Paasviering april 2017 Thema: Mijn genade is u genoeg Welkom en gebed Zingen: Psalm 116 : 1 en 10 God heb ik lief, want die getrouwe Heer’, Hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen. Hij neigt Zijn oor, ‘k roep tot Hem al mijn dagen. Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer. Ik zal Uw naam met dankerkentenis Verheffen, U al mijn geloften brengen. ‘k Zal liefd’ en lof voor U ten offer mengen In ’t heiligdom, waar ’t volk vergaderd is. Stem: Gelijk ná de zondeval geeft God de belofte van een Verlosser. Lezen: Genesis 3 : 14 en 15 Toen zei de Heere God tegen de slang: Omdat u dit gedaan hebt, bent u vervloekt onder al het vee en onder alle dieren van het veld! Op uw buik zult u gaan en stof zult u eten, al de dagen van uw leven. En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen. Zingen: Genade, zo oneindig groot. (Opwekking 428 Genade, zo oneindig groot. Dat ik, die ’t niet verdien Het leven vond, want ik was dood En blind, maar nu kan ‘k zien. Genade die mij heeft geleerd Te vrezen voor het kwaad. Maar ook- al ik mij tot Hem keerDat God mij nooit verlaat. Want Jezus droeg mijn zondelast En tranen aan het kruis. Hij houdt mij door genade vast En brengt mij veilig thuis. Als ik daar in zijn heerlijkheid Mag stralen als de zon, Dan prijs ik Hem in eeuwigheid Dat ik genade vond. Stem: Nogmaals de belofte van God voor de komst van de Verlosser Lezen: Jesaja 53 : 1 t/m 6 Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wie is de arm van de Heere geopenbaard? Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde. Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben. Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht. Voorwaar, onze ziekten heeft Hij op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wij hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de Heere heeft de ongerechtigheden van ons allen op Hem doen neerkomen. Zingen: Heer, ik kom tot U (JDH 94) Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. Vergeef mijn zonden nu en reinig mijn hart. Met Uw liefde, Heer, kom mij tegemoet, nu ik mij tot U keer, en maak alles goed. Zie mij voor U staan, zondig en onrein. O, Jezus raak mij aan, van U wil ik zijn. Jezus op Uw woord, vestig ik mijn hoop. U leeft en U verhoort, mijn bede tot U. Gedicht: De Vader had Zijn Zoon bevel gegeven, Reeds in de stilte van de eeuwigheid, Dat Hij Zijn volk, ten koste van Zijn leven, Verlossen zou van ongerechtigheid (Christien de Priester) Lezen: Joh. 1 : 1 t/m 5 In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. In het Woord was het leven en het leven was het licht van de mensen. En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen. Zingen: Psalm 72 : 1 en 11 Geef, Heer’, den Koning Uwe rechten, En Uw gerechtigheid Aan ’s Konings Zoon, om Uwe knechten Te richten met beleid. Dan zal Hij al Uw volk beheren Rechtvaardig, wijs en zacht, En Uw ellendigen regeren, Hun recht doen op hun klacht. Zijn naam moet eeuwig’ eer ontvangen, Men loov’ Hem vroeg en spâ! De wereld hoor’ en volg’ mijn zangen Met amen, amen, na! Stem: Jezus begint aan Zijn rondwandeling op aarde. Samen met zijn geroepen discipelen. Wonderen gebeuren voor ieders ogen: blinden worden ziende, doven gaan horen en stommen gaan spreken. De mensen weten het zeker: Dit is de nieuwe Koning van Israël! Nu is de tijd gekomen om hem te kronen! Lezen: Joh. 12 : 12 t/m 16 Toen de volgende dag een grote menigte die naar het feest gekomen was, hoorde dat Jezus naar Jeruzalem kwam, namen zij de takken van de palmbomen en gingen de stad uit Hem tegemoet en riepen: Hosanna! Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere, de Koning van Israël! En toen Jezus een jonge ezel gevonden had, ging Hij daarop zitten, zoals geschreven is: Wees niet bevreesd, dochter van Sion, zie, Uw Koning komt, zittend op het veulen van een ezelin. Dit nu begrepen Zijn discipelen eerst niet, maar toen Jezus verheerlijkt was, herinnerden zij zich dat dit over Hem geschreven was en dat zij dit met Hem gedaan hadden. Zingen: Geen andere Naam (Opwekking 420) Refrein: Geen andere naam dan de naam van Jezus Geen andere naam dan de naam van de Heer. Geen andere naam dan de naam van Jezus Is waard te ontvangen De glorie en ere, de kracht En de lof in eeuwigheid. Zijn naam is verheven boven heel de aard’. Zijn naam is hoger dan de hemel. Zijn naam is verheven boven heel de aard’. Geef glorie en eer Hem En prijs nu zijn naam. Refrein. Lezen: Joh. 13 : 1 t/m 7 En vóór het feest van het Pascha, toen Jezus wist dat Zijn uur gekomen was dat Hij uit deze wereld zou overgaan naar de Vader, heeft Hij de Zijnen, die in de wereld waren en die Hij liefgehad had, liefgehad tot het einde. Toen dan de maaltijd plaatsvond en de duivel Judas Iskariot, de zoon van Simon, al in het hart gegeven had Hem te verraden, stond Jezus, Die wist dat de Vader Hem alle dingen in handen gegeven had en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heenging, op van de maaltijd, legde Zijn leren af, nam een linnen doek en deed die om Zijn middel. Daarna goot Hij water in de waskom en begon de voeten van de discipelen te wassen en af te drogen met de linnen doek die Hij om Zijn middel had. Zo kwam Hij bij Simon Petrus en die zei tegen Hem: Heere, wilt Ú mij de voeten wassen? Jezus antwoordde en zei tegen hem: Wat ik doe, weet u nu niet, maar u zult het later inzien. Gedicht: Jezus Christus, ’t Brood des levens, uit de hemel neergedaald, Zoon van God en mensen tevens, heeft voor onze schuld betaald. Niets op aard’ kan vrede geven dan het kruis van Golgotha… Jezus sterven geeft òns leven, wat een wonder van genâ! “Leer mij leven van Uw kruisdood, leer mij drinken van Uw bloed. Wees voor mij geen steen van aanstoot, maar de bron die leven doet. Leer mij van Uw vlees te eten, doe mij van mijzelf ontdaan, eigen wil en wet vergeten, zó de weg ten leven gaan.” (uit : “Mijn tijden zijn in Uw hand”, Joke van Sliedregt) Lezen: Joh. 17 : 1 t/m 8 Dit sprak Jezus, en Hij sloeg Zijn ogen op naar de hemel en zei: Vader, het uur is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijkt, zoals U Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan allen die U Hem gegeven hebt. En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt. Ik heb U verheerlijkt op de aarde. Ik heb het werk volbracht dat U Mij gegeven hebt om te doen. En nu verheerlijk Mij, U Vader, bij Uzelf, met de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld er was. Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren van U en U hebt hen Mij gegeven, en zij hebben Uw woord in acht genomen. Nu hebben zij erkend dat alles wat U Mij gegeven hebt, bij U vandaan komt. Want de woorden die U Mij gegeven hebt, heb ik hun gegeven, en zij hebben ze aangenomen, en zij hebben daadwerkelijk erkend dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd dat U Mij gezonden hebt. Stem: Zelfs Zijn intiemste vrienden begrijpen niet dat Hij deze weg moet gaan. Ze zien in Hem een koning die hen zal verlossen van hun vijanden, de Romeinen. Dat heeft Zijn lijden verzwaard. Toch gaat Hij de weg verder, uit liefde, om ons te verlossen van zonde en schuld. Terwijl Hij weet wat over Hem gaat komen ….. Zingen: ’t Is middernacht en in de hof (Lied 97 Op Toonhoogte) ‘t Is middernacht, en in de hof, buigt, tot de dood bedroefd, in ’t stof de Levensvorst; in Zijn gebeên doorworstelt Hij Zijn strijd alleen. ’t Is middernacht, maar Jezus waakt, en ’t zielelijden, dat Hij smaakt, bant uit Zijn hart de bede niet: “Mijn Vader, dat Uw wil geschied”. ’t Is middernacht, en ’t Vaderhart sterkt en verstaat de Man van smart, die ’t enig lijden, dat Hij torst, ten eind doorstrijdt als Levensvorst. Stem: Alleen vervolgt Jezus Zijn weg: de discipelen verlaten Hem, Petrus verloochent Hem. Hij komt voor het Sanhedrin, voor Pilatus en Herodes. Het wordt steeds duidelijker: Hij moet de dood sterven. Zingen: Zie hoe Jezus daar loopt in Jeruzalem (Opwekking 614) Zie hoe Jezus daar loopt in Jeruzalem, Met een kruis op zijn rug en een doornenkroon. Hoor, de menigte schreeuwt en roept: ‘Kruisig Hem!’ Zo gaf God zijn eigen Zoon. Zie het Lam aan het kruis daar op Golgotha, Als de Koning der Joden wordt Hij veracht. Zie de liefde voor ons in zijn ogen staan Als Hij roept: ’Het is volbracht’. Refrein: Ja, ik dank U voor uw genade, o Heer, Dat U het kruis voor mij droeg. U bewijst uw genade aan mij telkens weer. Uw genade is mij genoeg. In het rijk van de dood is Hij neergedaald. Ja, uit liefde voor ons heeft Hij dit gedaan. Maar de steen van het graf is nu weggehaald, Jezus leeft, Hij is opgestaan. Refrein En nu kom ik tot U met vrijmoedigheid, Met ontzag en respect kniel ik voor U neer. U bent Koning en God tot in eeuwigheid, U bent Jezus, de hoogste Heer. Refrein: Ja, ik dank U voor uw genade, o Heer, Dat U het kruis voor mij droeg. U bewijst uw genade aan mij telkens weer. Uw genade is mij genoeg, Uw genade is mij genoeg. Lezen: Joh. 19 : 16 t/m 19 Toen leverde hij Hem dan aan hen over om gekruisigd te worden. En zij namen Jezus mee en leidden Hem weg. En terwijl Hij Zijn kruis droeg, ging Hij op weg naar de plaats die Schedelplaats genoemd wordt en in het Hebreeuws Golgotha. Daar kruisigden zij Hem en met Hem twee anderen, aan elke kant één, en Jezus in het midden. En Pilatus schreef ook een opschrift en zette dat op het kruis; en er was geschreven: Jezus de Nazarener, de Koning van de Joden. Lezen: Joh. 19 : 25 t/m 30 En bij het kruis van Jezus stonden Zijn moeder, de zuster van Zijn moeder, en Maria, de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena. Toen nu Jezus Zijn moeder zag en de discipel die Hij liefhad, bij haar zag staan, zei Hij tegen Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. Daarna zei Hij tegen de discipel: Zie, uw moeder. En vanaf dat moment nam de discipel haar in zijn huis. Hierna zei Jezus, omdat Hij wist dat nu alles volbracht was, opdat het Schriftwoord vervuld zou worden: Ik heb dorst! Er stond dan een kruik vol zure wijn en ze vulden een spons met zure wijn, staken die op een hysopstengel en brachten die aan Zijn mond. Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zei Hij: Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest. Zingen: Jezus, leven van mijn leven (Uit aller mond lied 78) Jezus, leven van mijn leven, Jezus, dood van mijne door, Die voor mij U hebt gegeven, In de grootste zielennood, Opdat ik niet hoop’loos sterven, Maar Uw heerlijkheid zou erven. Duizend, duizendmaal, o Heer’, Zij U daarvoor dank en eer! Gij, o Jezus, hebt gedragen Lasteringen, spot en hoon, Zijt gebonden en geslagen, Gij, des Vader eigen Zoon, Om van schuld en eeuwig lijden, Mij, verloor’ne te bevrijden. Duizend, duizendmaal, o Heer’, Zij U daarvoor dank en eer! Lezen: Lucas 23 : 53 t/m 56 En toen hij (Jozef van Arimathea) het van het kruis afgenomen had, wikkelde hij het in fijn linnen en legde het in een graf dat in een rots uitgehouwen was, waarin nog nooit iemand gelegd was. En het was de dag van de voorbereiding en de sabbat brak aan. En ook de vrouwen die met hem uit Galilea gekomen waren, volgden en zagen het graf en hoe Zijn lichaam erin gelegd werd. En toen zij teruggekeerd waren, maakten zij specerijen en mirre gereed. En op de sabbat rustten ze overeenkomstig het gebod. Gedicht: Heer, het is nacht Het is donker, het is stil En ik ben alleen Maar als ik zacht met U praat, Is het donker ander donker De stilte is anders stil De nacht is anders nacht En ik ben anders alleen. Vul mij hart, Heer, Met Uw ontferming En zegen deze uren. (uit: Gebedenboekje, Toon Hermans) Lezen: Lucas 24 : 1 t/m 3 En op de eerste dag van de week gingen zij, heel vroeg in de morgen, naar het graf en brachten de specerijen mee die zij gereedgemaakt hadden, en sommigen gingen met hen mee. Zij nu vonden de steen afgewenteld van het graf. En toen ze naar binnen gegaan waren, vonden zij het lichaam van de Heere Jezus niet. Zingen: Daar juicht een toon (JDH 25) Daar juicht een toon, daar klinkt een stem, Die galmt door gans’ Jeruzalem; Een heerlijk morgenlicht breekt aan: De Zoon van God is opgestaan! Geen graf hield Davids Zoon omkneld, Hij overwon, die sterke Held, Hij steeg uit ’t graf door ’s Vader kracht, Want Hij is God, bekleed met macht! Nu jaagt de dood geen angst meer aan, Want alles, alles is voldaan; Wie in ’t geloof op Jezus ziet, Die vreest voor dood en duivel niet. Want nu de Heer is opgestaan, Nu vangt het nieuwe leven aan, Een leven, door Zijn dood bereid Een leven in Zijn heerlijkheid. Gedicht: Maar nu: Christus is opgestaan! Dit is als een lied in de morgen Dit is als een ster in de nacht, Dit is als een schat, die verborgen, Door God werd tevoorschijn gebracht. Dit is als de wind uit het zuiden Dit is als de dauw op het veld, Dit is als een klok die gaat luiden En ons Gods geheimen vertelt. Dit is een geschenk ons gegeven Dit is een vertroostend bericht, Dit is overwinning en leven, Nu wordt al ons duister tot licht. E. IJskes-Kooger Zingen: Psalm 118 : 11 en 12 De steen, dien door de tempelbouwers Veracht’lijk was een plaats ontzegd, Is tot verbazing der beschouwers Van God ten hoofd des hoeks gelegd. Dit werk is door Gods alvermogen, Door ’s Heeren hand alleen geschied. Het is een wonder in onz’ ogen: Wij zien het, maar doorgronden ’t niet. Dit is de dag, de roem der dagen, Dien Isrels God geheiligd heeft. Laat ons verheugd, van zorg ontslagen, Hem roepen, Die ons blijdschap geeft. Och Heer’, geef thans Uw zegeningen, Och Heer’, geeft heil op dezen dag, Och, dat men op deez’ eerstelingen Een rijken oogst van voorspoed zag! Zingen: Mijn Jezus, mijn redder (Opwekking 461) Mijn Jezus, mijn redder; Heer, er is niemand als U. Laat elk moment, al wat ik denk, Vol zijn van uw liefde, Heer. Mijn schuilplaats, mijn trooster, Veilige toren van kracht; Adem en stem, al wat ik ben, Brengen U voortdurend eer. Juich voor de Heer, Heel de aarde wees blij. Zing van de Koning En zijn heerschappij. Bergen aanbidden, de zee juicht mee Bij het horen van uw naam. U wil ik prijzen voor dat wat U schiep; Mijn leven lang loven, Want U heb ik lief. Niets is zo goed als een leven heel dicht bij u. Stem: De steen is weg, het graf is leeg, de dood is overwonnen! Engelen in een blinkend kleed vragen de vrouwen: ‘Waarom zoekt u de Levende bij de doden?’ Jezus verschijnt aan Maria Magdalena, aan Zijn discipelen en aan de Emmaüsgangers. Hij is het écht. Thomas zegt: ‘Mijn Heere en mijn God.’ Lezen: Lucas 24 : 36 t/m 40 En toen zij over deze dingen spraken, stond Jezus Zelf in hun midden en zei tegen hen: Vrede zij u. En zij werden angstig en zeer bevreesd en dachten dat ze een geest zagen. En Hij zei tegen hen: Waarom bent u in verwarring en waarom komen zulke overwegingen op in uw hart? Zie Mijn handen en Mijn voeten, want ik ben het Zelf. Raak Mij aan en zie, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb. En terwijl Hij dit zei, liet Hij hun de handen en voeten zien. Zingen: Jezus leeft in eeuwigheid ( Opwekking 71) Refrein Jezus leeft in eeuwigheid, Zijn sjaloom wordt werkelijkheid. Alle dingen maakt Hij nieuw. Hij is de Heer van mijn leven. Straks als er een nieuwe dag begint, En het licht het van het duister wint, Mag ik bij Hem binnengaan, Voor zijn troon gaan staan. Hef ik daar mijn loflied aan: Refrein Straks wanneer de grote dag begint, En het licht voor altijd overwint, Zal de hemel opengaan, Komt de Heer er aan. Heffen wij dit loflied aan: Jezus komt in heerlijkheid, Zijn sjaloom wordt wereldwijd. Alle dingen maakt Hij nieuw. Hij is de Heer van ons leven. Lezen: Lucas 24 : 44 t/m 49 En Hij zei tegen hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles vervuld moest worden wat over Mij geschreven staat in de Wet van Mozes en in de Profeten en in de Psalmen. Toen opende Hij hun verstand zodat zij de Schriften begrepen. En Hij zei tegen hen: Zo staat er geschreven en zo moest de Christus lijden en uit de doden opstaan op de derde dag. En in Zijn Naam moet onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden, te beginnen bij Jeruzalem. En u bent van deze dingen getuigen. En zie, Ik zend de belofte van Mijn Vader op u, maar blijft u in de stad Jeruzalem, totdat u met kracht uit de hoogte bekleed zult worden. Zingen: Onze Vader Onze Vader die in de hemelen zijt Uw naam worde geheiligd Uw koninkrijk kome Uw wil geschiede Op aarde zoals in de hemel Geef ons heden ons dagelijks brood En vergeef ons onze schulden Gelijk ook wij aan anderen vergeven En leidt ons niet in verzoeking Maar verlos ons van de boze Want van U is het koninkrijk En de kracht en de heerlijkheid Tot in eeuwigheid In eeuwigheid Amen Lezen: Openbaring 1 : 4 t/m 8 Johannes aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: genade zij u en vrede, van Hem Die is en Die was en Die komt, en van de zeven Geesten, Die voor Zijn troon zijn, en van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden en de Vorst van de koningen der aarde. Hem Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed, en Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters voor God en Zijn Vader, Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben. En alle stammen van de aarde zullen rouw over Hem bedrijven. Ja, amen. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is en Die was en Die komt, de Almachtige. Dankgebed Zingen: Eens als de bazuinen klinken (LvK 300 : 1, 2 en 6) Eens als de bazuinen klinken, Uit de hoogte, links en rechts, Duizend stemmen ons omringen, Ja en amen wordt gezegd, Rest er niets meer dan te zingen, Heer, dan is uw pleit beslecht. Scheurt het voorhang van de wolken, Wordt uw aangezicht onthuld, Vaart de tijding door de volken Dat Gij alles richten zult: Heer, dan is de dood verzwolgen, Want de schriften zijn vervuld. Van die dag kan niemand weten, Maar het woord drijft aan tot spoed, Zouden wij niet haastig eten, Gaandeweg Hem tegemoet, Jezus Christus, gistren, heden, Komt voor eens en komt voor goed! Margreet van Oostrum en Edith Stam