Samenvatting hoofdstuk 7: The age of Absolutism De heersers van Europa hebben tussen 1650 en 1750 hun macht enorm uitgebreid. Heersers breidden hun erfelijke domeinen uit en hun prestige. Hun onderdanen moesten in het vervolg trouw zweren aan de koning als individu en niet langer aan een abstracte vorm als de staat. De vorsten schaften de meeste voorrechten van de adel af. De absolutistische staat beinvloedde the levens van haar onderdanen meer dan ooi tevoren door belasting, militaire dienstplicht en de queest naar eenheid in geloof. Absolutisme was deels ontstaan om de publieke orde en staatsauthoriteit te herstellen na bijna 70 jaar van oorlogen die handel en productie verstoorden. Absolutisme: In Middeleeuwen was er een wederzijdse verplichting tussen vorst en volk. Jean Bodin schrijft in 1656 een boek waarin hij onderzoekt wat soevereiniteit is. Doet dit uit interesse, maar vooral vanwege godsdienstoorlogen omdat mensen in ME opvattingen in opstand mochten komen wanneer de vorst de wens vna het volk niet behartigde. Schrijft dat soevereiniteit sowieso bij de vorst ligt. Soevereiniteit is de macht om wet te geven, vorst staat boven de wet. Gewoonterecht, bezit en persoon zijn echter heilig. Deze ideen worden verder uitgewerkt door Bossuet. Was een hofpredikant die zei dat de koning van God de macht had gekregen. Vorst kreeg door theorieen van Bossuet, Bodin en hobbs de fundering en rechtvaardiging voor de absolute macht. De absolute macht werd echte als iets anders beschouwd dan despotisme. Koning werd niet geacht willekeurig of tirraniek te regeren. Een eeuw later schreef Hobbes (1588-1679) dat het volk alleen zou gehoorzamen wanneer ze bang waren voor de consequenties als dit niet zouden doen. Door hun rechten aan hun heerser over te geven en in ruil daarvoor bescherming te krijgen ging het volk een sociaal contract met hun heerser aan. De derde belangrijke politieke theoreticus was Bossuet. Hij zei dat de macht van de koning direct van God afkomstig was. Waar Hobbes de fundering van de macht zag in het sociale contract tussen heerser en onderdanen meende Bossuet dat de macht van de koning bij Gods gratie was en de onderdanen in feitte niks te willen hadden. Bij alle theorieen gold echter wel dat de heerser de belangen van zijn onderdanen goed zou behartigen en niet als een despoot zou regeren. Volgens Bossuet was de koning nog atijd onderhevig aan de regels die door tradities en wetten waren opgesteld. Absolutistische staten werden gekenmerkt door sterke en ambitieuze dynastien. Deze werden versterkt door militaire actie, huwlijken en verdragen. Centraal en Oost Europese staten deelden dezelfde sociale structuur van een sterke adel die door concessies en privileges aan de heerser gebonden werden, een onderdanige boerenstand die hun rechten langzaam verloren, en een politiek machteloze middenstand. Absolute staten hadden altijd een gecentraliseerd en bureaucratisch systeem die het binnehalen van staatsinkomsten mogelijk maakten. Een staand leger was misschien wel het belangrijkste kenmerk van de abolutistische staat die de orde moest bewaren en het grondgebied d.m.v oorlog kon uitbreidden. Het karakter van een absolutistische staat bepaald door de relatie tussen vorst en adel. Door privileges gehoorzaamde de adel de heerser. Om geld binnen te halen verkochten heersers monopolies op bepaalde producten. Ook ambten werden verkocht aan de hoogste bieder. Dit in combinatie met een effiecentere belastingheffing stelde de heersers in staat om een staand leger te onderhouden. Absolutistische landen hadden echter wel het probleem volledig afhankelijk te zijn van belastingheffing en leningen. Waar de staten Nederlanden en Engeland altijd hun leningen terugbetaalden door de florerende zeehandel en bankcentra, kon Frankrijk dit meestal niet. Door de extreem hoge belastingen en niet afbetaalde leningen kwam er een punt waarop de addelijke en andere rijke families, waarvan de monarchie financieel afhankelijk was, begonnen te morren. Heersers van de absolutistische rijken beperkten het gezag van de kerk. Hoewel er ook afspraken werden gemaakt tussen monarchen en de gevestigde kerken werden de laatste toch aangetast in hun autonomie. Onder het motto een staat, een koning, een geloof bestreed Lodewijk XIV de protestanten in zijn rijk. De katholieke kerk verschafte hem legitimiteit in zijn positie als absoluut vorst bij gratie gods. Hoewel de Lodewijk de kerk hier enige autoriteit in ruil voor gaf, bleef hij bisschoppen benoemen en schafte de inquisitie af aangezien hij het als een staatsaangelegenheid zag om protestanten te vervolgen. De Monarchen van de absolutistische staten lieten hun macht uitdrukken in enorm gebouwen. Zij lieten artiesten elementen uit de barok, de klassieken en uit de renaissance samenbundelen in een stijl die bekend zou worden als de Lodewijk XIV stijl. Absolutisme in Frankrijk Frankrijk werd de meest machtige absolutistische staat in Europa. Met hulp van Richilieu had Lodewijk XIII de protestantse opstand neergeslagen. Kardinaal Richilieu die als eerste minister diende verhoogde de belastingen enorm, boerenopstanden waren het gevolg. Nadat Lodewijk XIII gestorven was zouden Lodewijk XIV’s moeder en kardinaal Mazarin een tijd aan de touwtjes trekken totdat Lodewijk oud genoeg was om te regeren. Mazarin zou de 30-jarige oorlog verlengen door de Franse legers aan het front te houden. Deze verlenging van de oorlog veroorzaakte een politieke crisis. Adel van het zwaard (oude adel die al eeuwen invloedrijk waren geweest) probeerden hun verloren invloed terug te winnen. Ook boeren en anderen van de laagste stand kwamen in opstand tegen de hoge belastingen. Tussen 1648 en 1653 zou deze opstand duren. Persoonlijke rivaliteit en de wens voor rust en orde zou de opstand uiteindelijk niet doen slagen, Lodewijk XIV trok alle macht naar zich toe maar zag wel in dat er voorzichtiger met de belastingen en edelen moest worden omgesprongen dan Mazarin gedaan had. Door Colbert, controleur-generaal van het rijk, werden de financien van Frankrijk veel beter geregeld en belastingheffing werd effiecienter. Door binnenlandse nijverheid te stimuleren hiermee export te stimuleren, en import te beperken probeerde Colbert de Franse economie zelfvoorzienend te maken. Hoewel de situatie verbeterde wist Lodewijk het geld sneller uit te geven dan het binnenkwam en Frankrijk in een onoplosbaar financieel probleem te storten. Door posten te bijven verkopen kreeg Lodwijk wel steeds geld binnen maar versimpelde de adellijke stand dit tot woede van de oude adel. Etiquette was dan ook belangrijk voor de adel, hierdoor kon men de nieuwe van de oude adel onderscheidden. Lodewijk die zoals gezegd niet geinterreseerd was in theologie maar voor de eenheid van zijn land wilde hij de protestantste minderheden uitroeien. Door de heftige vervolging vluchtten vele Hugenoten naar Engeland en de Nederlanden wat een financiele klap was voor Frankrijk aangezien vele van deze hugenoten handelsmannen en capabele handwerkslieden waren geweest. Ook vervolgde hij de Janesisten, echter zonder veel succes. Het absolutistische Frankrijk had veel tekortkomingen. De meeste mensen zagen zichzelf niet als Fransen. Er werden vele verschillende talen gesproken. Er was geen eenheid. Het Habsburgse Rijk Het Heilige Roomse Rijk omvatte bijna 300 Duitse staten. Tot 1648 kozen 7 mannen (vier Duitse prinsen en drie aardsbisschoppen) de nieuwe keizer van het Heilige Roomse Rijk. Het Heilige Roomse Rijk was een van de weinige rijken in het Europa van de 17e eeuw dat geen absolutistisch model kende. Hoewel de macht enorm leek was het rijk zwaar verarmd en verzwakt, ondanks de mystiek als verdediger van het katholicisme. Door het verdrag van Westfalen (1648) dat het einde van de 30 jarige oorlog inleidde bleek hoe het Heilige Roomse Rijk verzwakt was. Gedurende de oorlog waren een aantal Duitse prinsen hun eigen weg gegaan. De keizer kon het buitenlands beleid niet controleren laat staan domineren. De sterkste staat binnen het rijk was Habsburg Oostenrijk. Deze staat begaf zich zelden in oorlogen en sloten de meest voordelige politieke huwlijken. Karel V deelde bij zijn aftreden in 1556 het Habsburgse rijk op in twee delen. Het oostelijk deel (Oostenrijk, Hongarije en Bohemen). Het westelijk deel bestond uit Spanje, de Nederlanden en dependances in Italie. De Spaanse en Oostenrijke takken waren vanaf dat moment twee verschillende rijken en dynastien. Habsburg Oostenrijk was het enige land dat in staat was zowel in West als in Oost Europa politieke invloed uit te oefenen. Zij waren binnen hun eigen gebied echter niet zo machtig als de Franse koningen. Gedurende de zestiende eeuw waren de Habsburgers constant verwikkeld in de politiek tussen de Duitse staatjes. De enorme diversiteit van taal, cultuut, volk en land was een zwaktepunt van de Habsburgers. Ook het geloof zorgde voor verdeeldheid. In Bohemen waar de protestantse elite gevestigd was heelden de wonden van de godsdienstoorlogen erg langzaam. Vevolging van prostestanten in Hongarije zorgde voor een opstand en zorgde voor een teruggave van enige autonomie aan Hongarije. Hoewel na de Holy League zowel de Turken als Hongarije overwonnen waren behield kon Leopold I zijn absolutisme niet vestigen in Hongarije en gaf duidelijk de grenzen aan van het Habsburgse absolutisme en Oostenrijkse macht. De Habsburgse monarchie was de minst abolutistische staat in het Europa van de zeventiende eeuw en het minst in staat zijn macht vast te houden. Ze verloren Spanje aan de Bourbons toen Karel II kinderloos stierf. Na de Spaanse successie oorlogen (1701-1714) konden de Habsburgers een aantal stukken van het Spaanse rijk oppikken. Russische en Zweedse keizerrijken Na de periode van Ivan de verschrikkelijk kozen een vergadering van edelen in 1613 de eerste russiche tsaar. Vanwege het schrikbewind vluchtten vele boeren weg uit de omgeving van Moskou. Hierdoor werd de lijfeigenheid gecreerd om het al beperkte aantal agrarische arbeidskrachten in te dammen. De Romanov dynastie had de sympatie van de orthodoxe kerk en zou de leidende dynastie worden. Omdat de Koningin Christina van Zweden bijna 2/3 van het staatsland had verkocht trok Karel XI in de jaren tachtig van de zestiende eeuw alle macht naar zich toe. Zijn zoon Karel XII zou alleen maar oorlog voeren. Hij nam echter wel veel van het verkochte land terug van de adel. Nadat deze koning in een oorlog omkwam installeerde de zweedse adel een parlementair regime. In 1772 wierp Gustaaf III het parlement en herinstalleerde absoluut gezag. Het Zweedse rijk was toen echter al te verzwakt. Peter de Grote installeerde orde in Rusland. Hij voerde succesvol oorlog en annexeerde delen van Zweden, Polen en van de Turken. Peter de Grote reisde af naar West-Europa om verschillende dingen te leren. Hij koppelde westerse technologische kennis aan Russich absolutisme. Hij richtte een staand leger op waar zelfs in tijden van vrede 2/3 van de staatsinkomsten naar toe gingen. Hij deelde Rusland op in vijftig gebieden en creerde een parlement. Hij stelde dienstplicht in voor de adel en maakte zo van de adellijke stand een instrument voor de staat itt andere staten waar de adel een instituut was dat de heerser kon tegenspreken. Peter de Grote stierf in 1725 en had sinds het regime van de Moskovieten het gebied in kilometers verzesvoudigd. Lodewijk XIV dynastieke oorlogen Vrijwel alle Europese staten wilden hun invloed uitbreidden. Allianties waren de sleutel in de strijd en deze werden even snel gebroken als aangegaan. Lodewijk wilde de Habsburgse machten Spanje en Oostenrijk veroveren. Hij slaagde hier niet volledig in. Hij breidde zijn rijk wel enorm uit. Toen Karel II van Spanje geen erfgenaam achterliet, ging Lodewijk in tegen de kandidaat voor de troon Karel van Oostenrijk en schoof zijn vrouw die een Spaanse prinse was naar voren voor de troon. Karel II liet in zijn testament weten dat Lodwijks’ kleinzoon Filips van Anjou hem zou opvolgen maar dat Filips alle aanspraak op de Franse troon zou opzeggen. Toen Filips aangaf dit niet van plan te zijn viel Karel de II van Habsburg de Italiaanse gebieden van de Spaanse Habsburgers aan. Lodewijk wilde dat Filips hem zou opvolgen als koning van Frankrijk. Engeland werd door deze actie in de oorlog gesleurd. De Fransen vochten met Spanje en Beieren tegen de Engelsen. Na een aantal verliezen aan de Franse kant wonnen ze er een paar. Na dynastieke veranderingen gingen de groepen onderhandelen. De Spaanse en Franse monarchien zouden gescheiden blijven zo werd besloten in het verdrag van Utrecht in 1713. Spanje had het meeste verloren. Frankrijk had de oorlogen verloren omdat de economie niet meer lange oorlogen kon onderhouden. Dit omdat het absolutistische regime belastingen niet efficient hief en Frankrijks buitenlands beleid alleen geconcentreerd was op dure oorlogen binnen Europa.