OZA een eenduidige visie en uitwerking van arrangementen

advertisement
1
OZA een eenduidige visie en uitwerking van arrangementen
Aanleiding voor onderwijs zorg arrangementen. Op scholen voor speciaal onderwijs
cluster 3 en 4 zitten leerlingen die tijdelijk of structureel meer hulp nodig hebben dan de
school normaal biedt. Het aantal leerlingen met ernstige gedragsproblemen neemt op de
ZML-scholen toe, evenals leerlingen met psychiatrische problemen. Zeer laag
functionerende leerlingen vormen een aparte categorie die om aangepast onderwijs en
zorg vraagt. Scholen zoeken oplossingen voor de opvang van deze leerlingen binnen hun
school. Het realiseren van een meer passende opvang van deze leerlingen vraagt
specifieke expertise. Men stelt zich op het standpunt dat het een gezamenlijke
verantwoordelijkheid is van zowel onderwijs als zorg op een oplossing te vinden. Men
zoekt deze in vormen van samenwerking tussen onderwijs en zorg: onderwijszorgarrangementen. (Bron: Pijlers voor succesvol onderwijszorgarrangement, Van der
Hiede&Radema, mei 2008)
Onderwijs/zorgarrangement
Een onderwijs-zorgarrangement is een integraal programma voor specifieke (groepen)
leerlingen. Het is een aanbod waarin onderwijs en zorgpartner(s) op uitvoeringsniveau
samenwerken op basis van 1 kind 1 plan. Er is sprake van een aanvullende inzet van
zorg om onderwijsdeelname mogelijk te maken, met als uitgangspunt de
ondersteuningsbehoefte van de doelgroep. De expertise van beide sectoren wordt in
samenhang aangeboden en versterkt elkaar.
In de kern gaat het om het bieden van een adequate onderwijssetting voor een groep
leerlingen met aantoonbare schoolbelemmeringen in het speciaal onderwijs.
De doelgroep;


jongeren met een zml indicatie en ernstige gedragsproblemen (STIP stroom 4)
kinderen met een ernstige verstandelijke beperking (IQ onder de 35 ) en recht
hebben op onderwijs maar meer zorg nodig hebben dan onderwijs kan bieden
(STIP stroom 1+ KDC groep Reinaerde)
Visie op onderwijs zorg arrangementen
Ieder kind heeft recht op onderwijs. Passend onderwijs voor deze doelgroep vraagt om
specifieke expertise vanuit (jeugd)zorg en psychiatrie die samen met het onderwijs
ingezet wordt. Een onderwijs-zorgarrangement is dan ook meer dan de som der delen ;
zorg , onderwijs en psychiatrie/gezondheidszorg versterken elkaar en stimuleren
optimaal de ontwikkeling van de jeugdigen.
Kaderdocument mbt ontwikkeling OZA in samenwerking tussen STIP VSO en Reinaerde vastgesteld
op 9 juni2015
2
Problematiek doelgroep in relatie tot het menselijk functioneren
Een belangrijk kenmerk van de groep kinderen die voor een onderwijs-zorgarrangement
in aanmerking komen, is dat er sprake is van een combinatie van problemen. Om dit
beter te begrijpen is gebruik gemaakt van het model van menselijk functioneren (AAIDD
model)1. Bij deze kinderen openbaren zich problemen op meerdere dimensies: (1)
intellectueel functioneren, (2) adaptief gedrag, (3) gezondheid, (4) participatie,
interactie en sociale rollen en (5) context (het systeem rond het kind).
Model verstandelijke beperkingen (AAID-2010)
Voor het bieden van passende ondersteuning in het onderwijs is het van belang een
beeld te krijgen van de mogelijkheden en beperkingen van de leerling. Hierbij is het
noodzakelijk niet alleen te kijken naar de cognitieve vaardigheden en leervoorwaarden
van de leerling maar eveneens naar aspecten als de persoonlijkheidsontwikkeling, het
sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau, de sociale redzaamheid en de
omgevingsfactoren. Menselijk functioneren wordt dus niet alleen bepaald door
kenmerken die bij de leerling liggen. Ook in de thuissituatie kunnen factoren optreden die
onderwijsdeelname belemmeren. Kijkend naar het schema: als de geboden
ondersteuning (in het midden van het schema) niet voldoende aansluit bij de behoefte
van een leerling dan leidt dit dus ook tot (verergering van) problemen in het totale
functioneren (rechts in het schema)
Al deze factoren zijn van grote invloed op de wijze waarop iemand zich kan handhaven in
het dagelijks leven. Over het algemeen wordt binnen de groep kinderen die uitvalt
binnen het speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) gezien dat de sociaal-emotionele
ontwikkeling beduidend achterblijft bij het niveau dat men zou verwachten op basis van
het cognitieve niveau van functioneren. Er is voornamelijk sprake van een disharmonisch
functioneringsprofiel. En er is vaak sprake is van hogere kwetsbaarheid voor bijkomende
psychiatrische problematiek. Een dergelijk disharmonisch ontwikkelingsprofiel leidt tot
complexe ondersteuningsvragen, die in een reguliere klas in het speciaal onderwijs soms
moeilijk te beantwoorden zijn. Volgens prof. Došen zijn gedragsproblemen en
psychiatrische problemen vaak het gevolg van een inadequate omgang van de omgeving
met de basale emotionele behoeften van de persoon. Došen onderscheidt vijf fasen van
1
AAIDD model: American Association on Intellectual and Developmental Disabilities. Voorheen het AAMR model (2002).
American Assiociation on MentalRetardation
Kaderdocument mbt ontwikkeling OZA in samenwerking tussen STIP VSO en Reinaerde vastgesteld
op 9 juni2015
3
sociaal-emotionele ontwikkeling: de adaptatie (0 tot 6 maanden), de socialisatie (6-18
maanden), de individuatie- (18-36 maanden), de identificatie/ego-vorming (4 tot 7 jaar)
en de realiteit-/bewustwordingsfase (7 tot 12 jaar).
De jongeren die in aanmerking komen voor onderwijs-zorgarrangementen lopen dus in
het algemeen sterk achter met hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit uit zich in sterk
gericht zijn op de eigen behoeftebevrediging, geen rekening (kunnen) houden met de
grenzen van anderen, veel behoefte hebben aan nabijheid van een volwassene, en een
beperkte emotie- en gedragsregulatie (ongeremdheid in boosheid en agressie).
Doordat de ontwikkeling op de overige gebieden, zoals de fysieke en cognitieve
ontwikkeling vaak gunstiger verloopt, is de kans aanwezig dat de achtergebleven
emotionele ontwikkeling onvoldoende in beeld is. Hierdoor wordt de jongere in de
begeleiding en benadering gemakkelijk overvraagd, met verergering van de problematiek
tot gevolg. Dit overvragen van leerlingen kan bijvoorbeeld leiden tot het ontwikkelen van
een schoolfobie.
Visie op ondersteuning
Gedragsproblemen zien we als het resultaat van onvoldoende aansluiting tussen de
ondersteuningsbehoeften van de leerling (hulpvraag) en de geboden ondersteuning. Het
is dan ook van belang in de aanpak niet de gedragsverandering van de leerling centraal
te stellen, maar de ondersteuningsbehoefte van de leerling (op basis van zijn of haar
mogelijkheden en beperkingen).
We gaan uit van een aanpak vanuit drie verschillende niveaus, afgeleid van de
integratieve benadering van Došen2.
1. Op het eerste (laagste) niveau dient men aandacht te besteden aan de regulatie van
de essentiële vitale aspecten zoals verschillende fysiologische functies en basale
psychosociale behoeften.
2. Op het tweede niveau wordt aandacht besteed aan de stimulatie en begeleiding van de
psychosociale processen die nodig zijn voor een adequate ontwikkeling van
persoonlijkheid en voor een adequaat psychisch functioneren.
3. Op het derde niveau is men bezig met een specialistische therapeutische aanpak
(bijvoorbeeld gedrags- of concentratietraining) en onderwijskundige begeleiding.
Daarnaast wordt er in de omgeving van de leerling gewerkt aan het creëren van de
voorwaarden die noodzakelijk zijn voor het komen tot leren. De onderwijszorgarrangementen zijn er in eerste instantie op gericht om een solide basis te leggen op
het eerste en tweede niveau van aanpak. Op het eerste niveau houdt de begeleiding
voortdurend rekening met het ontwikkelingsniveau en de daaraan gekoppelde
fysiologische en psychosociale aspecten van de betrokken persoon. Aandacht voor basale
behoeften vormen het uitgangspunt. Op het tweede niveau wordt gewerkt aan het tot
stand brengen van een adequate sociale interactie.
Wanneer aan de ondersteuningsbehoeften van de leerling op de eerste twee niveaus
voldaan is, kan pas resultaat van specifieke therapeutische en onderwijskundige
interventies verwacht worden op het derde niveau. Hiermee wordt voorkomen dat de
begeleiding een beheersmatig karakter krijgt en de leerling overvraagd wordt.
Rol van de ouders-verzorgers
Passende onderwijs-zorgarrangementen vragen, net als passend onderwijs en passende
zorg, om een partnerschap met ouders. De ouders spelen een essentiële rol in de
Kaderdocument mbt ontwikkeling OZA in samenwerking tussen STIP VSO en Reinaerde vastgesteld
op 9 juni2015
4
ondersteuning van hun kind. Zij kennen het kind het langst en in sommige opzichten ook
het best. Zij weten vaak goed welke aanpak of benadering wel of niet werkt bij hun kind.
En zij hebben in hun houding ten opzichte van de school en het leren veel invloed op hoe
een kind daar tegenaan kijkt en mee omgaat. Als er extra ondersteuning nodig is dan is
de medewerking van de ouders cruciaal voor het welslagen daarvan. Ouders hebben de
eindverantwoordelijkheid en regie over de opvoeding van hun kind. De school moet hen
dan ook in staat stellen om de eindverantwoordelijkheid en regie te kunnen waarmaken.
De ouders komen direct in beeld bij het signaleren van de complexe
ondersteuningsbehoefte en de noodzaak voor een onderwijs-zorgarrangement. In het
proces van verkennen van onderwijsmogelijkheden volgt een nauwlettende
samenwerking met de ouders en niet te vergeten de jeugdige zelf, waarbij rekening
wordt gehouden met hun behoeftes. We spreken bewust van partnerschap. Bij
partnerschap met ouders gaan we uit van een relatie tussen betrokken professionals en
ouders als gelijkwaardige partners. Partners die erkennen dat ze een gezamenlijk belang
hebben: het scheppen van zo gunstig mogelijke voorwaarden voor de ontwikkeling en
het leren van het kind. Het partnerschap is gericht op het realiseren van doelen die
aansluiten bij dit gezamenlijke belang.
Doel van het arrangement
Onderstaand schema probeert de complexe ondersteuningsbehoefte van kinderen en
jeugdigen inzichtelijk te maken en verschillen op bepaalde dimensies aan te geven. Deze
verschillen leiden tot verschillende onderwijs-zorgarrangementen. Uitgangspunt is dat we
gericht zoeken naar een antwoord op de ondersteuningsbehoefte van betreffende
leerlingen. Als de ondersteuningsbehoefte niet duidelijk is, zal eerst samenwerking
tussen onderwijs en zorg gewenst zijn om die nader te onderzoeken (verdiepte
observatie en onderzoek). Vervolgens kan blijken dat er sprake is van
onderwijsperspectief binnen de reguliere opzet van het speciaal onderwijs. Hiervoor zijn
verschillende arrangementen denkbaar, zich van elkaar onderscheidend in de doelstelling
(1a. t/m 1d.). Zijn er echter ontbrekende leervoorwaarden die onderwijsparticipatie
tijdelijk of blijvend in de weg staan, dan is een andere focus nodig en zal het accent op
‘zorg’ liggen (2a. en 2b.). Bij 2a. zou je dan ook kunnen spreken van een zorgonderwijsarrangement: namelijk het verstevigen of
stimuleren van ontwikkeling binnen de zorg- of behandelcontext door het element van
onderwijs toe te voegen. Niet voor alle kinderen heeft dit toegevoegde waarde en zal het
besluit zijn om geen actie te ondernemen en alleen zorg of behandeling aan te blijven
bieden
Kaderdocument mbt ontwikkeling OZA in samenwerking tussen STIP VSO en Reinaerde vastgesteld
op 9 juni2015
5
-
-
Terugleiden: Deze arrangementen zijn erop gericht jeugdigen die zijn uitgevallen
weer in het ‘reguliere’ speciale onderwijs te krijgen.
Opbouwen: Bedoeld voor kinderen bij wie de onderwijsdeelname heel zorgvuldig
opgebouwd moet worden en die niet direct volledig kunnen instromen.
Versterken: Bedoeld voor jeugdigen die onderwijsdeelname in de reguliere
schoolsituatie in het speciaal onderwijs aan kunnen mits die ondersteund wordt
door zorg. Ook het verder leiden naar een arbeidscontext of dagbesteding hoort
hierbij.
Aanpassen: Voor leerlingen waarvoor de onderwijsleersituatie aangepast dient te
worden in termen van pedagogisch-didactisch klimaat, groepsgrootte en soms ook
minimaal aantal te volgen uren onderwijs.
Onderwijscontext
1a: terugleiden
Deze arrangementen zijn erop gericht jeugdigen die zijn uitgevallen weer in het ‘reguliere’
speciale onderwijs te krijgen. In of buiten de onderwijssetting wordt een voorziening geboden
waar jeugdigen tijdelijk heen gaan (maximaal 2 jaar?), met als doel jeugdigen beter toe te
Kaderdocument mbt ontwikkeling OZA in samenwerking tussen STIP VSO en Reinaerde vastgesteld
op 9 juni2015
6
rusten voor de onderwijsleersituatie waar ze uiteindelijk heen kunnen gaan. Het kan zijn dat er
in die speciale voorziening alleen behandeling/zorg/training plaatsvindt of dat er al een
combinatie van onderwijs en zorg geboden kan worden.
Voorbeelden:
Time-out in de school
Trainingsgroep
Reboundachtige voorziening
1b: Opbouwen
Bedoeld voor kinderen bij wie de onderwijsdeelname heel zorgvuldig opgebouwd moet worden
en die niet direct volledig kunnen instromen. Gedurende het traject wordt het onderwijs in de
groep waar het kind uiteindelijk naar toe gaat heel geleidelijk opgebouwd. De rest van de dag
zijn kinderen thuis of krijgen zorg (al dan niet binnen de onderwijssetting).
Denk aan:
Opbouwen van het aantal onderwijsuren voor jeugdigen die nog nooit naar school zijn
geweest / een schoolfobie (ontwikkeld) hebben; overgang/nazorg vanuit een eerdere
setting
1c: Versterken
Bedoeld voor jeugdigen die onderwijsdeelname in de reguliere schoolsituatie in het speciaal
onderwijs aan kunnen mits die ondersteund wordt door zorg. Dit kan op verschillende
manieren:
Professionalisering van de kwaliteit van het pedagogisch handelen binnen de gehele school.
Begeleiding van zorg ter plekke in de klas.
de schoolse situatie afwisselen met activiteiten erbuiten.
de overgang naar zorg (dagbesteding) of arbeid ondersteunen.
achtervangvoorzieningen; opvang van kinderen die even uit de groep moeten.
Voorbeelden zijn:
Deskundigheidsbevordering en training
Zorg in de Klas (zorgmedewerkers draaien mee in de reguliere klas en ondersteunen een of
meerdere leerlingen)
Arrangementen waarbij onderwijs afgewisseld wordt met activiteiten die begeleid worden
door zorg.
Arrangementen waarbij leerlingen onder begeleiding van zorg mee gaan draaien in bv. de
dagbesteding.
Achtervang in de school
Een voorbereidende klas (bv. tussenklas voor kinderen die de overstap naar het voortgezet
onderwijs moeten maken)
1d: Aanpassen
Voor leerlingen waarvoor de onderwijsleersituatie aangepast dient te worden in termen van
pedagogisch-didactisch klimaat, groepsgrootte en soms ook minimaal aantal te volgen uren
onderwijs. Zorg en onderwijs zijn meestal samen verantwoordelijk voor het begeleiden van de
leerlingen in de groep.
Ernstige, chronische problematiek kan vereisen dat tijdelijke aanpassing niet volstaat, maar
dat structurele aanpassing van de onderwijsleersituatie nodig is.
Voorbeelden:
Zorgklas (zorg en onderwijs begeleiden de klas. Nb. Pedagogisch-didactisch klimaat is
leidend, inzet zorgmedewerker kan ook afgebouwd zijn nadat pedagogisch klimaat is
neergezet).
Autiklas
Structuur- en veiligheidsgroep
Kaderdocument mbt ontwikkeling OZA in samenwerking tussen STIP VSO en Reinaerde vastgesteld
op 9 juni2015
7
Zorgcontext
2a. stimuleren
Hierbij spreken we van zorg-onderwijsarrangementen, omdat zorg het hoofdbestanddeel is.
Sommige jeugdigen hebben behandeling nodig alvorens onderwijsdeelname überhaupt als
doelstelling in beeld komt. Ook zijn er jeugdigen die structureel zo’n groot beroep doen op zorg
dat onderwijs slechts in beperkte mate haalbaar is. Of hen toch een onderwijszorgarrangement wordt aangeboden hangt af van de mate waarin onderwijs de zorgcontext
(en daarmee de ontwikkelingskansen van de jeugdige) daadwerkelijk versterkt.
Voorbeelden:
Arrangementen waarbij behandeling voorop staat en waar mogelijk onderwijs geïntegreerd
is
Waarbij eerst behandeling geboden wordt en daarna onderwijs opgebouwd wordt
Zorg met onderwijs binnen de zorgsetting voor zover haalbaar voor de jeugdige
2b. geen actie
Als onderwijs geen meerwaarde voor de ontwikkelingskansen van een jeugdige biedt, dan
wordt geen arrangement aangeboden.
Thuis en bredere context
Naast het versterken van de onderwijs- of zorgcontext is het ook van belang om de
thuiscontext en die van de vrije tijd in beeld te hebben en waar nodig te ondersteunen. Hier
dient bij elk arrangement aandacht voor te zijn, zodat een werkelijk integrale aanpak geboden
wordt.
Denk aan:
Laagdrempelige ondersteuning voor ouders vanuit school of zorg, primair om relatie op te
bouwen
Pedagogische educatie, psycho-educatie voor ouders en huiswerkbegeleiding
Ambulante gezinsbegeleiding; ambulante begeleiding om motivatie voor onderwijs te
stimuleren
Naschoolse opvang met (jeugd)zorgcomponent
Afstemmen aanpak thuis en op school
Kaderdocument mbt ontwikkeling OZA in samenwerking tussen STIP VSO en Reinaerde vastgesteld
op 9 juni2015
8
Kaderdocument mbt ontwikkeling OZA in samenwerking tussen STIP VSO en Reinaerde vastgesteld
op 9 juni2015
Download