European Commission

advertisement
EUROPESE COMMISSIE
MEMO
Brussel, 19 november 2013
Het meerjarig financieel kader 2014-2020 – Veelgestelde vragen
In deze MEMO wordt het nieuw meerjarig financieel kader 2014-2020 van de Europese
Unie toegelicht. Er wordt nader ingegaan op vragen omtrent de onderdelen van het
vandaag door het Europees Parlement goedgekeurde kader, de structuur van het geheel,
de beschikbare bedragen, de financiering van de toekomstige begrotingen en de
correctiemechanismen. Daarnaast worden enkele tabellen en grafieken verstrekt.
Het is een aanvulling op het persbericht over de zwaartepunten van de toekomstige
begroting.
Wat is het meerjarig financieel kader?
In het meerjarig financieel kader (MFK) worden de jaarlijkse maxima (de "plafonds")
vastgelegd voor de uitgaven van de EU op verschillende beleidsterreinen (de "rubrieken")
gedurende een periode van ten minste 5 jaar. Het komende MFK bestrijkt een periode van
zeven jaar, van 2014 tot 2020.
Het MFK is niet de begroting van de EU voor zeven jaar. Het geeft de contouren aan voor
de financiële programmering, dwingt begrotingsdiscipline af en zorgt ervoor dat de EUuitgaven voorspelbaar zijn. Het stelt de EU tevens in staat gemeenschappelijk beleid te
voeren over een periode die voldoende lang is om een impact te hebben. Door vast te
leggen hoeveel en waar de EU gedurende zeven jaar moet investeren, is het MFK niet
alleen een instrument voor begrotingsplanning, maar ook een middel om uiting te geven
aan de beleidsprioriteiten. De jaarbegrotingen worden binnen deze contouren vastgesteld
en blijven gewoonlijk iets onder de MFK-uitgavenplafonds zodat er een marge overblijft
voor onvoorziene behoeften.
Waarover heeft het EP vandaag precies gestemd?
Het Europees Parlement heeft vandaag zijn goedkeuring gegeven aan de verordening
waarmee het MFK wordt vastgelegd en over een aantal aanverwante kwesties gestemd.
Zoals het Verdrag voorschrijft, besluit de Raad over het MFK met eenparigheid van
stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement (dat zich uitspreekt bij
meerderheid van zijn leden).
Het vandaag goedgekeurde MFK-pakket bestaat uit de volgende teksten:
1. De MFK-verordening: een geheel van regels en voorschriften in verband met de
structuur en de werking van het mechanisme van het meerjarig financieel kader.
Zie: http://www.consilium.europa.eu/media/2060418/st11655.en13.pdf
MEMO/13/1004
2. Het Interinstitutioneel Akkoord (IIA): dit op grond van artikel 295 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) gesloten akkoord strekt ertoe
begrotingsdiscipline af te dwingen, de werking van de jaarlijkse begrotingsprocedure te
verbeteren,
de
samenwerking
tussen
de
instellingen
inzake
begrotingsaangelegenheden te bevorderen en een goed financieel beheer te
waarborgen. Tevens worden hierin sommige bepalingen van de MFK-verordening,
bijvoorbeeld inzake het aanspreken van de bijzondere flexibiliteitsinstrumenten, nader
uitgewerkt.
http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/13/st11/st11298.en13.pdf
3. Verklaringen inzake
a. Eigen middelen
b. Het effectiever maken van overheidsuitgaven op gebieden die het voorwerp
zijn van EU-optreden
c. Gendermainstreaming
d. Jongerenwerkloosheid en meer doen voor onderzoek
e. Nationale beheersverklaringen
f. Evaluatie/herziening van het MFK
Naast de elementen waarover vandaag gestemd is, omvat het MFK ook het besluit over de
eigen middelen van de EU (de EU-begrotingsontvangsten) en de rechtsgrondslagen voor
de afzonderlijke financieringsprogramma's waarin de subsidiabiliteits- en gunningscriteria
worden vastgelegd.
Zijn alle nieuwe financieringsprogramma's reeds goedgekeurd?
Nee, zolang de MFK-verordening niet definitief was goedgekeurd, kon wettelijk geen
besluit worden genomen over de afzonderlijke programma's omdat het daarin op te
nemen referentiebedrag uiteindelijk afhankelijk is van het MFK.
Over veel van die programma's bestond evenwel al een politiek akkoord in het kader van
de parallelle onderhandelingen die sinds 2011 zijn gevoerd.
In vele gevallen behoeven voor de nieuwe programma's alleen nog maar de definitieve
bedragen te worden ingevuld. Over andere wordt nog onderhandeld.
Zie voor de laatste stand van zaken van de sectorale onderhandelingen:
http://ec.europa.eu/budget/mff/programmes/index_en.cfm
Is het eigenmiddelenbesluit al goedgekeurd?
De onderhandelingen over het eigenmiddelenbesluit (EMB) en de daarmee
samenhangende uitvoeringsmaatregelen zijn nog bezig. Het besluit zal door de Raad
worden aangenomen nadat het EP een advies heeft uitgebracht, wat vermoedelijk in de
loop van 2014 zal gebeuren. Het treedt pas in werking nadat alle lidstaten het
overeenkomstig hun grondwettelijke bepalingen hebben geratificeerd. De ervaring leert
dat dit één tot twee jaar kan duren. De inbreng van de nationale parlementen is vereist bij
artikel 311 van het Verdrag omdat het EMB juridische verplichtingen ten aanzien van de
EU-begroting schept voor een periode van zeven jaar. Het goedgekeurde besluit zal met
terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014 van toepassing zijn. Het eigenmiddelenbesluit
is wettelijk gezien niet gekoppeld aan de MFK-verordening, alhoewel het dezelfde periode
bestrijkt.
2
Blijft het MFK in zijn huidige vorm onveranderd tot 2020?
De werking van het MFK 2014-2020 zal in 2016 door de Commissie worden geëvalueerd,
rekening houdende met de economische situatie en de meest recente macro-economische
prognoses.
Zullen begunstigden van de nieuwe programma's hun financiering kunnen
ontvangen vanaf januari 2014?
Het politieke voornemen is om de nieuwe programma's zo gauw mogelijk begin 2014
operationeel te hebben. Dit is grotendeels afhankelijk van het vorderen van de
onderhandelingen en de specifieke manier waarop een programma wordt beheerd.
Hoe is het MFK gestructureerd en wat is de inhoud.
Het MFK is verdeeld in zes categorieën uitgaven (de "rubrieken"), die overeenkomen
met terreinen waarop de EU actief is:
1. Slimme en inclusieve groei
1a. Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid: omvat onderzoek en
innovatie; onderwijs en opleiding; trans-Europese netwerken voor energie, vervoer en
telecommunicatie; sociaal beleid; bedrijfsontwikkeling, enz.
1b. Economische, sociale en territoriale cohesie: omvat regionaal beleid, dat tot
doel heeft de minst ontwikkelde EU-lidstaten en regio's te helpen de kloof te dichten,
het concurrentievermogen van alle regio's te versterken en de samenwerking tussen de
regio's te bevorderen.
2. Duurzame groei: Natuurlijke hulpbronnen: omvat het gemeenschappelijk
landbouwbeleid, het gemeenschappelijk visserijbeleid, plattelandsontwikkeling en
milieumaatregelen.
3.
Veiligheid
en
burgerschap:
omvat
justitie
en
binnenlandse
zaken,
grensbescherming, immigratie en asielbeleid, volksgezondheid, consumentenbescherming,
cultuur, jeugd, voorlichting en dialoog met de burgers.
4. de EU als mondiale partner: omvat alle externe acties ("buitenlands beleid") van de
EU, zoals ontwikkelingshulp en humanitaire hulp. Het Europees Ontwikkelingsfonds
verstrekt eveneens financiële middelen voor de EU als mondiale partner. Het valt evenwel
niet onder de EU-begroting en dus evenmin onder het MFK.
5. Administratie: omvat de administratieve uitgaven van alle Europese instellingen, de
pensioenuitgaven en de Europese scholen.
6. Compensaties: een tijdelijk kasstroommechanisme dat ervoor moet zorgen dat
Kroatië, dat in juli 2013 lid van de EU is geworden, in zijn eerste jaar na toetreding niet
meer aan de EU-begroting afdraagt dan het ontvangt.
Waartoe dienen de "plafonds"?
De "plafonds" zijn de in het MFK vastgelegde maximumbedragen die jaarlijks en voor de
gehele periode 2014-2020 op de zes beleidsterreinen uit de EU-begroting mogen worden
uitgegeven. Er zijn twee soorten plafonds:
3
1. Een jaarlijkse plafond per rubriek, uitgedrukt in vastleggingskredieten (dat zijn
juridisch bindende toezeggingen om geld ter beschikking te stellen, niet noodzakelijk
binnen één begrotingsjaar, maar eventueel gespreid over verschillende jaren);
2. Een jaarlijks algemeen plafond:
 voor vastleggingskredieten, overeenkomend met de som van de plafonds voor de
verschillende rubrieken;
 voor betalingskredieten: de bedragen die in een bepaald begrotingsjaar
daadwerkelijk mogen worden uitbetaald. (De in de begroting opgenomen bedragen
komen in de regel overeen met de som van per uitgavencategorie geplande
betalingen.) De jaarlijkse betalingskredieten moeten volledig door ontvangsten van
het jaar worden gedekt.
Het algemene plafond wordt eveneens uitgedrukt als een percentage van het geraamde
bruto nationaal inkomen (bni) van de EU. Dit percentage wordt elk jaar bijgewerkt op
basis van de meest recente bni-prognoses, om te garanderen dat de geraamde totale
betalingen van de EU niet uitkomen boven het maximum van de eigen middelen die de EU
in een jaar mogen innen (1,23% van het bni van de EU).
Hoe wordt verzekerd dat het geld op een kwaliteitsvolle manier wordt besteed?
De kwaliteit van de bestedingen wordt onder andere op de volgende manier gewaarborgd:
1. op alle beleidsterreinen zal een onversneden resultaatgerichte aanpak worden
gevolgd, met verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020groeistrategie als ambitie;
2. vereenvoudiging moet de beleidsacties en programma's gebruikersvriendelijker en
minder foutgevoelig maken;
3. zoals voorheen, strikte controles op de besteding van EU-geld door de Unie en de
lidstaten en krachtigere bescherming van de financiële belangen van de EU,
onder andere door OLAF, de fraudebestrijdingsdienst van de EU, en het
toekomstige Europees Openbaar Ministerie;
4. doeltreffendheid op het gebied van het cohesiebeleid, plattelandsontwikkeling en
het visserijfonds zal worden gekoppeld aan economische governance, om de
lidstaten ertoe aan te zetten de aanbevelingen van de EU in het kader van het
Europees semester uit te voeren;
5. de impact van EU-financiering kan worden vergroot door middel van nieuwe
financieringsinstrumenten, waarmee via hefboomeffecten privékapitaal kan
worden aangetrokken;
6. een nieuwe prestatiereserve in het cohesiebeleid, plattelandsontwikkeling en het
visserijfonds moet uitmuntend presterende projecten belonen.
4
Wat gebeurt er bij onvoorziene situaties?
Het nieuwe MFK staat een grotere flexibiliteit toe om op onvoorziene situaties te
reageren:
Flexibiliteit inzake betalingen: onder bepaalde voorwaarden kunnen ongebruikte
betalingskredieten en marges, mits de algemene plafonds van het MFK niet worden
overschreden, worden overgedragen van het ene begrotingsjaar naar het volgende.
Tegenover dergelijke herschikkingen moet een corresponderende verlaging van het
betalingsplafond voor jaar n-1 staan.
Flexibiliteit inzake vastleggingen voor groei en werkgelegenheid: met in 20142017 ongebruikte vastleggingskredieten zal een reserve worden aangelegd voor
aanvullende uitgaven in 2016-2020 op het gebied van groei en werkgelegenheid (in het
bijzonder voor werkgelegenheid voor jongeren).
Bijzondere flexibiliteit voor jongerenwerkgelegenheid en onderzoek: om zoveel
mogelijk middelen zo vroeg mogelijk te concentreren waar zij het meest nodig zijn, kan
tot 2,1 miljard EUR vervroegd naar 2014-2015 worden verschoven voor het
jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en tot 400 miljoen EUR voor onderzoek, Erasmus en
het mkb.
Flexibiliteit inzake steun voor de meest hulpbehoevenden: als zij dat willen, kunnen
de lidstaten hun toewijzing voor steun aan de meest hulpbehoevenden verhoogd zien met
1 miljard EUR.
Marge voor onvoorziene uitgaven: het betreft een in laatste instantie aan te spreken
instrument om op onvoorziene omstandigheden te reageren, ten belope van 0,03 % van
het bni van de EU.
Zoals voorheen, verschaffen de marge tussen de in de begroting opgenomen
betalingskredieten en het jaarplafond voor betalingen, en de marge tussen de in de
begroting opgenomen vastleggingskredieten en het uitgavenplafond voor elke rubriek,
enige bewegingsruimte om met inachtneming van de maxima van het MFK te reageren op
onvoorziene behoeften en noodsituaties.
In het licht van de opgedane ervaring zijn de interventiemogelijkheden van sommige
bijzondere instrumenten, zoals de reserve voor noodhulp, verruimd, is de
maximumtoewijzing verhoogd en is het overdragen van ongebruikte bedragen naar (het)
volgende jaar (jaren) toegestaan. De volgende flexibiliteitsinstrumenten worden buiten
het MFK gelaten en kunnen worden aangesproken voor financiering boven de
uitgavenplafonds:
1. De reserve voor noodhulp (maximum 280 miljoen EUR per jaar) is bedoeld
om de nodige financiële middelen vrij te maken voor een snelle respons (aanpak
van humanitaire en civiele crisissen, burgerbescherming) op onvoorziene
gebeurtenissen in niet-lidstaten. Deze reserve is bijvoorbeeld in 2012
aangesproken na de uitbraak van het conflict in Syrië, de conflicten in Mali en de
droogte in de Sahel.
5
2. Het Solidariteitsfonds (maximum 500 miljoen EUR per jaar) is bedoeld om aan
lidstaten of kandidaat-lidstaten financiële noodhulp te verstrekken na grote rampen
(bv. de aardbeving in de regio Abruzzo, Italië, in 2009 en de overstromingen in
Duitsland in 2012). De bijstand wordt beheerd door het ontvangende land en moet
worden gebruikt om basisinfrastructuur te herstellen, spoedhulpdiensten, tijdelijke
huisvesting of saneringsoperaties te financieren of onmiddellijke bedreigingen voor
de volksgezondheid af te wenden.
3. Het flexibiliteitsinstrument (maximum 471 miljoen EUR per jaar) verschaft
financiering voor duidelijk omschreven uitgaven die niet door de EU-begroting kan
worden gedekt zonder het jaarplafond voor de uitgaven van het MFK te
overschrijden. Dit instrument is bijvoorbeeld in 2009 gebruikt om bij te dragen aan
de financiering van energieprojecten in het kader van het Europees economisch
herstelplan en van de ontmanteling van een kerncentrale in Bulgarije.
4. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (maximum 150
miljoen EUR per jaar) is bedoeld om werknemers die ontslagen zijn als gevolg van
structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen (d.w.z. delocalisatie,
financieel-economische crisissen) te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.
Een voorbeeld is de steun aan de arbeiders van General Motors in Antwerpen na de
sluiting.
Eigen middelen
Hoe wordt het toekomstige MFK gefinancierd?
In februari 2013 stemde de Europese Raad in met een aantal wijzigingen in het stelsel van
eigen middelen voor de periode 2014-2020. Het huidige systeem blijft echter van
toepassing totdat een nieuw eigenmiddelenbesluit van de Raad formeel is
goedgekeurd en geratificeerd. Zonder op de uitkomst van de lopende
wetgevingsprocedure vooruit te lopen, geldt voor het toekomstige eigenmiddelenbesluit
principieel het volgende:
 het huidige financieringssysteem wordt grotendeels verlengd;
 de inningskosten (wat de lidstaten mogen inhouden) voor de traditionele eigen
middelen (douanerechten) worden van 25% verminderd tot 20 %, wat betekent
dat 80% van de geïnde bedragen naar de EU-begroting gaan;
 het systeem van financiële correcties wordt – in beperkte mate – gerationaliseerd.
Tevens wordt een groep op hoog niveau in het leven geroepen die het stelsel van eigen
middelen moet doorlichten. Op basis van de uitkomsten daarvan zal de Commissie
beoordelen of een nieuwe hervorming van het stelsel van eigen middelen aangewezen is.
De "eigen middelen" vormen de inkomsten van de EU. De jaarlijkse uitgaven moeten
volledig worden bekostigd uit de jaarlijkse ontvangsten. De EU-begroting kan geen tekort
vertonen. De verschillende soorten eigen middelen en de berekeningsmethoden worden
vastgesteld in een eigenmiddelenbesluit van de Raad. Bij dit besluit is het jaarlijks bedrag
dat de EU aan eigen middelen mag innen beperkt tot 1,23 % van het bruto nationaal
inkomen (bni) van de EU. Er zijn drie soorten eigen middelen:
6
 Traditionele eigen middelen: hoofdzakelijk douanerechten op invoer van buiten
de EU en suikerheffingen. Daarop houden de lidstaten nu 25 % in om hun
inningskosten te dekken.
 Eigen middelen op grondslag van de btw: op basis van een voor alle lidstaten
geharmoniseerde btw-grondslag wordt een uniforme bijdrage van 0,3 % geïnd.
 Eigen middelen op grondslag van het bni: alle lidstaten dragen een
standaardpercentage van hun bni aan de EU af. Dit type was bedoeld om het niet
door de andere eigen middelen gedekte deel van de totale uitgaven te dekken,
maar is uitgegroeid tot de belangrijkste inkomstenbron voor de EU-begroting.
Overige bronnen van ontvangsten (circa 1%) zijn belastingen en andere inhoudingen
op de salarissen van het EU-personeel, rente op banktegoeden, bijdragen van nietlidstaten aan sommige programma's, ontvangen achterstandsrente en boetes.
Financiële correctiemechanismen
De financiële correctiemechanismen zijn bedoeld om de bijdragen van sommige lidstaten,
die buitensporig worden geacht in verhouding tot hun nationale rijkdom, te rectificeren.
De nieuwe regels zorgen voor een zekere mate van rationalisering van het huidige
systeem van financiële correcties. Totdat het eigenmiddelenbesluit (EMB) definitief is
goedgekeurd en geratificeerd, blijft het huidige systeem van toepassing. Na de
goedkeuring zal de correctie waarop sommige lidstaten recht hebben, teruggestort worden
met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014.
Huidige correctiemechanismen (EMB 2007-2013)
 "de Britse korting": 66 % van het verschil tussen de bijdrage en de uit de
begroting ontvangen middelen, wordt teruggestort. De kosten van deze korting
worden gespreid over de EU-lidstaten in verhouding tot hun aandeel in het bni van
de EU. Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden, die hun relatieve bijdrage aan
de begroting te hoog vonden, betalen evenwel slechts 25 % van hun theoretische
aandeel in de financiering van de Britse korting;
 forfaitaire
verminderingen:
Nederland
en
Zweden
genieten
een
brutovermindering van hun jaarlijkse bni-bijdrage met 605 miljoen en 150 miljoen
EUR respectievelijk;
 verlaagde btw-afroepingspercentages voor Oostenrijk (0,225 %), Duitsland
(0,15 %), Nederland en Zweden (0,1 %).
Toekomstige correctiemechanismen (EMB 2014-2020), onder voorbehoud van
goedkeuring:
 de Britse korting blijft van toepassing;
 Denemarken, Nederland en Zweden genieten forfaitaire verminderingen van hun
jaarlijkse bni-bijdrage met 130 miljoen, 695 miljoen en 185 miljoen EUR
respectievelijk; Oostenrijk geniet een brutovermindering van zijn jaarlijkse bnibijdrage met 30 miljoen EUR in 2014, 20 miljoen EUR in 2015 en 10 miljoen EUR in
2016;
7
 verlaagde btw-afroepingspercentages voor Duitsland, Nederland en Zweden
vastgesteld op 0,15 %.
Meer informatie:
Lees het persbericht
1096_nl.htm
van
vandaag:
http://europa.eu/rapid/press-release_IP-13-
Bekijk de website over het meerjarig financieel kader 2014-2020 en de verschillende
afzonderlijke EU-financieringsprogramma's
Meer te weten komen over de bedragen per programma in lopende prijzen en prijzen van
2011
Meer te weten komen over de nationale toewijzingen in het kader van het
gemeenschappelijk landbouwbeleid en het Cohesiebeleid
MEMO/13/1006 met de volledige tekst van de videoboodschap van voorzitter Barroso
MEMO/13/79 over het MFK
8
9
10
11
12
Download