UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT FARMACEUTISCHE WETENSCHAPPEN Vakgroep Bioanalyse Eenheid Farmaceutische Zorg Academiejaar 2015-2016 ANTICHOLINERGICA EN DE HERKENNING VAN HUN BIJWERKINGEN IN DE OFFICINAAPOTHEEK Sara BOTTE Eerste Master in de Farmaceutische zorg Promotor Prof. dr. apr. K. Boussery Commissarissen Prof. dr. M. Petrovic Prof. dr. apr. A. Somers UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT FARMACEUTISCHE WETENSCHAPPEN Vakgroep Bioanalyse Eenheid Farmaceutische Zorg Academiejaar 2015-2016 ANTICHOLINERGICA EN DE HERKENNING VAN HUN BIJWERKINGEN IN DE OFFICINAAPOTHEEK Sara BOTTE Eerste Master in de Farmaceutische zorg Promotor Prof. dr. apr. K. Boussery Commissarissen Prof. dr. M. Petrovic Prof. dr. apr. A. Somers AUTEURSRECHT “De auteur en de promotor geven de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van de resultaten uit deze masterproef.” 21 mei 2016 Promotor Prof. dr. apr. K. Boussery Auteur Sara Botte SAMENVATTING Doel Het doel van de masterproef was tweeledig: ten eerste werd een steekkaart opgesteld over geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking met een risico-inschatting betreffende de ernst van het anticholinerge effect en een alternatieve behandeling. Vervolgens werd een observationele studie uitgevoerd, waarbij de kennis van de officina-apothekers over geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking nagegaan werd aan de hand van casussen. Methoden De steekkaart is opgesteld op basis van de Duran risicoschaal en aangevuld met geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking uit de inleiding van het Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium. De moleculen opgenomen in de steekkaart zijn als specialiteit beschikbaar in België of vergund als grondstof of via de internationale apotheek ingevoerd. Voor de observationele studie werden drie casussen opgesteld en voorgelegd aan 50 officina-apothekers. Elke casus had een zelfzorgvraag over een bijwerking van de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking; namelijk over constipatie, droge mond en droge ogen. Bij elke casus werd de afhandeling door middel van een checklist geregistreerd. Resultaten De steekkaart bestaat uit 84 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking. Bij elke molecule is de indicatie en een alternatieve behandeling vermeld. In de eerste casus had de persoon last van constipatie en waren volgende geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking opgenomen in de medicatiehistoriek: desloratadine en oxcarbazepine. Een significant deel van de apothekers zag geen oorzaak in de medicatie en zou de patiënt behandelen. Oxcarbazepine werd bij de overige apothekers meer herkend dan desloratadine. In casus 2 had de patiënt last van droge mond en nam onder andere Buscopan® en oxybutynine in. Zowel Buscopan® als oxybutynine zijn goed herkend door veel apothekers. Bij Buscopan® zou meer dan de helft van de apothekers een geschikt alternatief voorstellen, bij oxybutynine zouden ze voornamelijk doorverwijzen naar de arts. In casus 3 was amitriptyline de mogelijke oorzaak van droge ogen. Het grootste deel van de apothekers had amitriptyline herkend en zou de patiënt doorverwijzen naar de arts en kunsttranen meegeven. Het andere deel van de apothekers zou de droge ogen behandelen. Elke apotheker vroeg minstens 1 WHAM-vraag en meer dan de helft van de apothekers vroeg naar alle WHAM-vragen. Conclusie Oxybutynine en Buscopan® werden goed herkend, amitriptyline gemiddeld en desloratadine en oxcarbazepine veel te weinig. De anticholinerge effecten bij bepaalde groepen geneesmiddelen, zoals H1-antihistaminica, zijn weinig gekend. Men zou meestal doorverwijzen naar de arts, alternatieven voorstellen gebeurt weinig in de realiteit. Voor zowel de herkenning als de afhandeling kan de steekkaart hulp bieden. Een opleiding in de toekomst zou georganiseerd kunnen worden. DANKWOORD Ik zou graag volgende mensen willen bedanken voor hun hulp bij deze masterproef: Mijn promotor, Prof. dr. apr. K. Boussery voor de tips en opvolging tijdens de tussentijdse evaluaties en de feedback voor het indienen van de finale versie. Eline Tommelein voor het meermaals nalezen van de masterproef en de super goede begeleiding doorheen de maanden. Met haar hulp is dit een mooi resultaat geworden. Mijn ouders om mij te steunen tijdens deze periode. Mijn papa voor zijn hulp bij de computergerelateerde moeilijkheden en mijn mama voor haar geduld tijdens de apotheekbezoeken. De apothekers die deelgenomen hebben aan het onderzoek wil ik bedanken voor hun tijd en bereidwilligheid om mij te ontvangen. Zonder hen had ik deze resultaten niet kunnen voorleggen. INHOUDSTAFEL HOOFDSTUK 1: INLEIDING ................................................................................................. 1 1.1 FYSIOLOGIE VAN HET CHOLINERGE OF PARASYMPATHISCH ZENUWSTELSEL ........................ 1 1.2 FARMACOLOGIE VAN ANTICHOLINERGICA ............................................................................. 4 1.3 INDICATIES VOOR HET GEBRUIK VAN ANTICHOLINERGICA .................................................... 5 1.4 BIJWERKINGEN VAN ANTICHOLINERGICA ............................................................................... 6 1.4.1 Centrale en perifere bijwerkingen van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking .......................................................................................................................... 6 1.4.2 Verhoogd risico op bijwerkingen bij ouderen .......................................................... 7 1.4.3 Verhoogd risico op anticholinerge bijwerkingen bij ouderen.................................... 7 1.5 INSCHATTEN VAN ANTICHOLINERGE BELASTING.................................................................... 8 1.5.1 De anticholinerge risicoschalen............................................................................... 8 1.5.2 De anticholinergic risk scale door Rudolph et al. ...................................................... 9 1.5.3 De Duran risicoschaal ........................................................................................... 10 1.5.4 Andere anticholinerge risicoschalen ...................................................................... 10 1.6 IMPACT VAN DE ANTICHOLINERGE BIJWERKINGEN OP DE KWALITEIT VAN LEVEN ............. 11 HOOFDSTUK 2: OBJECTIEVEN .......................................................................................... 13 HOOFDSTUK 3: METHODEN ............................................................................................ 14 3.1 OPSTELLEN STEEKKAART ....................................................................................................... 14 3.1.1 Verzamelen van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking ......................... 14 3.1.2 Selectie van de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking .......................... 14 3.1.3 Nakijken van de overige geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking op de Duran lijst ........................................................................................................................... 14 3.1.4 3.2 Uitwerken steekkaart ........................................................................................... 15 STRUCTURELE BEVRAGING VAN OFFICINA-APOTHEKEN ...................................................... 15 3.2.1 Casusaanmaak en vragenlijst ................................................................................ 15 3.2.2 Selectie van de officina-apotheken ....................................................................... 19 HOOFDSTUK 4: RESULTATEN ........................................................................................... 20 4.1 OPSTELLEN STEEKKAART ....................................................................................................... 20 4.1.1 Verzamelen van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking ......................... 20 4.1.2 Selectie van de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking .......................... 20 4.1.3 Nakijken van de overige geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking op de Duran lijst ........................................................................................................................... 20 4.1.4 Uitwerken steekkaart ........................................................................................... 20 4.1.5 Extra informatie bij het gebruik van de steekkaart ................................................ 24 4.2 CASUSAANMAAK EN VRAGENLIJST ....................................................................................... 25 4.2.1 Casus 1................................................................................................................. 25 4.2.2 Casus 2................................................................................................................. 26 4.2.3 Casus 3................................................................................................................. 27 4.3 RESULTATEN STRUCTURELE BEVRAGING VAN DE OFFICINA-APOTHEKEN ........................... 28 4.3.1 Casus 1 (constipatie)............................................................................................. 28 4.3.1.1. Afhandeling casus 1 ............................................................................................... 28 4.3.1.2. Supplementaire vragen over casus 1 .................................................................... 29 4.3.1.3. Eerste keuze geneesmiddel bij constipatie ........................................................... 30 4.3.2 Casus 2 (droge mond) ........................................................................................... 30 4.3.2.1. Afhandeling casus 2 ............................................................................................... 30 4.3.2.2. Supplementaire vragen over casus 2 .................................................................... 31 4.3.2.3. Eerste keuze geneesmiddel bij droge mond ......................................................... 32 4.3.3 Casus 3 (droge ogen) ............................................................................................ 32 4.3.3.1. Afhandeling casus 3 ............................................................................................... 32 4.3.3.2. Supplementaire vragen over casus 3 .................................................................... 33 4.3.3.3. Eerste keuze geneesmiddel bij droge ogen ........................................................... 33 4.3.4 Overzicht casussen ............................................................................................... 34 4.3.5 Supplementaire vragen over geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking ...... 35 4.3.6 Feedback over steekkaart ..................................................................................... 37 HOOFDSTUK 5: DISCUSSIE ............................................................................................... 39 5.1 BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN.............................................................................................. 39 5.2 VERGELIJKEN MET INTERNATIONALE LITERATUUR ............................................................... 39 5.3 WAT DEZE STUDIE TOEVOEGT............................................................................................... 39 5.4 PERSPECTIEVEN VOOR DE TOEKOMST .................................................................................. 41 HOOFDSTUK 6: CONCLUSIES............................................................................................ 42 HOOFDSTUK 7: LITERATUURLIJST .................................................................................... 44 LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN Afkorting ACB ACE-R acetyl-CoA ADS ARS ATP cAMP CAT COPD DAG DBI-ACh FAGG GDP GGR GTP GTPase i.e. IP3 MMSE SSRI TCA VK VS WHAM Verklaring Anticholinergic Cognitive Burden Addenbrooke’s Cognitive Examination-Revised Acetyl-coenzyme A Anticholinergic Drug Scale Anticholinergic Risk Scale Adenosine trifosfaat cyclisch 3’,5’-adenosine monofosfaat Choline acetyltransferase Chronisch obstructief longlijden Diacylglycerol Drug Burden Index Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten Guanosinedifosfaat Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium Guanosinetrifosfaat Guanosine trifosfatase Id est (dat is) Inositol trifosfaat Mini-Mental State Examination Selectieve Serotonine Reuptake Inhibitor TriCyclische Antidepressiva Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten 4 vragen: Wie – Hoelang – Actie – Medicatie HOOFDSTUK 1: INLEIDING 1.1 FYSIOLOGIE VAN HET CHOLINERGE OF PARASYMPATHISCH ZENUWSTELSEL Het cholinerge of parasympathisch zenuwstelsel maakt deel uit van het autonoom zenuwstelsel, wat de functies buiten de wil om regelt. Voorbeelden hiervan zijn de hartslag, het energiemetabolisme en de contractie en relaxatie van gladde spiercellen. Naast het parasympathisch zenuwstelsel bestaat het autonoom zenuwstelsel ook nog uit het orthosympathisch en enterisch zenuwstelsel. In het parasympathisch zenuwstelsel kunnen fysiologisch twee types neuronen van elkaar onderscheiden worden, namelijk preganglionaire en postganglionaire neuronen. Deze twee neurontypes zijn aan elkaar geschakeld via een synaps. Bij het parasympathisch systeem wordt een lang preganglionair neuron en een kort postganglionair neuron intraganglionaire gezien. De signaaltransductie gebeurt door acetylcholine. Ook ter hoogte van het effectororgaan signaaltransductie (cholinerge door gebeurt de acetylcholine transmissie). In het orthosympathisch zenuwstelsel gebeurt de intraganglionaire Figuur 1.1 Transmissie ter hoogte van ganglionair synaps en effectororgaan bij ortho- en parasympathicus. Ach: acetylcholine, NA: noradrenaline, mus: muscarine receptor, nic: (1) nicotine receptor. transmissie ook via acetylcholine, echter ter hoogte van het effectororgaan wordt vrijgesteld. (Figuur 1.1) noradrenaline (1) De synthese van acetylcholine vertrekt uit twee precursoren, namelijk acetyl-coenzyme A (acetyl-CoA) en choline. Acetyl-CoA wordt gevormd uit glucose. Choline komt in het cytoplasma van het neuron via opname door de natrium/choline cotransporter. Vervolgens worden beide aan elkaar gekoppeld door choline acetyltransferase (CAT). Deze reactie vindt plaats in het cytoplasma van het neuron. (Figuur 1.2).(2) Acetylcholine wordt zowel intraganglionair als ter hoogte van de parasympathisch geïnnerveerde effectororganen vrijgesteld.(2) Acetylcholine speelt een belangrijke rol in het lichaam, onder andere bij directe neurotransmissie in autonome ganglia, controle van de bloedstroom in de hersenen en de cyclus van slapen en wakker worden. Acetylcholine speelt ook een rol in de hersenen, in het deel dat zorgt voor het geheugen en de cognitieve functie.(3,4) 1 Acetylcholine kan ter hoogte van het effectororgaan binden op verschillende types receptoren. In het parasympathisch zenuwstelsel bestaan zowel nicotine als muscarine receptoren. Stimulatie van nicotine receptoren brengt stimulatie in alle autonome ganglia teweeg.(1) De nicotinereceptor is een voorbeeld van een ionotrope receptor. De nicotinereceptoren zijn gebonden aan ionkanalen die gelegen zijn in het postsynaptisch membraan van een zenuw- of spiercel. Binding van Figuur 1.2 De synthese van acetylcholine. Choline acetyltransferase is nodig om acetylcholine te vormen. Acetylcholinesterase is het enzym (1) dat acetylcholine afbreekt nadat het vrijgesteld wordt in de synaps. acetylcholine aan nicotine receptoren leidt in het gekoppelde ionkanaal tot gewijzigde influx of efflux van ionen in of uit de cel. Bij acetylcholine leidt dit tot een verhoogde influx van natrium en efflux van kalium, waardoor de cel kan depolariseren en de actiepotentiaal sneller bereikt wordt (Figuur 1.3).(1) De indeling van de nicotine receptoren gebeurt op basis van de locatie waar ze zich in het lichaam bevinden; in de spier, het ganglion of het centraal zenuwstelsel.(1) Ter hoogte van het effectororgaan bindt acetylcholine op de muscarine receptoren. De muscarine receptoren zijn wijd verspreid over het gehele lichaam.(3) Deze receptoren zijn G-proteïne gekoppeld, ook metabotrope receptoren genoemd.(1) De G-proteïne gekoppelde muscarine receptor is een zeven transmembranaire receptor, waarbij 1 intracellulair lus gebonden is met een G-proteïne. Dit G-proteïne is een membraanproteïne met guanosine trifosfatase (GTPase) activiteit. Een geactiveerd G-proteïne hydrolyseert een guanosinetrifosfaat (GTP) tot guanosinedifosfaat (GDP). Dit leidt tot activatie van een second messenger systeem die een reeks van reacties in gang kan zetten.(1,5,6) De cascade van reacties zal voor de finale respons in de cel zorgen. (Figuur 1.3) Er zijn verschillende types G-proteïnen die interageren met verschillende receptoren. Bij de muscarine receptoren zijn twee verschillende soorten, namelijk Gq (M1, M3, M5) en Gi (M2, M4). 2 Activatie van het Gq-proteïne zal de ‘inositol fosfaat pathway’ activeren. Na een aantal stappen wordt intracellulair inositol trifosfaat (IP3) en diacylglycerol (DAG) gevormd. IP3 bindt op de IP3receptor, dit is een calciumkanaal in het endoplasmatisch reticulum. DAG activeert proteïne kinase C, dit membraangebonden kinase katalyseert de fosforylatie van verschillende intracellulaire proteïnen.(1) Activatie van Gi-proteïnen zal het adenylyl cyclase/cAMP systeem inhiberen. Adenylyl cyclase is een membraangebonden enzym dat adenosine trifosfaat (ATP) omzet tot cyclisch 3’,5’adenosine monofosfaat (cAMP). cAMP reguleert verschillende cellulaire functies, zoals het energiemetabolisme en ionkanalen.(1) Figuur 1.3 De twee types receptoren waarop acetylcholine binden. Links: het ionkanaal, waarvan de nicotine receptor een voorbeeld is. Rechts: de G-proteïne gekoppelde receptor, voorbeeld hierbij is de muscarine (1) receptor. De muscarine receptor kent vijf moleculaire subtypes (M1-M5), die zich verspreid in het centraal en perifeer zenuwstelsel bevinden (Bijlage 1).(3,6,7) De M1-receptor is aanwezig op het membraan van centrale en perifere neuronen, alsook op het membraan van pariëtale cellen in de maag en speekselklieren. Deze receptoren hebben een effect op het centraal zenuwstelsel en de secretie van het maagzuur.(1) De M2-receptoren komen presynaptisch veel voor in zowel centrale neuronen als perifere neuronen. Deze receptoren zijn ook aanwezig in het hart. Activatie van deze receptor geeft inhibitie ter hoogte van het hart en de neuronen. Dit geeft dus een daling van de hartsnelheid en pompkracht van het hart en centrale effecten zoals tremor en hypothermie.(1) De M3-receptoren hebben vooral effect op gladde spieren, zoals stimuleren van secretie in klieren en contraheren van viscerale gladde spieren. Dit zijn ook de enige receptoren van het parasympathisch zenuwstelsel die een effect uitoefenen op de bloedvaten. 3 Tabel 1.1 geeft een overzicht van de locatie en het effect van M3-receptoren.(1,6) De functionele rol van de M4- en M5-receptoren is nog niet volledig duidelijk. Beiden zijn echter wel voornamelijk aanwezig in de hersenen. De M4-receptoren lijken betrokken in de modulatie van de dopaminerge respons. De M5-receptoren lijken betrokken bij de vrijstelling van dopamine.(6) Tabel 1.1 Overzicht van de locatie en het effect van M3-receptoren. (1) Locatie Effect Bronchi Contractie van gladde spieren en secretie van de klieren Gastro-intestinale stelsel Meer motiliteit, openen van de sfincter en secretie van de klieren Blaas Contractie van de blaasspier en relaxatie van de sfincter Bloedvaten Dilatatie van de arteriolen in speekselklieren* Penis Dilatatie van de bloedvaten (erectie)* Ogen Verkleinen pupil en contractie van de ciliaire spier Huid Secretie van speeksel- en traanklier * Vasodilatatie door vrijstelling van stikstofmonoxide van de endotheliale cellen Er zijn geneesmiddelen op de markt die de muscarine receptor blokkeren (antagonist) of stimuleren (agonist). Specifiek voor het cholinerg systeem wordt gesproken van anticholinergica en cholinomimetica. Een agonist bindt op de receptor en activeert de receptor, zodat een respons uitgelokt wordt. Een antagonist verhindert dat een agonist kan binden, waardoor activatie tegengegaan wordt. Bij een competitieve antagonist kan het effect van een actief geneesmiddel of de lichaamseigen stof teniet gedaan worden, hierop steunt ook de werking van een antidoot.(1) 1.2 FARMACOLOGIE VAN ANTICHOLINERGICA Anticholinergica, ook wel muscarinereceptorantagonisten, parasympatholytica of atropineachtigen genoemd, oefenen hun gewenst effect uit via competitief antagonisme ter hoogte van de muscarine receptor.(8) De chemische structuur van deze geneesmiddelen bevat een ester en een basische groep, zoals deze functionele groepen ook voorkomen in acetylcholine. Om de antagonistische werking te bevorderen worden grote aromatische groepen toegevoegd ter vervanging van de acetylgroep. Natuurlijke muscarine antagonisten zijn samengevat in Tabel 1.2.(1,7,9) (9) Tabel 1.2 Natuurlijke muscarine antagonisten. Muscarine antagonist Hyoscine Atropine Scopolamine en hyoscine Afkomstig uit volgende plant Datura stramonium Atropa belladonna Hyoscyamus niger 4 Uit de chemische structuur kan de centrale activiteit voorspeld worden. Als het geneesmiddel een tertiaire stikstof bevat, kan het goed opgenomen worden in de organen doordat dit goed vetoplosbaar is. Hierdoor kan het ook goed penetreren door de bloed-hersenbarrière. Een positief geladen stikstof of quaternaire stikstof in de structuur zorgt vooral voor perifere activiteit. Een positieve lading kan namelijk de bloed-hersenbarrière niet passeren, waardoor deze geneesmiddelen weinig effect vertonen ter hoogte van de hersenen.(1) (Figuur 1.4) Acetylcholine Oxybutynine (tertiaire stikstof) Ipratropium (quaternaire stikstof) Figuur 1.4 Chemische structuren van acetylcholine en antagonisten van de muscarine receptoren. Bijna geen enkele muscarine antagonist bezit selectiviteit tussen de verschillende subtypes van de muscarine receptoren. Uitzonderingen zijn pirenzepine1 (selectief voor M1-receptor) en darifenacine (M3-receptor selectief).(1,5) 1.3 INDICATIES VOOR HET GEBRUIK VAN ANTICHOLINERGICA Anticholinergica worden vaak voorgeschreven in het kader van volgende aandoeningen: ziekte van Parkinson, spierspasmen, overactieve blaas, astma en chronisch obstructief longlijden (COPD).(3,10) (Tabel 1.3) Er zijn meer dan 600 geneesmiddelen met een anticholinerge activiteit gekend.(11,12) De reden dat anticholinergica gegeven worden bij abdominale klachten, blaasfunctiestoornissen, astma en COPD kan gemakkelijk afgeleid worden uit de fysiologie. Hierbij worden de gladde spieren van de darmen, blaas of bronchiën gerelaxeerd.(1) Bij de ziekte van Parkinson is dit iets ingewikkelder. De ziekte van Parkinson wordt gekenmerkt door een verlies van dopaminerge neuronen in de substantia nigra, een deel in de hersenen.(13) Hierdoor is de balans tussen acetylcholine en dopamine verstoord. Er is overwegend cholinerge activiteit. Om de balans te herstellen, kan ofwel de dopaminerge activiteit gestimuleerd worden, wat eerste keuze is, ofwel de hoeveelheid acetylcholine verlaagd worden. Anticholinergica zorgen voor de verlaging van cholinerge activiteit en zullen zo de onwillekeurige samentrekkingen van de spieren (tremor) tegengaan.(13,14) 1 Pirenzepine is niet beschikbaar op de Belgische markt, maar wordt in andere landen gebruikt als maagzuurremmer. 5 (8) Tabel 1.3 Overzicht van geneesmiddelen met een gewenst anticholinerg effect. Indicatie Abdominale klachten Blaasfunctiestoornissen Astma en COPD Ziekte van Parkinson Voorbeeld anticholinergica Butylhyoscinebromide Oxybutynine, darifenacine, fesoterodine, propiverine, solifenacine, tolterodine Kortwerkend: ipratropium Langwerkend: aclidinium, glycopyrronium, tiotropium, umeclidinium Procyclidine, biperideen, trihexyfenidyl 1.4 BIJWERKINGEN VAN ANTICHOLINERGICA Naast de anticholinergica die hiervoor beschreven staan, bestaan een aantal geneesmiddelen die niet op de markt zijn omwille van de anticholinerge werking, maar wel deze eigenschap bezitten. Deze worden gezien als geneesmiddelen met anticholinerge bijwerkingen.(8) Enkele voorbeelden zijn bepaalde antidepressiva en antipsychotica. (Tabel 1.4) Tabel 1.4 Overzicht van geneesmiddelen met anticholinerge bijwerkingen. Deze lijst bestaat uit de selectie overgenomen (8) uit de inleiding van het Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium (GGR). Indicatie Depressie Klasse geneesmiddel TCA Allergie SSRI H1-antihistaminica Psychoses - Anderen - 1.4.1 Voorbeeld geneesmiddelen met anticholinerge bijwerking Amitriptyline, clomipramine, dosulepine, doxepine, imipramine, nortriptyline Citalopram, escitalopram, fluoxetine, fluvoxamine, paroxetine Chloorfenamine, dexchloorfeniramine, difenhydramine, dimenhydrinaat, hydroxyzine, meclozine en promethazine In mindere mate: alimemazine, cetirizine, fexofenadine, loratadine Vooral fenothiazines, haloperidol, clozapine, olanzapine, pimozide, risperidon Baclofen (tegen spierkrampen) Carbamazepine (anti-epilepticum) Disopyramide (anti-aritmicum) Nefopam (analgeticum) Tizanidine (spierverslapper) Centrale en perifere bijwerkingen van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking De muscarine receptoren bevinden zich zowel in het centraal als perifeer zenuwstelsel, waardoor er zowel centrale als perifere bijwerkingen door geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking kunnen ontstaan.(3) Bijwerkingen worden veroorzaakt door niet-selectief antagonisme van de muscarine receptoren.(15) De meest voorkomende perifere bijwerkingen zijn droge mond, droge ogen, constipatie, wazig zicht, verhoging hartfrequentie en ritmestoornissen, verminderde zweetsecretie en urineretentie.(3,8,11,15–18) Al deze bijwerkingen zijn een logisch gevolg van het tegengaan van de fysiologische functie van acetylcholine. Het wazig zicht bijvoorbeeld kan verklaard worden doordat de pupillen groter worden en de accommodatie verstoord is door binding op de M3receptor.(1)Als centrale bijwerkingen worden onder andere duizeligheid, sedatie, verwardheid, delirium, cognitieve en fysieke achteruitgang, agitatie, hogere valfrequentie en hallucinaties gezien.(3,8,11,16–18) 6 1.4.2 Verhoogd risico op bijwerkingen bij ouderen Ouderen worden meestal gedefinieerd als het deel van de bevolking met een leeftijd hoger dan 65 jaar.(17,19) Het grootste deel van de geneesmiddelen die verkocht worden in de apotheek, worden genomen door de oudere bevolking. Dit geldt voor zowel voorschriftplichtige als vrij te verkrijgen geneesmiddelen. Negentig procent van de ouderen zou minstens één voorschriftplichtig geneesmiddel nemen.(16) Ouderen hebben vaak meerdere chronische ziektes en nemen dus verschillende geneesmiddelen. Het begrip ‘polyfarmacie’ wordt hiervoor gebruikt.(20) In deze masterproef wordt, in overeenkomst met de literatuur, polyfarmacie gedefinieerd als het gebruik van vijf of meer geneesmiddelen. Dit komt voor bij 20 tot 40% van de oudere bevolking.(19,21) Risicofactoren voor polyfarmacie zijn hogere leeftijd, aanwezigheid van comorbiditeiten, recente hospitalisaties, vrouwelijk geslacht, depressie en verschillende voorschrijvende artsen. In deze context wordt er ook gesproken van ‘prescribing cascade’ of ‘double-dipping’, dit betekent dat er medicatie wordt voorgeschreven voor bijwerkingen van andere medicatie. Bij polyfarmacie is er een verhoogde kans op geneesmiddelinteracties en meer risico op bijwerkingen, wat op zijn beurt leidt tot meer kosten en minder vertrouwen van de patiënt in het geneesmiddel.(19) Voordat medicatie voorgeschreven wordt aan ouderen, moet gedacht worden aan het vermijden van bijwerkingen die de toestand van de oudere kan verslechten. Er moet altijd een afweging van de risico-baten verhouding gemaakt worden. Zo kan een niet-farmacologische optie overwogen worden en wordt ook gezocht naar evidentie voor de werkzaamheid van het geneesmiddel bij ouderen. De dosis dient aangepast te worden naargelang de leeftijd van de patiënt.(19) 1.4.3 Verhoogd risico op anticholinerge bijwerkingen bij ouderen Het gebruik van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking door ouderen kan aanleiding geven tot een aantal problemen, waarbij de vraag gesteld kan worden of de risico’s niet groter zijn dan de voordelen van het geneesmiddel.(10) Er wordt ook een onderscheid gezien tussen ambulante ouderen die zelfstandig leven en ouderen die verblijven in een rusthuis of in het ziekenhuis. Ouderen die verblijven in een woonzorgcentrum nemen doorgaans meer anticholinerge geneesmiddelen.(17) Sommige anticholinerge bijwerkingen, zoals constipatie, geheugenverlies en droge mond kunnen misleidend zijn bij een oudere persoon omdat dit ook een gevolg kan zijn van het verouderingsproces. Hierdoor kunnen artsen verkeerdelijk geneesmiddelen voorschrijven om dit op te lossen in plaats van de oorzaak, de medicatie, aan te pakken.(15) Bij ouderen zijn de bijwerkingen meestal ernstiger en ook vaak de reden van hospitalisatie en mortaliteit.(19) 7 Er zijn verschillende redenen waarom ouderen meer risico’s hebben op bijwerkingen van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking. Een eerste reden zijn de veranderingen in farmacokinetiek en farmacodynamiek.(11) De farmacokinetische parameters veranderen naarmate het verouderingsproces. De belangrijkste veranderingen hierbij zijn vermindering van hepatische metabolisatie en verlaagde renale functie, wat een invloed heeft op de klaring van het geneesmiddel.(17,19) Farmacodynamiek wordt gedefinieerd als het effect van het geneesmiddel op de plaats van werking. Ook de farmacodynamiek verandert bij ouderen en kan een versterkte of verminderde respons op een geneesmiddel inhouden. Het orgaan waar het geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking moet werken kan door fysiologische veranderingen anders reageren.(17,19) Anticholinergica intoxicatie komt vaker voor bij ouderen doordat het aantal cholinerge receptoren of neuronen in de hersenen daalt.(22–24) Ouderen zijn gevoeliger aan de effecten van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking in het centraal zenuwstelsel, zoals sedatie. De oorsprong kan liggen in de veranderingen van zowel farmacokinetiek (bijvoorbeeld: de verhoogde permeabiliteit van de bloed-hersenbarrière) als farmacodynamiek (bijvoorbeeld: de verminderde stofwisseling in de hersenen dat delirium kan veroorzaken).(10,19,23) 1.5 INSCHATTEN VAN ANTICHOLINERGE BELASTING Voor de kwaliteit van leven van de patiënt kan het nuttig zijn om een inschatting te maken van de anticholinerge belasting. Hierbij wordt rekening gehouden met het totaal beeld van de patiënt. Als meerdere geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking genomen worden, moet rekening gehouden worden met de bijwerkingen van al deze geneesmiddelen. Bij de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking is nog niet duidelijk of deze effecten synergistisch of additief zijn. Expert panels stelden risicoschalen op om de problematiek van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking in kaart te brengen. 1.5.1 De anticholinerge risicoschalen In de anticholinerge risicoschalen staan geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking opgelijst met een schatting naar de last dat ze teweeg kunnen brengen.(11) Als men de anticholinerge risicoschalen vergelijkt, ziet men dat er verschillende geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking opgenomen worden. Hiervoor zijn twee grote redenen: (1) de anticholinerge risicoschalen zijn ontworpen naar de opinie van verschillende onderzoekers en nooit op basis van klinisch onderzoek en (2) de locatie waar de schaal ontworpen is. Het is landafhankelijk welke geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking op de markt beschikbaar zijn en dus opgenomen kunnen worden in de schaal. 8 De meeste schalen scoren de moleculen tussen nul en drie. Per schaal wisselt de verklaring van de score. Soms wordt score één gezien als gemiddeld anticholinerge activiteit, terwijl bij een andere schaal één wordt gegeven aan mogelijk anticholinerge bijwerkingen. Deze indeling is moeilijk om mee te werken in de apotheek.(25) 1.5.2 De anticholinergic risk scale door Rudolph et al. De anticholinergic risk scale (ARS) is ontworpen om het risico op bijwerkingen te voorspellen. Rudolph et al. stelden een lijst op met geneesmiddelen met mogelijke anticholinerge effecten. (Bijlage 2) Het ontwikkelingsproces van de ARS verliep als volgt: (1) de 500 meest voorgeschreven geneesmiddelen, samengesteld door the Veterans Affairs Boston Healthcare System, werden bekeken door één geriater en twee apothekers. (2) Uit de top 500 werden de geneesmiddelen geselecteerd met anticholinerge bijwerkingen. Topicale, oftalmologische, otologische en inhalatie preparaten zijn niet opgenomen in de schaal omwille van de beperkte systemische opname. Dit resulteerde in een lijst bestaande uit 49 geneesmiddelen met een individuele score variërend van nul tot drie (4-punten schaal). Met nul voor ‘geen of laag risico’ tot drie voor een ‘hoog risico’ op bijwerkingen. De ARS-score voor een patiënt is de som van alle genomen geneesmiddelen. De ARS wordt internationaal het meest aangewend om anticholinerge belasting te bepalen.(26) De ARS heeft een aantal beperkingen, zoals het niet in rekening brengen van de dosis.(24) Ter illustratie worden een aantal studies vermeld waarbij de ARS gebruikt is. (Tabel 1.5) Tabel 1.5 Overzicht van studies die gebruik gemaakt hebben van de ARS. Auteur Lowry et al. (27) Kumpula et al. (24) Land waar de studie plaats vond VK Finland n (aantal deelnemers studie) 362 1004 Gemiddelde leeftijd (jaar) 84 81,3 Geslacht (vrouwen)(%) 59,4 75 Leven in woonzorgcentrum (%) 32,8 Geneesmiddelgebruik 7 (mediaan) 7,1 (gemid) ARS = 0 (%) * 65,7 45 ARS ≥ 3 (%) 19 ARS-range (score) 0-6 *geen gebruik van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking gemid: gemiddeld geneesmiddelgebruik - : niet vermeld in het artikel 9 Naples et al. Parasca et al. VS 3055 74 51,5 69,8 77 13,5 - Australië 155 79 61,9 18,7 35 31,6 0-9 (28) (29) Gouraud(30) Tanguy et al. Frankrijk 1379 85 69,6 7,52 (gemid) 80,8 7,0 - 1.5.3 De Duran risicoschaal De Duran risicoschaal is het resultaat van een systematische review betreffende anticholinerge risicoschalen. Er werden zeven schalen samengevat. Het ontwikkelingsproces van de Duran schaal verliep in verschillende stappen: eerst is de lijst gemaakt van de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking die in alle schalen als sterkwerkend beschreven is. Daarna zijn alle geneesmiddelen met weinig tot geen anticholinerge bijwerkingen verzameld en deze staan in de niet-anticholinerge lijst. Bij twijfel tussen verschillende schalen werd de Martindale® geraadpleegd en op basis daarvan een finale beslissing gemaakt rond de anticholinerge activiteit.(11) Om opgenomen te worden in de systematische review, moesten studies aan twee inclusiecriteria voldoen: (1) de studie heeft een lijst van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking met een score, gebaseerd op hun anticholinerge kracht en (2) de studie heeft een validatie in een klinische of experimentele setting.(11) Dit resulteerde in een lijst bestaande uit 47 sterkwerkende en 53 zwakwerkende geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking. (Bijlage 3) Deze indeling is gemaakt op basis van de score in de verschillende risicoschalen. Als een molecule in de lijst van sterkwerkend terecht gekomen is, heeft het een score van 3 in twee of meer risicoschalen of een 3 in één schaal en score 2 in één of meer schalen. De Martindale® werd gebruikt als een molecule in één schaal score 3 had en in de andere schalen niet vermeld werd of score 0 kreeg. Bij zwakwerkende geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking werden dezelfde principes toegepast. Deze geneesmiddelen hebben een score 1 of 2 in minstens twee andere risicoschalen. Ook hier werd de Martindale® gebruikt als aan een specifiek geneesmiddel score 0 was gegeven en in een andere schaal score 1 of 2.(11) 1.5.4 Andere anticholinerge risicoschalen De anticholinergic cognitive burden (ACB) schaal is opgesteld door Boustani et al. en is gebaseerd op het potentieel effect van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking op de cognitieve functie. Deze schaal heeft geneesmiddelen opgelijst met een score tussen één en drie. Als de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking niet opgenomen zijn in een lijst, wordt een score van nul gegeven. Één wordt gegeven aan de moleculen met mogelijke bijwerkingen, twee aan zwakwerkende moleculen. Bij score drie wordt een sterke anticholinerge activiteit waargenomen.(25,28,31) De anticholinergic drug scale (ADS) is voorgesteld door Carnahan et al. Hierbij wordt ook een schaal van nul tot drie gebruikt. De ADS is gebaseerd op basis van serum anticholinergic activiteit.(23,25,28,31) 10 De drug burden index (DBI-ACh) is gemaakt op basis van farmacologische principes, er wordt gekeken naar fysieke en cognitieve prestatie.(32) Hierbij is rekening gehouden met de totale blootstelling aan geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking waarbij de dosis, die nodig is om het effect van de medicatie te bekomen, in rekening is gebracht.(33) Overzicht van verschillende anticholinerge risicoschalen wordt gegeven in Bijlage 4.(31) 1.6 IMPACT VAN DE ANTICHOLINERGE BIJWERKINGEN OP DE KWALITEIT VAN LEVEN Anticholinerge bijwerkingen hebben een impact op de kwaliteit van leven. Om dit te vermijden kan het relevant zijn om de anticholinerge belasting in te schatten. De cognitieve achteruitgang bij ouderen wordt bestudeerd door te kijken naar de serum anticholinerge activiteit. Een hoge waarde kan in relatie gebracht worden met een hogere kans op cognitieve achteruitgang.(15) Bij ouderen kan dit leiden tot moeizamere dagelijkse activiteit of tot niet zelfstandig leven. Dit wordt als een grote last gezien, omdat de levenskwaliteit vermindert en de kans op sociale isolatie verhoogt.(3,16) De cognitieve achteruitgang wordt meestal geëvalueerd met behulp van de Mini-Mental State Examination (MMSE). Deze test bevat oefeningen rond oriëntatie, geheugen, taal, herhalen en oplettendheid.(23,34,35) Er zijn nog twee andere testen met gelijkaardige diagnostische waarde, namelijk Mini-Cog test en Addenbrooke’s Cognitive Examination-Revised (ACE-R).(35) De Mini-Cog test bestaat uit twee luiken, namelijk het onthouden van drie woorden en het tekenen van een analoge klok.(36) De ACE-R werkt op vijf subdomeinen, grotendeels dezelfde als MMSE, maar bij ACE-R wordt ook gekeken naar hoe vlot de persoon kan praten.(37) Het risico op dementie verhoogt (10,25,38,39) (bij)werking. bij gebruik van meerdere geneesmiddelen met anticholinerge Dementie wordt veroorzaakt door beschadiging van de cholinerge neuronen in de hersenen, hierdoor is er progressief verlies van cognitieve functie. Heden is geen medicatie beschikbaar die dementie kan stoppen of herstellen. Daarom moeten de risicofactoren beperkt worden die dementie veroorzaken.(25) Het is belangrijk dat de arts en apotheker dit inzien, om voorschrijven en aflevering van over-the-counter geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking te beperken.(10) Bij delirium wordt een verband gevonden met het gebruik van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking, maar ook met andere zaken zoals mortaliteit, morbiditeit, verblijf in rusthuis en een langdurig verblijf in het ziekenhuis.(19,22) Volgende symptomen kunnen voorkomen bij delirium: niet georganiseerd denken, onaandachtig zijn en wisselend bewustzijn hebben.(23) Dit wordt vaak niet herkend, daarom is het ook van belang om risicofactoren te vermijden.(22) 11 Er is ook een associatie tussen vallen en het gebruik van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking. Valincidenten kunnen leiden tot hospitalisatie, langdurig verblijf in een zorginstelling of tot de dood bij ouderen.(3) Hieruit kan besloten worden dat bij ouderen en in het bijzonder ouderen met dementie moet gezocht worden naar effectieve en veilige alternatieven voor geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking, hierin speelt de apotheker een belangrijke rol.(23,25) Sterkwerkende geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking worden best vermeden bij ouderen door een te hoge kans op bijwerkingen.(28) 12 HOOFDSTUK 2: OBJECTIEVEN De objectieven van deze masterproef waren tweeledig. 1. Enerzijds ontwikkelden we een steekkaart met betreffende geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking. Deze steekkaart werd ontwikkeld voor gebruik in de officinaapotheek en voorziet de apotheker van een risico-inschatting betreffende de ernst van het anticholinerge effect en van een alternatieve behandeling. 2. Anderzijds voerden we een observationele studie uit, waarbij we de kennis van officinaapothekers betreffende geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking nagingen. De structurele bevraging bestond uit de afhandeling van verschillende casussen. Dit zal een beeld scheppen van het huidige landschap en de problemen die de apothekers ervaren in de apotheek. Op basis van deze informatie kan een les rond dit thema georganiseerd worden. 13 HOOFDSTUK 3: METHODEN 3.1 OPSTELLEN STEEKKAART 3.1.1 Verzamelen van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking We vertrokken voor de opmaak van de steekkaart van de risicoschaal van Duran [zie inleiding sectie 1.5.3]. Deze schaal kent de hoogste graad van evidentie omdat dit een systematische review is.(11) (Bijlage 3) Deze lijst werd aangevuld met de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking die vermeld staan in de inleiding van het Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium (GGR)(8). Het GGR bevat namelijk (1) een aantal meer recent op de markt gebrachte geneesmiddelen en (2) een aantal geneesmiddelen die specifiek op de Belgische markt verkrijgbaar zijn. 3.1.2 Selectie van de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking Enkel de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking die als specialiteit op de Belgische markt zijn, werden geselecteerd voor inclusie in de huidige steekkaart. Indien geen specialiteit beschikbaar, werd geverifieerd of de molecule als grondstof vergund is. Dit werd opgezocht op de website van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG).(40) Op deze website staat een lijst van vergunde grondstoffen voor menselijk gebruik. Deze grondstoffen werden ook opgenomen in de steekkaart omdat deze verwerkt kunnen worden in magistrale bereidingen. 3.1.3 Nakijken van de overige geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking op de Duran lijst De geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking die niet als Belgische specialiteit of grondstof beschikbaar zijn, werden op een aparte lijst gezet. Deze lijst werd voorgelegd aan drie apothekers met praktijkervaring om na te gaan welke producten in België gebruikt worden door middel van invoer door de internationale apotheek. 14 3.1.4 Uitwerken steekkaart Voor elk geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking werd via de website van DelphiCare of GGR de geneesmiddelgroep en indicatie voor gebruik opgezocht.(8,41) Afwijkende indicaties zijn mogelijk bij off-label gebruik. Voor sommige moleculen werd een alternatief gevonden in de literatuur. Deze alternatieven werden nagekeken op DelphiCare voor hun beschikbaarheid op de Belgische markt. Alternatieven voor de overige geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking, opgenomen in de steekkaart, werden opgezocht in het GGR. Hierbij werd geverifieerd of binnen dezelfde geneesmiddelengroep een gelijkaardige molecule bestaat met minder of geen anticholinerge werking. Bij de keuze van deze alternatieven werd rekening gehouden met bijwerkingen, contra-indicaties en eerste keuze behandelingen. De website www.apotheek.nl werd geraadpleegd voor de eerste keuze behandeling van bepaalde ziektes op te zoeken.(42) Bij de alternatieven werd extra informatie opgezocht op www.apotheek.nl en DelphiCare. Op www.apotheek.nl werd gekeken naar de aandachtspunten bij het vervangen van het geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking naar een andere molecule en op DelphiCare naar de standaarddosering voor on-label gebruik. Deze informatie kan van belang zijn voor de apotheker als hij/zij naar de behandelende arts belt om een alternatief voor te stellen. De steekkaart werd voorgelegd aan een apotheker met praktijkervaring voor haar opinie over het gebruik van de alternatieven in de praktijk. 3.2 STRUCTURELE BEVRAGING VAN OFFICINA-APOTHEKEN 3.2.1 Casusaanmaak en vragenlijst De observationele studie bestond uit een structurele bevraging om na te gaan of de apothekers geneesmiddelen met anticholinerge belasting en hun bijwerkingen herkennen. Hiervoor werden vijftig apothekers bezocht met drie patiëntcasussen om de standaardafhandeling van de apotheek te evalueren. Elke casus beschrijft een patiënt met één van de meest voorkomende bijwerkingen van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking, i.e. constipatie, droge mond en droge ogen. In totaal werden zes casussen opgesteld en uitgewerkt (elke bijwerking twee verschillende patiënten met andere medicatiehistoriek). Drie casussen werden geselecteerd om voor te leggen tijdens het apotheek-interview, de andere drie werden additioneel ter informatie afgegeven na het interview. 15 De casussen beschrijven fictieve personen met een opgestelde medicatiehistoriek. In elke medicatiehistoriek zijn geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking opgenomen, maar ook andere geneesmiddelen die frequent genomen worden. De geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking werden gekozen uit de steekkaart, waarbij rekening gehouden werd met de afhandeling van de casus. Bij de eerste casus zijn twee geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking opgenomen waarbij één molecule gemakkelijk vervangen kan worden door een alternatief. Bij de tweede casus kunnen beide geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking vervangen worden en bij de laatste casus is één geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking opgenomen dat vervangen kan worden. Ook werd rekening gehouden met de verschillende indicaties waarvoor deze moleculen voorgeschreven kunnen worden, alsook een vrij te verkrijgen geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking werd in een casus opgenomen. Na de keuze van de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking werd de medicatie van een bepaalde ziekte, voorbeeld reumatoïde artritis of behandeling van Helicobacter pylori toegevoegd.(42,43) Alle casussen zijn realiteitsgetrouwer gemaakt door een apotheker met praktijkervaring. Er werd vermeld aan de apothekers dat ze de casussen mochten afhandelen zoals ze in realiteit zouden doen bij echte patiënten. Dit wil zeggen dat ze vragen mochten stellen, computerprogramma’s, GGR en de mening van andere apothekers mochten raadplegen. Eerst werd nagegaan welke aspecten van de WHAM-analyse bevraagd worden door de apotheker. De WHAM-analyse bevat verschillende vragen die de apotheker kan stellen bij een zelfzorgvraag. Elke letter staat voor een bepaalde reeks vragen, beschreven in Tabel 3.1. Tabel 3.1 WHAM-analyse: de vragen die gesteld kunnen worden door de apotheker bij een zelfzorgvraag om meer (44) informatie over de situatie en de patiënt te verkrijgen. WHAM Vragen W Voor wie is het advies? H Hoe lang al last? Hoe omschrijft de patiënt de symptomen? A Wat heeft u er al aan gedaan? Zelfzorg? M Welke medicatie neemt de patiënt? Eventueel aan de hand van de medicatiehistoriek als de patiënt gekend is in de apotheek. Voor de evaluatie van de casussen kon het advies van de apothekers ingedeeld worden in drie categorieën. Ze konden direct behandelen zonder te kijken naar een onderliggende oorzaak of ze linkten de bijwerking aan een ander geneesmiddel in de medicatiehistoriek. Als laatste konden ze ook één of meerdere geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking herkennen en daarop de afhandeling baseren. Om de afhandeling te categoriseren, werd een checklist opgesteld. Als voorbeeld is de checklist van de casus over constipatie opgenomen in Tabel 3.2, de checklist van de twee andere casussen staan in Bijlage 5 en 6. 16 Tabel 3.2 Checklist van de afhandeling van casus 1 (over constipatie), deze werd gebruikt tijdens de apotheekbezoeken. Beslissing apotheek WHAM-vragen Direct behandelen Volgende vraag Stelt apotheker bijkomende vragen? Voor welke behandeling kiest de apotheker? Welk advies geeft de apotheker mee met het geneesmiddel? U krijgt de medicatiehistoriek, zou u iets veranderen? Aanduiden geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking Wat zou de apotheek doen? Niet gekoppeld aan geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking, maar aan andere medicatie Welke medicatie? Aanduiden geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking Wat zou de apotheek doen? 1 geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking herkend Wat gaat de apotheek doen? WELK? 2 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking herkend Aanduiden tweede geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking Wat gaat de apotheek doen? (desloratadine) Wat gaat de apotheek doen? (oxcarbazepine) 17 Antwoord vraag H: hoelang last? Klachten eerder gehad? Symptoombeschrijving? A: iets anders geprobeerd? (zelfzorg / voedingsaanpassing) M: andere medicatie (medicatiehistoriek geven) Niet-medicamenteus inname vezels, voldoende vochtinname, voldoende lichaamsbeweging, niet negeren van defecatiedrang en tijd nemen op toilet Medicamenteus Macrogol Lactulose, lactitol Psyllium Bisacodyl, picosulfaat, bisoxatine Paraffine Sterculia Fosfaatlaxativum Sorbitol Senna, sennafollikel B, cascara Rectale laxativa Voldoende drinken (noodzakelijk bij zwelmiddelen, macrogol) Wanneer patiënt moet terug komen Dosis Ander: Ja, wat? Nee Geschikt alternatief voorstellen aan arts voor desloratadine en oxcarbazepine Geschikt alternatief voorstellen aan arts voor desloratadine, niet voor oxcarbazepine Geschikt alternatief voorstellen aan arts voor oxcarbazepine, niet voor desloratadine Beiden geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Doorverwijzen naar de arts Geschikt alternatief voorstellen aan arts voor desloratadine en oxcarbazepine Geschikt alternatief voorstellen aan arts voor desloratadine, niet voor oxcarbazepine Geschikt alternatief voorstellen aan arts voor oxcarbazepine, niet voor desloratadine Beiden geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Doorverwijzen naar de arts Geschikt alternatief voorstellen aan arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Niet veranderen, maar behandelen Doorverwijzen naar arts Geschikt alternatief voorstellen aan arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Doorverwijzen naar arts Geschikt alternatief voorstellen aan arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Niet veranderen, maar behandelen Doorverwijzen naar arts Geschikt alternatief voorstellen aan arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Niet veranderen, maar behandelen Doorverwijzen naar arts Op het einde van het bezoek werd een vragenlijst over drie onderwerpen afgenomen. Het eerste deel bestond uit algemene gegevens van de apotheker en de officina-apotheek. Als tweede werd nagegaan of de problematiek van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking gekend is en als laatste werd feedback over de steekkaart gevraagd. (Tabel 3.3) Elke apotheker kreeg een casusbundel met zes casussen ter illustratie en de steekkaart. (Bijlage 7 en 9) De verwerking van de resultaten gebeurde in Excel® 2010. Tabel 3.3 Vragenlijst over 3 algemene onderwerpen, afgenomen tijdens de apotheekbezoeken. Algemene vragen Geslacht: M / V Leeftijd: Afgestudeerd als apotheker in het jaar: Hoeveel jaar werkt u in een apotheek? Hoeveel voltijdse-equivalenten werken in de apotheek? Apothekers: Apotheek-assistenten: Hoeveel percentage van het cliënteel is chronisch? * Gemiddeld aantal patiëntcontacten per dag? Als u direct zou behandelen, welk zelfzorg geneesmiddel zou u aanraden? Constipatie: Droge ogen: Droge mond: Is de problematiek van de anticholinergica gekend? NEEN Wenst u hierover meer informatie? JA / NEEN Op welke manier wilt u hierover bijleren? Online / op papier / via een les / website / ………. JA Van waar kent u dat? Wat weet u er algemeen over? Welke medicatie behoort tot deze klasse? Welke andere bijwerkingen kent u? (andere dan constipatie, droge mond en droge ogen) Stel dat u deze bijwerkingen in de apotheek merkt, zou u naar de dokter bellen?  JA: Hoe is de reactie van de dokter?  NEEN: Waarom niet? Feedback van de steekkaart? Wat is uw mening over de steekkaart in het algemeen? Wat vindt u van de lay-out? Wat zou u weglaten? Wat zou u toevoegen? Hoe zou u de steekkaart gebruiken in de praktijk? In welke vorm zou u de steekkaart het liefst gebruiken? Papier / software / ………. * De vraag werd verduidelijkt door: stel dat 10 mensen in de apotheek staan, hoeveel komt vast bij u en hoeveel is passage? 18 3.2.2 Selectie van de officina-apotheken De officina-apotheken werden geselecteerd op basis van “convenience sampling” via Google Maps. Er werd gekozen om de vijftig apotheken te verspreiden over Vlaanderen, met een spreiding van dorpen tot steden per provincie. Er werd gestreefd naar een maximum van drie apotheken per postcode. Deze werden bezocht in april 2016. (Kaart 3.1) Kaart 3.1 Spreiding van de apotheekbezoeken. Cijfer: hoeveel apotheken met dezelfde postcode Kleur per provincie (paars: West-Vlaanderen; oranje: Oost-Vlaanderen; groen: Vlaams-Brabant; roze: Antwerpen; geel: Limburg) 19 HOOFDSTUK 4: RESULTATEN 4.1 OPSTELLEN STEEKKAART 4.1.1 Verzamelen van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking De Duran lijst bestaat uit 100 moleculen en in het GRR staan verschillende geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking vermeld. 4.1.2 Selectie van de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking Van de 100 moleculen, vermeld op de Duran lijst, waren er 63 als specialiteit beschikbaar op de Belgische markt. Een additionele 7 moleculen waren vergund als grondstof. Voor deze laatste 7 staat dit specifiek aangegeven in de steekkaart met ‘vergund als grondstof’. Het betreft de volgende moleculen: belladonna, chloordiazepoxide, chloorpromazine, hydrocodone, promazine, propantheline en propoxyfeen. Aan deze 70 moleculen werden nog 13 moleculen toegevoegd aangezien hun vermelding in het GGR. 4.1.3 Nakijken van de overige geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking op de Duran lijst Uit de lijst van de 30 moleculen die verwijderd zijn uit de Duran lijst, is slechts één molecule, amantadine, die af en toe besteld wordt via de internationale apotheek. Bij dit geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking staat vermeld dat het niet beschikbaar is in België. 4.1.4 Uitwerken steekkaart Het resultaat van de alternatieven staat opgelijst per indicatie in Tabel 4.1. Bij elk alternatief staat extra informatie om het bellen naar de arts vlotter te laten verlopen. Deze informatie werd verkregen op www.apotheek.nl en DelphiCare (uitgewerkt voorbeeld van waar gezocht werd staat bij antidepressiva in Tabel 4.1). Voor bepaalde geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking werden geen alternatieven voorgesteld door de ernst van de indicatie. Voor de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking die vergund zijn als grondstof werd vaak geen indicatie en alternatief gegeven, omdat niet altijd eenduidig is waarvoor de grondstof gebruikt wordt. 20 Tabel 4.1 Resultaat van de alternatieven in de steekkaart, opgelijst per indicatie. Moleculen Alternatief Hoe alternatief gevonden? (38) Antidepressiva Sertraline Literatuur (amitriptyline, citalopram en paroxetine) Antidepressiva (clomipramine, dosulepine, doxepine, escitalopram, fluoxetine, fluvoxamine, imipramine, mirtazapine, nortriptyline en trazodon) Sertraline Doordat sertraline een goed alternatief is, werd dit ook voor de andere antidepressiva in de steekkaart gekozen. Antidepressiva (fenelzine) Moclobemide GGR Fenelzine is een MAO-inhibitor die gebruikt wordt voor een ernstige depressie. Alternatief is ook een MAO-inhibitor. Geneesmiddelen voor neuropathische pijn (amitriptyline, carbamazepine en nortriptyline) H1-antihistaminica (alimemazine, cetirizine, chloorfenamine, desloratadine, dexchloorfeniramine, difenhydramine, fexofenadine, hydroxyzine, levocetirizine, loratadine en promethazine) Pregabaline (of gabapentine) of duloxetine (of venlafaxine) www.apotheek.nl Op deze website werd de behandeling van zenuwpijn opgezocht. Bilastine, ebastine, ketotifen, mizolastine en rupatadine Anti-epileptica (carbamazepine en oxcarbazepine) Levetiracetam Literatuur en GGR Voor de H1-antihistaminica werd in de literatuur gevonden dat de tweede generatie minder anticholinerge bijwerkingen vertoont dan de eerste generatie. In het GGR werd gekeken welke H1antihistaminica geen anticholinerge bijwerkingen hebben. (38) Literatuur In de literatuur staat beschreven dat gabapentine en levetiracetam mogelijke alternatieven zijn. Deze twee alternatieven werden (41) opgezocht op DelphiCare. Benzodiazepines (clonazepam en diazepam) Lorazepam Hypnoticum (triazolam) Zolpidem (8) Extra opmerking Sertraline heeft geen anticholinerge bijwerkingen en is relatief veilig voor ouderen. De antidepressiva moeten afgebouwd worden, vooraleer een nieuw antidepressivum opgestart kan worden. Per molecule is dit opgezocht op www.apotheek.nl bij de topic ‘mag ik zomaar met dit medicijn (42) stoppen?’. Bij sertraline wordt de start- en maximumdosis weergegeven, (41) opgezocht op DelphiCare. * Bij moclobemide worden geen anticholinerge bijwerkingen vermeld. Als medicatiebewaking wordt hier vermeld dat een dosisaanpassing bij leverinsufficiëntie wordt (41) aanbevolen. (42) (38) (8) Deze vijf alternatieven werden opgezocht op DelphiCare en er werd gekeken naar de bijwerkingen en (41) contra-indicaties. Bij bilastine is geen onderzoek gedaan bij ouderen en bij ebastine, mizolastine en rupatadine staat een waarschuwing voor ouderen, ook QT-verlenging is een mogelijke bijwerking. Ketotifen mag niet gegeven worden bij epilepsie. Er werd gekozen voor levetiracetam omdat bij contra-indicaties geen waarschuwing is voor ouderen. De geneesmiddelen voor epilepsie moeten ook langzaam afgebouwd worden om ernstige gevolgen, zoals hevige epileptische aanvallen te (42) voorkomen. (1) Literatuur Gezocht naar alternatieven voor benzodiazepines. (1) Literatuur 21 Zolpidem heeft geen hang-over (1) Tabel 4.1(vervolg) Resultaat van de alternatieven in de steekkaart, opgelijst per indicatie. Moleculen Alternatief Hoe alternatief gevonden? Extra opmerking Anticholinergica voor de Ropinirole Als alternatief wordt een Er werd gekozen voor ropinirole ziekte van Parkinson dopamine-agonist omdat deze molecule selectief is voor (1) (amantadine, biperideen, voorgesteld. D2- en D3- receptoren en beter bromocriptine, entacapone, tolereerbaar is. Bij ropinirole zijn er procyclidine en ook minder fluctuaties in trihexyfenidyl) werkzaamheid wanneer het (1) geassocieerd wordt met levodopa. (45) Mydriatica fenylefrine, Literatuur Keuze kan gemaakt worden op basis (atropine) cyclopentolaat of van de werking. Het ene product is tropicamide sterker werkend of mag maximum 1 (41) week gebruikt worden. Dit staat ook vermeld op de steekkaart. Atropine heeft een lange werking, dit kan nog effect hebben tot 2 weken na (42) laatste gebruik. Anticholinergica voor COPD Formoterol, Als onderhoudsmedicatie kan Voor COPD te behandelen wordt (aclidinium, glycopyrronium, indacaterol of een anticholinergicum of meestal onderhoudsmedicatie en (42) tiotropium en umeclidinium) salmeterol langwerkend β2-mimeticum noodmedicatie voorgeschreven. gegeven worden. Daarom wordt een langwerkend β2mimeticum voorgesteld als (42) alternatief. (42) Anticholinergica voor COPD (ipratropium) Anticholinergica voor COPD en astma (theofylline) Salbutamol Bronchodilator 1. Salbutamol 2. Budesonide 3. Tiotropium, glycopyrronium, umeclidinium, aclidinium (lokaal) 1. Bronchodilator (42) 2. Onderhoudsmedicatie (42) 3. Onderhoudsmedicatie Loopneus (ipratropium) Darmspasmen (butylhyoscinebromide) Azelastine GGR (8) Alverine of mebeverine GGR (8) Anti-emetica (chloorpromazine, dimenhydrinaat, domperidone en meclozine) H2-antihistaminica (cimetidine en ranitidine) Antipsychotica (clozapine, haloperidol, levomepromazine, olanzapine, pimozide, quetiapine en risperidon) Metoclopramide Afgeleid uit het GGR , metoclopramide staat als enige niet in de lijst van Duran. Esomeprazole GGR Protonpompinhibitor (8) Afgeleid uit het GGR , er werd een keuze gemaakt uit de atypische antipsychotica die niet in de Duran lijst staan. Sulpiride en aripiprazol (42) (8) 1. Als noodmedicatie voor astma en COPD is een bronchodilator (42) aangewezen. 2. Inhalatiecorticosteroïden worden als onderhoudsmedicatie voorgesteld (42) bij astma. 3. Anticholinergica (enkel lokale belasting) als onderhoudsmedicatie (42) voor COPD. Gekend onder de merknaam Buscopan®. Doordat dit zonder voorschrift verkregen kan worden, is het van belang om de medicatiebewaking en maximumdosis (41) te kennen. Het nadeel van metoclopramide is dat er wel een aantal contra-indicaties en (41) bijwerkingen zijn. (8) 22 Andere antipsychotica hebben meer ongewenste effecten (zoals QTverlenging) of een waarschuwing voor (41) ouderen. Tabel 4.1(vervolg) Resultaat van de alternatieven in de steekkaart, opgelijst per indicatie. Moleculen Antitussiva (codeïne en hydrocodone) Alternatief Dextromethorfan Pijn (matig) (codeïne, ketorolac, nefopam, pethidine en tramadol) Pijn (ernstig) (fentanyl, morfine, oxycodon, pethidine en tramadol) Pijn (ketorolac) Paracetamol Oogontsteking (ketorolac) Overactieve blaas (darifenacine, fesoterodine, flavoxaat, oxybutynine, propiverine, solifenacine en tolterodine) Anti-aritmica (disopyramide) Indometacine of diclofenac Mirabegron GGR Flecaïnide Antidiarreïca (loperamide) Racecadotril Ontwenningsverschijnselen (methadon) Suboxone GGR Minste bijwerkingen en contra-indicaties. (8) GGR Secretieremmer is veilig alternatief (8) GGR Combinatie van buprenorfine en naloxon Hydromorfon Ibuprofen en diclofenac Hoe alternatief gevonden? (8) GGR Antitussiva zijn weinig onderbouwd, 3 moleculen zijn beperkt onderzocht. Dextromethorfan heeft de minste ongewenste effecten. (8) Eerste keuze voor pijn. (8) GGR Hydromorfon niet op de Duran lijst en heeft de minste contraindicaties. (8) GGR NSAID met korte halfwaardetijd heeft de voorkeur Extra opmerking Niet te gebruiken bij kinderen jonger (41) dan 12 jaar. Opmerking voor voldoende hoge dosering werd toegevoegd om een (8) maximale pijnstelling te hebben. Paracetamol is eerste keuze, maar als dit niet krachtig genoeg is, werd hydromorfon laag gedoseerd (8) voorgesteld. Paracetamol is eerste keuze omwille van weinig ongewenste effecten. Ibuprofen is eerste keuze in de klasse van de NSAIDs. Diclofenac heeft een (8) kortere halfwaardetijd. (8) (8) GGR Enige geneesmiddel voor overactieve blaas zonder anticholinerge bijwerkingen. Nadeel is de vrij hoge kostprijs. (8) (8) Het advies van hydrateren is heel (42) belangrijk. Omwille van de ernst van de pathologie is methadon moeilijk te vervangen. * Voor elke molecule in de steekkaart is dit op deze manier opgezocht. Er werd steeds gekeken of de stof zomaar gestopt kon worden en wat de standaarddosering was. Bij antidepressiva staat dit uitgewerkt, maar het geldt voor alle moleculen. 23 4.1.5 Extra informatie bij het gebruik van de steekkaart De steekkaart werd opgebouwd uit een inleiding en een tabel met alle geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking die geselecteerd zijn. (Bijlage 7) De inleiding geeft meer informatie over de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking en de indicaties waarvoor ze gebruikt worden, maar ook bijwerkingen en contra-indicaties worden besproken.(8) In de tabel worden geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking opgedeeld in twee groepen, de sterk- en zwakwerkende moleculen. Dit werd visueel kenbaar gemaakt door de moleculen met sterke werking een rode kleur te geven en de moleculen met de zwakke werking een oranje kleur te geven. Dit heeft een praktisch doel, omdat de apotheker alfabetisch kan zoeken en direct aan de kleur kan zien welke sterkwerkend zijn. Bij bepaalde geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking werden voetnoten toegevoegd om duidelijk te maken dat het niet altijd aanbevolen is om een alternatief voor te stellen. Bij de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking voor de ziekte van Parkinson en epilepsie kan een aanpassing van de medicatie overwogen worden indien het klinisch beeld van de patiënt dit ondersteunt. Deze medicatie is vaak specifiek en afgesteld op de patiënt, dus vervangen is niet altijd aanbevolen en de keuze kan gemaakt worden om bijwerkingen te behandelen. Deze voetnoot is aangebracht bij amantadine, biperideen, bromocriptine, carbamazepine, entacapone, oxcarbazepine en trihexyfenidyl. Bij de anticholinergica voor COPD is een voetnoot aangebracht om de apothekers er aan te doen herinneren dat dit meestal lokale therapie is met een lage systemische belasting. Bij inhalatietherapie werd de opmerking gemaakt om aandacht te geven aan een mogelijk droge mond en eventueel oculaire bijwerkingen bij aerosoltherapie. Aclidinium, glycopyrronium, ipratropium, tiotropium en umeclidinium hebben deze opmerking. Als laatste werd bij de oculaire druppels met ketorolac een voetnoot geplaatst dat de systemische belasting laag is bij goede toediening. Hierbij is het dichtduwen van het traankanaal voor 1 minuut van belang. 24 4.2 CASUSAANMAAK EN VRAGENLIJST 4.2.1 Casus 1 “Een vrouw van 75 jaar vraagt in de apotheek naar een geneesmiddel tegen constipatie. Ze klaagt over een harde stoelgang die een opgeblazen gevoel geeft. De klachten zijn geleidelijk aan gekomen en zijn begonnen enkele maanden geleden. Ze zegt dat ze nu slechts 2 keer per week naar toilet kan gaan, terwijl dit vroeger 1 keer per dag was. Ze heeft deze klachten vroeger enkel voor korte periodes gehad. Dit ging over door op haar voeding te letten, ook dit heeft ze nu geprobeerd. Het is niet veel verbeterd, daarom komt ze nu om medicatie vragen. Ze neemt de medicatie weergegeven in Tabel 4.2” Tabel 4.2 Medicatie genomen door de patiënt in casus 1. Geneesmiddel Indapamide Mylan ® 2,5 mg Asaflow ® 80 mg (Grondstof: acetylsalicylzuur) Metformine Sandoz ® 500 mg Tears Naturale ® 15 ml (grondstof: dextraan en hypromellose) Paracetamol Sandoz ® 1 g Simvastatin Sandoz ® 20 mg Aerius ® 5 mg (grondstof: desloratadine) Clarithromycine EG ® 500 mg Amoxicilline EG ® 1000 mg Omeprazol Apotex ® 20 mg Bisolvon ® 8mg/5ml (grondstof: broomhexinehydrochloride) Oxcarbazepine Mylan ® 600 mg Indicatie Hypertensie Preventie cardiovasculaire aandoeningen Diabetes mellitus type 2 Droge ogen (kunsttranen) Dosis 1 tablet/dag 1 tablet/dag Pijn Cardiovasculaire preventie Hooikoorts Indien nodig 1 tablet/dag 1 tablet/dag Eradicatie Helicobacter pylori Eradicatie Helicobacter pylori Eradicatie Helicobacter pylori Mucolytica (siroop) 2 tabletten/dag 2 tabletten/dag 2 tabletten/dag Indien nodig Epilepsie 1 tablet/dag 2 tabletten/dag Indien nodig Afhandeling: Constipatie kan een bijwerking zijn van de anticholinergica in deze casus. De geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking zijn oxcarbazepine en desloratadine. Door de ernst van epilepsie wordt hier aangeraden om oxcarbazepine niet te veranderen. Dosisverlaging van oxcarbazepine is ook geen optie omdat het geneesmiddel laaggedoseerd is. De anticholinerge belasting kan verlaagd worden door desloratadine te vervangen door bilastine, ebastine, ketotifen, mizolastine of rupatadine. Hiervoor kan best gekozen worden in overleg met de arts om de conditie van de patiënt in rekening te brengen, voor de medicatiebewaking kan gekeken worden in de steekkaart. Informatie die de apotheek kreeg: “Vrouw van 75 jaar komt in apotheek en vraagt een geneesmiddel tegen constipatie.” Als de apotheek naar de medicatie vroeg, werd een medicatiehistoriek getoond. (Bijlage 8) 25 4.2.2 Casus 2 “Een vrouw van 33 jaar en mama van 4 kinderen komt in de apotheek en zegt dat ze last heeft van een droge mond. Ze heeft weinig speeksel en haar tong voelt ruw aan. Ze heeft al geprobeerd om meer te drinken, maar dit heeft weinig effect. Ze vraagt aan u wat ze hier aan kan doen, omdat ze dit nog nooit heeft gehad en ze nu een week last heeft. Ze heeft nog geen medicatie geprobeerd. Ze neemt de medicatie weergegeven in Tabel 4.3.” Tabel 4.3 Medicatie genomen door de patiënt in casus 2. Geneesmiddel Buscopan ® 20 mg (grondstoffen: butylscopolaminebromide en povidon) Medica keeltabletten Lemon ® (grondstoffen: chloorhexidine en lidocaïne) Ibuprofen EG ® 400mg Ledertrexate ® 2,5 mg (grondstof: methotrexaat) Lodotra ® 2 mg (grondstof: prednison) Inotyol ® (grondstoffen: zinkoxide, ichtammol, titaandioxide) Paracetamol EG ® 1000 mg Oxybutynine EG ® 5mg Nora-30 ® (grondstoffen: ethinylestradiol en levonorgestrel) Omeprazol Sandoz ® 20mg Indicatie Maag- en darmspasmen Dosis Indien nodig Keelpijn Indien nodig Artritis Artritis 3 tabletten/dag 3 tabletten/week Artritis (bij tijdelijke verergering) Huidwonden Indien nodig (2-3 tabletten/dag) Indien nodig Pijn Lichte incontinentie Anticonceptie Indien nodig 2 tabletten/dag 1 tablet/dag Maagbescherming 1 tablet/dag Afhandeling: De geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking in deze casus zijn Buscopan® en oxybutynine. Buscopan® is een vrij te verkrijgen geneesmiddel, dit wordt best vermeden als andere anticholinergica genomen worden en de patiënt last heeft van de bijwerkingen. Hiervoor zijn 2 alternatieven beschikbaar, namelijk alverine en mebeverine. Pepermunt en papaverine hebben meer kans op ongewenste effecten en bij simeticon is er twijfel over de doeltreffendheid. Daarom worden deze niet aangeraden. Ook oxybutynine kan vervangen worden, hiervoor wordt mirabegron voorgesteld. Darifenacine, fesoterodine, propiverine, solifenacine en tolterodine zijn ook anticholinergica en worden dus niet voorgesteld als alternatief. Informatie die de apotheek kreeg: “Vrouw van 33 jaar komt in apotheek en vraagt een geneesmiddel tegen droge mond.” Als de apotheek naar de medicatie vroeg, werd een medicatiehistoriek getoond. (Bijlage 8) 26 4.2.3 Casus 3 “Een vrouw van 72 jaar komt in de apotheek en vraagt u iets voor haar jeukende ogen. Ze voelen droog aan en het lijkt alsof er korreltjes in haar ogen zitten. Nu heeft ze al enkele dagen last van beide ogen. Ze heeft dit nog nooit eerder gehad en ze heeft nog geen zelfzorg geprobeerd. Ze neemt de medicatie weergegeven in Tabel 4.4.” Tabel 4.4 Medicatie genomen door de patiënt in casus 3. Geneesmiddel D-Vital Forte ® 1000/880 (grondstoffen: calciumcarbonaat en colecalciferol) Alendronate EG ® 70 mg wekelijks Omeprazol Apotex ® 20 mg Redomex ® 25 mg (grondstof: amitriptyline) Dafalgan ® 500 mg Lipanthyl 267 micronised ® (grondstof: fenofibraat) Rhinospray ® 0,118% (grondstof: tramazoline) Gaviscon antizuur-antireflux Tenoretic – 100/25 ® (grondstoffen: atenolol en chloortalidon) Fucidin ® 2% Venlafaxine Retard Sandoz ® 150 mg Indicatie Osteoporose Dosis 1 granulaat/dag Osteoporose Maag bescherming Depressie 1 tablet/week 1 tablet/dag 3 tabletten/dag Pijn Hypercholesterolemie Indien nodig 1 tablet/dag Neuscongestie Indien nodig Reflux Hypertensie Indien nodig 1 tablet/dag Impetigo Depressie 2x/dag Recent gestopt Afhandeling: In deze casus is 1 sterkwerkend geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking aanwezig, namelijk amitriptyline, die de droge ogen kan veroorzaken. Hierbij wordt aangeraden om amitriptyline te vervangen door sertraline. Als u hiervoor naar de arts belt, moet rekening gehouden worden met het geleidelijk aan afbouwen van amitriptyline vooraleer een andere antidepressivum op te starten. Op termijn zouden de droge ogen moeten verdwijnen. Doordat droge ogen het hoornvlies kunnen beschadigen, moet deze bijwerking ook behandeld worden. Kunsttranen worden aangeraden, zowel oogdruppels als een dikkere variant onder de vorm van ooggel of oogzalf bestaan. Bij deze patiënt worden oogdruppels aangeraden omwille van de leeftijd. Als de patiënt af en toe lenzen draagt, worden kunsttranen met bewaarmiddelen best vermeden. Informatie die de apotheek kreeg: “Vrouw van 72 jaar komt in apotheek en klaagt over jeukende en droge ogen.” Als de apotheek naar de medicatie vroeg, werd een medicatiehistoriek getoond. (Bijlage 8) 27 4.3 RESULTATEN STRUCTURELE BEVRAGING VAN DE OFFICINA-APOTHEKEN Er werden 111 apotheken telefonisch gecontacteerd, waarvan 61 niet bereid waren om deel te nemen aan de studie (61/111, 55%) wegens gebrek aan interesse, personeelstekort of een te drukke apotheek. Vooral in de steden zoals Antwerpen en Genk wensten apothekers niet deel te nemen. De deelnemende apothekers hadden een gemiddelde leeftijd van 41 jaar oud en 14 van de 50 apothekers waren mannelijk (28%). Algemene gegevens zijn weergegeven in Tabel 4.5. Tabel 4.5 Algemene gegevens van de geïnterviewde apothekers en hun officina-apotheek. Man / vrouw Leeftijd (jaar) Afstudeerjaar Ervaring in de apotheek (jaar) Aantal apothekers (VTE) Aantal apotheek-assistenten (VTE) Totaal aantal VTE % chronisch cliënteel Aantal patiëntcontacten per dag 4.3.1 Gemiddelde 14/36 (28%/72%) 41,4 1998 17,6 2,4 0,7 3,1 75,5 136,1 Standaarddeviatie 10,9 11 10,5 1,1 1,1 1,8 12,2 61,6 Minimum – maximum 23 – 66 1973 – 2015 1 – 38 1 – 5,3 0–6 1 – 11 30 – 90 50 – 320 Casus 1 (constipatie) 4.3.1.1. Afhandeling casus 1 Elke apotheker stelde minstens één WHAM-vraag in casus 1. Hoelang de patiënt al last had, werd door 49 apothekers (49/50, 98%) bevraagd (WHAM). Negenendertig apothekers (39/50, 78%) vroegen na welke actie al ondernomen werd, qua voedingsaanpassing en zelfzorg Figuur 4.1 De WHAM-vragen die gevraagd werden door de apothekers (n=50) in casus 1. medicatie (WHAM). De medicatie werd nagekeken door 41 apothekers (41/50, 82%) (WHAM). (Figuur 4.1) Het advies van de apothekers voor de casus over constipatie was als volgt verdeeld: 80% zou direct behandelen, 6% dacht dat de constipatie te wijten was aan andere medicatie dan de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking (paracetamol, amoxicilline en clarithromycine en omeprazol) en 14% had één of twee geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking herkend. Per advies werd ook de afhandeling nagevraagd, dit staat samengevat in Tabel 4.6. 28 Tabel 4.6 De afhandeling van de geïnterviewde apothekers (n=50) per advies voor casus 1 (constipatie). Beslissing apotheek 40 Direct behandelen 3 5 2 Niet gekoppeld aan geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking, maar aan andere medicatie 1 geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking herkend WELK? 5x oxcarbazepine 0x desloratadine 2 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking herkend % 40/50 80% 3/50 6% 5/50 10% 2/50 4% Volgende vraag Voor welke behandeling kiest de apotheker? Welk advies geeft de apotheker mee met het geneesmiddel? Welke medicatie? Wat gaat de apotheek doen? (voor oxcarbazepine) Wat gaat de apotheek doen? (voor desloratadine) Wat gaat de apotheek doen? (voor oxcarbazepine) 4.3.1.2. Antwoord vraag Enkel niet-medicamenteus Enkel medicamenteus Zowel niet-medicamenteus als medicamenteus advies Medicamenteus advies: onderverdeling Macrogol-bevattend laxativum Lactulose Patiënt laten kiezen tussen macrogol-bevattend laxativum en lactulose Doorsturen naar de arts en niets meegeven omdat ze plots ontstaan van constipatie, zonder aanleiding, verdacht vonden. Voldoende drinken Wanneer patiënt moet terug komen Dosis Paracetamol Amoxicilline en clarithromycine Omeprazol % 0% 7/40, 18% 31/40, 78% Geschikt alternatief voorstellen aan arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Oorzaak niet aanpakken, maar behandelen Doorverwijzen naar arts Behandelen én doorverwijzen naar arts 0% 0% Geschikt alternatief voorstellen aan arts (bilastine) Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Niet veranderen, maar behandelen Doorverwijzen naar arts Behandelen én doorverwijzen naar arts Geschikt alternatief voorstellen aan arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Niet veranderen, maar behandelen Doorverwijzen naar arts Behandelen én doorverwijzen naar arts 1/2, 50% (n=38) 19/38, 50% 2/38, 5% 17/38, 45% 2/40, 5% 26/38, 68% 13/38, 34% 27/38, 71% 1/3, 33% 1/3, 33% 1/3, 33% 1/5,20% 1/5, 20% 3/5, 60% 0% 0% 0% 1/2, 50% 0% 0% 0% 1/2, 50% 1/2, 50% Supplementaire vragen over casus 1 Er werd extra informatie nagevraagd nadat alle casussen afgehandeld waren. Op het einde werden alle geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking aangeduid per casus en de afhandeling gevraagd voor de specifieke molecule. Negen apothekers hadden zelf niet naar de medicatiehistoriek gevraagd en kregen de vraag of ze iets zouden veranderen aan hun advies indien ze de medicatie zouden kennen. Alle 9 zouden ze bij hetzelfde advies blijven. In de categorie die direct zou behandelen werd nagevraagd wat ze zouden doen als ze dit als oorzaak zagen. De 40 apothekers (40/40, 100%) zeiden zelf niets te ondernemen en de patiënt door te sturen naar de arts. 29 Bij de tweede categorie zouden de 3 apothekers (3/3, 100%) de patiënt doorverwijzen naar de arts. Na het aanduiden van desloratadine als mogelijk tweede oorzaak, zouden 2 apothekers (2/5, 40%) een geschikt alternatief voorstellen aan de arts. De 3 andere apothekers (3/5, 60%) zouden doorverwijzen naar de arts. 4.3.1.3. Eerste keuze geneesmiddel bij constipatie Aan alle apothekers werd hun eerste keuze behandeling voor constipatie nagevraagd. Een macrogol-bevattend laxativum werd door 27 apothekers (27/50, 54%) aangeraden en lactulose door 2 apothekers (2/50, 4%). De overige 21 apothekers (21/50, 42%) lieten de patiënt kiezen tussen beide. Vijf apothekers zouden naast medicatie ook proberen met vezels, 4 apothekers zouden ook glycerine suppo’s voorstellen. Één apotheker zou pre- en probiotica voorstellen om de samenstelling van de darmflora te optimaliseren. 4.3.2 Casus 2 (droge mond) 4.3.2.1. Afhandeling casus 2 Bij de casus over droge mond werd minstens één WHAM-vraag gesteld bij elke apotheker. De H-vraag werd door 38 apothekers (38/50, 76%) nagevraagd (WHAM). Bij de A-vraag werd vooral nagevraagd of de patiënt voldoende drinkt, dit door 26 apothekers (26/50, 52%) (WHAM). Alle apothekers (50/50, 100%) vroegen naar de medicatie (WHAM). Figuur 4.2 De WHAM-vragen die gevraagd werden door de apothekers (n=50) in casus 2. Het advies van de apothekers kan onderverdeeld worden zoals in casus 1. Bij deze casus zou twee procent van de apothekers de droge mond behandelen. Geen enkele apotheker dacht aan andere medicatie dan de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking. Tweeënveertig procent heeft één van de twee geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking herkend en 56% herkende beide geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking. Bij deze casus werd de afhandeling nagevraagd per advies. (Tabel 4.7) 30 Tabel 4.7 De afhandeling van de geïnterviewde apothekers (n=50) per advies voor casus 2 (droge mond). Beslissing apotheek 1 Direct behandelen % 1/50 2% Volgende vraag Voor welke behandeling kiest de apotheker? Welk advies geeft de apotheker mee met het geneesmiddel? 0 21 Niet gekoppeld aan geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking, maar aan andere medicatie 1 geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking herkend 0% Welke medicatie? 21/50 42% Wat gaat de apotheek doen? (voor Buscopan®) (10/21, 48%) WELK? 10x Buscopan® 11x oxybutynine (11/21, 52%) 2 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking herkend 28/50 56% Wat gaat de apotheek doen? (voor Buscopan®) Wat gaat de apotheek doen? (voor oxybutynine) Opmerking: 4.3.2.2. % 0/1, 0% 1/1, 100% 1/1, 100% Enkel geschikt alternatief voorstellen aan arts (alverine of mebeverine) Geschikt alternatief voorstellen aan arts én medicamenteuze behandeling Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Oorzaak niet aanpakken, maar behandelen 5/10, 50% 0% 0% 0% 1/1, 100% 0% 2/10, 20% 0% 3/10, 30% Deze raad is gebaseerd op kortdurend gebruik van Buscopan® Wat gaat de apotheek doen? (voor oxybutynine) 28 Antwoord vraag Niet-medicamenteus Medicamenteus Patiënt laten kiezen tussen een spray, gel of tandpasta voor droge mond Voldoende drinken Wanneer patiënt moet terug komen Dosis Geen advies meegeven Doorverwijzen naar arts Geschikt alternatief voorstellen aan arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Oorzaak niet aanpakken, maar behandelen Doorverwijzen naar arts Behandelen én doorverwijzen naar arts Enkel geschikt alternatief voorstellen aan arts (alverine of mebeverine) Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts (darmgisten) Niet veranderen, maar behandelen Doorverwijzen naar arts Behandelen én doorverwijzen naar arts Enkel geschikt alternatief voorstellen aan arts (mirabegron) Mirabegron aanraden én doorverwijzen naar arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Niet veranderen, maar behandelen Doorverwijzen naar arts Behandelen én doorverwijzen naar arts Patiënt aanraden om naar de kinesist te gaan voor oefeningen om de bekkenbodemspieren te versterken. => werd als extra advies gegeven 0% 0% 0% 1/11, 9% 7/11, 64% 3/11, 27% 17/28, 61% 1/28, 4% 6/28, 21% 3/28, 11% 1/28, 4% 2/28, 7% 1/28, 4% 0% 1/28, 4% 15/28, 54% 9/28, 32% 5/28, 18% Supplementaire vragen over casus 2 De geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking werden op het einde van de bevraging aangeduid. De apotheker die de droge mond zou behandelen, zou de patiënt doorverwijzen naar de arts als hij wist dat de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking de mogelijke oorzaken zijn. 31 Wanneer één geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking herkend werd, werd gevraagd wat ze zouden doen met het tweede geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking. Voor Buscopan® hadden 4 apothekers (4/11, 36%) een correcte vervanging voorgesteld en 5 apothekers (5/11, 45%) zouden doorverwijzen naar de arts. Twee apothekers (2/11, 18%) zouden de patiënt een geneesmiddel voor droge mond meegeven voor wanneer ze Buscopan® innemen. De 10 apothekers (10/10, 100%) zouden voor oxybutynine doorverwijzen naar de arts. 4.3.2.3. Eerste keuze geneesmiddel bij droge mond De eerste keuze behandeling voor droge mond werd in alle apotheken nagevraagd. Kunstspeeksel werd door 32 apothekers direct aangeraden (32/50, 64%) onder de vorm van spray of gel. Zestien apothekers (16/50, 32%) zouden alle mogelijkheden uitleggen en de patiënt laten kiezen, van tandpasta tot sprays of zure oplossing. Andere apothekers kiezen voor niet-medicamenteuze oplossingen. Drie apothekers (3/50, 6%) zouden een kauwgom aanbevelen. Veel water drinken werd door 4 apothekers (4/50, 8%) vermeld en 2 apothekers (2/50, 4%) zouden helemaal niet behandelen. 4.3.3 Casus 3 (droge ogen) 4.3.3.1. Afhandeling casus 3 Minstens één WHAM-vraag werd gesteld door elke apotheker in deze casus over droge ogen. De duur van de symptomen werd door 37 apothekers (37/50, 74%) nagevraagd (WHAM). Vijfentwintig apothekers (25/50, 50%) vroegen na of de patiënt al eens oogdruppels gebruikt had of eerdere actie ondernomen had (WHAM). De medicatiehistoriek werd door 46 apothekers (46/50, Figuur 4.3 De WHAM-vragen die gevraagd werden door de apothekers (n=50) in casus 3. 92%) gevraagd (WHAM). (Figuur 4.3) In tegenstelling tot de twee vorige casussen, kon het advies van de apothekers bij deze casus onderverdeeld worden in twee mogelijkheden: (1) de bijwerking behandelen en (2) het geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking herkennen en daarop de afhandeling baseren. Zestig procent herkende amitriptyline. Geen enkele apotheker dacht dat de droge ogen door andere medicatie dan amitriptyline kwam. De afhandeling van elk advies werd ook nagevraagd. (Tabel 4.8) 32 Tabel 4.8 De afhandeling van de geïnterviewde apothekers (n=50) per advies voor casus 3 (droge ogen). Beslissing apotheek 20 Direct behandelen 0 30 Niet gekoppeld aan geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking, maar aan andere medicatie 1 geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking herkend % 20/50 40% 0% 30/50 60% Volgende vraag Voor welke behandeling kiest de apotheker? Welk advies geeft de apotheker mee met het geneesmiddel? Welke medicatie? Wat gaat de apotheek doen? (voor amitriptyline) Kunsttranen meegeven? 4.3.3.2. Antwoord vraag Enkel niet-medicamenteus (vermijden airconditioning en computerschermen) Medicamenteus Zowel niet-medicamenteus als medicamenteus advies Medicamenteus advies: onderverdeling Oogdruppels zonder bewaarmiddelen Ooggel Oogdruppels zonder bewaarmiddelen en bevochtigende doekjes voor wimperrand te zuiveren Wanneer patiënt moet terug komen Dosis % 0% Geschikt alternatief voorstellen aan arts (apotheker zou antidepressivum zoeken zonder anticholinerge bijwerkingen) Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts (apotheker zou een ander tricyclisch antidepressivum voorstellen) Oorzaak niet aanpakken, maar behandelen Doorverwijzen naar arts Behandelen én doorverwijzen naar arts Ja Nee 2/30, 7% 18/20, 90% 2/20, 10% (n=20) 18/20, 90% 1/20, 5% 1/20, 5% 6/20, 30% 12/20, 60% 1/30, 3% 4/30, 13% 23/30, 77% 0% 29/30, 97% 1/30, 3% Supplementaire vragen over casus 3 Vier apothekers hadden niet naar de medicatie gevraagd en zouden ook hun advies niet veranderen na het bekijken van de medicatiehistoriek. Nadat het geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking aangeduid werd, zouden 15 apothekers (15/20, 75%) doorverwijzen naar de arts en 4 apothekers (4/20, 20%) gewoon de droge ogen behandelen. Één apotheker (1/20, 5%) zou de droge ogen behandelen en doorverwijzen naar de arts. 4.3.3.3. Eerste keuze geneesmiddel bij droge ogen Bijna alle apothekers zouden bij de klacht van droge ogen iets meegeven aan de patiënt. Één apotheker (1/50, 2%) koos voor een ooggel en 46 apothekers (46/50, 92%) voor oogdruppels zonder bewaarmiddelen. Drie apothekers (3/50, 6%) zouden de patiënt een combinatie van oogdruppels voor overdag en ooggel voor ’s avonds aanbevelen. Één apotheker (1/50, 2%) zou naast oogdruppels ook bevochtigende doekjes meegeven om de wimperrand te zuiveren. 33 4.3.4 Overzicht casussen Bij een zelfzorgvraag is het essentieel dat de apotheker de noodzakelijke informatie verkrijgt om goed advies te kunnen geven. In Figuur 4.4 wordt de WHAM-navraag samengevat voor de drie casussen. Alle apothekers hebben in elke casus minstens één WHAM-vraag gesteld en vaak werden de drie hoofdvragen van de WHAM-analyse gesteld. Casus 1 4 2 Casus 2 16 14 24 Casus 3 6 2 0% 64 24 24 52 20 20% 40% 48 60% 80% 100% Figuur 4.4 Vergelijking van de WHAM-navraag door de geïnterviewde apothekers (n=50) bij de 3 casussen. Als alle casussen samen bekeken worden per apotheker, kunnen we samenvatten hoeveel apothekers geen, 1, 2, 3, 4 of 5 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking herkend hebben. Achtentwintig apothekers (28/50, 56%) haalden er 2 of minder geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking uit als mogelijke oorzaak voor de klacht. Zestien apothekers (16/50, 32%) herkenden 3 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking. Vier geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking werden eruit gehaald door 6 apothekers (6/50, 12%). Geen enkele apotheker haalde er alle geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking uit. (Figuur 4.5) 6 1 10 0 anticholinergica 1 anticholinergicum 2 anticholinergica 3 anticholinergica 16 4 anticholinergica 5 anticholinergica 17 Figuur 4.5 Hoeveelheid geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking herkend over de 3 casussen samen door de geïnterviewde apothekers (n=50). 34 In Figuur 4.6 wordt de herkenning en afhandeling van de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking door de apothekers procentueel voorgesteld per geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking. Bij de voorschriftplichtige geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking zouden de apothekers meer doorverwijzen naar de arts, terwijl bij het vrij te verkrijgen geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking (Buscopan®) zou de apotheker zelf sneller een alternatief voorstellen. Oxybutynine en Buscopan® werden het meest herkend door de apothekers. Bij het H1antihistaminicum waren de anticholinerge bijwerkingen het minst gekend. oxybutynine 78 22 6 90 Buscopan® 4 76 24 58 20 22 alternatief voorstellen aan de arts amitriptyline 60 6 doorverwijzen naar de arts 40 78 behandelen bijwerking 16 herkenning oxcarbazepine 14 geen herkenning 86 98 desloratadine 4 96 6 94 0% 20% 40% 2 60% 80% 100% Figuur 4.6 De herkenning en afhandeling van de geïnterviewde apothekers (n=50) per geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking. In de groene-rode balk wordt de herkenning van de molecule door de apotheker als mogelijke oorzaak getoond. In de paarse balk wordt de afhandeling van de apothekers getoond. Per paarstint zou de apotheker een alternatief (zowel geschikt als niet geschikt) voorstellen aan de arts, doorsturen naar de arts of de bijwerking behandelen. 4.3.5 Supplementaire vragen over geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking Door de eerste algemene vraag over de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking werden de apothekers opgesplitst in twee groepen. De eerste groep apothekers (14/50, 28%) vonden voor henzelf dat de problematiek van de anticholinerge belasting niet genoeg gekend was. Ze zouden hier meer informatie over willen via een les (10/14, 71%), online (3/14, 21%) of zoals nu, door een onderzoek (1/14, 7%). De problematiek van de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking was gekend bij 36 apothekers (36/50, 72%). Bij deze groep van apothekers werden een aantal algemene vragen over de anticholinergica gesteld om hun kennis hierover te evalueren. (Tabel 4.10) 35 Tabel 4.10 Overzicht van de antwoorden van de apothekers (waarbij de problematiek van de anticholinerge belasting gekend is) op algemene vragen over anticholinergica. Antwoord op de vraag Aantal apothekers (n=36) % apothekers Van waar kent de apotheker anticholinergica? Opleiding 28 77,7 Ervaring 12 33,3 Bijscholing 11 30,6 Literatuur (gelezen studies) 5 27,8 Stagiair 3 8,3 Wat roept ‘anticholinergica’ algemeen op bij de apotheker? Nevenwerkingen 32 88,9 Bepaalde producten 10 27,8 Contra-indicaties 3 8,3 Het werkingsmechanisme 2 5,6 Voor welke indicaties worden, volgens de apotheker, anticholinergica genomen? Abdominale klachten 25 69,4 Blaasfunctiestoornissen 24 66,7 Depressie (tricyclische antidepressiva) 18 50 Astma en COPD 10 27,7 Allergie 9 25 Ziekte van Parkinson 6 16,7 Mydriase 4 19,4 Epilepsie 1 2,8 Zweethanden 1 2,8 Welke bijwerkingen kent de apotheker; naast constipatie, droge mond en droge ogen? Wazig zicht 17 47,2 Urineretentie 11 30,6 Verhoging hartfrequentie 8 22,2 Uitdroging slijmvliezen (vb. vaginale droogte) 6 16,7 Sedatie 5 13,9 Verminderde zweetsecretie 5 13,9 Trillen 2 5,6 Duizeligheid 1 2,8 Verwardheid 1 2,8 Hogere valfrequentie 1 2,8 Delirium 0 0 Cognitieve achteruitgang 0 0 Agitatie 0 0 Hallucinaties 0 0 Wisten geen extra bijwerkingen 24 66,7 Stel dat de apotheker de bijwerking zou opmerken, zou hij/zij naar de dokter bellen? Ja 11 30,6 11 30,6 Reactie dokter? positief Neen 15 41,7 8 22,2 Waarom niet? dokter apprecieert dit niet 6 16,7 Waarom niet? Doorverwijzen is makkelijker 1 2,8 Waarom niet? Eigen taak om te helpen* Afhankelijk van de situatie 10 27,8 5 13,9 Afhankelijk van de dokter 4 11,1 Afhankelijk van de ernst 1 2,8 Afhankelijk van het product (voorschriftplichtig of OTC) *Voor erge problemen wel bellen, maar niet als het mogelijk is om zelf iets mee te geven als apotheker. 36 4.3.6 Feedback over steekkaart Als gevraagd werd naar de algemene mening over de steekkaart, waren de meeste apothekers positief. Antwoorden op de vragen staan vermeld in Tabel 4.11. Tabel 4.11 Feedback over de steekkaart van de geïnterviewde apothekers. Antwoord op de vraag Aantal apothekers* Wat is de algemene mening over de steekkaart? (n=41) Overzichtelijk 11 Handig 11 Praktisch 9 Duidelijk 4 Mooi 2 Interessant 2 Apotheker leert bij op deze manier 1 Verschil praktijk – theorie 1 Goed, maar apotheker zal zelf niet bellen om alternatief voor te 1 stellen Gemakkelijk om te gebruiken 1 Leuk 1 Positief dat bijwerkingen bovenaan vermeld staan 1 Nuttig 1 Goed om alternatieven voor te stellen 1 Lijst is handig om overzicht te hebben van alle anticholinergica, 1 maar zelf niet bellen om alternatief voor te stellen, dokter staat er niet altijd voor open Wat vindt de apotheker van de lay-out? (n=35) Mooi 23 Goed 11 Duidelijk 4 Groter lettertype 2 Boekjesvorm 1 Proper 1 Praktisch 1 Leuk 1 Wat zouden de apothekers weglaten? (n=29) Niets weglaten 28 Dosis weglaten 1 Wat zouden de apothekers toevoegen? (n=29) Niets toevoegen 20 Specialiteiten/merknamen 7 Overal dosis 1 Per indicatie ook een steekkaart maken (2 lijsten maken) 1 Ook niet geregistreerde geneesmiddelen voorstellen als 1 alternatief Communicatie-aspect aanhalen in inleiding (bv. relatie patiënt- 1 dokter niet slechter maken) 37 % apothekers** 26,8 26,8 22 9,8 4,9 4,9 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 65,7 31,4 11,4 5,7 2,9 2,9 2,9 2,9 96,6% 3,4% 69 24,1 3,4 3,4 3,4 3,4 Tabel 4.11(vervolg) Feedback over de steekkaart van de geïnterviewde apothekers. Antwoord op de vraag Aantal apothekers* % apothekers** Hoe zou u de steekkaart gebruiken in de praktijk? (n=30) Nalezen om bij te leren 18 60 Als de apotheker naar de arts zou bellen 4 13,3 Als de apotheker één van de bijwerkingen opmerkt 4 13,3 Om anticholinergica op te zoeken, niet om alternatief voor te 3 10 stellen Online-versie zou de apotheker wel gebruiken 1 3,3 Gebruiken bij studie rond interacties 1 3,3 Om goed advies te geven, om de bijwerkingen te kunnen 1 3,3 toewijzen en patiënt door te sturen naar dokter In welke vorm zou de apotheker de steekkaart liefst gebruiken? (n=26) Papier 16 61,5 Software 10 38,5 Website 1 3,8 * Aantal apothekers hangt af van vraag tot vraag, hiervoor zijn verschillende redenen: (1) niet alle apothekers waren positief, (2) sommige vonden de steekkaart niet nuttig, (3) tijdsgebrek en (4) anderen hadden geen antwoord op een bepaalde vraag. Aantal apothekers die antwoord gaven op een vraag staat vermeld naast de vraag. ** In totaal meer dan 100% omdat het antwoord van de apothekers soms uit een combinatie van de opgesomde antwoorden bestond. 38 HOOFDSTUK 5: DISCUSSIE 5.1 BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN In deze studie hebben we een steekkaart voor gebruik in de officina-apotheek opgesteld die geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking beschrijft. De steekkaart bevat 84 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking en voorziet de apotheker van een mogelijk alternatief om de anticholinerge belasting van de patiënt te verlagen. Daarna hebben we een structurele bevraging uitgevoerd in 50 officina-apotheken. De apothekers herkenden gemiddeld 2,3 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking in de 3 casussen (met 5 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking in totaal). Elke apotheker stelde minstens 1 WHAM-vraag in elke casus. Buscopan® en oxybutynine werden het meest herkend (respectievelijk 76% en 78%), maar ook amitriptyline werd door een meerderheid van de apothekers (60%) herkend. Oxcarbazepine en desloratadine zijn minst gekend (namelijk 14% en 4%). Hieruit kunnen we besluiten dat de geneesmiddelen met een gewenst anticholinerg effect goed gelinkt worden aan de bijwerkingen door de apothekers. De kennis over de geneesmiddelen met anticholinerge bijwerkingen is beduidend lager. De apothekers zouden voornamelijk de patiënt doorverwijzen naar de arts. Geschikte alternatieven zouden voorgesteld worden door 6% van de apothekers bij desloratadine, oxybutynine en amitriptyline. Bij Buscopan® ligt dit hoger, namelijk 56%, omdat dit geneesmiddel vrij te verkrijgen is. 5.2 VERGELIJKEN MET INTERNATIONALE LITERATUUR In de internationale literatuur is geen gelijkaardige studie gevonden die de herkenning van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking evalueert in de officina-apotheek. Studies tonen wel aan dat door medicatienazicht de anticholinerge belasting verlaagd kan worden. Dit is een samenwerking tussen een apotheker en huisarts om het medicatie gebruik te optimaliseren en de bijwerkingen te verminderen. Hierdoor is er een positief klinisch resultaat voor de patiënt. Door een opleiding in groep kan het voorschrijfgedrag veranderen en aandacht besteed worden aan de bijwerkingen.(46–48) 5.3 WAT DEZE STUDIE TOEVOEGT Deze studie geeft extra informatie over de herkenning van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking en afhandeling door apothekers. De anticholinerge bijwerkingen bij H1-antihistaminica zijn minder gekend bij de apothekers, alsook een goed alternatief voor de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking. Hiervoor werd de steekkaart ontworpen en afgegeven om dit in de toekomst vlotter te laten verlopen. 39 De navraag van de WHAM-vragen werd vergeleken. Casus 1 is het meest representatief omdat sommige apothekers na de eerste casus enkel naar de medicatie vroegen. We zien dus de vraag naar medicatie toenemen na de eerste casus (casus 1: 41 apothekers - casus 2: 50 apothekers - casus 3: 46 apothekers). Alle WHAM-vragen werden door 64% nagevraagd in casus 1, wat een goed resultaat is, maar er is ruimte voor verbetering. Na casus 1 wordt ook een daling van de A-vraag (is er al eerder actie ondernomen?) waargenomen. Er zijn een aantal beperkingen bij deze studie. Bij casus 1 is de molecule oxcarbazepine weinig voorgeschreven, zo heeft een apotheker 2 patiënten die dit nemen en toch 100 patiëntcontacten per dag. Dit geneesmiddel is niet goed gekend bij de apothekers. Ook bij casus 1 is indapamide opgenomen, dit is een waterafdrijvend geneesmiddel. Hierdoor ontstond soms wat verwarring bij de apothekers. De apothekers die geneesmiddelen opzochten in het GGR merkten dat desloratadine niet vermeld stond bij de H1-antihistaminica met anticholinerge bijwerkingen, maar loratadine wel. Loratadine wordt in het lichaam omgezet tot het actieve bestanddeel desloratadine. Bij casus 2 vond een apotheker dat pepermuntolie ook als alternatief moest voorgesteld worden voor Buscopan®, omdat hij gehoord had op een bijscholing dat pepermuntolie effectiever is dan placebo en mebeverine. Bij casus 3 werd de leeftijd vaak als oorzaak aangewezen in de groep van ‘direct behandelen’, ook hierdoor werd niet door iedereen naar de medicatie gevraagd. Hierbij kan de vraag gesteld worden of droge ogen wel leeftijdsgebonden zijn. Een andere oorzaak kan zijn dat ouderen gevoeliger zijn aan de bijwerkingen van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking. Een andere beperking in deze studie is het gebrek aan bijhouden welke apotheker bronnen, zoals GGR, DelphiCare of een andere apotheker, gebruikt hebben. Er is wel aan elke apotheker gevraagd om de casus af te handelen zoals in realiteit, hiermee werd bedoeld dat ze alle bronnen mochten gebruiken. Oxcarbazepine werd opgezocht door sommige apothekers en daar zagen ze de bijwerking, maar wisten het niet zonder opzoeking. De opzet van de studie was dat ze alle bronnen mochten gebruiken. Bij de supplementaire vragen over geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking merkten we dat de apothekers de indicaties die beschreven staan in de casussen (abdominale klachten, blaasfunctiestoornissen en depressie) het meest aanhalen. Er was geen mogelijkheid om die vraag op een ander moment te stellen dan na de casussen, omdat anders het onderwerp onthuld werd voor de casussen bevraagd werden. Er werd gevraagd naar indicaties voor anticholinergica, maar niet alle antwoorden zijn echte indicaties. Allergie is bijvoorbeeld geen reden om anticholinerge medicatie voor te schrijven. 40 De studie zou meer reproduceerbaarheid hebben met een grotere steekproef, maar de antwoorden van de apothekers lagen in grote lijnen samen. De apothekers waren op de hoogte dat de onderzoeker een student farmacie was. Het concept van mystery shopper zou de resultaten realiteitsgetrouwer maken. 5.4 PERSPECTIEVEN VOOR DE TOEKOMST De kennis van de apothekers over geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking is over het algemeen goed, maar er is ruimte voor verbetering. Het kan nuttig zijn om een opleiding over geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking te organiseren om bepaalde zaken aan te halen die door de apotheker minder gekend zijn. In deze studie merken we dat er weinig kennis over bijwerkingen is bij de apothekers (namelijk 66,7% wisten geen extra bijwerkingen naast constipatie, droge ogen en droge mond). Het kan ook van belang zijn om de nadruk op de droge ogen te leggen, omdat een groot deel van de apothekers deze bijwerking als gevolg van de leeftijd zagen. Medicatieaanpassing kan ook een oplossing bieden. In deze opleiding zouden ook de indicaties, waarvoor anticholinergica gebruikt worden, aan bod kunnen komen. Er zou ook duidelijk vermeld kunnen worden dat er geneesmiddelen met anticholinerge bijwerkingen bestaan, omdat deze geneesmiddelen veel minder gekend zijn en minder gelinkt worden aan deze bijwerkingen. In de supplementaire vragen die gesteld werden na de casusafhandelingen merken we dat een groot deel van de apothekers abdominale klachten (69,4%), blaasfunctiestoornissen (66,7%) en depressie (50%) aanhalen. Er zaten geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking voor deze indicaties in de casussen, dus dit kan een vertekend beeld geven. Aan de andere indicaties, zoals astma en COPD (27,7%), allergie (25%) en de ziekte van Parkinson (16,7%), werd minder gedacht door de apothekers. Allergie werd meer aangehaald dan verwacht zou worden na de resultaten van de casussen te bekijken. Een andere bevinding in deze studie is dat het contact tussen apothekers en artsen niet altijd vlot verloopt. Hier zou ook aandacht aan besteed kunnen worden in een mogelijke opleiding voor zowel apothekers als artsen. Integratie van de steekkaart in de software zou het detecteren van geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking makkelijker maken. Hier zou bijvoorbeeld een waarschuwing kunnen verschijnen op het scherm van de computer als de patiënt 1 of meerdere geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking neemt en iets komt vragen voor constipatie of droge ogen. Op deze manier wordt de informatie ook verspreid over meerdere apotheken. 41 HOOFDSTUK 6: CONCLUSIES Geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking worden vaak genomen, als voorbeeld wordt gekeken naar de Top 150 geneesmiddelen die verkocht worden.(49) In de Top 150 staan 24 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking en 3 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking in combinatiepreparaten (27/150, 18%). De apotheker vervult een rol in medicatiebewaking en opmerken van bijwerkingen. De steekkaart telt 84 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking, gebaseerd op de Duran risicoschaal en de inleiding van het GGR. Elk geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking is voorzien van zijn indicatie en een alternatief om de anticholinerge belasting te verlagen. Deze steekkaart werd afgegeven in de officina-apotheken om de apothekers in de toekomst te helpen met de herkenning en afhandeling van de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking. In de observationele studie werden drie casussen voorgelegd aan 50 apothekers. Elke casus had een zelfzorgvraag over een bijwerking van de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking, opgenomen in de medicatiehistoriek. Er werd nagevraagd hoe ze de zelfzorgvragen zouden afhandelen. De vragen die gesteld werden, werden geregistreerd. Er werd in elke casus minstens 1 WHAM-vraag gesteld. De bevraagde apothekers herkenden een significant aandeel van de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking. Echter, er is nog ruimte voor verbetering. In casus 1 herkende 86% van de apothekers oxcarbazepine en desloratadine niet als oorzaak voor constipatie. Oxcarbazepine werd door weinig apothekers herkend en desloratadine slechts door 2 apothekers. Er was wel een goede kennis over eerste keuze geneesmiddel voor constipatie, elke apotheker zou ofwel een macrogol-bevattend laxativum ofwel lactulose voorstellen.(50) Bij casus 2 zijn de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking Buscopan® en oxybutynine redelijk goed herkend, door 76% en 78% van de apothekers respectievelijk, als mogelijke oorzaak van droge mond. Beide geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking werden door meer dan de helft van de apothekers eruit gehaald. Bij Buscopan® werd vaak een geschikt alternatief voorgesteld aan een arts, namelijk door 56% en bij oxybutynine zouden de apothekers vooral doorverwijzen naar de arts. In casus 3 zouden 40% van de apothekers de droge ogen medicamenteus behandelen en 60% heeft amitriptyline herkend als geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking. Driekwart van de apothekers die amitriptyline herkend hadden, zouden de patiënt doorverwijzen naar de arts. Slechts 1 apotheker van de 50 had er niet aan gedacht om de patiënt al te behandelen voor droge ogen. De meeste apothekers zouden een oogdruppel zonder bewaarmiddel meegeven. 42 In de drie casussen samen werden 2 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking (mediaan, met interkwartielafstand: 2-3) herkend. Geen enkele apotheker haalt er de 5 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking uit en één apotheker haalt er geen geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking uit. Uit de supplementaire vragen leren we dat de apothekers anticholinergica vooral kennen van hun opleiding en denken hierbij vooral aan de bijwerkingen. We merken dat de kennis over indicaties en bijwerkingen verbeterd kan worden. In de toekomst zou hier een opleiding over gegeven kunnen worden, waarbij aandacht besteed kan worden aan de geneesmiddelen met anticholinerge effecten (zoals H1-antihistaminica), alsook de brede waaier aan bijwerkingen en het verhoogd risico bij ouderen. Deze studie zou ook uitgevoerd kunnen worden bij artsen. Dit zou interessant zijn om hun herkenning van bijwerkingen en de afhandeling van de geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking te evalueren en te vergelijken met die van de apothekers. 43 HOOFDSTUK 7: LITERATUURLIJST 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. Rang H, Dale M, Ritter M, Flower R, Henderson G. Hyde, M. Rang and Dale’s Pharmacology [Internet]. Rang and Dale’s Pharmacology. 2012. 237-245 p. Available from: http://scholar.google.com/scholar?hl=en&btnG=Search&q=intitle:Rang+and+Dale+Pharmacol ogy#1 Purves D. Neuroscience Third Edition [Internet]. Vascular. 2004. 773 p. Available from: http://www.nature.com/nrn/journal/v3/n8/abs/nrn896.html Ruxton K, Woodman RJ, Mangoni A a. Drugs with anticholinergic effects and cognitive impairment, falls and all-cause mortality in older adults: A systematic review and metaanalysis. Br J Clin Pharmacol [Internet]. 2015;1–12. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/25735839 Schliebs R, Arendt T. The cholinergic system in aging and neuronal degeneration. Behav Brain Res [Internet]. Elsevier B.V.; 2011;221(2):555–63. Available from: http://dx.doi.org/10.1016/j.bbr.2010.11.058 Caulfield MP. Muscarinic receptors--characterization, coupling and function. Pharmacol Ther. 1993;58(3):319–79. Van Koppen CJ, Kaiser B. Regulation of muscarinic acetylcholine receptor signaling. Pharmacol Ther. 2003;98(2):197–220. Nathanson NM. Muscarinic Acetylcholine Receptors. 2001;11:1–6. BCFI. Gecommentarieerd geneesmiddelenrepertorium 2015. 2015. 612 p. Robertson D, Biaggioni I. Primer on the autonomic nervous system. 2012. Gray SL, Anderson ML, Dublin S, Hanlon JT, Hubbard R, Walker R, et al. Cumulative Use of Strong Anticholinergic Medications and Incident Dementia Shelly. JAMA Intern Med. 2015;175(3):401–7. Durán CE, Azermai M, Stichele RH Vander. Systematic review of anticholinergic risk scales in older adults. Eur J Clin Pharmacol. 2013;69(7):1485–96. Kouladjian L, Gnjidic D, Chen TF, Mangoni AA, Hilmer SN. Drug burden index in older adults: Theoretical and practical issues. Clin Interv Aging. 2014;9:1503–15. Farmacotherapeutisch Kompas. Antiparkinsonmiddelen. Zorginstituut Nederland. 2016. p. 17. Staal-Schreinemachers AL, Lakke JPWF. Parkinsonmiddelen. Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131(6):3. Kersten H, Molden E, Tolo IK, Skovlund E, Engedal K, Wyller TB. Cognitive Effects of Reducing Anticholinergic Drug Burden in a Frail Elderly Population: A Randomized Controlled Trial. Journals Gerontol Med Sci Cite J as J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2013;68(3):271–8. Fox C, Smith T, Maidment I, Chan WY, Bua N, Myint PK, et al. Effect of medications with anticholinergic properties on cognitive function, delirium, physical function and mortality: A systematic review. Age Ageing. 2014;43(5):604–15. Remillard AJ. A pharmacoepidemiological evaluation of anticholinergic prescribing patterns in the elderly. Pharmacoepidemiol Drug Saf. 1996;5(3):155–64. Landi F, Russo a, Liperoti R, Cesari M, Barillaro C, Pahor M, et al. Anticholinergic drugs and physical function among frail elderly population. Clin Pharmacol Ther [Internet]. 2007;81(2):235–41. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17192773 Hilmer SN, McLachlan AJ, Le Couteur DG. Clinical pharmacology in the geriatric patient. Fundam Clin Pharmacol. 2007;21(3):217–30. Cao Y-J, Mager DE, Simonsick EM, Hilmer SN, Ling SM, Windham BG, et al. Physical and cognitive performance and burden of anticholinergics, sedatives, and ACE inhibitors in older women. Clin Pharmacol Ther [Internet]. 2008;83(3):422–9. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17713474 Verduijn M, Leendertse A, Moeselaar A, De Wit N, Van Marum R. Multidisciplinaire richtlijn Polyfarmacie bij ouderen. Huisarts Wet. 2013;56(8):414–9. 44 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. Han L, McCusker J, Cole M, Abrahamowicz M, Primeau F, Elie M. Use of medications with anticholinergic effect predicts clinical severity of delirium symptoms in older medical inpatients. Arch Intern Med [Internet]. 2001;161(8):1099–105. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/11322844 Campbell N, Boustani M, Limbil T, Ott C, Fox C, Maidment I, et al. The cognitive impact of anticholinergics: a clinical review. Clin Interv Aging. 2009;4:225–33. Kumpula E-K, Bell JS, Soini H, Pitkälä KH. Anticholinergic drug use and mortality among residents of long-term care facilities: a prospective cohort study. J Clin Pharmacol. 2011;51:256–63. Lee EK, Lee YJ. Prescription patterns of anticholinergic agents and their associated factors in Korean elderly patients with dementia. Int J Clin Pharm. 2013;35(5):711–8. Rudolph JL, Salow MJ, Angelini MC, McGlinchey RE. The anticholinergic risk scale and anticholinergic adverse effects in older persons. Arch Intern Med. 2008;168(5):508–13. Lowry E, Woodman RJ, Soiza RL, Mangoni AA. Associations Between the Anticholinergic Risk Scale Score and Physical Function: Potential Implications for Adverse Outcomes in Older Hospitalized Patients. J Am Med Dir Assoc [Internet]. Elsevier; 2011;12(8):565–72. Available from: http://dx.doi.org/10.1016/j.jamda.2011.03.006 Naples JG, Marcum ZA, Perera S, Gray SL, Newman AB, Simonsick EM, et al. Concordance between anticholinergic burden scales. J Am Geriatr Soc. 2015;63(10):2120–4. Parasca A, Doogue MP, Woodman RJ, Mangoni AA. Hypoalbuminaemia and impaired renal function are associated with increased anticholinergic drug prescribing. Int J Clin Pract. 2009;63(7):1110–4. Gouraud-Tanguy A, Berlioz-Thibal M, Brisseau J-M, Ould Aoudia V, Beauchet O, Berrut G, et al. [Analysis of iatrogenic risk related to anticholinergic effects using two scales in acute geriatric inpatient unit]. Geriatr Psychol Neuropsychiatr Vieil [Internet]. 2012;10(1):27–32. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22414395 Christiaen E. QT-prolonging and anticholinergic medication in older Belgian polypharmacy patients. Hilmer SN, Mager DE, Simonsick EM, Cao Y, Ling SM, Windham BG, et al. A drug burden index to define the functional burden of medications in older people. Arch Intern Med. 2007;167:781–7. Hilmer SN, Mager DE, Simonsick EM, Ling SM, Windham BG, Harris TB, et al. Drug Burden Index Score and Functional Decline in Older People. Am J Med [Internet]. Elsevier Inc.; 2009;122(12):1142–9.e2. Available from: http://dx.doi.org/10.1016/j.amjmed.2009.02.021 Kok RM, Verhey FRJ, Score TT. Gestandaardiseerde MMSE. Test. 2002;10–1. Tsoi KKF, Chan JYC, Hirai HW, Wong SYS, Kwok TCY. Cognitive Tests to Detect Dementia: A Systematic Review and Meta-analysis. JAMA Intern Med [Internet]. 2015;175(9):1–9. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26052687 Borson SOO, Scanlan J, Brush M, Vitaliano P, Dokmak A. the Mini ! Cog ] a Cognitive { Vital Signs | Measure for Dementia Screening in Multi ! Lingual Elderly. 1999;(January):910–6. Steunenberg B, Braam AW, Beekman ATF, Deeg DJH, Kerkhof AJFM. Evidence for an association of the big five personality factors with recurrence of depressive symptoms in later life. Int J Geriatr Psychiatry. 2009;24(12):1470–7. Palmer JB, Albrecht JS, Park Y, Dutcher S, Rattinger GB, Simoni-Wastila L, et al. Use of Drugs with Anticholinergic Properties Among Nursing Home Residents with Dementia: A National Analysis of Medicare Beneficiaries from 2007 to 2008. Drugs and Aging. 2014;32(1):79–86. Van Waarde A, Ramakrishnan NK, Rybczynska AA, Elsinga PH, Ishiwata K, Nijholt IM, et al. The cholinergic system, sigma-1 receptors and cognition. Behav Brain Res [Internet]. Elsevier B.V.; 2011;221(2):543–54. Available from: http://dx.doi.org/10.1016/j.bbr.2009.12.043 federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten. Uw geneesmiddelen en gezondheidsproducten, onze zorg. 2016. Algemene Pharmaceutische Bond. DelphiCare. 2016. 45 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie. Apotheek.nl, dé website van alle apotheken in Nederland. 2016. Chevalier P, Leconte S, De Sutter A. Belgische gids voor anti-infectieuze behandeling in de ambulante praktijk editie 2012. Bapcoc. 2012;1–84. Bos E. Motiverend coachen. 2013;2–4. Available from: https://www.bloso.be/VlaamseTrainersschool/Documents/130701_UG18_Moetivatie of motivatie - De motiverende rol van de trainer.pdf Wright K, Spiegel P, Hengst T. Pediatric Ophthalmology and Strabismus. 2013. van Eijk ME, Avorn J, Porsius a J, de Boer a. Reducing prescribing of highly anticholinergic antidepressants for elderly people: randomised trial of group versus individual academic detailing. BMJ [Internet]. 2001;322(7287):654–7. Available from: http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=26547&tool=pmcentrez&rendert ype=abstract van der Meer HG, Wouters H, van Hulten R, Pras N, Taxis K. Decreasing the load? Is a Multidisciplinary Multistep Medication Review in older people an effective intervention to reduce a patient’s Drug Burden Index? Protocol of a randomised controlled trial. BMJ Open [Internet]. 2015;5(12):e009213. Available from: http://www.pubmedcentral.nih.gov/articlerender.fcgi?artid=4691761&tool=pmcentrez&rend ertype=abstract Stoner SC, Worrel J a, Jones MT, Farrar C a, Ramlatchman L V. Pharmacist-designed and implemented pharmaceutical care plan for antipsychotic-induced movement disorders. Pharmacotherapy. 2000;20(5):583–8. Van Tongelen I. Persoonlijke communicatie. Schoenmaekers A. Observationele studie over farmaceutische zorg bij constipatie. 2011. 46 BIJLAGEN Bijlage 1: De effecten van het autonoom zenuwstelsel.(1) Orgaan Hart Orthosympathicus receptor Parasympathicus receptor Sinoatriale knoop Atriale spier Atrioventriculaire knoop Snelheid ↑ Kracht ↑ Automatisme ↑ β1 β1 β1 Ventriculaire spier Automatisme ↑ Kracht ↑ β1 Snelheid ↓ Kracht ↓ Snelheid van geleiding ↓ Atrioventriculaire blok Geen effect M2 M2 M2 M2 - Constrictie Dilatatie Constrictie Constrictie Constrictie Constrictie Dilatatie α1 β2 α1 α1 α1 α1 β2 Geen effect Geen effect Geen effect Dilatatie Dilatatie Geen effect Geen effect a M3 a M3 - Geen sympathische innervatie, dilatatie bij adrenaline Geen effect β2 Constrictie M3 - Secretie M3 Motiliteit ↓ Constrictie Geen effect α1, α2, β2 α2, β2 - Relaxatie Sfincter contractie β2 α1 Motiliteit ↑ Dilatatie Secretie Maagzuursecretie Contractie Sfincter relaxatie M3 M3 M3 M1 M3 M3 Contractie Relaxatie Ejaculatie α1 β2 α1 Variabel - Erectie M3 Dilatatie Relaxatie (gering) α1 β2 Constrictie Contractie M3 M3 Secretie Secretie Geen effect Renine secretie Glycogenolyse Gluconeogenese M3 α1, β1 β1 α1, β2 Geen effect Secretie Secretie Geen effect Geen effect M3 M3 - Bloedvaten Arteriolen -coronair -spier -visceraal, huid, hersenen -zwellichamen -speekselklier Venen Ingewanden Bronchi -gladde spieren -klieren Gastro-intestinaal systeem -gladde spieren -sfincters -klieren Blaas Uterus -zwanger -niet zwanger Mannelijk geslachtsorgaan Oog Pupil Ciliaire spier Huid Zweetklieren Speekselklieren Traanklieren Nier Lever a b b Vasodilatatie door vrijstelling van stikstofmonoxide van de endotheliale cellen Cholinerge transmissie, maar orthosympatisch geïnnerveerd 47 a Bijlage 2: De anticholinergic risk scale door Rudolph et al. (overgenomen uit (26)) De score loopt van nul voor geen of laag risico tot drie voor geneesmiddelen met een hoog risico. 3 punten Amitriptyline hydrochloride Atropine producten Benztropine mesylaat Carisoprodol Chloorfeniramine maleaat Chloorpromazine hydrochloride Cyproheptadine hydrochloride Dicyclomine hydrochloride Difenhydramine hydrochloride Flufenazine hydrochloride Hydroxyzine hydrochloride en hydroxyzine pamoaat Hyoscyamine producten Imipramine hydrochloride Meclizine hydrochloride Oxybutynine chloride Perfenazine Promethazine hydrochloride Thioridazine hydrochloride Thiothixeen Tizanidine hydrochloride Trifluoperazine hydrochloride 2 punten Amantadine hydrochloride Baclofen Cetirizine hydrochloride Cimetidine Clozapine Cyclobenzaprine hydrochloride Desipramine hydrochloride Loperamide hydrochloride Loratadine Nortriptyline hydrochloride Olanzapine 1 punt Carbidopa-levodopa Entacapone Haloperidol Methocarbamol Metoclopramide hydrochloride Mirtazapine Paroxetine hydrochloride Pramipexole dihydrochloride Quetiapine fumaraat Ranitidine hydrochloride Risperidone Prochloorperazine maleaat Pseudo-efedrine hydrochloride Triprolidine hydrochloride Tolterodine tartraat Selegiline hydrochloride Trazodone hydrochloride 48 Ziprasidone hydrochloride Bijlage 3: De Duran risicoschaal. (overgenomen uit (11)) Deze schaal bestaat uit twee lijsten, één met sterkwerkende en één met zwakwerkende geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking. Sterkwerkende moleculen Amitriptyline Atropine Belladonna alkaloïden Benzatropine Chloorfenamine Chloorpromazine Clomipramine Clozapine Cyproheptadine Desipramine Dexchloorfeniramine Dicyclomine Difenhydramine Doxepine Fluphenazine Hydroxyzine Hyoscyamine Imipramine Levomepromazine Meclozine Nortriptyline Orphenadrine Oxybutynine Propantheline Protriptyline Scopolamine (hyoscine) Thioridazine Tolterodine Trihexyphenidyl Trimipramine Na review in Martindale Acepromazine Aceprometazine Brompheniramine Carbinoxamine Clemastine Darifenacine Dimenhydrinaat Emepronium Zwakwerkende moleculen Amantadine Chloordiazepoxide Cimetidine Clonazepam Cyclobenzaprine Diazepam Digitoxine Fentanyl Fluoxetine Fluvoxamine Methocarbamol Olanzapine Oxycodone Paroxetine Propoxyfeen Quetiapine (fumaraat) Ranitidine Temazepam Theofylline Triazolam Na review in Martindale Alimemazine Baclofen Bromocriptine Carbamazepine Cetirizine Citalopram Codeine Disopyramide Domperidone Dosulepine Entacapone Fexofenadine Haloperidol Hydrocodone Ketorolac Lithium Loperamide Loratadine 49 Bijlage 3 (vervolg): De Duran risicoschaal. Sterkwerkende moleculen Flavoxaat Homatropine Ipratropium Procyclidine Promethazine Pyrilamine Thiothixeen Tizanidine Tropatepine Zwakwerkende moleculen Loxapine Meperidine Methadone Mirtazapine Molindone Morfine Nefazodone Oxcarbazepine Phenelzine Pimozide Prochloorperazine Promazine Risperidone Tramadol Trazodone 50 Bijlage 4: Overzicht van negen anticholinerge risicoschalen om de belasting voor een patiënt te bepalen. (overgenomen uit (31)) Informatie over de studie (auteur, jaar, land) Score systeem en methode Bestudeerde parameter Carnahan 2006 USA (Anticholinergic Drug Scale) Scores: 4-puntenschaal (0-3) Basis: expert opinie Aantal geneesmiddelen: 117 Scores: 4-puntenschaal (0-3) Basis: serum anticholinerge activiteit en expert opinie Aantal geneesmiddelen: 27 Scores: 3-puntenschaal Basis: expert opinie Aantal geneesmiddelen: niet weergegeven Scores: 4-puntenschaal (0-3) Basis: voorgaande gepubliceerde anticholinerge schalen en expert opinie Aantal geneesmiddelen: 60 Scores: 4-puntenschaal (0-3) Basis: literatuur review en expert opinie Aantal geneesmiddelen: 49 Scores: 4-puntenschaal (0-3) Basis: radioreceptor analyse Aantal geneesmiddelen: 22 Scores: 3-puntenschaal (1-3) Basis: expert opinie Aantal geneesmiddelen: 88 Scores: 5-puntenschaal (0-4) Basis: Chew 2008 en expert opinie Aantal geneesmiddelen: 29 Scores: 4-puntenschaal (0-3) Basis: Ancelin 2006, Han 2008, Chew 2008, Rudolph 2008 en expert opinie Aantal geneesmiddelen: 49 Serum anticholinerge activiteit Ancelin 2006 Frankrijk Hilmer 2007 USA (DBI-ACh) Han 2008 USA Rudolph 2008 USA (Anticholinergic Risk Scale) Chew 2008 USA Boustani 2008 Ehrt 2010 Noorwegen Sittironnarit 2011 Australië (Anticholinergic Loading Scale) 51 Cognitieve prestatie en cognitieve achteruitgang Andere onderzoekers dat deze methode gebruikt hebben Kouladijan 2014, Kashyap 2014, Kersten 2014 Kouladijan 2014, Kashyap 2014, Kersten 2014 Fysieke en cognitieve prestatie Kouladijan 2014, Kashyap 2014, Tay 2014 Geheugen prestatie en uitvoerende functie Kouladijan 2014, Tay 2014, Kersten 2014 Frequentie van anticholinerge bijwerkingen Kouladijan 2014, Kashyap 2014, Kersten 2014 Anticholinerge activiteit in vitro Kouladijan 2014, Kersten 2013, Cetinel 2013 Campbell 2015, Kersten 2013, Cai 2013 Kouladijan 2014, Wojtalik 2012 Langdurige cognitieve achteruitgang Langdurige cognitieve achteruitgang Psychomotor snelheid en uitvoerende functie Kouladijan 2014, Puustinen 2012, Thorpe 2012 Bijlage 5: Checklist van de afhandeling van casus 2 (over droge mond), deze werd gebruikt tijdens de apotheekbezoeken. Beslissing apotheek WHAM-vragen Volgende vraag Stelt apotheker bijkomende vragen? Antwoord vraag H: hoelang last? Klachten eerder gehad? Symptoombeschrijving? A: iets anders geprobeerd? (zelfzorg / voedingsaanpassing) Direct behandelen Welk geneesmiddel geef je mee? M: andere medicatie (medicatiehistoriek geven) Niet-medicamenteus Veel drinken, eten of sabbelen op licht zuurvoedsel, zoals komkommer, sinaasappel of zuurtjes Medicamenteus Kunstspeeksel Citroenzuurglycerol oplossing Natriumfluoride (tegen tandbederf) Voldoende drinken (noodzakelijk voor het voorkomen van Welk advies geef je mee? cariës en infecties) U krijgt de medicatiehistoriek, zou u iets veranderen? Aanduiden geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking Wat zou de apotheek doen? Niet gekoppeld aan geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking, maar aan andere medicatie Welke medicatie? 1 geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking herkend Wat gaat de apotheek doen? Aanduiden geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking Wat zou de apotheek doen? Aanduiden tweede geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking 2 geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking herkend Wat gaat de apotheek doen? (Buscopan®) Wat gaat de apotheek doen? (oxybutynine) 52 Wanneer patiënt moet terug komen Dosis Ander: Ja, wat? Nee Geschikt alternatief voorstellen aan arts voor beide Geschikt alternatief voorstellen aan arts voor Buscopan®, niet voor oxybutynine Geschikt alternatief voorstellen aan arts voor oxybutynine, niet voor Buscopan® Beiden geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Doorverwijzen naar de arts Geschikt alternatief voorstellen aan arts voor beide Geschikt alternatief voorstellen aan arts voor Buscopan®, niet voor oxybutynine Geschikt alternatief voorstellen aan arts voor oxybutynine, niet voor Buscopan® Beiden geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Doorverwijzen naar de arts Geschikt alternatief voorstellen aan arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Niet veranderen, maar behandelen Doorverwijzen naar arts Geschikt alternatief voorstellen aan arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Doorverwijzen naar arts Geschikt alternatief voorstellen aan arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Niet veranderen, maar behandelen Doorverwijzen naar arts Geschikt alternatief voorstellen aan arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Niet veranderen, maar behandelen Doorverwijzen naar arts Bijlage 6: Checklist van de afhandeling van casus 3 (over droge ogen), deze werd gebruikt tijdens de apotheekbezoeken. Beslissing apotheek WHAM-vragen Volgende vraag Stelt apotheker bijkomende vragen? Antwoord vraag H: hoelang last? Klachten eerder gehad? Symptoombeschrijving? Lenzen? A: iets anders geprobeerd? (zelfzorg / voedingsaanpassing) Direct behandelen Welk geneesmiddel geef je mee? M: andere medicatie (medicatiehistoriek geven) Niet-medicamenteus Regelmatig knipperen, niet wrijven in de ogen, oogleden schoon maken met een gaasje, lucht niet te droog maken binnen, vermijd ruimtes met airconditioning. Medicamenteus Kunsttranen met bewaarmiddel Kunsttranen zonder bewaarmiddel Kunsttranen als oogdruppels Kunsttranen als gel drops Kunsttranen als ooggel Oogspray Vette oogzalf Wanneer patiënt moet terug komen Dosis Ander: Welk advies geef je mee? U krijgt de medicatiehistoriek, zou u nog iets veranderen? Aanduiden geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking Wat zou de apotheek doen? Ja, wat? Nee Geschikt alternatief voorstellen aan arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Doorverwijzen naar de arts Niet gekoppeld aan geneesmiddelen met anticholinerge (bij)werking, maar aan andere medicatie Welke medicatie? Aanduiden geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking Wat zou de apotheek doen? Kunsttranen meegeven? 1 geneesmiddel met anticholinerge (bij)werking herkend Wat gaat de apotheek doen? Geschikt alternatief voorstellen aan arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Doorverwijzen naar de arts Ja (type aanduiden bij ‘direct behandelen’) Nee Geschikt alternatief voorstellen aan arts Geen geschikt alternatief voorstellen aan arts Niet veranderen, maar behandelen Doorverwijzen naar arts Ja (type aanduiden bij ‘direct behandelen’) Nee Kunsttranen meegeven? 53 Bijlage 7: Steekkaart. Anticholinergica Anticholinergica zijn antagonisten ter hoogte van de muscarine receptor en zijn geïndiceerd bij abdominale klachten, blaasfunctiestoornissen, astma, COPD en ziekte van Parkinson. Er bestaan ook geneesmiddelen met anticholinerge bijwerkingen, zoals bepaalde antidepressiva en antipsychotica. In deze steekkaart is een onderscheid gemaakt tussen moleculen met sterke (rood) en zwakke (oranje) anticholinerge werking. Door deze indeling kan de anticholinerge belasting voor de patiënt ingeschat worden. Anticholinergica hebben zowel perifere als centrale bijwerkingen. Perifere bijwerkingen zijn voornamelijk droge mond, droge ogen, constipatie, wazig zicht, verhoging van de hartfrequentie en ritmestoornissen, verminderde zweetsecretie en urineretentie. Centrale bijwerkingen zijn eerder duizeligheid, sedatie, verwardheid, delirium, cognitieve en fysieke achteruitgang, agitatie, hogere valfrequentie en hallucinaties. De voornaamste contra-indicaties voor anticholinergica zijn gesloten-hoekglaucoom, refluxoesofagitis, pylorusstenose, intestinale atonie, ernstige colitis ulcerosa, paralytische ileus en myasthenia gravis. Bij kinderen en ouderen kan het aangewezen zijn om de dosis te verlagen omdat ze gevoeliger zijn aan de anticholinerge bijwerkingen. In onderstaande tabel worden anticholinergica alfabetisch opgelijst, waarbij telkens de indicatie en een alternatief worden gegeven. Bij het alternatief wordt tussen haakjes aandachtspunten gegeven over de medicatiebewaking. De indicatie is afgeleid volgens het BCFI, afwijkende indicaties zijn mogelijk bij off-label gebruik en dan gelden de alternatieven niet. Anticholinergica Aclidinium 2 Indicatie COPD Alimemazine Allergie (H1-antihistaminicum) Amantadine3 niet beschikbaar in België Ziekte van Parkinson Amitriptyline Depressie Neuropathische pijn Atropine Pupil verwijden (mydriaticum) Baclofen Belladona alkaloïden Vergund als grondstof Biperideen3 Multiple sclerose Bromocriptine3 Ziekte van Parkinson 2 3 Ziekte van Parkinson Alternatief Formoterol, indacaterol, salmeterol (langwerkende β2-mimetica als onderhoudsmedicatie) Bilastine (geen onderzoek bij 65+) Ebastine (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie en zelden: QT-verlenging) Ketotifen (niet bij epilepsie) Mizolastine (zelden: QT-verlenging) Rupatadine (zelden: QT-verlenging) Ropinirole: D2 en D3 selectief, kan geassocieerd worden met levodopa. Ropinirole opbouwen: week 1: 0,25 mg (3x/dag); week 2: 0,5 mg (3x/dag); week 3: 0,75 mg (3x/dag); week 4: 1 mg (3x/dag); onderhoudsdosis: 3 à 9 mg/dag Amantadine geleidelijk afbouwen gedurende een week Sertraline: lage dosis en korte duur (alternatieven voor depressie) Sertraline: startdosis: 50mg/dag, verhogen met 50 mg met 1 week interval, max 200mg/dag Pregabaline (of gabapentine) of duloxetine (of venlafaxine) (voor neuropathische pijn) Pregabaline: startdosis: 150 mg/dag en indien nodig stapsgewijs verhogen. (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie); duloxetine: startdosis: 60 mg/dag tot max 120 mg/dag (niet bij leverinsufficiëntie en bij niet gecontroleerde arteriële hypertensie) Amitriptyline moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Fenylefrine: max 1 week Cyclopentolaat: werkt snel en minder langdurig dan atropine Tropicamide: minder sterk werkend Atropine: na stoppen tot 2 weken effect Geen goed alternatief door ernst van de indicatie Alternatief volgens indicatie Ropinirole: D2 en D3 selectief, kan geassocieerd worden met levodopa. Ropinirole opbouwen: week 1: 0,25 mg (3x/dag); week 2: 0,5 mg (3x/dag); week 3: 0,75 mg (3x/dag); week 4: 1 mg (3x/dag); onderhoudsdosis: 3 à 9 mg/dag Biperideen: geleidelijk afbouwen Ropinirole: D2 en D3 selectief, kan geassocieerd worden met levodopa. Ropinirole opbouwen: week 1: 0,25 mg (3x/dag); week 2: 0,5 mg (3x/dag); week 3: 0,75 mg (3x/dag); week 4: 1 mg (3x/dag); onderhoudsdosis: 3 à 9 mg/dag Bromocriptine: geleidelijk afbouwen gedurende een week Lokaal, lage systemische belasting. Opgepast voor droge mond bij inhalatie of oculaire bijwerkingen bij aerosoltherapie. Overweeg enkel een aanpassing van de medicatie indien klinisch beeld van de patiënt dit ondersteunt. 54 Anticholinergica Butylhyoscinebromide Indicatie Darm- en maagspasmen Carbamazepine4 Epilepsie Neuropathische pijn Cetirizine Allergie (H1-antihistaminicum) Chloordiazepoxide Vergund als grondstof Chloorfenamine Chloorpromazine Vergund als grondstof Cimetidine Allergie (H1-antihistaminicum) Misselijkheid en braken Citalopram Ulcus en gastritis (H2-antihistaminicum) Depressie Clomipramine Depressie Clonazepam Epilepsie Clozapine Schizofrenie (antipsychoticum) Codeïne Hoest Pijn Darifenacine Desloratadine Overactieve blaas Allergie (H1-antihistaminicum) Dexchloorfeniramine Allergie (H1-antihistaminicum) 4 Alternatief Alverine (niet bij buikpijn en gastro-intestinale obstructie) 120 mg per toediening, 1-3x/dag Mebeverine (niet bij lever- en nierinsufficiëntie) max 2 tabletten, 2-3x/dag Opmerking: butylhyoscinebromide op de markt als Buscopan® Levetiracetam (voor epilepsie) startdosis: 2x 250mg/dag (gedurende 2 weken); onderhoudsdosis: 2x 500mg/dag; max: 2x 1500mg/dag (opbouwen iedere 2 weken) Pregabaline (of gabapentine) of duloxetine (of venlafaxine) (voor neuropathische pijn) Pregabaline: startdosis: 150 mg/dag en indien nodig stapsgewijs verhogen. (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie); duloxetine: startdosis: 60 mg/dag tot max 120 mg/dag (niet bij leverinsufficiëntie en bij niet gecontroleerde arteriële hypertensie) Carbamazepine: langzaam afbouwen (ook als andere epilepsiemedicatie opgestart wordt) Bilastine (geen onderzoek bij 65+) Ebastine (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie en zelden: QT-verlenging) Ketotifen (niet bij epilepsie) Mizolastine (zelden: QT-verlenging) Rupatadine (zelden: QT-verlenging) Alternatief volgens indicatie Bilastine (geen onderzoek bij 65+) Ebastine (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie en zelden: QT-verlenging) Ketotifen (niet bij epilepsie) Mizolastine (zelden: QT-verlenging) Rupatadine (zelden: QT-verlenging) Metoclopramide: 10 mg, tot 3x/dag (minimum 6u tussen 2 innamen) Chloorpromazine langzaam afbouwen over 4 weken bij langdurig gebruik Esomeprazole (protonpompinhibitor) Behandeling: 40 mg 1x/dag; profylactisch: 20 mg 1x/dag Sertraline: lage dosis en korte duur Sertraline: startdosis: 50mg/dag, verhogen met 50 mg met 1 week interval, max 200mg/dag Citalopram moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Sertraline: lage dosis en korte duur Sertraline: startdosis: 50mg/dag, verhogen met 50 mg met 1 week interval, max 200mg/dag Clomipramine moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Lorazepam (cave: verhoogde centrale activiteit, dosis aanpassen bij ouderen met lever- of nierfunctiestoornis) Clonazepam: langzaam afbouwen Sulpiride (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie) 600 – 1600 mg/dag, 3 innamen per dag Aripiprazol (zelden: QT-verlenging, dosisaanpassing bij ouderen) starten met 10 à 15 mg/dag; max 30mg/dag Clozapine: langzaam afbouwen Dextromethorfan (niet bij kinderen jonger dan 12 jaar) (voor hoest) max: 120mg/24uur Paracetamol 1g: voldoende hoog gedoseerd (voor pijn) max 4g/dag gedurende max 4 weken; max 3g/dag bij behandeling langer dan 4 weken. Inname om de 6 tot 8 uur, minimum 4 uur tussen 2 innamen. (Dosisaanpassing bij nier- en leverinsufficiëntie en chronisch alcoholgebruik) Mirabegron (dosisaanpassing bij lever- of nierinsufficiëntie) Bilastine (geen onderzoek bij 65+) Ebastine (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie en zelden: QT-verlenging) Ketotifen (niet bij epilepsie) Mizolastine (zelden: QT-verlenging) Rupatadine (zelden: QT-verlenging) Desloratadine: actievere metaboliet van loratadine Bilastine (geen onderzoek bij 65+) Ebastine (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie en zelden: QT-verlenging) Ketotifen (niet bij epilepsie) Mizolastine (zelden: QT-verlenging) Rupatadine (zelden: QT-verlenging) Overweeg enkel een aanpassing van de medicatie indien klinisch beeld van de patiënt dit ondersteunt. 55 Anticholinergica Diazepam Indicatie Angst Spierspasmen Difenhydramine Allergie (H1-antihistaminicum) Dimenhydrinaat Disopyramide Reisziekte Hartritmestoornissen Domperidone Dosulepine Misselijkheid en braken Depressie Doxepine Depressie Entacapone 5 Ziekte van Parkinson Escitalopram Depressie Fenelzine Ernstige depressie Fesoterodine Fexofenadine Overactieve blaas Allergie (H1-antihistaminicum) Fentanyl Flavoxaat Fluoxetine Ernstige pijn (opioïden) Overactieve blaas Depressie Fluvoxamine Depressie Glycopyrronium6 COPD Haloperidol Schizofrenie (antipsychoticum) Hydrocodone Vergund als grondstof Hydroxyzine Hoest 5 6 Allergie (H1-antihistaminicum) Alternatief Lorazepam (cave: verhoogde centrale activiteit, dosis aanpassen bij ouderen met lever- of nierfunctiestoornis) Diazepam: langzaam afbouwen Bilastine (geen onderzoek bij 65+) Ebastine (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie en zelden: QT-verlenging) Ketotifen (niet bij epilepsie) Mizolastine (zelden: QT-verlenging) Rupatadine (zelden: QT-verlenging) Metoclopramide: 10 mg, tot 3x/dag (minimum 6u tussen 2 innames) Flecaïnide (dosisaanpassing bij ouderen) startdosis: 100mg/dag, verhoging na 4-5 dagen; max: 300mg/dag Disopyramide: mag in 1 keer gestopt worden Metoclopramide: 10mg, tot 3x/dag (minimum 6u tussen 2 innames) Sertraline: lage dosis en korte duur Sertraline: startdosis: 50mg/dag, verhogen met 50 mg met 1 week interval, max 200mg/dag Dosulepine: moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Sertraline: lage dosis en korte duur Sertraline: startdosis: 50mg/dag, verhogen met 50 mg met 1 week interval, max 200mg/dag Doxepine: moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Ropinirole: D2 en D3 selectief, kan geassocieerd worden met levodopa. Ropinirole opbouwen: week 1: 0,25 mg (3x/dag); week 2: 0,5 mg (3x/dag); week 3: 0,75 mg (3x/dag); week 4: 1 mg (3x/dag); onderhoudsdosis: 3 à 9 mg/dag Entacapone: geleidelijk afbouwen gedurende een week Sertraline: lage dosis en korte duur Sertraline: startdosis: 50mg/dag, verhogen met 50 mg met 1 week interval, max 200mg/dag Escitalopram: moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Moclobemide (dosisaanpassing bij leverinsufficiëntie) Fenelzine: dosis afbouwen Mirabegron (dosisaanpassing bij lever- of nierinsufficiëntie) Bilastine (geen onderzoek bij 65+) Ebastine (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie en zelden: QT-verlenging) Ketotifen (niet bij epilepsie) Mizolastine (zelden: QT-verlenging) Rupatadine (zelden: QT-verlenging) Hydromorfon Fentanyl: afbouwen met minder sterke pleister Mirabegron (dosisaanpassing bij lever- of nierinsufficiëntie) Sertraline: lage dosis en korte duur Sertraline: startdosis: 50mg/dag, verhogen met 50 mg met 1 week interval, max 200mg/dag Fluoxetine: moet geleidelijk afgebouwd worden over 1-2 weken Sertraline: lage dosis en korte duur Sertraline: startdosis: 50mg/dag, verhogen met 50 mg met 1 week interval, max 200mg/dag Fluvoxamine moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Formoterol, indacaterol, salmeterol (langwerkende β2-mimetica als onderhoudsmedicatie) Sulpiride (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie) 600 – 1600 mg/dag, 3 innamen per dag Aripiprazol (zelden: QT-verlenging, dosisaanpassing bij ouderen) starten met 10 à 15 mg/dag; max 30mg/dag Haloperidol: moet geleidelijk afgebouwd worden over meerdere weken tot maanden Dextromethorfan (niet bij kinderen jonger dan 12 jaar) Max: 120mg/24uur Bilastine (geen onderzoek bij 65+) Ebastine (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie en zelden: QT-verlenging) Ketotifen (niet bij epilepsie) Mizolastine (zelden: QT-verlenging) Rupatadine (zelden: QT-verlenging) Overweeg enkel een aanpassing van de medicatie indien klinisch beeld van de patiënt dit ondersteunt. Lokaal, lage systemische belasting. Opgepast voor droge mond bij inhalatie of oculaire bijwerkingen bij aerosoltherapie. 56 Anticholinergica Imipramine Indicatie Depressie Ipratropium7 Loopneus COPD en astma (inhalatie) Pijn en oogontsteking (NSAID) Ketorolac8 Levocetirizine Allergie (H1-antihistaminicum) Levomepromazine Schizofrenie (antipsychoticum) Lithium Loperamide Bipolaire stoornis Diarree Loratadine Allergie (H1-antihistaminicum) Meclozine Misselijkheid en braken (H1-antihistaminicum) Ontwenningsverschijnselen (opioïden) Methadon Mirtazapine Depressie Morfine Ernstige pijn (opioïden) Matige pijn Nefopam Nortriptyline Depressie Neuropathische pijn Olanzapine Schizofrenie (antipsychoticum) 7 8 Alternatief Sertraline: lage dosis en korte duur Sertraline: startdosis: 50mg/dag, verhogen met 50 mg met 1 week interval, max 200mg/dag Imipramine moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Azelastine Salbutamol max 16 inhalaties per dag Paracetamol (eerste keuze pijnstiller), ibuprofen (eerste keuze NSAID), diclofenac (tweede keuze NSAID: kortere halfwaardetijd) (voor pijn) Indometacine of diclofenac oculaire druppels (voor oogontsteking) Bilastine (geen onderzoek bij 65+) Ebastine (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie en zelden: QT-verlenging) Ketotifen (niet bij epilepsie) Mizolastine (zelden: QT-verlenging) Rupatadine (zelden: QT-verlenging) Sulpiride (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie) 600 – 1600 mg/dag, 3 innamen per dag Aripiprazol (zelden: QT-verlenging, dosisaanpassing bij ouderen) starten met 10 à 15 mg/dag; max 30mg/dag Levomepromazine: moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Geen goed alternatief door ernst van de indicatie Racecadotril (niet bij nier- en leverinsufficiëntie) 1 capsule, 3x/dag, behandeling: max 7 dagen Advies: hydrateren is heel belangrijk! Bilastine (geen onderzoek bij 65+) Ebastine (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie en zelden: QT-verlenging) Ketotifen (niet bij epilepsie) Mizolastine (zelden: QT-verlenging) Rupatadine (zelden: QT-verlenging) Metoclopramide 10 mg, tot 3x/dag (minimum 6u tussen 2 innamen) Omwille van de ernst van de pathologie is methadon moeilijk te vervangen. Suboxone: buprenorfine + naloxon (niet bij leverinsufficiëntie en alcoholisme) startdosis: buprenorfine 2 mg/ naloxon 0,5 mg: 1-2 tabletten/dag Methadon: moet geleidelijk afgebouwd worden (in overleg met arts!) Sertraline: lage dosis en korte duur Sertraline: startdosis: 50mg/dag, verhogen met 50 mg met 1 week interval, max 200mg/dag Mirtazapine moet geleidelijk afgebouwd worden Hydromorfon: laag gedoseerd (dosisaanpassing bij nier- en leverinsufficiëntie) Morfine: kort gebruikt (enkele dagen): in 1 keer stoppen; lang gebruikt: afbouwen Paracetamol 1g Paracetamol: max 4g/dag gedurende max 4 weken; max 3g/dag bij behandeling langer dan 4 weken. Inname om de 6 tot 8 uur, minimum 4 uur tussen 2 innamen. Dosisaanpassing bij nier- en leverinsufficiëntie en chronisch alcoholgebruik. Nefopam: heeft geen plaats meer door de vele bijwerkingen en veiligere alternatieven Sertraline: lage dosis en korte duur Sertraline: startdosis: 50mg/dag, verhogen met 50 mg met 1 week interval, max 200mg/dag Pregabaline (of gabapentine) of duloxetine (of venlafaxine) (voor neuropathische pijn) Pregabaline: startdosis: 150 mg/dag en indien nodig stapsgewijs verhogen. (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie); duloxetine: startdosis: 60 mg/dag tot max 120 mg/dag (niet bij leverinsufficiëntie en bij niet gecontroleerde arteriële hypertensie) Nortriptyline moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Sulpiride (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie) 600 – 1600 mg/dag, 3 innamen per dag Aripiprazol (zelden: QT-verlenging, dosisaanpassing bij ouderen) starten met 10 à 15 mg/dag; max 30mg/dag Olanzapine: moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Lokaal, lage systemische belasting. Opgepast voor droge mond bij inhalatie of oculaire bijwerkingen bij aerosoltherapie. Bij oculaire toediening is systemische belasting laag als er een goede toediening is (traankanaal dicht duwen voor 1 minuut). 57 Anticholinergica Oxcarbazepine9 Indicatie Epilepsie Oxybutynine Overactieve blaas Oxycodon Ernstige pijn (opioïden) Paroxetine Depressie Pethidine Matige pijn (opioïden) Pimozide Schizofrenie (antipsychoticum) Procyclidine Ziekte van Parkinson Promazine Vergund als grondstof Promethazine Propantheline Vergund als grondstof Propiverine Propoxyfeen Vergund als grondstof Quetiapine (fumaraat) Ranitidine Risperidon Allergie (H1-antihistaminicum) Bilastine (geen onderzoek bij 65+) Ebastine (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie en zelden: QT-verlenging) Ketotifen (niet bij epilepsie) Mizolastine (zelden: QT-verlenging) Rupatadine (zelden: QT-verlenging) Alternatief volgens indicatie Overactieve blaas Mirabegron (dosisaanpassing bij lever- of nierinsufficiëntie) Alternatief volgens indicatie Bipolaire stoornis, schizofrenie, depressie (antipsychoticum) Sulpiride (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie) 600 – 1600 mg/dag, 3 innamen per dag Aripiprazol (zelden: QT-verlenging, dosisaanpassing bij ouderen) starten met 10 à 15 mg/dag; max 30mg/dag Quetiapine: moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Esomeprazole (protonpompinhibitor) Behandeling: 40 mg 1x/dag; profylactisch: 20 mg 1x/dag Sulpiride (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie) 600 – 1600 mg/dag, 3 innamen per dag Aripiprazol (zelden: QT-verlenging, dosisaanpassing bij ouderen) starten met 10 à 15 mg/dag; max 30mg/dag Risperidon: moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Mirabegron (dosisaanpassing bij lever- of nierinsufficiëntie) Salbutamol (als noodmedicatie) max 8 inhalaties per dag Budesonide (als onderhoudsmedicatie – inhalatiecorticosteroïden) 100-400 µg 2x/dag of 200-400 µg 1x/dag (bij 1x/dag ’s avonds toedienen) Tiotropium, glycopyrronium, umeclidinium, aclidinium7 (als onderhoudsmedicatie) 1x/dag Theofylline langzaam afbouwen en is zeker geen voorkeursbehandeling bij ouderen Formoterol, indacaterol, salmeterol (langwerkende β2-mimetica als onderhoudsmedicatie) Geen goed alternatief door ernst van de indicatie Mirabegron (dosisaanpassing bij lever- of nierinsufficiëntie) Reflux en pyrosis (H2-antihistaminicum) Schizofrenie (antipsychoticum) Solifenacine Theofylline Overactieve blaas Astma en beperkt bij COPD (bronchodilator) Tiotropium10 COPD en astma Tizanidine Tolterodine Multiple sclerose Overactieve blaas 9 Alternatief Levetiracetam: startdosis: 2x 250mg/dag (gedurende 2 weken); onderhoudsdosis: 2x 500mg/dag; max: 2x 1500mg/dag (opbouwen met 2x 250mg/dag iedere 2 weken.) Oxcarbazepine: langzaam afbouwen (ook als een ander epilepsiegeneesmiddel opgestart wordt) Mirabegron (dosisaanpassing bij lever- of nierinsufficiëntie) Opmerking: ook de pleisters (transdermaal) vertonen deze bijwerkingen Hydromorfon: laag gedoseerd (dosisaanpassing bij nier- en leverinsufficiëntie) Oxycodon: kort gebruikt (enkele dagen): in 1 keer stoppen; lang gebruikt: afbouwen Sertraline: lage dosis en korte duur Sertraline: startdosis: 50mg/dag, verhogen met 50 mg met 1 week interval, max 200mg/dag Paroxetine moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Paracetamol 1g (eerste keuze) max 4g/dag gedurende max 4 weken; max 3g/dag bij behandeling langer dan 4 weken. Inname om de 6 tot 8 uur, minimum 4 uur tussen 2 innamen. (Dosisaanpassing bij nier- en leverinsufficiëntie en chronisch alcoholgebruik) Narcotisch analgeticum (tweede keuze): hydromorfon: laag gedoseerd (dosisaanpassing bij nier- en leverinsufficiëntie) Pethidine: kort gebruikt (enkele dagen): in 1 keer stoppen; lang gebruikt: afbouwen Sulpiride (dosisaanpassing bij nierinsufficiëntie) 600 – 1600 mg/dag, 3 innamen per dag Aripiprazol (zelden: QT-verlenging, dosisaanpassing bij ouderen) starten met 10 à 15 mg/dag; max 30mg/dag Pimozide: moet geleidelijk afgebouwd worden over 4 weken Ropinirole: D2 en D3 selectief, kan geassocieerd worden met levodopa. Ropinirole opbouwen: week 1: 0,25 mg (3x/dag); week 2: 0,5 mg (3x/dag); week 3: 0,75 mg (3x/dag); week 4: 1 mg (3x/dag); onderhoudsdosis: 3 à 9 mg/dag Procyclidine geleidelijk afbouwen gedurende een week Alternatief volgens indicatie Overweeg enkel een aanpassing van de medicatie indien klinisch beeld van de patiënt dit ondersteunt. Lokaal, lage systemische belasting. Opgepast voor droge mond bij inhalatie of oculaire bijwerkingen bij aerosoltherapie. 10 58 Anticholinergica Tramadol Indicatie Matige pijn (opioïden) Trazodon Depressie Triazolam Slapeloosheid (hypnoticum) Trihexyfenidyl11 Ziekte van Parkinson Umeclidinium12 COPD 11 12 Alternatief Paracetamol 1g (1ste keuze): voldoende hoog gedoseerd Krachtig narcotisch analgeticum (2de keuze): hydromorfon: laag gedoseerd (dosisaanpassing bij nier- en leverinsufficiëntie) Paracetamol: max 4g/dag gedurende max 4 weken; max 3g/dag bij behandeling langer dan 4 weken. Inname om de 6 tot 8 uur, minimum 4 uur tussen 2 innamen. (Dosisaanpassing bij nier- en leverinsufficiëntie en chronisch alcoholgebruik) Tramadol wordt nooit aangeraden bij ouderen omdat het te hoog gedoseerd moet worden voor voldoende pijnstilling. Daardoor veel bijwerkingen en slechte risicobaten verhoudingen. Tramadol: kort gebruikt (enkele dagen): in 1 keer stoppen; lang gebruikt: afbouwen Sertraline: lage dosis en korte duur Sertraline: startdosis: 50mg/dag, verhogen met 50 mg met 1 week interval, max 200mg/dag Trazodon moet geleidelijk afgebouwd worden Zolpidem: lage dosis en korte duur (dosisaanpassing bij leverinsufficiëntie) 10 mg/dag, voor bejaarden en invaliden: 5 mg/dag (max 4 weken), toedienen voor slapengaan (snelle werking) Triazolam: langzaam afbouwen Ropinirole: D2 en D3 selectief, kan geassocieerd worden met levodopa. Ropinirole opbouwen: week 1: 0,25 mg (3x/dag); week 2: 0,5 mg (3x/dag); week 3: 0,75 mg (3x/dag); week 4: 1 mg (3x/dag); onderhoudsdosis: 3 à 9 mg/dag Trihexyfenidyl geleidelijk afbouwen gedurende een week Formoterol, indacaterol, salmeterol (langwerkende β2-mimetica als onderhoudsmedicatie) Overweeg enkel een aanpassing van de medicatie indien klinisch beeld van de patiënt dit ondersteunt. Lokaal, lage systemische belasting. Opgepast voor droge mond bij inhalatie of oculaire bijwerkingen bij aerosoltherapie. 59 Bijlage 8: Medicatiehistoriek van de drie casussen. Apotheker kreeg deze informatie bij het vragen naar de M van de WHAM-vragen. Casus 1 Vrouw van 75 jaar komt in apotheek en vraagt een geneesmiddel tegen constipatie. Medicatiehistoriek: afleverdatum 25/03/2016 25/03/2016 25/03/2016 voorschrift V V aantal 1 1 1 25/03/2016 29/02/2016 29/02/2016 V V - 1 1 1 omschrijving Paracetamol Sandoz ® 1 g Indapamide Mylan ® 2,5 mg Asaflow ® 80 mg hoeveel 32 60 112 vorm bruistablet tablet tablet 60 60 15 ml tablet tablet oogdruppel 100 100 tablet tablet 60 32 60 15 ml tablet bruistablet tablet oogdruppel 21 24 100 200 60 200ml tablet bruistablet capsule tablet tablet siroop 112 tablet 60 60 32 100 15 ml tablet tablet bruistablet tablet oogdruppel (Grondstof: acetylsalicylzuur) Metformine Sandoz ® 500 mg Metformine Sandoz ® 500 mg Tears Naturale ® 15 ml (grondstof: dextraan en hypromellose) 10/02/2016 10/02/2016 V V 1 1 01/02/2016 01/02/2016 01/02/2016 15/01/2016 V V - 1 1 1 1 15/01/2016 15/01/2016 15/01/2016 11/01/2016 11/01/2016 11/01/2016 V V V V V - 1 1 1 1 1 1 Simvastatin Sandoz ® 20 mg Aerius ® 5 mg (grondstof: desloratadine) Indapamide Mylan ® 2,5 mg Paracetamol Sandoz ® 1 g Metformine Sandoz ® 500 mg Tears Naturale ® 15 ml (grondstof: dextraan en hypromellose) Clarithromycine EG ® 500 mg Amoxicilline EG ® 1000 mg Omeprazol Apotex ® 20 mg Oxcarbazepine Mylan ® 600 mg Metformine Sandoz ® 500 mg Bisolvon ® 8mg/5ml (grondstof: broomhexinehydrochloride) 09/12/2015 V 1 Asaflow ® 80 mg (Grondstof: acetylsalicylzuur) 09/12/2015 09/12/2015 09/12/2015 25/11/2015 25/11/2015 V V V - 1 1 1 1 1 Indapamide Mylan ® 2,5 mg Metformine Sandoz ® 500 mg Paracetamol Sandoz ® 1 g Simvastatin Sandoz ® 20 mg Tears Naturale ® 15 ml (grondstof: dextraan en hypromellose) 60 Casus 2 Vrouw van 33 jaar komt in apotheek en vraagt een geneesmiddel tegen droge mond. Medicatiehistoriek: afleverdatum voorschrift 25/03/2016 - aantal omschrijving 1 Buscopan ® 20 mg (grondstoffen: 25/03/2016 1 hoeveel 30 vorm tablet 36 tablet 100 30 tablet tablet 100 tablet 50g zalf 60 100 100 100 30 tablet tablet tablet tablet tablet 273 tablet 100 100 100 tablet tablet tablet 98 capsule butylscopolaminebromide en povidon) - Medica keeltabletten Lemon ® (grondstoffen: chloorhexidine en lidocaïne) 25/03/2016 25/03/2016 V V 1 1 25/03/2016 V 1 Ibuprofen EG ® 400mg Ledertrexate ® 2,5 mg (grondstof: methotrexaat) Lodotra ® 2 mg (grondstof: prednison) 17/02/2016 - 1 Inotyol ® (grondstoffen: zinkoxide, ichtammol, titaandioxide) 17/02/2016 17/02/2016 17/02/2016 20/01/2016 20/01/2016 V V V V 1 1 1 1 1 Paracetamol EG ® 1000 mg Oxybutynine EG ® 5mg Ibuprofen EG ® 400 mg Ibuprofen EG ® 400 mg Ledertrexate ® 2,5 mg (grondstof: methotrexaat) 20/01/2016 V 1 Nora-30 ® (grondstoffen: ethinylestradiol en levonorgestrel) 4/01/2016 4/01/2016 4/01/2016 V V V 1 1 1 4/01/2016 V 1 Oxybutynine EG ® 5mg Ibuprofen EG ® 400 mg Lodotra ® 5 mg (grondstof: prednison) Omeprazol Sandoz ® 20mg 61 Casus 3 Vrouw van 72 jaar komt in apotheek en klaagt over jeukende en droge ogen. Medicatiehistoriek: afleverdatum voorschrift 25/03/2016 V aantal omschrijving 1 Redomex ® 25 mg 25/03/2016 1 hoeveel 100 vorm tablet 90 100 12 30 90 bruisgranulaat capsule tablet tablet capsule 15 ml neusspray 100 tablet 600ml 56 suspensie tablet 90 30g 100 56 bruisgranulaat crème capsule tablet 90 capsule 30 56 12 tablet capsule tablet (grondstof: amitriptyline) V D-Vital Forte ® 1000/880 (grondstoffen: calciumcarbonaat en colecalciferol) 25/03/2016 7/03/2016 7/03/2016 7/03/2016 V V V 1 1 1 1 2/02/2016 - 1 Omeprazol Apotex ® 20 mg Alendronate EG ® 70 mg wekelijks Dafalgan ® 500 mg Lipanthyl 267 micronised ® (grondstof: fenofibraat) Rhinospray ® 0,118% (grondstof: tramazoline) 2/03/2016 V 1 Redomex ® 25 mg (grondstof: amitriptyline) 2/02/2016 2/02/2016 V 1 1 7/01/2016 V 1 Gaviscon antizuur-antireflux Tenoretic – 100/25 ® (grondstoffen: atenolol en chloortalidon) D-Vital Forte ® 1000/880 (grondstoffen: calciumcarbonaat en colecalciferol) 7/01/2016 7/01/2016 14/12/2015 V V V 1 1 1 14/12/2015 V 1 Fucidin ® 2% Omeprazol Apotex ® 20 mg Tenoretic – 100/25 ® (grondstoffen: atenolol en chloortalidon) Lipanthyl 267 micronised ® (grondstof: fenofibraat) 14/12/2015 14/12/2015 14/12/2015 V V 1 1 1 Dafalgan ® 500 mg Venlafaxine Retard Sandoz ® 150 mg Alendronate EG ® 70 mg wekelijks 62 Bijlage 9: Casusbundel die afgegeven werd in de apotheek. Beste apotheker, In deze bundel vindt u 6 casussen over de bijwerkingen van anticholinergica die u kan tegen komen in de apotheek. Deze bijwerkingen zijn constipatie, droge mond en droge ogen. Drie van deze casussen heeft u besproken voor mijn masterproef, waarvoor nogmaals dank. Er zijn nog 3 extra casussen opgenomen met andere geneesmiddelen en een andere pathologie. Bij elke casus staat een afhandeling voorgesteld. Mocht u hierover bedenkingen hebben, kunt u mij of mijn thesisbegeleidster Eline Tommelein altijd contacteren op de e-mailadressen: [email protected] en [email protected]. Sara Botte Thesisstudent bij eenheid Farmaceutische Zorg Faculteit Farmaceutische Wetenschappen Ottergemsesteenweg 460 9000 Gent 63 Casus 1: Een vrouw van 75 jaar vraagt in de apotheek naar een geneesmiddel tegen constipatie. Ze klaagt over een harde stoelgang die een opgeblazen gevoel geeft. De klachten zijn geleidelijk aan gekomen en zijn begonnen enkele maanden geleden. Ze zegt dat ze nu slechts 1 keer per week naar toilet kan gaan, terwijl dit vroeger 1 keer per dag was. Ze heeft deze klachten vroeger enkel voor korte periodes gehad. Dit ging over door op haar voeding te letten, ook dit heeft ze nu geprobeerd. Het is niet veel verbeterd, daarom komt ze nu om medicatie vragen. Ze neemt volgende medicatie: Geneesmiddel Indapamide Mylan ® 2,5 mg Asaflow ® 80 mg (Grondstof: acetylsalicylzuur) Metformine Sandoz ® 500 mg Tears Naturale ® 15 ml Indicatie Hypertensie Preventie cardiovasculaire aandoeningen Diabetes mellitus type 2 Droge ogen (kunsttranen) Dosis 1 tablet/dag 1 tablet/dag Pijn Cardiovasculaire preventie Hooikoorts Indien nodig 1 tablet/dag 1 tablet/dag Eradicatie Helicobacter pylori Eradicatie Helicobacter pylori Eradicatie Helicobacter pylori Mucolytica (siroop) 2 tabletten/dag Epilepsie 1 tablet/dag 2 tabletten/dag Indien nodig (grondstof: dextraan en hypromellose) Paracetamol Sandoz ® 1 g Simvastatin Sandoz ® 20 mg Aerius ® 5 mg (grondstof: desloratadine) Clarithromycine EG ® 500 mg Amoxicilline EG ® 1000 mg Omeprazol Apotex ® 20 mg Bisolvon ® 8mg/5ml 2 tabletten/dag 2 tabletten/dag Indien nodig (grondstof: broomhexinehydrochloride) Oxcarbazepine Mylan ® 600 mg Afhandeling casus 1: Constipatie kan een bijwerking zijn van de anticholinergica in deze casus. De anticholinergica zijn oxcarbazepine en desloratadine. Door de ernst van epilepsie wordt hier aangeraden om oxcarbazepine niet te veranderen. Dosisverlaging van oxcarbazepine is ook geen optie omdat het anticholinergicum laaggedoseerd is. De anticholinerge belasting kan verlaagd worden door desloratadine te vervangen door bilastine, dimentindeen, ebastine, ketotifen, mizolastine of rupatadine. Hiervoor kan best gekozen worden in overleg met de arts om de conditie van de patiënt in rekening te brengen, voor de medicatiebewaking kan gekeken worden in de steekkaart. 64 Casus 2: Een man van 77 jaar komt in de apotheek en heeft last van constipatie. Hij heeft nu 5 dagen last, maar heeft af en toe last hiervan en zou hiervoor nu graag iets hebben om te nemen als dit voor valt. Hij klaagt voornamelijk over harde stoelgang, een opgeblazen gevoel en weinig ontlasting. Met weinig ontlasting bedoelt hij dat hij om de 3 dagen naar het toilet kan gaan. Hij heeft nog geen zelfzorg geprobeerd. Hij neemt volgende medicatie: Geneesmiddel Anoro ® 55 µg/22µg Indicatie COPD Dosis 1 inhalatie/dag COPD Indien nodig Reflux Hypertensie Benigne prostaathypertrofie Diabetes mellitus type 2 Hypercholesterolemie 2 tabletten/dag 1 tablet/dag 1 tablet/dag 2 tabletten/dag 1 tablet/dag Hypertensie 1 tablet/dag Pijn Preventie van atherotrombotische evenementen Infectie van de luchtwegen Indien nodig 1 tablet/dag Pijn (artritis) Indien nodig (grondstoffen: vilanterol en umeclidinium) Nebu-Trop ® 250 µg/ml (grondstof: ipratropium) (aerosol) Ranitidine Teva ® 300 mg Furosemide EG ® 40mg Terazosine EG ® 5mg Metformine Sandoz ® 850mg Zocor ® 40 mg (grondstof: simvastatine) Coveram ® 5mg/5mg (grondstoffen: perindopril en amlodipine) Dafalgan ® 500mg Clopidogrel (HCl) Sandoz ® 75mg Eusaprim Forte ® 800mg – 160mg (grondstof: co-trimoxazol = sulfamethoxazol en trimethoprim) Voltaren Emugel ® 1% tube soft gel 2 tabletten/dag (voor 5 dagen) (grondstof: diclofenac) Afhandeling casus 2: De anticholinergica in deze casus zijn ipratropium, umeclidinium en ranitidine en deze kunnen aanleiding geven tot constipatie. Als eerste wordt aangeraden om enkel ranitidine te substitueren naar een protonpompinhibitor, voorbeeld omeprazol. Bij ipratropium en umeclidinium is de systemische belasting laag, daarom kan deze behouden blijven. Ipratropium wordt toegediend als aerosol, dus er is meer kans op nevenwerkingen. Als de klachten blijven aanhouden kan ipratropium vervangen worden door salbutamol, dit is een kortwerkende beta2-mimenticum. Andere alternatieven zijn niet geschikt doordat het niet kortwerkend is of gecombineerd is met een anticholinergicum. 65 Casus 3: Een man van 68 jaar komt bij u in de apotheek. Hij heeft sinds 1 week last van een droge mond en vindt dit vooral vervelend in de ochtend. Hij drinkt veel water overdag, maar ’s nachts slaapt hij gewoon door. Het is de eerste keer dat hij deze klachten heeft en heeft nog geen zelfzorg geprobeerd. Zijn medicatielijst: Geneesmiddel Stalevo ® 100 mg/ 25 mg/200 mg Indicatie Ziekte van Parkinson Dosis 4 tabletten/dag Ziekte van Parkinson 1 tablet/dag Pijn Allergie Indien nodig 2 sprays/neusgat/dag Mirapexin ® 0,7 mg Amoxiclav Sandoz ® 500/125 mg Ziekte van Parkinson Bijtwonden kat Cetirizine teva ® 10 mg Gaviscon Antizuur-Antireflux ® Enterol ® 250 mg Allergie Relfux Diarree 3 tabletten/dag 3 tabletten/dag (voor 10 dagen) 1 tablet/dag Indien nodig Indien nodig (grondstoffen: levodopa, carbidopa en entacapon) Artane ® 2 2 mg (grondstof: trihexyfenidyl) Dafalgan Forte ® 1g Nasonex ® 50 µg/dosis (grondstof: mometasonfuroaat) Afhandeling casus 3: De anticholinergica in deze casus zijn trihexyfenidyl, cetirizine en entacapon. De droge ogen kunnen de bijwerking zijn van de hoge anticholinerge belasting. De eerste stap in de afhandeling is cetirizine vervangen door bilastine, dimentindeen, ebastine, ketotifen, mizolastine of rupatadine. Hiervoor kan best gekozen worden in overleg met de arts om de conditie van de patiënt in rekening te brengen, voor de medicatiebewaking kan gekeken worden in de steekkaart. Andere H1-antihistaminica zijn niet geschikt omwille van de anticholinerge bijwerkingen. De ernst van de onderliggende aandoening laat geen verdere substituties toe. De tweede stap in de afhandeling kan de oplossing bieden als cetirizine vervangen niet voldoende was. Dit bestaat uit een dosisverlaging van trihexyfenidyl. Hierdoor wordt de belasting lager. Als dit niet voldoende is, zal toevoeging van een speekselvervanger noodzakelijk zijn als derde stap in de afhandeling. Als niet-medicamenteus advies is het goed als u hem aanspoort om veel te blijven drinken, dit verkleint de kans van infecties en cariës door de droge mond. 66 Casus 4: Een vrouw van 33 jaar en mama van 4 kinderen komt in de apotheek en zegt dat ze last heeft van een droge mond. Ze heeft weinig speeksel en haar tong voelt ruw aan. Ze heeft al geprobeerd om meer te drinken, maar dit heeft weinig effect. Ze vraagt aan u wat ze hier aan kan doen, omdat ze dit nog nooit heeft gehad en ze nu een week last heeft. Ze heeft nog geen medicatie geprobeerd. Medicatie: Geneesmiddel Buscopan ® 20 mg (grondstoffen: Indicatie Maag- en darmspasmen Dosis Indien nodig Keelpijn Indien nodig Artritis Artritis 3 tabletten/dag 3 tabletten/week Artritis (bij tijdelijke verergering) Huidwonden Indien nodig (2-3 tabletten/dag) Indien nodig Pijn Lichte incontinentie Anticonceptie Indien nodig 2 tabletten/dag 1 tablet/dag Maagbescherming 1 tablet/dag butylscopolaminebromide en povidon) Medica keeltabletten Lemon ® (grondstoffen: chloorhexidine en lidocaïne) Ibuprofen EG ® 400mg Ledertrexate ® 2,5 mg (grondstof: methotrexaat) Lodotra ® 2 mg (grondstof: prednison) Inotyol ® (grondstoffen: zinkoxide, ichtammol, titaandioxide) Paracetamol EG ® 1000 mg Oxybutynine EG ® 5mg Nora-30 ® (grondstoffen: ethinylestradiol en levonorgestrel) Omeprazol Sandoz ® 20mg Afhandeling casus 4: De anticholinergica in deze casus zijn Buscopan® en oxybutynine. Buscopan® is een vrij te verkrijgen geneesmiddel, dit wordt best vermeden als andere anticholinergica genomen worden en de patiënt last heeft van de bijwerkingen. Hiervoor zijn 2 alternatieven beschikbaar, namelijk alverine en mebeverine. Pepermunt en papaverine hebben meer kans op ongewenste effecten en bij simeticon is er twijfel over de doeltreffendheid. Daarom worden deze niet aangeraden. Ook oxybutynine kan vervangen worden, hiervoor wordt mirabegron voorgesteld. Darifenacine, fesoterodine, propiverine, solifenacine en tolterodine zijn ook anticholinergica en worden dus niet voorgesteld als alternatief. 67 Casus 5: Een man van 66 jaar komt in de apotheek en hij heeft sinds een dag last van droge ogen. Het voelt alsof er zand in zijn ogen zit en hij heeft een jeukend gevoel in beide ogen. Als hij deze ochtend opstond gaf het een branderig gevoel. Doordat hij deze klachten nog nooit eerder gehad heeft, wou hij vandaag naar de apotheek komen. Hij heeft geprobeerd om met water zijn ogen uit te wassen, maar dit heeft niet geholpen. Hij neemt volgende medicatie: Geneesmiddel Risperidone EG ® 6mg Claversal ® 500 mg Indicatie Schizofrenie Colitis ulcerosa Dosis 1 tablet/dag 3 tabletten/dag Nasa Rhinathiol ® 0,1 % Azathioprin Sandoz ® 100 mg Paracetamol EG ® 1000 mg Aciclovir EG ® 800 mg Neuscongestie Colitis ulcerosa Pijn Zona Brufen Forte 600 ® 600 mg Metoclopramide EG ® 10 mg Sumatriptan EG ® 50 mg Amoxicilline EG ® 1000mg Baxil ® 0,2% Migraine Migraine Migraine Pneumonie Ontsmetting mond Indien nodig 2 tabletten/dag Indien nodig 5 tabletten/dag (voor 7 dagen) Indien nodig Indien nodig Indien nodig 3 tabletten/dag Indien nodig Hoest Indien nodig (grondstof: mesalazine) (grondstof:chloorhexidinegluconaat) Dextromethorphan Teva ® 7,5mg/5ml Afhandeling casus 5: De droge ogen kunnen een bijwerking zijn van anticholinergica, in deze casus is dit het antipsycoticum risperidone. Deze bijwerking kan bijvoorbeeld ontstaan door een dosisverhoging van 4 mg naar 6 mg. Als ideale afhandeling wordt voorgesteld om de dokter te bellen en een alternatief voor risperidone voor te stellen. Goede alternatieven hiervoor zijn amisulpride, aripiprazol, asenapine, paliperidon, sertindol en sulpiride. Andere antipsychotica, zoals clozapine, haloperidol en olanzapine, hebben ook anticholinerge bijwerkingen. Bij deze geneesmiddelen zullen de symptomen niet verbeteren. Door de ernst van de ziekte kan de dokter beslissen om niet te vervangen en de bijwerking te behandelen. Als de dokter toch wilt vervangen, wordt aangeraden om alsnog de droge ogen te behandelen om beschadiging aan het hoornvlies te voorkomen. Droge ogen kunnen behandeld worden met kunsttranen. Afhankelijk van de voorkeur van de patiënt worden oogdruppels, ooggel of oogzalf mee gegeven. Bij oudere patiënten wordt aangeraden om oogdruppels mee te geven omdat na het toedienen van een ooggel of oogzalf het zicht wazig kan zijn voor enkele minuten en een val kan veroorzaken. Als u kunsttranen met bewaarmiddelen zou aanraden, kan u best bij de patiënt navragen of hij lenzen draagt. 68 Casus 6: Een vrouw van 72 jaar komt in de apotheek en vraagt u iets voor haar jeukende ogen. Ze voelen droog aan en het lijkt alsof er korreltjes in haar ogen zitten. Nu heeft ze al enkele dagen last van beide ogen. Ze heeft dit nog nooit eerder gehad en ze heeft nog geen zelfzorg geprobeerd. Ze neemt volgende medicatie: Geneesmiddel D-Vital Forte ® 1000/880 Indicatie Osteoporose Dosis 1 granulaat/dag Osteoporose Maag bescherming Depressie 1 tablet/week 1 tablet/dag 3 tabletten/dag Pijn Hypercholesterolemie Indien nodig 1 tablet/dag Neuscongestie Indien nodig Reflux Hypertensie Indien nodig 1 tablet/dag Impetigo Depressie 2x/dag Recent gestopt (grondstoffen: calciumcarbonaat en colecalciferol) Alendronate EG ® 70 mg wekelijks Omeprazol Apotex ® 20 mg Redomex ® 25 mg (grondstof: amitriptyline) Dafalgan ® 500 mg Lipanthyl 267 micronised ® (grondstof: fenofibraat) Rhinospray ® 0,118% (grondstof: tramazoline) Gaviscon antizuur-antireflux Tenoretic – 100/25 ® (grondstoffen: atenolol en chloortalidon) Fucidin ® 2% Venlafaxine Retard Sandoz ® 150 mg Afhandeling casus 6: In deze casus is 1 sterkwerkend anticholinergicum aanwezig, namelijk amitriptyline, die de droge ogen kan veroorzaken. Hierbij wordt aangeraden om amitriptyline te vervangen door sertraline. Als u hiervoor naar de arts belt, moet rekening gehouden worden met het geleidelijk aan afbouwen van amitriptyline vooraleer een andere antidepressivum op te starten. Op termijn zouden de droge ogen moeten verdwijnen. Doordat droge ogen het hoornvlies kunnen beschadigen, moet deze bijwerking ook behandeld worden. Kunsttranen worden aangeraden, zowel oogdruppels als een dikkere variant onder de vorm van ooggel of oogzalf bestaan. Bij deze patiënt worden oogdruppels aangeraden omwille van de leeftijd. Als de patiënt af en toe lenzen draagt, worden kunsttranen met bewaarmiddelen best vermeden. 69 Bijlage 10: Internationalisation at home (I@H). 1. Challenges and Opportunities of Paediatric Medicines (Prof. Dr. Jörg Breitkreutz) Andere geneesmiddelvormen voor baby’s en kinderen zijn een uitdaging voor de farmaceutische industrie. Baby’s en kinderen zijn geen kleine volwassenen, dus enkel een dosisaanpassing is meestal niet voldoende door farmacokinetische veranderingen. Bij het ouder worden, zal onder andere de ratio hoofd op totale lichaamsoppervlakte verlagen, alsook de vetmassa zal kleiner worden. Ook de bloed-hersenbarrière zal evolueren, hierdoor kunnen sommige geneesmiddelen veilig zijn voor volwassenen maar niet voor kinderen omdat het geneesmiddel rechtstreeks naar de hersenen kan gaan. Ook de hulpstoffen in een geneesmiddel kunnen intoxicatie veroorzaken, een voorbeeld is benzyl alcohol dat kan accumuleren bij kinderen. Deze hulpstof kan in de hersenen terecht komen en zo een handicap veroorzaken. Ook de dosering is van belang, idealiter zou per dosering, naargelang de leeftijd, een maatlepel in de verpakking moeten zitten. Echter de verzekering wil hier geen geld voor betalen, met als gevolg dat goede geneesmiddelen slecht gebruikt worden. Elke vorm heeft zijn voor- en nadelen, maar men ziet bij kinderen onder de 6 jaar dat pillen slikken niet lukt. Hiervoor is onderzoek naar geschikte doseringsvormen belangrijk. Een nieuwe formulatie voor kinderen zijn de mini tabletten (diameter van 2 mm), bij een vergelijkende studie zijn de resultaten positief. Kinderen kunnen dit inslikken door het kleine volume en er is geen probleem met de smaak. Er is een even goede aanvaardbaarheid in vergelijking met siroop. Dit is slechts één mogelijkheid, het onderzoek naar een makkelijkere toediening bij kinderen zal nog uitbreiden. 2. The Pharmacist is a key stakeholder in measuring and managing patients' adherence to medications (Prof. Bernard Vrijens) De therapietrouw is van groot belang voor het slagen van een behandeling. Er zijn drie belangrijke pijlers om tot een goede behandeling te komen. Als eerste moet de patiënt starten met de behandeling. Vervolgens moet de patiënt de therapie implementeren in het dagelijks leven, hierbij wordt gekeken naar de dosishistoriek. Als laatste moet de patiënt de therapie volhouden. Dit is niet altijd vanzelfsprekend, 20 tot 30% van de patiënten start niet met een nieuw voorgeschreven geneesmiddel of na 1 jaar zal 40% al gestopt zijn met het geneesmiddel. Hieruit kan opgemaakt worden dat er een groot verschil is tussen de klinische studie en het gebruik in realiteit. Men ziet dat pre-elektronische methoden, zoals bloedtesten en patiënt dagboeken, niet betrouwbaar zijn. Met elektronische monitoring kan men de inname van de patiënt het makkelijkste volgen. Een voorbeeld is een elektronisch pillendoosje waarbij drug holidays en dubbele dosissen geregistreerd worden. De apotheker heeft een belangrijke rol bij het inschatten van de therapietrouw. Als een therapie niet werkt, bekijkt men ook de therapietrouw van de patiënt. De apotheker kan de patiënt er bewust van maken dat hij niet volledig therapietrouw is. Als de patiënt er zich van bewust is, kan zijn gedrag 70 veranderen. Om de therapietrouw te verbeteren, kan een apotheker drie dingen doen: de therapietrouw meten en de patiënt ervan bewust maken om hem te motiveren. De apotheker kan helpen zoeken naar een implementatiemethode, zoals pillen leggen bij de tandenborstel. De therapietrouw is afhankelijk van veel verschillende elementen. 3. Personen met een drugprobleem: “klant” bij de apotheek en bij justitie (Onderzoeksrechter Annemie Serlippens) Zowel de apotheker als justitie komt in aanraking met personen die een drugprobleem hebben. Proefzorg in een pilootproject van het parket van Gent. In dit project vervalt de strafvordering als de persoon een gunstige evaluatie van de hulpverlener krijgt. Er is een korte proefzorg, met 1 contactmoment, en lange proefzorg, met een traject van 6 maanden. De drugbehandelingskamer is een ander pilootproject, hierbij neemt men niet enkel het drugprobleem aan. Bij deze 2 projecten wordt duidelijk de staf uitgelegd en hoopt men op negatieve motivatie om het hulpverleningstraject te volgen. Deze motivatie wordt omgezet naar interne motivatie om het leven van deze persoon te kunnen veranderen. Hierdoor ziet men minder recidieven na het traject. Apotheker zorgt voor de substitutiebehandeling en hier zijn strenge regels rond om doorverkopen en bijgebruik te verminderen. Een tweede rol van de apotheker is het waarschuwen van het FAGG voor dokters met een vreemd voorschrijfgedrag, deze informatie kan gebruikt worden om een onderzoek op te starten. 71