Lesvoorbereidingsformulier Algemene gegevens Naam docent: Datum: Vak: Onderwerp: Onderwijsvorm: Duur van de les: Lesgroep: Groepsgrootte: Lokaal: Manon Kessels 5 – 3 – 2014 Functionele Anatomie II Botten en gewrichten van de hand Werkcollege (practicum) 90 minuten Bewegingstechnologie jaar 1 18 studenten Vivo-lokaal met smartboard Leerdoelen De module- en lesdoelen zijn in beeld gebracht en geclassificeerd met behulp van een taxonomie (Romiszowski). Moduledoelen 1 De student kan de botten, gewrichten en spieren van de bovenste extremiteit, romp en hoofd benoemen in de anatomische terminologie 2 De student kan de botten, gewrichten en spieren van de bovenste extremiteit, romp en hoofd lokaliseren, inspecteren en palperen in vivo 3 De student kan de assen van de gewrichten van de bovenste extremiteit projecteren 4 De student kan de bewegingsmogelijkheden rond de gewrichtsassen van de bovenste extremiteit benoemen Lesdoelen 1 De student kan de botten en gewrichten in de regio hand1 benoemen in de anatomische terminologie 2 De student kan de botten en gewrichten in de regio hand1 lokaliseren, inspecteren en palperen in vivo 3 De student kan de assen van art. radio-ulnaris distalis en art. radiocarpalis projecteren 4 De student kan de bewegingsmogelijkheden van de gewrichten in de regio hand1 benoemen F Rpm Rpm F F Rpm Rpm F Interne consistentie Het thema van dit blok is hanteren en de bijbehorende projecten hebben tilhulpmiddelen als onderwerp. De bovenste extremiteit is belangrijk voor het hanteren van dergelijke hulpmiddelen en zal daarom behandeld worden tijdens het vak ‘functionele anatomie II’. Het eerste lesdoel is het hebben van feitelijk kennis van de botten en gewrichten in de regio hand. Dit doel draagt bij aan het moduledoel waarbij de gehele bovenste extremiteit benoemd (ook feitelijke kennis) moet kunnen worden. De lokalisatie, inspectie en palpatie van de botten en gewrichten van de hand is een reproductief psychomotorisch doel (lesdoel 2) en komt overeen met 1 Voor de botten/botpunten en gewrichten in de regio hand (zie bijlage 1) moduledoel 2. Het projecteren van assen art. radio-ulnaris distalis en art. radiocarpalis (lesdoel 3) en het benoemen van de bewegingsmogelijkheden in de regio hand (lesdoel 4) zijn consistent met moduledoel 3 en 4. De interne consistentie is groot omdat alle lesdoelen nodig zijn om de moduledoelen te behalen en de classificaties tussen module- en lesdoelen goed op elkaar aansluiten. Beginsituatie Situationele gegevens De les wordt ’s middags in lesweek 3 van periode 3 gegeven aan een groep van 18 studenten. In het vivo-lokaal is een smartboard aanwezig waarop een PowerPointpresentatie getoond zal worden. Er staan 12 behandelbanken met 2 krukken per bank. Op iedere bank ligt een skeletmodel van de bovenste extremiteit. Student Cognitieve beginsituatie De studenten hebben in periode 1 van dit studiejaar anatomie van de onderste extremiteit gehad. Daardoor kennen ze al algemene anatomische benamingen zoals dorsaal, ventraal, mediaal, lateraal, etc. De studenten wisten voor aanvang van de module nog niets over de bovenste extremiteit, romp en hoofd. De eerste week van dit blok stond in het teken van botten van romp en hoofd. De tweede week ging over de humerus, radius, ulna, art. humeri en art. cubiti. Twee dagen voor dit practicum hebben de studenten een hoorcollege gehad over de theorie met betrekking tot de regio hand. Bij aanvang van dit practicum is dus al enige begripsmatige en feitelijke kennis over de regio van de enkel aanwezig. De Latijnse woorden als carpus, metacarpus en digiti hebben de studenten al gehoord maar er is bekend dat studenten moeite hebben dit direct te onthouden en te kunnen toepassen in het practicum. Hier wordt op ingegaan door een afwisselende les te geven door enerzijds centrale uitleg en anderzijds het zelf aan de slag gaan. Deze afwisseling is goed voor het concentratievermogen van de studenten. In de les zal de stof herhaald worden waardoor de student de kennis en vaardigheden zich eigen kan maken. Studenten van bewegingstechnologie hebben een brede interesse in zowel de mens als de techniek. Zowel biomedische als techniek/ontwerpvakken worden aangeboden om uiteindelijk een bewegingstechnoloog te worden. Als dit toegepast wordt op de theorie van Kolb (Kallenberg (2009) Leren (en) doceren in het hoger onderwijs, p. 30-36) dan heeft de algemene bewegingstechnoloog een combinatie van verschillende leerstijlen (denken, ontwerper, beslisser en doener). Deze verschillende leerstijlen en daardoor brede inzetbaarheid van een bewegingstechnoloog in het werkveld wordt als pluspunt gezien. Een student bewegingstechnologie kan zelf bepalen waar hij/zij meer affiniteit mee heeft en welke kant hij/zij op wil. De individuele leerstijl zal hier veel invloed op hebben. In het practicum zal hier rekening mee gehouden worden door verschillende leerprincipes toe te passen. De studenten in dit practicum zitten nog in het eerste jaar van de opleiding waardoor de zelfsturing redelijk laag zal zijn. Als docent zijde houdt dit in dat er in de les verteld moet worden wat de bedoeling is en wat de studenten moeten gaan doen. Volgens het model van Vermunt hebben de studenten bewegingstechnologie een toepassingsgerichte leerstijl (Kallenberg (2009), Leren (en) doceren in het hoger onderwijs, p. 37-39). Affectieve beginsituatie De motivatie van de studenten voor de gehele opleiding zal met name intrinsiek zijn; studeren uit interesse. Ze zijn geïnteresseerd in de mens en techniek en willen in dit vakgebied gaan werken. Ze hebben uit het diverse aanbod van HBO-opleidingen een keuze gemaakt voor bewegingstechnologie. In de anatomieles zal rekening mee gehouden worden met deze intrinsieke motivatie door structuur te houden en concrete praktijkvoorbeelden te geven. In dit practicum zijn geen recidivisten waardoor er geen negatieve leerervaringen zijn. In periode 1 hebben de studenten kennis gemaakt met functionele anatomie. Indien dit goed bevallen is zullen studenten weer gemotiveerd zijn om met de stof aan de slag te gaan. Wanneer studenten echter een negatieve ervaring hebben gehad kunnen zij meer moeite hebben om zich te motiveren. Er zal duidelijk gemaakt moeten worden wat er van hen verwacht wordt. Dit zal gedaan worden door de doelstellingen bij het begin van de les te noemen. Achteraf kan besproken worden wat de student van de lesstof moet weten voor het tentamen zodat hij weet wat er van hem/haar verwacht wordt. Ook de toegankelijkheid tot de docent zal makkelijk moeten zijn zodat studenten eenvoudig hun vragen kunnen stellen. De groep voor dit practicum is samengesteld uit 3 projectgroepen met in totaal 18 studenten. Er wordt samengewerkt in groepjes van 2 tot 4 studenten. Er is een open sfeer waarbij studenten makkelijk de kans krijgen om vragen te stellen. Dit kan bij een centrale uitleg maar ook individueel. Docent Cognitieve en affectieve beginsituatie De docent is erg enthousiast over de les die ze gaat geven en hoop dit over te kunnen brengen op de studenten. Ze heeft al wat ervaring in het geven van lessen maar er is nog wel wat spanning. Ze heeft daarom gekozen voor een standaard werkvorm. De vakinhoudelijke kennis is aanwezig wat zorgt voor meer zekerheid. De docent hoopt dat ze een duidelijk verhaal kan houden waar structuur in zit zodat de studenten het goed kunnen volgen. Hiervoor heeft ze de opbouw van de les al een aantal keren doorgenomen. Op een briefje staan belangrijke punten die zeker niet vergeten mogen worden. Dit dient als geheugensteuntje. Dit is de 2e keer dat de docent les geeft aan deze groep. In de vivo-lessen wordt veel besproken en moeten de studenten zelf ook veel gaan doen. Daarom krijgt de docent hulp van 2 studentassistenten die vragen van studenten beantwoorden en kunnen controleren of de studenten goed gepalpeerd hebben. De docent stuurt deze oudere jaars studenten ook aan. Belangrijke aspecten voor de docent in de beginsituatie zijn de voorkennis en motivatie van de studenten. Door rekening te houden met de voorkennis kan de les afgestemd worden op de studenten en zullen ze meer opsteken van de les wat vaak ten goede komt aan de motivatie. Voorbereidingsopdracht In de studiehandleiding staat de volgende opdracht beschreven: Ter voorbereiding op dit practicum dient de bouw van de ulna, radius, carpus en metacarpus goed bestudeerd te worden. Ga met behulp van botstukken, atlas en dergelijke op zoek naar wat je denkt te kunnen palperen. Zelfstudie: - De leerstof voor dit practicum bestaat uit ‘Anatomie in vivo van het bewegingsapparaat’ (Gerritsen, B & Heerkens, Y.) o Botten: “Anatomie in vivo van het bewegingsapparaat”, hoofdstuk 5, §5.2.2 t/m §5.2.3, §5.2.4: samenvattingen diverse ossa carpi op p. 158, 159, 160,161 en 162., §5.2.5 t/m §5.2.6 o Gewrichten: “Anatomie in vivo van het bewegingsapparaat” hoofdstuk 5, §5.6.3 t/m §5.6.10 - Accenten volgens hoorcollege + werkboekvragen 581 t/m 585, 589 t/m 597, 604 t/m 647 en 771 t/m 795; Onder ‘zelfstudie’ wordt het bestuderen van de lesstof verstaan. Dit is bekend bij de studenten. In bijlage 1 van dit LVF staat de vivo-lijst die nodig is ter voorbereiding op het practicum. De botstructuren en gewrichten die hier op staan, komen overeen met de paragrafen in het boek ‘Anatomie in vivo van het bewegingsapparaat’ en de werkboekvragen. In dit boek wordt duidelijk uitgelegd om welke structuur het gaat, hoe deze er uit ziet (ligging t.o.v. andere structuren), wat de functie van de structuur is en hoe deze gepalpeerd kan worden. De voorbereidingsopdracht sluit goed aan op de lesdoelen voor dit practicum. De botten en gewrichten worden voorafgaande aan het practicum bestudeerd en in de les om de beurt besproken waarna de studenten zelf aan de slag gaan om deze te lokaliseren, inspecteren en te palperen in vivo. Het is dus erg zinvol voor studenten om de voorbereidingsopdracht uit te voeren. De studenten zullen zo al bekend zijn met de terminologie en locatie van de botstructuren en gewrichten (lesdoel 1, F-doel). In het practicum zal de student zich zo meer kunnen focussen op het palperen van de structuren (lesdoel 2, Rpm-doel). In dit geval zal het een deel herhaling zijn wat uiteindelijk besparing van studie-uren oplevert voor het tentamen. Als de studenten de voorbereidingsopdracht niet hebben uitgevoerd zullen ze het lastiger vinden om dit uit te voeren. Er is gekozen voor deze voorbereiding zodat de studenten al voorkennis hebben als ze beginnen met het practicum. Het is de bedoeling dat de anatomische theorie toegepast gaat worden in vivo waardoor voorbereiding het geheel vergemakkelijkt. Door lesdoel 1 (benoemen botten en gewrichten) en lesdoel 4 (bewegingsmogelijkheden in art. radio-ulnaris distalis en art. radiocarpalis) al deels als voorbereiding te laten doen, blijft er meer tijd over voor lesdoel 2 (palperen van botten en gewrichten) en lesdoel 3 (projecteren van de assen van art. radio-ulnaris distalis en art. radiocarpalis). Aspecten uit de beginsituatie van de student die aandacht krijgen in de les zijn de terminologie van de botten en gewrichten en de relevantie van anatomische kennis voor de praktijk. Als de studenten weten wat er in de praktijk mee gedaan wordt, kunnen studenten zich beter voorstellen waarom ze dit moeten leren. Dit zal de motivatie verhogen. Docent- en studentactiviteiten Bij binnenkomst worden de namen van de studenten genoteerd omdat dit practicum verplicht is. De studenten nemen in 2, 3 of 4-tallen2 plaats bij een behandelbank en pakken de atlas en het boek ‘anatomie in vivo van het bewegingsapparaat’ voor zich. Met wie ze samenwerken, mogen ze zelf kiezen. Op de behandelbank ligt een skeletmodel van de hand. 2 Vanaf hier genoemd als 2-tallen Daarna volgt er een inleiding op de les; vandaag de botten en gewrichten in de regio hand. De lesdoelen worden besproken omdat het voor de studenten dan duidelijk is wat er in deze les van ze verwacht wordt en wat ze moeten kunnen aan het einde van de les. Dit wordt getoond in de PowerPoint maar ook gezegd. De docent gaat in op de voorbereidingsopdracht met behulp van een puzzel/breinbreker. Hiervoor wordt even teruggegaan naar het hoorcollege van maandag. In dat college zijn de ossa carpi aan bod gekomen. De voorbereiding voor dit practicum is het bestuderen van de botten en gewrichten (zie bijlage 1). Met de puzzel kan gekeken worden in hoeverre de studenten al de botstructuren van de hand kunnen benoemen en de ligging ervan kennen. Dit is een vorm van creatie en zintuiglijkrijk leren wat de studenten zal motiveren. Na de inleiding legt de docent uit dat de studenten de botpunten bij de ander (van het tweetal) gaan lokaliseren, inspecteren en/of palperen. Er wordt benoemd hoe de studenten deze dienen af te tekenen (zie legenda in bijlage 1). Na deze uitleg gaan de studenten in 2-tallen aan de slag. Hierbij lopen de docent en studentassistenten rond om vragen te beantwoorden en te controleren of studenten het goed gedaan hebben. Het beantwoorden van een vraag kan ook gedaan worden door juist een wedervraag te stellen zodat studenten weer verder moeten denken. De docent zal een goede indruk krijgen over de makkelijke en moeilijke punten bij de palpatie. In de nabespreking van de botpunten kan de docent deze benoemen. Na de nabespreking van de botten gaan de studenten aan de slag met de gewrichten. Op de vivolijst staat beschreven hoe de gewrichtsspleet en –assen geprojecteerd dienen te worden. Ook hier lopen de docent en studentassistenten weer rond om vragen te beantwoorden en te controleren of studenten het goed gedaan hebben. Tijdens de nabespreking zal ingegaan worden op de bewegingsmogelijkheden van de gewrichten. Hierbij wordt ook de koppeling gemaakt naar de praktijk. Ter evaluatie van de lesdoelen worden er een aantal quizvragen gesteld. Dit zal de studenten een goed beeld geven van hoe goed ze de stof kennen maar zal ook een indicatie zijn voor het tentamen. Na de vragen zal er nog ingegaan worden op de volgende week waar op vrijdag het eerste deeltoets van vivo plaats vindt. Op maandag, dinsdag en woensdag krijgen de studenten de gelegenheid om begeleid te oefenen voor deze toets. Voor- en nadelen van deze werkvormen Dit practicum bestaat deels uit centrale uitleg (doceerles) maar de studenten gaan vooral zelf aan de slag om botpunten en gewrichten te palperen (werkcollege/2-tallen). De doceerles wordt gebruikt om goed gestructureerde informatie over te dragen. De docent kan flexibel inspelen op de studenten. Een nadeel van deze werkvorm is dat als een aantal studenten het niet begrijpen ze meteen vastlopen bij het uitvoeren en direct begeleiding nodig hebben. Dit zal extra tijd kosten waardoor de docent direct moet anticiperen op de studenten door de planning aan te passen (zie anticiperen op kwetsbare onderwijsleersituaties). Het lokaliseren en palperen van botten en gewrichten in 2-tallen zorgt ervoor dat studenten de kennis gaan toepassen. Het actief oefenen en concreet ervaren zijn een echt voordeel bij deze werkvorm. De voorbereidingsopdracht is hierbij wel belangrijk omdat de studenten dan makkelijker en sneller door de lesstof heen gaan. Door de afwisseling van doceerles en werkcollege is het een practicum waar theorie en praktijk samen komen. Als er gekeken wordt naar de gestelde lesdoelen dan lijkt dit een geschikte combinatie van werkvormen. Voor het benoemen en palperen van botten en gewrichten is feitelijke kennis nodig die uitgelegd wordt tijdens de doceerles. Het toepassen (palpatie) komt in het practicum aan bod. Docent- en studentactiviteiten in de les Inleiding: - Noteren namen Docent - Lesdoelen Docent - Voorbereiding: puzzel Docent & Student Kern: - Instructie Docent - Lokalisatie, inspectie en palpatie botten Student - Nabespreking botten Docent - Projectie en bewegingsmogelijkheden gewrichten Student - Nabespreking gewrichten Docent Afsluiting: - Evaluatie doelen Docent & Student - Volgende week Docent Voor een uitgebreide planning van activiteiten in de les zie het lesschema. Onderwijsvisie Anatomie in vivo maakt deel uit van de theoretische en trainingsleerlijn die bestaat uit hoorcolleges en practica. De trainingen zijn gericht op het daadwerkelijk doen waarbij er een koppeling is tussen theorie en praktijk (methodische transfer). Het vak is een onderdeel in het leerproces van beroepsspecifieke trainingen die nodig zijn om een multidisciplinaire bewegingstechnoloog te worden. Door zowel hoorcolleges als practica aan te bieden wordt er rekening gehouden met verschillende leerstijlen. Dit komt ook duidelijk terug in de aanpak van het practicum. De opleiding bewegingstechnologie gaat uit van actief leren (zelfsturing stimuleren). Dit komt terug in de les in de vorm van de voorbereidingsopdracht. De studenten moeten zelf aan de slag gaan met de stof zodat de hoorcolleges en practica bijdragen aan het leren. Het feit dat de opleiding beroepsgericht is, wordt behandeld in de les door de praktijk te bespreken. Het is belangrijk dat de studenten gemotiveerd blijven tijdens de opleiding. Door enthousiast maar gestructureerd uitleg te geven wordt geprobeerd student gemotiveerd te houden. Ook de puzzel en quizvragen dragen hier aan bij. De gekozen werkvorm sluit hier goed bij aan. De beginsituatie van de student sluit op de werkvormen aan omdat de studenten zo gemotiveerd worden om zich te verdiepen in de stof. De lesdoelen worden duidelijk uitgelegd met daarbij het lesprogramma. De voorbereidingsopdracht zal er voor zorgen dat er wat voorkennis aanwezig is, maar uit ervaring blijkt dat dit lastig is voor de student. Het is daarom van belang dat de uitleg duidelijk en gestructureerd is. Hier heeft de docent zich op voorbereid door de les een aantal keren door te nemen en op een briefje belangrijke punten te schrijven. Er zal veel sturing zijn. Bij de centrale uitleg wordt gebruik gemaakt van PowerPoint. Dit in combinatie met het skeletmodel zal ervoor zorgen dat studenten geconcentreerd en gemotiveerd blijven omdat ze betrokken worden bij de uitleg. Evaluatie De lesdoelen, die aan het begin van dit document genoemd zijn, worden op verschillende momenten geëvalueerd. Lesdoel 2 komt terug in de les waarbij de getekende structuren gecontroleerd worden door de docent of studentassistenten. De lesdoelen worden ook aan het eind van de les geëvalueerd door middel van een quiz, waar vragen naar voren komen die ook gesteld zouden kunnen worden in de toets. Alle lesdoelen komen terug in de deeltoets (praktijktoets). Hierbij moeten ze botstructuren kunnen benoemen en kunnen palperen bij een medestudent. Ook moeten ze hierbij uitleg kunnen geven over de locatie, inspectie en palpatie. Voor de gewrichten geldt dat ze de assen moeten kunnen projecteren en de bewegingsmogelijkheden van het gewricht moeten kennen. Dit is bij de studenten bekend maar kan nogmaals benoemd worden tijdens de afsluiting. Anticiperen op kwetsbare onderwijsleersituaties In dit gedeelte worden kwetsbare lesmomenten met alternatieven besproken. Deze alternatieven zullen gemotiveerd worden. - De lesstof te moeilijk Het is bekend dat studenten de botten van de carpus als lastig ervaren. In het hoorcollege van maandag is er al uitgebreid ingegaan op de ligging van deze botten. Indien het de studenten niet lukt om, met behulp van de anatomische atlas, het vivoboek en het skeletmodel, de botstructuren te palperen bij een medestudent dan zal er geanticipeerd moeten worden op deze situatie. Wat de docent kan doen is het centraal/klassikaal doornemen van de botstructuren. Zij geeft dan uitleg waarbij de studenten aantekeningen kunnen maken en het bij zichzelf kunnen palperen. Na de centrale uitleg kunnen de studenten de botstructuren bij een medestudent gaan palperen. Dit zal extra tijd kosten maar dit zal niet direct probleem opleveren (zie punt hieronder). - Tijd tekort De duur van deze les is 90 minuten. De tijd zoals aangegeven in het lesschema is ruim aangehouden. Wanneer er onverwacht een situatie optreedt die extra tijd kost dan zal dit niet direct een tijdsprobleem opleveren. Indien dit wel het geval is dan zullen de gewrichten niet allemaal aan bod komen. Op deze manier wordt er gekozen om de afsluiting (en evaluatie) wel te doen. De week erna kunnen studenten begeleid oefenen en kunnen de gewrichten, die eventueel niet aan bod zijn gekomen, dan nog gelokaliseerd, geïnspecteerd en gepalpeerd worden. - Tijd over De kans dat er tijd over is, is aanwezig omdat de tijdsplanning aan de ruime kant is. Indien er tijd over is zal de docent moet anticiperen op deze situatie. De docent heeft zich hierop voorbereid door een extra dia in de PowerPointpresentatie te zetten. Aangezien in de week erna de eerste deeltoets is, kunnen de studenten de gewrichten herhalen die in voorgaande lessen aan bod zijn gekomen. Dit zijn vijf gewrichten waarvan ze ook de gewrichtsassen en bewegingsmogelijkheden kunnen benoemen/projecteren. Ook zouden de botpunten van de romp nogmaals herhaald kunnen worden. - Splitsing les Hiermee wordt bedoeld dat een aantal studenten de stof heel goed oppakken en een aantal andere studenten veel moeite hebben met de stof. In dit geval zal er een splitsing ontstaan in de les. De docent kan hierop anticiperen door de studentassistenten in te zetten. Van de studentassistenten wordt verwacht dat zij ook de stof beheersen. Zij kunnen in dit geval de studenten gaan helpen die problemen hebben met de stof. De docent kan op deze manier toch het overzicht bewaren en toch ook studenten begeleiden door rond te lopen en vragen te beantwoorden van studenten. De docent kan bij de studenten, die meer hulp nodig hebben, aangeven dat ze nog wat werk te doen hebben voor de deeltoets. Een ander alternatief zou kunnen zijn dat een student die de stof goed op pakt een duo gaat vormen met iemand die meer hulp nodig heeft. In dit geval helpt de ene student, de andere. Voor de student die het makkelijk af gaat, is dit ook een goede werkvorm omdat deze student veel kan leren door het uitleg geven. Lesschema Tijd Inhoud Leerdoel Werkvorm 15 min Inleiding: namen noteren, lesdoelen bespreken, voorbereiding Voorkennis activeren Klassikaal Puzzel 40 min Botten lokaliseren, inspecteren en palperen van botpunten in vivo Lesdoel 1 en 2 2-tallen Lesdoel 3 en 4 Klassikaal 2-tallen 20 min 15 min Nabespreking Projectie gewrichtsassen en benoeming bewegingsmogelijkheden Nabespreking Afsluiting: evaluatie lesdoelen Volgende week Alle lesdoelen Doceerles Quiz Klassikaal Ondersteunende middelen PowerPoint PowerPoint Skeletmodel Vivoboek Anatomische atlas Leerprincipes Herhaling, Uitkomstgericht Zintuiglijk rijk leren Creatie Emotie Creatie Zintuiglijkrijk leren PowerPoint Skeletmodel Vivoboek Anatomische atlas Creatie Zintuiglijk rijk leren PowerPoint Herhaling Uitkomstgericht Bijlage 1: vivolijst voor practicum Leerstof Anatomie in vivo FAII Deeltoets 1: botten en gewrichten Legenda vind je na practicum III Practicum III Botten Carpus: os scaphoideum (P+handeling) tuberculum ossis scaphoidei (P+handeling) os lunatum (P+handeling) os triquetrum (P+handeling) os pisiforme (C: rondje) os trapezium (P+handeling) tuberculum ossis trapezii (P+handeling) os trapezoideum (P+handeling) os capitatum (P+handeling) os hamatum (P+handeling) hamulus ossis hamati (P+handeling) Metacarpus: ossa metacarpi I-V (C: omlijning metacarpaal) processus styloideus os metacarpale III (P) Gewrichten art. radio-ulnaris distalis (C, P, stippelL) projectie gewrichtsspleet (gekromde stippelL in disto-ulnaire richting) naast het circumferentia articularis ulnae (C) en eindigend bij processus styloideus ulnae (P) projectie van de pro-/supinatie as: - lijn door caput radii (C) en processus styloideus ulnae (P) - Bewegingsmogelijkheden rond deze as moet je hierbij kunnen benoemen en demonstreren art. radiocarpalis (P, P, stippelL) projectie gewrichtsspleet van processus styloideus radii (P) naar processus styloideus ulnae (P), convex naar proximaal projectie van de frontale as door de art. radiocarpalis: - lijn door de processus styloideus ulnae (P) en processus styloideus radii (P) - Bewegingsmogelijkheden rond deze as moet je hierbij kunnen benoemen en demonstreren projectie van de sagittale as door de art. radiocarpalis: - lijn door het os capitatum (P) - Bewegingsmogelijkheden rond deze as moet je hierbij kunnen benoemen en demonstreren art. carpometacarpalis pollicis (L) artt. metacarpophalangeae (L) artt. interphalangeae Legenda markering harde palpatie botten P Punt, bijvoorbeeld m.b.v. het middelpunt van een symmetrisch figuur (rondje, kruisje) StippelP Stippelpunt (indien er geen sprake (meer) is van een harde palpatie). In de tekening is er geen verschil met de P. L Lijn, weergave van een rand. StippelL Stippellijn (indien er geen sprake (meer) is van een harde palpatie). C Figuur, weergave van de contour of vorm