Verzekeringsrecht 1.1. Risico Indelingen van risico: 1. zuiver → een negatieve gebeurtenis, verzekerbaar (bijv. brand) ↔ speculatief, niet verzekerbaar (bijv. loterij, beurs) m.u.v. levenslange lijfrente (dekt het langleven risico); 2. subjectief ↔ objectief, het risico wordt door de verzekeraar als objectief berekend ook; 3. klein ↔ groot, kleine risico’s worden zelf door de verzekeringnemer gedragen (eigen risico) lagere premie; 4. beinvloedbaar (preventiemaatregelen) ↔ niet-beinvloedbaar (overmacht (act of God)). 1.1.2. Risico overdracht Enkel van financiele aard. Verzekeraar, draagt de financiele gevolgen. Verzekerde, blijft het feitelijke risico dragen. Niet alle risico’s worden verzekerd omdat: - de te verwachten schade te groot is; - de te verwachten schade niet te berekenen is; - bij een gebeurtenis een cumulatie van schades optreedt; - er sprake is van een slecht schadeverloop. In sommige gevallen kan beperkte dekking worden geboden middels een hoger eigen risico, herverzekering, lagere uitkering etc. Voor onverzekerbare risico’s biedt de overheid een vangnet: - Wet tegemoetkoming schade, deze biedt burgers en bedrijven schadevergoeding bij rampen & zware ongevallen (o.a. niet verzekerbare schade bij zoetwateroverstroming). - Wet schadefonds geweldsmisdrijven, schadevergoeding aan slachtoffers met ernstig lichamelijk/ geestelijk letsel van opzettelijk gepleegde geweldsmisdrijven welke niet op de dader/ verzekering kan worden verhaald. 1.1.3. Beginselen van verzekering Tegen betaling van een premie neemt de verzekeraar risico over van de verzekerde. Bij gedekte schade ontvangt de verzekerde een uitkering van de verzekeraar. Solidariteitsbeginsel, verzekeringnemers (klanten) dragen op groepsniveau elkaars gezamenlijk risico. Wet van de grote getallen, bij ↑ aantal verzekeringen stabiliseert de frequentie in toenemende mate van een bepaalde gebeurtenis (collectief niveau). Overlevingstafel/ Sterftetafel, middels statistieken & overlevingstafels kan de verzekeraar berekenen wat de kans is dat hij moet uitkeren bij leven en/of overlijden van de verzekerde. Statistieken kennen echter beperkingen; - de verzekeraar verzekert de toekomst o.b.v. een indicatie uit het verleden - onvoldoende representatief, de verzekerde groep kan afwijken van de statistische groep. 1.1.4. Premieberekening Premie = schadefrequentie x gemiddeld schadebedrag, bijv. : Aantal te verzekeren fietsen tegen diefstal 25.000 stuks. Gemiddelde uitkering bij diefstal € 500,-. Aantal gestolen fietsen op jaarbasis 1.000 stuks. Percentage gestolen fietsen _.___ __.___ _ 1% = 4%. Verzekeringspremie 4% x € 500,- = € 20,-. _ Schadeverzekering - risicopremie x kosten- en winstopslag (bij tussenpersoon → + provisieopslag). _ Levensverzekering - risicopremie, bij overlijden gedurende een verzekeringsjaar. - spaarpremie, bij leven uitkering van premie op de einddatum / bij overlijden. - Premie wordt berekend o.b.v.: - sterfte (sterftetabel); - intrest (veronderstelde rendement/ rekenrente) en - kosten (o.a. administratie, provisie en medische kosten keuring). _ Kapitaalverzekering - Spaarpremie, uitkering is niet altijd zeker. Bij overlijden wordt niet tot uitkering overgegaan. Het risicokapitaal is negatief. Bijv. Netto koopsom tijdelijke kapitaalverzekering vaste termijn. Leven 30-jarige man, duur 30 jaar, verzekerd kapitaal € 1.000,-. - Sterftekans 13% (zie sterfte tabel). - Contante Waarde (CW) uitkering _.___ _,_ = € 308,-. - Netto koopsom 13% x € 308 = € 40,-. Bijv. Netto koopsom kapitaalverzekering bij leven. - Overlevingskans 87% - CW uitkering € 308,-. - Netto koopsom 87% x € 308 = € 268,-. 1.2. Risico en verzekeringsgedrag Onderscheid: - risiconeutralen, waarderen het risico objectief; - risicomijders, kiezen voor zekerheid; - risicozoekers, de kans op mogelijke winst wordt hoger gewaardeerd die van mogelijk verlies. Bij het afsluiten van een verzekering is er sprake van: - Zelfselectie/ antiselectie, de verzekeringsnemer met een gunstig risico verzekert zich niet, degene met ongunstig risico verzekert zich wel. - Moreel risico, verzekerden kunnen mogelijk onvoorzichtiger worden daar het risico is overgedragen aan de verzekeraar. De verzekeraar wapent zich hiertegen door het voorschrijven van gewenste maatregelen of gedrag (bijv. brandblusser binnen handbereik). 1.3. Soorten verzekering Verzekering Rechtsverhouding krachtens welke de een, de verzekeraar, verplicht is tegenover de ander, de verzekeringnemer, indien zich een bepaalde gebeurtenis voordoet, een bepaalde prestatie te verrichten. Dit is meestal tot het doen van een of meerdere uitkeringen waarvoor de verzekeringnemer al premie heeft betaald. 1.3.2. Sociale verzekering, Verzekering ontstaan van rechtswege (bijv. AOW, ANW etc.). Dit zijn meestal basisvoorzieningen voor inkomen en zorgkosten (recht op een uitkering). Hier wordt het omslagstelsel gehanteerd, de ontvangen premies worden direct gebruikt voor de betaling van de uitkeringen. Hiertegenover staat het kapitaaldekkingsstelsel (gebruikt bij sommige levensverzekeringen) de premie wordt dan belegd, tegenover de rechten van de begunstigde staat een financiele reserve. De dekkingsomvang van sociale verzekeringen is bij/ krachtens de wet vastgelegd. Twee groepen sociale verzekeringen: - volksverzekeringen → globaal bekeken Nederlandse ingezetenen; - werknemersverzekeringen → globaal bekeken werknemers en bepaalde uitkeringsgerechtigden. Verschillen sociale en privaatrechtelijke verzekeringen Sociale verzekeringen Privaatrechtelijke verzekeringen - Wettelijke basis - Verplichte deelneming - Geen zelfselectie - Homogene dekking - Omslagstelsel - Uitvoering door hoofdzakelijk publiekrechtelijke organisaties - Contractuele basis - Contractvrijheid - Zelfselectie - Dekkingsdifferentiatie - Kapitaaldekkingsstelsel (enkele levensverz.) - Uitvoering door privaatrechtelijke organisaties 1.3.3. Privaatrechtelijke verzekering, Verzekering ontstaan door het afsluiten van een verzekeringsovereenkomst (kansovereenkomst art. 7A:1811 BW, deze wet is vervallen). Definitie verzekeringsovereenkomst art. 7:925 BW. Er zijn vijf elementen in de verzekeringsovereenkomst te onderscheiden: 1. Er dient sprake te zijn van een verbintenis scheppende overeenkomst. Van toepassing zijn de bepalingen van titel 6(art. 6:21-26 e.v. BW) de overeenkomst ontstaat niet van rechtswege maar komt tot stand middels aanbod en aanvaarding, hierbij is sprake van contractvrijheid art.6:217 BW. De verzekeraar dient binnen de grenzen van het recht te handelen (art. 1 Grondwet). 2. De verzekeraar verbindt zich tot het doen van een of meer uitkeringen. Uitkering kan geschieden in geld of natura (art. 7:926 lid 1 BW). De verzekeringnemer betaalt premie. Bij schadeverzekering is er sprake van een verplichting tot premiebetaling (wederkerige overeenkomst) conform art.6:261 BW. Bij levensverzekering is er meestal geen verplichting tot premiebetaling, het is slechts een voorwaarde waarvan de verzekeraar mede afhankelijk is. Verplichting tot premiebetaling blijkt uit de polisvoorwaarden. Bij het ontbreken van de premiebetalingsverplichting, is er geen sprake van een wederkerige overeenkomst maar van een eenzijdige overeenkomst. 4. Er bestaat onzekerheid over de uitkering/ premiebetaling. Dit kan worden beschouwd als een verbintenis onder opschortende voorwaarde, art. 6:21 BW. Uitkering is afhankelijk van een toekomstige onzekere gebeurtenis, indien de gedekte gebeurtenis zich voordoet en aan de voorwaarden is voldaan treedt de verbintenis (uitkering) in werking. Art. 7:925 BW bepaalt dat ‘voor partijen geen zekerheid bestaat’. Van belang is wat partijen wisten, niet wat zij behoorden te weten. Mocht een van de partijen wel van een gebeurtenis op de hoogte zijn da kan de verzekerde geen rechten ontlenen aan de verzekering daar de vereiste onzekerheid ontbreekt (arrest HR, 11-04-1997). 5. De overeenkomst voldoet aan de vereisten voor de schadeverzekering/ sommenverzekering. De verzekering dient te voldoen aan vereisten conform de schadeverzekering (art.7:944 BW) of sommenverzekering (art.7:964 BW). 1.3.4. Schadeverzekering versus sommenverzekering Schadeverzekering Sommenverzekering Vergoeding van vermogensschade die de verzekerde zou kunnen lijden (art. 7:944 BW). Bijv. opstalverzekering. Onverschillig is in hoeverre met de uitkering schade wordt vergoed (art. 7:964 BW). Bijv. levensverzekering (blijvende invaliditeit), ongeacht de schade wordt een beperkt percentage van de verzekerde som uitgekeerd. Schadeloosstellingsbeginsel, (indemniteitsbeginsel, art. 7:944 geen dwingend recht en art. 7:960 BW dwingend recht). Twee aspecten; 1. Strekking, partijen mogen niet de intentie hebben dat de verzekerde middels de uitkering in een voordeligere positie zou geraken. Een schadeverzekering welke in strijd is met art.7:944 is nietig/ vernietigbaar. 2. Uitkering, bij uitvoering van de overeenkomst mag de verzekerde in een voordeligere positie mag geraken. De verzekeraar mag volstaan met een uitkering van schadeloosstelling art. 3:40 en 41 BW. Soms hanteert de verzekeraar voorwaarden die in strijd lijken met het indemniteitsbeginsel. De verzekerde krijgt voor de verloren gegane zaak een nieuwe zaak. In dit geval kijkt de verzekeraar eerst naar de functionele en economische betekenis van de zaak, daarna komt het vermogensbelang aan de orde. Bijv. Total loss auto bij ‘allrisk’ verzekering. De verzekeraar dient er voor te waken dat de verzekeringsvoorwaarden geen ongewenst verdrag veroorzaken met verzekerden. Twee uitzonderingen van dwingend recht (indemniteitsbeginsel): 1. Een vaststellingsovereenkomst waarbij de waarde is vastgesteld o.b.v. een deskundigentaxatie, art.7:960 BW. Een uitkering op basis hiervan kan niet worden aangetast wegens in strijd met het indemniteitsbeginsel. 2. Een vaststellingsovereenkomst A. Om een uitkeringsgeschil te beeindigen, art.7:900 BW. Middels een overeenkomst kan de omvang van de schade worden vastgelegd. Deze schade is ook geldig indien zij in strijd is met dwingend recht tenzij de vaststelling in strijd komt met de goede zeden en openbare orde art. 7:902BW. In dit artikel wordt gesproken over ‘ter beeindiging’ en niet ‘ter voorkoming’. Enkel een vaststelling ‘ter beeindiging van’ kan in strijd zijn met dwingend recht. B. Zijnde de bewijsovereenkomst, art. 7:900 lid 3 BW, het bewijs van de schade kan slechts op een bepaalde wijze worden geleverd. Deze overeenkomst wordt gezien als een vaststelling ter beeindiging van een geschil art. 7:902 BW en is niet aantastbaar als zij in strijd is met het indemniteitsbeginsel. 1.3.5. Schadeverzekering versus levensverzekering Levensverzekering → de in verband met het leven of de dood gesloten sommenverzekering, waarbij een ongevallenverzekering niet als levensverzekering wordt beschouwd, art. 7:975BW, vgl. art 1.1. Wft. De ongevallenverzekering dekt mede het overlijdensrisico uitsluitend als gevolg van een ongeval. Zij bevat hierdoor geen spaarelement en valt verzekeringstechnisch meer onder een schadeverzekering ondanks dat de ongevallenverzekering juridisch gezien merendeels een sommenverzekering is. Belangrijke verschillen tussen de schadeverzekering en de sommenverzekering (levensverzekering): 1. Het al dan niet van toepassing zijn van het indemniteitsbeginsel 2. De mogelijkheid van de schadeverzekeraar de uitkering te verhalen op een aansprakelijke derde (subrogatie) 3. De wilsrechten van de verzekeringnemer. Wilsrechten: 1. Recht op aanwijzen, herroepen of wijzigen van een begunstiging, art.7:966 BW. 2. Recht op het doen afkopen van de levensverzekering, artt.7:978 lid 1 & 7:983 BW. 3. Recht op het premievrij maken van de levensverzekering, art.7:978 lid 2 BW. 4. Recht op het belenen van de levensverzekering, art.7:979 BW. 5. Recht om het recht op uitkering onder bewind te stellen art.7:966 jo. art. 4:164 e.v. BW. De wilsrechten samen vormen een subjectief vermogensrecht waarover de verzekeringnemer kan beschikken. Deze rechten kunnen als geheel worden overgedragen of verpand artt.7:970 en 7:971 BW). Naast wilsrechten kunnen er voor de verzekeringnemer vorderingsrechten (o.a. recht op de afkoopwaarde bij afkoop) uit levensverzekeringen voortvloeien art.7:967 lid 8 BW. 1.3.6. Persoonsverzekering (schade/ sommenverzekering). Dit is de verzekering die het leven of de gezondheid van een mens betreft art. 7:925 lid 2 BW. De sommenverzekering kan enkel een persoonsverzekering zijn. Belangrijk is de kwalificatie persoonsverzekering, de rechten van de verzekeraar zijn hierbij soms beperkt (artt.7:928 en 7:940 BW). Soorten persoonsverzekeringen: - Zorgverzekering (schade) - Levensverzekering (sommen) - Ongevallen (grotendeels sommen) - Arbeidsongeschiktheid (schade/ sommen) 1.3.8. Overzicht soorten verzekeringen 1.4. Wettelijke en andere bepalingen, Burgerlijk Wetboek, Beperkingen van de reikwijdte van verzekering: - Titel 7:17 BW is niet van toepassing op herverzekering (art.7: 927 BW). - Enkele bepalingen van de levensverzekering zijn niet van toepassing op de z.g. volksverzekering (art.7:976 BW) De kans op een bepaald gevolg door de verwezenlijking v/e bepaald onzeker feit. 1.4.2. Overige wettelijke regelingen Titel 7.17 BW (Verzekering), WAM en Zvw; Wet op financieel toezicht (Wft); Wet op medische keuringen; Noodwet financieel verkeer, Wet bescherming persoonsgegevens; Wet op belastingen van rechtsverkeer; Wet op de inkomstenbelasting 2001. 1.4.3. Zelfregulering Van belang voor de overeenkomst zijn het wettelijke kader en de regels die de bedrijfstak geformuleerd heeft. Verenigingen van verzekeraars en tussenpersonen: het Verbond van Verzekeraars, de Nederlandse Bond van Assurantiebemiddelaars (NBVA), de Nederlandse Vereniging van Assurantieadviseurs en Financiele Dienstverleners (NVA). Verzekeringen Sociale verzekeringen Volksverz: AOW ANW AWBZ Werknemers verzekeringen: WIA WW ZW Privaarrechtelijke verzekeringen Schadeverzekeringen - motorrijtuigencasco - opstal - zorg Sommenverzekeringen Levensverzekeringen: - gemengde - tijdelijke kapitaalverz. bij overlijden. Andere sommenverzekeringen dan levensverz.: - ongevallen verz. (m.u.v. medische kosten) Voordelen Nadelen - groot draagvlak - de branche legt zich geen regels op die nadelig zijn voor haar - vrijblijvendheid van de regelgeving; “de code is geen wet” - naleving is niet altijd in voldoende mate afdwingbaar Handhaving van de gedragsregels en bedrijfsregelingen geschiedt vaak door klachtenorganisaties die door de branche zijn ingesteld; zie hoofdstuk 10. 1.4.4. Beoordelingskader Het BW geeft slechts een basisregeling voor de verzekeringsovereenkomst. De inhoud wordt voor een groot gedeelte bepaald door de verzekeringsvoorwaarden. Beoordeling vindt plaats o.b.v. de verzekeringsvoorwaarden en polis: - Er kan van de wettelijke regeling zijn afgeweken, of - Er kan een aanvullende regeling zijn getroffen. De polis en verzekeringsvoorwaarden: - Kunnen in strijd zijn met dwingend recht of onredelijk bezwarend zijn en daarmee op grond van art. 3:40 en 6:233 BW nietig of vernietigbaar zijn, of op grond van de redelijkheid en billijkheid niet van toepassing zijn, art. 6:2 en 6:248 BW - Geven niet een volledig beeld van de tussen partijen bestaande rechten en verplichtingen, omdat de wet een aanvullende regeling geeft of omdat op grond van de redelijkheid en billijkheid een aanvulling plaatsvindt, art. 6:2 en 6:248 BW. Beoordelingskader: de overeenkomst, de wet, jurisprudentie, verdragen, de gewoonte, de literatuur en zelfregulier 2.1. Verzekeraar Direct writer, de verzekeraar sluit de verzekeringen rechtstreeks af met de verzekeringnemer. Intermediair, de verzekering wordt afgesloten door bemiddeling van een tussenpersoon. De verzekeraar heeft bedrijfskundig bezien in beginsel drie taken m.b.t. de verzekeringsovereenkomst: 1. Accepteren, het aangeboden risico wordt beoordeeld op acceptatie en onder welke voorwaarden. 2. Muteren, wijzigingen in de polis worden verwerkt. 3. Uitkeren, beoordelen of de gemelde gebeurtenis onder de dekking valt. Wettelijk toezicht Het wettelijke toezicht is geregeld in de Wft, een onderscheid wordt gemaakt tussen de verzekeraar met: - een statutaire zetel in Nederland art. 2:27 e.v. Wft; - een statutaire zetel in een andere lidstaat, art. 2:34 e.v. Wft; - een statutaire zetel in een staat die geen lidstaat is art. 2:40 e.v. Wft. Bouwstenen verzekeringen conform Wft art.1:1 Wft. - financiele ondernemer (verzekeraar en de financiele dienstverlener); - financiele dienst (aanbieden, adviseren, bemiddelen, optreden als gevolmachtigd/ onder gevolmachtigd agent); - financieel product (verzekering, krediet, beleggingsproduct). Gradaties toezicht Wft: 1. Publiciteitstoezicht, op niet nakoming van deze verplichting rust geen juridische sanctie (geen toezichtorganisatie/ normen op naleving), bijv. jaarlijkse verplichting van de nv/ bv tot openbaarmaking van hun jaarcijfers. 2. Normatief toezicht; de toezichthouder oefent achteraf globaal toezicht uit (eisen betreffende soliditeit en bedrijfsprocessen). 3. Materieel toezicht, de toezichthouder oefent vooraf toezicht uit (toezicht op de voorwaarden en tarieven). Prudentieel (verstandig) toezicht Gericht op de soliditeit van financiele ondernemingen en het bijdragen aan de stabiliteit van de financiele sector, DNB oefent dit toezicht uit art.1:24 Wft. Verplichtingen van de verzekeraar: - Deskundigheid, betrouwbaarheid en integriteit afd. 3.3.2. Wft, art. 3:8 en art 3:10 Wft. - Structuur en inrichting, afd. 3.3.3. Wft, uitoefening kan enkel middels: nv/ onderlinge waarborgmij./ Europese vennootschap, art. 3:20 Wft. - Overige bepalingen, afd. 3.3.4. Wft, schades veroorzaakt of ontstaan uit gewapend conflict e.a. mogen niet verzekerd worden ((groot)molestrisico). Uitgezonderd hiervan zijn zee-, transport-, luchtvaart-, en reisverzekeringen, art. 3:38 Wft. - Minimum vermogen, afd. 3.3.5. Wft, de verzekeraar dient over voldoende kapitaal en middelen te beschikken tot dekking van de kosten, art. 3:53 Wft. - Solvabiliteit, afd. 3.3.6. Wft, de verzekeraar dient over een minimum solvabiliteitsmarge te beschikken, art. 3:63 Wft. - Liquiditeit, afd. 3.3.7. Wft, de verzekeraar dient over voldoende liquiditeit te beschikken. - Technische voorzieningen, afd. 3.3.8. Wft, de technische voorzieningen dienen toereikend te zijn, art. 3:67 Wft. - Boekhouding en rapportage, afd. 3.3.9. Wft, jaarverslagen en staten dienen periodiek te worden ingediend, art. 3:72 Wft. Gedragstoezicht Dit wordt uitgeoefend door de AFM (Autoriteit Financiele Markten) en bestaat uit de volgende onderdelen: - Deskundigheid, betrouwbaarheid en integriteit, afd. 4.2.1 Wft. - Structurering en inrichting, afd. 4.2.2. Wft. - Zorgvuldige dienstverlening, afd. 4.2.3. Wft. - Meldingsplichten, afd. 4.2.4. Wft. - Aanbieden, afd. 4.3.1. Wft. - Onderlinge verhoudingen, financiele ondernemingen afd. 4.3.8. Wft. Portefeuillerecht tussenpersoon, de verzekeraar kan niet zonder toestemming van de tussenpersoon zijn portefeuille geheel of gedeeltelijk overboeken naar een andere tussenpersoon art. 4:103 Wft. 2.2. Verzekeringnemer De Verzekerde en begunstigde 2.2.1. Verzekeringnemer De contractpartij van de verzekeraar. 2.2.2. Verzekerde Schadeverzekeringen, degene die in geval van geleden schade krachtens de verzekering recht heeft op vergoeding of dit kan krijgen art. 7:945 BW. Verzekerde, (schade- en sommenverzekering) art. 7:926 BW spreekt niet van het begrip ‘verzekerde’ maar van de ‘tot uitkering gerechtigde’. Verzekerde bij sommenverzekering, diegene op wiens leven of gezondheid de verzekering betrekking heeft art. 7:965 BW. Derdenbeding, art. 6:253 e.v. BW op ‘een derde’ rust wel o.a. de schademeldingsplicht, art. 7:941 BW. Bij aanvaarding van het beding geld de derdeverzekerde als partij bij de overeenkomst, art. 6:254 BW en art. 7:945 BW. 2.2.3. Begunstigde Deze aanduiding wordt enkel gebruikt bij sommenverzekeringen. De begunstigde is degene die tot het ontvangen van een uitkering is aangewezen (gerechtigd) artt. 7:926 en 7: 965 BW. Daar de verzekeringsovereenkomst een beding t.b.v. de derdebegunstigde bevat (art. 6:253) wordt dit uitgebreid geregeld waarbij kan worden afgeweken van de algemene regeling art. 7:969 BW e.v. 2.2.4. Overzicht betrokkenen bij verzekeringsovereenkomst. Betrokkene Schadeverzekering Sommenverzekering Verzekeraar Verzekeringnemer Verzekerde Begunstigde Contractpartij Contractpartij De tot uitkering gerechtigde Ontbreekt Contractpartij Contractpartij Persoon van wiens leven of gezondheid de uitkering afhankelijk is De tot uitkering gerechtigde 2.3. Tussenpersoon Deze bemiddelt o.a. bij de totstandkoming van de verzekering, art. 62 WvK. 2.3.1. Omschrijving tussenpersoon Verschillende tussenpersonen: 1. Loondienstagent, tussenpersoon in dienst van de verzekeraar, art. 7:610 BW. Indien het loon geheel/ gedeeltelijk uit provisie bestaat is hij handelsvertegenwoordiger, art. 7:687 BW en art. 7:688 BW. 2. Gevolmachtigd agent, zelfstandig tussenpersoon welke geen arbeidsovereenkomst met de verzekeraar heeft gesloten. Er is hier sprake van een overeenkomst van opdrachten in beginsel/ bemiddelingsovereenkomst, art. 7:400 BW e.v. en art. 7:425 BW. Indien in naam en voor rekening van de verzekeringnemer de overeenkomst af te sluiten is er sprake van lastgeving met volmacht, art. 3:640 e.v. en 7:414 BW 2.3.2. Taken tussenpersonen adviseren, verzekeren, beheren Van belang bij de uitoefening van zijn taken is zijn zorgplicht, art. 7:401 BW. De gebruikelijke beloning bestaat uit provisie. 2.3.3. Wettelijk toezicht tussenpersonen Het prudentieel toezicht is in beginsel n.v.t. op een tussenpersoon betreffende verzekeringen. De tussenpersoon is geen risicodrager (beheerd geen gelden van de client). Markttoegang Onderscheid wordt gemaakt tussen bemiddelen en adviseren. Bij deze activiteiten is een vergunning van de AFM vereist, art. 2:75 en 2:80 Wft., vrijstellingen hieromtrent art.5 en 6 Vijstellingsregeling Wft. Op basis van betrouwbaarheid, deskundigheid en integriteit wordt een vergunning verleend, art.2:78 en 2:83 Wft. Daarnaast dient een beroepsaansprakelijkheidsverzekering te worden afgesloten art.2:83 Wft. Uitzondering op het vergunningsvereiste: - De bemiddelaar die een andere hoofd beroepswerkzaamheid heeft dan bemiddelen in verzekeringen (bijv. reisbureau). - De bemiddelaar die bemiddelt bij verzekeringen met een jaarlijkse premie < € 500,- en een volledige looptijd (incl. verlengingen) van < 5 jaar (bijv. fietsverzekering). Gedragstoezicht Bijzonderheden betreffende de tussenpersoon - Structurering & inrichting, afd. 4.4.2. Wft. verplichte interne klachtenprocedure & aansluiting bij erkende geschilleninstantie art. 4:17 Wft. - Zorgvuldige dienstverlening, afd. 4.2.3. Wft. verstrekken van informatie aan de klant, art 4:20 Wft. tenzij anders is overeengekomen art. 4:21 en 4:99 Wft. Ook artt. 4:19, 4:23 en 4:24 Wft zijn hier van toepassing. - Bemiddelen, afd. 4.3.3. Wft. de verhouding met verzekeraars dient transparant te zijn, art. 4:73 Wft. - Onderlinge verhouding financiele ondernemingen, afd. 4.3.8. Wft. bij constatering van de tussenpersoon dat de verzekeraar in strijd handelt met de vergunningsverplichting mag niet meer bemiddelen worden voor deze verzekeraar art. 4:96 Wft. 2.4. Omschrijving gevolmachtigde agent Art. 1:1 Wft, deze handelt niet op eigen naam/ voor eigen rekening. 2.4.2. Taken gevolmachtigde agent Accepteren, muteren & uitkeren. 2.4.3. Wettelijk toezicht gevolmachtigde agent (art. 1:1 Wft). Markttoegang De gevolmachtigde agent dient in beginsel te beschikken over een vergunning van de AFM, art. 2:92 e.v. Wft. en Vrijstellingsregeling Wft. art. 107 Wft. Gedragstoezicht - Zorgvuldige dienstverlening, afd. 4.2.3. Wft. verstrekken van informatie aan de klant, art 4:20 Wft. - Bemiddelen, afd. 4.3.3. Wft. deze agent hoeft niet te beschikken over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering, art. 4:75 Wft. - Optreden als gevolmachtigd agent, afd. 4.3.6. Wft, sprake moet zijn van een schriftelijk volmacht, art. 3:60 e.v. BW, art. 4:79 Wft, art 3:62 lid 2 BW en art. 4:80 Wft. zijn hierop van toepassing. - Onderlinge verhouding financiele ondernemingen, afd. 4.3.8. Wft. op deze verhouding zijn de regels conform art. 4:92 Wft. van toepassing. 2.5. Juridische benadering bedrijfskolom Partijen Overeenkomsten Belangenorganisaties 3.1. Wijzen van totstandkoming Een verzekeringsovereenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan, art. 6:217 BW. Voorafgaand aan het aanbod kan een uitnodiging tot een aanbod zijn gedaan. Aanbod of aanvaarding komt tot stand komt tot stand indien dit de andere partij heeft bereikt, art. 3:38 BW. Herverzekeraar Verzekeraar Gevolmachtigde agent Assurantietussenpersoon Verzekeringnemer Herverzekeringsovereenkomst Aanstellingsovereenkomst Aanstellingsovereenkomst Opdrachtovereenkomst Verbond van verzekeraars NVGA NBVA, NVA Consumentenbond MKB-Nederland Verzekeringsovereenkomst Hoofdsituaties afsluiten verzekeringsovereenkomst Situatie Uitnodiging tot het doen van een aanbod Aanbod Aanvaarding 1 2 Verzekeringnemer Verzekeraar Verzekeraar verzekeringnemer Verzekeringnemer Verzekeraar De verzekering is een vormvrije overeenkomst (kan volgens art. 3:37 BW schriftelijk, mondeling & elektronisch (nadere regels art. 6:227 b & c BW). Overeenkomst op afstand Bepalingen van het BW betreffende de overeenkomst op afstand zijn n.v.t. op de verzekeringsovereenkomst, art. 7:46i lid 1 BW., voor soortgelijke regels zie art. 1.1 Wft, art 4:28 e.v. Wft. Kernbedingen, vallen niet onder het begrip algemene voorwaarden, art.6:231 onder a BW. Dit zijn bij verzekeringen o.a. dekkingsbepalingen, uitsluitingen en bepalingen betreffende de waardemaatstaf. Van belang is dat de verzekeraar de voor of tijdens het afsluiten van de overeenkomst de mogelijkheid biedt tot kennisneming van de algemene voorwaarden, art. 6:233 onder b en 6:234 BW. Indien hier niet aan is voldaan, dan zijn deze algemene voorwaarden vernietigbaar, art. 6:233, 3:41 en 3:49 BW. Bijzondere regeling m.b.t. de overeenkomst welke elektronisch tot stand is gekomen, zie art. 6:234 onder c BW. Coassurantie, meerdere verzekeraars zijn betrokken bij de verzekeringsovereenkomst, elke verzekeraar draagt een bepaald percentage van het risico. De verzekeraars zijn niet hoofdelijk verbonden voor verbintenissen uit deze overeenkomst. Teneinde tegenstrijdige uitkeringsbeslissingen te voorkomen wordt meestal een ‘to follow clause’ opgenomen. Het standpunt van de eerste verzekeraar dient door de overigen te worden gevolgd. Coassurantie betreft vaak een te complex, onzeker of groot risico om door een verzekeraar te worden gedragen. 3.2. Begin dekking 3.2.1.Materieel en formeel begin Materieel begin, de datum waarop de verzekeraar risico begint te lopen Formeel begin, de datum waarop de verzekeringsovereenkomst tot stand komt. Dekking met terugwerkende kracht is in beginsel mogelijk, mits er voor beide partijen onzekerheid bestaat over de verzekerde gebeurtenis, art. 7:925 BW. Voor de zorgverzekering geldt een terugwerkende afwijkende regeling zie art. 5 lid 5a en b Zvw. 3.2.2. Tijdstip en aanvang dekking In de wet wordt niet aangegeven vanaf welk tijdstip de verzekeraar risico gaat lopen. 3.3.3. Voorlopige dekking Hier is er sprake van een volwaardige verzekeringsovereenkomst, bijv. voor 14 dagen. De definitieve beoordeling vindt plaats na ontvangst van het aanvraagformulier. Indien de verzekeraar het risico niet wenst te accepteren vervalt de voorlopige dekking door verstrekking van de termijn. Van toepassing hierbij is ook art. 7:932 BW. 3.3. Mededelingsplicht Art. 7:928 – 7:931 BW wijdt uit over een dwingendrechtelijke regeling die de verzekeringnemer moet ondergaan als blijkt dat hij gegevens onjuist heeft verstrekt/ of verzwegen. 3.3.1.Omvang mededelingsplicht Bij het afsluiten van een verzekering rust op de verzekeringnemer een mededingingsplicht. Indien de verzekeraar geen gebruik maakt van een vragenlijst dan rust op de verzekeringnemer in beginsel een spontane mededelingsplicht. De omvang hiervan wordt bepaald door art. 7:928 BW. Van belang hierbij zijn vier vereisten: 1. Relevantievereiste Enkel relevante feiten hoeven te worden medegedeeld, art. 7:928 lid 1 en 4 BW. Van belang bij de beoordeling zijn het materiele- (risico m.b.t. de te verzekeren zaak) en het morele (moraliteit en zorgvuldigheid verzekerde) risico. 2. Kenbaarheidsvereiste Het moet voor de verzekeringnemer kenbaar zijn geweest dat de niet of onjuist vermelde feiten voor de verzekeraar relevant waren/ konden zijn, art. 7:928 lid 1 BW. Wel is de redelijkheid van belang (Haviltex-regel). Indien de verzekeraar geen vragenlijst gebruikt dan wordt o.b.v. feiten en omstandigheden de reikwijdte van de mededelingsplicht bepaald. Van toepassing zijn ook artt.6:238 lid 2 en 7:928 lid 4 en 5 BW. 3. Kennisvereiste Dit is een geobjectiveerd vereiste, de verzekeringnemer is verplicht de feiten mee te delen die hij kent of behoort te kennen, art. 7:928 lid 1 BW. Indien deze feiten onbekend waren dan zijn de gevolgen van dit art. n.v.t. 4. Verschoonbaarheidsvereiste De vorming van een onjuiste voorstelling van zaken moet voor de verzekeraar verschoonbaar zijn. Door steeds op de hoogte te zijn van de vereiste gegevens nodig bij het afsluiten van een verzekering voorkomt de verzekeraar niet op de hoogte te zijn van de feiten. Van toepassing zijn de artt. 7:928 lid 4 en lid 6 BW, Voorlopige dekking Op de verzekeringnemer rust een spontane mededelingsplicht, art. 7:928 lid 1 BW. Dit beperkt de mogelijkheid om zich met vrucht op art. 251 WvK te beroepen. Desondanks ontheft de voorlopige dekking de aspirant verzekerde niet van de plicht - ook ongevraagd – feiten/ omstandigheden aan te geven welke hij kent/ dient te kennen welke het verstrekken van een voorlopige dekking kunnen tegengaan. Mededelingsplicht derden De verzekeringnemer dient naast het meedelen van feiten welke hij kent/ behoort te kennen ook feiten mee te delen betreffende derden welke zij kennen/ behoren te kennen, art. 7:928 lid 2 en 3 BW, bijv. ongevallenverzekering bij derden vanaf zestien jaar. 3.3.2. Gevolgen niet-nakoming mededelingsplicht Bij niet nakoming kan de verzekeraar de uitkering geheel of gedeeltelijk weigeren. Na ontdekking van niet nakoming van de mededelingsplicht dient de verzekeraar binnen twee maanden de verzekerde hiervan op de hoogte te stellen onder vermelding van de mogelijke gevolgen, art. 7:929 lid 1 BW. Na deze periode kan de verzekeraar bij een verwezenlijking van dit risico met de gevolgen van niet nakoming niet inroepen. Sanctie voor overeenkomst Opzegging, art. 7:929 lid 2 BW, is mogelijk indien: - de verzekeringnemer met de opzet de verzekeraar heeft misleidt, ongeacht de relevantie van misleiding; of - de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben afgesloten. Opzegging vindt plaats door: 1. De verzekeraar en wel binnen twee maanden na ontdekking van niet-nakoming en niet twee maanden na mededeling conform art. 7:929 lid 1 BW. 2. De verzekerde en wel met dadelijke ingang binnen twee maanden na de mededeling of nadat de verzekeraar zich bij risicoverwezenlijking op niet-nakoming van de mededelingsplicht heeft kunnen beroepen. Indien de verzekeraar al uitkeringen had verstrekt voor de ontdekking kan hij deze soms terugvorderen, o.a. van toepassing conform artt. 6:203, 7:929 en 7:930 BW. Sancties uitkering Afhankelijk van de situatie verstrekt de verzekeraar: 1. Geen uitkering (art. 7:930 lid 4 en 5 BW); indien de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken: - geen verzekering zou hebben gesloten of - andere voorwaarden zou hebben gesteld daar op basis van de huidige voorwaarden geen uitkering verschuldigd is; indien er sprake is van opzet teneinde de verzekeraar te misleiden. 2. De gehele uitkering; Ondanks niet-nakoming van de mededelingsplicht kan de verzekeringnemer kan recht hebben op een volledige uitkering art. 7:930 lid 2 BW (causaliteitsbeginsel geen causaal verband tussen de feiten en verwezenlijking van het risico). 3. Een gedeeltelijke uitkering; Indien er geen sprake is van opzet en de verzekeraar wel de verzekering was aangegaan bij kennis van de ware stand van zaken. Er is hier wel sprake van causaal verband, het proportionaliteitsbeginsel is hier van kracht: de uitkering wordt verminderd naar evenredigheid van wat de premie meer of de verzekerde som minder zou hebben bedragen. Sancties voor derde verzekerden Uitgangspunt is dat niet nakoming van de mededelingsplicht de gehele verzekering met alle verzekerden treft, tenzij daarop wettelijk een uitzondering is gemaakt, artt. 7:929 lid 2 en 7:930 lid 5 BW. De verzekeraar kan enkel opzeggen in geval van opzet tot misleiding door de verzekeringnemer en niet in geval van misleiding door een derde. Ook van toepassing zijn de artt. 7:929 lid 3, 7:930 BW. 3.3.3. Overige bijzonderheden mededelingsplicht Mededelingsplicht bij verzekeringen met een acceptatieplicht De verzekeraar mag uitsluitend die informatie vragen die hem in staat stelt om te beoordelen of er sprake is van een verzekeringsplicht, art. 3 lid 1 en lid 4 Zvw. Alle overige informatie is niet relevant, art. 7:928 lid 1 BW. Voor aanvullende zorgverzekeringen bestaat geen acceptatieplicht. Mededelingsplicht (art. 7: 928 BW) bij wijze van overeenkomst Dit bestaat enkel bij het afsluiten van de verzekering, wijzigingen zijn hierbij uitgesloten. De overgang van een verzekering bij overdracht mag niet worden gezien als de totstandkoming van een nieuwe verzekering, art. 7:948 BW. Geen beroep op bedrog of dwaling Dit wordt uitgesloten door art. 7:931 BW, de regeling van artt. 7:928 – 7:931 BW is een bijzondere regeling voor niet of onjuiste opgave. Oordeel verzekeraar Conform de regelingen van artt. 7:928 – 7:930 BW is het oordeel van de verzekeraar vaak beslissend voor de sanctie. Bijv. het niet nemen van een ongunstigere beslissing bij kennis van de juiste feiten, art. 7:928 lid 4 BW of bij kennis van de ware toedracht een hogere premie bedingen, art. 7:930 lid 3 BW. De redelijkheid en de billijkheid, art. 6:2 en 6:248 BW kunnen hier corrigerend werken indien het acceptatiebeleid van de verzekeraar de verzekeringnemer niet kenbaar was of behoorde te zijn. Bewijslast verzekeraar Aan de verzekeraar rust in beginsel de bewijslast, hij dient een beroep te doen op nietnakoming van de mededelingsplicht. Hij dient te bewijzen dat de verzekeringnemer in gebreke is gebleven. Op grond van de redelijkheid en de billijkheid kan de rechter de bewijslast omkeren, art. 150 Rv. Verzekeringsvoorwaarden De regeling betreffende mededelingsplicht is van dwingend recht, er mag niet ten nadele van de verzekeringnemer/ de tot uitkering gerechtigde worden afgeweken, mits de verzekeringnemer een natuurlijk persoon is en de verzekering is afgesloten anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, art. 7:943 BW. Een gangbare afwijking is de bekendheidsclausule (vaak bij brandverzekeringen). Deze clausule kan ook bij consumentenverzekeringen worden opgenomen daar het niet ten nadele is van de consument. Middels deze clausule beperkt de verzekeraar zijn beroep op niet-nakoming van de mededelingsplicht. 3.4. Bewijs van verzekering Er gelden voor de verzekeraar en de verzekerde geen bijzondere regels voor het bewijs van de verzekeringsovereenkomst. De verzekering kan met alle middelen rechtens worden bewezen, inclusief elektronische berichten en getuigenbewijs, art. 152 lid 1 Rv. De rechter waardeert de geleverde bewijsstukken art. 152 lid 2 Rv. Bij iedere wijziging in de polis dient de verzekeraar een nieuwe polis te verstrekken aan de verzekerde, deze dient schriftelijk te zijn opgemaakt en voorzien van een handtekening van een bevoegd persoon, art. 7:932 BW. De verzekerde moet zijn belang kunnen aantonen. Bij risico van een dubbele uitkering kan de verzekeraar als voorwaarde stellen dat de houder van het nieuwe bewijsstuk zekerheid stelt voor dit risico, art. 7:932 lid 3 BW. 3.5. Levensverzekering 3.5.1.Wijzen van totstandkoming Dekking van het overlijdensrisico Hierbij speelt de gezondheidstoestand een belangrijke rol. O.b.v. een gezondheidsverklaring, uitgebreide vragenlijst of een medisch onderzoek wordt een beeld van de gezondheidstoestand van de verzekerde gevormd. Indien de verzekerde een andere persoon is dan de verzekeringnemer dan is de totstandkoming mede afhankelijk van een niet-contract partij. Geen overlijdenrisico (kapitaalverzekering/ lijfrente) De gezondheidstoestand is niet van toepassing. Het invullen en opsturen van het aanvraagformulier wordt gezien als de acceptatie van het door de verzekeraar gedane aanbod. Globaal beeld van de informatieverplichtingen van de levensverzekeraar: - mogelijkheid bieden ter inzage van de algemene voorwaarden, art. 6:233 BW; - voorafgaande de totstandkoming van de verzekering dient informatie te zijn verstrekt over zichzelf en de verzekering, art. 4:20 Wft jo. 57,49 en 60 Bgfo; - bij het aanbieden van een complex product dient een financiele bijsluiter te worden verstrekt, art. 4:22 Wft jo. 64 e.v. Bgfo. Niet naleving van art. 6:233 BW kan directe gevolgen hebben voor de inhoud van de levensverzekering, de algemene voorwaarden zijn dan niet van toepassing, art. 6:233, 3:41 en 3:49 BW. 3.5.2.Mededelingsplicht levensverzekering. De dwingend rechtelijke art. 7:982 en 983 BW geven bijzondere regels voor de gevolgen van niet nakoming van de mededelingsplicht bij de levensverzekering. Indien de verzekerde de onjuiste leeftijd/ geslacht heeft vermeld vindt conversie plaats. Indien de verzekeraar o.b.v. de nieuwe gegevens geen verzekering zou hebben afgesloten dan vindt er geen conversie plaats (art. 7:982 lid 2 BW). De verzekeraar kan de verzekering opzeggen of de uitkering weigeren. - Bij opzegging verkrijgt de verzekerde het recht op de afkoopwaarde art. 7:983 lid 1 Art. 7:983 lid 1 BW 1. Indien een verzekering die de verzekeringnemer krachtens wet of overeenkomst kan doen afkopen, overeenkomstig artikel 929 wordt opgezegd, verkrijgt de verzekeringnemer recht op de afkoopwaarde van de dag vóór haar beëindiging. - Indien de verzekeraar pas aan het einde van het risico een beroep op niet nakoming van de mededelingsplicht dan verkrijgt de begunstigde op de op gelijke wijze berekende afkoopwaarde. - Indien de verzekeraar op grond van art. 7:930 lid 2 en 3 BW een geheel/ gedeeltelijke uitkering verschuldigd is die meer bedraagt dan de afkoopwaarde, dan verkrijgt de begunstigde aanspraak op die hogere uitkering. Daarnaast zijn artt. 7:929 en 7:983 lid 3 BW van toepassing. 3.5.3.Bewijs levensverzekering De wettelijke regeling inzake de polis art. 7:932 BW geldt ook voor de levensverzekering. De levensverzekeraar kan bij afgifte van een duplicaatpolis in beginsel geen zekerheid verlangen of tekening van een akte van vrijwaring. 4.1. Functies verzekerde som. Drie functies van de verzekerde som: 1. Indicatie maximale uitkeringsverplichting van de verzekeraar; 2. Belangrijk bij de berekening van de schade-uitkering; 3. Meestal een maatstaf voor de berekening van de premie. 4.1.1. Maximale uitkeringsverplichting Het maximale bedrag dat de verzekeraar bij een gedekte gebeurtenis uitkeert. Tenzij de polisvoorwaarden anders bepalen is telkens voor verschillende gebeurtenissen de volledige verzekerde som beschikbaar (art. 7:955BW). Afwijkingen: _ In art. 7:955 lid 2 BW wordt aangegeven dat dit artikel (telkens voor verschillende gebeurtenissen de volledige som beschikbaar) regelend recht bevat. De polisvoorwaarden kunnen hier dus in afwijken. _ Daarnaast kan de verzekeraar een limiet stellen aan de uitkeringen per contractperiode/ verzekeringsjaar. _ De regel dat de verzekerde som de maximale som is niet altijd van kracht. De bereddingskosten en de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade komen mede t.l.v. de verzekeraar ook indien daarmee het maximaal te vergoeden bedrag wordt overschreden (art. 7:959 lid1 BW). Deze bepaling is van dwingend recht voor consumentenverzekeringen. Echter voor nietconsumentverzekeringen is deze bepaling van regelend recht. 4.1.2. Schadeberekening, indien het bedrag van de verzekerde som lager is dan de waarde van de verzekerde zaak, dan hoeft de verzekeraar slechts een gedeeltelijke uitkering te doen (onderverzekering). 4.1.3. Premieberekening, de verzekerde som is vaak een maatstaf voor de berekening van de premie. 4.2. Over- en onderverzekering. 4.2.1. Verzekerde som = waarde verzekerde zaak. Vollewaardeverzekering, de verzekerde som is gelijk aan de waarde van de verzekerde zaak/ de waarde van het verzekerd belang. Twee mogelijkheden: 1. Bij totaal verlies vergoedt de verzekeraar de volledige schade gelijk aan de verzekerde som. 2. Bij partiële schade wordt de volledige schade vergoedt. 4.2.2. Verzekerde som > waarde verzekerde zaak. Oververzekering, indien meer dan de volle waarde wordt verzekerd. Conform art. 7:960 BW mag de verzekerde geen uitkering ontvangen waardoor hij in een voordeligere positie zou geraken (indemniteitsbeginsel art.7:960 BW). Bij totaal verlies/ partiele schade keert de verzekeraar enkel een uitkering uit gebaseerd op de waarde (lager) van de verzekerde zaak. Wel wordt de verzekerde volledig schadeloos gesteld. Nadeel bij onderverzekering is dat de verzekerde onnodig teveel premie betaalt. 4.2.3. Verzekerde som < waarde verzekerde zaak. Onderverzekering, indien de verzekerde som minder is dan de waarde van de verzekerde zaak (art. 7:958 lid 5 BW). De verzekeraar vergoedt de schade naar evenredigheid (gedeeltelijk). Er is minder premie betaald waardoor de te ontvangen uitkering lager is (totaal verlies & partiele schade). _= __ ___ __ U = uitkering VS = verzekerde som WVZ= waarde verzekerde zaak S = schade 4.2.4. Premier risque-dekking (regelend recht) Ook indien de verzekerde som te laag is, dient de verzekeraar geleden schade volledig te vergoeden tot maximaal de verzekerde som. De onderverzekeringsregeling kan in deze polisvoorwaarden niet van toepassing worden verklaard. Het eerste risico is gedekt, niet het gehele risico, vb. reisverzekering, bagage. Redenen ter afsluiting van een premier risque-dekking: 1. geen behoefte om het totale risico te verzekeren, het risico op totale schade is onwaarschijnlijk; 2. de verzekeraar weigert dekking te verlenen boven een bepaald bedrag. 4.2.5. Overzicht verhouding verzekerde som en waarde verzekerde zaak Verhouding VS en WVZ Aanduiding verzekering Hoogte uitkering VS = WVZ VS > WVZ VC < WVZ Vollewaardeverzekering Oververzekering Onderverzekering, tenzij premie risque dekking Volledige uitkering Volledige uitkering Gedeeltelijke uitkering (U=VS/WVS x S), Volledige uitkering tot maximaal verzekerde som VS = verzekerde som WVZ = waarde verzekerde zaak S = schade 4.3. Voortaxatie. Open polis, deze vermeldt de verzekerde som en niet de waarde van de verzekerde zaak. Getaxeerde polis/ voortaxatie (door deskundigen/ partijen); Naast de verzekerde som kan ook de waarde van de verzekerde zaak door verzekeraar en verzekerde worden vastgelegd. De waarde van de verzekerde zaak wordt dan bij aanvang van de verzekering bepaald i.p.v. bij schade. Partijentaxatie - voortaxatie → verzekeraar + verzekerde; - vaststellingsovereenkomst (ter voorkoming/ beeindiging van een geschil, art. 7:900 BW); - indemniteitsbeginsel (dwingend recht) van toepassing; - volstaan met de dagwaarde; - kan enkel worden aangetast indien de verzekeraar o.b.v. de getaxeerde waarde in een duidelijk voordeligere positie beland. Deskundigentaxatie - voortaxatie → deskundige; - vaststellingsovereenkomst, echter de verzekeraar kan deze taxatie niet aantasten indien de verzekeraar o.b.v. de getaxeerde waarde in een duidelijk voordelige positie beland; - indemniteitsbeginsel n.v.t.; - volstaan met de taxatiewaarde; - deskundige mag in geen enkele maatschappelijke betrekking tot een der partijen bestaan. 4.4. Belang. 4.4.1.Indemniteitsbeginsel Op basis hiervan dient de schadeverzekering te strekken tot vergoeding van vermogensschade van de verzekerde art. 7:944 BW. Essentieel om een uitkering te ontvangen is dat dit belang verzekerd is. Conform art. 6:96 lid 2 BW omvat vermogensschade naast geleden verlies en gederfde winst ook vergoeding van kosten. De gehanteerde grens is daar waar het de verzekerde in een duidelijk voordeligere positie zou terechtkomen art. 7:960 BW. De geleden schade mag enkel worden gecompenseerd, meer niet. 4.4.2.Soorten belang Belang bij een goed (zaak/ recht), art. 3:209 BW. Belang bij - Eigenaarsbelang (eigenaar, erfpachter). - Rechthebbende van een vordering op een buitenlandse afnemer. Bijv. goederen; Verzekeren van subjectieve vermogensrechten die m.b.t. het eigendomsrecht vaak met de zaak worden geidentificeerd o.a. opstal-, inventaris-, & inboedelverzekering. - Huidig vermogen; de verzekerde wenst het vermogen te beschermen tegen aantasting door o.a. aansprakelijkheid; - Toekomstig inkomen, verzekeren van de nog niet verkochte zaken. Bijv. arbeidsongeschiktheidsverzekering en de goederentransportverzekering. Het verzekerd belang dient te worden onderscheiden van het gevaarsobject. Verzekerd belang, belang van de eigenaar, erfpachter of huurder van het object. Gevaarsobject, - stoffelijk object blootgesteld aan gedekte gebeurtenissen (brand, blikseminslag & storm, art. 3:2 BW); - verschillende belangen kunnen betrokken en verzekerd zijn. - Indien het eigendomsbelang is gedekt vallen gevaarsobject en belang samen. - Niet elke verzekering heeft een gevaarsobject o.a. de aansprakelijkheidsverzekering. Verzekering motorrijtuigen Belang Gevaarsobject - - WA, motorrijtuig het middel waarmee schade aan derden wordt veroorzaakt, uitkering komt hen toe. - Casco, gevaarsobject het motorrijtuig, uitkering komt de verzekerde en benadeelde toe. - - Totale vermogen - Eigendomsrecht motorrijtuig - - Geen - Motorrijtuig 4.4.3. Tijdstip en aanwezigheid belang Bij aanvang van de verzekering kan worden getoetst of de verzekering strekt tot vergoeding van vermogensschade (art. 7:944 BW). Duidelijk moet zijn welk huidig/ toekomstig belang de verzekering dekt, het belang dient echter niet bij afsluiting van de verzekering te bestaan. Bij de strekking tot vergoeding kan sprake zijn van: - vermogensschade (schadeverzekering), het verzekerde belang hoeft pas aanwezig te zijn op het schademoment; - sommenverzekering of - overeenkomst van spel en weddenschap. 4.4.4. Derden Gedekt zijn enkel de belangen van de verzekerde, tenzij anders is overeengekomen (art. 7:946 BW). In beginsel is het derden belang niet gedekt. De polisvoorwaarden kunnen hier uitsluitsel in bieden. Derdenbeding → indien de verzekering ook het belang van een derde verzekert (art. 6:253 BW). Indien de derde het derdenbeding aanvaardt wordt het derdenbeding onherroepelijk (art. 6:253 lid 2 BW) en krijgt de derde een recht op uitkering bij een gedekte gebeurtenis. Daarnaast geldt hij als partij bij de overeenkomst (artt. 6:253 lid 2 en 6:254 BW). Indien in de polisvoorwaarden vermeld, wordt de derde ook schuldenaar bij premiebetaling. Artikel 253 boek 6 1. Een overeenkomst schept voor een derde het recht een prestatie van een der partijen te vorderen of op andere wijze jegens een van hen een beroep op de overeenkomst te doen, indien de overeenkomst een beding van die strekking inhoudt en de derde dit beding aanvaardt. 2. Tot de aanvaarding kan het beding door degene die het heeft gemaakt, worden herroepen. 3. Een aanvaarding of herroeping van het beding geschiedt door een verklaring, gericht tot een van de beide andere betrokkenen. 4. Is het beding onherroepelijk en jegens de derde om niet gemaakt, dan geldt het als aanvaard, indien het ter kennis van de derde is gekomen en door deze niet onverwijld is afgewezen. Aanvaarding; - middels een verklaring gericht tot een der betrokkenen (verzekerde/ verzekeraar) art. 6:253 lid 3 BW; - hoeft niet uitdrukkelijk te geschieden, art. 3:37 lid 1 BW; - als het beding onherroepelijk is en jegens derde om niet (zonder tegenprestatie) geldt het als aanvaard mits de derde hiervan op de hoogte is gebracht en dit niet heeft afgewezen, art. 6:253 lid 4 BW; - dient bij uitzondering middels een verklaring te geschieden. - Indien het derdenbeding nog niet is aanvaard, kan het in beginsel worden gewijzigd door de verzekerde. De verzekerde kan het derdenbeding slechts wijzigen m.b.v. de verzekeraar of de derde (art. 7:947 BW). Herroeping kan buiten de derde om gaan, na gevallen schade is dit echter niet meer mogelijk. Dit ter voorkoming van het benadelen van de derde. M.b.t. gemeenschappelijk bezit (huwelijk/ geregistreerd partnerschap) is een bijzondere regeling is van kracht, zie art. 7:946 lid 2 dit m.b.t. art. 7:946 lid 1 BW. Anders zou degene welke het huis (gemeenschappelijk bezit) heeft verzekerd enkel het belang van de verzekerde dekken en niet van de partner. Artikel 946 boek 7 1. De overeenkomst dekt slechts belangen van de verzekeringnemer, tenzij anders is overeengekomen. 2. Indien ingevolge een huwelijk of geregistreerd partnerschap een zaak in een gemeenschap valt, zijn bij een verzekering van die zaak de deelgenoten voor hun belang verzekerde. 4.5. Waardebegrippen 4.5.1.Herbouwwaarde en verkoopwaarde Een gebouw is verzekerd naar zijn herbouwwaarde (bedrag nodig voor herbouw, onmiddellijk na de gebeurtenis), andere zaken naar hun vervangingswaarde, art. 7:956 BW → regelend recht. Vaak staat in de polisvoorwaarden dat indien niet tot herbouw wordt overgegaan, schadevergoeding plaatsvindt o.b.v. de verkoopwaarde. Op basis van de locatie van de opstal kan er, tussen herbouwen verkoopwaarde, een aanzienlijk verschil bestaan. 4.5.1. Nieuwwaarde en dagwaarde - Nieuwwaarde Bedrag nodig voor het verkrijgen van nieuwe zaken van dezelfde soort en kwaliteit. Zaken waarvan de dagwaarde < 40% van de nieuwwaarde vormen hierop een gebruikelijke uitzondering. De verzekeraar keert dan de dagwaarde uit. - Dagwaarde De nieuwwaarde onder aftrek van een bedrag wegens waardevermindering door veroudering of slijtage. - Vervangingswaarde Benodigd bedrag ter verkrijging van naar soort, kwaliteit, hoeveelheid, staat en ouderdom gelijkwaardige zaken. 4.5.2. Vaststelling verzekerde som Meestal is bij verzekering van het eigenaarsbelang de verzekerde som gelijk aan de waarde van de verzekerde zaak. De waarde van de verzekerde zaak is afhankelijk van het gehanteerde waardebegrip. De verzekerde dient na te gaan of met dit waardebegrip het verzekerde belang volledig wordt afgedekt. Het gehanteerde waardebegrip en de functie van de zaak dienen overeen te komen. Indien er geen sprake is van een verzekerde zaak (aansprakelijkheidsverzekering) dan wordt de verzekerde som vaak afgestemd op de grootste schade welke normaliter te verwachten is. 4.5.3. Vaststelling uitkering De hoogte van de uitkering is mede afhankelijk van het gebruikte waardebegrip in de polisvoorwaarden. 5. Dekking 5.1.1.Wijzen van dekkingsomschrijving De dekkingsomschrijving weergeeft welke risico’s de verzekeraar tegen premiebetaling overneemt. In de polisvoorwaarden moet de verzekeraar aangeven welke risico’s zijn afgedekt. Dit mag echter niet in strijd zijn met wettelijke voorschriften zoals het discriminatieverbod, art. 1 Grondwet. Globaal gezien zijn er drie vormen van dekkingsomschrijving te onderscheiden: 1. Alles gedekt, tenzij nadrukkelijk uitgesloten; 2.Niets gedekt, tenzij uitdrukkelijk ingesloten; 3.Uitdrukkelijk ingesloten & uitdrukkelijk uitgesloten; - Komt amper voor. - Variant → verzekeraar dekt een bepaald risico (brand/ arbeidsongeschiktheid) ongeacht de oorzaak, tenzij uitdrukkelijk is uitgesloten. - verzekerde → bewijzen dat er sprake is van een gedekte gebeurtenis - verzekeraar → uitsluiting bewijzen. - Het risico van onbekende risico’s ligt grotendeels bij de verzekerde. - Enkel de verzekerde risico’s zijn afgedekt. - De verzekerde dient te bewijzen dat er sprake is van een gedekte gebeurtenis - Het risico van onbekende risico’s ligt grotendeels bij de verzekerde. - Meest gangbare vorm. - Polis vermeld eerst expliciet de gedekte risico’s en vervolgens de uitsluitingen. - De verzekerde dient te bewijzen dat er sprake is van een gedekte gebeurtenis, de verzekeraar moet uitsluiting bewijzen. De dekkingsomschrijving is van invloed op de bewijslast die de verzekeraar of verzekerde draagt. Hoofregel bewijsrecht: ‘wie stelt, bewijst’ art. 150 Rv. 5.1.2. Opstellen van dekkingsomschrijving Een verzekeringsovereenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. De verzekeringsvoorwaarden kunnen worden opgesteld door: Verzekeraar (maatschappijpolis) Verzekeraars en tussenpersonen op de beurs (beurspolis) Tussenpersoon/ makelaar (makelaarspolis) - Polisvoorwaarden worden eenzijdig door de verzekeraar opgesteld. - Bij vergelijking dient gelet te worden op prijs en dekking. - Meestal standaardvoorw. opgesteld door verzekeraars en tussenpersonen conform (VNAB) - Bij tekstuele voorwaarde verschillen zijn de voorwaarden van de NBUG van kracht. - Polisvoorwaarden opgesteld door de tussenpersoon (makelaar) o.b.v. specifieke clientbehoeften. - Wordt ook op de beurs gebruikt. 5.2. Wettelijke uitsluitingen. 5.2.1. Aard of gebrek van de verzekerde zaak (art. 7:951 BW). De verzekeraar vergoedt geen schade aan een verzekerde zaak indien die is veroorzaakt door de aard of een gebrek van die zaak, art. 7:951 BW. De uitsluiting ‘aard of gebrek van de zaak’ spreekt over ‘een verzekerde zaak’ en is daarom uitsluitend van toepassing op verzekering met een gevaarsobject. Het is niet van toepassing op: - de persoonsverzekering en - de aansprakelijkheidsverzekering Het ‘eigen gebrek’ dient de verzekerde zaak te betreffen. 5.2.2. Opzet en roekeloosheid (art. 7:952 BW). De verzekeraar vergoedt geen schade aan de verzekerde die de schade met opzet of door roekeloosheid heeft veroorzaakt (art. 7: 952 BW). Bij beoordeling van dit risico kan de verzekeraar ervan uitgaan dat de verzekerde niet zozeer tekort schiet in voorkoming van de schade waardoor sprake is van opzet of roekeloosheid. Schade welke is aan te merken als opzet en roekeloosheid dient niet meer voor rekening van de verzekeraar te komen. Roekeloosheid Opzet - Een in lakbaarheid aan opzet grenzende schuld, echter geen bewuste roekeloosheid. - Bij bewuste en onbewuste roekeloosheid kan uitkering worden geweigerd. - De verzekeraar hoeft slechts roekeloosheid te stellen en zo nodig te bewijzen. - In geval van een geestesstoornis is er geen sprake van roekeloosheid, art. 7:952 BW is dan niet van kracht. - Het willens en wetens handelen waardoor het gevolg intreedt. - Iedere vorm van opzet (beperkt of onbeperkt) wordt hieronder begrepen. - Bij opzet kan de uitkering worden geweigerd. - Grens tussen opzet en roekeloosheid is nauwelijks van belang De uitsluiting van opzet en roekeloosheid is niet op alle schadeverzekeringen van toepassing bijv. aansprakelijkheidsverzekering; zowel roekeloos gedrag als voorwaardelijke opzet kan leiden tot aansprakelijkheid, terwijl deze verzekering hierin juist dekking beoogt te bieden. Verzekering van zwaardere graden van opzet is in strijd met de openbare orde en goede zeden en daarmee nimmer gedekt (art. 3:40 BW). De uitsluiting van art. 7:952 BW heeft voor deze graden geen functie. Bij een aansprakelijkheidsverzekering kunnen feiten en omstandigheden die niet toereikend zijn voor een beroep op art. 7:952 BW van dien aard zijn dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geacht moet worden dat de verzekerde aanspraak maakt op een uitkering onder de polis, art. 6:248 lid 2 BW. Artikel 6:952 BW De verzekeraar vergoedt geen schade aan de verzekerde die de schade met opzet of door roekeloosheid heeft veroorzaakt. Artikel 6:248, lid 2 BW Een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Indien er sprake is van meerdere verzekerden dan treft bij opzet of roekeloosheid de andere verzekerde geen blaam en dient de verzekeraar over te gaan tot uitkering voor zover hun belang strekt. Opzet of roekeloosheid van een rechtspersoon Indien een orgaan van een rechtspersoon roekeloos of opzettelijk handelen verricht Deze groep welke het handelen, kan worden toegerekend moet niet veel groter zijn dan de bestuurders en de beleidsbepalers. 5.2.3. Molest als wettelijke uitsluiting. Artikel 3:38 BW Het is een schadeverzekeraar met zetel in Nederland verboden schaden te verzekeren veroorzaakt door of ontstaan uit gewapend conflict, burgeroorlog, opstand, binnenlandse onlusten, oproer of muiterij die zich in Nederland voordoen. In zee-, transport-, luchtvaarten reisverzekeringen is het evenwel toegestaan risico’s van molest te verzekeren in de algemeen gebruikelijke molestclausules zolang de Nederlandsche Bank daartegen geen bedenkingen naar voren heeft gebracht. Conform dit artikel mag de verzekeraar molest niet verzekeren. Onderscheid wordt gemaakt tussen klein en groot molest 5.3. In- en uitsluitingen in verzekeringsvoorwaarden 5.3.1.Aard of gebrek van de verzekerde zaak Schade als gevolg van de aard of een gebrek van de verzekerde zaak kan, in afwijking van art. 7:951 BW, in de verzekeringsvoorwaarden geheel of gedeeltelijk worden gedekt. Gehele dekking → alles wordt vergoedt Gedeeltelijke dekking → gevolgschade wordt wel vergoed, eigen gebrek schade niet. Schade veroorzaakt door slijtage, reparatie etc. wordt vergoed, echter het eigen gebrek (de slijtage, reparatie) wordt niet vergoed. 5.3.2. Opzet en roekeloosheid In de polisvoorwaarden kan worden afgeweken van de wettelijke uitsluiting dat bij opzet of roekeloosheid niet tot een uitkering wordt overgegaan. Mogelijke afwijkingen: - Reisverzekering, ‘geen recht op schadevergoeding bestaat indien de verzekerde niet de normale voorzichtigheid in acht heeft genomen ter voorkoming van beschadiging aan of verlies en diefstal van bagage, reisdocumenten, geld en of cheques’. Schade a.g.v. een lichte vorm van schuld/ roekeloosheid wordt hiermee uitgesloten. - Aansprakelijkheidsverzekering, de verzekeraar kan alle graden van opzet en zelfs roekeloosheid uitsluiten (het laatste is ongebruikelijk). Deze verzekering dekt echter niet alle graden van opzet zie art. 3:40 BW. Zowel het strafrecht als het verzekeringsrecht kent dezelfde vier opzetgraden te weten: • opzet als oogmerk (met bedoeling) • opzet als noodzakelijkheids-/ zekerheidsbewustzijn; • Voorwaardelijke opzet: • opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn; • opzet als mogelijkheidsbewustzijn. Opzet • Roekeloosheid: bewust/ onbewust; • Lichte schuld: Schuld bewust/ onbewust. Middels een opzetclausule tracht de aansprakelijkheidsverzekeraar dekking voor opzettelijke schades te beperken tot verzekerbare gevallen. Klassieke opzetclausule: ‘uitgesloten is aansprakelijkheid voor schade die door de verzekerde opzettelijk is veroorzaakt’. Veelal gebruikte AVP-opzetclausule: ‘Niet gedekt is de aansprakelijkheid van een verzekerde voor schade veroorzaakt door en/of voortvloeiend uit zijn/ haar: a. opzettelijke en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten; (….)’. Aansprakelijkheid voor roekeloos gedrag wordt ingesloten, voor opzettelijk handelen wordt uitgesloten, ongeacht of de gevolgen van het handelen beoogt, noodzakelijk, waarschijnlijk of mogelijk waren. Alle gradaties van opzet zijn van dekking uitgesloten. 5.3.3. Molest als polisuitsluiting Kleinmolestrisico’s mogen worden verzekerd. Het terrorisme risico is echter beperkt vanwege het clausuleblad terrorismedekking. De uitkering is beperkt tot het bedrag dat de verzekeraar onder herverzekering ontvangt. 5.4. Uitleg verzekeringsvoorwaarden 5.5.1.Begripsomschrijving Door de verzekeringsvoorwaarden zo helder en precies mogelijk te formuleren tracht de verzekeraar uitlegproblemen te voorkomen. In dit kader kunnen begripsomschrijvingen worden opgenomen. 5.5.2. Haviltex-regel ‘De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van pp. is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die pp. in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen pp. behoren en welke rechtskennis van zodanige pp. kan worden verwacht’. Het gaat hier om een beoordeling van de zin die partijen aan een bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij wat dat betreft op dat moment van elkaar mochten verwachten Contra proferentemregel Indien de betekenis van een voorwaarde onduidelijk is vindt uitleg in het voordeel van de consument plaats, art. 6:238 lid 2 BW. Bij een overeenkomst in de zin van artt. 6:236 en 237 BW dienen bedingen duidelijk en begrijpelijk te zijn opgesteld. Bij twijfel prevaleert (geldt) de voor de wederpartij gunstigste uitleg. 5.5.3. cao-regel Bij de cao-regel is de betekenis welke naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is opgesteld van belang. 6. Premie 6.1. Premiebetaling 6.1.1. Premiebetaling verzekeringnemer Bij schadeverzekering is er sprake van een premiebetalingsverplichting voor de verzekeringnemer (in beginsel verplicht de premie te betalen aan de verzekeraar). Ondanks dat deze betalingsverplichting op de verzekeringnemer rust mag dit ook door een derde betaald worden, art. 6:30 BW. De schadeverzekering is een wederkerige overeenkomst conform art. 6:261 BW. Op beide partijen rusten een of meer verplichtingen (ruilkarakter). Van toepassing hierop is 6.5.5. BW (wederkerige overeenkomsten) voor zover daarvan niet wordt afgeweken in titel 7.17 BW (verzekering). Indien de polis geen tijdstip van premiebetaling vermeld, kan nakoming direct worden gevorderd door de verzekeraar, art. 6:28 BW. De verzekeraar/ tussenpersoon kan bij vaststelling van een premiebetalingstijdstip (tijdsbepaling art. 6:39 BW) de premie in beginsel niet voor de vervaldag vorderen. Betaling kan vooraf/ achteraf per maand, kwartaal of jaar plaatsvinden. Naheffing/ restitutie kunnen aan de orde zijn. De ziektewet is van toepassing bij een jaarcontract waarbij de zieke > 3 maanden ziek is. 6.1.2. Premie-incasso (verzekeraar/ tussenpersoon) O.b.v. de polisvoorwaarden betaalt de verzekeringnemer premie aan: - de verzekeraar; - de tussenpersoon conform polis overeenkomst (geen regeling); - de tussenpersoon conform polis overeenkomst (wel een regeling). Tussenpersoon Tussenpersoon I. Betaling aan tussenpersoon zonder regeling in verzekeringsovereenkomst Girale betaling middels tussenpersoon, art. 4:104 Wft. De verzekeraar incasseert bij de tussenpersoon. Hierdoor is de verzekeringsschuld van de verzekeringnemer nog niet voldaan. Er is slechts ogenschijnlijk aan voldaan art. 6:30 BW. Bij oninbare premie moet dit binnen de gestelde termijn door de tussenpersoon worden gemeld aan de verzekeraar. Anders kan er geen aanspraak gemaakt worden op terugboeking van de reeds betaalde premie. Deze premie kan dan o.b.v. zaakwaarneming op de verzekeringnemer worden verhaald artt. 6:30 en 6:200 BW. Rechtstreekse girale betaling, bevrijdend, art. 6:114 BW. De verzekeraar verzorgt zelf de incasso (afwijking op art. 4:104 Wft) Verzekeringnemer Verzekeraar Verzekeringnemer Verzekeraar Verzekeringnemer Verzekeraar Girale betaling Rekg. cour. zonder regeling verz. ovk. Girale betaling Rekg. cour. met regeling verz. ovk. I II Art. 6: 83 onder c BW Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in: c. wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. Art. 7: 934 BW Het niet nakomen van de verplichting tot betaling van de vervolgpremie kan eerst leiden tot beëindiging of schorsing van de verzekeringsovereenkomst of de dekking, nadat de schuldenaar na de vervaldag onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van 14 dagen, aanvangende de dag na aanmaning. De eerste zin geldt niet voor het geval bedoeld in artikel 83, onder c, van Boek 6. II. Betaling aan tussenpersoon met regeling in verzekeringsovereenkomst In de polisvoorwaarden kan sprake zijn van een delcrederebeding (de tussenpersoon staat in voor de kredietwaardigheid van de verzekeringnemer voor rekening van de opdrachtgever. Het is voor de opdrachtgever een garantie dat hij niet met een wanbetaler wordt opgezadeld). Wanbetaling door de verzekeringnemer kan niet tot schorsing van de dekking leiden. De tussenpersoon loopt het risico dat de verzekeringnemer niet betaalt. 6.1.3. Verrekening door verzekeraar Dit kan door: - de verzekeraar; Als voorwaarde dienen partijen over en weer elkaars schuldeisers te zijn, art. 6:127 BW. Indien de uitkering een ander dan de verzekeringnemer toekomt, zou er in dat geval geen verrekening plaats kunnen vinden. Middels art. 7:935 wordt bewerkstelligd dat de verzekeraar de premie kan verrekenen met de uitkering ook indien niet wordt uitgekeerd aan verzekeringnemer/ verzekerde. Dit geldt niet voor verzekeringen aan toonder/ order. Achterstallige premie van overige verzekeringen waarvan de uitkering wordt gedaan kunnen worden verrekend, art. 6:127 lid 2 BW. Dit geldt niet bij aansprakelijkheidsverzekeringen (i.v.m. dwingend recht art. 7:935 lid 2 BW), de gedupeerde zou anders opdraaien voor de kosten van de veroorzaker. - de tussenpersoon via de verzekeraar; De tussenpersoon kan middels het delcrederebeding de premie op zich nemen. Premie verrekening is mogelijk bij achterstallige premie, art. 7:936 BW. Van belang is dat de verzekeringnemer de tot uitkering gerechtigde is. Ook hier geldt dat overige achterstallige premies kunnen worden verrekend. De verzekeraar die wil uitkeren is verplicht om de tussenpersoon te vragen binnen tien dagen het achterstallige premiebedrag door te geven, art.7:936 lid 3 BW. Indien dit niet binnen deze 10-dagen termijn gebeurd kan de verzekeraar de uitkering zonder inhoudingen doen. Uitzonderingen op deze wijze van verrekening, art.7:936 lid 4 en 5 BW waarmee belangen van derden worden beschermd: - verplichte aansprakelijkheidsverzekeringen, art. 7:936 lid 4 onder b BW; verrekening van achterstallige premie wordt bij verplichte aansprakelijkheidsverzekeringen geheel uitgesloten. Art.7:936 lid 4 & 5 4. De leden 2 en 3 missen toepassing: a. bij verzekeringen die aan toonder of order zijn gesteld, tenzij de verzekeringnemer tot de uitkering is gerechtigd; b. bij verplichte aansprakelijkheidsverzekering. 5. Het in lid 2, tweede zin, bepaalde mist bovendien toepassing: a. indien op het recht op uitkering een pandrecht rust als bedoeld in artikel 229 van Boek 3, of een voorrecht als bedoeld in artikel 283 van Boek 3; b. bij onverplichte verzekering tegen aansprakelijkheid. - onverplichte aansprakelijkheidsverzekeringen; in art. 7:936 lid 4 onder b BW wordt de verruimde verrekeningsbevoegdheid voor achterstallige premie en kosten m.b.t. andere verzekeringen uitgesloten bij onverplichte aansprakelijkheidsverzekeringen (AVB en AVP). Wel is verrekening van achterstallige premie met de uitkering op grond van dezelfde aansprakelijkheidsverzekering mogelijk, Art. 7: 935 BW 1. De verzekeraar kan hetgeen hij schuldig is aan de tot uitkering gerechtigde die geen schuldenaar van de premie is, verrekenen met opeisbare premie voor dezelfde verzekering, de schade wegens vertraging in de voldoening daarvan en de kosten, bedoeld in artikel 96 lid 2, onder c, van Boek 6. De eerste zin geldt niet bij verzekeringen die aan toonder of order zijn gesteld. 2. Bij een verzekering tegen aansprakelijkheid kan de verzekeraar in afwijking van artikel 127 lid 2 van Boek 6 geen andere premie, schade en kosten als bedoeld in lid 1 verrekenen met hetgeen hij aan de tot uitkering gerechtigde schuldig is, dan die ter zake van dezelfde verzekering. - vordering van een hypotheekhouder; in art. 7:936 lid 5 onder a BW wordt o.a. de hypotheekhouder ontzien, die op grond van art. 3:229 BW een stil pandrecht heeft verkregen op een vordering tot uitkering van de schade aan de opstal. De tussenpersoon kan uitsluitend de achterstallige premie voor de opstalverzekering verrekenen met de uitkering. Art. 3: 229 BW 1. Het recht van pand of hypotheek brengt van rechtswege mee een recht van pand op alle vorderingen tot vergoeding die in de plaats van het verbonden goed treden, waaronder begrepen vorderingen ter zake van waardevermindering van het goed. 2. Dit pandrecht gaat boven ieder op de vordering gevestigd ander pandrecht. - de tussenpersoon rechtstreeks. De tussenpersoon is op grond van art. 7:936 lid 6 BW bevoegd tot verrekening, ook indien de uitkering aan een derde verschuldigd is. De verrekeningsbevoegdheid: _ vloeit niet voort uit art.6:127 lid 2 BW daar de derde de premie niet verschuldigd is aan de tussenpersoon; _ strekt niet verder dan hetgeen waarop de tussenpersoon krachtens art.7:936 lid 2,4 en 5BW tegenover de verzekeraar aanspraak had kunnen maken. 6.2. Gevolgen van niet betaling 6.2.1. Schorsing dekking (aanmaningsverplichting). Dit kan o.b.v. art. 7:934 BW (dwingend recht voor consumentenverzekeringen). Bij zakelijke verzekeringen kunnen de polisvoorwaarden anders bepalen. Binnen de grenzen van de redelijkheid en de billijkheid kan de verzekeraar zich beroepen op een afwijkende schorsingsbepaling, artt. 6:2 en 6:248 BW. Indien de verzekeringnemer de verschuldigde premie alsnog betaalt wordt de schorsing zonder terugwerkende kracht opgeheven. Art. 7: 934 BW Het niet nakomen van de verplichting tot betaling van de vervolgpremie kan eerst leiden tot beëindiging of schorsing van de verzekeringsovereenkomst of de dekking, nadat de schuldenaar na de vervaldag onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van 14 dagen, aanvangende de dag na aanmaning. De eerste zin geldt niet voor het geval bedoeld in artikel 83, onder c, van Boek 6. - schorsing dekking (7:934 BW); - nakoming, ontbinding, opzegging. De aanmaning dient na de vervaldag te geschieden met als gevolg dat de verzekeringnemer voor de 2e maal herinnerd wordt aan zijn betalingsverplichting. Als uitzondering hierop is art. 6:83 onder c BW (intreden verzuim zonder ingebrekestelling (mededeling schuldenaar van niet tijdig betalen)). 6.2.2. Nakoming, ontbinding en opzegging _ Nakoming → kan in beginsel altijd worden gevorderd. _ Ontbinding; - er dient aan de vereisten van art. 6:265 BW te zijn voldaan; - er dient rekening te worden gehouden met art. 7:934 BW (dwingend recht → consumenten); - pas mogelijk als de verzekeraar de verzekeringnemer vruchteloos heeft aangemaand tot betaling, binnen 14 dagen na de aanmaning; - daar de polisvoorwaarden voldoende alternatieven biedt wordt door de verzekeraar meestal geen gebruik gemaakt van ‘ontbinding’ bij niet betaling; - heeft niet tot gevolg dat meerdere uitkeringen en premiebetalingen moeten worden terugbetaald art. 6:271 BW; - gelet op art. 7:934 BW kan er in geval van niet-betaling enkel sprake zijn van gedeeltelijke ontbinding m.b.t. de toekomst art. 6:270 BW Afdeling 5 Wederkerige overeenkomsten Art. 6: 265 BW 1. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. 2. Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is. Art. 6:270 BW Een gedeeltelijke ontbinding houdt een evenredige vermindering in van de wederzijdse prestaties in hoeveelheid of hoedanigheid. Art. 6:271 BW Een ontbinding bevrijdt de partijen van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover deze reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties. _ Opzegging; - boek 3 en 6 BW (algemene wettelijke regeling) vermelden geen opzeggingsrecht, art. 7:940BW biedt deze mogelijkheid wel; - de bevoegdheid van tussentijdse opzegging moet zijn bedongen, art. 7:940 lid 3 BW; - pas mogelijk als de verzekeraar de verzekeringnemer vruchteloos heeft aangemaand tot betaling, binnen 14 dagen na de aanmaning; Art. 7: 940 BW 1. Bij opzegging tegen het einde van een verzekeringsperiode teneinde verlenging van de overeenkomst te verhinderen, wordt een termijn van twee maanden in acht genomen. 2. De verzekeringnemer en, tenzij het een persoonsverzekering betreft, de verzekeraar kunnen een overeenkomst die is aangegaan voor een periode van meer dan vijf jaar, of die voor zulk een periode is verlengd, opzeggen tegen het einde van elk vijfde jaar binnen die periode. Daarbij geldt de in lid 1 genoemde termijn. 3. Indien de verzekeraar de bevoegdheid heeft bedongen de overeenkomst tussentijds op te zeggen, komt de verzekeringnemer een gelijke bevoegdheid toe. Tenzij jegens hem is gehandeld met het opzet tot misleiding neemt de verzekeraar onderscheidenlijk de verzekeringnemer daarbij een termijn van twee maanden in acht. Indien een verzekering dekking biedt tegen schade veroorzaakt door risico’s als bedoeld in artikel 3:38 van de Wet op het financieel toezicht, kan, bij de verwezenlijking van een dergelijk risico of bij een dreiging van het ophanden zijn daarvan, de verzekeraar onderscheidenlijk de verzekeringnemer in afwijking van deze termijn van twee maanden, de overeenkomst met inachtneming van een termijn van zeven dagen opzeggen. De verzekeraar kan slechts tussentijds opzeggen op in de overeenkomst vermelde gronden welke van dien aard zijn dat gebondenheid aan de overeenkomst niet meer van de verzekeraar kan worden gevergd. 4. Indien de verzekeraar de voorwaarden van de overeenkomst ten nadele van de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde wijzigt, is de verzekeringnemer gerechtigd de overeenkomst op te zeggen tegen de dag waarop de wijziging ingaat, en in ieder geval gedurende één maand nadat de wijziging hem is meegedeeld. 5. De verzekeraar kan een persoonsverzekering niet beëindigen of wijzigen op grond van verzwaring van het gezondheidsrisico, voor zover dat is gelegen in de persoon van degeen, die de verzekering betreft. 6. De verzekeringnemer kan de overeenkomst steeds langs elektronische weg opzeggen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de verzending van opzeggingen langs elektronische weg. 7. De voordracht voor een krachtens het zesde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan de beide kamers der StatenGeneraal is overgelegd. Voor de overige gevolgen van niet-betaling geldt de bijzondere aanmaningsverplichting niet van art.7:934 BW niet. 6.3. Premierestitutie - indien de verzekeraar in het geheel geen risico heeft gelopen, is de verzekeringnemer geen premie verschuldigd en heeft hij recht op premierestitutie indien de premie reeds is voldaan, art.7:938 lid 1 jo. art. 203 BW; - de verzekeraar heeft wel recht op een redelijke vergoeding van zijn kosten (m.n. voor langlopende verzekeringen); - het opzeggingsrecht bestaat ook in het geval van opzet (pag. 170 2e alinea), art.7:938 lid 2 BW; - art. 7:938 is van regelend recht, de verzekeraar kan afwijken van premierestitutie, beperkingen i.v.m. de redelijkheid en de billijkheid worden door de rechter bepaald, artt. 6:2 en 6:248 BW; - de verzekeringsnemer heeft wettelijk geen recht op premierestitutie indien naar tijd slechts gedeeltelijk risico is gelopen; - bij tussentijdse beeindiging heeft de verzekeringnemer recht op premierestitutie (dwingend rechtelijk karakter art.7:939 BW). Er is dan sprake van vermindering naar billijkheid, naast provisie ne administratiekosten is het tijdsverloop van belang. - Bij misleiding bestaat geen recht op premierestitutie Art. 7:938BW 1. Behoudens het geval van opzet van de verzekeringnemer of de derde, bedoeld in artikel 928 lid 2 of lid 3 om de verzekeraar te misleiden is geen premie verschuldigd indien in het geheel geen risico is gelopen. Indien over een vol verzekeringsjaar geen risico is gelopen, is over dat jaar geen premie verschuldigd. De verzekeraar heeft recht op een billijke vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten. 2. Gedurende één maand na afloop van een vol verzekeringsjaar waarin geen risico is gelopen, mag elke partij de overeenkomst met ingang van het nieuwe verzekeringsjaar opzeggen. Deze opzegging heeft geen rechtskracht, indien risico is gelopen tussen de aanvang van het nieuwe verzekeringsjaar en de opzegging. 3. Is slechts risico gelopen over een kleiner aantal zaken of een kleinere hoeveelheid dan was verzekerd, dan zijn de leden 1 en 2 van toepassing voor zover geen risico is gelopen. Regelend recht 6.4. Assurantiebelasting Dot wordt geheven op verzekeringen waarvan het risico in Nederland is gelegen. De ligging wordt beoordeeld o.b.v. de verzekeringnemer als de verzekerde zaak. Bepaalde verzekeringen zijn vrijgesteld van assurantiebelasting. De belasting wordt geheven over de premie en de poliskosten. 7. Wijzigingen 7.1. Wijzigingen premie en voorwaarden En bloc-clausule: ‘De verzekeraar heeft het recht bedongen om de premie en voorwaarden voor alle verzekeringen of een bepaalde groep verzekeringen eenzijdig te wijzigen’. Deze clausule kan op grond van de feiten en omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. De verzekeraar moet kunnen aantonen dat de feiten en omstandigheden, mede gelet op de belangen van de verzekerden, de wijziging voldoende rechtvaardigen en dat deze wijziging een proportionele maatregel is. Bij eenzijdige wijziging door de verzekeraar heeft de verzekeringnemer het opzeggingsrecht (dwingend recht consumenten verzekeringen, art. 7:940 lid 4 BW vgl. art. 6:237 onder c BW. Het opzeggingsrecht kan enkel bij wijzigingen ten nadele van de verzekeringnemer. Bij twee uitzonderingen bestaat geen opzeggingsrecht te weten: - verhoging o.b.v. een overeengekomen indexering en - de indexclausule. Art. 6: 237 onder c BW Bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn een in de algemene voorwaarden voorkomend beding c. dat de gebruiker de bevoegdheid verleent een prestatie te verschaffen die wezenlijk van de toegezegde prestatie afwijkt, tenzij de wederpartij bevoegd is in dat geval de overeenkomst te ontbinden; Art. 7: 940 lid 4 en 5 BW 4. Indien de verzekeraar de voorwaarden van de overeenkomst ten nadele van de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde wijzigt, is de verzekeringnemer gerechtigd de overeenkomst op te zeggen tegen de dag waarop de wijziging ingaat, en in ieder geval gedurende één maand nadat de wijziging hem is meegedeeld. 5. De verzekeraar kan een persoonsverzekering niet beëindigen of wijzigen op grond van verzwaring van het gezondheidsrisico, voor zover dat is gelegen in de persoon van degeen, die de verzekering betreft. 7.2. Wijziging risico Bij totstandkoming van de verzekering heeft de verzekeringnemer een mededelingsplicht. Indien tijdens de looptijd het aanvankelijke risico wijzigt kan de verzekeraar geen beroep doen op artt.7:928, 7:929 en 7:930 BW. Bij een persoonsverzekering (aanvullende zorgverzekering) heeft de verzekeraar niet het recht om de verzekering te beeindigen o.b.v. een verzwaard gezondheidsrisico, art. 7:940 lid 5 BW. Er kan dus niet ten nadele van de tot uitkering gerechtigde worden afgeweken (dwingend recht). De verzekeraar kan zich op drie mogelijkheden tegen risicoverzekering afdekken: 1. middels een risico-omschrijving een risicoverzwaring van de dekking uitsluiten; 2. de verzekeringnemer een mededelingsplicht betreffende risicoverzwaring opleggen; 3. een garantie (ontbindende voorwaarde, artt. 6:22 BW) opnemen. Beroep op deze garantie kan onaanvaardbaar zijn of de clausule kan onredelijk bezwarend zijn, artt. 6:2, 248 en 237 onder h BW. Belangrijk is dat er sprake moet zijn van voldoende causaal verband tussen de schadeoorzaak en het niet-nakomen van de garantie. 7.3. Wijziging belanghebbende 7.3.1. Overgang onder algemene titel, art. 3:80 BW; - de rechtpositie van de voorganger wordt voortgezet; - met name aan de orde bij erfopvolging; - verzekeraar en erfgenaam hebben het recht om na 1 maand op te zeggen (moet binnen 9 maanden gebeuren); - van toepassing zijn artt.4:182; 6:249; 7:17 & 7:950 BW. Art. 3:80 lid 3 BW Men verkrijgt goederen onder bijzondere titel door overdracht, door verjaring en door onteigening, en voorts op de overige in de wet voor iedere soort aangegeven wijzen van rechtsverkrijging. 7.3.2. Overgang onder bijzondere titel, art. 6:251 BW. - de verkrijger neemt een of meer bepaalde goederen van de vervreemder over; - in beginsel gaan de verplichtingen niet op de verkrijger over; - meest voorkomende titel → overdracht, art. 3:80 lid 3 BW; - conform de algemene wettelijke regeling gaan Art. 6:251 BW 1. Staat een uit een overeenkomst voortvloeiende, voor overgang vatbaar recht in een zodanig verband met een aan de schuldeiser toebehorend goed, dat hij bij dat recht slechts belang heeft, zolang hij het goed behoudt, dan gaat dat recht over op degene die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt. 2. Is voor het recht een tegenprestatie overeengekomen, dan gaat de verplichting tot het verrichten van die tegenprestatie mede over, voor zover deze betrekking heeft op de periode na de overgang. De vervreemder blijft naast de verkrijger jegens de wederpartij aansprakelijk, behoudens voor zover deze zich na de overgang in geval van uitblijven van de tegenprestatie van haar verbintenis kan bevrijden door ontbinding of beëindiging van de overeenkomst. 3. Het in de vorige leden bepaalde geldt niet, indien de verkrijger van het goed tot de wederpartij bij de overeenkomst een verklaring richt dat hij de overgang van het recht niet aanvaardt. 4. Uit de rechtshandeling waarbij het goed wordt overgedragen, kan voortvloeien dat geen overgang plaatsvindt. Wijziging belanghebbende Overgang onder algemene titel. Alle rechten en plichten gaan over op de verkrijger, art. 3:80 BW. Overgang onder bijzondere titel De verkrijger neemt een of meer bepaalde goederen van de vervreemder over. Kwalitatieve rechten (zolang de goederen in eigendom zijn) gaan op de verkrijger over, art. 6:251 BW. Volgens art. 6:251 lid 4 BW kunnen de vervreemder (verkoper) en de verkrijger bepalen dat de verzekering niet overgaat. De verkrijger kan eenzijdig middels een mededeling aan de verzekeraar de overgang voorkomen. Wettelijke regeling ‘verzekering volgt belang bij’ bij overgang onder bijzondere titel, art. 7:948 BW: Art. 7:948 BW (regelend recht), de rechten en verplichtingen uit de verzekering gaan over op de verkrijger. De overgang van de verzekering wordt gekoppeld aan de overgang van het risico. Met de overgang van het risico gaat de verzekering over. Bij koop, ruil, levering onder eigendomsvoorbehoud en huurkoop gaat het risico eerder over, art.7:10; 7:50; 3:93 en 7A:1576m BW. Art. 7:948 is n.v.t.: - op rechten (vordering op naam bij een kredietverzekering); - op een aansprakelijkheidsverzekering inz. een bedrijfsschade verzekering; - indien de verzekering de verkrijger aanwijst als derde, conform art.7:947 BW (art.7:948 lid 1-4 BW zijn dan n.v.t. er is sprake van derdenbeding). Art. 7:948 is beperkt tot overdracht van een zaak of een beperkt recht waaraan de zaak is onderworpen. Hierdoor is dit artikel niet van toepassing op rechten (bijv. verordening op naam). In beginsel geldt hiervoor de algemene regeling van art. 6:251 BW. 8. Uitkering 8.1. Verplichtingen verzekeringnemer en verzekerde 1. Melden van de schade gebeurtenis aan de verzekeraar. 2. Meewerken aan de schaderegeling. 3. Beperken van de schade. Art. 7: 941 BW 1. Zodra de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde van de verwezenlijking van het risico op de hoogte is, of behoort te zijn, is hij verplicht aan de verzekeraar de verwezenlijking te melden. Dit geschiedt zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is. 2. De verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde zijn verplicht binnen redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen welke voor deze van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen. 3. Indien door de tot uitkering gerechtigde een verplichting als bedoeld in de leden 1 of 2 niet is nagekomen, kan de verzekeraar de uitkering verminderen met de schade die hij daardoor lijdt. Overgang belang onder bijzondere titel Verzekering vervalt na 1 maand Tenzij de verzekerde binnen deze maand aan verzekeraar verklaart de verzekering voort te zetten. Verzekeraar kan binnen twee maanden na deze verklaring de verzekering opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. 4. De verzekeraar kan het vervallen van het recht op uitkering wegens niet-nakoming van een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 slechts bedingen voor het geval hij daardoor in een redelijk belang is geschaad. 5. Het recht op uitkering vervalt indien de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden, behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt. 8.1.1. Mededelingsplicht (art. 7:941 BW e.v.). - De schadegebeurtenis moet worden gemeld aan de verzekeraar art. 7:941 BW. - De zorgverzekering is hierop een uitzondering (de verzekerde wendt zich voor zorg tot een hulpverlener, niet tot de verzekeraar). - Deze plicht rust op de verzekeringnemer en op de tot uitkering gerechtigde (verzekerde) en dient zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is te worden gedaan. - Vanwege het dwingend rechtelijk karakter van art. 7:941 lid 1,2,4 en 5 BW kan niet ten nadele van de tot uitkering gerechtigde worden afgeweken. - Een mededeling kan in elke vorm geschieden art. 3:37 BW, vaak vraagt de verzekeraar om een schriftelijke bevestiging. - Niet nakoming heeft de wettelijke sanctie, art. 7:941 lid 3 BW als gevolg. - Opzet heeft de wettelijke sanctie, art. 7:941 lid 5 BW als gevolg. - Indien de verzekeraar door niet nakoming is geschaad, art. 7:941 lid 4 BW kan zij bedingen dat het recht op uitkering vervalt. 8.1.2. Medewerkingsplicht (art. 7:941 lid 2 BW, dwingend recht). - Er kan niet ten nadele van de tot uitkering gerechtigde worden afgeweken. - Sancties op niet-nakoming zijn hetzelfde als van de mededingingsplicht, art.7:941 lid 3,4 &5 BW. - Indien de verzekerde zijn aansprakelijkheid erkent of aangeeft (bijv. te hard rijden) mag de verzekeraar hieraan geen negatieve gevolgen verbinden. Dit is ook van toepassing indien de erkenning juist is, art. 7:953 BW. 8.1.3. Schadebeperkingsplicht (art. 7:957 BW). Art. 7: 957 BW 1. Zodra de verzekeringnemer of de verzekerde van de verwezenlijking van het risico of het ophanden zijn daarvan op de hoogte is, of behoort te zijn, is elk hunner, naar mate hij daartoe in de gelegenheid is, verplicht binnen redelijke grenzen alle maatregelen te nemen, die tot voorkoming of vermindering van de schade kunnen leiden. 2. De verzekeraar vergoedt de kosten aan het nemen van de in lid 1 bedoelde maatregelen verbonden, en de schade aan zaken die daarbij worden ingezet. 3. Indien de verzekerde de in lid 1 bedoelde verplichting niet is nagekomen, kan de verzekeraar de uitkering verminderen met de schade die hij daardoor lijdt. Schadebeperkingsplicht (art. 7:957 BW). De verzekeringnemer of de verzekerde moet redden wat er te redden valt, ook indien hij verzekerd is voor de schade. De verzekeraar is verplicht om de kosten en de schade van de beredding (bereddingskosten) te vergoeden omdat deze inspanning mede in zijn belang geschiedt. Deze plicht is n.v.t. voor verzekerden t.o.v. een zorgverzekeraar. Van de bereddingsplicht moet de schadebeperkingsplicht van de benadeelde worden onderscheiden op grond van art. 6:96BW. Deze gemaakte kosten vallen onder de term ‘schade’. Zij worden mits de verzekerde aansprakelijk is en deze aansprakelijkheid is gedekt, door de aansprakelijkheidsverzekeraar vergoed. De schadebeperkingsplicht bestaat alleen als de verzekeringnemer/ verzekerde van de (op handen zijnde) verwezenlijking van het risico op de hoogte is of behoort te zijn. Deze plicht is ook hier afhankelijk van de verwezenlijking van het risico art.7:941 BW). Onder de schadebeperkingsregeling vallen enkel de maatregelen: - welke zijn getroffen met als doel om schade te voorkomen/ verminderen; - waarbij er een redelijke verhouding is tussen de gemaakte kosten/ de opgeofferde zaken en het verzekerde belang. Hierbij dient er rekening te worden gehouden met de omstandigheden. Ook indien de schadebeperkingsactiviteiten geen nut hebben gehad, is de verzekeraar verplicht deze activiteiten te vergoeden art. 7:957 BW. Zelfs indien deze hoger uitvallen dan de verzekerde som, art. 7:959 BW. Meestal wijkt de verzekeraar af van deze bepaling bijv. bij het verzekeren van industriele en commerciele activiteiten. Voor consumentenverzekeringen is de mogelijkheid beperkt, art.7:963 lid 6 BW, de verzekeraar dient minimaal de schadebeperkingskosten te vergoeden tot een bedrag gelijk aan de verzekerde som. Bij mislukte beredding is de verzekeraar maximaal tweemaal de verzekerde som verschuldigd. Bij onderverzekering wordt de vergoeding van de schadebeperkingskosten en de schadebeperkingsschade bewerkstelligd door de onderverzekeringsregel, art. 7:958 lid 5 BW. Art. 7:958 lid 5 BW 5. het bedrag van de verzekerde som lager is dan de waarde die aan de schadeberekening ten grondslag ligt, wordt de vergoeding volgens de leden 2 en 4 verminderd naar evenredigheid van hetgeen dat bedrag lager is dan de waarde. Niet nakoming: Art. 7:963 lid 6 BW 6. Van artikel 959 lid 1 kan niet ten nadele van de verzekeringnemer of de verzekerde worden afgeweken voor zover de in dit lid bedoelde kosten niet het bedrag overschrijden dat gelijk is aan de verzekerde som en de verzekeringnemer een natuurlijk persoon is die de verzekering anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft gesloten. _ Bij niet-nakoming kan de verzekeraar de uitkering verminderen met de schade die hij daardoor lijdt, art. 7:957 lid 3 BW. De bewijslast van schade rust bij de verzekeraar. _ Indien de verzekeringnemer en de verzekerde zijn schadebeperkingsplicht niet zijn nagekomen zijn zij conform art. 6:102 BW hoofdelijk aansprakelijk. _ Art. 7:957 lid 3 BW geeft bij niet-nakoming een zelfstandige grondslag voor vermindering van de uitkering. _ Indien niet-nakoming niet aan de verzekerde kan worden toegerekend is art. 7:957 lid 1 BW van toepassing. _ Niet-nakoming kan roekeloosheid opleveren, art. 7:952 BW. 8.2. Verplichtingen verzekeraar Hoofdverplichting verzekeraar; het doen van een of meer uitkeringen indien een gedekte gebeurtenis zich heeft voorgedaan, art. 7:925 BW Op grond van de algemene regels van het BW is de verzekeraar verplicht te handelen in overeenstemming met de eisen van de redelijkheid en de billijkheid, artt. 6:2 en 248 BW. Daarnaast berusten de verplichtingen van de verzekeraar (schaderegeling) zich voornamelijk op zelfregulering (Gedragscode Verzekeraars en Gedragsregels personenschade in het verkeer). 8.3. Vaststelling recht op uitkering Om tot uitkering te komen is het voor de verzekeraar van belang of er sprake is van een: 8.3.1. Geldige verzekeringsovereenkomst; - de verzekerde moet aantonen dat er sprake is van een geldige verzekeringsovereenkomst. 8.3.2. Gedekte schadegebeurtenis - de verzekerde moet aantonen dat de schadegebeurtenis heeft plaatsgevonden en onder de dekking valt ook bij een all-riskdekking - de verzekeraar dient aan te geven of wettelijke polis uitsluiting van toepassing is vanwege schade door een ‘gebrekkige zaak’, opzet of roekeloosheid; 8.3.3. Verzekerd belang - de verzekerde moet aangeven en eventueel bewijzen dat hij een verzekerd belang heeft (bewijzen dat hij schade heft geleden welke gedekt is); - dit is ook van toepassing bij een polis aan toonder of aan order, art.7:949BW; 8.3.4. Causaal verband - de verzekerde moet kunnen aangeven en eventueel bewijzen dat er een causaal verband is tussen de schadegebeurtenis en zijn schade (de schade moet door de gedekte gebeurtenis zijn ontstaan); - dit verband wordt bepaald door de leer van de toerekening naar redelijkheid en billijkheid, art. 6:98 BW. 8.3.5. Omvang schade De verzekerde dient tevens de omvang van de schade te bewijzen (§8.4) 8.3.6. Bewijslast De hoofdregel van het bewijsrecht ‘wie stelt, bewijst’ bepaalt in beginsel op wie de bewijslast rust, art. 150 Rv. Op basis van: - de ‘redelijkheid en de billijkheid’ en - een bijzondere geschreven of ongeschreven regel kan de rechter van deze regel afwijken door de bewijslast om te keren. Bewijslast is niet vereist indien: - de tegenpartij de feiten heeft erkend art. 149 lid 1 Rv; - het gaat om feiten of omstandigheden van algemene bekendheid of ervaringsregels. De partij die niet de bewijslast draagt heeft de mogelijkheid om bij bewijs, tegenbewijs te leveren, art. 151 lid 2 Rv. Hoofdlijnen bewijslast verzekerde en verzekeraar Bewijslast verzekerde Bewijslast verzekeraar Bestaan verzekeringsovereenkomst Gedekte gebeurtenis Aanwezigheid verzekerd belang Causaal verband gebeurtenis – schade Omvang uitkering Gebreken verzekeringsovereenkomst Schorsing dekking Wettelijke en contractuele uitsluitingen 8.4. Vaststelling omvang uitkering Als de verzekeraar heeft vastgesteld dat hij tot uitkering is gehouden, stelt hij de omvang van de uitkering vast. De regeling van vaststelling van de uitkering wordt grotendeels aan de verzekeraar overgelaten, artt. 7:958 en 963 BW. De schade van de benadeelde derde wordt vastgesteld aan de hand van de wettelijke verplichting tot schade vergoeding. Voor het berekenen van schade aan verzekerde zaken worden in het algemeen de volgende methoden gehanteerd: 8.4.1. Totaalverlies: vergoeding waarde zaak Hierbij vergoedt de verzekeraar volgens art. 7:958 BW de waarde van het verzekerde belang bij de ‘zaak’. In beginsel is dit de waarde van de ‘zaak’ voor het intreden van de gebeurtenis. Er is sprake van totaal verlies indien de zaak: - is tenietgegaan; - dusdanig is beschadigd dat zij heeft opgehouden een zaak van de verzekerde te zijn of - buiten de macht van de verzekerde is geraakt en herkrijging niet is te verwachten. Schade-uitkering methodes Totaal verlies Uitkering van de waarde die de verzekerde zaak had onmiddelijk voor de gebeurtenis. Gedeeltelijke schade Uitkering o.b.v. de aftrekmethode Uitkering o.b.v. de reparatie- of herstelkosten Uitkering o.b.v. de rafractiemethode Voor de uitkering is de polis van belang, hieruit moet blijken welk waarde begrip moet worden gehanteerd. Indien dit niet vermeld staat mag in beginsel bij een gebouw van de herbouwwaarde worden uitgegaan en bij andere zaken van de vervangingswaarde, art. 7:956 BW. De waarde wordt na de gebeurtenis door experts vastgesteld. Voortaxatie kan van kracht zijn, daarnaast kan de polis stellen dat de schadetaxatie geldt als een vaststellingsovereenkomst tussen partijen. Op basis hiervan kan een onderscheid worden gemaakt in de polis: 8.4.2.Gedeeltelijke schade: aftrekmethode, vergoeding reparatie- of herstelkosten of rafractiemethode Polis Open polis O.b.v. expert rapportage wordt in onderling overleg de waarde en uitkering vastgelegd. Van toepassing is het indemniteitsbeginsel. De expert rapportage geldt als een vaststellingsovereenkomst tussen partijen, art.7:900 BW. Tegen de vaststelling van de schade door deskundigen is geen tegenbewijs toegelaten, art. 7:900 lid 3 BW. Mag in strijd zijn met het indemniteitsbeginsel. Getaxeerde polis (voortaxatie/ deskudigentaxatie) De verzekeraar dient de getaxeerde waarde uit te keren, mits tot dat bedrag is verzekerd, ook als de verzekerde hierdoor en een duidelijk voordeliger positie geraakt. Gedeeltelijke schade Aftrekmethode, art.7:958 lid 4 BW; Vergoeding van schade door de verzekeraar bij verzekering tegen vervanging, herbouw of nieuwwaarde naar zijn keuze = kosten van herstel + waardevermindering naar verkoopwaarde ondanks herstel = verzekerde waarde onbeschadigde zaak verkoopwaarde restanten Vergoeding reparatie- of herstelkosten Soms wordt, in afwijking van de wet, een vergoeding voor waardevermindering van de verzekerde zaak, die niet door de reparatie ongedaan is uitgesloten. Refractiemethode M.n. van toepassing bij de goederentransport verzekering. Gekeken wordt welk percentage van de waarde verloren is gegaan. Meestal is er hier sprake van een partijentaxatie. Het vastgestelde percentage wordt over de getaxeerde waarde berekend. Prijswijzigingen na vaststelling worden zo geelimineerd. 8.4.3. Indemniteitsbeginsel en herbouwwaarde De uitkering mag niet in strijd zijn met het indemniteitsbeginsel, art.7:960 BW. Dit is van toepassing indien de verzekerde bij een opstalverzekering een uitkering o.b.v. de herbouwwaarde vordert en de verzekeraar dit weigert i.v.m. het indemniteitsbeginsel. De verzekeraar wenst meestal niet meer dan een uitkering o.b.v. de lagere verkoopwaarde te verstrekken. Van het indemniteitsbeginsel is geen sprake indien: - de herbouwkosten de waarde van de opstal overtreffen; - de verzekerde niet tot herbouw overgaat; - een gebouw naar herbouwwaarde is verzekerd, wordt herbouwd en na herbouw een andere functie krijgt dan het oude gebouw. Middels de keuzeclausule kan de verzekerde kiezen om al dan niet te herbouwen. Bij herbouw ontvangt hij een herbouwwaarde-uitkering anders ontvangt hij een verkoopwaardeuitkering. Op deze wijze is het indemniteitsbeginsel n.v.t. 8.4.4. Eigen risico en franchise Eigen risico, De meeste verzekeringen hebben een eigen risico, wat in mindering wordt gebracht op het schadebedrag. Bij schade boven de verzekerde som keert de verzekeraar de volledige som uit. Franchise, Drempel waaronder geen uitkering plaatsvindt. Indien de uitkering ≥ aan het franchisebedrag, vindt een volledige uitkering plaats. 8.4.5. Bijkomende kosten Dit zijn onder meer: - opruimingskosten; - expertisekosten; - proceskosten; - averijgrosse (van toepassing in de scheepvaart → gedane activiteiten en uitgaven met als doel het schip en de goederen aan boord te redden, indien deze activiteiten/ uitgaven resultaat hebben dienen alle belanghebbenden dit in beginsel naar evenredigheid te vergoeden). 8.5. Betaling uitkering 8.5.1. Betaling aan tot uitkering gerechtigde (artt.7:926 en 7:945 BW) Betaling uitkering Handelingsonbekwame verzekerde Uitkering via wett. vertegenw. (wett. vertegenw.), art. 6:31 BW. Enkel bevrijdend indien dit de handelingsonbekwame tot voordeel strekt (studie etc.). Tussenpersoon Betaling geschiedt enkel indien de tussenpersoon de uitkering aan de tot uitkering gerechtigde voldoet. Benadeelde derde, art. 7:954 BW Deze kan verlangen dat de verzekeraar na melding van het incident de uitkering rechtstreeks aan hem uitbetaald. Positie benadeelde derde, verzekerde en verzekeraar Benadeelde derde Verzekerde Verzekeraar 11 2 → ←1 ←2 Vordering, de benadeelde derde krijgt met een directe actie geen vordering op de verzekeraar. Betaling, de verzekeraar betaalt de o.b.v. de verzekering verschuldigde uitkering aan de verzekerde. Deze vergoed zelf de schade waarvoor hij aansprakelijk is aan de benadeelde derde. Betaling, de verzekeraar betaalt de o.b.v. de directe actie van de benadeelde derde of o.b.v. de polisvoorwaarden de uitkering direct aan de benadeelde derde. De directe actie; - bestaat alleen bij een gemelde schade, art. 7:954 lid 1 BW - is beperkt tot aansprakelijkheidsverzekeringen en schade door dood/ letsel, art. 7:954 lid 1 BW. Het onderstaande wetsartikel is hier van toepassing. Art. 7:954 BW 1. Indien in geval van een verzekering tegen aansprakelijkheid de verzekeraar ingevolge artikel 941 de verwezenlijking van het risico is gemeld, kan de benadeelde verlangen, dat indien de verzekeraar een uitkering verschuldigd is, het bedrag dat de verzekerde daarvan ter zake van de schade van de benadeelde door dood of letsel te vorderen heeft, aan hem wordt betaald. 2. De benadeelde kan zonder melding deze betaling verlangen indien de verzekerde een rechtspersoon was die heeft opgehouden te bestaan en de verplichting tot vergoeding van de schade van de benadeelde niet op een ander is overgegaan. 3. Indien de benadeelde zijn in lid 1 bedoelde bevoegdheid nog niet heeft uitgeoefend, kan de verzekeraar slechts bevrijdend aan de verzekerde betalen nadat hij de benadeelde tevergeefs verzocht heeft binnen vier weken mede te delen of hij deze bevoegdheid wil uitoefenen, of indien deze daarvan afstand heeft gedaan. 4. De verzekerde is niet bevoegd ten nadele van de benadeelde over zijn vordering op de verzekeraar te beschikken, voorzover deze vordering schade door dood of letsel betreft, noch is deze vordering in zoverre voor anderen dan de benadeelde vatbaar voor beslag. 5. Voorzover de verzekeraar in verband met overschrijding van een verzekerde som tot minder gehouden is dan het bedrag waarvoor de verzekerde aansprakelijk is, wordt de verschuldigde uitkering naar evenredigheid toegerekend aan de schade van elk der benadeelden alsmede, voorzover zij benadeelden betreft met zowel schade door dood of letsel als andere schade, aan deze onderscheiden schadesoorten. Niettemin blijft de verzekeraar die, onbekend met het bestaan van vorderingen van andere benadeelden, te goeder trouw aan een benadeelde of de verzekerde een groter bedrag dan het aan deze toekomende deel heeft uitgekeerd, jegens de andere benadeelden slechts gehouden tot het beloop van het overblijvende gedeelte van de verzekerde som. De betaling aan de benadeelden kan worden opgeschort voorzover in verband met het in de eerste zin bepaalde op redelijke gronden kan worden betwijfeld welk bedrag dient te worden voldaan. 6. De benadeelde die ter zake van zijn schade door dood of letsel een rechtsvordering instelt tegen de verzekeraar, is daartoe slechts bevoegd indien hij er zorg voor draagt dat de verzekerde tijdig in het geding wordt geroepen. Dit lijdt uitzondering in het geval, bedoeld in lid 2. 7. De leden 1 tot en met 6 missen toepassing voor zover de benadeelde schadeloos is gesteld of voor zover hem door de wet jegens de verzekeraar een eigen recht op schadevergoeding is toegekend. 8.5.2. Wettelijke rente Verzuim Als de verzekeraar traag uitkeert, is deze mogelijk rente over de uitkering verschuldigd. _ Er is sprake van ‘verzuim’ indien de betaling uitblijft nadat zij opeisbaar is geworden en aan de eisen van art. 6:82 en 6:83 BW is voldaan, art. 6:81 BW. _ Verzuim treedt in nadat de verzekeraar bij een schriftelijke aanmaning in gebreke is gesteld, waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft. _ Indien er geen termijn is vastgesteld, is de uitkering terstond opeisbaar, art. 6:38 BW. Art. 6:81 BW De schuldenaar is in verzuim gedurende de tijd dat de prestatie uitblijft nadat zij opeisbaar is geworden en aan de eisen van de artikelen 82 en 83 is voldaan, behalve voor zover de vertraging hem niet kan worden toegerekend of nakoming reeds blijvend onmogelijk is. Art. 6:82 BW 1. Het verzuim treedt in, wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. 2. Indien de schuldenaar tijdelijk niet kan nakomen of uit zijn houding blijkt dat aanmaning nutteloos zou zijn, kan de ingebrekestelling plaatsvinden door een schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat hij voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld. Art. 6:83 BW Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in: a. wanneer een voor de voldoening bepaalde termijn verstrijkt zonder dat de verbintenis is nagekomen, tenzij blijkt dat de termijn een andere strekking heeft. b. wanneer de verbintenis voortvloeit uit onrechtmatige daad of strekt tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 74 lid 1 en de verbintenis niet terstond wordt nagekomen; c. c. wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. 8.5.3. Verjaring Stilzitten van de verzekerde kan leiden tot verjaring van zijn recht om de uitkering in rechte te vorderen. Art. 7:942 bevat een dwingendrechtelijke verjaringsregeling in de zin dat niet ten nadele van de verzekeringnemer/ tot uitkering gerechtigde van kan worden afgeweken. Verzekeringen algemene bepalingen Art. 7:942 BW 1. Een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden. 2. De verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt. Een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen. 3. Bij verzekering tegen aansprakelijkheid wordt de verjaring in afwijking van lid 2, eerste zin, gestuit door iedere onderhandeling tussen de verzekeraar en de tot uitkering gerechtigde of de benadeelde. In dat geval begint een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig aan degene met wie hij onderhandelt en, indien deze een ander is, aan de tot uitkering gerechtigde heeft medegedeeld dat hij de onderhandelingen afbreekt. _ In art. 7:942 lid 1 BW is er geen sprake van een absolute verjaringstermijn. _ Onder bekendheid wordt daadwerkelijke bekendheid verstaan (subjectieve bekendheid). _ De tot uitkering gerechtigde hoeft niet bekend te zijn met de juridische status van de feiten en omstandigheden, zoals het al dan niet opeisbaar zijn van de vordering. _ De verzekeraar kan verjaring voorkomen door verjaring te stuiten. Hij dient schriftelijk mee te delen dat hij aanspraak maakt op de uitkering, art. 7:942 lid 2 BW. _ Indien de verzekeraar aanspraak erkent, bedraagt de verjaringstermijn wederom drie jaar, art.3:319 lid 2 BW. Vermogensrecht algemeen Art. 3:319 BW 1. Door stuiting van de verjaring van een rechtsvordering, anders dan door het instellen van een eis die door toewijzing wordt gevolgd, begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen met de aanvang van de volgende dag. Is een bindend advies gevraagd en verkregen, dan begint de nieuwe verjaringstermijn te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop het bindend advies is uitgebracht. 2. De nieuwe verjaringstermijn is gelijk aan de oorspronkelijke, doch niet langer dan vijf jaren. Niettemin treedt de verjaring in geen geval op een eerder tijdstip in dan waarop ook de oorspronkelijke termijn zonder stuiting zou zijn verstreken. 8.6. Subrogatie 8.6.1. Aard en strekking subrogatie Aard; _ Subrogatie → de verzekeraar treedt in de rechten van de verzekerde (afgeleid verhaalsrecht). Dit is van toepassing als de uitkering betrekking heeft op schade, waarvoor een derde aansprakelijk is. Als de verzekeraar de schade vergoed gaan de rechten van de verzekerde op de aansprakelijke derde over op de verzekeraar. _ Subrogatie vindt plaats bij zowel een verplichte als een onverplichte uitkering. De derde hoeft niet met de verzekeraar te twisten of de verzekeraar de uitkering wel op grond van de verzekeringsvoorwaarden verschuldigd was. _ Subrogatie vindt ook plaats als de verzekeraar op grond van commerciele overwegingen een coulance-uitkering (onverplichte uitkering) doet. Strekking; De strekking van subrogatie is te voorkomen dat de aansprakelijke derde voordeel geniet van de verzekering. Zonder subrogatie: - Hoeft de aansprakelijke derde/ zijn verzekeraar de financiele gevolgen van zijn daad niet te dragen want door de uitkering is de verzekerde schadeloosgesteld. Deze heeft hierdoor geen schade en kan dus ook geen schade vorderen van de aansprakelijke derde; - Kan ook de verzekeraar de aansprakelijke derde niet aanspreken tot schadevergoeding, er ontbreekt n.l. een rechtsgrond. _ De algemene bepaling inzake subrogatie art. 6:150 BW geeft aan de verzekeraar geen verhaalsmogelijkheid. _ De verzekeraar kan ook niet stellen dat de derde een onrechtmatige daad tegenover de verzekeraar heft gepleegd, omdat niet voldaan is aan het relativiteitsbeginsel, art. 6:163 BW. _ De geschonden norm strekt in beginsel niet tot bescherming van het belang van de verzekeraar. _ Gemaakte redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, welke de verzekerde of de verzekeraar heeft gemaakt, kan de verzekeraar op de aansprakelijke derde verhalen, vgl. 6:142 BW. _ Indien de verzekeraar de verzekerde schadeloos heeft gesteld kan de verzekerde geen aanspraak meer maken op wettelijke rente. De verzekeraar kan wel uit eigen hoofde aanspraak maken op wettelijke rente. Effect verhaalsrecht AWBZ op premies en uitkeringen AWBZ-uitvoeringsinstellingen Uitkeringslast daalt Premie daalt Verhaal deel AWBZ-uitkeringen WAM-verzekeraars Uitkeringslast stijgt Premie stijgt De verzekerde moet nadat het risico zich heeft verwezenlijkt, zich onthouden van elke gedraging die aan het recht van de verzekeraar tegen die derden afbreuk doet, art. 7:962 lid 1 BW en vgl. art. 6:154 BW. Dit verbod betreft niet het handelen van de verzekerde voordat het risico zich heeft verwezenlijkt. Een verzekeraar zal: - wel een door de verzekerde in het verleden aanvaard exoneratiebeding moeten eerbiedigen maar - niet een na het vallen van de schade door de verzekerde getroffen schikking. 8.6.2. Grenzen aan subrogatie 1. Subrogatie vindt enkel plaats bij schadeverzekeringen, niet bij sommenverzekeringen. 2. Subrogatie vindt enkel plaats m.b.t. vorderingsrechten en niet m.b.t. eigendomsrechten. De verzekerde zal eerst het eigendomsrecht moeten overdragen aan de verzekeraar conform artt. 3:84 en 95 BW. Vervolgens kan deze overgaan tot vordering. 3. Subrogatie vindt enkel plaats voor zover de verzekeraar de schade heeft vergoed; - deze kan uitsluitend de uitkering en niet de geleden schade verhalen in geval van onderverzekering; - deze kan uitsluitend de werkelijk geleden schade minus een eventueel eigen risico verhalen. De verzekeraar krijgt n.l. niet meer rechten dan de verzekerde tegenover de derde had. 4. Subrogatie vindt niet plaats ten nadele van het recht op schadevergoeding van de verzekerde. 5. Subrogatie vindt niet plaats t.o.v. bepaalde personen in de directe levenssfeer van de verzekerde. Het betreft hier personen waarvan men mag aannemen dat de verzekering mede in hun belang is gesloten, voor zover zij al niet nadrukkelijk zijn meeverzekerd. Subrogatie is wel mogelijk als bovenstaande personen tegenover de verzekerde aansprakelijk zijn wegens een omstandigheid die, indien dit aan de verzekerde zelf te wijten was, aan diens verzekeringsuitkering een afbreuk zou hebben gedaan. Bijv. indien deze personen als zij verzekerd waren geen of een lagere uitkering hadden gekregen wegens opzet/ roekeloosheid of niet-nakoming van de schadebeperkingsplicht, artt. 7:952 en 957 BW. Art. 7: 962 BW lid 3 3. De verzekeraar krijgt geen vordering op de verzekeringnemer, een mede-verzekerde, de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot of de geregistreerde partner van een verzekerde, de andere levensgezel van een verzekerde, noch op de bloedverwanten in de rechte lijn van een verzekerde, op een werknemer of de werkgever van de verzekerde, of op degene die in dienst staat tot dezelfde werkgever als de verzekerde. Deze regel geldt niet voor zover zulk een persoon jegens de verzekerde aansprakelijk is wegens een omstandigheid die afbreuk zou hebben gedaan aan de uitkering, indien die omstandigheid aan de verzekerde zou zijn toe te rekenen. 6. Subrogatie vindt niet plaats op grond van bepaalde aansprakelijkheidsgronden zie art. 6:197 BW. 7. Subrogatie vindt niet als de verzekeraar daar afstand van heeft gedaan. Verzekeraars hebben soms individueel of collectief gedeeltelijk afstand gedaan van hun verhaalsrecht op grond van subrogatie (zie o.a. bedrijfsregeling brandregres). Behalve een collectieve beperking van het verhaalsrecht in een bedrijfsregeling, kan het verhaalsrecht ook door de individuele verzekeraar zijn beperkt door een bepaling in de verzekeringsvoorwaarden. 8.6.3. Cessie (overdracht) Met cessie van de uitkeringsvordering op de aansprakelijke derde kan een soortgelijk resultaat worden bereikt als met subrogatie, artt. 3:84 en 94 BW. Bij cessie draagt de verzekerde met een daartoe bestemde akte zijn vorderingsrecht op de aansprakelijke derde over aan de verzekeraar, dit kan enkel met medewerking van de verzekerde. 8.7. Samenloop verzekeringen Bij samenloop is sprake van meervoudige verzekering: het belang is tegelijkertijd op meer dan een verzekering gedekt, bijv. bij zorgkosten op de reisverzekering. 8.7.1. Samenloop in de wet Op grond van het indemniteitsbeginsel mag de verzekerde geen vergoeding ontvangen waardoor hij in een duidelijk voordeliger positie zou geraken. Indien het belang van de verzekerde op meer dan een verzekering is gedekt, moet bepaald worden welke verzekeraar welke uitkering moet doen. Conform art. 7:961 BW kan de verzekerde met inachtneming van art. 7:960 BW elke verzekeraar aanspreken, welke vervolgens de schade dient te vergoeden. De strekking dat er sprake is van een oudere of jongere verzekering is hier niet van toepassing. De draagplicht van elke verzekeraar wordt niet bepaald a.d.h.v. de verzekerde som, maar a.d.h.v. de bedragen waarvoor elke verzekeraar aangesproken had kunnen worden. Het is niet van belang of de verzekeraar de uitkering verplicht/ onverplicht (coulance) heeft gedaan in beide gevallen is er recht op verhaal op de overige verzekeraars, art. 7:961 lid 2 BW. Van toepassing is ook art. 7:961 lid 3 en vgl. 7:962 lid 1 en 3 BW. Art. 7:961 lid 3 3. De verzekeraars hebben onderling verhaal opdat ieder zijn deel draagt, naar evenredigheid van de bedragen waarvoor een ieder afzonderlijk kan worden aangesproken. Verzekeraars hebben op gelijke voet onderling verhaal voor hun redelijke kosten tot het vaststellen van de schade, alsmede voor hun redelijke kosten van verweer in en buiten rechte. De verzekerde is jegens de verzekeraars afzonderlijk verplicht zich te onthouden van elke gedraging die ten koste van dezen afbreuk doet aan hun onderling verhaal. Art. 7:962 lid 1 en 3 BW 1. Indien de verzekerde ter zake van door hem geleden schade anders dan uit verzekering vorderingen tot schadevergoeding op derden heeft, gaan die vorderingen bij wijze van subrogatie op de verzekeraar over voor zover deze, al dan niet verplicht, die schade vergoedt. De verzekerde moet zich, nadat het risico zich heeft verwezenlijkt, onthouden van elke gedraging welke aan het recht van de verzekeraar tegen die derden afbreuk doet. 8.7.2. Samenloop in verzekeringsvoorwaarden De samenloopregeling (art. 7:961BW) is van regelend recht. Verzekeraars kunnen onderling afwijkende afspraken maken en eenzijdig in de verzekeringsvoorwaarden afwijkende bepalingen opnemen waarmee de rangorde t.o.v. andere verzekeringen wordt bepaald (noncontribution clausules). Verzekeringsvoorwaarden bevatten: _ geen non-contribution clausule; _ een zachte non-contribution clausule; _ een harde non-contribution clausule. Non-contribution clausules; - zachte non-contribution clausule: de verzekering biedt slechts dekking indien en voorzover de schade niet onder een andere verzekering, al dan niet van oudere datum is gedekt; - harde non-contribution clausule: er vindt geen uitkering plaats wanneer de schade door een andere verzekering gedekt zou zijn indien de onderhavige (voorliggende) verzekering niet bestond. De harde non-contribution clausule bevat een verdere achterstelling dan de zachte noncontribution clausule waardoor bij een conflict de verzekering met de zachte non-contribution clausule dient uit te keren. Indien beide verzekeringen een gelijke harde of zachte non-contribution clausule bevatten, dan vallen deze clausules tegen elkaar weg en geldt de wettelijke regeling van art. 7:961 BW Non-contribution clausule 1 Non-contribution clausule 2 Resultaat Hard Zacht Hard Geen Geen Hard Zacht Zacht Zacht Hard Geen non-contribution clausule van toepassing ob. art. 7:961 BW. Geen non-contribution clausule van toepassing o.b.v. art. 7:961 BW. Zacht wijkt voor hard, verzekering met de zachte clausule keert uit. Geen wijkt voor zacht, verzekering zonder noncontribution clausule keert uit. Geen wijkt voor hard, verzekering zonder noncontribution clausule keert uit. 9.1. Opzegging Opzegging is een eenzijdige beeindigingswijze; de andere partij hoeft geen medewerking aan of toestemming voor de opzegging te verlenen. Er is geen tekortkoming vereist zoals bij ontbinding. 9.1.1. Opzegging tegen einde contractduur. Meestal wordt de verzekering stilzwijgend verlengd. Dit kan worden voorkomen door de verzekering tegen het einde van de verzekeringsperiode met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden op te zeggen, art. 7:940 lid 1 BW en vgl. 6:237 onder I BW. Deze regeling is van dwingend recht (mag niet ten nadele van de verzekeringnemer/ tot uitkering gerechtigde worden afgeweken. Er mag wel een kortere opzegtermijn worden opgenomen in de polisvoorwaarden maar geen langere opzegtermijn. Indien de verzekering voor > 5 jaar is aangegaan of verlengd, dan kunnen de verzekeringnemer en de verzekeraar de verzekering ook opzeggen tegen het eind van elk 5e jaar binnen die periode. Bij persoonsverzekering (o.a. aanvullende zorgverzekering), mist de verzekeraar de mogelijkheid van vervroegde opzegging, art. 7:940 lid 2 BW (dwingend recht voor consumenten verzekeringen). Opzegging Verzekeraar Verzekerde - opzegging moet worden gemotiveerd; - opzegging moet schriftelijk art. 7:933 BW; - aan verzekeringnemer/ vertegenwoordiger; - via laatst bekende NAW-gegevens, art.7:933 BW vgl. art.6:236 onder i en m BW; - opzegverbod i.v.m. verzwaring van het gezondheidsrisico, art.7:940 lid 5 BW; - opzegging i.v.m. wanbetaling blijft wel mogelijk, art. 7:934 BW. - opzegging hoeft niet te worden gemotiveerd; - opzegging kan in elke vorm art.3:37 BW; - aan verzekeraar/ tussenpersoon met toereikend volmacht, bij onbevoegde → geen rechtskracht art. 3:61 BW. 9.1.2. Tussentijdse opzegging Opzegging binnen de contractperiode. In de voorwaarden moet de mogelijkheid tot tussentijdse opzegging zijn opgenomen. Indien enkel de verzekeraar het tussentijdse opzeggingsrecht in de voorwaarden heeft bedongen dan komt conform art. 7:940 lid 3 BW ditzelfde recht ook aan de verzekerde toe. Een tussentijdse opzegging heeft voor de verzekerde aanzienlijk negatieve gevolgen, bij een nieuwe aanvraag elders wordt gevraagd of de verzekering ooit is opgezegd. Ook kan deze opzegging zijn opgenomen op de ‘zwarte lijst’ welke door verzekeraars wordt gehanteerd. De opzegtermijn bij tussentijdse opzegging bedraagt twee maanden m.u.v.: 1. opzet tot misleiding, art. 7:940 lid 3 BW; 2. dekking tegen groot molest, art. 3:38 Wft; 3. reisverzekering die een of meer grootmolestrisico’s conform art.3:38 BW dekt. Tussentijdse opzegging mag indien: 1. door de verzekeraar indien blijkt dat de verzekeringnemer zijn mededelingsplicht niet is nagekomen; 2. door de verzekeringnemer op grond van de en bloc clausule; 3. door de verzekeraar en de verzekeringnemer over een vol verzekeringsjaar geen risico is gelopen. 9.1.3. Opzegging bij portefeuille opdracht (art. 3:120 Wft.) Van toepassing indien de verzekeraar zijn kleine portefeuille van bromfietsverzekeringen overdraagt aan een gespecialiseerde motorrijtuigenverzekeraar. De betrokken verzekeringnemers kunnen gedurende drie maanden na dagtekening van de Staatscourant (publicatie) de schadeverzekering schriftelijk opzeggen. Teveel betaalde premie en belasting worden evenredig terugbetaald, art.3:120 Wft. 9.2. Overige wijzen beëindiging Wijzen beeindiging Automatische beeindiging; - Het beeindigen van de verzekering i.v.m. een bepaald tijdsverloop/ bepaalde gebeurtenis zonder dat hiervoor een rechtshandeling van de verzekeraar/ verzekeringnemer nodig is; - van toepassing zijn artt. 6:2 en 248 BW. Ontbinding; - van toepassing bij tekortkoming, art. 6:265 e.v. BW; - indien er sprake is van wanbetaling is art. 7:934 BW ook van kracht; - bij ontbinding zijn beide partijen van hun verbintenis bevrijd, artt. 6:267 en 271 BW; - indien de verzekeraar overgaat tot ontbinding o.b.v. een (toerekenbare) tekortkoming van de verzekerde bij een schaderegeling, dan hoeft deze niet meer uit te keren, art. 6:269 BW; ook art. 7:941 lid 5 BW is hier van kracht als uitgangspunt geldt wel dat gezien de opzet tot misleiding, alleen in bijzondere omstandigheden aangenomen kan worden dat het (gehele) verval van uitkering niet gerechtvaardigd is. Ontbinding op afstand - de consument-verzekeringnemer een bijzonder ontbindingsrecht; - zonder boete/ opgaaf van reden kan gedurende 14 kalenderdagen de verzekering worden ontbonden vanaf de dag waarop deze is aangegaan - van toepassing zijn artt. 4:20 lid 1; 4:28 lid 1 jo lid 4; 4:29 lid 2 Wft - artikel 4:20 Wft jo. art. 61 Bgfo. Vernietiging - de verzekeringsovereenkomst welke is strijd is met de openbare orde of de goede zeden is nietig, art. 3:40 lid 1 BW; - vernietiging is mogelijk in geval van: _ wilsgebreken (dwaling en bedrog); _ vernietiging is op grond van bedreiging en misbruik van omstandigheden; - de verzekeraar kan zich niet beroepen op de vernietigingsgronden conform art.3:44 lid 3 BW(bedrog) en art. 6:228 BW (dwaling). Beeindiging met wederzijds goedvinden - de verzekeraar dient erop te letten dat de verzekeringnemer zijn toestemming heeft gegeven. Dit i.v.m. nadelige gevolgen voor de verzekeringnemer. 9.3. In- en uitlooprisico Dit doet zich m.n. voor bij aansprakelijk Uitlooprisico Inlooprisico De verzekeraar loopt na beeindiging van de verzekering nog steeds risico en moet uitkering doen voor gebeurtenissen welke zich geheel/ gedeeltelijk tijdens de verzekeringsduur hebben voorgedaan De verzekeraar kan tijdens de verzekeringsduur een gebeurtenis moeten uitkeren die zich geheel of gedeeltelijk voor de ingangsdatum van de verzekering hebben voorgedaan. Er zijn drie mogelijke in- en uitloopmogelijkheden mogelijk: 1. Act committed; - de schade moet tijdens de verzekeringsduur zijn voorgevallen; - geen inlooprisico, wel uitlooprisico. 2. Loss occurence - de schade moet zich tijdens de verzekeringsduur hebben gemanifesteerd; - inlooprisico, voor schade welke voor de verzekeringsingangsdatum is ontstaat, wel dient de verzekeringnemer eventuele bekende schadeveroorzakende feiten te melden, art. 7:928 BW; - beperkt uitlooprisico, vordering van ontstane schade tijdens de verzekering kan achteraf nog worden ingediend bij de verzekeraar. 3. Claims made; - de vordering moet tijdens de verzekeringsduur bij de verzekerde/ verzekeraar zijn ingediend, conform de verzekeringsvoorwaarden, art.7:941 BW; - wel inlooprisico, tenzij de verzekeringsvoorwaarden anders bepalen, tegen betaling kan ook het uitloop risico verzekerd zijn; - wel dient de verzekeringnemer eventuele bekende schadeveroorzakende feiten te melden, art. 7:928 BW; - geen uitlooprisico. Inlooprisico Verzekeringsduur Uitlooprisico Act committed dekking Loss occurence dekking Claims made dekking 9.3.2. ‘Na risico’ Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) Bij de WAM geldt een uitlooprisico van zestien dagen (nalooprisico), art. 13, 13a en 14 WAM. Ongevallen en gebeurtenissen welke plaatsvinden binnen de gedekte termijn dient de verzekeraar te vergoeden. _ deze termijn loopt vanaf de dag na de opzegging volgens kennisgeving van de verzekeraar, de verzekeraar dient de beeindiging binnen dertig dagen na aanvang te melden aan het RDW; _ de zestiendagentermijn begint anders op de dag nadat de verzekeraar de RDW de beeindiging heeft gemeld. Het ‘na risico’ eindigt van rechtswege door het van kracht worden van een nieuwe WAMverzekering. Voor motorrijtuigen geldt een enigszins afwijkende regeling, art. 14 WAM. Act Loss Claim Act Los s Claim Act Loss Claim 10.1. Geschillenbeslechting De financiele dienstverlener heeft de verplichting om zorg te dragen voor een adequate behandeling van klachten van clienten, consumenten of deelnemers, art. 4:17 lid 1 Wft. De financiele dienstverlener dient: - te beschikken over een interne klachten procedure, ter afhandeling van klachten; - aangesloten te zijn bij een erkende geschilleninstantie; - de client voor het sluiten van de verzekeringsovereenkomst in kennis te stellen van de interne klachtenprocedure en de erkende geschilleninstantie waarbij hij is aangesloten. De interne klachtenprocedure moet voldoen aan (art. 4:17 lid 3 Wft jo. art. 39 Bgfo): - klachtenadministratie met: _ NAW gegevens; _ klacht met de dagtekening van ontvangst; _ een omschrijving van de klacht; _ een beschrijving van de wijze waarop de financiele dienstverlener de klacht heeft vastgelegd; - procedures en maatregelen die waarborgen dat de klachten zorgvuldig, verifieerbaar, consistent en binnen een redelijke termijn worden afgehandeld; - het bewaren van geadministreerde gegevens voor minimaal een jaar nadat de klacht door hem is afgehandeld. 10.2. Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (KiFiD) Doel → aanbieden van een loket voor behandeling van klachten van consumenten m.b.t. financiele diensten, art. 2 Statuten KiFiD. 10.2.1. Klager en aangeslotene Klager; - uitsluitend toegankelijk voor een klagerconsument (natuurlijk persoon die niet in de hoedanigheid van een bedrijf/ beroep handelt); - een klacht kan enkel tegen een aangesloten financiele dienstverlener worden ingediend. Aangeslotene; - enkel klachten van financiele dienstverleners die bij het KiFiD zijn aangesloten worden behandeld; - indien de financiele dienstverlener niet is aangesloten en zich voor een klacht onderwerpt aan de bevoegdheid van de Geschillencommissie dan zijn de hieruit voortvloeiende kosten voor zijn rekening. 10.2.2. Ombudsman Financiele Dienstverlening Alvorens een klager zich kan richten tot het KiFiD moet deze zijn klacht eerst voorleggen aan een geschillencommissie (Ombudsman Financiele Dienstverlening/ geschillencommissie Financiele Dienstverlening). Taken van de Ombudsman: - door bemiddeling trachten op te lossen van de klacht; - bemiddelen tussen consumenten enerzijds en aangeslotenen anderzijds - verstrekken van inlichtingen en voorlichting m.b.t. financiele dienstverlening en financiele markten, art. 4 onder k ROFD. - Ombudsman Financiële Dienstverlening - Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Toegang tot de Ombudsman - enkel indien de klacht eerst aan de betrokken financiele dienstverlener is voorgelegd en dit niet naar tevredenheid van de klager is behandeld/ op gereageerd; - indien een geschil niet reeds bij de rechter/ andere commissie is behandeld. Termijn indiening bij Ombudsman - binnen drie maanden nadat de financiele dienstverlener zijn standpunt aan de klager heeft bekendgemaakt en gewezen heeft op de mogelijkheden om de klacht aan de Ombudsman voor te leggen. Beoordeling door Ombudsman Dit geschiedt middels hetgeen wettelijk vaststaat. Financiele dienstverleners worden aangespoord om de zelfregulering na te leven. Uitspraak van Ombudsman Het oordeel van de Ombudsman kan inhouden, art.7 onder a ROFD; - niet ontvankelijkheid; - ongegrondheid; - onbemiddelbaarheid; - vaststelling dat en aangeven welk bemiddelresultaat tussen partijen is bereikt; - een aanbeveling aan de betrokken financiele dienstverlener met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid welke de omstandigheden van het geval naar oordeel van de Ombudsman met zich meebrengen. Kosten geschillenbehandeling Ombudsman Er zijn vooralsnog voor de klager geen kosten verbonden in de vorm van klachtengeld. Publicaties van werkzaamheden De ombudsman brengt een jaarverslag uit met verslag van de werkzaamheden. 10.2.3. Geschillencommissie Financiele Dienstverlening → € 100 < geschil ≤ € 1.000.000,Na bemiddeling door de Ombudsman kan de klager zijn klacht voorleggen aan de Geschillencommissie, art. 6.1 RGFD. Taken van de Geschillencommissie Financiele Dienstverlening - het behandelen en beslissen over individuele geschillen; - het bevorderen van een schikking tussen partijen. Toegang tot de Geschillencommissie Financiele Dienstverlening indien het geschil: - niet meer aanhangig is bij of niet reeds tot een uitspraak heeft geleid van een: _ rechter; _ commissie van scheidsmannen; _ een andere geschillencommissie conform artikel 9 RGFD; - eerst schriftelijk is voorgelegd aan de financiele dienstverlener en deze niet naar tevredenheid van de klager is behandeld/ hierop binnen redelijk termijn heeft gereageerd en - eerst is voorgelegd aan de Ombudsman. Termijn indiening geschil bij de Geschillencommissie Financiele Dienstverlening Indiening geschiedt middels een formulier aan de Geschillencommissie binnen drie maanden nadat het oordeel van de Ombudsman os bekendgemaakt. Beoordeling door de Geschillencommissie Financiele Dienstverlening Dit geschiedt middels hetgeen wettelijk vaststaat. Financiele dienstverleners worden aangespoord om de zelfregulering na te leven. Uitspraak van de Geschillencommissie Financiele Dienstverlening Het oordeel van de Geschillencommissie Financiele Dienstverlening kan inhouden; - onbevoegd verklaren; - vaststellen van de te betalen schadevergoeding; - nakoming opleggen aan de financiele dienstverlener inzake de betreffende overeenkomst of een andere tussen partijen geldende verplichting; - de financiele dienstverlener de bevoegdheid tot uitoefening van een of meer met name genoemde rechten uit de betreffende overeenkomst ontzeggen; - elke andere beslissing die zij redelijk en billijk acht ter beeindiging van het geschil. _ Een bindend advies berust op een overeenkomst tussen partijen en zal in beginsel worden gekwalificeerd als een vaststellingsovereenkomst in de zin van art. 7:900 BW. _ Bij niet nakoming is er sprake van een tekortkoming en kan nakoming worden gevorderd. _ Indien een partij dit advies onredelijk acht kan deze zich tot de rechter wenden. _ Deze zal de inhoud slechts marginaal (miniem) toetsen op inhoud en totstandkoming. _ Als blijkt dat de beslissing in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, is deze vernietigbaar, art. 7:904 lid 1 BW. Overzicht uitspraken Geschillencommissie Financiele dienstverlener vooraf akkoord met bindend advies Financiele dienstverlener niet vooraf akkoord met bindend advies Financiele dienstverlener alsnog akkoord met bindend advies Financiele dienstverlener niet alsnog akkoord met bindend advies Klager akkoord met bindend advies Klager niet akkoord met bindend advies Bindende uitspraak Geen uitspraak Bindende uitspraak Niet-bindende uitspraak Niet-bindende uitspraak Niet-bindende uitspraak Kosten Geschillencommissie - klager is € 50,- verschuldigd aan klachtengeld; - indien de klager geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld wordt de financiele dienstverlener veroordeeld tot vergoeding van de door de klager gemaakte kosten; - een kostenvergoeding o.b.v. het liquidatietarief van de rechterlijke macht kan worden toegekend tot een maximum van € 5.000,-; - een veroordeling in de kosten van getuigen –of deskundigen verhoor kan plaatsvinden. Publicaties van werkzaamheden - de Geschillencommissie brengt een jaarverslag uit met verslag van de werkzaamheden; - uitspraken kunnen geanonimiseerd worden gepubliceerd. 10.2.4. Beroepscommissie Financiele Dienstverlening Tegen de uitspraken van de Geschillencommissie staat (binnenkort) hoger beroep open bij de Beroepscommissie Financiele Dienstverlening. Dit is beschikbaar voor geschillen > € 25.000,-. 10.3. Overheidsrechtspraak en arbitrage Taak van de rechter Art. 87 Rv - het beslechten van een geschil middels een uitspraak; - meestal middels een schikking. Toegang tot de rechter - een ieder heeft toegang tot de rechter art. 6 EVRM; - de rechter is in beginsel onbevoegd indien er sprake is van een; _geldige arbitrageclausule is de rechter in beginsel onbevoegd; _geldige forumkeuzeclausule (partijen kunnen een andere rechter kiezen dan diegeen die wettelijk absoluut en relatief bevoegd is - absoluut bevoegd → de rechtbank; - relatief bevoegd → rechter van een bepaalde soort is bevoegd. Termijn van indienen - binnen de verjaringstermijn van de verzekeraar/ financiele dienstverlener moet er worden gedagvaard. Beoordeling geschil - geschiedt op grond van de wet Uitspraak - de rechterlijke procedure eindigt met een voor beide partijen bindende uitspraak, tenzij de partijen een schikking treffen; - de rechter kan de ingestelde vordering toewijzen of afwijzen; - de rechter verklaart zich onbevoegd of de eisende partij niet ontvankelijk. Kosten rechtspraak - eisende partij dient griffierechten te betalen aan de rechterlijke instantie; - bij de kantonrechter kunnen partijen in persoon procederen en zijn zij niet verplicht om van een advocaat gebruik te maken; - bij de sector civielrecht, de gerechtshoven en de Hoge Raad kunnen partijen slechts bij advocaat procederen; - indien de eisende partij in gelijk wordt gesteld dan zijn de proceskosten voor rekening van de gedaagde. Publicatie rechterlijke uitspraak - deze worden o.a. in vaktijdschriften anoniem gepubliceerd. 10.3.2. Arbitrage Taak van de arbiter art. 1027 & 1036 Rv - het beslechten van een geschil middels een uitspraak; - indien overeengekomen kunnen partijen vooraf bemiddelen. Toegang tot de arbiter - enkel indien partijen dit zijn overeengekomen (arbitrageclausule); - de wetgever acht bij arbitrage de kwaliteit en onpartijdigheid voldoende gewaarborgd. Termijn van indienen - binnen de verjaringstermijn van de verzekeraar/ financiele dienstverlener moet er worden gedagvaard. Beoordeling geschil - geschiedt op grond van de wet; - partijen de arbiter ook opdragen om een beslissing te geven ‘als goede mannen naar billijkheid’, dit geeft de arbiter meer vrijheid. Uitspraak - de rechterlijke procedure eindigt met een voor beide partijen bindende uitspraak; - het is ongebruikelijk dat tegen deze uitspraak hoger beroep openstaat. Kosten rechtspraak - afhankelijk van de afspraken tussen partijen en de arbitrage regels kan de verliezende partij in de kosten van de arbitrage worden veroordeeld. Publicatie rechterlijke uitspraak - arbitrage vindt achter gesloten deuren plaats en wordt enkel met toestemming van partijen gepubliceerd. 10.4. Routes geschillenbeslechting Route Interne klachtenprocedure Klachteninstituut Financiele Dienstverlening Overheidsrechtspraak/ Arbitrage Ombudsman Geschillen commissie Route 1 Route 2 Route 3 Route 4 Route 5 X X X X X X X X (bindende uitspraak) X (niet bindende uitspraak) X X X X Van belang bij de routekeuze kan zijn: _ Vertrouwen in de wijze van geschillenbeslechting; de klager heeft bijv. geen vertrouwen in de Geschillencommissie Financiele Dienstverlening en stapt direct naar de rechter. _ De aard van het geschil; de klager verwacht geen meerwaarde van bemiddeling door de Ombudsman gelet op de principiele aard van het geschil. _ De aard van de uitspraak; de klager wenst geen bindend advies/ wil bijv. direct een procedure starten die een bindende uitspraak geeft tegen een financiele dienstverlener die zicht niet houdt aan het bindend advies van de Geschillencommissie Financiele Dienstverlening. _ De tijd; de klager wil binnen enkele weken een voorlopige uitspraak en vraagt daarom een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter. _ De kosten; de klager wil bijv. gelet op de omvang van der vordering eerst zonder hoge kosten trachten het geschil op te lossen. Bij een breder bereik kunnen klager(s) zich wenden tot: De AFM, De Consumentenautoriteit, DNB, de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de Zorgautoriteit.