen van
gewrichten in werking stellen. Het cerebellum wordt als gevolg daarvan
geactiveerd. Het verhoogt op zijn beurt de werking van de vestibulaire nuclei in
de hersenstam. Van daaruit worden de houdingsspieren van de wervelkolom aan
beide zijden als een volledige kolom vanaf het hoofd tot onderaan de rug actief
en sterk gehouden. Door de vorm van de wervels en de gewrichten worden de
natuurlijke curven sterker geprononceerd en worden goed beschermd door de
spieren. Hoe sterker die spieren, hoe minder kans de rug met een
« onbewaakte » beweging te blesseren. Wandelen (marcheren of
doorstappen) is een excellente manier om het cerebellum te prikkelen en
aldus een goede houding te bekomen. Bij het uitvoeren van afwisselende en
tegengestelde slingerbewegingen van de armen en de benen is een maximale
werking van de houdingsspieren nodig. Zwemmen (vooral crawl en rugslag)
en oogspieroefeningen zijn mogelijke alternatieven.
We beheersen echter nooit alle factoren en soms kan het ook fout
lopen. Een verkeerde beweging, een autoaccident, een val, enz.
kunnen de normale beweeglijkheid verstoren in specifieke gebieden
van de wervelzuil. Heel dikwijls ontstaat een probleem ook zonder
duidelijk aanwijsbare oorzaak. De gevolgen zijn dan meestal pijn,
bewegingsbeperking,
houdingsafwijkingen,
abnormale
spierwerking,…Houdingsafwijkingen kunnen zich uiten als een
scheefstand van het hoofd, een voorwaartse hoofdpostuur (iemand die
de kin sterk naar voren houdt), een bult onderaan de nek, ronde of
naar voren gezakte schouders, verkorte spieren achteraan de benen, naar buiten
gedraaide voeten, teenlopen, een bekkenkanteling, een scheefstand van het
bekken of het bovenlichaam, verkrampte kuit- of voetzoolspieren, het
« omslaan » van de voeten, enz.
Er zijn twee redenen waarom het geen zin heeft iemand met een
houdingsafwijking te vermanen. Ten eerste zijn de houdingsspieren niet aan de
wil onderworpen. De diepste spieren van de wervelzuil luisteren enkel naar
commando’s die vanuit onbewuste zenuwcentra vertrekken. Geen mens op aarde
is in staat één wervel ten opzichte van de volgende wervel te bewegen. Nochtans
zijn er spieren daartoe voorzien. Ten tweede hebben we geen middel om een
gewricht dat tussen de wervels verstijfd geraakt is door een kwetsuur, in
beweeglijkheid te herstellen. We kunnen immers met de meer oppervlakkig
gelegen spieren bewust de wervelkolom bewegen maar dan met meerdere
gewrichten tegelijk, als een ketting van gewrichten. Er is zelfs een fundamenteel
fysiologisch verschil tussen die verschillende spiergroepen. De voluntaire
spieren zijn ontworpen om door de wil gecontroleerd te worden. Ze kunnen
grote piekkrachten aan, maar niet langdurig. De niet-voluntaire spieren (de
houdingsspieren) kunnen geen grote piekkrachten aan maar zijn speciaal voor
langdurig gebruik ontworpen. Praktisch gezien heeft dat als gevolg dat we, met
de armen zijwaarts gespreid, een gewichtje van vijf kilogram in elk hand relatief
snel zullen moeten laten zakken. Iemand met optimale houdingsfunctie kan
urenlang blijven rechtstaan of rechtopzitten en kan zelfs niet eens begrijpen dat
er mensen bestaan die dat niet kunnen.
Er bestaan verschillende manieren om verstijfde gewrichten op te
sporen. De voornaamste methode is via bewegingspalpatie. De
rug wordt dan in verschillende richtingen gedraaid en dan
kunnen de gewrichten één voor één getest worden. Een
verstijfd gewricht kan worden aangevoeld in vergelijking met de
nabijgelegen gewrichten. Er is minder speling en het gewricht is
drukgevoelig voor de patiënt (het voelt aan als een blauwe plek). Een
tweede methode evalueert de beweeglijkheid van elke scharnier
afzonderlijk door een radiologisch beeld van twee uiterste
bewegingen. De nek kan dan bijvoorbeeld gevisualiseerd worden in
een buig-, vervolgens in strektoestand. Daar kan dan gezien worden of de
beweging eerlijk verdeeld is over elk van de scharnieren.
De kern van de zaak is nu dat een verstijfd gewricht, lokale spierspasmes,
minder bewegingssignalen doorsturen naar het ruggenmerg en andere centra van
het zenuwstelsel. Alle reflexen die afhankelijk zijn van die bewegingssignalen
komen in het gedrang. De verstoring van de « instantane bewegingsassen » (de
veranderlijke assen waarrond een beweging tussen twee wervels evolueert) kan,
zelfs als het beperkt blijft tot het niveau van slechts één scharnierpunt,
verreikende gevolgen hebben. Het is de taak en de kunde van een chiropractor
die plaatsen met chirurgische precisie op te sporen, het oorzakelijke verband met
de klachten te leggen, en de richting van de bewegingsbeperking vast te stellen.
Met specifieke manipulatieve en andere technieken kunnen die fouten verbeterd
worden. Houdingsafwijkingen kunnen aldus bij de wortel worden aangepakt
door iets aan de echte oorzaak ervan te verhelpen.
Link naar de site van de beroepsvereniging van chiropractors in België:
www.chiropraxie.org
Download