16-17 6 La P2 Antwoorden op de vragen uit het boek Periode 2 Het wonderteken 1.39.1-3 (pag. 126) 19 Het gaat hier weer om een voorteken en Tanaquil is daar een expert in: 1.34 (132-3). 20 De omgeving gilt en is in rep en roer: plurimo … t/m … orto (148) en cum quidam … t/m … ferret (149). Tanaquil blijft kalm en heeft de situatie in de hand: ab regina … t/m … esset (149-151). 21 a rebus dubiis, regiae adflictae (153-4) b Door de wijze waarop zij zelf aan de macht zijn gekomen: zij is bang voor de zonen van Ancus. De gevolgen voor Servius 1.39.4 (pag. 127) 22 Het contrasteert met humili cultu (153). 23 Evenit facile quod dis cordi esset. Servius’ afkomst 1.39.5-6 (pag. 128) 24 Het verwijst naar filiamque … t/m … despondit.(159-60) 25 Het verwijst naar prohibitam … servitio partum … t/m … domo (165-6) 26 Servius’ moeder was krijgsgevangene en normaal gesproken zou zij dan slavin zijn geworden. De tempel van Diana: symbool van Romes macht 1.45 (pag. 130) 27 consilio (171) 28 Romae … t/m … facerent (176-7) 29 decus (172) 30 caput rerum Romam esse (178) 31 Servius’ beleid heeft succes: alle Latijnen gaan erin mee en van de Sabijnen is er slechts één die zich verzet en dat is dan ook een persoonlijke aangelegenheid. het contrast tussen uni - omnium de toevoeging privato bij consilio 32 cecinere (184); id carmen (185) 33 Zijn gedrag wordt bestempeld als inceste en onrein zijn is het laatste wat hij wil omdat niets het succes van zijn offer in de weg mag staan. 34 (ante) vivo perfunderis flumine (190) Bouwactiviteiten en kolonisatie 1.56.1-3 (pag. 131) 35 de stad Rome ontlasten van zo’n grote menigte waarvoor geen werk was; uitbreiding van het rijk en zo een buffer ter bescherming van Rome creëren 36 quibus duobus … t/m … potuit. (201-2) Een verontrustend voorteken 1.56.4-6 (pag. 132) 37 a subito pavore b anxiis … curis. 38 De koning hecht meer belang aan privé-zaken dan aan staatszaken. In het eerste geval raadpleegt hij het orakel van Delphi, in het laatste alleen inheemse zieners. Raadpleging orakel Delphi 1.56.7-9 (pag. 134) 39 a Hij speelt de domme: Ergo … t/m … stultitiae (218-9) b Zijn persoon en zijn bezit worden het slachtoffer van de koning: cum … t/m … sineret (219) Hij laat zich stomkop noemen: Bruti … t/m … cognomen (219-220) c Het kost hem niet zijn leven: contemptu tutus esse (217) 40 liberator ille populi Romani animus (220-1) De fatale vraag 1.5610-13 (pag. 135) 41 a Titus en Arruns b Sextus 42 a adversatief asyndeton b de tegengestelde reacties van Brutus en de Tarquinii 43 In de eerste zin treedt versnelling op: ze komen aan en vervullen de opdracht; vervolgens vertraging bij de directe rede in 227 en volgende. Daarna versnelling in de laatste zin: terugkeer naar Rome en de activiteiten daar. 8 Republikeinse tijd 8.1 Marcus Manlius en de ganzen 5.47 (pag. 138) 1 Klimmen: alinea drie (ongewapende man vooruit, onderweg elkaar opduwen of omhoog trekken, geluidloos boven uitkomen). Vallen: alinea vier en vijf (Galliër valt, sleept mensen mee, anderen worden door Manlius uitgemoord [lees: met geweld omlaag gegooid], de andere Romeinen duwen de rest de diepte in). 2 Enerzijds zet Livius het concrete motief van de gakkende ganzen in: een typerend detail, waarmee het verhaal in één markant beeld wordt samengevat. Het geluid van de ganzen vormt een effectief contrast met de grote stilte die heerst als de Galliërs net boven zijn. Bovendien verlevendigt de schrijver zijn verhaal door over te schakelen naar de tegenwoordige tijd. Daarmee richt hij de aandacht op wat hij de inhoudelijke climax van de episode vindt: de slagvaardige actie aan Romeinse kant. 3 - r. 27-29: ‘zodra… rustig doorgeslapen’ (rust); - r. 30-45: ‘Bij dageraad… van de rots gegooid’ (actie). Eventueel kan deze passage worden gesplitst: hoornsignaal, verzamelen (actie); eerbetoon aan Manlius (rust); bestraffing van de wachters (actie). - r. 46: ‘Nadien… aangescherpt’ (rust). 4 Voor: Manlius reageert adequaat; de andere Romeinen vechten dapper mee; men is unaniem in de lof voor Manlius, nalatigheid wordt bestraft, en de bewaking wordt na het incident aangescherpt. Tegen: de Romeinen hebben vooraf kennelijk onvoldoende maatregelen genomen, waardoor de Galliërs hun kans schoon zien; alleen Manlius onderneemt actie, de rest is aanvankelijk ‘radeloos’; de andere wachters vallen bij de nabespreking hun kameraad af en wijzen een ‘zwart schaap’ aan, zodat Sulpicius de traditionele collectieve bestraffing niet kan doorzetten. 5 De ganzen zijn heilige ganzen: aan Juno gewijd, en daardoor niet door de hongerende bevolking opgegeten. Indirect is zo het oud-Romeinse respect voor de godsdienst de basis en oorzaak van de goede afloop. 8.2 Marcus Curtius offert zich op 7.61-6 (pag. 154) 6 chiasme: specu (a) vasto (b) / immensam (b) altitudinem (a) 7 De Romeinen hebben zieners geraadpleegd: 53(-4): id enim … t/m … canebant …(of vellent) 8 quo plurimum populus Romanus posset 9 a ferunt b als een retorische vraag afhankelijk van castigasse: hoe konden ze eraan twijfelen …? 10 asyndeton 11 De stilte wordt doorbroken door de woorden waarmee Curtius zichzelf tot offer bestemt. 12 Het element arma wordt concreet in Curtius’ bewapening en het fraai uitgedoste paard; het element virtus in Curtius’ zelfopoffering. 13 coni. imperf.: irrrealis van het heden 14 adversatief asyndeton 15 certam … fidem / recentiore … fabula 16 vetustas 8.3 Prodigia 21.62 (pag. 141) 17 r. 65-7: ‘of althans… echt beschouwd’. 18 - de tekens in de Junotempel in Lanuvium; - de stenenregen; - de orakelplankjes in Caere. In alle drie gevallen wordt het teken zowel genoemd in de eerste lijst van tekens, als specifiek vermeld bij het tweede overzicht, waarin de tegenmaatregelen worden genoemd. 8.4 Fabius M. laat de Sibillijnse boeken raadplegen 22.97-10 (pag. 142) 19 In de slag bij het Trasumeense Meer en in de hele confrontatie met Hannibal waren aan Romeinse kant strategische fouten gemaakt. Met een speciaal religieus gebaar naar ‘Mens’ wordt als het ware collectief ingezet op bezonnen en verstandig beleid, zonder dat iemand speciaal de schuld krijgt (vergelijk ook de geciteerde opmerking over Flaminius, 103). 8.5 Vestaalse maagden in overtreding 22.571-6 (pag. 143 en 157) 20 De senaat hecht op dat moment minder belang aan de marine. De strijd met Hannibal vindt intussen geheel te land plaats, binnen Italië zelf. 21 In eerste instantie lijkt Livius de gebeurtenissen zonder meer tot prodigia te rekenen, op één lijn namelijk met ceteris prodigiis. Maar in r. 128-9 merkt hij op dat men er als het ware een prodigium van gemaakt heeft. 22 Livius verwijst hiermee naar de ontucht, niet naar de bestraffing. 23 fatalibus 24 Met quaenam drukt de schrijver de wanhoop uit waarin de Romeinen verkeerden: ‘wanneer zal er eindelijk eens een eind komen aan de ramspoed?’ 25 ut fit 26 minime Romano (sacro) Het antwoord van het orakel van Delphi 23.111-6 (pag. 158) 27 faxitis, mittitote, habetote, prohibetote 28 habetote; lasciviam: adversatief 29 Te denken valt in de eerste plaats aan het plunderen of vernielen van heiligdommen en het zich vergrijpen aan priesters en priesteressen; verder ook aan buitensporige wreedheid tegen de verslagen vijand. 30 Bedoeld worden de goden en godinnen genoemd in r. 137. 31 laurea corona 32 adisset, fecisset, pervenisset, imperata sint: obliquus 33 De offers aan Apollo genoemd in r. 140-2 kunnen pas worden gebracht wanneer de Romeinen de oorlog gewonnen hebben. 34 r. 138-42: Si … t/m … prohibetote: directe rede 8.6 Optreden tegen kwalijke religieuze praktijken 25.16-12 (pag. 145) 35 In de noodsituatie zoeken de gewone Romeinen hun toevlucht bij allerlei buitenlandse rituelen. Dat wordt door de elite gezien als ondermijning van de staat. De senaat besluit tot repressie en symptoombestrijding: niet de oorzaak waarom men nieuwe rituelen kiest wordt weggenomen, maar die rituelen zelf worden bestreden en verboden. Het idee is kennelijk dat herstel van de traditionele godsdienst een positief effect zal hebben op de maatschappelijke realiteit en het publieke moreel. 36 r. 160-3: ‘En er bevonden zich extra veel mensen door toestroom vanuit de boerenbevolking. De akkers lagen braak vanwege de langdurige oorlog en vormden onveilig terrein, en zo was men door armoede en angst naar de stad gedreven.’ Hier blijkt dat Livius ziet dat er een demografische verschuiving plaatsvond van het platteland naar de stad, als gevolg van de oorlog. De toestroom van ongeschoolde en verarmde boeren zal in Rome voor veel problemen hebben gezorgd. 8.7 Voorspellingen van Marcius 25.12 (pag. 148) 37 De Feriae Latinae vormden een jaarlijks religieus feest, dat in april werd gehouden op de Albaanse berg, onder leiding van de consuls. Het was een van de oudste religieuze feesten in Rome en stond deels in het teken van de banden met de naburige Latijnse steden, die ook aan het feest deelnamen. (Goede informatie op de Engelse en Duitse wikipedia-pagina’s; er bestaat nog geen Nederlandse pagina over het feest. Wie op ‘feriae Latinae’ zoekt in Nederlandstalige pagina’s vindt hoofdzakelijk Italiaanse hotels.) 38 Profetieën en orakels in het vroege Rome waren veelal metrisch en Grieks. Misschien ging het dus om teksten die vergelijkbaar waren met Sibillijnse boeken (vgl. pag. 141 r. 82 en noot 1; en pag. 142). 39 De vermoedelijk Griekse, metrische tekst werd door de senaat uitvoerig bediscussieerd om de betekenis ervan vast te stellen. Vgl. r. 215 ‘Voor de verklaring van de profetie trok men een dag uit.’ Wat Livius weergeeft is vermoedelijk het eindresultaat van de interpretatie, waarin alles is verhelderd en expliciet gemaakt. De tweede profetie laat dan ook geen onduidelijkheid of onzekerheid meer zien. 40 De Sibillijnse boeken; (pag. 141 r. 82 en noot 1; pag. 142; pag. 149-150). Fout is het antwoord: de boeken met de profetieën van Marcius. Het gaat hier immers juist om de nadere uitleg van een van Marcius’ profetieën. 41 ‘Jaarlijks’: Livius beschrijft de maatregelen in het jaar van invoering, en zegt niet letterlijk dat het feest sindsdien ook ieder jaar werd gehouden. Feitelijk was dit wel het geval (ieder jaar van 6 tot en met 13 juli). 42 r. 231-3 ‘De toeschouwers droegen kransen … plechtigheden’. Het dragen van kransen tijdens spelen is bovendien een element dat als ‘Grieks’ kan worden getypeerd. 43 Inhoudelijk: De instelling van een meerdaags, ‘Grieks’ feest, met spelen en offers, zal tegemoet zijn gekomen aan de behoeften van de mensen aan ontspanning en nieuwe, enigszins exotische vormen van religie. Bovendien gaf zo’n feest afleiding in moeilijke oorlogstijd en kon dit de nationale eenheid en traditionele maatschappelijke structuren versterken en onderstrepen. Stijl: de weergave kan natuurlijk variëren. Een voorbeeld is: ‘Zo liet de Romeinse staat haar religieuze karakter zien, evenals haar kracht en deugd. De aandacht van de mensen werd geheel in beslag genomen door de nieuwe genoegens en de religieuze plichten, waardoor het moreel werd gesterkt en men gezamenlijk de hulp van de goden afriep voor een goede afloop van de oorlog met Hannibal.’ 8.8 De Moeder van de Ida 29.104-118; 145-14 (pag. 151) 44 In eerdere passages was de senaat duidelijk gekant tegen buitenlandse religieuze praktijken die bij de gewone mensen populair werden. In dit geval wordt juist op initiatief van de senaat een buitenlandse ritus, inclusief bijbehorend cultusbeeld, ingevoerd en doet men daarvoor veel moeite. De senaat wil de oorlog zo spoedig mogelijk beëindigen en gaat daarom over tot speciale maatregelen. Het grote gezag van de Sibillijnse boeken speelt natuurlijk ook mee. 45 Er is eerder een delegatie naar Delphi gestuurd (r. 241-2 ‘gezanten die het geschenk naar Delphi hadden gebracht’). De nieuwe delegatie naar koning Attalus maakt zelfs een omweg om in Delphi het orakel te kunnen consulteren (r. 266-8 ‘Tijdens hun tocht richting Klein-Azië… waren gezonden?’. Ook de Griekstalige Sibillijnse boeken komen in de tekst opnieuw aan de orde. Verder wordt verwezen naar de eerder ingevoerde cultus van Aesculapius. 46 1. Er gaat een fors aantal voormalige top-beambten mee. 2. Zij krijgen vijf grote schepen mee om indruk te maken. 47 Hoewel van Attalus bekend is dat hij pro-Rome was, is het niet waarschijnlijk dat de koning zelf honderden kilometers landinwaarts reisde. Ook vrijwillige overgave van een belangrijk cultusbeeld ligt niet voor de hand. Anderzijds zal Livius het ook niet helemaal verzonnen hebben. Misschien vormde het beeld voor de koning (anders dan voor de lokale bevolking) geen echt belangrijk religieus symbool, zodat hij de Romeinen hiermee gemakkelijk een dienst kon bewijzen en tegelijk in het binnenland van Klein-Azië zijn macht kon laten zien. 48 In de opsomming van leden van de delegatie is hij als laatste genoemd. Dat suggereert dat hij de laagste in rang en aanzien is. De Moedergodin 29.145-14 (pag. 162) 49 litotes: Haud parvae (rei) 50 a veram b Het ging om een eenmalige, religieuze taak, terwijl voor de andere functies veelvuldige verkiezingen plaatsvonden en men op een gegeven moment, behalve dan voor de allerbelangrijkste taken, gewoon weleens aan de beurt was. 51 (adulescentem) nondum quaestorium 52 r. 62-64: Cura … t/m … fidem 53 navis 54 a b c d e De vertaalster heeft van de zin twee zinnen gemaakt, gescheiden door een puntkomma. dubia … ante fama lijdend voorwerp Deze Claudia des te meer bekendheid 55 (turibulis ante ianuas) positis en precantibus 56 In r. 291 t/m 301 (… fuit) treedt vertraging op: een uitvoerige, beeldende beschrijving (visualisering). Daarna (Populus …) wordt het tempo weer versneld. 9 Bacchanalia Het begon in Etrurië 39.8 (pag. 164) 1 r. 3 ‘binnenlands complot’ (politieke terminologie); r. 11-18 negatieve typering van de initiatief nemende Griek, zowel van zijn persoon als zijn activiteiten: het is volgens Livius geen echte religie; r. 19-34 (de hele slotalinea) sterk moraliserende beschrijving van gedrag van volgelingen. 2 1 drinken en eten in grote, gemengde groepen; 2 decadente handelingen, met name seksueel grensoverschrijdend gedrag; 3 ernstige misdaden (fraude, moord). 3 Hij suggereert vormen van gruwelijke, meedogenloze moord. Bijvoorbeeld een lichaam in stukken snijden, als offer verbranden of in giftige stoffen laten oplossen. Wellicht hint de auteur zelfs op kannibalisme. Aebutius en Hispala 39.9 (pag. 184) 4 a de ridderstand; r. 38: cuius … t/m … fecerat b Duroniae (a) matris (b) / vitrici (b) T. Semproni Rutili (a) 5 a De stiefvader wilde een mogelijkheid hebben om Aebutius via chantage het zwijgen op te leggen over het wanbeheer over Aebutius’ vermogen. b In de Bacchusdiensten vonden allerlei schandelijke dingen plaats, dus een mooi chantagemiddel. 6 Hispala is eigenlijk te goed voor deze vorm van broodwinning; ze was er als slavin (dus buiten haar schuld) aan gewend geraakt; ze hield echt van Aebutius. 7 aut rei (a) aut famae (b) / ultro enim amatus adpetitusque erat (b) et …t/m … sustinebatur (a) Het feit dat het initiatief voor de verhouding van Hispala uitging impliceert dat hij geen contact had gezocht met een prostituée (heeft dus met zijn fama te maken); het feit dat zij hem financieel steunt heeft met zijn financiële positie (rei) te maken. Later komt daar nog bij dat zij hem tot erfgenaam benoemt. 8 Deze passage is een uitweiding, waarin ook verteld wordt wat er in het verleden is gebeurd. Dit zorgt voor vertraging in het verteltempo. Hispala’s waarschuwing 39.10 (pag. 187) 9 a secubuisset: religionis b want 10 een autoriteitsargument 11 a forsitan fas b pudicitiam – famam – spem – vitam 12 a ancillam en liberam b asyndeton 13 a De kreten van het slachtoffer worden erdoor gesmoord. b Het was een onderdeel van het inwijdingsritueel. 14 patienda en facienda 15 a Hier treedt vertraging op: het gesprek tussen Aebutius en Hispala wordt bijna woordelijk weergegeven, nu eens in de directe, dan weer in de indirect rede: verteltijd en vertelde tijd vallen hier dus (vrijwel) samen. b Hier treedt versnelling op: de verteltijd is korter dan de vertelde tijd. Aebutius doet aangifte bij de consul 39.11 (pag. 189) 16 excetrae, venenis 17 Zij doelt op haar vroegere gelofte dat ze hem zou laten inwijden als hij genas. 18 a b c d Sulpicia de consul Aebutia de consul e Sulpicia f Aebutia g De coniunctivus geeft een bevel weer in de indirecte rede, dus vervangt de imperativus van de directe rede. 19 Livius citeert: oporteret en esset zijn coniunctivi obliqui. Hispala ontboden 39.12 (pag. 191) 20 De consul had eerst met zijn schoonmoeder over Aebutia gesproken, later had hij Aebutia zelf ondervraagd. 21 non vanum; non ignotam 22 coni. obliquus: de gedachte van Hispala wordt weergegeve. 23 fidem (a) … acciperet (b) / expromeret (b) quae … t/m … fieri (a) 24 a cepit b Ze is bang voor een veroordeling, omdat haar band met de Bacchanalia is uitgelekt. 25 ancillam 26 coarguatur (a) ab alio (b) / per se (b) fatenti (a) 27 a Hispala b Aebutius c de consul Hispala’s onthullingen 39.13 (pag. 195) 28 29 mulieris libertinae cum amatore sermonem tegenover rem non seriam modo sed capitalem 30 tegenstelling: adversatief asyndeton 31 Hic, tum 32 cavillari 33 Sulpicia heeft empathie: ze stelt Hispala gerust. Ze is ook zelfverzekerd: ze brengt haar schoonzoon, de consul, tot bedaren. 34 sibi, se 35 a 1. Deelname van mannen wordt toegestaan. 2. Het ritueel gaat veel vaker plaatsvinden: vijf dagen per maand in plaats drie per jaar. 3. Het ritueel gaat ’s nachts plaatsvinden in plaats van overdag. b 1 en 3 van 36 anafoor, asyndeton, alliteratie 37 parallellisme: minus patientes (a) dedecoris (b) / pigriores (a) ad facinus (b) 38 Het kan een inwijdingsritueel geweest zijn. 39 1. Er dreigt een staat in de staat te ontstaan. 2. Er nemen ook aanzienlijke en dus invloedrijke mannen en vrouwen aan 3. Er worden alleen nog jongeren ingewijd, die gemakkelijk te beïnvloeden deel. zijn. 40 a Haar betoog in caput 10 is kort en bevat weinig concrete gegevens: corruptelarum omnis generis; stuprum. Haar betoog in caput 13 is ruim vier keer zolang. Zij geeft schokkende feiten: losbandig gedrag van mannen en vrouwen door elkaar; moord op mensen die niet mee willen doen; het meesleuren van mensen in donkere grotten; de enorme omvang van de beweging; het feit dat er ook aanzienlijke mannen en vrouwen aan meedoen. b In caput 10 is haar doel uitsluitend haar geliefde af te houden van deelname aan de rituelen; in caput 13 wil zij de consul overtuigen van de ernst van de situatie: het is een gevaar voor de staat. Consul Postumius licht de senaat in 39.14 (pag. 198) 41 publico nomine 42 suorum 43 Het geeft de overweging van de senaat weer: investigasset is coniunctivus obliquus. 44 edici (a) … in urbe Roma (b) / per totam Italiam (b) mitti (a) 45 De patrouilles moesten ook op brandstichting letten: utique ab incendiis cave-retur. Postumius spreekt de volksvergadering toe e.v. 39.15-19 (pag. 178) 46 In 9,8 (gelezen in vertaling) worden de consuls genoemd: Spurius Postumius Albinus en Quintus Marcius Philippus. Die informatie is ook te vinden op een complete lijst van Romeinse consuls op Wikipedia: https://en.wikipedia.org/wiki/List_of_Roman_consuls#2nd_century_BC, bij het jaar 186 v.Chr. In 39,14 (met een aanloop in 39,9, beide gelezen in het Latijn) wordt verteld hoe Postumius de zaak bespreekt met de senaat en hoe hij daar het woord voert. Dat maakt het waarschijnlijk dat hij opnieuw de spreker is. 47 r. 234-7 ‘het heilloos complot is nu beperkt. Maar het kwaad groeit door, kruipt verder, elke dag weer. Het is al te groot geworden voor ambities op individueel niveau, het hogere doel is al politiek gekleurd.’ 48 Nergens. De speech bestaat geheel uit stemmingmakerij. Hooguit zou je kunnen zeggen dat het genoemde getal van ‘duizenden’ verwijst naar een grote maatschappelijke beweging. Maar die is niet noodzakelijk politiek van karakter. 49 r. 203-5 ‘Maar ik zeg er meteen bij… bron van het kwaad’. Hier worden de vrouwen aangewezen als schuldigen. Tegelijk is het een geruststelling na zijn claim dat er al duizenden aanhangers zijn: het zijn ‘maar’ vrouwen, de beweging is nog niet sterk. 50 r. 181-7 (openingsalinea): zijn verzekering dat de goden uit zijn openingsgebed de echte goden zijn. r. 249-50 ‘Wellicht, geachte burgers, dat zelfs een van u wankelt en in de fout gaat. Ik durf het niet uit te sluiten.’ r. 265-7 ‘Ik wil namelijk voorkomen dat u zich straks uit bijgeloof ongerust maakt, wanneer u ziet hoe wij de Bacchanalia opruimen en die verfoeilijke bijeenkomsten uit elkaar slaan.’ r. 271-2 ‘Zij (de goden) hebben alles geopenbaard, maar niet met de bedoeling dat het onbestraft zou blijven!’ 51 In de privésfeer lijkt noch gevangenschap noch executie een denkbare straf. Het lijkt zelfs ronduit onvoorstelbaar dat mannen hun eigen vrouw of dochter zouden moeten executeren. In de praktijk zullen de vonnissen alleen zijn uitgevoerd ten aanzien van mannen; de vrouwen moesten ‘terug naar huis’. Daar werden ze vermoedelijk mild (of niet) gestraft. 52 - Oeroude beelden of altaren blijven onaangetast (r. 335-6 ‘met uitzondering van plaatsen waar een zeer oud altaar of beeld was gewijd’); - Lokale rituelen die ‘echt religieus’ zijn kunnen na goedkeuring door de senaat onder strenge voorwaarden doorgaan (r. 339-46 ‘ Was iemand van mening … geen leermeester of priester.’). 53 De stad ligt een eind buiten Rome, maar wel binnen bereik. De verdachte wordt dus in de buurt gehouden, maar niet in de stad zelf. Kennelijk vreest de senaat onrust en opstootjes in Rome als de gevangene daar zou verblijven, ook omdat het onderzoek van de consul niet snel wordt afgerond. 54 Livius wil de ernst en slagvaardigheid laten zien waarmee de kwestie in Rome wordt behandeld, zowel door de senaat als door de magistraten. De details over beloningen vormen tevens een mooi, instructief contrast met de vele eerdere details over ‘kwalijke praktijken’. Dat maakt de passage voor Livius’ Romeinse lezer, ondanks alles, tot iets leerzaams en opbouwends. Verteltechnisch maakt de uitvoerige behandeling van Bacchanalia (in contrast met eerdere religieuze problemen) de episode tot méér dan een incident, alleen al door de lengte: volgens Livius is hier de Romeinse staat in het geding geweest. Algemene vragen Bacchanalia (pag. 181) 55 Overeenkomsten: het onderliggende probleem wordt niet weggenomen, alleen de symptomen worden bestreden; weinig aandacht voor sociale structuren, veel aandacht voor bestrijding van criminele organisaties; inzet van geweld en juridische middelen; moraliserende oordelen: het is een strijd van goed tegen kwaad. (Eventueel als overeenkomst ook te noemen: in beide speelt het element van roes en extase een rol aan de kant van de ‘gebruikers’). Verschillen: de Bacchanalia lijken een geografisch en demografisch beperkt probleem te zijn geweest (drugs zijn een wereldwijd probleem dat een groot deel van de bevolking raakt); de Romeinse repressie van de Bacchanalia lijkt effectief en succesvol te zijn geweest, want het fenomeen is min of meer uitgeroeid. 56 - Meer uitdagende, persoonlijke vormen van religiositeit (anders dan de Romeinse staatsreligie); - integratie van religie met andere aspecten van het leven, zoals feestvieren; - ervaringen van roes, transcendentie, extase; - ervaring van saamhorigheid met geloofsgenoten; - praktische voordelen, waaronder financiële (al dan niet door misdaad); - ontstijging aan de gewone sociale grenzen (man/vrouw, jong/oud, hoog/laag). Opmerking: het kan interessant zijn een nadere vergelijking te (laten) maken met andere religieuze (of religieus gekleurde) bewegingen uit de Romeinse geschiedenis. Te denken is bijvoorbeeld aan de opkomst van het christendom vanaf eind eerste eeuw en de bestrijding ervan door de Romeinse overheid.