SV Roel Deseyn - Van OVertveldt

advertisement
Parlementaire vraag nr. 562 van 8 oktober 2015, gesteld door de heer Roel Deseyn,
Volksvertegenwoordiger, aan de Minister van Financiën, belast met bestrijding van de
fiscale fraude, de heer Johan VAN OVERTVELDT
VRAAG
Virtueel geld.
De verschillende actoren in de Belgische financiële sector staan onder toezicht van de
Nationale Bank van België (NBB) en de autoriteit voor Financiële Diensten en Markten
(FSMA) om de stabiliteit van en het vertrouwen in de financiële markten te waarborgen.
Zelfs wanneer het volume aan virtueel geld, zoals Bitcoins, en bijgevolg het risico voor
instabiliteit beperkt is, kan een incident met betrekking tot virtueel geld het vertrouwen in
elektronisch geld ernstig schaden, zo stelde de Europese Centrale bank in februari 2015.
De FSMA en de NBB waarschuwen de bevolking voor de risico's van virtueel geld. Virtueel
geld is gevoelig voor witwasfraude of het financieren van criminele activiteiten.
1. Welke initiatieven acht u noodzakelijk gelet op de nood aan bescherming van
consumenten tegen misbruik, de beperking van witwassen en de bemoeilijking van de
financiering van criminele activiteiten?
2. Welk standpunt neemt u in op Europese fora met betrekking tot de opname van het
virtueel geld in het toepassingsgebied van de richtlijn betreffende elektronisch geld?
3. Welke wettelijke verplichtingen gelden er voor online-wisselkantoren van virtueel geld?
4. Overweegt u een beperking van het maximale transactiebedrag bij offline betalingen via
virtueel geld, zoals momenteel ook voor cashverrichtingen geldt?
5. Hoeveel meldingen ontving de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) in verband
met de handel in virtueel geld in 2014 en 2015?
ANTWOORD
Vraag 1.
In dit verband kan ik u meedelen dat de toezichthouders van de financiële sector de
ontwikkelingen op het vlak van virtueel geld op de voet volgen en onderzoeken of het nodig
is om ter zake een specifieke reglementering uit te werken. De FSMA en de NBB volgen met
name de besprekingen op Europees niveau over de verschillende problematieken die
verband houden met virtueel geld. Op grond van het resultaat van de lopende analyses zal ik
bepalen welke initiatieven noodzakelijk zijn. Ik wijs er overigens op dat de FSMA en de NBB
in 2014 en in 2015 gezamenlijke waarschuwingen hebben gepubliceerd, gericht aan de
financiële consumenten om hen te wijzen op de risico’s die virtueel geld inhoudt. Er werd
eraan herinnerd dat virtuele munten geen vorm van elektronisch geld zijn. Virtuele munten
hebben géén wettelijke betaalkracht, er is noch financieel toezicht, noch “oversight” op
virtueel geld en er is daarom geen enkele wettelijke garantie, dat het direct inwisselbaar is
voor de oorspronkelijke waarde.
Vraag 2.
Virtueel geld en elektronisch geld worden dikwijls met elkaar verward maar zijn fundamenteel
verschillend. De Europese Commissie buigt zich over de vraag of, en hoe, virtueel geld in de
volgende elektronisch geld richtlijn moet worden opgenomen. Momenteel zijn de lidstaten
nog niet betrokken in een overleg ter voorbereiding van de nieuwe richtlijn voor het
elektronisch geld.
Vraag 3.
Volgens mijn informatie zijn er geen online-wisselkantoren voor virtueel geld in België en is er,
momenteel, één reglementaire bepaling betreffende virtueel geld. De FSMA heeft een verbod
ingesteld voor de instellingen onder haar toezicht om te handelen in financiële producten die
zijn gebaseerd op virtueel geld.
Vraag 4.
Aangezien er momenteel geen wettelijk kader bestaat voor virtueel geld, noch Belgisch, noch
Europees, is het instellen van een drempel niet mogelijk.
Vraag 5.
Sinds januari 2014 ontving de CFI 7 meldingen die – rechtstreeks of onrechtstreeks - betrekking
hadden op virtueel geld en meer specifiek Bitcoin. Ondanks dit beperkt aantal meldingen volgt
de CFI de evolutie inzake virtueel geld al lange tijd op de voet, om een correcte inschatting te
kunnen maken van het witwasrisico. In november 2012 vond een eerste vergadering plaats
tussen de NBB, de Federal Computer Crime Unit (FCCU) van de politie en de CFI, om de
beschikbare informatie rond Bitcoin samen te brengen en het witwasrisico in kaart te brengen.
Daarnaast nam de CFI de voorbije jaren actief deel aan internationale fora en analyses over
Bitcoin, georganiseerd door de Financial Action Taskforce (FATF) en de Egmont Groep
(internationaal samenwerkingsverband tussen FIU’s zoals de CFI).
Uit deze analyses op nationaal en internationaal vlak bleek dat de zogenaamde ‘nieuwe’
betaalsystemen een aantal kenmerken hebben die inderdaad aantrekkelijk kunnen zijn voor
witwassers en de mogelijkheden van onderzoek door politiediensten en gerecht beperken:
de hoge mate van anonimiteit van de gebruikers, de snelheid en het internationale karakter
van de transacties, de fragmentatie bij de aanbieders van de systemen (zowel spelers uit de
financiële- als de telecomsector) en onduidelijkheid over het toepasselijke juridisch kader zijn
de belangrijkste.
Deze factoren zijn zeker van toepassing op het Bitcoin-systeem, aangezien de mate van
anonimiteit bij de transacties volledig kan zijn en de mogelijkheden tot regulering of controle
ontbreken. Bitcoin houdt derhalve een reëel risico in op misbruik voor het witwassen van
geld. Dit risico heeft vooral betrekking op het zogenaamde tweede witwasstadium, de
circulatie van fondsen. Bitcoin laat immers toe om op anonieme wijze geld te transfereren
tussen verschillende gebruikers van het systeem en maakt het onmogelijk om het spoor van
het geld te volgen.
Anderzijds moeten de risico’s van Bitcoin bij het witwassen van geld ook niet overschat
worden. Bitcoins kunnen dan wel gebruikt worden om fondsen vrij te laten circuleren, maar
voor de eerste fase - de inbreng - en derde fase van het witwasproces - de investering moet nog altijd gebruikt gemaakt worden van ‘traditionele’ financiële kanalen. Het geld moet
immers omgezet worden van reële naar virtuele munt en omgekeerd. Het preventieve antiwitwassysteem, dat gebaseerd is op meldingen van verdachte verrichtingen door financiële
instellingen en een aantal niet financiële beroepen, kan dus ook in stelling gebracht worden
tegen witwasoperaties via Bitcoin. Het omwisselen van grote bedragen in Bitcoins en de
inbreng ervan in de legale economie zouden omwille van de dubieuze reputatie van het
betaalsysteem aanleiding moeten geven tot verhoogde waakzaamheid en detectie. Virtuele
munten vormen bovendien een vorm van concurrentie voor de klassieke betaalsystemen van
de financiële instellingen, zodat deze zeker niet zullen aarzelen om eventueel misbruik van
hun rekeningen in dit kader te melden.
Tot op heden ontving de CFI echter slechts een beperkt aantal meldingen met betrekking tot
Bitcoins. Dit lijkt niet te wijten aan een gebrek aan kennis of waakzaamheid bij de melders,
maar eerder aan het feit dat Bitcoin, ondanks alle ruchtbaarheid die aan het systeem
gegeven werd in de media, in praktijk slechts een marginaal aandeel uitmaakt van het
betalingsverkeer in België. In buurlanden zoals Nederland is het gebruik van bitcoin meer
veralgemeend en zijn er dan ook veel meer meldingen aan de FIU. Bovendien toont de
volatiliteit van de koers van Bitcoin de kwetsbaarheid van het systeem aan, die uiteraard ook
geldt voor witwassers en mogelijk een rem vormt voor verdere groei.
Voorlopig beschikt de CFI dus niet over aanwijzingen dat Bitcoins op grote schaal gebruikt
worden om geld wit te wassen. Wegens bepaalde inherente risico’s aan het systeem zal de
dienst de evolutie rond Bitcoin en andere ‘nieuwe’ betaalsystemen in samenwerking met
nationale en internationale partners in de toekomst wel op de voet blijven volgen.
Minister van Financiën, belast met bestrijding van de fiscale fraude
Johan VAN OVERTVELDT
REPONSE
Question 1.
Dans ce cadre, je peux vous communiquer que les autorités de surveillance du secteur
financier suivent de très près les développements dans le domaine de l’argent virtuel et
examinent s’il est nécessaire d’élaborer une réglementation spécifique en la matière. La
FSMA et la BNB suivent notamment les discussions au niveau européen concernant les
différentes problématiques liées à l’argent virtuel. Sur la base du résultat des analyses en
cours, je déterminerai les initiatives qui seront nécessaires. Je remarque par ailleurs que la
FSMA et la BNB ont publié, en 2014 et en 2015, des mises en garde communes adressées
aux consommateurs financiers afin d’insister sur les risques liés à l’argent virtuel. Il a été
rappelé que les monnaies virtuelles ne sont pas une forme d’argent électronique. Les
monnaies virtuelles n’ont pas de cours légal, il n’y a ni surveillance financière, ni
d’« oversight » sur l’argent virtuel. C’est pour cela qu’il n’y a aucune garantie légale qu’il
puisse être échangé librement à sa valeur initiale.
Question 2.
L’argent virtuel et l’argent électronique sont souvent confondus et pourtant, ils sont
fondamentalement différents. La Commission européenne se penche sur la question de
savoir si l’argent virtuel doit être repris dans la prochaine directive relative à l’argent
électronique et comment il doit y être repris. Actuellement, les États membres ne sont pas
encore impliqués dans une concertation en vue de la préparation d’une nouvelle directive
relative à l’argent électronique.
Question 3.
Selon mes informations, il n’y a pas de bureau de change pour argent virtuel en ligne en
Belgique et il y a, actuellement, une seule disposition réglementaire relative à l’argent virtuel. La
FSMA a instauré une interdiction pour les institutions sous sa surveillance de faire du
commerce de produits financiers basés sur de l’argent virtuel.
Question 4.
Vu qu’il n’existe actuellement pas de cadre légal pour l’argent virtuel, ni au niveau belge, ni au
niveau européen, l’instauration d’un seuil n’est pas possible.
Question 5
Depuis janvier 2014, la CTIF a reçu 7 déclarations de soupçon directement ou indirectement
en relation avec de la monnaie virtuelle et plus spécifiquement Bitcoin. Malgré le nombre
limité de déclarations de soupçon, la CTIF suit depuis longtemps l’évolution du phénomène
des monnaies virtuelles, afin de pouvoir évaluer de manière correcte les risques de
blanchiment qui leur sont associés. En novembre 2012, une première réunion a été
organisée entre la BNB, la Federal Computer Crime Unit (FCCU) de la Police et la CTIF pour
rassembler les informations disponibles au sujet de Bitcoin et synthétiser les risques de
blanchiment liés à l’utilisation de Bitcoin. Ensuite, ces dernières années, la CTIF a également
participé activement au niveau international à différents forum et analyses sur Bitcoin,
organisés par le Groupe d’Action Financière (GAFI) et le Groupe Egmont (coopération
internationale entre CRF, comme la CTIF).
Il ressort des analyses réalisées au niveau national et international que ce nouveau moyen
de paiement présente un certain nombre de caractéristiques qui le rendent attractif pour les
blanchisseurs et qui limitent les possibilités d’investigations des services de police et des
autorités judiciaires, dont principalement : le haut degré anonymat des utilisateurs, la rapidité
d’exécution et le caractère international des transactions, la morcèlement des fournisseurs
de systèmes de paiement (aussi bien des acteurs issus du secteur financier que du secteur
des télécoms) et un cadre juridique équivoque.
Ces caractéristiques s’appliquent aussi au système Bitcoin, vu que l’anonymat lors des
transactions peut être total et les possibilités de réguler ou de contrôler les transactions en
Bitcoin sont quasi inexistantes. Le système Bitcoin présente par conséquent un risque réel
d’abus à des fins de blanchiment de capitaux. Ce risque de blanchiment se situe
principalement au second stage de blanchiment, celui de l’empilage. Bitcoin permet de
transférer de manière anonyme des fonds entre plusieurs utilisateurs et fait en sorte qu’il est
impossible de suivre la trace des fonds.
A contrario, il ne faut pas surestimer les risques de blanchiment en rapport avec les
Bitcoins. Les Bitcoins peuvent être utilisés pour faire circuler des fonds, mais pour la
première phase – l’injection et la dernière phase de blanchiment – l’intégration – le passage
par le système financier traditionnel est toujours obligatoire. L’argent réel doit être converti
en monnaie virtuelle et vice-versa. Le système préventif anti-blanchiment, qui est basé sur
des déclarations de soupçon provenant du secteur financier et de quelques professions non
financières, peut intervenir pour détecter les opérations de blanchiment au moyen de
Bitcoins. La conversion de gros montants en Bitcoins et le retour des Bitcoins dans
l’économie légale devraient normalement en raison de la mauvaise réputation de ce système
de paiement donner lieu à des mesures de vigilance renforcée et permettre la détection
d’opérations suspectes. Les monnaies virtuelles entrent en concurrence avec les formes plus
classiques de paiement utilisées par les établissements de crédit et ceux-ci n’hésiteront
certainement pas à dénoncer les éventuelles utilisations frauduleuses de leurs comptes.
Jusqu’à présent, la CTIF n’a reçu qu’un nombre très limité de déclarations de soupçon en
rapport avec des Bitcoins. Cette situation ne semble pas résulter d’un manque de formation
ou de sensibilisation des déclarants, mais plutôt de la marginalisation du recours aux
Bitcoins dans les flux de paiement, et ceci malgré toute la publicité qui a été faite dans les
médias au sujet de ce système de paiement. Dans les pays voisins de la Belgique, comme
les Pays-Bas, l’utilisation des Bitcoins est beaucoup plus courante et le nombre de
déclarations de soupçon est également plus important. De plus, la grande volatilité des cours
des Bitcoins constitue une vulnérabilité en soi pour les utilisateurs comme pour les
blanchisseurs et elle constitue un frein à son développement.
Pour l’instant, la CTIF n’a pas d’indications que les Bitcoins sont ou seraient aujourd’hui
utilisés pour, à grande échelle, blanchir des fonds d’origine illicite. Compte tenu des risques
inhérents à Bitcoin, la CTIF continuera à suivre l’évolution du système Bitcoin et des autres
systèmes de paiement, en collaboration avec ses partenaires au niveau national et
international.
Download