Een stad vol dieren - Tuinpark Dijkzicht

advertisement
Een stad vol dieren
Vestigingshulp voor dieren rond het huis en in de tuin
Wanneer je een tuin van dichtbij bekijkt, zie je dat er allerlei dieren in leven. Al die
diertjes hebben een functie. Daarom is het van belang dat er niet direct aan
bestrijding wordt gedacht. De inrichting en het onderhoud van de tuin bepalen in
belangrijke mate in hoeverre je kunt genieten van dieren zoals: vogels en insecten.
De mogelijkheden om iets te doen voor dieren in de woonomgeving zijn ontelbaar. Bij
het bedenken ervan, kan je zelf in de huid kruipen van de gewenste diersoort of
advies winnen bij deskundigen of andere liefhebbers.
Het introduceren van dieren in de tuin is niet echt nodig. De dieren die kunnen
vliegen komen vanzelf wel wanneer het milieu geschikt is. Slakken loopkevers en
andere dieren die over de grond voortbewegen zijn alleen te verwachten als zij in de
directe omgeving voorkomen. Deze dieren in de tuin uitzetten heeft alleen zin als het
nagenoeg zeker is dat zij er kunnen leven. Als dan ook nog de buren hun tuin
natuurvriendelijk maken is er veel gewonnen.
Belangrijk is veel variatie. Tuinen lijken groter wanneer er hoogteverschillen in zijn
aangebracht. De extra ruimte is wellicht voor het menselijke oog niet zo spectaculair,
maar de planten en de dieren die in de tuin leven zijn er zeer bij gebaat. In een
vlakke tuin is ieder plekje min of meer hetzelfde, waardoor het aantal soorten
organismen dat er leeft beperkt is. Hoogteverschillen leiden tot kleinschalige variatie
in vochtigheid, expositie van de zon en invloed van de wind. Er ontstaan overal
verschillende microklimaten. Planten en dieren stellen ieder hun eigen specifieke
eisen aan deze milieufactoren. Vooral ongewervelde dieren.
Dekking en schuilmogelijkheid in de winter wordt bijvoorbeeld geboden door niet alle
afgestorven planten, afgevallen blad en snoeimateriaal te verwijderen, maar dit
zoveel mogelijk te verwerken in de tuin. Laat dode stengels in de winter staan, hierin
zitten vaak dieren.
Daarnaast kunt u allerlei specifieke voorzieningen treffen die het voor dieren in uw
tuin aantrekkelijk maken. Buiten dat de dieren hier iets aan hebben, is het interessant
om in de directe omgeving allerlei dieren bezig te zien.
Nestkastjes voor vogels
Veel holenbroedende vogels hebben het moeilijk in de stad. Er staan weinig oude
ingerotte bomen in de stad en geschikte holletjes in de bebouwing verdwijnen door
natuurwerende nieuwbouw in een rap tempo. Er wordt gerenoveerd, gesloopt en
opnieuw gebouwd zonder rekening te houden met gierzwaluwen en andere
holenbewoners die in de stad leven. Vogels en vleermuizen moeten wijken door te
smalle spouwen en dichtgestopte kieren en het vervangen van dakpannen door
asvaalttegels.
Een nestkastje is gemakkelijk zelf te maken en geeft een grote kans op nestelende
vogels bij uw huis. Houdt u aan de maten (zie bouwtekeningen) die zijn beschreven
voor de betreffende vogels en gebruik hout van minstens 1,5 centimeter dik. De kast
moet een maal per jaar worden schoongemaakt. De meeste succesvolle nestkasten
in de bebouwde omgeving zijn die voor de koolmees en de pimpelmees. In grotere
tuinen, in een bosrijke omgeving (dit kan ook een rijk begroeide binnentuin zijn met
volwassen bomen) lukt het soms ook wel andere soorten zoals de boomklever,
gekraagde roodstaart of vliegenvanger tot een broedpoging in uw tuin te verleiden.
Hiervoor zijn aangepaste kasten noodzakelijk. Voor huismus en spreeuw zijn er de
zogenaamde spreeuwenpotten in de handel. Voor de gierzwaluw zijn verschillende
voorzieningen in de handel: gierzwaluwdakpannen, inbouw neststenen en
nestkasten
Een vogelhaag
De beste vogel haag is dicht van structuur zodat hij ontoegankelijk is voor katten. De
heester die gebruikt worden zijn vruchtdragend en liefst doornig. Een vogelhaag kan
het beste geplaatst worden op een zonnige plek (ochtendzon). Meidoorn, sleedoorn,
vlier, vuurdoorn, kamperfoelie, prunussoorten, cotoneaster, kardinaalsmuts, roos zijn
enkele heesters die gebruikt kunnen worden. Ook talrijke insecten hier een plek, die
weer als voedsel kunnen dienen voor de vogels.
Neem nu eens de koolmees, een span van deze vogeltjes vangt in de lente- en
zomermaanden ruim tienduizend insecten, met als hoofdschotel de voor de tuin
“schadelijke” rupsen. Nog indrukwekkender zijn de zwaluwen. Voor een gezin van
vader, moeder en kinderen moeten in de zomer ruim een miljoen bladluizen, muggen
en vliegen het leven laten. Die hoeft u in ieder geval niet op een andere manier te
bestrijden.
Klimplanten
Kale muren zijn een prima plek voor klimplanten die op deze wijze omgetoverd
kunnen worden tot levende groene gevels. Vogels zullen er hun nest in bouwen. Ook
zullen nestkastjes in of in de buurt van begroeide muren eerder bezet worden. Een
begroeide muur trekt op den duur vele vogels insecten en andere dieren aan.
Klimplanten kunnen bijna overal worden aangebracht en de benodigde ruimte die zij
in de grond nodig hebben is eigelijk heel beperkt.
Door het aanplanten van verschillende soorten klimplanten in een tuin of straat kan
nagenoeg het hele jaar voor bloei en vruchten gezorgd worden. Sommige soorten
geven de voorkeur aan zuidmuren (b.v. Wijnstok) andere aan noordmuren (klimop).
De klimop is bijzonder waardevol voor onder andere bijen en vliegen omdat deze in
november nog voor een goede dracht zorgt. In april zijn er al rijpe bessen als voedsel
voor vogels. Andere soorten die in een sluiermuur passen zijn: hop heggenrank,
kamperfoelie en rozen.
Een vlindertuin
Wanneer een vlinder verschijnt, heeft hij vooral licht, warmte, beschutting en voedsel
nodig. Op een beschutte plek op het zuiden kan de basis worden gelegd met
verschillende humusarme bodemsoorten: zand (klei, leem, puin, stenen). Een droge
kalkrijke bodem, mergel, zand en schelpen. Onder deze omstandigheden kan zich
vanaf het vroege voorjaar tot het late najaar een bloemrijke vegetatie ontwikkelen.
De vlinders kunnen hier een ideale plek uitzoeken en er veel verschillende nectar
biedende bloemgewassen aantreffen. Op deze manier zullen verschillende
vlindersoorten aangetrokken worden.
De eerste vlinders die we vroeg in het jaar, vanaf maart tegen kunnen komen zijn de
dagpauwoog, de kleine vos en het citroentje. Het zijn soorten die als vlinder
overwinteren. Zij foerageren o.a. op krokus en vroeg bloeiende heesters. Vanaf april
kunnen we ook het landkaartje en de koolwitjes aantreffen, soorten die de winter als
pop hebben doorgebracht. Vanaf juni zien we ook de atalanta, een trekvlinder die uit
het zuiden komt aangevlogen. Deze kunnen we samen met dagpauwoog en kleine
vos in grote aantallen aantreffen op de vlinderstruik (buddleja) en de hemelsleutel.
Andere goede vlinderplanten zijn o.a.: sleedoorn, gulden roede, herfstaster, salie,
kattenstaart, phloxen, wolfsmelk, lavendel, kogeldistel, en scabiosa.
Vlinders beginnen als rupsen. De rups zal een geschikte plaats moeten hebben. Veel
rupsen zijn kieskeurige eters en willen maar één plantensoort eten. De rups is een
echte veelvraat en groeit hard. Daarbij moet hij een aantal malen vervellen.
Uiteindelijk verpopt ze zich. In een kleine tuin zit men meestal niet te wachten op
rupsen die in geen tijd de planten kaal vreet. In grotere groenstructuren als
plantsoenen en parken is meer plaats om waardplanten voor rupsen aan te planten.
Vlinderplanten: buddleja(vlinderstruik), tijmsoorten, kleine pimpernel, marjolein,
lavendel, beemdkroon, koninginnenkruid, herfstaster, hysop, hemelsleutel, braam,
damastbloem, distels, ijzerhard. Dit zijn de nectar planten voor de vlinders, hiernaast
moeten er natuurlijk ook waardplanten voor de rupsen in de buurt groeien.
Vestigingshulp voor bijen
Veel insecten nestelen of overwinteren in (of ook wel buiten op) dode
plantenstengels. De meeste insecten die in holtes huizen, boren die ruimtes niet zelf
maar gebruiken ruimtes die voor handen zijn. Vooral insecten die solitair, dus niet in
kolonies leven, zijn afhankelijk van wat de natuur hun biedt. Deze holten zijn van
nature te vinden in dood hout, maar ook in holle stengels van de vlier, braam, riet en
dergelijke. Natuurlijke holten zijn in de loop van de tijd steeds schaarser geworden
door de maai en kap regimes die het verwijderen van dode plantenresten ten doel
hebben.
Een bijenkast kan simpelweg bestaan uit een blok hout of stuk steen, een dode
boom of boomstronk, waarin gaten zijn geboord. Deze moeten op zo’n 1 á 2 cm
afstand van elkaar zitten en doodlopen. De diepte moet minimaal 3 en maximaal 25
cm bedragen. Boor in een blok gaten met doorsneden die variëren van 1,5 tot 10
mm. Bijen geven de voorkeur aan gladde gangen. Gebruik dus hout dat niet te veel
vezelt (of boor in de kopse kant); zorg ervoor dat de boor scherp is. Schuur de
overblijvende, opstaande vezels weg. Zorg dat het nieuwe bijenhotel zich op een
zonnige plek bevindt.
Ook kunnen bij elkaar gebonden bosjes riet (liefst de stukken met de grootste
diameter) met een lengte van ongeveer 10 tot 15 centimeter lang worden
opgehangen. Ook bundels van hol of merg bevattend snoeihout van de: vlier, braam,
buddleja of bamboe zijn geschikt als kunstnest. Bind de takken bij elkaar met een
stuk ijzerdraad en hang de bundel hieraan horizontaal of verticaal in de zon.
Deze solitair levende bijen zoeken de mens niet op en zullen u zeker niet steken. Wel
leveren zij een aanzienlijke bijdrage aan bestuiving van planten in uw tuin.
Bijen, hommels en veel andere insecten komen graag af op bloemen met veel
nectar: muurpeper, wilde peen, madeliefje, salie, vlasbekje, honingklaver,
ooievaarsbek, look zonder look, kaardenbollen, sleutelbloemen, beemdkroon, braam,
echte marjolein, gewone berenklauw, leeuwentand, slangekruid, speenkruid,
struikheide, wilde reseda, wouw.
Een thuis voor de oorworm
De oorworm voedt zich met bladluizen, mijten, larven en eieren van insecten. Hij is
uitermate geschikt om plagen van de bladluis onder controle te houden. Met deze
dieren heeft u de ideale biologische bestrijder bij uw huis. Oorwormen zijn ‘s nachts
actief en slapen overdag. Een omgekeerde bloempot met een pluk hooi erin steekt u
op een tak of hangt u in een struik.
Dood hout leeft
Indien er ruimte in de tuin aanwezig is, zijn er mogelijkheden om er dood hout in te
verwerken. Dit kunnen takkenrillen zijn of stapelingen van blokken hout of een enkele
wortelkluit van een boom. Paddestoelen, mossen, planten en kleine dieren zullen
deze nieuwe vestigingsplek snel gaan bewonen. De houtmassa bied beschutting en
een extra vochtig microklimaat ter plekke. Takkenrillen bieden een plek voor
winterkoninkje en roodborst. De takkenrillen bestaan uit dichte stapelingen van
takken tussen in de grond geslagen paaltjes.
Dood hout in de tuin is een eldorado voor insecten. Sommige schuilen eronder,
anderen vreten ervan. De vraatgangen van deze dieren dienen als broedplaats voor
weer andere bewoners, die op hun beurt door indringers kunnen worden opgegeten.
Iedere houtsoort heeft zijn eigen bevolking. De samenstelling hiervan hangt onder
meer samen met het feit of het hout snel dan wel langzaam verrot of al dan niet zuur
is. Houtkevers zijn afhankelijk van dood hout en een aantal soorten als de
neushoornkever en het vliegend hert is door ons netheids streven in het verleden in
Nederland zo goed als uitgestorven. Amfibieën en kleine zoogdieren gebruiken het
dode hout als schuil-, overwinterings- en foerageerplek en maken er hun nest.
Stenen
Aan stenen geen gebrek in de stad. Een vrij liggende steen of het nu een baksteen of
een straat tegel is mits met rust gelaten vrijwel zeker de plaats van een mierennest.
De steen houdt de onderliggende aarde droog en verzamelt bovendien op zonnige
dagen warmte die geleidelijk wordt afgegeven, zodat de ruimte eronder warmer is
dan de omgeving. Niet alleen mieren maar ook pissebedden, spinnen, duizendpoten,
loopkevers, graafbijen en –wespen profiteren daarvan, zelfs amfibieën als
salamanders en padden.
Stenen muurtjes
Los gemetselde stenen muurtjes, los gestapelde stenen hebben een grote
aantrekkingskracht op dieren rond uw huis. Een stapelmuurtje biedt niet alleen
leefruimte als het in de zon staat. Ook op een schaduwrijke plaats heeft het zijn
waarde; vocht- en koelte minnende dieren profiteren ervan.
Vijvers
Veel planten en dieren hebben relatief ondiep en warm water nodig om in te leven.
Oevers vormen de overgang tussen water en land en vormen een van de
belangrijkste plaatsen in het ecosysteem, omdat bijna alle dieren deze
overgangszone gebruiken. Zo zullen typische waterdieren de ondiepe en ’s zomers
warme oeverzone s gebruiken om eieren af te zetten, gebruiken amfibieën en veel
insecten als de libellen, deze zone om van leefomgeving te wisselen na de
metamorfose en benutten landdieren de het om water te drinken en te baden.
Als bij de aanleg van een vijver het grondwater niet kan worden bereikt, wordt een
water ondoorlatende laag aangebracht. In de meeste gevallen wordt hiervoor
vijverfolie gebruikt. Nog mooier is een bodemlaag van leem. Een leembodem is
bijzonder geschikt, omdat deze zich zelf dicht. Ook biedt leem de gewenste
voedselrijkdom van een voldoende voedselarme waterbodem. Wanneer de bodem
en het water veel voedingsstoffen bevatten groeien de planten snel. Algengroei en
massa’s waterplanten belemmeren dan een goede langzame natuurontwikkeling en
de vijver is moeilijk te onderhouden.
In het water moet de nodige variatie aanwezig zijn (dit speelt het meest bij de wat
grotere waterpartijen). Er moeten zones aangelegd worden die ondiep zijn, deze
plekken zullen snel opwarmen. Ook diepere plekken zijn belangrijk vooral voor de
overwintering van dieren. Er moet zowel toegankelijk, open water zijn om te
zwemmen, als ontoegankelijk, dicht begroeid water voor schuil- en broed
gelegenheid.
Direct na de aanleg worden oever- en waterplanten aangebracht. Er ontwikkelt zich
dan in korte tijd schuilgelegenheid voor dieren en aanhechtplaatsen voor eieren en
larven.
Water in de tuin, in de vorm van een vijver, heeft positieve gevolgen voor de
insectenbevolking. Zeker als in deze vijver stenen of dakpannen worden gestapeld
waartussen allerlei beestjes zich prettig voelen. Ook dood hout in de vijver bied veel
schuilgelegenheid. Heeft uw tuin een vijver met een geleidelijk oplopende begroeide
oever dan bent bijna verzekerd van allerlei water insecten, prachtige libellen en
wanneer zij in de buurt voorkomen ontdekken ook kikkers en padden zo’n plekje
snel.
Wanneer de vijver klaar is komen er in het voorjaar meestal vanzelf padden, kikkers
en salamanders om te paren en eieren te leggen. Deze dieren zitten als het ware te
wachten tot er eindelijk eens een vijver wordt aangelegd. Zijn er geen amfibieën in de
buurt aanwezig en u wilt ze introduceren is het belangrijk om geen volwassen dieren
te gaan vangen. De volwassen kikkers, padden en salamanders zullen hun oude
vijver of sloot terug gaan zoeken en in een dicht huizenblok nog jaren gefrustreerd
naar een uitgang zoeken. Wanneer de eieren of larven van de dieren in de nieuwe
vijver worden losgelaten, zullen zij deze direct als hun thuis accepteren.
Waterinsecten komen direct aangevlogen. Vaak op dezelfde dag dat er water in de
vijver staat, zwemmen er al waterkevers en wantsen in rond. Op mooie dagen weten
ook verschillende libellensoorten en waterjuffers de vijver te vinden om hun eieren er
in af te zetten.
De vijver moet regelmatig een of twee maal per jaar voor ongeveer de helft
schoongemaakt worden. Zodat tijdens deze acties niet al het leven wordt verwijderd.
Verwijderd plantenmateriaal en bagger kan het best een dag op de oever blijven
liggen zodat de erin aanwezige dieren het water weer terug kunnen vinden.
Een kringloophoek
Kringlopen vormen een basaal onderdeel van onze leefomgeving. Grondstoffen
worden steeds opnieuw gebruikt en dode planten dienen als voedingsbodem voor
nieuw leven. Al het organische materiaal wordt afgebroken door kleine beestjes,
schimmels en bacteriën. De composthoop is een woonplaats voor mijten,
pissebedden, kevers pissebedden, duizendpoten en oorwormen. Op hun beurt
dienen zij weer als voedsel voor bijvoorbeeld roodborstjes en egels.
De composthoop kan het best in een relatief schaduwrijke en vochtige plek
opgebouwd worden. Het materiaal bestaat uit dode bladeren, takjes en ander
organisch materiaal. Zo nu en dan kan er kalk of eierschalen worden toegevoegd om
de grond niet te laten verzuren.
Het duurt ongeveer een half jaar voordat de plantenresten tot een prachtige rulle
aarde is omgevormd. In de winter duurt dit afbraakproces iets langer. Deze aarde
ruikt heerlijk fris naar bosgrond en kan weer gebruikt worden om delen van de tuin te
bemesten. Wanneer U nooit compost of andere bemesting toepast zal de grond in
het tuintje uiteindelijk steeds armer worden. Dit komt omdat er steeds materiaal uit
wordt weggehaald zoals ongewenste planten, bloemen en vruchten, gras en
afgevallen bladeren. Soms wilt u echter juist verschralen in verband met de gewenste
schrale en onderhoudsarme planten. Op die plaatsen moet u natuurlijk geen compost
gebruiken.
Samengesteld door:
Bureau Stadsnatuur
Drs. M. Koper
Czaar Peterstraat 177-I
1018 PK Amsterdam
tel: 020 6248408
e-mail [email protected]
www.stadsnatuur.com
Download