helaas weet ik niet meer waar. Wat moet U weten over ……………water? ( 4 ) Biogene ontkalking Biogene ontkalking is het proces waarbij door de planten bicarbonaat ( HCO₃ ) wordt gebruikt i.p.v. koolzuur. Aangezien de opname van koolzuur ca. 100 x efficiënter gaat dan de opname van bicarbonaat zullen de planten de voorkeur geven aan koolzuuropname boven bicarbonaatopname. Bij een pH lager dan 8 is vrij koolzuur aanwezig (zie fig.blz.11 ) en zal dat opgenomen worden. Bij een hogere pH is er geen vrij koolzuur meer aanwezig maar wel bicarbonaten. Sommige planten (o .a. hoornblad ) zijn in staat hieruit koolzuur vrij te maken. Er ontstaat dan CO₃²⁺ dat zich met het water aanwezige Ca²⁺ verbind tot kalk. Bij de planten die bicarbonaat opnemen wordt een grijze aanslag aangetroffen aan de onderzijde van het blad. De bovenzijde is gewoon groen van kleur. Het bicarbonaat wordt namelijk opgenomen aan de bovenzijde van het blad. CO₂ wordt daarna in het blad aan het bicarbonaat onttrokken. ( zie chemische reactie 1 ) en aan de onderzijde van het blad wordt een OH¯ deeltje afgestaan. Dat deeltje reageert met een ander bicarbonaation ( reactie 2 ) waarbij een carbonaat ( CO₃²¯ ) wordt gevormd. De ( CO₃²⁻) reageert met de aanwezige Ca²⁺ ionen tot de niet oplosbare stof Calciumcarbonaat ( CaCO₃) ( reactie 3 ) die zich afzet op de onderzijde van het blad. Chemische reacties : In blad 1) HCO₃- → CO₂ onderzijde blad 2) OH⁻ + HCO₃²⁻ → H₂O + CO₃²⁻ 3) CO₃²⁻ + Ca²⁺ → CaCO₃ 4) + OH- CaCO₃ afzetting aan onderzijde blad. Wateroppervlakte HCO₃ ↓ Bovenzijde blad B LAD VAN EEN PLANT Onderzijde blad reactie 1 ↓ Reactie 2, 3 en 4 ( zie boven ) De hoeveelheid koolzuur die d.m.v. biogene ontkalking wordt opgenomen is veel lager dan bij een lagere zuurgraad het geval is. De hoeveelheid geproduceerde zuurstof zal dan ook lager zijn. Zuurstof De hoeveelheid van een gas die maximaal in water opgelost kan zijn is afhankelijk van de temperatuur. Hoe hoger de temperatuur , hoe lager de hoeveelheid opgeloste gas. Voor zuurstof zijn de hoeveelheden als volgt : De zwavel- en stikstofverbindingen die zich bevinden in de afvalstoffen van planten en dieren worden omgezet in resp. zwavelwaterstof ( H₂S ) ( de bekende lucht van rotte eieren) en ammoniak ( NH₃ ). In aanwezigheid van voldoende zuurstof worden deze giftige stoffen door de zuurstofbehoevende (aerobe ) bacteriën verder afgebroken tot minder giftige stoffen ( zie ook blz.16 en 22 ). Indien er veel afvalstoffen in het water zijn zullen er veel bacteriën nodig zijn om dat af te breken .Er wordt dan veel zuurstof gebruikt. In stilstaand water zal op die plaatsen, doordat de transportsnelheid van gassen in stilstaand water erg laag is ( ca.1/100.000 van de lucht ) , het zuurstofgehalte dalen en kan een zuurstof tekort ontstaan. Vervuiling door b.v. olieachtige stoffen die het wateroppervlakte afsluiten, kunnen een extra bijdrage aan het ontstaan van een zuurstof tekort geven doordat er geen zuurstof meer uit de atmosfeer gehaald kan worden. Kleine, niet met een ander water in verbinding staande wateren ( b.v. vijvers ) zijn daardoor zeer gevoelig voor vervuiling. Zorgen voor het weghalen van in het water gevallen bladeren , voedselresten e.d. is dan ook erg belangrijk. In een zuurstof arm milieu kunnen ook insecten , kreeftjes , en vissen niet meer leven. Deze sterven af en zorgen voor nog grotere hoeveelheid afvalstoffen in het water. Indien er weinig zuurstof in het water aanwezig is kunnen alleen bacteriën die weinig zuurstof nodig hebben , de anaërobe bacteriën, zich handhaven en worden ammoniak en zwavelwaterstof niet verder afgebroken. A.de Graaf wordt vervolgd