16-17 6 La P2 Antwoorden op de vragen uit het

advertisement
16-17 6 La P2 Antwoorden op de vragen uit het boek Periode 2
Het wonderteken 1.39.1-3 (pag. 126)
19 Het gaat hier weer om een voorteken en Tanaquil is daar een expert in: 1.34 (132-3).
20 De omgeving gilt en is in rep en roer:
plurimo … t/m … orto (148) en cum quidam … t/m … ferret (149).
Tanaquil blijft kalm en heeft de situatie in de hand:
ab regina … t/m … esset (149-151).
21 a rebus dubiis, regiae adflictae (153-4)
b Door de wijze waarop zij zelf aan de macht zijn gekomen: zij is bang voor de zonen van Ancus.
De gevolgen voor Servius 1.39.4 (pag. 127)
22 Het contrasteert met humili cultu (153).
23 Evenit facile quod dis cordi esset.
Servius’ afkomst 1.39.5-6 (pag. 128)
24 Het verwijst naar filiamque … t/m … despondit.(159-60)
25 Het verwijst naar prohibitam … servitio partum … t/m … domo (165-6)
26 Servius’ moeder was krijgsgevangene en normaal gesproken zou zij dan slavin zijn geworden.
De tempel van Diana: symbool van Romes macht 1.45 (pag. 130)
27 consilio (171)
28 Romae … t/m … facerent (176-7)
29 decus (172)
30 caput rerum Romam esse (178)
31 Servius’ beleid heeft succes: alle Latijnen gaan erin mee en van de Sabijnen is er slechts één die
zich verzet en dat is dan ook een persoonlijke aangelegenheid.
het contrast tussen uni - omnium
de toevoeging privato bij consilio
32 cecinere (184); id carmen (185)
33 Zijn gedrag wordt bestempeld als inceste en onrein zijn is het laatste wat hij wil omdat niets het
succes van zijn offer in de weg mag staan.
34 (ante) vivo perfunderis flumine (190)
Bouwactiviteiten en kolonisatie 1.56.1-3 (pag. 131)
35 de stad Rome ontlasten van zo’n grote menigte waarvoor geen werk was;
uitbreiding van het rijk en zo een buffer ter bescherming van Rome creëren
36 quibus duobus … t/m … potuit. (201-2)
Een verontrustend voorteken 1.56.4-6 (pag. 132)
37 a subito pavore
b anxiis … curis.
38 De koning hecht meer belang aan privé-zaken dan aan staatszaken. In het eerste geval raadpleegt
hij het orakel van Delphi, in het laatste alleen inheemse zieners.
Raadpleging orakel Delphi 1.56.7-9 (pag. 134)
39 a Hij speelt de domme: Ergo … t/m … stultitiae (218-9)
b Zijn persoon en zijn bezit worden het slachtoffer van de koning:
cum … t/m … sineret (219)
Hij laat zich stomkop noemen: Bruti … t/m … cognomen (219-220)
c Het kost hem niet zijn leven: contemptu tutus esse (217)
40 liberator ille populi Romani animus (220-1)
De fatale vraag 1.5610-13 (pag. 135)
41 a Titus en Arruns
b Sextus
42 a adversatief asyndeton
b de tegengestelde reacties van Brutus en de Tarquinii
43 In de eerste zin treedt versnelling op: ze komen aan en vervullen de opdracht; vervolgens
vertraging bij de directe rede in 227 en volgende. Daarna versnelling in de laatste zin: terugkeer
naar Rome en de activiteiten daar.
8 Republikeinse tijd
8.1 Marcus Manlius en de ganzen 5.47 (pag. 138)
1
Klimmen: alinea drie (ongewapende man vooruit, onderweg elkaar opduwen of omhoog trekken,
geluidloos boven uitkomen).
Vallen: alinea vier en vijf (Galliër valt, sleept mensen mee, anderen worden door Manlius
uitgemoord [lees: met geweld omlaag gegooid], de andere Romeinen duwen de rest de diepte in).
2
Enerzijds zet Livius het concrete motief van de gakkende ganzen in: een typerend detail,
waarmee het verhaal in één markant beeld wordt samengevat. Het geluid van de ganzen vormt
een effectief contrast met de grote stilte die heerst als de Galliërs net boven zijn.
Bovendien verlevendigt de schrijver zijn verhaal door over te schakelen naar de tegenwoordige
tijd. Daarmee richt hij de aandacht op wat hij de inhoudelijke climax van de episode vindt: de
slagvaardige actie aan Romeinse kant.
3
- r. 27-29: ‘zodra… rustig doorgeslapen’ (rust);
- r. 30-45: ‘Bij dageraad… van de rots gegooid’ (actie).
Eventueel kan deze passage worden gesplitst:
hoornsignaal, verzamelen (actie);
eerbetoon aan Manlius (rust);
bestraffing van de wachters (actie).
- r. 46: ‘Nadien… aangescherpt’ (rust).
4
Voor: Manlius reageert adequaat; de andere Romeinen vechten dapper mee; men is unaniem in
de lof voor Manlius, nalatigheid wordt bestraft, en de bewaking wordt na het incident
aangescherpt.
Tegen: de Romeinen hebben vooraf kennelijk onvoldoende maatregelen genomen, waardoor de
Galliërs hun kans schoon zien; alleen Manlius onderneemt actie, de rest is aanvankelijk ‘radeloos’;
de andere wachters vallen bij de nabespreking hun kameraad af en wijzen een ‘zwart schaap’ aan,
zodat Sulpicius de traditionele collectieve bestraffing niet kan doorzetten.
5
De ganzen zijn heilige ganzen: aan Juno gewijd, en daardoor niet door de hongerende bevolking
opgegeten. Indirect is zo het oud-Romeinse respect voor de godsdienst de basis en oorzaak van
de goede afloop.
8.2 Marcus Curtius offert zich op 7.61-6 (pag. 154)
6
chiasme: specu (a) vasto (b) / immensam (b) altitudinem (a)
7
De Romeinen hebben zieners geraadpleegd: 53(-4): id enim … t/m … canebant …(of vellent)
8
quo plurimum populus Romanus posset
9
a ferunt
b als een retorische vraag afhankelijk van castigasse: hoe konden ze eraan twijfelen …?
10 asyndeton
11 De stilte wordt doorbroken door de woorden waarmee Curtius zichzelf tot offer bestemt.
12 Het element arma wordt concreet in Curtius’ bewapening en het fraai uitgedoste paard; het
element virtus in Curtius’ zelfopoffering.
13 coni. imperf.: irrrealis van het heden
14 adversatief asyndeton
15 certam … fidem / recentiore … fabula
16 vetustas
8.3 Prodigia 21.62 (pag. 141)
17 r. 65-7: ‘of althans… echt beschouwd’.
18 - de tekens in de Junotempel in Lanuvium;
- de stenenregen;
- de orakelplankjes in Caere.
In alle drie gevallen wordt het teken zowel genoemd in de eerste lijst van tekens, als specifiek
vermeld bij het tweede overzicht, waarin de tegenmaatregelen worden genoemd.
8.4 Fabius M. laat de Sibillijnse boeken raadplegen 22.97-10 (pag. 142)
19 In de slag bij het Trasumeense Meer en in de hele confrontatie met Hannibal waren aan Romeinse
kant strategische fouten gemaakt. Met een speciaal religieus gebaar naar ‘Mens’ wordt als het
ware collectief ingezet op bezonnen en verstandig beleid, zonder dat iemand speciaal de schuld
krijgt (vergelijk ook de geciteerde opmerking over Flaminius, 103).
8.5 Vestaalse maagden in overtreding 22.571-6 (pag. 143 en 157)
20 De senaat hecht op dat moment minder belang aan de marine. De strijd met Hannibal vindt
intussen geheel te land plaats, binnen Italië zelf.
21 In eerste instantie lijkt Livius de gebeurtenissen zonder meer tot prodigia te rekenen, op één lijn
namelijk met ceteris prodigiis. Maar in r. 128-9 merkt hij op dat men er als het ware een
prodigium van gemaakt heeft.
22 Livius verwijst hiermee naar de ontucht, niet naar de bestraffing.
23 fatalibus
24 Met quaenam drukt de schrijver de wanhoop uit waarin de Romeinen verkeerden: ‘wanneer zal
er eindelijk eens een eind komen aan de ramspoed?’
25 ut fit
26 minime Romano (sacro)
Het antwoord van het orakel van Delphi 23.111-6 (pag. 158)
27 faxitis, mittitote, habetote, prohibetote
28 habetote; lasciviam: adversatief
29 Te denken valt in de eerste plaats aan het plunderen of vernielen van heiligdommen en het zich
vergrijpen aan priesters en priesteressen; verder ook aan buitensporige wreedheid tegen de
verslagen vijand.
30 Bedoeld worden de goden en godinnen genoemd in r. 137.
31 laurea corona
32 adisset, fecisset, pervenisset, imperata sint: obliquus
33 De offers aan Apollo genoemd in r. 140-2 kunnen pas worden gebracht wanneer de Romeinen de
oorlog gewonnen hebben.
34 r. 138-42: Si … t/m … prohibetote: directe rede
8.6 Optreden tegen kwalijke religieuze praktijken 25.16-12 (pag. 145)
35 In de noodsituatie zoeken de gewone Romeinen hun toevlucht bij allerlei buitenlandse rituelen.
Dat wordt door de elite gezien als ondermijning van de staat. De senaat besluit tot repressie en
symptoombestrijding: niet de oorzaak waarom men nieuwe rituelen kiest wordt weggenomen,
maar die rituelen zelf worden bestreden en verboden. Het idee is kennelijk dat herstel van de
traditionele godsdienst een positief effect zal hebben op de maatschappelijke realiteit en het
publieke moreel.
36 r. 160-3: ‘En er bevonden zich extra veel mensen door toestroom vanuit de boerenbevolking. De
akkers lagen braak vanwege de langdurige oorlog en vormden onveilig terrein, en zo was men
door armoede en angst naar de stad gedreven.’ Hier blijkt dat Livius ziet dat er een
demografische verschuiving plaatsvond van het platteland naar de stad, als gevolg van de oorlog.
De toestroom van ongeschoolde en verarmde boeren zal in Rome voor veel problemen hebben
gezorgd.
8.7 Voorspellingen van Marcius 25.12 (pag. 148)
37 De Feriae Latinae vormden een jaarlijks religieus feest, dat in april werd gehouden op de
Albaanse berg, onder leiding van de consuls. Het was een van de oudste religieuze feesten in
Rome en stond deels in het teken van de banden met de naburige Latijnse steden, die ook aan het
feest deelnamen. (Goede informatie op de Engelse en Duitse wikipedia-pagina’s; er bestaat nog
geen Nederlandse pagina over het feest. Wie op ‘feriae Latinae’ zoekt in Nederlandstalige pagina’s
vindt hoofdzakelijk Italiaanse hotels.)
38 Profetieën en orakels in het vroege Rome waren veelal metrisch en Grieks. Misschien ging het dus
om teksten die vergelijkbaar waren met Sibillijnse boeken (vgl. pag. 141 r. 82 en noot 1; en pag.
142).
39 De vermoedelijk Griekse, metrische tekst werd door de senaat uitvoerig bediscussieerd om de
betekenis ervan vast te stellen. Vgl. r. 215 ‘Voor de verklaring van de profetie trok men een dag
uit.’ Wat Livius weergeeft is vermoedelijk het eindresultaat van de interpretatie, waarin alles is
verhelderd en expliciet gemaakt. De tweede profetie laat dan ook geen onduidelijkheid of
onzekerheid meer zien.
40 De Sibillijnse boeken; (pag. 141 r. 82 en noot 1; pag. 142; pag. 149-150).
Fout is het antwoord: de boeken met de profetieën van Marcius. Het gaat hier immers juist om de
nadere uitleg van een van Marcius’ profetieën.
41 ‘Jaarlijks’: Livius beschrijft de maatregelen in het jaar van invoering, en zegt niet letterlijk dat het
feest sindsdien ook ieder jaar werd gehouden. Feitelijk was dit wel het geval (ieder jaar van 6 tot
en met 13 juli).
42 r. 231-3 ‘De toeschouwers droegen kransen … plechtigheden’. Het dragen van kransen tijdens
spelen is bovendien een element dat als ‘Grieks’ kan worden getypeerd.
43 Inhoudelijk: De instelling van een meerdaags, ‘Grieks’ feest, met spelen en offers, zal tegemoet
zijn gekomen aan de behoeften van de mensen aan ontspanning en nieuwe, enigszins exotische
vormen van religie. Bovendien gaf zo’n feest afleiding in moeilijke oorlogstijd en kon dit de
nationale eenheid en traditionele maatschappelijke structuren versterken en onderstrepen.
Stijl: de weergave kan natuurlijk variëren. Een voorbeeld is: ‘Zo liet de Romeinse staat haar
religieuze karakter zien, evenals haar kracht en deugd. De aandacht van de mensen werd geheel
in beslag genomen door de nieuwe genoegens en de religieuze plichten, waardoor het moreel
werd gesterkt en men gezamenlijk de hulp van de goden afriep voor een goede afloop van de
oorlog met Hannibal.’
8.8 De Moeder van de Ida 29.104-118; 145-14 (pag. 151)
44 In eerdere passages was de senaat duidelijk gekant tegen buitenlandse religieuze praktijken die
bij de gewone mensen populair werden. In dit geval wordt juist op initiatief van de senaat een
buitenlandse ritus, inclusief bijbehorend cultusbeeld, ingevoerd en doet men daarvoor veel
moeite. De senaat wil de oorlog zo spoedig mogelijk beëindigen en gaat daarom over tot speciale
maatregelen. Het grote gezag van de Sibillijnse boeken speelt natuurlijk ook mee.
45 Er is eerder een delegatie naar Delphi gestuurd (r. 241-2 ‘gezanten die het geschenk naar Delphi
hadden gebracht’). De nieuwe delegatie naar koning Attalus maakt zelfs een omweg om in Delphi
het orakel te kunnen consulteren (r. 266-8 ‘Tijdens hun tocht richting Klein-Azië… waren
gezonden?’. Ook de Griekstalige Sibillijnse boeken komen in de tekst opnieuw aan de orde.
Verder wordt verwezen naar de eerder ingevoerde cultus van Aesculapius.
46 1. Er gaat een fors aantal voormalige top-beambten mee.
2. Zij krijgen vijf grote schepen mee om indruk te maken.
47 Hoewel van Attalus bekend is dat hij pro-Rome was, is het niet waarschijnlijk dat de koning zelf
honderden kilometers landinwaarts reisde. Ook vrijwillige overgave van een belangrijk
cultusbeeld ligt niet voor de hand. Anderzijds zal Livius het ook niet helemaal verzonnen hebben.
Misschien vormde het beeld voor de koning (anders dan voor de lokale bevolking) geen echt
belangrijk religieus symbool, zodat hij de Romeinen hiermee gemakkelijk een dienst kon
bewijzen en tegelijk in het binnenland van Klein-Azië zijn macht kon laten zien.
48 In de opsomming van leden van de delegatie is hij als laatste genoemd. Dat suggereert dat hij de
laagste in rang en aanzien is.
De Moedergodin 29.145-14 (pag. 162)
49 litotes: Haud parvae (rei)
50 a veram
b Het ging om een eenmalige, religieuze taak, terwijl voor de andere functies veelvuldige
verkiezingen plaatsvonden en men op een gegeven moment, behalve dan voor de
allerbelangrijkste taken, gewoon weleens aan de beurt was.
51 (adulescentem) nondum quaestorium
52 r. 62-64: Cura … t/m … fidem
53 navis
54 a
b
c
d
e
De vertaalster heeft van de zin twee zinnen gemaakt, gescheiden door een puntkomma.
dubia … ante fama
lijdend voorwerp
Deze Claudia
des te meer bekendheid
55 (turibulis ante ianuas) positis en precantibus
56 In r. 291 t/m 301 (… fuit) treedt vertraging op: een uitvoerige, beeldende beschrijving
(visualisering). Daarna (Populus …) wordt het tempo weer versneld.
9 Bacchanalia
Het begon in Etrurië 39.8 (pag. 164)
1
r. 3 ‘binnenlands complot’ (politieke terminologie);
r. 11-18 negatieve typering van de initiatief nemende Griek, zowel van zijn persoon als zijn
activiteiten: het is volgens Livius geen echte religie;
r. 19-34 (de hele slotalinea) sterk moraliserende beschrijving van gedrag van volgelingen.
2
1 drinken en eten in grote, gemengde groepen; 2 decadente handelingen, met name seksueel
grensoverschrijdend gedrag; 3 ernstige misdaden (fraude, moord).
3
Hij suggereert vormen van gruwelijke, meedogenloze moord. Bijvoorbeeld een lichaam in
stukken snijden, als offer verbranden of in giftige stoffen laten oplossen. Wellicht hint de auteur
zelfs op kannibalisme.
Aebutius en Hispala
39.9 (pag. 184)
4 a de ridderstand; r. 38: cuius … t/m … fecerat
b Duroniae (a) matris (b) / vitrici (b) T. Semproni Rutili (a)
5
a De stiefvader wilde een mogelijkheid hebben om Aebutius via chantage het zwijgen op te
leggen over het wanbeheer over Aebutius’ vermogen.
b In de Bacchusdiensten vonden allerlei schandelijke dingen plaats, dus een mooi
chantagemiddel.
6
Hispala is eigenlijk te goed voor deze vorm van broodwinning; ze was er als slavin (dus buiten
haar schuld) aan gewend geraakt; ze hield echt van Aebutius.
7
aut rei (a) aut famae (b) / ultro enim amatus adpetitusque erat (b) et …t/m … sustinebatur (a)
Het feit dat het initiatief voor de verhouding van Hispala uitging impliceert dat hij geen contact
had gezocht met een prostituée (heeft dus met zijn fama te maken); het feit dat zij hem financieel
steunt heeft met zijn financiële positie (rei) te maken. Later komt daar nog bij dat zij hem tot
erfgenaam benoemt.
8
Deze passage is een uitweiding, waarin ook verteld wordt wat er in het verleden is gebeurd. Dit
zorgt voor vertraging in het verteltempo.
Hispala’s waarschuwing 39.10 (pag. 187)
9
a secubuisset: religionis
b want
10 een autoriteitsargument
11 a forsitan fas
b pudicitiam – famam – spem – vitam
12 a ancillam en liberam
b asyndeton
13 a De kreten van het slachtoffer worden erdoor gesmoord.
b Het was een onderdeel van het inwijdingsritueel.
14 patienda en facienda
15 a Hier treedt vertraging op: het gesprek tussen Aebutius en Hispala wordt bijna woordelijk
weergegeven, nu eens in de directe, dan weer in de indirect rede: verteltijd en vertelde tijd
vallen hier dus (vrijwel) samen.
b Hier treedt versnelling op: de verteltijd is korter dan de vertelde tijd.
Aebutius doet aangifte bij de consul 39.11 (pag. 189)
16 excetrae, venenis
17 Zij doelt op haar vroegere gelofte dat ze hem zou laten inwijden als hij genas.
18 a
b
c
d
Sulpicia
de consul
Aebutia
de consul
e Sulpicia
f Aebutia
g De coniunctivus geeft een bevel weer in de indirecte rede, dus vervangt de imperativus van de
directe rede.
19 Livius citeert: oporteret en esset zijn coniunctivi obliqui.
Hispala ontboden 39.12 (pag. 191)
20 De consul had eerst met zijn schoonmoeder over Aebutia gesproken, later had hij Aebutia zelf
ondervraagd.
21 non vanum; non ignotam
22 coni. obliquus: de gedachte van Hispala wordt weergegeve.
23 fidem (a) … acciperet (b) / expromeret (b) quae … t/m … fieri (a)
24 a cepit
b Ze is bang voor een veroordeling, omdat haar band met de Bacchanalia is uitgelekt.
25 ancillam
26 coarguatur (a) ab alio (b) / per se (b) fatenti (a)
27 a Hispala
b Aebutius
c de consul
Hispala’s onthullingen 39.13 (pag. 195)
28 29 mulieris libertinae cum amatore sermonem tegenover rem non seriam modo sed
capitalem
30 tegenstelling: adversatief asyndeton
31 Hic, tum
32 cavillari
33 Sulpicia heeft empathie: ze stelt Hispala gerust. Ze is ook zelfverzekerd: ze
brengt haar schoonzoon, de consul, tot bedaren.
34 sibi, se
35 a 1. Deelname van mannen wordt toegestaan.
2. Het ritueel gaat veel vaker plaatsvinden: vijf dagen per maand in plaats
drie per jaar.
3. Het ritueel gaat ’s nachts plaatsvinden in plaats van overdag.
b 1 en 3
van
36 anafoor, asyndeton, alliteratie
37 parallellisme:
minus patientes (a) dedecoris (b) / pigriores (a) ad facinus (b)
38 Het kan een inwijdingsritueel geweest zijn.
39 1. Er dreigt een staat in de staat te ontstaan.
2. Er nemen ook aanzienlijke en dus invloedrijke mannen en vrouwen aan
3. Er worden alleen nog jongeren ingewijd, die gemakkelijk te beïnvloeden
deel.
zijn.
40 a Haar betoog in caput 10 is kort en bevat weinig concrete gegevens:
corruptelarum omnis generis; stuprum.
Haar betoog in caput 13 is ruim vier keer zolang. Zij geeft schokkende feiten: losbandig gedrag
van mannen en vrouwen door elkaar; moord op mensen die niet mee willen doen; het
meesleuren van mensen in donkere grotten; de enorme omvang van de beweging; het feit dat
er ook aanzienlijke mannen en vrouwen aan meedoen.
b In caput 10 is haar doel uitsluitend haar geliefde af te houden van deelname aan de rituelen; in
caput 13 wil zij de consul overtuigen van de ernst van de situatie: het is een gevaar voor de
staat.
Consul Postumius licht de senaat in 39.14 (pag. 198)
41 publico nomine
42 suorum
43 Het geeft de overweging van de senaat weer: investigasset is coniunctivus
obliquus.
44 edici (a) … in urbe Roma (b) / per totam Italiam (b) mitti (a)
45 De patrouilles moesten ook op brandstichting letten: utique ab incendiis cave-retur.
Postumius spreekt de volksvergadering toe e.v. 39.15-19 (pag. 178)
46 In 9,8 (gelezen in vertaling) worden de consuls genoemd: Spurius Postumius Albinus en Quintus
Marcius Philippus. Die informatie is ook te vinden op een complete lijst van Romeinse consuls op
Wikipedia: https://en.wikipedia.org/wiki/List_of_Roman_consuls#2nd_century_BC, bij het jaar 186
v.Chr.
In 39,14 (met een aanloop in 39,9, beide gelezen in het Latijn) wordt verteld hoe Postumius de
zaak bespreekt met de senaat en hoe hij daar het woord voert. Dat maakt het waarschijnlijk dat
hij opnieuw de spreker is.
47 r. 234-7 ‘het heilloos complot is nu beperkt. Maar het kwaad groeit door, kruipt verder, elke dag
weer. Het is al te groot geworden voor ambities op individueel niveau, het hogere doel is al
politiek gekleurd.’
48 Nergens. De speech bestaat geheel uit stemmingmakerij. Hooguit zou je kunnen zeggen dat het
genoemde getal van ‘duizenden’ verwijst naar een grote maatschappelijke beweging. Maar die is
niet noodzakelijk politiek van karakter.
49 r. 203-5 ‘Maar ik zeg er meteen bij… bron van het kwaad’. Hier worden de vrouwen aangewezen
als schuldigen. Tegelijk is het een geruststelling na zijn claim dat er al duizenden aanhangers zijn:
het zijn ‘maar’ vrouwen, de beweging is nog niet sterk.
50 r. 181-7 (openingsalinea): zijn verzekering dat de goden uit zijn openingsgebed de echte goden
zijn.
r. 249-50 ‘Wellicht, geachte burgers, dat zelfs een van u wankelt en in de fout gaat. Ik durf het niet
uit te sluiten.’
r. 265-7 ‘Ik wil namelijk voorkomen dat u zich straks uit bijgeloof ongerust maakt, wanneer u ziet
hoe wij de Bacchanalia opruimen en die verfoeilijke bijeenkomsten uit elkaar slaan.’
r. 271-2 ‘Zij (de goden) hebben alles geopenbaard, maar niet met de bedoeling dat het onbestraft
zou blijven!’
51 In de privésfeer lijkt noch gevangenschap noch executie een denkbare straf. Het lijkt zelfs ronduit
onvoorstelbaar dat mannen hun eigen vrouw of dochter zouden moeten executeren. In de
praktijk zullen de vonnissen alleen zijn uitgevoerd ten aanzien van mannen; de vrouwen moesten
‘terug naar huis’. Daar werden ze vermoedelijk mild (of niet) gestraft.
52 - Oeroude beelden of altaren blijven onaangetast (r. 335-6 ‘met uitzondering van plaatsen waar
een zeer oud altaar of beeld was gewijd’);
- Lokale rituelen die ‘echt religieus’ zijn kunnen na goedkeuring door de senaat onder strenge
voorwaarden doorgaan (r. 339-46 ‘ Was iemand van mening … geen leermeester of priester.’).
53 De stad ligt een eind buiten Rome, maar wel binnen bereik. De verdachte wordt dus in de buurt
gehouden, maar niet in de stad zelf. Kennelijk vreest de senaat onrust en opstootjes in Rome als
de gevangene daar zou verblijven, ook omdat het onderzoek van de consul niet snel wordt
afgerond.
54 Livius wil de ernst en slagvaardigheid laten zien waarmee de kwestie in Rome wordt behandeld,
zowel door de senaat als door de magistraten. De details over beloningen vormen tevens een
mooi, instructief contrast met de vele eerdere details over ‘kwalijke praktijken’. Dat maakt de
passage voor Livius’ Romeinse lezer, ondanks alles, tot iets leerzaams en opbouwends.
Verteltechnisch maakt de uitvoerige behandeling van Bacchanalia (in contrast met eerdere
religieuze problemen) de episode tot méér dan een incident, alleen al door de lengte: volgens
Livius is hier de Romeinse staat in het geding geweest.
Algemene vragen Bacchanalia (pag. 181)
55 Overeenkomsten: het onderliggende probleem wordt niet weggenomen, alleen de symptomen
worden bestreden; weinig aandacht voor sociale structuren, veel aandacht voor bestrijding van
criminele organisaties; inzet van geweld en juridische middelen; moraliserende oordelen: het is
een strijd van goed tegen kwaad. (Eventueel als overeenkomst ook te noemen: in beide speelt het
element van roes en extase een rol aan de kant van de ‘gebruikers’).
Verschillen: de Bacchanalia lijken een geografisch en demografisch beperkt probleem te zijn
geweest (drugs zijn een wereldwijd probleem dat een groot deel van de bevolking raakt); de
Romeinse repressie van de Bacchanalia lijkt effectief en succesvol te zijn geweest, want het
fenomeen is min of meer uitgeroeid.
56 - Meer uitdagende, persoonlijke vormen van religiositeit (anders dan de Romeinse
staatsreligie);
- integratie van religie met andere aspecten van het leven, zoals feestvieren;
- ervaringen van roes, transcendentie, extase;
- ervaring van saamhorigheid met geloofsgenoten;
- praktische voordelen, waaronder financiële (al dan niet door misdaad);
- ontstijging aan de gewone sociale grenzen (man/vrouw, jong/oud, hoog/laag).
Opmerking: het kan interessant zijn een nadere vergelijking te (laten) maken met andere
religieuze (of religieus gekleurde) bewegingen uit de Romeinse geschiedenis. Te denken is
bijvoorbeeld aan de opkomst van het christendom vanaf eind eerste eeuw en de bestrijding ervan
door de Romeinse overheid.
Download