Landsverordening internationale bijstandsverlening bij de heffing

advertisement
STATEN V AN CURA~AO
ZITTINGSJAAR 2014 - 2015 -
ot2 LANDSVERORDENING
van
de
houdende regels inzake internationale bijstandsverlening bij heffing van
belastingen (Landsverordening internationale bijstandsverlening bij de
hefting van belastingen)
No.1
AANBIEDING
De Gouverneur van Curac;ao biedt aan de Staten ter goedkeuring aan
een ontwerp-Iandsverordening houdende regels inzake intemationale
bijstandsverlening bij heffing van belastingen (Landsverordening intemationale
bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)
AUGZ~ta;I.
Ontv.:
No.:
STATEN VAN CURA<;AO ZITTINGSJAAR 2014 - 2015 -
012 houdende
regels inzake internationale bijstandsverlening bij hefting van
belastingen
(Landsverordening
internationale
bijstandsverlening bij de hefftng van belastingen)
LANDSVERORDENING van de
No.2
ONTWERP
In naam van de Koning!
De Gouverneur van Cura<;ao,
In overweging genomen hebbende:
dat het gewenst is om aIle bepalingen die zien op de internationale
bijstandsverlening bij de heffing van belastingen zoals deze voor Cura<;ao
voortvloeien uit regelingen van internationaal en interregionaal recht,
waaronder de Intergouvernementele overeenkomst met de Verenigde Staten
ten behoeve van Foreign Account Tax Compliance Act, de Common
Reporting Standards van de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling
en
de
verdragen
die
samenhangen
met
de
Spaartegoedenrichtlijn van de Europese Unie samen te bundelen in een
landsverordening;
dat in verband daarmee Cura<;ao in het kader van de Spaartegoedenrichtlijn
ook wenst over te gaan van heffing van belasting naar het verstrekken van
inlichtingen aan de verdragspartners waardoor de Landsverordenmg
spaarvermogensheffing wordt ingetrokken;
Heeft, de Raad van Advies gehoord, met gemeen overleg der Staten,
vastgesteld onderstaande landsverordening:
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Artikel1
1.
De bepalingen van deze landsverordening strekken tot uitvoering van
Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no.
1 - 23
regelingen van intemationaal recht tot het verlenen van wederzijdse
bijstand bij de heffing van belastingen, alsmede renten daarover en
bestuurlijke sancties en boeten die daarmee verband houden.
2. Onder de in het eerste lid bedoelde belastingen valt elke vorm van
belastingen die door of namens een staat of de territoriale of bestuurlijke
onderdelen van een staat, met inbegrip van de lokale overheden, worden
geheven naar het inkomen, de winst en het vermogen, de hefting van
belastingen van nalatenschappen en verkrijgingen krachtens erfrecht en
schenkingen.
Artikel2
In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt
verstaan onder:
a. de minister: de Minister van Financien;
b. bevoegde functionaris: de minister of een andere bij ministeriele regeling
met algemene werking aan te wijzen instantie;
c. lidstaat: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden
en iedere andere lidstaat van de Europese Unie waarmee het Koninkrijk
der Nederlanden ten behoeve van Curac;ao een overeenkomst heeft
gesloten betre££ende automatische gegevensuitwisseling inzake
inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling;
d. staat: een lidstaat, een Mogendheid of een bestuurlijke eenheid waarrnee
in de relatie met Curac;ao een wederkerige regeling bestaat die voorziet in
wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen, alsmede Aruba en
Sin t Maarten;
e. bevoegde autoriteit: de door een staat tot het uitwisselen van inlichtingen
aangewezen persoon of ins tan tie;
£. richtlijn 2003/48/EG: Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003
betre££ende belastinghe££ing op inkomsten uit spaargelden in de vorm
van rentebetaling;
g. administratief onderzoek: alle door de staten bij het vervullen van hun
taken verrichte controles, onderzoeken en acties ter waarborging van de
juiste toepassing van de belastingwetgeving;
h. uitwisseling van inlichtingen op verzoek: de uitwisseling van inlichtingen
in antwoord op een verzoek van de verzoekende staat aan de
aangezochte staat met betrekking tot een specifiek geval;
i.
automatische uitwisseling: de systematische verstrekking van vooraf
bepaalde inlichtingen aan een andere staat, zonder voorafgaand verzoek,
met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen;
J.
spontane uitwisseling: het niet-systematisch, te eniger tijd en ongevraagd
verstrekken van inlichtingen aan een andere staat;
k.
persoon:
1°. een natuurlijk persoon;
Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 2 - 23
2°. een rechtspersoon;
3°. indien de geldende wetgeving in een staat in die mogelijkheid
voorziet, een vereniging van personen die bevoegd is
rechtshandelingen te verrichten, maar niet de status van
rechtspersoon bezit, of;
4°. een andere juridische constructie, ongeacht de aard of vorm ervan,
met of zonder rechtspersoonlijkheid, die activa, met inbegrip van de
daardoor gegenereerde inkomsten, bezit of beheert die aan een onder
deze wet vallende belasting zijn onderworpen;
1. betekening van stukken: de uitreiking aan de geadresseerde in Cura~ao
van een door een bevoegde autoriteit uitgevaardigd document, houdende
een akte of beslissing, inzake de hefting en invordering van belastingen,
alsmede renten of bestuurlijke sancties of boeten die daarmee verband
houden;
m. langs elektronische weg: door mid del van elektronische apparatuur voor
gegevensverwerking - met inbegrip van digitale compressie - en
gegevensopslag, met gebruikmaking van kabels, radio, optische
technologie of elektromagnetische middelen;
n. belastingdienst: de Inspecteur der Belastingen, de Directeur van de
Stichting Overheids BelastingaccoW1tantsbureau en de Ontvanger
bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Algemene landsverordening
Landsbelastingen alsmede de ambtenaren aan wie met toepassing van
artikel 2a van de Algemene landsverordening Landsbelastingen een
aldaar bedoeld mandaat is verleend;
o. Raad: de Raad van Beroep voor Belastingzaken, bedoeld in artikel 1 van
de Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940.
Hoofdstuk II Spaartegoedenheffing
§ 1 Begripsbepalingen
Artikel3
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt in deze landsverordenmg
verstaan onder:
a. rentebetaling: rente, uitbetaald of bijgeschreven op een rekening, die,
met inachtneming van de overgangsregeling van artikel 15 van de
richtlijn 2003/48/EG is terug te voeren op enigerlei schuldvordering,
al dan niet gedekt door hypotheek of voorzien van een
winstdelingsclausule, en met name de opbrengsten van
overheidspapier en obligatieleningen, inclusief daaraan gehechte
premies en prijzen; boete voor te late betaling wordt niet als
rentebetaling aangemerkt;
Staten van
Cura~ao,
zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 3 - 23
b. uiteindelijk gerechtigde: elke natuurlijke persoon die een
rentebetaling ontvangt, of ten gunste van wie een rentebetaling
wordt bewerkstelligd;
c. marktdeelnemer: ieder lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onderdeel b, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen
dat rentebetalingen verricht of iedere natuurlijke persoon die in het
kader van de uitoefening van zijn ondememing of beroep
rentebetalingen verricht;
d. uitbetalende instantie: de marktdeelnemer die rente uitbetaalt of een
rentebetaling bewerkstelligt ten onmiddellijke gunste van de
uiteindelijk gerechtigde, ongeacht of deze marktdeelnemer de
debiteur is van de rentedragende schuldvordering dan weI de
marktdeelnemer die door de debiteur of de uiteindelijk gerechtigde is
belast met het uitbetalen van de rente of het bewerkstelligen van de
rentebetaling;
e. icbe: een instelling voor collectieve belegging in effecten waaraan een
vergunning is verleend overeenkomstig de aJgemene vereisten van
Richtlijn 2009/65/EG van het Europese Parlement en de Raad van 13
juli 2009 coordinatie van de wettelijke en bestuurlijke bepalingen
betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten
(icbe's) (PbEU 2009, L 302).
2. Waar een uiteindelijke gerechtigde woont, of waar een marktdeelnemer
of een uitbetalende instantie woont of is gevestigd, wordt naar de
omstandigheden beoordeeld.
Artikel4
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder rentebetaling mede
verstaan:
a. rente die is aangegroeid of gekapitaliseerd op het moment van
verkoop, terugbetaling of aflossing van schuldvorderingen;
b. inkomsten uit rentebetalingen, hetzij rechtstreeks, hetzij via een
entiteit als bedoeld in artikel5, uitgekeerd door een collectieve
beleggingsinstelling die meer dan 15% van zijn vermogen in
schuldvorderingen belegt;
c. inkomsten die zijn gerealiseerd bij de verkoop, terugbetaling of
aflossing van aandelen of bewijzen van deelneming in een collectieve
beleggingsinstelling, indien deze instelling rechtstreeks of via een
andere dergelijke instelling meer dan 25% van zijn vermogen belegt
in schuld vorderingen.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder collectieve
beleggingsinstelling verstaan:
a. een icbe, of een daarmee vergelijkbare instelling voor collectieve
belegging in een van de lidstaten of, met uitzondering van Curac;ao,
Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 4 - 23
3. 4. 5. 6. 7. een van de Mogendheden of afhankelijke of geassocieerde gebieden
als bedoeld in artjkel17, tweede lid, van de Richtlijn 2003/48/EG;
b. een entjteit die gebruik maakt van de keuzemogelijkheid, bedoeld in
artikel 6, eerste lid, of een overeenkomstjge keuzemogelijkheid in de
staat van vestjging;
c. een instelling voor collectieve belegging die niet is gevestigd in een
van de lidstaten, dan wei in een van de Mogendheden of afhankelijke
of geassocieerde gebieden als bedoeld in artikel17, tweede lid, van
de richtlijn 2003/48/EG.
De inkomsten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden slechts als
rentebetaling aangemerkt voorzover deze inkomsten rechtstreeks of
middellijk afkomstig zijn van rentebetalingen in de zin van artikel 3,
eerste lid, en dit artikel, eerste lid, onderdeel a.
Indien een uitbetalende instantie voor de toepassing van het eerste lid,
onderdelen b en c geen informatie heeft over het deel van de inkomsten
dat voortkomt uit rentebetalingen, bedoeld in die onderdelen, wordt het
volledige bed rag aan inkomsten als rentebetaling aangemerkt.
De in het eerste lid genoemde percentages worden bepaald aan de hand
van de beleggingspolitiek zoals die in het fondsenreglement of de
statuten van de betrokken collectieve beleggingsinstelling is neergelegd
of bij het ontbreken daarvan op basis van de feitelijke samenstelling van
de beleggingsportefeuille van de instelling. Bij ministeriele regeling met
algemene werking kunnen nadere regels worden vastgesteld ter bepaling
van de in de eerste volzin bedoelde percentages.
Indien de uitbetalende instantie geen informatie heeft over het percentage
van het vermogen dat belegd is in schuldvorderingen, wordt dat
percentage geacht meer dan 25% te bedragen.
Indien een uitbetalende instantie met het oog op de toepassing van het
eerste lid, onderdeel c, het bedrag van de door de uiteindelijk gerechtigde
gerealiseerde inkomsten niet kan bepalen, worden die inkomsten geacht
de opbrengst van de verkoop, aflossing of terugbetaling van de aandelen
of bewijzen van deelneming te zijn.
Artikel5
1. Een in Curat;ao gevestigde entiteit, waaraan rente wordt uitbetaald of een
rentebetaling wordt bewerkstelligd ten onmiddellijke gunste van de
uiteindelijk gerechtigde, wordt op het tijdstip van het verrichten of
bewerkstelligen van die rentebetaling eveneens als uitbetalende instantie
aangemerkt.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de in Curat;ao of in een lidstaat
gevestigde marktdeelnemer op basis van de door de entiteit overlegde
officiele bewijsstukken reden heeft om aan te nemen dat de entjteit:
a. een rechtspersoon is, met uitzondering van de in artikel 4, vijfde lid,
van de Richtlijn 2003/48/EG, of
Staten van Curac;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 5 - 23
b. volgens de algemene belastingregels voor ondememingen wordt
belast over de winst of
c. een iebe is.
Artikel6
1
De entiteit die op grond van artikel5, eerste lid, als uitbetalende instantie
wordt aangemerkt wordt, als deze daarvoor kiest voor toepassing van
deze landsverordening mede als iebe aangemerkt.
2. Een in Cura~ao gevestigde entiteit als bedoeld in het eerste lid kan een
verzoek bij de bevoegde funetionaris indienen voor afgiite van een
daartoe strekkende verklaring.
3. De bevoegde funetionaris doet binnen een termijn van twee maanden na
ontvangst van het verzoek, bedoeld in het tweede lid, uitspraak bij een
voor beroep vatbare besehikking. Met een uitspraak wordt gelijkgesteld
het niet binnen de in de vorige volzin gestelde termijn doen van een
uitspraak.
4. De beschikking, bedoeld in het derde lid, wordt door de entiteit die een
verzoek als bedoeld in het tweede lid heeft gedaan aan de
marktdeelnemer overhandigd.
ArtikeJ7
1. Een natuurlijk persoon wordt niet aangemerkt als uiteindelijk gereehtigde
indien hij aantoont dat de rentebetaling niet te zijner gunste is ontvangen
of is bewerkstelligd, maar dat hij:
a. handelt als een uitbetalende instantie als bedoeld in artikel 3, eerste
lid,onderdeeld,of
b. handelt namens een reehtspersoon, of
e. handelt namens een entiteit waarvan de winst wordt belast volgens
de algemene belastingregels voor ondememingen, of
d. handelt namens een iebe, of
e. handelt narnens een uitbetalende instantie als bedoeld in artikel5 en
hij aan de marktdeelnemer die de rentebetaling verricht de naarn en
het adres van deze uitbetalende instantie bekendrnaakt, of
f. handelt namens een andere natuurlijke persoon die de uiteindelijk
gereehtigde is, en hij aan de uitbetalende instantie met inachtneming
van artikel8 de identiteit van die uiteindelijk gereehtigde
bekendmaakt.
2. Het eerste lid, onderdeel e, is sleehts van toepassing indien bJijkt dat de
daar bedoelde marktdeelnemer de hem bekendgemaakte informatie op
zijn beurt doorgeeft aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij
woont of is gevestigd.
3. De uitbetalende instantie is gehouden redelijke maatregelen te nemen om
met inachtneming van artikel 8 de identiteit van de uiteindelijk
Staten van Curac;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 6 - 23
gerechtigde vast te stellen indien zij beschikt over gegevens die doen
vermoeden dat de natuurlijke persoon die een rentebetaling ontvangt of
ten gunste van wie een rentebetaling wordt bewerkstelligd, niet de
uiteindelijk gerechtigde is, en die persoon niet valt onder het eerste lid,
onderdelen a, b, c, d of e.
Artikel8
1. Voor de vasts telling door de uitkerende instantie van de identiteit van de
in een lidstaat wonende uiteindelijk gerechtigde waarmee contractuele
betrekkingen zijn aangegaan v66r 29 juli 2006 is de Landsverordening
identificatie bij financiele dienstverlening van overeenkomstige
toepassing.
2. Voor contractuele betrekkingen die zijn aangegaan op of na 29 juli 2006 of
voor transacties die bij het ontbreken van contractuele betrekkingen zijn
of worden verricht stelt de in Cura<;ao gevestigde uitbetalende instantie
de identiteit van de in een lidstaat wonende uiteindelijk gerechtigde vast
aan de hand van diens naam, adres, en, indien dat bestaat, diens door de
fiscale woonplaats toegekend fiscaal identificatienummer.
3. De identiteit, bedoeld in het tweede lid, wordt bepaald op basis van het
paspoort of de officiele identiteitskaart van de uiteindelijk gerechtigde.
Indien het adres niet is vermeld in het paspoort of in de officiele
identiteitskaart, wordt het adres bepaald op basis van enig ander
bewijskrachtig document dat door de uiteindelijk gerechtigde wordt
overgelegd. Indien het fiscaal identificatienummer niet is vermeld in het
paspoort, in de of£iciele identiteitskaart of in erug ander bewijskrachtig
document dat door de uiteindelijk gerechtigde wordt overgelegd, wordt
diens naam en adres aangevuld met de vermelding van diens
geboorteplaats en geboortedatum zoals vermeld in het paspoort of de
officiele identiteitskaart.
Artikel9
1. Voor de vaststelling door de uitkerende instantie van de woonplaats van
de in een lidstaat wonende uiteindelijk gerechtigde waarmee contractuele
betrekkingen zijn aangegaan v66r 29 juli 2006 is de Landsverordening
identificatie bij financiele dienstverlening van overeenkomstige
toepassing.
2. Voor contractuele betrekkingen die zijn aangegaan op of na 29 juli 2006 of
voor transacties die bij het ontbreken van contractuele betrekkingen zijn
of worden verricht stelt de in Cura<;ao gevestigde uitbetalende instantie
de woonplaats van de in een lidstaat wonende uiteindelijk gerechtigde
vast op basis van het adres dat vermeld staat in het paspoort of op de
officiele identiteitskaart of, zo nodig, op basis van erug ander door de
Staten van Cura«;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 7 - 23
3. 4. S. 6. uiteindelijk gerechtigde overgelegd bewijskrachtig document, volgens de
procedure, bedoeld in het volgende lid.
Van de natuurlijke persoon die een door een lidstaat uitgereikt paspoort
of officiele identiteitskaart overlegt en die verklaart ingezetene te zijn van
een niet-lidstaat, wordt de woonplaats vastgesteld op basis van een
fiscale woonplaatsverklaring die is afgegeven door de bevoegde autoriteit
van de niet-lidstaat waarvan de natuurlijke persoon verklaart ingezetene
te zijn. Wordt een verklaring niet overgelegd, dan wordt de natuurlijke
persoon geacht zijn woonplaats te hebben in de lidstaat die het paspoort
of enig ander officieel identiteitskaart heeft uitgereikt.
Voor de toepassing van het derde lid worden met een lidstaat
gelijkgesteld de landen en Mogendheden, bedoeld in artikel17, tweede
lid, onderdeel i, van de Richtlijn 2003/48/EG, en afhankelijke en
geassocieerde gebieden, bedoeld in artikel17, tweede lid, onderdeel ii,
van die richtlijn.
Behoudens het bepaalde in de vorige leden wordt als woonplaats
aangemerkt de plaats waar de uiteindelijk gerechtigde zijn vaste adres
heeft.
Voor de toepassing van het derde lid wordt onder bevoegde autoriteit
verstaan: de bevoegde autoriteit voor de toepassing van bilaterale of
multilaterale belastingverdragen of, bij het ontbreken daarvan, een
autoriteit die bevoegd is om een fiscale woonplaatsverklaring af te geven.
§ 2 De uitwisseling van informatie
Artikell0
Dit hoofdstuk is van toepassing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van
rentebetalingen die zijn verricht door:
a. een in Cura~ao wonende of gevestigde uitbetalende ins tan tie aan een
uiteindelijk gerechtigde die woont in een lidstaat;
b. een in Cura~ao wonende of gevestigde marktdeelnemer aan een
uitbetalende instantie als bedoeld in artikelS die in een lidstaat woont of
is gevestigd;
c. een marktdeelnemer aan een in CUIa~ao gevestigde entiteit die op grond
van artikelS als uitbetalende instantie wordt aangemerkt.
Artikelll
1. Een uitbetalende instantie verstrekt de bevoegde functionaris binnen drie
maanden na het verstrijken van het kalenderjaar waarin de rentebetaling
heeft plaatsgevonden de volgende gegevens:
a. de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde zoals die
overeenkomstig de artikelen 8 en 9 zijn vastgesteld;
b. de naam en het adres van de uitbetalende instantie;
Staten van Cura\ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 8 - 23
2. 3. 4. S. c. het rekeningnummer van de uiteindelijk gerechtigde of, bij het
ontbreken daarvan, een eenduidige omschrijving van de
rentedragende schuldvordering;
d. Het totale bedrag van de rentebetaling.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d, gespecificeerd naar de
volgende categorieen rentebetalingen, worden in ieder geval de volgende
gegevens verstrekt:
a. in het geval van een rentebetaling in de zin van artike13, eerste lid,
onderdeel a: het bed rag van de uitbetaalde of bijgeschreven rente;
b. in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel4, eerste lid,
onderdelen a of c: het bedrag van de rente of de inkomsten als
bedoeld in die onderdelen of het totaalbedrag van de opbrengst van
de verkoop, terugbetaling of aflossing;
c. in het geval van een rentebetaling in de zin van artikel4, eerste lid,
onderdeel b: het bedrag van de inkomsten als bedoeld in dat
onderdeel of het totaalbedrag van de uitkering.
Voor de toepassing van het tweede lid worden per uiteindelijk
gerechtigde aIle daar bedoelde rentebetalingen per categorie binnen een
kalenderjaar als een rentebetaling beschouwd.
Indien de uitbetalende instantie een entiteit is als bedoeld in artikelS,
moet deze voorts gegevens verstrekken betreffende:
a. de in een kalenderjaar aan deze entiteit uitbetaalde rente of bewerksteIligde rentebetaling, bedoeld in artikelS, en b. de gedeelten van de uitbetaalde rente of bewerkstelligde
rentebetaling die toevallen aan elke participant in deze entiteit,
voorzover de participant met inachtneming van artikellO, onderdeel
a, als uiteindelijk gerechtigde wordt aangemerkt.
Bij ministeriele regeling met algemene werking kunnen nadere regels
worden gesteld ter zake van de wijze van verstrekking van de in het
eerste of vierde lid bedoelde gegevens.
Artikel12
Een marktdeelnemer, bedoeld in artikellO, onderdeel b, verstrekt de
bevoegde functionaris binnen drie maanden na het verstrijken van het
belastingjaar waarin de rentebetaling heeft plaatsgevonden de volgende
gegevens;
a. de naam en het adres van de uitbetalende instantie, bedoeld in artikellO,
onderdeel b, en
b. het totale bedrag van de rente die aan de uitbetalende instantie is
uitbetaald of ten gunste van deze is bewerkstelligd.
Staten van Curac;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 9 - 23
§ 3 Formele bepalingen
Artikel13
1. Ten behoeve van de in paragraaf 2 bedoelde uitwisseling van informatie
zijn de bepalingen van hoofdstuk VI, met uitzondering van de artikelen
44, 44a en 45a, tweede en derde lid, van de Algemene landsverordening
Landsbelastingen van overeenkomstige toepassing.
2. De informatieverplichtingen, opgenomen in de bepalingen van hoofdstuk
VI van de Algemene landsverordening Landsbelastingen zijn van
overeenkomstige toepassing op degene die ingevolge paragraaf 2
verplicht is tot het verstrekken van gegevens.
Artikel14
1. Op het bezwaar en beroep inzake de op de voet van dit hoofdstuk
genomen beschikkingen is hoofdstuk IV van de Algemene
landsverordening Landsbelastingen van overeenkomstige toepassing.
2. In afwijking in zoverre van artikel 30, eerste lid, van de Algemene
landsverordening Landsbelastingen doet de bevoegde functionaris op
bezwaar tegen een op de voet van dit hoofdstuk genomen beschikking
uitspraak binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van het
bezwaarschrift. Met een uitspraak wordt gelijkgesteld het met binnen de
in de vorige volzin gestelde termijn doen van een uitspraak.
Artikel15
1. Indien degene die ingevolge paragraaf 2 verplicht is tot het verstrekken
van gegevens, deze met, met tijdig, onjwst of onvoUedig verstrekt, vormt
dit een verzuirn ter zake waarvan de bevoegde functionaris hem een
boete van ten hoogste NAf 5.000 kan opleggen.
2. De bevoegciheid tot het opleggen van een boete vervalt door het verloop
van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar, bedoeld in de artikelen 11
en 12.
3. Hoofdstuk ill, afdeling 2, met uitzondering van artikel 26, van de
Algemene landsverordening Landsbelastingen is van overeenkomstige
toepassing ingeval op grond van het eerste lid een bestuurlijke boete
wordt opgelegd.
4. De Ontvanger, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van de
Algemene landsverordening Landsbelastingen, is be last met het
invorderen van een ingevolge het eerste lid opgelegde boete, waarbij de
Landsverordening op de invordering van directe belastingen 1943
alsmede de Invorderingsverordenmg 1954 van overeenkomstige
toepassing is.
Staten van Curac;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 10 - 23
Artikel16
Hoofdstuk VII van de Algemene landsverordening Landsbelastingen is van
overeenkomstige toepassing ten aanzien van degene die niet voldoet aan een
verplichting ingevolge dit hoofdstuk.
Artikel17
Voor zover in dit hoofdstuk niet anders is bepaald, kwmen bij ministeriele
regeling met algemene werking nadere regels ter uitvoering van de
bepalingen van dit hoofdstuk worden vastgesteld .
Hoofdstuk III Vorrnen van door
Cura~ao
te verlenen bijstand
§ 1 Op verzoek verstrekken van inlichtingen
Artikel18
Op verzoek van de bevoegde autoriteit van een verzoekende staat deelt de
minister aIle inlichtingen die hij in zijn bezit heeft of naar aanleiding van een
administratief onderzoek verkrijgt en die naar verwachting van belang
kunnen zijn voor de administratie en handhaving van de nationale wetgeving
van de verzoekende staat met betrekking tot de heffing van belastingen die
vallen onder de reikwijdte van de wederzijdse bijstand, bedoeld in artikel1,
aan die bevoegde autoriteit mee.
§ 2 Automatisch verstrekken van inlichtingen
Artikel19
De minister kan na overleg met een bevoegde autoriteit gevallen of groepen
van gevallen aanwijzen in welke gevallen of groepen van gevallen hij zonder
voorafgaand verzoek inlichtingen zal verstrekken, alsmede de voorwaarden
bepalen waaronder de verstrekking zal geschieden.
Artike120
1. De bevoegde functionaris verstrekt de in artikel II, eerste lid, bedoelde
inlichtingen zonder voorafgaand verzoek biImen zes maanden aan de
bevoegde autoriteit van de staat waar de uiteindelijk gerechtigde woont.
2. De bevoegde functionaris verstrekt de in artikel12 bedoelde inlichtingen
zonder voorafgaand verzoek biImen zes maanden aan de bevoegde
autoriteit van de staat waar de uitbetalende instantie woont of is
gevestigd.
Staten van Curac;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 11 - 23
§ 3 Spontaan verstrekken van inlichtingen
Artikel21
De minister kan een bevoegde autoriteit van een andere staat uit eigen
beweging inlichtingen verstrekken die voor haar van belang kunnen zijn bij
de bepaling van een belastingschuld in de gevallen waarin:
a. vermoed wordt dat in de staat van de bevoegde autoriteit ten onrechte
een vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belasting zou
worden verleend dan weI heffing van belasting ten onrechte achterwege
zou blijven ingeval de inlichtingen niet zullen worden verstrekt;
b. in Cura~ao een vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van
belasting is verleend die van invloed kan zijn op de belastingheffing in de
staat van de bevoegde autoriteit;
c. in Cura~ao rechtshandelingen of andere handelingen zijn verricht met het
doel de heffing van belasting in de staat van de bevoegde autoriteit
geheel of ten dele onmogelijk te maken;
d. zulks naar het oordeel van de minister is geboden.
§ 4 Informatieplicht in l1et kader van te verlenen bijstand
Artikel22
1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen
administratieplichtigen worden aangewezen die gehouden zijn eigener
beweging bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen,
aan te wijzen gegevens en inlichtingen te verstrekken met het oog op de
uitvoering van regelingen van internationaal recht tot het verlenen van
wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen. Bij of krachtens
landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere regels
vastgesteld met betrekking tot het uiterste tijdstip en de wijze waarop de
in de eerste volzin bedoelde gegevens en inlichtingen aan de minister
dienen te worden verstrekt.
2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen
belastingplichtigen worden aangewezen die gehouden zijn eigener
beweging bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen,
aan te wijzen gegevens en inlichtingen die op henzelf betrekking hebben
te verstrekken met het oog op de uitvoering van regelingen van
internationaal recht tot het verlenen van wederzijdse bijstand bij de
heffing van belastingen. Bij of krachtens landsbesluit, houdende
algemene maatregelen, worden nadere regels vastgesteld met betrekking
tot het uiterste tijdstip en de wijze waarop de in de eerste volzin bedoelde
gegevens en inlichtingen aan de minister dienen te worden verstrekt.
Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 12 - 23
3. Een op grond van het eerste lid aangewezen administratieplichtige kan
worden verplicht om bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene
maatregelen, aan te wijzen gegevens vast te leggen.
§ 5 Onderzoek in het kader van te verlenen bijstand
Artikel23
1. De minister kan door de Inspecteur der Belastingen, genoemd in artikel 2,
tweede lid, onderdeel c van de Algemene landsverordening
Landsbelastingen, zo nodig een onderzoek laten instellen ter voldoening
aan een door de bevoegde autoriteit gedaan verzoek om inlichtingen,
bedoeld in de artikelen 18, 19 en 21.
2. Een onderzoek als bedoeld in het eerste lid kan ook plaatsvinden op
verzoek van een bevoegde autoriteit van een verzoekende staat. In
voorkomend geval deelt de minister de bevoegde autoriteit van de
verzoekende staat mee op welke gronden hij een onderzoek met
noodzakelijk acht.
3. Bij het in het eerste lid bedoelde onderzoek zijn de bepalingen van
Hoofdstuk VI, met uitzondering van artikel45a, tweede en derde lid, van
de Algemene landsverordening Landsbelastingen van overeenkomstige
toepassing.
4. Geen bezwaar kan worden aangetekend tegen de aankondiging van een
onderzoek als bedoeld in het eerste lid, alsmede tegen het onderzoek
zelve.
Artikel24
1. De minister kan met de bevoegde autoriteit van een of meer andere staten
overeenkomen om gelijktijdig, elk op het eigen grondgebied, bij een of
meer personen ten aanzien van wie zij een gezamenlijk of complementair
belang hebben, onderzoek te verrichten en de aldus verkregen
inlichtingen uit te wisselen.
2. De minister bepaalt welke personen hij voor een gelijktijdige controle wil
voorstellen. Hij deelt de bevoegde autoriteit van de andere betrokken
staten met opgave van redenen mee welke dossiers hij voor een
gelijktijdige controle voorstelt. Hij bepaalt binnen welke termijn de
controles moeten plaatsvinden.
3. De minister beslist of hij aan een door een andere bevoegde autoriteit
voorgestelde gelijktijdige controle wenst deel te nemen. Hij stuurt die
bevoegde autoriteit een bevestiging van deelname of een gemotiveerde
weigering.
4. De minister wijst een vertegenwoordiger aan die voor Cura<;ao wordt
belast met de leiding en de coordinatie van de controle.
Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 13 - 23
Artike125
1. De minister kan met de bevoegde autoriteit van een verzoekende staat
overeenkomen dat, ter uitwisseling van inlichtingen in het kader van de
in artikel 1 bedoelde wederzijdse bijstand, door de bevoegde autoriteit
van die verzoekende staat gemachtigde ambtenaren onder de door de
minister gestelde voorwaarden:
a. aanwezig kunnen zijn in de kantoren van de ambtenaren van de
belastingdienst;
b. aanwezig kunnen zijn bij onderzoeken die in Cura<;:ao worden
uitgevoerd.
2. Bij ministeriele regeling met algemene werking kunnen, na overleg met
de bevoegde autoriteit van de andere staat, nadere regels worden
vastgesteld met betrekking tot de wijze waarop het eerste lid wordt
toegepast, alsmede met be trekking tot de bevoegdheden en
verplichtingen van de betrokken ambtenaren e'n andere
belanghebbenden. De minister kan toestaan dat ambtenaren van de
bevoegde autoriteit van de verzoekende staat in Cura<;:ao personen
kunnen ondervragen en bescheiden kunnen onderzoeken.
3. Ambtenaren uit de verzoekende staat die in Cura<;:ao aanwezig zijn,
dienen te allen tijde een schriftelijke opdracht te kunnen overleggen
waaruit hun identiteit en hun officiele hoedanigheid blijkt.
Artike126
Degene bij wie een onderzoek als bedoeld in artike123 wordt ingesteld, is
verplicht de arnbtenaar van de belastingdienst alsmede de ambtenaar die
ingevolge artike125 bij dit onderzoek aanwezig is, ten behoeve van dit
onderzoek toegang te verlenen.
Artike127
Op de informatieplicht en het onderzoek in het kader van te verlenen bijstand
zijn de artikelen 34, 41, tweede lid en 50, eerste lid, van de Algemene
landsverordening Landsbelastingen van overeenkomstige toepassing.
Artike128
1. De bevoegde functionaris kan aan degene die een of meer van de
verplichtingen, bedoeld in artikel 27 niet nakomt een administratieve
boete van ten hoogste NAf 10.000 opleggen.
2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan de bevoegde
functionaris aan degene die de verplichting, bedoeld in artikel 22 niet
nakomt een administratieve boete van ten hoogste NAf 25.000 opleggen.
Staten van Curac;ao, zittingsjaar 2014 - 2015-
, no. 14 - 23
3. Hoofdstuk 1Il, afdeling 2, met uitzondering van artikel 26, van de
Algemene landsverordening Landsbelastingen is van overeenkomstige
toepassing ingeval op grond van het eerste of tweede lid een
administratieve boete wordt opgelegd.
4. De bevoegdheid tot het opleggen van de administratieve boete, bedoeld
in het eerste en tweede lid, vervalt door het verloop van vijf jaren na het
einde van het kalenderjaar waarin de verplichting, zoals bedoeld in het
eerste en tweede lid, is ontstaan.
5. De Ontvanger, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van de
Algemene landsverordening Landsbelastingen, is belast met het
invorderen van een ingevolge het eerste lid opgelegde boete, waarbij de
Landsverordening op de invordering van directe belastingen 1943
alsmede de Invorderingsverordening 1954 van overeenkomstige
toepassing is.
§ 6 Betekening van stukken
Artike129
1. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van een andere staat gaat de
minister over tot de betekening van stukken.
2. Ingeval er redenen zijn die zich verzetten tegen de inwilliging van het
verzoek tot betekening van stukken wordt de bevoegde autoriteit,
bedoeld in het eerste lid, daarvan onverwijld door de minister op de
hoogte gesteld. Een verzoek tot betekening van stukken wordt in ieder
geval niet ingewilligd indien het niet de naam van de geadresseerde,
diens adres en het bij het verzoek gevoegde document vermeldt.
3. Ingeval een verzoek tot betekening van stukken voor inwilliging vatbaar
is, draagt de minister zorg voor de uitvoering van het verzoek.
4. De bevoegde autoriteit, bedoeld in het eerste lid, wordt onverwijld op de
hoogte gesteld van het gevolg van de uitvoering van het verzoek tot
betekening van stukken. In ieder geval wordt deze autoriteit in kennis
gesteld van de datum waarop de betekening van stukken heeft
pIa a tsgevonden.
§ 7 Overige bepalingen
Artikel30
1. De minister stelt degene van wie de inlichtingen aikomstig zijn en die in
Curac;ao woont of is gevestigd, schriftelijk in kennis van zijn voomemen
om tot inwilliging van het verzoek om inlichtingen over te gaan. Bij de
kennisgeving geeft de minister een omschrijving van de te verstrekken
Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 15 - 23
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. inlichtingen en vermeldt hij de bevoegde autoriteit van wie het verzoek
afkomstig is.
Degene van wie de inJichtingen afkomstig zijn en die in Cura\ao woont of
is gevestigd, kan binnen tien dagen na de dagtekening van de
kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, de minister gemotiveerd
verzoeken om tot een heroverwegmg te komen van zijn voomemen om
tot inwilliging van het verzoek om inlichtingen over te gaan.
De minister beslist, tenzij dringende redenen zich daartegen verzetten,
niet eerder dan na 15 dagen na de dagtekening van de kennisgeving,
bedoeld in het eerste lid, om tot inwilliging van het verzoek over te gaan.
Bij zijn besluit houdt de minister rekening met een eventueel ingediend
verzoek tot heroverweging als bedoeld in het tweede lid. Het besluit om
tot inwilliging van het verzoek om inlichtingen te verstrekken over te
gaan, wordt schriftelijk kenbaar gemaakt aan degene van wie de
inlichtingen afkomstig zijn en die in Cura\ao woont of is gevestigd.
Indien dringende redenen daartoe aanleiding geven, kan de minister aan
de inwilliging van het verzoek om inlichtingen uitvoering geven, voordat
degene van wie de inlichtingen afkomstig zijn daarvan in kennis gesteld
is. Alsdan blijft een kenrusgeving als bedoeld in het eerste lid achterwege
en wordt het besluit als bedoeld in het derde lid zo spoedig mogelijk,
doch niet later dan vier maanden na het begin van de uitvoering, kenbaar
gemaakt. Bij ministeriele regeling met algemene werking kan worden
bepaald wanneer sprake van dringende redenen is.
Tegen een besluit als bedoeld in het derde lid kan degene van wie de
inlichtingen afkomstig zijn en die in Cura\ao woont of is gevestigd,
binnen twee maanden na dagtekening van het besluit in beroep komen bij
de Raad. Een ingesteld beroep leidt niet tot opschorting van de
verstrekking van inlichtingen.
Aan verzoeken ten behoeve van een onderzoek naar strafbare feiten met
betrekking tot belastingen of daarmee verband houdende feiten, wordt
niet voldaan zonder overleg met de Minister van Justitie.
De voorgaande leden van dit artikel zijn niet van toepassing indien
sprake is van het automatisch verstrekken van inlichtingen als bedoeld in
paragraaf 2 van dit hoofdstuk.
Artikel51 van de Landsverordening bescherming persoonsgegevens is
niet van toepassing op ingevolge deze wet te verlenen bijstand.
Artike131
1. De minister verstrekt geen inlichtingen indien de verstrekking daarvan
niet strekt tot uitvoering van regelingen van intemationaal recht tot het
verlenen van wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen, alsmede
renten daarover en bestuurlijke sancties en boeten die daarmee verband
houden .
2. De minister behoeft geen inlichtingen te verstrekken indien:
Staten van
Cura~ao,
zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 16 - 23
a.
b.
de openbare orde van Cura<;ao zich daartegen verzet;
die inlichtingen in Cura<;ao krachtens wettelijke bepalingen of op
grond van de administratieve praktijk niet zouden kunnen worden
verkregen voor de heffing van een in artikel 1 bedoelde belasting,
alsmede voor de renten daarover of bestuurlijke sancties of boeten
die daarmee verband houden;
c. aarmemelijk is dat de bevoegde autoriteit in de eigen staat met eerst
de gebruikelijke mogelijkheden voor het verkrijgen van de door haar
gevraagde inlichtingen heeft benut, die zij in de gegeven situatie had
kurmen benutten zonder het beoogde resultaat in gevaar te brengen;
d . de bevoegde autoriteit voor wie de inlichtingen zouden zijn bestemd,
niet bevoegd of in staat is de minister soortgelijke inlichtingen te
v ers trekken;
e. de verstrekking strijdig zou zijn met algemeen aanvaarde beginselen
van belastingheffing of overige begrenzingen die voortvloeien uit de
van toepassing zijnde bepalingen van intemationaal recht;
f. de wetgeving van de staat van de bevoegde autoriteit voor wie de
inlichtingen zouden zjjn bestemd geen verplichting tot
geheimhouding oplegt aan de ambtenaren van de
belastingadministratie van die staat met betrekking tot hetgeen hlU1
wordt medegedeeld of blijkt bij de uitvoering van de
belastingverordening van die staat;
g. daarmee een commercieel, een industrieel of een beroepsgeheim zou
worden onthuld.
3. In geen geval kan het tweede lid zo worden uitgelegd dat de verstrekking
van inlichtingen geweigerd kan worden uitsluitend omdat:
a. de inlichtingen berusten bij een bank, een andere financiele instelling,
een gevolmachtigd persoon of een persoon die als
vertegenwoordiger of trustee optreedt, of
b. de inlichtingen betrekking hebben op eigendomsbelangen van een
persoon.
4. De minister deelt de bevoegde autoriteit van de verzoekende staat mee
op welke gronden hij het verzoek om inlichtingen afwijst.
5. Dit artikel vindt geen toepassing ten aanzien van de inlichtingen, bedoeld
in artikel 20.
Artike132
Het verstrekken van de gevraagde inlichtingen als bedoeld in de artikelen 18
tot en met 21 alsmede de mededeling inzake de betekening van stukken als
bedoeld in artike129, lid 4, wordt voor zover op basis van een regeling van
intemationaal recht daarvoor goedkeuring bestaat zo veel mogelijk langs
elektronische weg gedaan.
Staten van
Cura~ao,
zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 17 - 23
Artikel33
1. Een verzoek om wederzijdse bijstand, waaronder een verzoek tot
betekening als bedoeld in artikel29, eerste lid, en de bijgevoegde
bescheiden kunnen in elke door de minister en de bevoegde autoriteit van
de verzoekende staat overeengekomen taal zijn gesteld .
2. De minister kan in bijzondere gevallen een met redenen omkleed verzoek
doen aan de bevoegde autoriteit van de verzoekende staat om diens
verzoek om bijstand vergezeld te laten gaan van een vertaling in het
Nederlands.
Artikel34
Bij ministeriele regeling met algemene werking kunnen ter uitvoering van dit
hoofdstuk nadere regels worden vastgesteld voor zover het gaat om:
a. voorschriften van administratieve aard;
b. uitwerking van de details;
c. voorschriften die dikwijls wijziging behoeven of voorschriften
waarvan te voorzien is dat zij dikwijls wijziging behoeven;
d . voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed
moeten worden vastgesteld;
e. het verwerken in de Cura\aose wetgeving van internationale
regelingen die de wetgever, behoudens op ondergeschikte punten, geen
ruimte laten voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard.
Hoofdstuk IV Vonnen van door Cura~ao te ontvangen bijstand
§ 1 Verzoeken om bijstand
Artikel35
1. De minister kan een verzoek om inlichtingen doen aan de bevoegde
autoriteit van een andere staat wanneer de gevraagde inlichtingen naar
verwachting van belang zijn voor de heffing van belastingen die vallen
onder de reikwijdte van de wederzijdse bijstand, bedoeld in artikel1.
2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek kan een met redenen omkleed
verzoek om een bepaald administratief onderzoek omvatten.
3. De minister kan de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat
verzoeken om originele stukken toegezonden te krijgen.
4. De minister kan met de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat
termijnen overeenkomen waarbinnen de gevraagde inlichtingen verstrekt
worden
Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 18 - 23
§ 2 Automatisch en spontaan verkregen inlichtingen
Artikel36
Ingeval een richtlijn of een andere regeling van intemationaal recht voorziet
in het automatisch verstrekken van inlichtingen kan de minister aan de
bevoegde autoriteit van een staat meedelen dat hij geen automatische
inlichtingen inzake bepaalde inkomsten- en vermogenscategorieen of inzake
inkomsten en vermogens onder een minimumbedrag wenst te ontvangen.
Artikel37
De ontvangst van spontaan verkregen inlichtingen wordt door de minister
onmiddellijk, doch in elk geval binnen veertien werkdagen na ontvangst aan
de bevoegde autoriteit van de verstrekkende staat bevestigd.
§ 3 Onderzoek in het kader van verzoeken om bijstand
Artike138
1. De minister en de bevoegde autoriteit van een aangezochte staat kunnen
overeenkomen dat, ter uitwisseling van inlichtingen in het kader van de
in artikell bedoelde wederzijdse bijstand, ambtenaren van de
belastingdienst onder de door de bevoegde autoriteit van de aangezochte
staat gestelde voorwaarden:
a. aanwezig kunnen zijn in de kantoren waar de ambtenaren van de
aangezochte staat hun taken vervullen;
b. aanwezig kunnen zijn bij een administratief onderzoek dat wordt
uitgevoerd op het grondgebied van de aangezochte staat.
2. Voor zover het in de aangezochte staat wettelijk is toegestaan, kunnen in
het kader van de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, de bij een
administratief onderzoek aanwezige ambtenaren van de belastingdienst
personen ondervragen en bescheiden onderzoeken.
3. Ambtenaren van de belastingdienst die overeenkomstig het eerste lid in
de aangezochte staat aanwezig zijn, dienen te allen tijde een schriftelijke
opdracht te kunnen overleggen waaruit hun identiteit en hun officiele
hoedanigheid blijkt.
§ 4 Algemene bepalingen
Artikel39
Op inlichtingen die door de minister in het kader van wederzijdse bijstand
van een bevoegde autoriteit van een andere staat zijn verkregen, alsmede op
inlichtingen die op grond van artike122 en 23 zijn verkregen, is de
Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 19 - 23
verplichting tot geheimhouding, bedoeld in artike150 van de Algemene
landsverordening Landsbelastingen, van overeenkomstige toepassing.
Artikel40
1. Indien de bevoegde autoriteit van de staat die de inlichtingen heeft
verstrekt hierom verzoekt, doet de minister met inachtneming van artikel
50 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen, zo snel
mogelijk, doch uiterlijk drie maanden nadat het resultaat van het gebruik
van gevraagde of spontaan verkregen inlichtingen bekend is, een
terugmelding naar de bevoegde autoriteit van de staat die de inlichtingen
heeft verstrekt.
2. De minister doet eenmaal per jaar, overeenkomstig bilateraal
overeengekomen praktische afspraken, een terugmelding over de
automatische uihvisseling van inlichtingen naar de betrokken staten.
Artikel41
1. Tenzij een bevoegde autoriteit van een andere staat anders bepaalt,
kunnen de door haar aan de minister verstrekte inlichtingen uitsluitend
worden gebruikt voor de heffing van belastingen die vallen onder de
reikwijdte van de wederzijdse bijstand, bedoeld in artikel1.
2. De minister kan aan een bevoegde autoriteit van een staat toestemming
vragen de inlichtingen voor een ander doel te gebruiken dan voor de
heffing van belastingen die vallen onder de reikwijdte van de wederzijdse
bijstand, bedoeld in artikell.
Artikel42
Een verzoek om inlichtingen als bedoeld in artike135, eerste lid, en een
verzoek om een administratief onderzoek als bedoeld in artike135, tweede lid,
worden voor zover op basis van een regeling van internationaal recht
daarvoor goedkeuring bestaat zo veel mogelijk langs elektronische weg
gedaan.
Artike143
1. Een verzoek om inlichtingen als bedoeld in artikel35 en de bijgevoegde
bescheiden kunnen in elke door de minister en de bevoegde autoriteit van
de aangezochte staat overeengekomen taal zijn gesteld.
2. De minister laat in bijzondere gevallen, op een met redenen omkleed
verzoek van de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat, het in het
eerste lid bedoelde verzoek vergezeld gaan van een vertaling in de
officiele taal of een van de officiele talen van de aangezochte staat.
Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no. 20 - 23
Artikel44
Bij ministeriele regeling met algemene werking kwmen ter uitvoering van dit
hoofdstuk nadere regels worden vastgesteld voor zover het gaat om:
a. voorschriften van administratieve aard;
b. uitwerking van de details;
c. voorschriften die dikwijls wijziging behoeven of voorschriften
waarvan te voorzien is dat zij dikwijls wijziging behoeven;
d. voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed
moeten worden vastgesteld;
e. het verwerken in de Cura<;aose wetgeving van intemationale regelingen
die de wetgever, behoudens op ondergeschikte punten, geen ruimte laten
voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard.
Hoofdstuk V Wijziging van andere regelgeving
Artikel45
De Algemene landsverordenmg Landsbelastingen wordt gewijzigd als voIgt.
A In artikel 1, eerste lid, onderdeel j, waama onderdeel k wordt geletterd tot
onderdeel j;
B In artikel 2, tweede lid, vervalt onderdeel i, waama de onderdelen j tot en
met I worden geletterd tot i tot en met k;
C Hoofdstuk VIII, afdeling 2, bevattende de artikelen 61 tot en met 65, komt
te vervallen.
Artikel46
1.
Artikel41A van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943
komt te luiden:
Artikel41A
Ais voorheffing op de inkomstenbelasting wordt aangemerkt de geheven
belasting, daaronder niet begrepen de bij naheffing toegepaste verhoging,
ingevolge:
a.
de Landsverordening op de Loonbelasting 1976;
b.
de Landsverordening op de dividendbelasting 2000;
c.
op de spaarvermogensheffing, bedoeld in de Landsverordening
spaarvermogensheffing (P.B. 2006, no. 50) zoaIs luidend op 31 december
2015, gelijkende bronheffing die ten aanzien van binnen de Nederlandse
Antillen wonende belastingplichtigen wordt ingehouden door een land
waarmee het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse
Antillen een overeenkomst heeft gesloten betreffende automatische
Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
,no.
21 - 23
inkomsten
spaargelden in
Landsverordening regelende de
c.
vorm van
van op 41A van de Landsverordening
komt te luiden: Artikel 2.
inkomstenbelasting 1943
op de Ais
belasting, daaronder c.
Loonbelasting 1976;
dividendbelasting 2000;
de
van Land sverord en il1g
op Artike147
wordt ingetrokken. De
De
bepalingen van
landsverordening blijven
werking
aan
ten aanzien van rentebetalingen
plaats hebben
het tijdstip van intrekking.
48
Hoofdstuk II en artikel 20, komen te vervallen.
Hoofdstuk
Slotbepalingen
49
1. Deze
treedt in T",-,... ''''', ..... <>- met
van
dag na
datum van bekendmaking.
2. In afwijking van
II,bevattende
artikelen 3 tot
a. van
A, artikel 47,
artike145,
de artikelen
met ingang van 1 januari 2016;
eerste
en artikel 48, in
b. treden de
46, tweede
en 48 in
op een bij
landsbesluit
landsbesluit te bepalen
Staten van
Cura~ao,
2014 - 2015-
, no. 22 - 23
Artikel50
Deze landsverordening wordt aangehaald als: Landsverordening
intemationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.
Gegeven te Willemstad,
De Minister van Financien,
Uitgegeven de De Minister van Algemene Zaken, Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no.
23 - 23
STATEN VAN CURACAO
Ontv.:
No.:
STATEN VAN CURA<;AO
ZITTINGSJAAR 2014 - 2015 -
61- L houdende
bijstandsverlening
bij
hefftng
van
belastingen
(Landsverordening internationale bijstandsverlening bij de
hefftng van belastingen)
LANDSVERORDENING van de
No.3
MEMORIE VAN TOELICHTING
1. AIgemeen deel
1.1
Inleiding
De internationale handel en bedrijvigheid neemt steeds meer toe.
Multinationale ondememingen vestigen zich in diverse landen, en ook steeds
meer mensen emigreren, al dan niet tijdelijk, naar andere landen, bouwen daar
pensioen op, doen investeringen en openen bankrekeningen. Het is daardoor
voor de overheid steeds moeilijker om aan de benodigde gegevens te komen
die voor de heffing van belastingen van belang zijn. Steeds meer van de
benodigde informatie bevindt zich immers in het buitenland. Met name sinds
de economische crisis van 2008 bestaat er wereldwijd een tendens dat landen
onderling verdragen aisluiten om de benodigde informatie voor de hefting van
belasting uit te wisselen.
Voor Curar;ao is deze ontwikkeling eveneens van belang. Enerzijds omdat ook
bedrijven en burgers van Curar;ao steeds meer intemationaal opereren en het
daardoor voor de belastingdienst moeilijker wordt om aan de benodigde
gegevens te komen, anderzijds vanwege de intemationale druk om aan andere
landen de voor hen benodigde gegevens te verstrekken. Was er eerst vooral
sprake van bilaterale verdragen tot uitwisseling van informatie, algemeen
bekend als Tax Information Exchange Agreements (hiema: TIE A), nu is er onder
invloed van de Verenigde Staten van Amerika (hiema: de Verenigde Staten), de
Staten van Curar;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 3
, no.
1- 46
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (hierna: OESO)
en de Europese Unie (hierna: EU) een ontwikkeling die gaat in de richting van
het afsluiten van muItilaterale verdragen.
20 heeft het Koninkrijk der Nederlanden op 29 oktober 2014 mede ten behoeve
van Cura<;ao het Multilateraal verdrag tot automatische uitwisseling van
gegevens ondertekend, waardoor tussen de aangesloten landen automatische
gegevensuitwisseling mogelijk is op basis van de zogeheten Common
Reporting Standard (hierna: CRS) van de OESO.
Vervolgens heeft het Koninkrijk der Nederlanden op 16 december 2014 ten
van
Cura<;ao
een
Intergouvernementele
Overeenkomst
behoeve
(Intergovernmental Agreement, hierna : ICA)1 gesloten met de Verenigde Staten
tot het verstrekken van inlichtingen. Het betreft informatie over rekeningen bij
in Cura<;ao gevestigde financiele instellingen die op grand van in de Verenigde
Staten geldende wetgeving, algemeen bekend als de Foreign Account Tax
Compliance Act (hierna: FATCA) deze informatie aan de Amerikaanse overheid
moeten verstrekken. Op grand van de ICA hoeven de genoemde financiele
instellingen de vereiste informatie met rechtstreeks te verstrekken aan de
Verenigde Staten maar aan de overheid van Cura<;ao, die vervolgens de
verantwoording draagt om deze informatie tijdig door te geven aan de
Amerikaanse overheid.
Op basis van bestaande wetgeving kan de overheid van Cura<;ao op dit moment
niet volledig voldoen aan de vereisten die voortvloeien uit bovengenoemde
verdragen. Ook lokale financiele instellingen zijn bij het ontbreken van
aanvullende regelgeving niet zonder meer bevoegd om de bij hen aanwezige
informatie van rekeninghouders te verstrekken aan de overheid van Cura<;ao
en evenmin aan de Amerikaanse overheid. De onderhavige concept­
landsverordening beoogt deze knelpunten weg te nemen zodat de overheid
deze informatie aan verdragslanden kan verstrekken. Tevens wordt het
mogelijk gemaakt voor financiele instellingen en andere bedrijven om de
gegevens te verstrekken zonder in strijd te komen met bijvoorbeeld de op hen
rustende contractuele verplichtingen tot geheirnhouding van gegevens van hun
clienten of de Landsverordening bescherming persoonsgegevens (hierna Lbp).2.
Het onderhavige voorstel beoogt naast de bovengenoemde verplichtingen
tevens een algemene regeling te geven voor verplichtingen tot het (automatisch)
uitwisselen van informatie die voor Cura<;ao voortvloeien uit andere verdragen.
Daarbij kan worden gedacht aan de Belastingregeling voor het Koninkrijk
(hierna: BRK), het verdrag ter voorkoming van dubbele belasting met
1 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Cura!;ao, en de Verenigde
Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en
tenuitvoerlegging van de FATCA; (met BijlagenJ, Trb. 2015, nr. 11.
1 P.B. 2010, no . 84
Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 3
, no.
2 - 46
Noorwegen en de verdragen tot uitwisseling van informatie die reeds ten
aanzien van een groot aantallanden in werking zijn getreden.
In 2006 he eft het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de toenmalige
Nederlandse Antillen zogeheten spaarrenteverdragen afgesloten met de
lidstaten van de Europese Unie om te voldoen aan de Europese
Spaarrenterichtlijn3 (merna: spaarrenterichtlijn). De richtlijn en de daarop
gebaseerde verdragen betreffen de rente op bankrekeningen bij in Cura~ao
gevestigde financiele instellingen die worden aangehouden door inwoners van
lidstaten van de Europese Unie. De toenmalige Nederlandse Antillen hebben in
dat kader gekozen voor een bronheffing in plaats van uitwisseling van
rentegegevens. Bij de opheffing van de Nederlandse Antillen op 10 oktober 2010
heeft Cura~ao deze wetgeving overgenomen. De Regering van Cura~ao is nu,
mede op grond van recente internationale ontwikkelingen zoals de hiervoor
genoemde CRS en IGA, van oordeel dat het moment is gekomen om over te
gaan op (automatische) informatieuitwisseling in plaats van bronheffing.In dat
kader zou de Landsverordening spaarvermogensheffing4 (merna:
spaarvermogensheffing) moeten worden gewijzigd. Aangezien echter ook ten
behoeve van de CRS en IGA het nodig is om algemene regels te geven ten
behoeve van de internationale gegevensuitwisseling verdient het de voorkeur
om de bepalingen van voornoemde landsverordening in te voegen in het
onderhavige voorstel, een algemene landsverordening tot internationale
bijstandsverlening bij heffing van belastingen (hierna: LIBB) .
Op dit moment zijn er in de Algemene landsverordening Landsbelastingen
(hierna: ALL), in de artikelen 61 tot en met 65, enige bepalingen opgenomen die
betrekking hebben op internationale bijstand. Er zijn echter meerdere redenen
om de bepalingen inzake internationale bijstand nu in een separate
landsverordening op te nemen. De huidige in de ALL opgenomen bepalingen
zien met name op verzoeken om inlichtingen en spontane
inlichtingenverstrekking alsmede bijstand in het kader van onderzoek. Zoals
hiervoor aangegeven is de Regering voornemens om ook in het kader van de
spaarrenterichtlijn gegevens te gaan uitwisselen en de voor die uitwisseling
benodigde gegevens samen te voegen met de bepalingen die zien op FATCA en
CRS. Gezien het aantal artikelen dat daarvoor nodig is verdient het de voorkeur
om voor een separate landsverordening te kiezen. Daarbij is van belang dat de
ALL met name ziet op regels van formeel recht met betrekking tot de heffing
van bela sting te Cura~ao. In deze nieuwe landsverordenmg worden aIle
bepalingen opgenomen die zien op de uitwisseling van informatie met
verdragslanden en de verplichtingen die in dat kader, naast de reguliere
verplichtingen voor de 10kale belastingheffing, op natuurlijke en
Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003, betreffende
belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, PbEU, L 157 van
26.6.2003, biz. 38.
4 P.B. 2006, no. 50
3
Staten van
3
Cura~ao,
zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no.
3 - 46
rechtspersonen rusten om informatie ten behoeve van die uitwisseting aan te
leveren alsmede de ontheffing van eventuele, al dan niet contractuele,
verplichtingen tot geheimhouding. Mochten intemationale ontwikkelingen dit
in de toekomst nodig maken, dan kan de LIBB eenvoudig aan de nieuwe situatie
worden aangepast.
1.2
Opbouw van de LIBB
De LIBB is onderverdeeld in vijf hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden
de reikwijdte van de landsverordening en de definities neergelegd. Hoofdstuk
II regelt de bepalingen die specifiek betrekking hebben op de uitwisseling van
gegevens in het kader van de spaarrenterichtlijn. Hoofdstuk III bevat aIle
bepalingen die Curac;:ao de bevoegdheid geven om te voidoen aan verzoeken
om inlichtingen en om bijstand bij onderzoek. In hoofdstuk IV zjjn de
bepalingen te vinden op basis waarvan Curac;:ao aan de bevoegde autoriteit van
derde landen een verzoek om inlichtingen dan weI om bijstand middels
onderzoek kan doen. In hoofdstuk V zijn de benodigde wijzigingen opgenomen
van andere wetgeving alsmede de bepating die de inwerkingtreding van de
LIBB regeit.
1.3
Spaarrenterichtlijn
De bepatingen zoals deze tot op heden in de spaarvermogensheffing zijn
opgenomen zijn zoveel mogelijk inhoudelijk ongewijzigd overgenomen in
hoofdstuk II van de LIBB. De belangrijkste wijziging die daarbij is aangebracht
betreft de overgang van een bronheffing op rente aan natuurlijke personen die
in een lidstaat van de ED wonen naar het verstrekken van informatie aan de
betreffende lidstaat.
1.4
Vormen van door
Cura~ao
te verlenen en ontvangen bijstand
De bijstand bij de heffing van belastingen kan bestaan uit het verstrekken van
informatie, het ten behoeve van de belastingheffing doen van een onderzoek
alsmede betekening van documenten aan personen die in Curac;:ao wonen of
hier gevestigd zijn.
Wat betreft de in£ormatie-uitwisseling kan onderscheid worden gemaakt
tussen uitwisseting op verzoek, automatisch dan weI spontaan. Deze vormen
van uitwisseling waren reeds in afdeling 2 van hoofdstuk VIII van de ALL
opgenomen maar worden in de LIDB meer in detail beschreven. De van oudsher
meest bekende vorm van uitwisseling is de uitwisseting die plaats vindt op
verzoek van een ander land. Reeds vele jaren wordt deze vorm van uitwisseting
met name toegepast binnen het Koninkrijk op basis van de BRK. Daarnaast is
Staten van Curac;:ao, zittingsjaar 2014 - 20153
, no.
4 - 46
het mogelijk dat spontaan, dat wil zeggen zonder dat daaraan een verzoek van
een ander land ten grondslag ligt, iniormatie wordt uitgewisseld. Soms is de
grens tussen spontane uitwisseJing en een verzoek om informatie niet
eenduidig. 20 is het denkbaar dat de belastingdienst van Curac;ao wil weten of
een betaling die door een 10kale ondememer wordt gedaan aan een inwoner
van Nederland weI een zakelijke uitgave is. Door hierover bevestiging te vragen
aan de Nederlandse overheid door middel van een verzoek, kan hierover
zekerheid worden verkregen. Dit verzoek houdt echter tevens in dat de
Nederlandse belastingdienst nu informatie heeft gekregen die zij mogelijk zelf
nog niet ter beschikking had. Aangezien beide vormen van uitwisseling
mogelijk zijn en de voorwaarden voor beide vormen van uitwisseling met
elkaar in overeenstemming zijn maakt het in de praktijk niet uit of de
uitwisseling wordt aangemerkt als uitwisseling op verzoek dan weI spontaan.
In deze eeuw is, mede onder invloed van de vooruitgang van de techniek, de
automatische gegevensuitwisseling eenvoudig mogelijk geworden. Het is, met
de toenemende mogelijkheden om informatie digitaal te verzenden en te
ontvangen, nu denkbaar dat grote hoeveelheden informatie worden
uitgewisseld zonder dat dit voor de administratie van de belastingdienst tot
grote problemen in de uitvoering zou leiden. Meer nog, op basis van FATCA is
het vereist dat de informatieverstrekking langs elektronische weg plaats vindt.
De bevoegdheid hiertoe is in de LIBB opgenomen. De toepassing ervan zal
echter, mede door de voorgenomen invoering van CRS op initiatief van de
OESO, aanzienlijk kunnen toenemen. Het is in aansluiting daarop te
verwachten dat niet slechts de gegevens van financiele instellingen maar ook
andere informatie op enig moment automatisch zal worden uitgewisseld. In de
EU is daartoe al een aanzet gedaan met Richtlijn 2011/16/EU welke voor de EU­
lidstaten de administratieve sarnenwerking regelt op het gebied van
belastingen. Op basis van die richtlijn worden tussen de lidstaten automatisch
gegevens
uitgewisseld
over
arbeidsinkomen,
directiehonoraria,
levensverzekeringsproducten, pensioenen en de eigendom van en inkomsten
uit onroerende zaken.
Met de toenernende wereld wijde samenwerking zal een verdergaande
verplichting tot uitwisseling van gegevens naar verwachting ook voor Curac;ao
gaan gelden. In de eerste helft van 2015 heeft de zogeheten Peer Review, Phase
2, plaatsgevonden van de Global Forum on Transparancy and Exchange of
Information for Tax Purposes, een initiatief van de OECD. Curac;ao werd daarin
aangemerkt als partially compliant, omdat, hoe weI het nog niet in staat bleek om
tijdig aan alle verplichtingen tot uitwisseling te voldoen, het weI verbetering
liet zien. Deze verplichting tot intemationale uitwisseling zal zeker toenernen,
niet aileen in het aantal uitwisselingen, maar ook in het aantal onderwerpen
waarover inlichtingen moe ten worden uitgewisseld en het aantal groepen
personen of bedrijven die hiertoe informatie moeten aanleveren aan de
belastingdienst van Curac;ao. Omdat het moeilijk is om in te schatten welke
eisen de inlichtingenuitwisseling in de toekomst zal steilen is er voor gekozen
om
bij
landsbesluit houdende
algemene
maatregelen
groepen
Staten van Curac;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 3
, no.
5 - 46
adrninistratieplichtigen of belastingplichtigen aan te kunnen wijzen die
informatie moeten aanieveren. Tevens krijgt de regering de bevoegdheid om bij
landsbesluit te bepalen welke gegevens of inlichtingen moeten worden
aangeleverd aan de belastingdienst. In beginsel hebben deze
administratieplichtigen en belastingplichtigen op grond van de bepalingen van
hoofdstuk VI van de Algemene landsverordening Landsbelastingen al de
verplichting om op verzoek van de Inspecteur informatie aan te leveren. De
LIBB vult dit in zoverre aan dat specifieke informatie zal moeten worden
aangeleverd ten behoeve van de inlichtingenuitwisseling. In het Landsbesluit
kan voorts ook geregeid worden op welke wijze, bijvoorbeeld langs
elektronische weg, de informatie moet worden aangeleverd en vervolgens door
de bevoegde functionaris kan worden uitgewisseld met derde landen. Door de
regering de bevoegdheid te geven om deze nadere regelingen bij Landsbesluit
vast te steIlen kan flexibeler worden ingespeeld op de wijzigende en
toenemende internationale verplichtingen. Ten overvloede wordt opgemerkt
dat de regering van deze bevoegdheid uitsluitend gebruik kan maken ter
nakoming van voor Curac;ao geldende internationale verdragen. De LIBB of het
landsbesluit zelf scheppen derhaive niet de verplichting maar maken slechts
nakoming van verdragsverplichtingen mogelijk.
Het is ook mogelijk om op verzoek van een verdragsland een onderzoek in te
stellen. In de ALL is de mogelijkheid daartoe aanwezig ten behoeve van de
eigen belastingheffing van Curac;ao. De daartoe in hoofdstuk VIII, afdeling 2
van de ALL opgenomen bepaling inzake boekenonderzoek ten behoeve van een
ander land is nu opgenomen in de LIBB en wordt hier meer in detail uitgewerkt.
Op basis van deze bepalingen is het mogelijk om een onderzoek te doen ten
behoeve van de belastingheffing van een verdragsland maar ook om gelijktijdig
onderzoek te doen, dat wil zeggen, dat zowel het verdragsland als Curac;ao
gelijktijdig onderzoek doen ten behoeve van de belastingheffing van in het
kader van die onderzoeken aangewezen personen of entiteiten. Ook is het
mogelijk dat ambtenaren van het verdragsland aanwezig zijn bij het onderzoek
in Curac;ao of dat ambtenaren van Curac;ao aanwezig zijn bij een ten behoeve
van Curac;ao uitgevoerd onderzoek in het verdragsland. De LIBB stelt zowel
aan deze onderzoeken als aan de aanwezigheid over en weer van ambtenaren
specifieke eisen. Hierbij is ruimte voor aIle vormen van onderzoek zoals deze
ook voor de heffing van de eigen belastingen kunnen worden ingesteId, zoals
een specifiek onderzoek naar bepaalde feiten of gebeurtenissen dan weI een
volledig onderzoek ten aanzien van de grootte van de behaalde winst of omzet
of bijvoorbeeid in het kader van transfer pricing.
1.5
Rechtsbescherrning
De reeds in de ALL opgenomen bepalingen die ertoe strekken degene van wie
de uit te wisselen informatie afkomstig is rechtsbescherming te bieden zijn
Staten van Curac;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 3
, no.
6 - 46
overgenomen
is
op
van de LIBB verplicht dat
minister ingeval
voomemens is om
uit te wisselen, hij
een kennisgeving stuurt aan
In
informatie afkomstig
belang van een
verdragsverplichtingen
een
heeft daarom slechts tien
dergelijke
dagen de tijd om
voomemen
aan te tekenen. De minister kan
besluiten om
met aangepast op
verzoek tot heroverweging,
met een verdragsland.
een
het dat een dergeUjk beroep
dergelijk besluit is beroep
uitwisseling van gegevens met kan
Zou dat het geval zijn dan zou
uitwisseling van gegevens
gaan vergen dat
door de verdragspartners wordt
onwillig en dat zou
hol~a",on met name ook voor
reputatie van Curac;ao schade
de handelsbelangen en voor
sector nadelige effecten zou kunnen
hebben.
Overigens is er evenals in de
redenen op grond
waarvan geen informatie
van de belangrijkste
land dat de informatie
is wei dat uitwisseling
zou moeten ontvangen de
belastingadministratie geen
geheimhouding oplegt ten
in het kader van de
is het geboden om
te
regels inzake de opslag en
die een ge'identificeerde
In het kader van het
de plicht
tot
van
van
van intemationale gegevensuitwisseling.
gegevens op
ten behoeve van
met name, maar niet uitsluitend,
IGA met de Verenigde Staten en
verdrag tot automatische
geldende CRS. Deze twee
te bevorderen op vermogensinkomsten.
zijn en zo ook de
3
2014 - 2015-
werking van de
van persoonsgegevens,
natuurlijke
UPlrn"iTln
Staten van
op
, no.
van
naam, woonplaats
Identification
is noodzakelijk
de plicht
die door het
waarbij
verwezen naar de
oktober 2014
ten
7­
goede komen. Hiermee staat vast dat wordt voldaan aan de voorwaarde van
artikel8, onderdeel e, Lbp omdat de gegevensverwerking noodzakelijk is voor
de goede vervulling van de publiekrechtelijke taak van de belastingdienst waar
de gegevens aan moeten worden verstrekt ten behoeve van
inlichtingenuitwisseling.
Op basis van CRS zullen, algemeen gesteld, financiele instellingen van aIle
rekeninghouders in elk geval de naam, het land van inwoning en de TIN van
het land van inwoning moeten kunnen verstrekken aan de belastingdienst, om
zo te kunnen voldoen aan de verplichting tot uitwisseling van deze gegevens.
De verplichting tot het verstrekken van de gegevens bestaat op basis van de
afgesloten verdragen in elk geval voor natuurlijke personen die op grand van
de met de Verenigde Staten afgesloten ICA kunnen worden aangemerkt als US
persons. Op basis van de CRS zal Cura<;ao met ingang van 2017 ook informatie
kunnen uitwisselen, voor het eerst over het jaar 2016, met landen die bij het
eerdergenoemde multilateraal verdrag zijn aangesloten. De financiele
instellingen zullen derhalve van alle rekeninghouders moeten vaststellen of zij
inwoner zijn van een CRS-verdragsland en zo ja, de naam, woonplaats en TIN
moeten kunnen verstrekken aan de belastingdienst. Formeel zou de TIN niet
behoeven te worden vastgelegd als het gaat om een natuurlijk persoon die niet
in een CRS-verdragsland woont. Verwacht wordt echter dat de komende jaren
een groot aantallanden zal toetreden tot het multilateraal verdrag. In dat geval
zouden de financiele instellingen telkens in hun administratie moeten nagaan
of er rekeninghouders in het toetredende land wonen en in dat geval de TIN
moeten opvragen en vastleggen. In het belang van de soepele invoering wordt
in de LIBB voorgesteld om de bepaling op te nemen dat het vastleggen van de
TIN van elke rekeninghouder, ongeacht de woonplaats, niet in strijd is met
artikel8 Lbp.
In het kader van intemationale uitwisseling van gegevens is het op basis van
artikel 51 van die landsverordening verplicht om vast te stellen of het land
waaraan de gegevens zullen worden verstrekt voldoet aan onder meer de eis
van een passend beschermingsniveau voor de te verstrekken gegevens. Hieraan
wordt, op basis van het bij deze concept-Iandsverordening voorgestelde nieuwe
derde lid (zie art. 45) geacht te zijn voldaan ingeval sprake is van uitwisseling
van gegevens door de overheid van Cura<;ao ingeval de uitwisseling is
gebaseerd op een regeling van intemationaal recht als bedoeld in artikel1 van
de LIBB. Dit laat echter onverlet de overige bepalingen van de Lbp zoals
bijvoorbeeld artikel 11 Lbp dat bepaalt dat persoonsgegevens slechts worden
verwerkt, en uiteindelijk uitgewisseld, indien deze ter zake dienend en niet
bovenmatig zijn. Tevens moet erap worden gelet dat de gegevens juist en
nauwkeurig zijn. Dit heeft onder meer het volgende tot gevolg. De ICA heeft
als uitgangspunt dat ingeval er sprake is van indicaties dat iemand een U.S.
person is in de zin van de ICA, de financiele instelling de rekening van deze
persoon moet rapporteren. Zie hiervoor onder meer onderdeel II.B.3 van bijlage
I bij de ICA. De financiele instelling heeft vervolgens op basis van onderdeel
Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 3
, no.
8 - 46
II.BA
om in
dat
die
vanzelf van
rekeninghouder.
gewaarborgd.
Zoals
LIBB
van een dergelijke indicatie van de
om mogelijk tegenbewijs te leveren. Op
van
voor Curac;aose financi(~le instellingen echter verplicht.
van een nieuwe rekening er
person of ingevaI bij een
de financiele instelling
maar dit eerst moet voorleggen aan
bescherming van
ro.,...,O"A1Y1
Belastingen,
Ontvangkantoor.
die aan de
de LIT op de personen
trustbedrijven en hun
trustbedrijven zelf en
geenszins zo worden
zou verhinderen om
die is gebaseerd op
1.7
in het kader van
inzake bescherming van
Lbp. Hierbij aansluitend kan worden
evenmin in strijd komt met
van de ALL en artikel 23 van
LIT). Artikel50 van de ALL Iegt
betrokken zijn bij de uitvoering
van de Inspectie der
Belastingaccountantsbureau en van het
personen en entiteiten
niet op
Evenzo ziet artikel 23 van
toezicht uitoefenen op
uiteraard niet op de
bepating kan derhalve
hun medewerkers
van een verplichting
LIBB.
Wijziging overige wetgeving
Zoals opgemerkt worden
de internationale bijstand bij
Deze bepalingen kunnen
<TP7,,,,n in het
heffing naar uitwisseling, de
Landsverordening op
naar de
van
landen van de EU hebben het
van gegevens ondertekend.
Oostenrijk, hebben tevens aangegeven dat zij
afspraken met ingang van 2017,
(>"<'I)"",\"",n
van Curac;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 3
I
no.
9­
van dit verdrag en de daarvoor geldende CRS. Oostemijk heeft aangegeven dit
een jaar later te zullen doen. Het is echter op dit tijdstip onzeker of het ten doel
gestelde tijdschema zal worden gehaald. Om deze reden en tevens omdat
Oostemijk in elk geval een jaar later op CRS zal overgaan, is het mogelijk dat
de uitwisseling op basis van de spaarrenterichtlijn ten minste een jaar, mogelijk
nog meerdere jaren, zal voortduren . Om die reden wordt voorgesteld om de
artikelen die op de spaarrenterichtlijn zien te laten vervallen op een bij
landsbesluit nader te bepalen datum. De regering kan bij landsbesluit deze
bepalingen laten vervallen zodra aIle landen van de EU zijn overgegaan op CRS
en alle spaarrenteverdragen zijn komen te vervallen.
Naar verwachting zal er geen sprake zijn van samenloop van de
spaarrenteverdragen en CRS. Immers elk EU-Iand dat wil overgaan naar CRS
zal dat moeten kenbaar maken, en in dat geval kan tegelijkertijd het
spaarrenteverdrag met dat land worden opgezegd. De uitwisseling van
gegevens zal derhalve per land kunnen verschillen, maar per land zal slechts
uitwisseling plaatsvinden op basis van het spaarrenteverdrag of op basis van
CRS, niet op basis van beide verdragen .
1.9
lnwerkingtreding
In verband met de verplichtingen die voortvloeien uit de in december 2014
ondertekende lCA met de Verenigde Staten is het van groot belang dat Cura<;ao
tijdig in staat wordt gesteld om de op grond van FATCA vereiste uitwisseling
van gegevens te kunnen doen. Deze uitwisseling dient uiterlijk eind september
2015 mogelijk te zijn. De inwerkingtreding van de landsverordening zal daarom
plaats vinden op de dag na die van publica tie in het publicatieblad. Aangezien
het ten aanzien van de verplichtingen uit de spaarrenterichtlijn administratief
eenvoudiger is om dit met ingang van het eerstvolgende kalenderjaar te doen
ingaan, zal de spaarvermogensheffing eerst met ingang van 1 januari 2016
worden ingetrokken. De bepalingen inzake inlichtingenuitwisseling in het
kader van de spaarrenterichtlijn van de UBB zullen dan ook op die datum in
werking treden.
Zoals ruervoor reeds opgemerkt zullen naar verwachting binnen enkele jaren
de spaarrenteverdragen worden opgezegd omdat de EU-Ianden wensen over
te gaan op CRS. Aangezien het niet zeker is wanneer dat zal plaatsvinden en
ten minste Oostenrijk al heeft aangegeven nog tot en met 2017 te willen
doorgaan met een bronheffing in plaats van inlichtingenuitwisseling, wordt
voorgesteld de artikelen 46 en 48 in werking te laten treden op een bij
landsbesluit te bepalen datum. De regering kan daartoe overgaan zodra aile
EU-Ianden zijn overgegaan op de toepassing van CRS.
Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 3
, no.
10 - 46
1.10
Budgettaire gevolgen
Invoering van de onderhavige landsverordening brengt financiele gevolgen
met zich mee voor het Ministerie van Financien. Zoals reeds uiteengezet,
beoogt de LIBB de nakoming van de verplichtingen op grond van reeds
gesloten verdragen en intemationaal gemaakte afspraken na te komen. De
financiele gevolgen dienen aldus in dat perspectief geplaatst te worden. De
kosten worden initieel opgeroepen door de verdragen en internationale
afspraken, maar zonder de LIBB zou (deels) niet aan de verplichtingen
voldaan kunnen worden en zouden de navolgende kosten dus ook niet
gemaakt worden.
De te verwachten kosten zijn als voIgt te benoemen. In de eerste plaats zijn er
kosten die betrekking hebben op het IT-systeem. Het bestaande portaal van de
belastingdienst van Cura<;ao zal worden uitgebreid zodat de
gegevensuitwisseling op grond van de LIBB via dit portaal, het Portaal
Financiele Gegevens Uitwisseling (hiema: PFGU), kan plaatsvinden. De PFGU
zal deels voorzien in het mogelijk maken van elektronische uitwisseling op
grond van de LIBB (van de financiele instellingen naar de belastingdienst) en
deels in het mogelijk maken van elektronische uitwisseling op grond van de
IGA en andere verdragen (van de financiele instellingen naar andere landen).
Voorts zal de PFGU gedeeltelijk gebruikt gaan worden voor uitwisseling van
gegevens die in het verleden reeds op andere wijzen plaatsvond.
De kosten voor het advies, het ontwerp, de bouw, het beheer en onderhoud
met betrekking tot de PFGU zijn begroot op NAf 1.030.300.
Voorts moet worden gerekend met de loonkosten van een inspecteur (schaal
13) en een IT-medewerker van de belastingdienst (schaal 10) die zullen
worden belast met de uitvoering van de gegevensuitwisseling via de PFGU.
De verwachting is dat kan worden volstaan met maximaal 0,1 fte voor de
inspecteur en maximaal 0,1 fte voor de IT-medewerker. Het is de bedoeling
dat een inspecteur en IT-medewerker van de huidige bezetting bij de
belastingdienst vrijgemaakt worden voor het vervullen van deze
werkzaamheden.
Een voorlichtingscampagne ter nadere kennisgeving en het verstrekken van
inforrnatie aan de financiele instellingen wordt door het Ministerie van
Financien zinvol en wenselijk geacht. Te denken valt hierbij aan het opzetten
en onderhouden van een online platform en het plaatsen van advertenties.
Een globale raming van de kosten die hiermee gemoeid zijn komt neer op
NAf.10.00
Bovengenoemde kosten zijn reeds allen gereserveerd op de begroting van
2015.
Staten van Cura<;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 3
, no.
11 - 46
Tot slot dient opgemerkt te worden dat vanuit andere landen interesse is
getoond voor het systeem van de PFGU en het implementatieproces zoals
door Cura\ao doorlopen. Het is zeer goed mogelijk dat in de nabije toekomst
afspraken gemaakt worden met andere landen over het gebruik van het
PFGU- en implementatiemodel tegen een vergoeding van de door Cura\ao
gemaakte kosten. Dit zal dan een verlaging van bovengenoemde kosten
betekenen.
2. Advies van de Raad van Advies
De Raad van Advies (hierna: de Raad) heeft op 15 juli 2015, no. RA/20-15-LV
advies aan de regermg uitgebracht. Dit advies is voor de regering aanleiding
geweest om zowel het ontwerp als de memorie van toelichting op onderdelen
te wijzigen. De regering heeft de adviezen van de Raad grotendeels
overgenomen en daar, waar mogelijk, in de artikelsgewijze toelichting
verwerkt. Voorzover het niet mogelijk was om de adviezen van de Raad in de
artikelsgewijze toelichting te verwerken of de adviezen niet zijn overgenomen,
wordt daar merna zo volledig mogelijk op ingegaan.
De Raad adviseert om de financiele onderbouwing van het ontwerp aan te
passen met inachtneming van de personeelskosten die gemoeid zijn met het
afhandelen van het aantal te venvachten verzoeken om gegevensuitwisseling.
De regering erkent dat het beoordelen en het afhandelen van de verzoeken
personeelsbelasting oplevert, maar wijst erop dat deze personeelsbelasting
reeds aanwezig is ingevolge Hoofdstuk VIII, afdeling 2, van de ALL. Het gaat
slechts om verplaatsmg van de artikelen vanuit de ALL naar de LIBB.
Verzoeken om gegevensuitwisseling worden thans beoordeeld en afgehandeld
door de Sector Fiscale Zaken van het Ministerie van Financien, in
samenwerking met de Inspectie der Belastingen. De inwerkingtreding van de
LIDB zal geen invloed hebben op het aantal inkomende verzoeken om
gegevensuitwisseling en op de personeelslasten terzake van de afhandeling
van de verzoeken.
De Raad vraagt verder aandacht voor de lasten voor de financiele instellingen.
De regering wenst hierbij voorop te steUen dat de lasten in eerste mstantie
voortvloeien uit internationale verplichtingen, zoals de Amerikaanse FATCA.
Deze wet legt financiele instellmgen de verplichting op om bepaalde gegevens
met de Verenigde Staten uit te wisselen. Met het sluiten van de IGA heeft de
regermg de verplichting tot uitwisseling overgenomen van de financiele
instellmgen. Het is onontkoombaar dat de internationale ontwikkelingen lasten
opleveren voor de financiele sector. De regering is echter van mening dat deze
lasten door het ontwikkelen van de PFGU zo beperkt mogelijk worden
gehouden. De PFGU vergemakkelijkt het de financiele instellingen om aan hun
Staten van Cura\ao, zittingsjaar 2014 - 20153
, no.
12 - 46
intemationale verplichtingen te voldoen, omdat de PFGU het mogelijk maakt
dat financiele instellingen in een systeem door middel van een bericht met
hetzelfde berichtschema aan hlU1 gegevens uitwisselverplichtingen in het kader
van FATCA, CRS en de spaarrenteverdragen ktmnen voldoen.
De regering merkt voorts op dat er meervoudig overleg is geweest met de
financiele sector. Zo zijn er sinds eind 2014 op maandelijkse basis
vergaderingen geweest met een commissie bestaande uit vertegenwoordigers
van de verschillende belangenorganisaties in de financiele sector.
Voor wat betreft de delegatiebepalingen in de artikelen 17, 34 en 44 van het
ontwerp, kan het volgende worden opgemerkt. Uitgangspunt bij het on twerp
is geweest om de reeds bestaande wettelijke bepalingen ten aanzien van
intemationale gegevensuitwisseling zo veel mogelijk te handhaven. Derhalve
is de spaarvermogensheffing nagenoeg gelijkluidend overgenomen in het
ontwerp. Artikel 17 van het ontwerp komt overeen met artikel 19 van de
spaarvermogensheffing. Op grond van bovenstaande heeft de regering er voor
gekozen artikel 17 niet aan te passen. De delegatiebepalingen in de artikel 34
en 35 zijn conform het advies van de Raad aangepast met inachtneming van
aanwijzingen 18 en 19 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Met het ontwerp wordt voorzien in de uitvoering van intemationale
regelingen. Indien in de toekomst op grond van de genoemde
delegatiebepalingen nadere regels zullen worden vastgesteld bij ministeriele
regeling met algemene werking, zal dit naar verwachting gaan om het
verwerken van intemationale regelingen in de Curar;aose wetgeving die de
wetgever, behoudens op ondergeschikte punten, geen ruimte laten voor het
maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard.
De Raad vestigt de aandacht op de rechtsbescherming ten aanzien van het
ontbreken van opschortende werking bij het aantekenen van beroep tegen de
kennisgeving van het voomemen om inlichtingen te verstrekken. De regering
is zich bewust van het feit dat zwaarwegende belangen in het geding kunnen
zijn, maar meent, zoals is opgenomen in de memorie van toelichting, met de
huidige systematiek een balans te hebben gevonden tussen de belangen van de
betrokkenen en het belang van Curac;ao. De regering wenst hierbij te
benadrukken dat artike130, lid 5, van het ontwerp is overgenomen uit de ALL,
artikel 62, lid 6. De systematiek, en daarmee het ontbreken van opschortende
werking bij beroep heeft aldus reeds werking in de praktijk. Gelet op het
voorgaande en mede in aanmerking nemende dat Curac;ao thans slechts een
feitelijke ins tan tie kent voor belastingzaken, wordt het implementeren van de
mogelijkheid voor het verzoeken van een voorlopige voorziening bij de Raad
van
Beroep
voor
belastingzaken,
niet
haalbaar
geacht.
Overigens wordt opgemerkt dat Nederland vanaf 1 januari 2014 geen wettelijke
verplichting meer kent voor kennisgeving van het voomemen om inlichtingen
te verstrekken.
Staten van Curac;ao, zittingsjaar 2014 - 2015 3
, no.
13 - 46
De Raad adviseert de regering in te gaan op het 'passend bescherrningsniveau'
dat landen waaraan op grond van het ontwerp zal worden uitgewisseld geacht
worden te hebben. In dit kader wenst de regering voorop te stellen dat de
noodzaak tot inwerkingtreding van het ontwerp en daarmee de mogelijkheid
tot uitwisseling van gegevens met de Verenigde Staten (FATCA), CRS-landen
en Europa (Spaarrenterichtlijn) voortvloeit uit een mondiale ontwikkeling van
een gemeenschappelijk wereldwijd model voor rapportage en automatische
informatie-uitwisseling, waaraan nagenoeg alle landen met een financiele
sector van enige omvang zich hebben gecommitteerd. Cura~ao sluit wat dat
betreft aan bij andere landen.
Met betrekking tot gegevensuitwisseling op grond van FATCA wordt
opgemerkt dat de regering geen reden ziet om te veronderstellen dat de
Verenigde Staten geen adequate gegevensbescherming biedt. In de Internal
Revenue Code, de Privacy Act en de u.s. Code zijn verschillende waarborgen
neergelegd ten aanzien van privacy bescherming. Binnen de IRS zijn het Office
of Privacy, Information Protection & Data Security en de Office of Safeguards
verantwoordelijk voor het handhaven van de privacybeschermingswetgeving.
Daarnaast zijn nog enkele andere instanties verantwoordelijk voor het
handhaven van de integriteit en de beveiliging van de informatie die de IRS
heeft ontvangen. Het gaat dan om de Treasury Inspector General for Tax
Administration, de Government Accountability Office, de Joint Committee on
Taxation en de IRS Oversight Board. De handhaving in de praktijk van de
Amerikaanse nationale regelgeving over gegevensbescherming en
geheimhouding is onafhankelijk getoetst in het 'peer review proces' van het
Global Forum on Transparency and Exchange of Iniormation for Tax Purposes.
Het oordeelluidt dat de Verenigde Staten de nationale bepalingen inzake de
gegevensbescherming strikt handhaait. In aanvulling hierop dient nog
opgemerkt te worden dat, conform artikel3, lid 8 van de IGA, voordat de eerste
gegevensuitwisseling plaatsvindt iedere bevoegde autoriteit de andere
bevoegd autoriteit er schriitelijk van in kennis dient te stellen dat zij gezorgd
heeft voor passende waarborgen om te garanderen dat de informatie die op
basis van de IGA wordt ontvangen vertrouwelijk blijft en uitsluitend wordt
gebruikt voor belastingdoeleinden.
Ook
met betrekking
tot gegevensuitwisseling op grond van
spaarrenteverdragen en CRS ziet de regermg geen reden om te veronderstellen
dat de aangesloten landen geen adequaat beschermingsniveau bieden. De
aangesloten landen zijn of zulIen op termijn door het Global Forum on
Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes worden
onderworpen aan een peer review waarbij onder meer de
gegevensbescherming en geheimhouding zullen worden getoetst.
Op grond van bovenstaande kan en moet de regering erop vertrouwen dat de
landen waarmee gegevens zullen worden uitgewisseld over een passend
beschermingsniveau beschikken.
Staten van
3
Cura~ao,
zittingsjaar 2014 - 2015 -
, no.
14 - 46
Ten aanzien van de keuzemogelijkheid tot bronheffing of gegevensuitwisseling
op grond van de spaarvermogensheffin~ Iieht de regering toe da! deze
mogelijkheid met de inwerkingtreding van het ontwerp zal komen te vervallen
vanaf 1 januari 2016. Zoals in de aanhef van het ontwerp is opgenomen wenst
Cura<;:ao in het kader van de Spaartegoedenriehtlijn over te gaan van heffing
van belasting naar het verstrekken van inlichtingen aan de verdragspartners.
Hierbij wordt aangesloten bij de mondiale ontwikkeling tot informatie
uitwisseling. Bovendien is het de verwaehting dat, zoals in de toeliehting op
artikel 49 is besehreven, de heffing op grond van de spaartegoedenverdragen
binnen afzienbare tijd vervangen zal worden door CRS.
3. Artikelsgewijze toelichting
Artikell
In artikell wordt het kader gegeven van de nieuwe landsverordening. Het geeft
aan op welke verplichtingen het ziet en welke informatie binnen dit kader kan
worden uitgewisseld. De LIBB is met name gerieht op een goede regeling ten
behoeve van de inlichtingenuitwisseling in het kader van de CRS, FA TCA, en
de spaarrenteriehtlijn, maar de bepaling van het eerste lid is zodanig ruim
geformuleerd dat het mede van toepassing is op elke regeling of verdrag, tussen
de landen van het Koninkrijk zoals de Belastingregeling voor het Koninkrijk
(BRK) en de voorgestelde rijkswet Belastingregeling Nederland Cura<;:ao
(BRNC) dan weI bilateraal of multilateraal met derde landen, op basis waarvan
Cura<;:ao verplicht is om inlichtingen uit te wisselen ten behoeve van de heffing
van belastingen. In reeds afgesloten verdragen is de bepaling opgenomen dat
uitwisseling zal plaatsvinden zowel ten behoeve van de heffing en inning van
belasting alsook het onderzoek naar of de vervolging van belastingzaken. Dat
betekent dat uitwisseling ook kan plaatsvinden in het kader van strafreehtelijk
onderzoek in belastingzaken. Tot slot ziet de landsverordening ook op renten,
bestuurlijke saneties en boetes die met de heffing van de belastingen verband
houden.
In het tweede lid wordt bepaald dat de bepalingen van de LIBB zien op de
wederzijdse bijstand met betrekking tot belastingen die door een staat worden
geheven naar het inkomen, de winst en het vermogen, alsmede de heffing van
sehenkings- en sueeessiereehten. Dit geldt zowel voor door een verdragsstaat
geheven belastingen alsook heffingen van lokale overheden van een
verdragsstaat. Landen waarmee Cura<;:ao een verdrag heeft gesloten kunnen
een andere definitie hanteren van hetgeen onder het begrip 'belastingen' valt,
maar wanneer zij een verzoek om inlichtingen doen aan Cura<;:ao, wordt in
Cura<;:ao beoordeeld of het verzoek ziet op belastingen die vallen onder de
reikwijdte van de wederzijdse bijstand waarop het verdrag en de LIBB zien.
Daarbij hoeft Cura<;:ao niet de in de verdragsstaat gehanteerde definitie van
hetgeen onder belastingen valt, te erkennen en te volgen.
Staten van Cura<;:ao, zittingsjaar 2014 - 20153
, no.
15 - 46
hoeft een staat
inJichtingen te
indien de
niet voIgt urt
tekst van het
en de LfBB. Zo is in
mogelijkheid
om inlichtingen
te wisselen met
van het Koninkrijk ten
maar andere verdragen
en
en in dat geval zal
van het verdrag
mogelijk.
2
Minister, bevoegde junctionaris,
van
autoriteit
aan te wijzen
definitie wijkt
Aldaar wordt
Voor toepassing van
een verdragsland
functionaris v .... 'J.... \,r ....n
voor
voor
aan een door
Hiertoe is
Fiscale Zaken
van die welke in de spaarvermogensheffing
de bevoegde
functionaris aangeduid
wordt die definitie
gebruikt
autoriteit waar
Curas;ao
mee uitwisselt.
IS
Lidstaat
is nodig in
waannee ten
van informatie over
van
van Cura<;ao een
en ziet op de
bestaat tot
Staat
De term
de Mogendheden waarmee een
basis
waarvan
dient te
Dit n,:lo'rr,:lotl"
Multilateraal verdrag inzake
gegevensuitwisseling, TIEAs als
verdragen ter
bela sting waarin een bepating inzake
is opgenomen.
Richtlijn
De richtlijn 2003/48/EG is de richtlijn van
de verdragen
afgesloten
rentebetalingen aan inwoners van
nu het
plaatsvinden
zoals
vervullen van
waarborging van
valt zowel een
van
3
Europese Unie op
waarvan
verplichten een
over
van de
te doen
weI
over deze
van de LIBB mogelijk wordt.
onderzoek' wordt verstaan elke door de staten
verrichte controle,
juiste toepassing van
door de
2014 -
, no.
- 46
waarbij
hO;rr.,H kan
een
aanwezig
meer
worden aan een reguliere belastingcontrole maar
aan een
derdenonderzoek, een waameming ter
het horen van
Vormen van
De
h, i en j
de drie vormen van inlichtingenuitwisseling.
De
op verzoek is reeds lang
op basis van
BRK en
TIEA's en
bevoegdheid
in artikel
ALL.
Automatische en spontane
op
basis van
artikelen 63a en
met name
in
toenemen
dit niet
langer
zal gelden
nu in
van de
spaarrenterichtlijn ten aanzien van EU-landen, maar in het kader van FATCA
en CRS zal
voor meer
en ten
van een toenemend
aantallanden.
Persoon
uitdrukking 'persoon' omvat niet slechts natuurlijke- en rechtspersonen
maar ook een organisatie
juridische constructie
een
en
behorende inkomsten kan bezitten en
bedoeling van
bepaling is om elke
of
samenwerkingsvorm te omvatten.
van
Betekening van
is een
die wordt
uit
2,
2, onderdeel i, van de
en
de
op
van een
staat, van documenten aan een ingezetene van Cura\ao
een hier
gevestigde
In
staten is
voorgeschreven
een
belastingbetaler
gesteld van
of besluiten van de
van
staten. Het voldoen aan dit
is
voorwaarde voor
c.q. -inning.
voor
gegevensverwerking valt
compressie.
kunnen plaatsvinden met gebruikmaking van
of andere elektronisch magnetische
Met
uit te
(TOfT"".!",n
en
moe ten worden
doorgeleverd aan de bevoegde
van Cura\ao,
3
2014 -
van
, no.
de lokale
digitaal
digitaal
verdragsstaat. In
17 ­
Download